Het elektrisch energieverbruik van koelinstallaties in Nederland en de aanwezige hoeveelheid koudemiddelen per sector
19 januari 2011
Relatienummer Rapportnummer
8543.01 2907790DR01
Agentschap NL referentienummer ROBP090098
Auteur(s) Ir. A.M.G. Pennartz M.V. van den Bovenkamp M.Sc.
Bewerkt: AMP/MB/svd/mg Gecontroleerd: Initialen: AMP Paraaf:
KWA Bedrijfsadviseurs B.V. Regentesselaan 2 3818 HJ Amersfoort Postbus 1526 3800 BM Amersfoort
Telefoon: Telefax: e-mail: website:
033 422 13 30 033 422 13 49
[email protected] http://www.kwa.nl
Rabobank 372977669 KvK Gooi en Eemland: 32069286
Inhoudsopgave
Inleiding
3
1.
Energieverbruik van koelinstallaties in de industrie en dienstensector
5
1.1
Indeling in sectoren en geraadpleegde bronnen
5
1.2
Resultaten elektrisch energieverbruik koelinstallaties in de industrie en dienstensector in Nederland 6
2.
3.
4.
5.
Energiegebruik van koeling in de transportsector en huishoudens
9
2.1
Koeling wegtransportsector
9
2.2
Huishoudens
9
Energieverbruik (elektrisch) van koeling per doelgroep industrie en dienstensector/overheid, samengevat
10
3.1
Voeding en genotmiddelenindustrie
10
3.2
Industrie en dienstensector/overheid
10
Warmtelevering door koelinstallaties en warmtepompen
11
4.1
Potentieel van warmtelevering door reguliere koelinstallaties
11
4.2
Warmtelevering door warmtepompen in enkele sectoren
12
Koudemiddelhoeveelheden per sector
13
5.1
Koudemiddelenhoeveelheden in de industrie en dienstensector
13
5.2
Koudemiddelenhoeveelheden in transportsector
15
5.3
Koudemiddelenhoeveelheden in de koopvaardij/visserij sector, reefer containers
15
5.4
Koudemiddelenhoeveelheden in warmtepompen
16
6.
Koudemiddelstromen
17
7.
Beknopte trend per hoofdsector
20
8.
Samenvatting in overzicht
21
9.
Bronvermelding
23
Bijlagen: 1. 2.
Sectoren zonder koeling Koudemiddelhoeveelheid per sector in een scenario dat de maximuminhoud nastreeft
KWA Bedrijfsadviseurs B.V.
2907790DR01 19 januari 2011 Blad 2 van 23
Inleiding Er was onvoldoende bekend van het energieverbruik van de koelinstallaties in een totaaloverzicht en per bedrijfssector tot het onderzoek van KWA Bedrijfsadviseurs B.V. (hierna KWA). Dit vond plaats in 2004 en betrof een onderzoek naar het elektrisch energieverbruik van koelinstallaties in Nederland (KWA rapport 240765DR02 [4]). Het onderzoek was uitgevoerd in opdracht van de Nederlandse Vereniging van ondernemingen op het gebied van Koudetechniek en Luchtbehandeling (NVKL). Aangezien de data zijn gestoeld op gegevens uit 2000, respectievelijk 2003, en er thans voor een deel betere cijfers beschikbaar zijn, vraagt dit onderzoek om actualisatie en een verdiepingsslag. Doel is na te gaan wat de relevantie is van de koeltechnische sector in Nederland als elektrische energieverbruiker. Daarnaast geeft het onderzoek inzicht in de mogelijkheden van koelinstallaties voor de opwekking en levering van warmte. Op basis hiervan kan men inzicht krijgen in het effect van energiebesparende maatregelen binnen de koelsector op het energieverbruik en dus op het CO2-reductiepotentieel. Dit laatste vormt geen onderdeel van dit onderzoek. Dit rapport moet men niet zien als een trendanalyse (met het vorige rapport uit 2004 als referentiepunt). Er zijn nieuwe inzichten verkregen die aanpassingen hebben opgeleverd in de sectorgroepering en verbruikscijfers. Op basis van het energieverbruik per sector heeft er een aanvulling plaatsgevonden en is een vertaalslag gemaakt naar de hoeveelheden koudemiddelen die in de installaties aanwezig zijn. Er is immers een relatie tussen het energieverbruik per jaar, het type en de grootte van de koelinstallatie (in kW koelvermogen) en de inhoud van de installatie (kg koudemiddel per kW koudevermogen geïnstalleerd). Per sector zijn bepaalde typen van koelinstallatie in zwang. In de industriële sectoren zijn pompcirculatie of compacte zwaartekrachtcirculatiesystemen met ammoniak en R22 of een HFK als koudemiddel gebruikelijk. In airconditioning koelsystemen worden zogenaamde DXsystemen en badverdampersystemen toegepast die werken volgens een te onderscheiden concept met een andere fabricagestandaard dan de industriële installaties. Er is een korte literatuurstudie uitgevoerd naar de lekkagepercentages van koudemiddelen per koeltechnische toepassing en naar de aard van de lekkages. Onderzoekers in eerdere studies geven aan hoe moeilijk het is om middels invulformulieren bedrijven te bewegen opgave te doen van de aard van lekkages in een toepassing. Studies geven aan dat lekkageverliezen voornamelijk ontstaan bij calamiteiten in een klein aantal installaties waarbij in korte tijd veel koudemiddel vrijkomt [14]. Op basis van deze praktijkervaring is afgezien van het houden van een enquête. Wel is de hoeveelheid koudemiddel in relatie gebracht met het Handelsstromenonderzoek [5] en emissie van koudemiddel volgens de STEK jaarrapportage [13]. De analyse richt zich op koelinstallaties waarbij met behulp van elektrisch gedreven compressoren koude wordt opgewekt. Cryogene koeling en absorptiekoeling en andere vormen van koudeopwekking zijn niet onderscheiden. Dit is acceptabel daar het grootste deel van de koudeopwekking plaatsvindt met compressiekoeling. De verbruiken van specifieke warmtepomptoepassingen zijn in het onderzoek beknopt beschouwd. De analyse richt zich met name op koelinstallatie die meer dan 3 kg koudemiddel bezitten.
KWA Bedrijfsadviseurs B.V.
2907790DR01 19 januari 2011 Blad 3 van 23
Binnen de koudetechniek placht men de volgende indeling in toepassinggebied te maken: 1. Industriële koeling 2. Commerciële koeling (supermarkten) 3. Klein commerciële koeling 4. Stationaire airconditioning 5. Transportkoeling 6. Huishoudkoeling 7. Koopvaardij/visserij koeling 8. Mobiele airconditioning (auto, bus, trein, etc) Dit onderzoek richt zich bij de industriële verbruikers en dienstensector op de installaties uit de toepassingsgebieden 1 tot en met 4. Energieverbruik ten gevolge van transportkoeling, huishoudkoeling en koopvaardij/visserij koeling worden kort toegelicht. Mobiele airconditioning blijft buiten beschouwing vanwege de koudemiddelinhoud per unit en het duidelijk nietindustriële karakter van de installatie. Dit geldt in feite ook voor de huishoudens. Toch is beknopt inzage gegeven in het grote energieverbruik voor koeling in de huishoudens.
KWA Bedrijfsadviseurs B.V.
2907790DR01 19 januari 2011 Blad 4 van 23
1.
Energieverbruik van koelinstallaties in de industrie en dienstensector
1.1
Indeling in sectoren en geraadpleegde bronnen Voor de berekening van het energieverbruik van sectoren met koeling wordt het primaire energieverbruik van de industriële bedrijven in Nederland als uitgangspunt genomen, zoals dat is vermeld in de Meerjarenafspraken energie-efficiency: resultaten 2008 [9]. Niet alle sectoren die gebruik maken van koeling zijn vertegenwoordigd in de Meerjarenafspraken energieefficiency. De cijfers van de andere sectoren zijn van andere bronnen verkregen (Statline (CBS) [10], Infomil [7], Tebodin [12], ECN [18], etc.). KWA heeft bij enkele honderden bedrijven (waaronder MJA-bedrijven) energiebesparingonderzoeken uitgevoerd, met name in de sectoren waar ook koelinstallaties zijn opgesteld. Op basis hiervan is het energieverbruik per sector omgerekend naar het percentage dat het elektrische primaire energieverbruik van de koelinstallaties voorstelt. De voedingsmiddelensector, als grote koudegebruiker, is onder te verdelen naar de verschillende subsectoren, namelijk: zuivel, bier, koel- en vrieshuizen, vleesverwerkende, margarine, vetten en oliën, cacao, aardappelverwerkende, koffiebranderijen, frisdranken, groente & fruit visverwerkende, koek-, chocolade-, zoetwaren- en ijsfabrikanten, broodbakkerijen en frisdrankenindustrie. Daarnaast zijn gebruikers van koelinstallaties te vinden in de chemische industrie, petrochemische industrie, olie en gasproducenten en de rubber- en kunststofverwerkende industrie. Koelinstallaties vinden ook hun toepassing in de dienstensector en overheid. Hierbij is voor de indeling gekozen zoals deze is vermeld in de Meerjarenafspraken energie-efficiency: Resultaten uit 2008 [9] zijn aangevuld met de enkele nieuwe sectoren. Totaalcijfers omtrent energieverbruik voor koeling in de sector airconditioning van gebouwen zijn niet voorhanden. Literatuuronderzoek is gebruikt om op basis van het kantooroppervlak en percentage van geconditioneerd klimaat, aard en gebruik van installaties, het energieverbruik in te schatten [1]. De sectoren zonder procesgerichte koeling (koelen van processen en productieruimtes) die wel zijn vermeld in de Meerjarenafspraken energie-efficiency: resultaten 2008 [9], staan aangegeven in bijlage 1. Aan deze sectoren is geen koelverbruik toegekend doch in de praktijk zal deze wel aanwezig zijn in verband met de airconditioning van kantoorruimtes van deze bedrijven. Het aandeel is onbekend, zal beperkt zijn en niet voldoende nauwkeurig te bepalen. Energieverbruiken worden in verschillende studies vaak in PJ per jaar weergegeven. Opvallend is dat in de rapportages uit de literatuur niet altijd duidelijk wordt of het elektrisch energieverbruik als primair verbruik wordt weergegeven. Nu gaat men uit van 1 kWh= 9 MJ bij een elektriciteitscentrale rendement van 40% (opwekkingskant), dan weer kiest men voor 1 kWh= 3,6 MJ (energieverbruikkant). Statline (CBS) en ECN presenteren de verbruikscijfers. In deze rapportage is echter uitgegaan van primair elektrisch energieverbruik bij opwekking (ofwel 1 kWh= 9 MJ).
KWA Bedrijfsadviseurs B.V.
2907790DR01 19 januari 2011 Blad 5 van 23
1.2
Resultaten elektrisch energieverbruik koelinstallaties in de industrie en dienstensector in Nederland In de navolgende tabel zijn de totale energieverbruiken weergegeven voor alle industrie- en dienstensectoren die expliciet gebruik maken van koeling. Enkele agrarische sectoren zijn opgenomen in de overkoepelende groep: dienstensector. Per sector is het totaal elektrisch energieverbruik en het percentage van dat elektrische energieverbruik dat gemiddeld voor koeling nodig is aangegeven. Dit geeft het energiegebruik voor koeling in PJ primair per jaar. In een aantal sectoren wordt er gebruik gemaakt van WKK’s voor de opwekking van elektriciteit. Dit betekent dat een deel van het aardgas wordt omgezet in elektriciteit. In de kolom totaal elektrisch energieverbruik is dit niet meegenomen, in deze kolom staat alleen de hoeveelheid aan primaire elektrische energie die aan de sector is geleverd door de elektriciteitleveranciers aangegeven. De elektriciteitsopwekking door WKK’s is buiten beschouwing gehouden omdat de invloed hiervan op het eindresultaat relatief laag is (enkele PJ) en de hoeveelheid elektriciteitsopwekking door WKK’s een hoge onzekerheid bevat. Sectoren waar het totaal elektrisch energieverbruik door processen en utilities in werkelijk hoger is dan dat is aangegeven in de onderstaande tabel door de aanwezigheid van WKK’s zijn de aardappelverwerkende industrie, zuivelindustrie, MVO (Margarine, Vetten, Oliën), bierbrouwerijen, basischemie en petrochemie. Energieverbruiken van sectoren zonder procesgerichte koeling zijn opgenomen in bijlage 1. CBS [10] en ECN [18] geven de verbruiken aan warmte en elektriciteit voor de industrieclusters die in tabel 1.1 en bijlage 1 zijn aangegeven. Zij geven voor de industrie (voedingsmiddelenindustrie en industrie, met en zonder koeling) cijfers die hoger zijn dan de MJA cijfers. De CBS en ECN cijfers zijn in de tabellen verwerkt en waar de verbruiken niet specifiek aan de sectoren zijn toegewezen is de regel “Overige …..” toegevoegd. Op deze wijze komen de totalen uit de tabellen voor de industrie overeen met de ECN en CBS data. De dienstensector, overheid agrarische sector staat hier los van. CBS en ECN publiceren hierover verbruikscijfers voor een sector “dienstensector en bouw” die hoger liggen dan die in tabel 1.1. Het is echter de vraag welke subsectoren exact onder het begrip “dienstensector en bouw” vallen. Hier is niet verder op ingegaan.
KWA Bedrijfsadviseurs B.V.
2907790DR01 19 januari 2011 Blad 6 van 23
Tabel 1.1: energieverbruiken voor koeling in de industrie, dienstensector en agrarische sector
Sector
Voeding en genotmiddelenindustrie Aardappelverwerkende industrie (1) Cacao-industrie (1) Groente-&fruit verwerkende industrie (1) Koffiebranderijen (1) Margarine, Vetten, Oliën (1) Vleesindustrie (1) Zuivelindustrie (1) Frisdrankenindustrie (3) Bierbrouwerijen (groot) (5) Broodbakkerijen (2) Visverwerkende industrie (4) Koel- en vrieshuizen (1) Koek-, chocolade- zoetwaren- en ijsfabrikanten (3) Overige voeding/genot (4) Totaal Industrie Chemische industrie (1) Olie- en gasproducenten (1) (11) Rubber- en kunststofverwerking (1) Overige Industrie MJA (1) Basischemie (4) (11) Petrochemie (4) (11) Overige industrie niet MJA (4) Totaal Dienstensector, overheid, agrarische sector Supermarkten (1) Wetenschappelijk+HBO-onderwijs (1) Ziekenhuizen (academisch) (1) Datacenters ICT (6) Ziekenhuizen (3) Horeca (alleen airco) ( 5) Kleine commerciële koeling (5) Kunstijsbanen en binnen-skisport (3) Kantoorgebouwen met koeling (5,7) Champignonteelt (5) Bloembollensector (5) Gekoelde teelt glastuinbouw (10) Melkkoeltanks (9) Totaal Totaal alle sectoren
KWA Bedrijfsadviseurs B.V.
Totaal primair energieverbruik (2008, tenzij anders vermeld) PJ
Totaal elektrisch energieverbruik (2008, tenzij anders vermeld) PJ
Gem .%elektriciteit verbruik van primair verbruik %
Gem. % koeling van elektra verbruik (2,3,6)
%-elektriciteit koeling van primair verbruik
Elektriciteitsverbruik t.b.v. koeling per jaar
Elektriciteitsverbruik t.b.v. koeling per jaar
%
%
MWh/j
PJprim/j
8,7 2,3 2,9 0,9 7,6 4,3 18,0 1,0 3,9 4,8 0,8 2,4
2,0 1,1 1,4 0,5 0,8 2,8 5,0 0,5 2,0 1,8 0,6 2,2
23% 48% 48% 56% 11% 65% 28% 50% 51% 38% 77% 92%
55% 12% 25% 15% 23% 45% 35% 5% 26% 48% 50% 90%
13% 6% 12% 8% 2% 29% 10% 3% 13% 18% 38% 83%
122.222 14.667 38.889 8.333 20.444 140.000 194.444 2.778 57.778 96.000 34.950 220.000
1,1 0,1 0,4 0,1 0,2 1,3 1,8 0,0 0,5 0,9 0,3 2,0
2,0 69,0 129
0,8 40 62
40% 58% 48%
45% 20% 27%
18% 12% 13%
40.000 888.889 1.879.394
0,4 8,0 17
10,2 40,8 9,6 14,2 300 140 90 605
4,0 10,8 7,4 10,3 75 24 6 138
39% 26% 77% 73% 25% 17% 7% 23%
20% 18% 12% 12% 12% 15% 8% 13%
8% 5% 9% 9% 3% 3% 1% 3%
88.889 216.000 98.667 137.333 1.000.000 400.000 53.333 1.994.222
0,8 1,9 0,9 1,2 9,0 3,6 0,5 18
10,9 6,6 5,2 13,5 26,9 37,7
7,6 3,7 2,5 13,0 12,9 18,5 7 0,4 30,8
70% 56% 48% 96% 48% 49% 80% 54%
88% 9% 16% 22% 16% 15% 12% 80% 8%
62% 5% 8% 21% 8% 7% 0% 64% 4%
96
60%
22%
13%
746.044 37.000 44.444 317.778 229.333 308.333 93.333 35.556 273.778 33.333 22.222 122.222 121.111 2.384.489 6.258.106
6,7 0,3 0,4 2,9 2,1 2,8 0,8 0,3 2,5 0,3 0,2 1,1 1,1 21 56
0,5 56,9 0,8 1,4
160
2907790DR01 19 januari 2011 Blad 7 van 23
*= o.a. drukkerijen, tabak, houtbewerking, leer, metaal-elektro, farmacie, kunstmest etc. De cijfers in de tabel tussen haakjes zijn bronverwijzingen naar de volgende bronnen, zie ook hoofdstuk 10 (1) SenterNovem MJA2-resultaten 2008 [9] (2) SenterNovem: Infomil: broodbakkerijen en brood en en banketbakkerijen 2007 [7] (3) KWA-rapportages en overwegingen op basis van proceskennis sectoren (4) Statline (CBS), 2006 [10], ECN [18]] (5) Vorige onderzoek [4] (6) Tebodin (2008) [12] (7) Agentschap.nl: Rapport energiecijfers kantoren [1] (8) Senternovem MJA resultaten 2006 [8] (9) KWA ism Mueller Lichtenvoorde (10) Agentschap.nl (11) JCN [15]
1.2.1
Toelichting, kantoren Voor de kantoren is uitgegaan van een totaal vloeroppervlak van 46 miljoen m2 [1]. Een deel daarvan heeft mechanische koeling. Het energieverbruik per jaar is voorts bepaald aan de hand van een koelvraag van 50 W/m2 bij een C.O.P. van 3 bij gemiddelde vollast draaiuren per jaar. Dit levert het overzicht volgens tabel 1.2. op. Dit resultaat is verwerkt in tabel 1.1. Tabel 1.2: elektriciteitsverbruik primair voor koeling van kantoorgebouwen Aantal m2
(Kantoor)gebouwen
% oppervlak met Koelvraag koeling kW/m2
m2 4,6E+07
% 70%
kW/m2 0,050
Gem. COP 3
Gem. Pe/m2
Opgesteld Pe
kW/m2 0,017
MW 5,47E+05
Vollastdraaiuren gem. per jaar h/j 500
Elektriciteitsverbruik t.b.v. koeling per jaar MWh/j 273.700
Elektriciteitsverbruik t.b.v. koeling per jaar PJprim/j 2,5
1.2.2
Toelichting, compressorenergie en hulpenergie voor koeling Uit de onderzoeken blijkt niet duidelijk of met het verbruik van koelinstallaties het verbruik van alleen de koelcompressoren wordt bedoeld. In de beleving worden deze machines altijd als belangrijkste verbruiker gezien. Vanuit opgesteld vermogen is dit begrijpelijk, doch deze machines draaien veel in deellast. Hoewel de bij de installatie behorende hulpenergie een lager geïnstalleerd vermogen heeft, maken deze apparaten juist veel draaiuren in vollast. Op jaarbasis kan deze hulpenergie, afhankelijk van het systeem, 25% tot 80% van de compressorenergie bedragen. In industriële installaties staat deze hulpenergie, gevormd door (met name) pompen, ventilatoren en besturingssystemen, fysiek niet bij de compressoren opgesteld, waardoor deze verbruiken niet als typisch koelsysteemverbruik worden gezien en niet als zodanig in energiebalansen worden meegenomen. Dit in beschouwing genomen, is het aannemelijk dat de energieverbruiken die direct met koeling samenhangen, in werkelijkheid hoger zijn dan in tabel 1.1 is vermeld. Het is waarschijnlijk dat de werkelijke verbruikcijfers die met koeling te maken hebben 15% tot 20% hoger liggen.
1.2.3
Toelichting grote chemie, petrochemie en aardgasproductie In de chemie vormt koeling in veel gevallen onderdeel van het productieproces. Vaak zijn procesgassen tevens de koelgassen, zoals etheen en propeen. In de sector zijn ook stoomgedreven compressoren aanwezig in koelmachines. De PJ hiervan zijn omgerekend als ware het elektromotor gedreven compressoren. Bij de winning van aardgas wordt koeling veelal gerealiseerd door het aardgas te laten expanderen. De gegevens in de tabel zijn afgeleid uit het onderzoek uit bronvermelding [15]. Daarnaast kent de chemische industrie ook veel koeling met koudwater of glycol/water mengsels als secundair medium. Dit zijn chillers (koudwater aggregaten) voor proceskoeling. De gegevens uit de sector industrie uit tabel 1.1. omtrent koeling bevatten onzekere factoren daar bedrijven met een grote verscheidenheid in een groep zijn ondergebracht. In de sectoren; Overige voeding en Overige industrie niet-MJA zitten ook bedrijven die deelnemen aan het convenant Meerjaren Energie Efficiency (MEE). Ook deze groep is divers voor wat betreft de processen en toepassingen.
KWA Bedrijfsadviseurs B.V.
2907790DR01 19 januari 2011 Blad 8 van 23
2.
Energiegebruik van koeling in de transportsector en huishoudens Hoewel dit niet een primaire doelgroep is geweest in dit onderzoek, is ter vergelijking een ordegrootte gegeven voor de elektrische verbruiken voor koeling in de transportsector en de huishoudens.
2.1
Koeling wegtransportsector In de wegtransportsector wordt er gebruik gemaakt van koeling vanwege producten die gekoeld vervoerd dienen te worden. In Nederland zijn er circa 18.000 koelunits op vrachtwagens. Deze koelunits zijn gemiddeld 50 weken per jaar, 3 etmalen per week in gebruik. Ze werken dan gemiddeld 50% van de tijd in vollast en hebben een gemiddelde vermogensvraag van 10 kW [6]. De totale elektriciteitvraag van koeltransport is: 18.000 units * 50 wk/j * 3 etmalen/week * 24 uur/dag * 0.5 vollast * 10kW vermogensvraag compressor = 324.000 MWh/j. De elektriciteit wordt geproduceerd door de verbranding van diesel met een rendement van rond de 30%. Dus er is circa 3.8 PJ primaire energie aan dieselbrandstof nodig om aan de koelvraag voor wegtransport te voldoen. De hoeveelheid koelmiddelgebruik voor koeling in de wegtransportsector wordt besproken in hoofdstuk 5.
2.2
Huishoudens In de navolgende tabel zijn de energiegebruiken van de huishoudens weergegeven. De koeling van huishoudens bestaat voor het grootste gedeelte uit koelkasten en vriezers en voor een kleiner gedeelte uit airconditioningunits. Tabel 2.1: energiegebruiken voor koeling van huishoudens. Gem .%Totaal primair Totaal elektrisch Gem. % koeling %-elektriciteit Elektriciteitselektriciteit energieverbruik energieverbruik koeling van verbruik t.b.v. van elektra verbruik van 2009 2009 verbruik (2,3,6) primair verbruik koeling per jaar primair verbruik Huishoudens
PJ 598
PJ 226
% 38%
% 15%
% 6%
MWh/j 3.760.995
Elektriciteitsverbruik t.b.v. koeling per jaar PJprim/j 34
Indien het verbruik van koeling in de huishoudens (18% van het huishoudenelektriciteitsverbruik) wordt vergeleken met dat van de industrie en dienstensector/overheid, dan is het verbruik van de huishoudens in verhouding bijzonder groot. Met deze gegevens in het achterhoofd is, vanuit het energieverbruik gezien, een trend naar steeds meer airconditioning in het woonhuis waarneembaar. Indien dit voortgaat, waarbij airconditioningapparatuur in huis even normaal wordt als de aanwezigheid van koel- en vrieskasten, dan zal het energieverbruik van de huishoudens met eenzelfde absoluut getal of meer toenemen. Wordt rekening gehouden met energiezuinige koel/vrieskasten, alle met label A-plus met een verbruik van ca. 330 kWh/jaar voor gemiddeld 7 miljoen huishoudens in Nederland dan bedraagt het getal in de laatste kolom van bovenstaande tabel 21 PJ primair per jaar. De genoemde 34 PJ komt overeen met een gemiddeld jaarverbruik van ca. 510 kWh/jaar per huishouden. Een stimulering van verdere integratie van warmtepompen met de functie koelen en verwarmen in huis kan de grote toename in energieverbruik door airconditioningunits keren. Dit effect zal groter zijn dan het streven naar de toepassing van energiezuinige airconditioningunits. Daar de koelkasten hermetische vooraf afgevulde units zijn is de koudemiddelvulling niet meegenomen in dit onderzoek.
KWA Bedrijfsadviseurs B.V.
2907790DR01 19 januari 2011 Blad 9 van 23
3.
Energieverbruik (elektrisch) van koeling per doelgroep industrie en dienstensector/overheid, samengevat Uit tabel 1.1 kan het elektrisch energieverbruik van koeling als percentage per doelgroep worden beschouwd.
3.1
Voeding en genotmiddelenindustrie Een doelgroep waarmee koeling vaak wordt geassocieerd is de voeding en genotmiddelenindustrie bij de productenverwerking. Het totale energieverbruik (gas en elektriciteit, primair) van deze sector bedraagt circa 129 PJ. Bij een elektriciteitsaandeel voor koeling van 17 PJ is dit 13% van dit totaal. Evenzo is het aandeel koeling in elektriciteitsverbruik 27% (17 PJ van 62 PJ). Het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) [10] en ECN [18] geven voor de voedings- en genotmiddelensector (V&G) een veel hoger totaalverbruik (67 PJ aan warmte en 62 PJ aan elektriciteit primair) dan gedekt wordt door de MJA-cijfers over sectoren met koeling (38 PJ aan warmte en 22 PJ aan elektriciteit primair). Deze laatste cijfers spitsen zich wel enkel toe op de voedingsmiddelenindustrie. Het verschil CBS en MJA is verwerkt in tabel 1.1 onder de kop “Overige voeding/genot”. Deze sector is niet nader te preciseren. Koeling wordt zeker toegepast, het percentage elektriciteitsverbruik voor koeling is realistisch laag op 20% geschat.
3.2
Industrie en dienstensector/overheid De industrie (de voedings- en genotmiddelenindustrie en de industrie uit tabel 1.1) heeft een elektrisch energieverbruik van 200 PJ [10] [18]. Koeling neemt met 35 PJ een aandeel van 18 % voor haar rekening. In tabel 3.1 zijn beide sectoren gesplitst weergegeven. De dienstensector, agrarische sector en overheid hebben een elektrisch energieverbruik van circa 96 PJ. Koeling neemt met 21 PJ een aandeel van 22% voor haar rekening. De industrie en dienstensector en overheid als totaal hebben een elektrisch energieverbruik van 296 PJ. Koeling neemt met 56 PJ een aandeel van 19 % voor haar rekening. Dit kan oplopen tot 21% indien de post hulpenergie hierbij wordt betrokken (zie paragraaf 1.2.2). Wordt de industriegroep meegerekend die geen proceskoeling heeft (bijlage 2) dan is het aandeel elektriciteit voor koeling 13% van het totale verbruik van alle sectoren. Zie tabel 3.1. De laatste kolom in tabel geeft het koudegebruik of de koudeopwekking in PJ thermisch. Tabel 3.1 samenvattend overzicht aandeel elektriciteit voor koeling per sectorgroep en als totaal Sectoren en energiegebruik
V&G industrie Industrie Diensten, overheid en agrarisch Industrie zonder koeling Totaal
KWA Bedrijfsadviseurs B.V.
Elektriciteit primair PJ/j 62 138 96 120 416
Elektriciteit voor Aandeel koeling koeling in elektriciteit PJ/j % 17 27 18 13 21 22 0 56 13
Koude opwekking th. PJ/j 20 26 30 76
2907790DR01 19 januari 2011 Blad 10 van 23
4.
Warmtelevering door koelinstallaties en warmtepompen
4.1
Potentieel van warmtelevering door reguliere koelinstallaties Koelinstallaties zijn in feite warmtepompen. Zij brengen warmte van een lagere temperatuur naar een hogere temperatuur. De warmte op deze hogere temperatuur wordt bij het grootste deel van de koelinstallaties niet benut en wordt aan de omgeving (buitenlucht) afgestaan. Door deze warmte wel te gebruiken kan worden bespaard op het verbruik van fossiele brandstoffen en dus op CO2 emissies. In tabel 4.1 is aangegeven dat in totaal warmte van circa 60 PJ en 39 PJ (totaal industrie, respectievelijk diensten en agrarische sector) op circa 40°C geleverd kan worden door de koelinstallaties. Met Hoge Temperatuur warmtepompen (HTwp) kan men tot 110°C komen. Hiermee kan het warmteverbruik van 534 PJ (totaal industriesectoren, warmte is kolom 1 minus kolom 2), respectievelijk 64 PJ (dienstensector e.a.) theoretisch worden gereduceerd met een deel van de 60 PJ respectievelijk 39 PJ aan warmte. Tabel 4.1: condensorwarmte beschikbaar afkomstig van koelinstallaties Sector
Totaal primair energieverbruik (2008, tenzij anders vermeld) PJ
Totaal elektrisch energieverbruik (2008, tenzij anders vermeld) PJ
Elektriciteitsverbruik t.b.v. koeling per jaar MWh/j
Voeding en genotmiddelenindustrie Aardappelverwerkende industrie (1) 8,7 2,0 122.222 Cacao-industrie (1) 2,3 1,1 14.667 Groente-&fruit verwerkende industrie (1) 2,9 1,4 38.889 Koffiebranderijen (1) 0,9 0,5 8.333 Margarine, Vetten, Oliën (1) 7,6 0,8 20.444 Vleesindustrie (1) 4,3 2,8 140.000 Zuivelindustrie (1) 18,0 5,0 194.444 Frisdrankenindustrie (3) 1,0 0,5 2.778 Bierbrouwerijen (groot) (5) 3,9 2,0 57.778 Broodbakkerijen (2) 4,8 1,8 96.000 Visverwerkende industrie (4) 0,8 0,6 34.950 Koel- en vrieshuizen (1) 2,4 2,2 220.000 Koek-, chocolade- zoetwaren- en ijsfabrikanten (3) 2,0 0,8 40.000 Overige voeding/genot (4) 69,0 40 888.889 Totaal 129 62 1.879.394 Industrie Chemische industrie (1) 10,2 4,0 88.889 Olie- en gasproducenten (1) (11) 40,8 10,8 216.000 Rubber- en kunststofverwerking (1) 9,6 7,4 98.667 Overige Industrie MJA (1) 14,2 10,3 137.333 Basischemie (4) (11) 300 75 1.000.000 Petrochemie (4) (11) 140 24 400.000 Overige industrie niet MJA (4) 90 6 53.333 Totaal 605 138 1.994.222 Dienstensector, overheid, agrarische sector Supermarkten (1) 10,9 7,6 746.044 Wetenschappelijk+HBO-onderwijs (1) 6,6 3,7 37.000 Ziekenhuizen (academisch) (1) 5,2 2,5 44.444 13,5 13,0 317.778 Datacenters ICT (6) Ziekenhuizen (3) 26,9 12,9 229.333 Horeca (alleen airco) ( 5) 37,7 18,5 308.333 7 93.333 Kleine commerciële koeling (5) 0,5 0,4 35.556 Kunstijsbanen en binnen-skisport (3) 56,9 30,8 273.778 Kantoorgebouwen met koeling (5,7) 0,8 33.333 Champignonteelt (5) 1,4 22.222 Bloembollensector (5) 122.222 Gekoelde teelt glastuinbouw (10) 121.111 Melkkoeltanks (9) Totaal 160 96 2.384.489 Totaal alle sectoren 6.258.106 *= o.a. drukkerijen, tabak, houtbewerking, leer, metaal-elektro, farmacie, kunstmest etc. ** Berekend op basis van carnot rendement (zie gemiddelde verdamper T )
Elektriciteitsverbruik t.b.v. koeling per jaar PJprim/j
Gem. Berekende Vrijkomende COP condensorwarmte koelinstallaties (T=30-45 °C) per branche* PJth/j
1,1 0,1 0,4 0,1 0,2 1,3 1,8 0,0 0,5 0,9 0,3 2,0
2,5 3,5 3,0 3,0 3,0 2,5 3,5 3,5 3,0 3,0 3,0 2,5
1,5 0,2 0,6 0,1 0,3 1,8 3,2 0,0 0,8 1,4 0,5 2,8
0,4 8,0 17
3,0 3,0
0,6 12,8 27
0,8 1,9 0,9 1,2 9,0 3,6 0,5 18
4,0 4,0 4,0 3,0 3,5 3,5 4,0
1,6 3,9 1,8 2,0 16,2 6,5 1,0 33
6,7 0,3 0,4 2,9 2,1 2,8 0,8 0,3 2,5 0,3 0,2 1,1 1,1 21 56
3,0 4,0 4,0 4,0 4,0 4,0 3,0 2,5 4,0 3,0 3,0 3,5 2,5
10,7 0,7 0,8 5,7 4,1 5,6 1,3 0,4 4,9 0,5 0,3 2,0 1,5 39 98
Warmteafgifte bij reguliere koelinstallaties kan plaatsvinden op 30°C tot 50°C. Het energieverbruik van de compressor neemt wel toe bij 50°C ten opzichte van 30°C, maar het blijft energetisch en CO2 technisch, veel voordeliger om te verwarmen met een warmtepomp.
KWA Bedrijfsadviseurs B.V.
2907790DR01 19 januari 2011 Blad 11 van 23
Voor warmtebenutting op 30°C tot 50°C moet een bestaand warmtevragend systeem in de regel wel aangepast worden. Bij nieuwbouw is dit interessanter. Warmtelevering tot 80°C is mogelijk door een tweede compressor als warmtepomp op het warmteniveau van 30°C van de koelinstallatie te plaatsen. Dit kost wel meer energie maar blijft toch een zinvolle optie, omdat de CO2 emissie ten opzichte van een ketelgestookte verwarmingssysteem ongeveer halveert. In de volgende tabel 4.2 zijn de resultaten uit tabel 4.1 samengevat, waarbij de warmtebehoefte van de twee sectoren in PJ per jaar zijn vermeld. Tabel 4.2: potentieel warmtelevering door koelinstallaties Sectoren met koeling en energiegebruik V&G industrie Industrie Diensten, overheid en agrarisch
4.2
Warmte primair PJ/j 67 467 64
Elektriciteit primair PJ/j 62 138 96
Elektriciteit voor Condensor koeling warmte 40° C PJ/j PJ/j 17 27 18 33 21 39
Warmtelevering door warmtepompen in enkele sectoren Warmtepompen worden in de praktijk gebruikt voor de levering van koude en warmte. De glastuinbouw en de utiliteit zijn sectoren waar het gebruik van warmtepompen voor de levering van warmte zich goed positioneert. Hieronder staat aangegeven hoeveel energie momenteel in deze twee sectoren wordt gebruikt en geproduceerd door warmtepompen. Glastuinbouw: Circa 200 hectare semigesloten kassen die met 100 W/m2 worden verwarmd met een COP van 3. De warmtepompen draaien gemiddeld circa 2.500 uur per jaar. Dit is: 175.000 MWh/j verbruik aan elektriciteit. Utiliteit: Circa 1000 projecten met gemiddeld 5.000 m2 bruto vloeroppervlak die met 50 W/m2 worden verwarmd met een COP van 3. De warmtepompen draaien gemiddeld circa 2.500 uur per jaar. Dit is 200.000 MWh/j elektrisch verbruik. In warmtepompen zitten koudemiddelen. In het volgende hoofdstuk is de hoeveelheid koudemiddelen die aanwezig is in warmtepompen indicatief aangeven.
KWA Bedrijfsadviseurs B.V.
2907790DR01 19 januari 2011 Blad 12 van 23
5.
Koudemiddelhoeveelheden per sector
5.1
Koudemiddelenhoeveelheden in de industrie en dienstensector Op basis van het energieverbruik per sector is een vertaalslag gemaakt naar de hoeveelheden koudemiddelen die in de installaties aanwezig zijn (tabel 5.1). Er bestaat immers een relatie tussen het energieverbruik per jaar, het type en de grootte van de koelinstallatie (in kW koelvermogen) en de inhoud van de installatie (kg koudemiddel per kW koudevermogen geïnstalleerd). Op basis van de kWh elektrisch energieverbruik van compressoren is middels de COP (Coëfficiënt Of Performance), het aantal draaiuren per jaar en een gemiddelde belastingfactor van 50% het geïnstalleerde koudevermogen berekend. Met dit koudevermogen is, met behulp van een factor “kg koudemiddel per kW koudevermogen geïnstalleerd”, de hoeveelheid aanwezige koudemiddel berekend per sector. Per sector is vervolgens een inschatting gemaakt van de hoeveelheden naar het type koudemiddel: HCFK (R22), HFK en NH3 als natuurlijke koudemiddel. In de volgende tabel is per type installatie een koudemiddelinhoud per kW koelvermogen opgenomen. KWA is als adviseur betrokken geweest bij tal van koelinstallaties bij verbetering van bestaande installaties en nieuwbouwinstallaties. Op basis hiervan is de volgende tabel samengesteld. Tabel 5.1: inhoud koudemiddel per kW koelvermogen geïnstalleerd voor verschillende toepassingen Applicatie sectoren Koel- en vrieshuizen
Koel-, vries bewaren Inkoelen, invriezen
Voedingsmiddelenindustrie Proceskoeling Supermarkten, horeca Comfortinstallaties Kantoren, zorgcentra Kleinere airco's
Kg inhoud koudemiddel per kW koudevermogen Qo 0,7 - 2 tot 3 tot 2 0,1 - 1,5 0,3 - 1 0,2 - 0,8 0,4
In grote lijnen wordt de factor “kg koudemiddel per kW koudevermogen geïnstalleerd” bepaald door de volgende systeemontwerpen: a) koelsysteem met directe expansie (factor: 0,3 kg/kW) b) systeem met badverdamper of “flooded” verdamper en koudedrager (factor: 0,6 kg/kW) c) pompcirculatiesysteem en afscheidervat met koudemiddel via een uitgebreid leidingnet door alle verdampers circulerend (factor: 1 tot 2 kg/kW) d) zwaartekrachtcirculatie met afscheidervat met koudedrager (factor: 0,2 kg/kW) e) Watergekoelde condensor, verdampingscondensor en luchtgekoelde condensor in oplopende volgorde van kg koudemiddel per kW Qo (verhogen de factoren van a t/m d met 50% tot 70%) De KWA teams Milieu en Energie hebben jaarlijks contacten met circa 400 bedrijven, waarbij men op de hoogte is van de aanwezigheid van klassieke installaties met hoge kg/kW en modernere met lage kg/kW factoren. In de tabel zijn beide extremen niet opgezocht maar is getracht een gemiddelde factor voor een sector aan te geven (oude en nieuwe installaties). De levensduur van industriële koelinstallaties bedraagt circa 30 jaar. Voor niet industriële installaties is dit korter (15 tot 25 jaar). Dat betekent dat in de periode 1998 tot 2010 zo’n 30% tot 40% van de koelinstallaties van voor 1998 zou moeten zijn vervangen. Nieuwe installaties hebben een lager kg/kW kengetal.
KWA Bedrijfsadviseurs B.V.
2907790DR01 19 januari 2011 Blad 13 van 23
Tabel 5.2: hoeveelheid koudemiddel per sector
Sector
Voeding en genotmiddelenindustrie Aardappelverwerkende industrie (1) Cacao-industrie (1) Groente-&fruit verwerkende industrie (1) Koffiebranderijen (1) Margarine, Vetten, Oliën (1) Vleesindustrie (1) Zuivelindustrie (1) Frisdrankenindustrie (3) Bierbrouwerijen (groot) (5) Broodbakkerijen (2) Visverwerkende industrie (4) Koel- en vrieshuizen (1) Koek-, chocolade- zoetwaren- en ijsfabrikanten (3) Overige voeding/genot (4) Totaal Industrie Chemische industrie (1) Olie- en gasproducenten (1) (11) Rubber- en kunststofverwerking (1) Overige Industrie MJA (1) Basischemie (4) (11) Petrochemie (4) (11) Overige industrie niet MJA (4) Totaal Dienstensector, overheid, agrarische sector Supermarkten (1) Wetenschappelijk+HBO-onderwijs (1) Ziekenhuizen (academisch) (1) Datacenters ICT (6) Ziekenhuizen (3) Horeca (alleen airco) ( 5) Kleine commerciële koeling (5) Kunstijsbanen en binnen-skisport (3) Kantoorgebouwen met koeling (5,7) Champignonteelt (5) Bloembollensector (5) Gekoelde teelt glastuinbouw (10) Melkkoeltanks (9) Totaal Totaal alle sectoren
Elektriciteitsverbruik t.b.v. koeling per jaar
Gemiddelde Geïnstalleerd Type koudemiddel in % koelvermogen bedrijfstijd koelvermogen kW koelinstallaties
kg koudemiddelvulling per kW geïnstalleerd Hoeveelheid aanwezige koudemiddelvulling
PJprim/j
u/j
kW
% NH3
% HCFK (R22)
% HFK
kg NH3
kg HCFK (R22)
kg HFK
ton NH3
ton HCFK (R22)
ton HFK
1,1 0,1 0,4 0,1 0,2 1,3 1,8 0,0 0,5 0,9 0,3 2,0
5.500 4.500 4.000 4.000 5.000 4.500 5.000 2.500 7.000 3.500 4.000 4.000
111.111 22.815 58.333 12.500 24.533 155.556 272.222 7.778 49.524 164.571 52.425 275.000
45 50 40 40 60 50 60 10 90 30 30 35
40 40 40 40 30 30 20 45 5 40 30 50
15 10 20 20 10 20 20 45 5 30 40 15
1,4 1,2 1,0 1,0 1,5 1,0 1,0 0,8 2,0 1,0 1,2 1,2
1,4 0,8 1,0 1,0 1,5 1,2 0,8 0,6 1,0 1,5 0,8 1,5
0,8 0,6 0,6 0,6 0,6 0,8 0,8 0,6 0,6 0,6 0,6 0,8
70 14 23 5 22 78 163 1 89 49 19 116
62 7 23 5 11 56 44 2 2 99 13 206
13 1 7 2 1 25 44 2 1 30 13 33
0,4 8,0 17
4.500 3.500
53.333 1.523.810
40 20
30 40
30 40
0,8 0,8
0,8 0,8
0,6 0,6
17 244 910
13 488 1.031
10 366 547
0,8 1,9 0,9 1,2 9,0 3,6 0,5 18
4.500 6.500 3.000 3.500 7.000 7.000 4.500
158.025 265.846 263.111 235.429 1.000.000 400.000 94.815
30 20 10 30 30 30 30
40 60 45 30 35 30 30
30 20 45 40 35 40 40
0,6 0,8 0,4 0,8 1,0 0,8 0,6
0,6 0,6 0,6 0,8 1,0 0,8 0,6
0,6 0,6 0,6 0,6 0,4 0,4 0,6
28 43 11 57 300 96 17 551
38 96 71 57 350 96 17 724
28 32 71 57 140 64 23 415
6,7 0,3 0,4 2,9 2,1 2,8 0,8 0,3 2,5 0,3 0,2 1,1 1,1 21 56
3.500 2.000 3.000 8.000 3.000 2.500 2.500 3.500 1.500 3.000 3.000 1.500 2.500
1.278.933 148.000 118.519 317.778 611.556 986.667 224.000 50.794 1.460.148 66.667 44.444 570.370 242.222
5 30 30 15 30 40 30 20 23 55 30 20 25
95 70 70 85 70 60 70 10 75 30 35 80 75
0,8 0,6 0,6 0,6 0,6 0,6 0,6 0,8 0,6 0,6 0,6 0,6 0,6
0,8 0,4 0,4 0,6 0,4 0,6 0,6 0,6 0,4 0,6 0,6 0,6 0,6
51 27 21 29 110 237 40 8 202 22 8 68 36 859 2.615
972 41 33 162 171 355 94 3 438 12 9 274 109 2.674 3.636
70 2 15 35
1,2 0,3 0,6 0,6
67 1.527
*= o.a. drukkerijen, tabak, houtbewerking, leer, metaal-elektro, farmacie, kunstmest etc.
KWA Bedrijfsadviseurs B.V.
43 9 6 9
2907790DR01 19 januari 2011 Blad 14 van 23
Een Europese studie die EC no. 842/2006 [19] beschouwt past een vergelijkbare methode toe die eveneens de verhouding kg koudemiddel per kW koudevermogen gebruikt. Echter men hanteert waarden die ver boven die van tabel 5.1 liggen (grootte tussen de 1,5 en 7 kg/kW). Vanaf 1998 zijn veel installaties vervangen waarbij men in Nederland bij de nieuwe installatie streeft naar een lagere koudemiddelinhoud. Dit is zeker meer dan een decennium aan de gang. Hierdoor is de kg/kW verhouding gedaald ten opzichte van 20 jaar geleden. Rapport [19] hanteert voor Nederlandse begrippen erg hoge waarden. De aanwezige koudemiddelen is grof verdeeld in de percentages van de koudemiddelen ammoniak, R22 en de groep HFK types. In de groep NH3 zitten ook de installaties die de andere natuurlijke koudemiddelen zoals CO2 als koudemiddel of koudedrager en enkele koolwaterstoffen bevatten. Deze laatste is in hoeveelheid zeer beperkt. De methode om vanuit energieverbruiken om te rekenen naar koudemiddelinhouden kent onnauwkeurigheden. De relatie blijkt in de praktijk goed te werken voor een individuele installatie. Door de gemiddelde bedrijfstijd te verlagen of de COP te verhogen in de berekening wordt het koudevermogen hoger en daarmee de inhouden. De genoemde bedrijfstijd is reëel bij een belastingfactor van 50% (de installatie draait gedurende de bedrijfstijd op half koelvermogen). Ook de kg koudemiddel/kW factor kan hoger opgegeven worden maar er is een realistische bovengrens (zie tabel 5.1) De tabel heeft circa 1.500 ton aan ammoniak en circa 6.300 ton aan HCFK+HFK koudemiddelen. De grenzen opzoekend met deze methode naar een maximaal mogelijke koudemiddelhoeveelheid, bereikt men koudemiddelhoeveelheden die een factor 50% hoger liggen. Dit overzicht is gegeven in bijlage 2 waar dit maximum is aangegeven. De hoeveelheid ammoniak is in het maximum scenario circa 2.600 ton en de hoeveelheid HCFK+HFK bedraagt circa 9.300 ton. 5.2
Koudemiddelenhoeveelheden in transportsector In hoofdstuk 2.1 is uiteengezet dat er in de wegtransportsector gebruik wordt gemaakt van koeling vanwege producten die gekoeld vervoerd dienen te worden. In Nederland bestaan er circa 18.000 koelunits op vrachtwagens. Gemiddeld is er 5 kg koelmiddel per koeleenheid aanwezig. Dit maakt dat de totale hoeveelheid koelmiddel dat aanwezig is in de wegtransportsector: 18.000 * 5 = 90.000 kilo [6]. Dit zijn voornamelijk HFK’s.
5.3
Koudemiddelenhoeveelheden in de koopvaardij/visserij sector, reefer containers Bron [16] geeft inzicht in de koudemiddelhoeveelheid aan boord van schepen met koelinstallaties. Bron [17] geeft het aantal schepen aan zoals geregistreerd in het Vlootboek. De koudemiddelen zijn op basis hiervan naar rato toegepast. Op dit moment is circa de helft van de trawlervloot omgebouwd naar indirecte systemen. Het getal in de tabel is een schatting van de koudemiddelhoeveelheid van de huidige trawlers. De hoeveelheid HFK’s wordt geschat op 150 ton in het totaal van 355 ton in tabel 5.3.
KWA Bedrijfsadviseurs B.V.
2907790DR01 19 januari 2011 Blad 15 van 23
Tabel 5.3: ontwikkeling koudemiddelinhoud scheepskoelinstallaties Categorie
2002 Aantal schepen
Passagiersschepen Reeferschepen Andere koopvaardij Trawlerschepen Kotterschepen Totaal schepen Reefer containers
17 55 937 17 422
Koudemiddel inhoud (ton) 73 124 128 342 20 687
2008 Aantal schepen 16 10 562 14 335
Koudemiddel inhoud (ton) * 69 23 77 170 16 355 135
* Schatting naar rato aanwezige schepen en ca. 50% reductie bij de ombouw bij de Trawlers naar indirecte systemen
Een schatting is gemaakt voor de aanwezig reefer containers in Nederland. Er is van uitgegaan dat circa 30.000 koel- en vriescontainers in de havens aanwezig zijn voor onderhoud en wachtend op nieuwe bestemming. Met een vulling van circa 4,5 kg per container aan koudemiddel is er circa 135 ton aan koudemiddel aanwezig. Dit zijn voornamelijk HFK koudemiddelen. 5.4
Koudemiddelenhoeveelheden in warmtepompen Op basis van gegevens inzake de warmtepompen in de glastuinbouw en de utiliteit zoals aangegeven in paragraaf 4.2 kan een inschatting van de hoeveelheid koudemiddelen in deze systemen worden berekend. Met 0,4 kg vulling per kW koelvermogen, is de aanwezige koudemiddelvulling in totaal 120.000 kg. Dit zijn voornamelijk HFK’s.
KWA Bedrijfsadviseurs B.V.
2907790DR01 19 januari 2011 Blad 16 van 23
Koudemiddelstromen In dit hoofdstuk worden de koudemiddelenstromen in Nederland besproken. De gehanteerde eenheden betreffen tonnen koudemiddel en geen tonnen CO2-equivalanten. De volgende grafiek is ontleend aan het PWC Handelsstromenonderzoek 2009 Onderzoek naar de handel in fluorverbindingen in Nederland [5]. Totale verkopen HFK's en HCFK's in de koelsector in Nederland 3500 3000 2500 Ton
6.
2000
Totaal HCFK's
1500
Totaal HFK's
1000 500 0 1995 1996 1997 1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 Jaar
Figuur 6.1: totale verkopen HFK’s en HCFK’s in de koelsector. [5] Vanaf 1997 wordt het duidelijk, als gevolg van de EU-Verordening, dat er vanaf 2000 geen nieuwbouw meer gepleegd mag worden met R22 in de grotere installaties. Dat is te herkennen in de dalende lijn van HCFK’s (voornamelijk R22). Vanaf 2000 worden de HCFK’s voornamelijk gebruikt voor bijvullingen, terwijl er in de periode tot 2008 oude R22-installaties worden ontmanteld en vervangen door nieuwe installaties met andere koudemiddelen (ammoniak of HFK). Uit de grafiek blijkt dat dit laatste beperkt is. De relatief vlakke HCFK lijn duidt op bijvullingen in bestaande R22-installaties. Deze daalt licht, waaruit kan worden geconcludeerd dat enkele R22 installaties zijn omgebouwd. De stijging in 2009 heeft te maken met voorraadvorming bij eindgebruikers in verband met de beperking van R22 toepassing vanaf 2010. Een deel van de HCFK-installaties, met name in de industrie, is bij vervanging omgeschakeld van R22 naar NH3. Het één op één vervangen van R22 door een HFK in een bestaande installatie is in deze periode beperkt gebleven. Dit biedt immers in de praktijk geen voordeel. De stijging van de HFK-lijn vanaf 2000 is geleidelijk. We gaan ervan uit dat steeds meer koelinstallaties worden neergezet. In de stijgende HFK-lijn zitten zowel de nieuwe installaties (groei van de markt) als de plaatsvervangende installaties van de ontmantelde R22-installaties, als de bijvullingen van de HFK-installaties. De licht stijgende HFK lijn in de grafiek geeft aan dat 1.000 tot 1.300 ton HFK’s per jaar worden ingezet voor nieuwe installaties en bijvullingen. Deze hoeveelheid lijkt erg hoog gezien de gebruikelijke trend van een stijging in de koeltechnische markt van een kleine 2% per jaar. Blijkbaar is er tevens sprake van emissieverlies, ook in nieuwe installaties, en geringe ombouw van HCFK naar HFK installaties. Een andere informatiebron omtrent emissies van koudemiddelen biedt de analyse van STEK, verwoord in haar jaarverslag 2008 [13].
KWA Bedrijfsadviseurs B.V.
2907790DR01 19 januari 2011 Blad 17 van 23
In 2008 zijn de verbruiksgegevens van koudemiddelen uit 2006 verwerkt. Deze gegevens zijn opgegeven door de STEK-erkende ondernemingen. In onderstaande grafiek is de emissie ontwikkeling van 1998 tot en met 2006 weergegeven.
Figuur 6.2: emissie van synthetische koudemiddelen [13] Voor de emissie van HCFK's, is hier een dalende lijn van 500 naar 300 ton te constateren. De ordergrootte van de HCFK-emissies is conform de verkopen uit het Handelsstromenonderzoek een daling van 800 naar 600 ton. Dit betekent dat de HCFK’s zijn aangeschaft voor bijvullingen van bestaande installaties. Deze installaties nemen in aantal af door de vervangingsmarkt. De emissie van HFK’s toont een stijgende lijn. Dit hangt samen met de totale groei van de behoefte aan airconditioning en koeling, het aantal installaties dat geplaatst en vervangen of onderhouden moet worden en van de ombouw van HCFK installaties naar HFK installaties. Tabel 6.1: nieuwbouwvullingen in kg [13] jaartal 1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005
Nieuwbouw koelinstallaties nieuwbouw HCFK nieuwbouw HFK 235.557 89.704 254.940 233.269 180.982 434.875 88.182 474.885 65.653 537.849 45.240 496.242 31.405 481.401 13.852 368.942
De grafieken en tabel kunnen met elkaar in verband worden gebracht met focus op de HFK koudemiddelen. Aangezien HFK’s in deze periode in nieuwe installaties zijn toegepast of HCFK’s vervangen in bestaande installaties is er nauwelijks sprake van een HFK koudemiddelstroom ten gevolge van afdanking en vernietiging van HFK’s. Op deze wijze kan men in de volgende relatie stellen dat voor de verkoop of het verbruik van bijvoorbeeld HFK’s geldt: Verkopen HFK = jaarlijkse emissies + installatievullingen bij nieuwbouw en vervanging oud koudemiddel. Ofwel de hoeveelheid HFK in de markt is de som van de verkopen HFK per jaar minus de emissies van dat jaar. Over de periode van 1998 tot en met 2005, cumulatief gezien, zou dat neerkomen op 3.100 ton HFK aanwezig in 2005 volgens figuur 6.2 (STEK data). Extrapoleren we deze gegevens naar de situatie in 2008 met een toename van 400 ton HFK’s per jaar, dan is het totaal 4.300 ton HFK in 2008 aanwezig in installaties.
KWA Bedrijfsadviseurs B.V.
2907790DR01 19 januari 2011 Blad 18 van 23
Beschouwen we figuur 6.1 aan verkoopcijfers over de periode 1998 tot en met 2008 cumulatief en trekken daar de emissieverliezen uit figuur 6.2 als totaal over de periode daarvan af, dan is de hoeveelheid HFK’s volgens de PWC gegevens 7.500 ton. In hoofdstuk 5 is aangegeven dat de hoeveelheid koudemiddelen op basis van analyse uit het energieverbruik en het opgestelde koudevermogen een kleine 2.615 ton HCFK (R22) en 3.636 ton HFK bedragen. Bedacht moet worden dat in de STEK en PWC ook de koudemiddelverbruiken van warmtepompen, de schepen, wegtransportsector (totaal aan HFK’s circa 500 ton, paragrafen 5.1, 5.2, 5.3) en auto-airco zitten (geschat op 3 miljoen auto’s met airco, met 900 gram per airco unit, geeft 2.700 ton aanwezig, met lekpercentage van ca. 8%), die in tabel 5.2 niet zijn meegenomen. Voor de HFK’s geeft de volgende tabel een overzicht van aanwezige koudemiddelen voor de verschillende bronnen. Voor scenario tabel 5.2 is de 3.636 ton HFK na afronding, opgehoogd met de eerder genoemde 500 ton HFK voor de warmtepompen, schepen, reefer containers en wegtransport. Tabel 6.2 aanwezige HFK’s (2008) in omschreven doelgroepen HFK's in Nederland in tonnen gewicht volgens: KWA onderzoek, scenario tabel 5.2 4.100 Handelsstromen onderzoek PWC 7.500 Jaarverslag STEK extrapolatie naar 2008 4.300 STEK en PWC registreren niet de koudemiddelenhoeveelheid als verkoopcijfer of nieuwbouwcijfer die aanwezig is in voorgevulde koelinstallaties. Deze installaties komen afgevuld als koelunits de grens over (bijvoorbeeld airconditioning units voor woningen, kantoren, auto airco’s). Grafiek 6.1 kent beperkingen zoals de extrapolatie van gegevens van respondenten in het Handelsstromenonderzoek. Bij toepassing van tabel 5.2 en de andere gebruiksgroepen uit hoofdstuk 5 bestaat de mogelijkheid dat sectoren ontbreken of dat de grotere sectoren meer koeling hebben. De koudemiddelhoeveelheden volgens [5] à 7.500 ton zijn weer erg hoog vanuit het energiestandpunt gezien (tabel 1.1). Als deze installaties in bedrijf zouden zijn zouden de energieverbruiken veel hoger zijn dan in de tabel. Dat is niet te rijmen met de MJA gegevens uit deze tabel. Er bestaat de mogelijkheid dat verschillende installaties niet of nauwelijks in gebruik zijn. Doch dit zal gering zijn. Indien 2.700 ton R22 aanwezig zou zijn in koelinstallaties dan is een emissie van 400 ton (figuur 6.2) per jaar tamelijk hoog. De levensduur van industriële koelinstallaties bedraagt circa 30 jaar. Voor niet industriële installaties is dit korter (15 tot 25 jaar). Dat betekent dat in de periode 1998 tot 2010 zo’n 30% tot 40% van de koelinstallaties van voor 1998 is vervangen. Daarnaast is nieuwbouw gepleegd door de groei van de markt (normaliter ca. 2% per jaar). In deze periode heeft de trend van reductie van koudemiddelinhoud reeds volop gespeeld, enerzijds vanwege veiligheid (NH3) anderzijds vanwege de GWP waarden en kosten en onderhoud bij HFK koudemiddelen. Installaties met 2 tot 3 kg koudemiddel per kW koude zijn vervangen door systemen met 0,6 kg/kW en bij directe expansiesystemen en badverdampers vindt reductie plaats van 0,8 kg/kW naar 0,3 kg/kW. Door de groei, vervangingsmarkt en de koudemiddelreductie per systeem (zowel voor ammoniak als de HFK’s) is ingeschat dat de totale aanwezige hoeveelheid koudemiddel in koelinstallaties met circa 20% is gedaald ten opzichte van 1998.
KWA Bedrijfsadviseurs B.V.
2907790DR01 19 januari 2011 Blad 19 van 23
7.
Beknopte trend per hoofdsector Op basis van de hoeveelheden analyse, de lekkages en de houding van diverse sectoren ten aanzien van toekomstige ontwikkeling in MVO-onderwerpen, wordt een prognose aangegeven hoe de koeltechnische markt zich gaat ontwikkelen in de keuze en realisatie van toepassing van koudemiddelen. Aan de andere kant ontwikkelt de markt zich ook aan de aanbodzijde, waarbij leveranciers inspelen op energiebesparing en duurzaamheid. Voor industriële koelsystemen richten de ontwerpen zich meer op installaties met een lagere koudemiddelinhoud. Dit is mogelijk met indirecte systemen (koudeopwekking met koudemiddel en koudedrager voor distributie). De technieken hiervoor bestaan en er wordt onderzoek gedaan naar verdere minimalisering van de inhoud. Op deze wijze daalt de factor kg koudemiddel/kW koudevermogen uit tabel 5.1 naar factoren kleiner dan 0,3 kg/kW. Daarnaast is een beweging zichtbaar naar ammoniak als koudemiddel in plaats van de synthetische koudemiddelen. Met name geschiedt dit bij de grotere installaties in de industrie. In de afgelopen periode zijn bestaande R22 installaties omgebouwd met HFK's. Dit vindt plaats daar men nog niet wil overgaan tot nieuwbouw. De levensduur wordt ermee verlengd. Het is echter waarschijnlijk dat binnen 10 jaar de installatie vervangen wordt. De laatste R22 installatie dateert immers uit circa 1998. Ammoniak blijft dan het meest aantrekkelijke koudemiddel. Ammoniak installaties zijn als dichte installaties te bouwen. In termen van CO2-emissie is de indirecte emissie door het elektrisch energieverbruik van koelcompressoren veel hoger dan die van de directe emissie door lekkage/verlies van synthetische koudemiddelen. Energiebesparing, energie efficiency en reductie van het nodige koudevermogen hebben dus een grotere invloed op de CO2-emissie dan de lekkage. Niettemin blijft de aandacht op bestrijding van lekverliezen noodzakelijk. Op het gebied van energiebesparing gebeurt al veel maar kan niettemin nog veel ondernomen worden, zoals de keuze voor ammoniak (minimale inhoud, hoge efficiency), het componentontwerp (o.a. condensors), de regeling en besturing van de installatie, ook in relatie tot het proces. Indirecte systemen waarbij koudedrager circuleert leveren dan wel kleine koudemiddelinhouden maar het energieverbruik stijgt door de extra pompenergie. Dit extra verbruik kan echter weer worden gereduceerd door intelligente pompregelingen en de toepassing van CO2 als koudedrager. Voor de grote aantallen kleine koelinstallaties voor airconditioning toepassingen (gebouwen, commerciële koeling, agrarische sector) zullen de HFK's een grote rol blijven spelen. Deze units worden voor het merendeel gefabriceerd buiten Nederland en zijn als kleine standaardunit prijstechnisch moeilijk te verslaan ten opzichte van een uitvoering met natuurlijke koudemiddelen. Hoewel dit nog geen algemeen ontwerpgoed is dient men hier ook te streven naar een minimale koudemiddelinhoud. Het energetisch rendement van deze units stijgt langzamerhand maar blijft lager dan dat van de industriële units. Koelinstallaties dienen steeds meer te worden uitgevoerd met een warmtepomptoepassing. Daar is goede kennis bij nodig van de energiehuishouding van het bedrijf. Vaak ontbreekt dit inzicht bij beide partijen (leverancier en eindgebruiker). Dit vormt een uitdaging voor de nabije toekomst. Gebaseerd op ervaringen uit de praktijk bij nieuwbouwprojecten en verbeteringen van bestaande installaties, liggen energiebesparingen van 10% tot 30% nog in het verschiet.
KWA Bedrijfsadviseurs B.V.
2907790DR01 19 januari 2011 Blad 20 van 23
8.
Samenvatting in overzicht Het rapport behandelt het energieverbruik van koeling en de hoeveelheid koudemiddelen per sector binnen de industrie en de groep: overheid, dienstverlening en enkele agrarische activiteiten. In vogelvlucht zijn de resultaten als volgt: De industrie (de voedings en genotmiddelenindustrie en de industrie uit tabel 1.1) heeft een elektrisch energieverbruik van 200 PJ [10] [18]. Koeling neemt met 35 PJ een aandeel van 18 % voor haar rekening. In tabel 3.1 zijn beide sectoren gesplitst weergegeven. De dienstensector, agrarische sector en overheid hebben een elektrisch energieverbruik van circa 96 PJ. Koeling neemt met 21 PJ een aandeel van 22% voor haar rekening. De industrie en dienstensector en overheid als totaal hebben een elektrisch energieverbruik van 296 PJ. Koeling neemt met 56 PJ een aandeel van 19% voor haar rekening. Dit kan oplopen tot 21% indien de post hulpenergie hierbij wordt betrokken (zie paragraaf 1.2.2). Wordt de industriegroep meegerekend die geen proceskoeling heeft (bijlage 2) dan is het aandeel elektriciteit voor koeling 13% van het totale verbruik van alle sectoren. Zie tabel 3.1. De laatste kolom in tabel geeft het koudegebruik of de koudeopwekking in PJ thermisch. Tabel 3.1 samenvattend overzicht aandeel elektriciteit voor koeling per sectorgroep en als totaal Sectoren en energiegebruik
V&G industrie Industrie Diensten, overheid en agrarisch Industrie zonder koeling Totaal
Elektriciteit primair PJ/j 62 138 96 120 416
Elektriciteit voor Aandeel koeling koeling in elektriciteit PJ/j % 17 27 18 13 21 22 0 56 13
Koude opwekking th. PJ/j 20 26 30 76
De koudemiddelhoeveelheden in de industrie liggen op een verdeling van 1.500 ton NH3, 2.615 ton R22 en 3.636 ton HFK gebaseerd op berekeningen vanuit het energieverbruik naar opgesteld of geïnstalleerd koudevermogen (tabel 5.2). De volgende tabel vat de resultaten uit tabel samen. Tabel 8.1 samenvattend overzicht uit tabel 5.2 Sector
Voeding en genotmiddelenindustrie Industrie Dienstensector, overheid, agrarische sector Totaal
Hoeveelheid aanwezige koudemiddelvulling ton ton ton HCFK (R22) HFK NH3 910 1.031 547 551 724 415 67 859 2.674 1.528 2.614 3.636
Daarnaast zijn koudemiddelenhoeveelheden aangegeven voor warmtepompen, schepen en reefercontainers en wegtransport met een totale hoeveelheid aan HCFK en HFK van 700 ton. De inhoud van auto airco’s is niet in dit onderzoek betrokken. De grenzen opzoekend voor deze methode van een maximale mogelijke koudemiddelhoeveelheid, bereikt men koudemiddelhoeveelheden die een factor 50% hoger liggen. Dit overzicht is gegeven in bijlage 2 waar dit maximum is opgezocht. De hoeveelheid ammoniak is in het maximum scenario circa 2.600 ton en de hoeveelheden HCFK en HFK bedragen respectievelijk circa 4.200 ton en 5.100 ton.
KWA Bedrijfsadviseurs B.V.
2907790DR01 19 januari 2011 Blad 21 van 23
Als de focus wordt gelegd op de HFK’s en deze vergelijken met de resultaten uit het Handelsstromenonderzoek 2009 en het jaarverslag 2008 van de STEK dan ligt de hoeveelheid van aanwezige HFK’s op een waarde tussen de 4.100 en 7.500 ton (2008). Het bestrijden van lekverliezen blijft een veld dat aandacht behoeft. Energieverbruik heeft meer invloed als CO2-emissie factor dan de CO2 equivalente emissies ten gevolge van het verlies van koudemiddelen. Energiebesparing is nog steeds volop mogelijk in koelinstallaties, dus focus op dit aspect is waardevol. Het gebruik van condensorwarmte draagt bij aan een reductie van de CO2-emissie door vermindering van de stook van fossiele brandstoffen voor verwarmingsdoeleinden. De mogelijkheden worden momenteel maar beperkt benut. De trend laat een verschuiving zien van HFK’s naar ammoniak in de industrie, waarbij gestreefd wordt naar lage koudemiddelinhoud in de installatie. Een lage koudemiddelinhoud wordt ook nagestreefd bij HFK installaties. In gebouwenkoeling en transportkoeling zullen de HFK’s een prominente plaats blijven spelen. De meest milieuvriendelijke manier van koelen blijft natuurlijk het minimaliseren van de koelvraag en voorts te koelen op natuurlijke wijze (warmte koude opslag, buitenlucht koeling).
KWA Bedrijfsadviseurs B.V.
2907790DR01 19 januari 2011 Blad 22 van 23
9.
Bronvermelding [1]
Agentschap.nl (2010), Rapport energiecijfers kantoren
[2]
Agentschap.nl (2010), KOMPAS Energiecijfers
[3]
Blok (2006), Introduction to energy analysis.
[4]
KWA (2005) Onderzoek naar het elektrisch energieverbruik van koelinstallaties in Nederland
[5]
Pricewaterhousecoopers (2010), Handelsstromenonderzoek 2009 Onderzoek naar de handel in fluorverbindingen in Nederland.
[6]
Senternovem (2004), Preadviesformulier
[7]
Senternovem (2007), InfoMil: Broodbakkerijen brood en banketbakkerijen
[8]
Senternovem (2007), Meerjarenafspraken energie-efficiency: resultaten 2006
[9]
Senternovem (2009), Meerjarenafspraken energie-efficiency: resultaten 2008
[10]
Statline/CBS (2010), Energieverbruik industrie 2006
[11]
Tebodin (2009), Energiemonitor ICT 2008
[12]
Tebodin (2009), Vergroening datacenters en restwarmteconcepten (PowerPoint)
[13]
STEK (2009), Jaarverslag van de STEK erkenningverlening in 2008
[14]
TNO (2001), Nationaal onderzoek koudemiddelstromen 1999, Oorzaken van emissies
[15]
JCN (2002), Haalbaarheidsstudie toepassing innovatieve koelmachines voor de procesindustrie, onderdeel: koelbehoefte in de chemische en aardgasproducerende industrie
[16]
Royal Haskoning (2002), Inventarisatie koudemiddelenemissies zeescheepvaart, F.C. de Bode
[17]
IVW/SV (2008) Vlootboek databestand, Verkeer en Waterstaat, Ontwikkelingen in de Nederlandse vloot van 1 januari 2008 tot en met 30 juli 2008
[18]
ECN (2008), De Nederlandse en Industriële energiehuishouding van 2000 tot en met 2006, S. Spoelstra
[19]
Öko-Recherche GmbH (2010), Preparatory study for the Review of Regulation no. 842/2006 on certain fluorinated greenhouse gasses. The F-gas Model AnaFgas 2010
KWA Bedrijfsadviseurs B.V.
Programma
Reductie
Overige
Broeikasgassen
2004
2907790DR01 19 januari 2011 Blad 23 van 23
Bijlage 1 Sectoren zonder koeling
Sectoren industrie zonder koeling Asfaltindustrie Fijnkeramiek Gieterijen Grofkeramiek Industriële natwasserijen Kalkzandsteen- en cellenbetonindustrie Metallurgische industrie Oppervlaktebehandelende ind. Tankopslagbedrijven Tapijtindustrie Textielindustrie Meelfabrikanten Glasindustrie Papier- en kartonindustrie Suikerindustrie Non-ferro-industrie Zetmeelproducenten Ijzer- en staalindustrie Cementindustrie Overige (4) Totaal
Totaal primair energie verbruik (2008, tenzij anders vermeld) PJ 2,9 1,5 2,7 9,6 1,6 1,4 3,7 1,6 2,3 0,8 1,8 1,3 12,9 31,3 6,1 9,9 9,0 58,9 4,1 86,0 249
Totaal elektrisch energie verbruik (2008, tenzij anders vermeld) PJ 0,4 0,4 1,7 1,4 0,4 0,4 2,1 0,8 0,9 0,4 0,8 1,0 4,6 7,2 1,0 8,5 4,3 25,9 1,8 56,0 120
(4) Statline (CBS 2006) en ECN (2008 [18]) Energieverbruik industriesectoren in Nederland zonder saillante compressiekoeling
Gem .%elektriciteit verbruik van primair verbruik % 14% 27% 63% 15% 25% 29% 57% 50% 39% 50% 44% 77% 36% 23% 16% 86% 48% 44% 43% 65% 48%
Bijlage 2 Koudemiddelhoeveelheid per sector in een scenario dat de maximuminhoud nastreeft (variant op tabel 5.2)
Sector
Elektriciteitsverbruik t.b.v. koeling per jaar
Gemiddelde bedrijfstijd koelinstallaties
Geïnstalleerd Type koudemiddel in % koelvermogen koelvermogen kW
kg koudemiddelvulling per kW geïnstalleerd Hoeveelheid aanwezige koudemiddelvulling
PJprim/j
u/j
kW
% NH3
% HCFK (R22)
% HFK
kg NH3
kg HCFK (R22)
kg HFK
ton NH3
ton HCFK (R22)
ton HFK
Aardappelverwerkende industrie (1) Cacao-industrie (1)
1,1 0,1
4.500 4.000
152.099 27.867
45 50
40 40
15 10
1,8 1,2
2,0 1,5
0,8 0,8
123 17
122 17
18 2
Groente-&fruit verwerkende industrie (1) Koffiebranderijen (1) Margarine, Vetten, Oliën (1) Vleesindustrie (1) Zuivelindustrie (1) Frisdrankenindustrie (3) Bierbrouwerijen (groot) (5) Broodbakkerijen (2) Visverwerkende industrie (4) Koel- en vrieshuizen (1) Koek-, chocolade- zoetwaren- en ijsfabrikanten (3) Overige voeding/genot (4) Totaal Industrie Chemische industrie (1) Olie- en gasproducenten (1) (11) Rubber- en kunststofverwerking (1) Overige Industrie MJA (1) Basischemie (4) (11) Petrochemie (4) (11) Overige industrie niet MJA (3)* Totaal Dienstensector, overheid, agrarische sector Supermarkten (1) Wetenschappelijk+HBO-onderwijs (1) Ziekenhuizen (academisch) (1) Datacenters ICT (6) Ziekenhuizen (3) Horeca (alleen airco) ( 5) Kleine commerciële koeling (5) Kunstijsbanen en binnen-skisport (3) Kantoorgebouwen met koeling (5,7) Champignonteelt (5) Bloembollensector (5) Gekoelde teelt glastuinbouw (10) Melkkoeltanks (9) Totaal Totaal alle sectoren
0,4 0,1 0,2 1,3 1,8 0,0 0,5 0,9 0,3 2,0
3.500 3.500 4.500 4.000 4.500 2.500 7.000 3.000 3.500 4.000
73.333 15.714 29.985 196.000 328.395 8.444 54.476 211.200 65.906 297.000
40 40 60 50 60 10 90 30 30 35
40 40 30 30 20 45 5 40 30 50
20 20 10 20 20 45 5 30 40 15
1,2 1,2 2,0 1,5 1,5 1,2 3,0 1,2 1,2 2,0
1,5 1,2 2,0 1,5 1,5 1,0 1,5 1,5 1,5 2,0
0,8 0,8 0,8 0,8 0,8 0,8 0,8 0,8 0,8 0,8
35 8 36 147 296 1 147 76 24 208
44 8 18 88 99 4 4 127 30 297
12 3 2 31 53 3 2 51 21 36
0,4 8,0 17
4.000 3.000
64.000 1.777.778
40 20
30 40
30 40
1,5 1,0
2,0 1,0
0,8 0,8
38 356 1.511
38 711 1.605
15 569 818
0,8 1,9 0,9 1,2 9,0 3,6 0,5 18
4.000 6.000 2.500 3.000 6.500 6.500 4.000
200.000 324.000 355.200 320.444 1.230.769 492.308 120.000
30 20 10 30 30 30 30
40 60 45 30 35 30 30
30 20 45 40 35 40 40
1,0 1,0 0,4 1,0 1,5 1,0 0,8
1,0 1,0 0,8 1,0 1,2 1,0 0,8
0,8 0,8 0,8 0,8 0,8 0,8 0,8
60 65 14 96 554 148 29 965
80 194 128 96 517 148 29 1.192
48 52 128 103 345 158 38 871
6,7 0,3 0,4 2,9 2,1 2,8 0,8 0,3 2,5 0,3 0,2 1,1 1,1 21,5 56,3
4.500 1.500 2.500 7.500 2.500 2.000 2.000 3.000 1.500 3.000 3.000 1.500 2.500
1.226.829 222.000 160.000 381.333 825.600 1.387.500 326.667 71.111 1.460.148 66.667 44.444 570.370 242.222
5 30 30 15 30 40 30 20 23 55 30 20 25
95 70 70 85 70 60 70 10 75 30 35 80 75
0,8 0,8 0,8 0,8 0,8 0,8 0,8 0,8 0,8 0,8 0,8 0,8 0,8
0,7 0,7 0,7 0,7 0,6 0,7 0,7 0,7 0,6 0,7 0,7 0,7 0,7
49 53 38 46 198 444 78 11 269 29 11 91 48 1.367 4.164
816 109 78 227 347 583 160 5 657 14 11 319 127 3.453 5.142
Voedingsmiddelenindustrie
*= o.a. drukkerijen, tabak, houtbewerking, leer, metaal-elektro, farmacie, kunstmest etc.\
70 2 15 35
1,5 0,3 1,0 0,8
75 9 10 12
106 2.582