Het Centrum voor Jeugd en Gezin Haren Tussenevaluatie juni 2013 R.H. Bakker J. Tuinstra Toegepast Gezondheids Onderzoek (TGO) Universitair Medisch Centrum Groningen (UMCG)
© UMCG / TGO
Tussenevaluatie CJG Haren
1
© UMCG / TGO
Tussenevaluatie CJG Haren
2
Inhoudsopgave 1
Inleiding
2
5
Methode van onderzoek
7
Resultaten
10
3.1
Resultaten digitale vragenlijst
10
3.1.1 Ouders / verzorgers
10
3.1.2 Professionals
21
3.2
Resultaten vragenlijst per post
21
3.2.1 Respons
3
21
3.2.2 Gemeentekern
21
3.2.3 Opleidingsniveau
22
3.2.4 Aantal kinderen
22
23
3.2.6 Redenen om eventueel wel gebruik van CJG te maken
23
3.2.7 Tevredenheid over diensten CJG
24
3.3
Resultaten procesevaluatie: interviews
26
3.3.1 Samenwerking tussen instellingen binnen het CJG
26
3.2.5 Redenen geen contact CJG
3.3.2 De coördinatie van de door ketenpartners geboden hulp
32
3.3.3 De registratie van het CJG
37
3.3.4 Overige functies CJG
39
Conclusies, discussie en aanbevelingen
42
4.1
Antwoorden op vraagstellingen
42
4.2
Discussie en aanbevelingen
45
4.3
Kanttekeningen bij de gehanteerde methodologie
47
4
Geraadpleegde literatuur
49
Bijlage 1
Vragenlijst digitaal
52
Bijlage 2
Vragenlijst per post
62
Bijlage 3
Interviewformat
66
Bijlage 4
Toelichtingen op vragen vragenlijst digitaal
69
Bijlage 5
Suggesties en opmerkingen vragenlijst per post
73
© UMCG / TGO
Tussenevaluatie CJG Haren
3
© UMCG / TGO
Tussenevaluatie CJG Haren
4
1
Inleiding
Het Centrum voor Jeugd en Gezin (CJG) Haren is een samenwerkingsverband van de GGD, maatschappelijk werk en jongerenwerk (de kernpartners), waar (potentiële) ouders en verzorgers van) kinderen / jong volwassenen, maar ook de jeugdigen zelf terecht kunnen met vragen op het gebied van kinderen, zwangerschap, opvoeden en opgroeien. Binnen het CJG is uiteenlopende kennis en ervaring onder één dak gebundeld, met als beoogd voordeel dat vragen van klanten sneller en vanuit verschillende disciplinaire invalshoeken kunnen worden beantwoord. Als de kernpartners van het CJG een vraag niet kunnen beantwoorden, of als een cliënt verdere ondersteuning nodig heeft, die niet binnen het CJG beschikbaar is, dan kan de CJG-‐medewerker doorverwijzen naar andere organisaties binnen het domein van de jeugd(gezondheids)zorg en -‐hulpverlening. Het kabinet Balkenende IV wilde in 2007 met de ontwikkeling van CJG’s zorgdragen voor goede en goed gecoördineerde hulp of advies aan gezinnen. Gemeenten in Nederland kregen de plicht om zorg te dragen voor de totstandkoming van deze centra vóór 1 januari 2011 (Tweede kamer 2008-‐ 2009, 31 p.1). Het is de bedoeling dat iedere gemeente over een CJG beschikt. In de praktijk kunnen grotere gemeenten zelfs meerdere centra hebben (Jeugd en Gezin, 2007-‐2011, p.20). Elk centrum heeft een ‘basisaanbod’ van 5 gemeentelijke functies op het gebied van jeugdbeleid: informatie en advies, signalering, toeleiding naar hulp (vrij toegankelijke en geïndiceerde hulp), aanbod licht pedagogische hulp en coördinatie van zorg en om de naam CJG te mogen gebruiken, moeten in ieder geval de volgende actoren in dit samenwerkingsverband worden gebundeld (Programmaministerie Jeugd en Gezin, 2010): 1. Jeugdgezondheidszorg. Dit zijn de consultatiebureaus voor de 0-‐4 jarigen en de schoolgezondheidszorg voor 4-‐19-‐jarigen vanuit de GGD; 2. Een schakel met Bureau JeugdZorg; 3. Een schakel met Zorg-‐ en Adviesteams op scholen. Het CJG Haren, dat Haren-‐dorp, Haren-‐Oost (Oosterhaar), Glimmen, Onnen en Noordlaren bedient, fungeert inmiddels bijna drie jaar als centraal punt voor opgroeien en opvoeden. Eind maart 2012 is Toegepast Gezondheidsonderzoek (TGO) van het Universitair Medisch Centrum Groningen (UMCG) door de gemeente Haren benaderd met de vraag een tussenevaluatie uit te voeren naar het functioneren van het centrum. In deze tussenevaluatie staan de volgende deelvragen centraal: 1. Hoe tevreden zijn de gebruikers (zij die op enigerlei wijze met het CJG in aanraking zijn gekomen) van CJG Haren? 2. Is de problematiek van cliënten die voor intensieve ondersteuning door het CJG zijn doorverwezen afgenomen? 3. Hoe bekend is het CJG bij potentiële gebruikers, die nog geen gebruik van het centrum hebben © UMCG / TGO
Tussenevaluatie CJG Haren
5
gemaakt en waarom hebben zij nooit van de diensten van het CJG gebruik gemaakt? 4. Welke knelpunten en oplossingen voor knelpunten spelen (en speelden de afgelopen twee jaar) een rol het functioneren van het CJG? Dit rapport vormt de neerslag van de resultaten van de tussenevaluatie. Het rapport is als volgt ingedeeld. In hoofdstuk 2 wordt de methode van onderzoek per vraag besproken. Hoofdstuk 3 betreft een beschrijving van de resultaten van het onderzoek. In hoofdstuk 4 wordt aan de hand van bovengenoemde vraagstellingen een aantal conclusies getrokken, welke vervolgens in een korte beschouwing in een breder perspectief worden geplaatst. Het hoofdstuk sluit af met enkele kanttekeningen bij de gehanteerde methode van onderzoek en aanbevelingen voor zowel de praktijk als voor vervolgonderzoek.
© UMCG / TGO
Tussenevaluatie CJG Haren
6
2
Methode van onderzoek
Voor de verschillende deelvragen van het onderzoek zijn verschillende onderzoeksmethoden ingezet. Hieronder wordt beknopt uiteengezet welke methode van onderzoek bij deze deelvragen is gehanteerd. Tevredenheid gebruikers en afname problematiek na doorverwijzing (deelvragen 1 en 2) Voor het inventariseren van de mate van tevredenheid van ouders / verzorgers van kinderen over diensten van het CJG-‐Haren is een vragenlijstonderzoek uitgevoerd. Hiervoor is een digitale vragenlijst ontwikkeld, waartoe via een link toegang kon worden verschaft. Deze link is aan klanten van het CJG via de mail toegestuurd. De mailadressen werden onttrokken aan een bestand van het CJG Haren, waarin personen zijn opgenomen, die de afgelopen twee jaar via de mail contact met het CJG hebben opgenomen. Daarnaast zijn ongeveer dertig ouders die zijn doorverwezen naar een professional van de kernpartners voor ondersteunende gesprekken via de betrokken professional benaderd voor het invullen van de digitale vragenlijst. In de vragenlijst waren zowel vragen opgenomen voor klanten die een dienst van het CJG hadden afgenomen als voor klanten die via het CJG zijn doorverwezen voor ondersteunende gesprekken bij een professional van het netwerk jeugdzorg. Een heldere routing maakte het mogelijk dat met de vragenlijst zowel deelvraag 1 als 2 konden worden beantwoord. Voor de inhoud van de vragenlijst wordt verwezen naar bijlage 1. Evaluatie van (de bekendheid van) het CJG onder potentiële gebruikers (deelvraag 3) Er is binnen het gebied dat door CJG Haren wordt bediend een groep personen en gezinnen die weliswaar tot de doelgroep van het CJG behoren, maar die door dit centrum minder goed worden bereikt dan kinderen van 0-‐4 jaar, waarvan zo’n 97% via de consultatiebureaus worden gezien. Dit betreft de kinderen van 4 tot 12 jaar en in nog sterkere mate die van 12 tot 18 jaar. Onbekend is welke redenen hieraan ten grondslag liggen, zoals onbekendheid met het centrum, onderschatting van eventuele problematiek, een ervaren drempel om ondersteuning te vragen of juist een goede zelfredzaamheid etcetera. Om hier zicht op te krijgen is een steekproef van 600 kinderen van 4 tot en met 18 jaar uit de gemeentelijke basisadministratie van Haren getrokken. Aan de ouders en verzorgers van deze kinderen is per post een korte vragenlijst verstuurd. Omdat het digitale vragenlijstonderzoek, gericht op de deelvragen 1 en 2, anoniem is uitgevoerd bestond de mogelijkheid dat zich onder die 600 ouders en verzorgers respondenten van het digitale vragenlijstonderzoek bevonden. Daarin was voorzien in de vragenlijst; personen die reeds eerder een lijst hadden ingevuld en dus wel van de diensten van het CJG gebruik hadden gemaakt, konden de vragenlijst terzijde leggen. De vragenlijst is als bijlage 2 aan dit rapport toegevoegd.
© UMCG / TGO
Tussenevaluatie CJG Haren
7
Knelpunten en oplossingen daarvoor, een procesevaluatie (deelvraag 4) Om een beeld te krijgen van de knelpunten die een rol spelen bij het functioneren van het CJG en de oplossingen die daarvoor zijn gevonden is een procesevaluatie uitgevoerd. Uitgaande van het Ondernemingsplan CJG Haren (2010) en het Visiedocument CJG Haren (2009) is een interviewformat ontwikkeld. Aan de hand van dit format zijn met sleutelpersonen van het CJG en haar samenwerkingspartners semi-‐gestructureerde interviews gehouden (n=12), die ingaan op relevante procesaspecten, zoals: §
Hoe verloopt de samenwerking tussen het CJG en verschillende betrokken instellingen?
§
Welke knelpunten doen zich voor en hoe worden die knelpunten opgelost?
§
Welke aspecten kunnen juist als succesfactoren worden aangemerkt?
§
Wat kan worden gezegd over de coördinatie van de door verschillende partners geboden hulp?
§
In hoeverre wijkt de procesgang af van de plannen die men bij de start van CJG Haren voor ogen had en aan welke factoren valt dat toe te schrijven?
§
Welke randvoorwaardelijke factoren zijn in welke zin op het proces van invloed?
§
Welke tussentijdse aanbevelingen kunnen worden gedaan om het proces van realiseren van doelstellingen beter te doen verlopen?
Het ging daarbij om de volgende sleutelpersonen: §
de coördinator van het CJG;
§
de beleidsmedewerker jeugd van de gemeente Haren;
§
de directeur van een jongerenwerkorganisatie, Torion, één van de kernpartners van het CJG;
§
de regiomanager van een organisatie voor maatschappelijk werk, Noordermaat, ook één van de kernpartners van het CJG;
§
de leidinggevende van de GGD, de derde kernpartner binnen het CJG, en tevens leidinggevende van de coördinator van het CJG, omdat deze laatste in dienst van de GGD is aangesteld;
§
een jongerenwerker van Torion;
§
een maatschappelijk werker van Noordermaat;
§
twee verpleegkundigen van de GGD (één consultatiebureauverpleegkundige en een sociaal verpleegkundige);
§
een interne begeleider onderbouw van de basisschool de Borg;
§
een interne begeleider bovenbouw van de basisschool de Borg;
§
een zorg coördinator van het zorgadvies team (ZAT), Zernike College;
§
de wethouder jeugd van de gemeente Haren.
Het interviewformat is als bijlage 3 aan het einde van dit rapport toegevoegd. © UMCG / TGO
Tussenevaluatie CJG Haren
8
STEEKPROEF EN RESPONS Steekproef digitale vragenlijst (deelvragen 1 en 2) Door een medewerker van het CJG zijn n=700 mailtjes gescreend die vanaf januari 2011 zijn binnen gekomen, resulterend in n=450 klantvragen. Deze klantvragen kunnen niet alleen door ouders / verzorgers van kinderen worden gesteld, maar ook door professionals, omdat ook zij diensten van het CJG afnemen, zoals cursussen. Alle klanten van zowel 2011 als 2012 zijn eind 2012 via de mail benaderd voor het invullen van de digitale vragenlijst. Op deze uitnodiging hebben 94 personen gereageerd. Zes personen bleken de vragenlijst niet serieus te hebben ingevuld en uitsluitend bekeken. Van 18 personen was sprake van dusdanig veel missende data dat zij uit het bestand zijn verwijderd. Uiteindelijk zijn er 67 personen overgebleven, waarvan tien professionals, die de digitale vragenlijst hebben ingevuld, hetgeen als een ‘lage’ respons kan worden aangemerkt. Steekproef GBA (deelvraag 3) Bij de steekproef uit de gemeentelijke basisadministratie voor de vragenlijst per post was niet duidelijk of dit mensen betrof die wel eens eerder contact met het CJG hadden gehad. Tevens was niet bekend of zij reeds eerder de digitale vragenlijst hadden ingevuld. Indien ze eerder contact met het CJG hadden gehad werd hun verzocht de per post verstuurde vragenlijst in te vullen. Indien zij reeds aan het digitale vragenlijstonderzoek hadden deelgenomen mochten zij de per post verstuurde vragenlijst vernietigen. De onderzoekers wisten niet hoeveel ouders / verzorgers in deze laatste categorie vielen. Uiteindelijk hebben 203 van de 600 benaderde personen de vragenlijst per post ingevuld, hetgeen als een ‘gemiddelde’ respons kan worden aangemerkt. Selectie sleutelpersonen (deelvraag 4) De sleutelpersonen werden door de coördinator van het CJG geselecteerd. Voor de interviews zijn 12 personen benaderd, die allen hun medewerking hebben verleend. Tabel A vat de gehanteerde methoden samen en toont het aantal respondenten per methode. TABEL A METHODEN EVALUATIE CJG Methode Digitale vragenlijst (tevredenheid cliënten over diensten en eventuele doorverwijzing CJG) Vragenlijst per post (redenen geen contact CJG 4-‐18 jarigen) Interviews sleutelpersonen (succes-‐ en faalfactoren samenwerkingsproces binnen CJG)
© UMCG / TGO
Aantal benaderde personen 450
Uiteindelijke respons 67 (57 klanten en 10 professionals)
600
203
12
12
Tussenevaluatie CJG Haren
9
Het CJG wordt op verschillende manieren door klanten benaderd. Zo blijkt uit gegevens van het CJG dat het centrum in 2012 n=245 keer via de mail is benaderd, n=122 keer via de telefoon en dat n= 81 klanten bij het CJG zijn ‘aangelopen’, uitmondend in 334 telefonische adviezen. In 2011 zijn door klanten n= 338 contacten met het CJG gelegd en zijn n=350 telefonische adviezen verstrekt. Over dit jaar is helaas geen uitsplitsing bekend van het aantal personen dat via de mail of de telefoon het CJG benaderde, noch van het aantal personen dat bij het CJG is ‘langs gelopen.’
© UMCG / TGO
Tussenevaluatie CJG Haren
10
3
Resultaten
In dit hoofdstuk worden de resultaten van de verschillende onderdelen van het onderzoek beschreven. In paragraaf 3.1 worden de resultaten van de digitale vragenlijst voor personen, die van de diensten van het CJG gebruik hebben gemaakt, weergegeven. Deze worden gesplitst voor ouders / verzorgers van kinderen (paragraaf 3.1.1) en voor professionals (paragraaf 3.1.2). Paragraaf 3.2 gaat in op de vragenlijst die per post aan potentiële gebruikers van het CJG is gestuurd. Paragraaf 3.3 tenslotte, gaat in op de resultaten van de interviews, die in het kader van de procesevaluatie zijn uitgevoerd. 3.1
Resultaten digitale vragenlijst
Respons In tabel 1 wordt de respons van de respondenten per gemeente(kern) weergegeven. Uit de tabel blijkt dat n=57 personen de vraag over de gemeentekern van de vragenlijst hebben ingevuld. Dit betreft echter uitsluitende de klanten, professionals (n=6) zijn in deze tabel weggelaten. De meeste respondenten hebben Haren als gemeente(kern) opgegeven, ruim 60%. Glimmen en Onnen, twee andere gemeentekernen die door het CJG Haren worden bediend, zijn slechts beperkt vertegenwoordigd, met respectievelijk vier en twee respondenten. De overige respondenten hebben gemeenten aangegeven die door andere CJG’s worden bediend, te weten Groningen (n=8), Hilversum, Zuidwolde en Heerenveen (alle drie één vertegenwoordiger). De reden daarvoor is dat dit professionals betreffen, die buiten de gemeente Haren wonen (zie paragraaf 3.2.2). TABEL 1 RESPONDENTEN PER GEMEENTEKERN Gemeentekern Haren Groningen Glimmen Onnen Hilversum Zuidwolde Heerenveen niet ingevuld Totaal
n 35 8 4 2 1 1 1 5 57
% 61.4 14.0 7.0 3.5 1.8 1.8 1.8 8.8 100.0
3.1.1 Ouders / verzorgers Opleiding In tabel 2 wordt de hoogst afgeronde opleiding van de deelnemende ouders / verzorgers getoond, die contact met het CJG hebben opgenomen.
© UMCG / TGO
Tussenevaluatie CJG Haren
11
TABEL 2 HOOGST AFGERONDE OPLEIDING OUDERS / VERZORGERS Hoogst afgeronde opleiding geen lagere school voortgezet onderwijs Middelbaar Beroeps Onderwijs (MBO) Hoger Beroeps Onderwijs (HBO) Wetenschappelijk Onderwijs (WO) Totaal
n 1 1 2 10 30 11 55
% 1.8 1.8 3.5 17.5 54.4 21.1 100.0
Uit de tabel blijkt dat relatief veel ouders hoog opgeleid zijn, meer dan driekwart van de respondenten heeft minimaal een HBO-‐opleiding afgerond. Deze verdeling is niet representatief voor het gemiddelde opleidingsniveau van Nederlanders, waarbij dit percentage op zo’n 30% ligt (CBS 2012). Ook het percentage personen dat een wetenschappelijke opleiding heeft gevolgd ligt hoger dan bij de Nederlandse bevolking (21 versus 13%). Wellicht draagt de lage respons op de vragenlijst bij aan het ontbreken van representativiteit. Thuissituatie Tabel 3 toont de thuissituatie van ouders / verzorgers. TABEL 3 THUISSITUATIE OUDERS / VERZORGERS Thuissituatie met moeder en vader in één huis co-‐ouderschap bij moeder en bezoekregeling vader heeft geen kinderen kinderen zijn al uit huis moeder en kind wonen bij oma en soms opa niet ingevuld Totaal
n 37 3 2 4 2 1 8 57
% 64.9 5.3 3.5 7.0 3.5 1.8 14.0 100.0
Uit de tabel valt op te maken dat in nagenoeg twee derde van de gevallen het kind waarvoor de ouders / verzorgers contact met het CJG hebben opgenomen met vader en moeder in één huis woont. Opvallend is dat er een viertal respondenten aangeeft geen kinderen te hebben. Uit de antwoorden op de vragen in de vragenlijst valt niet op te maken of dit professionals zijn of dat er in het klantenbestand van het CJG wellicht potentiële ouders voorkomen. Leeftijd kinderen Tabel 4 geeft de leeftijd weer van kinderen van ouders / verzorgers die de afgelopen twee jaar contact met het CJG hebben opgenomen. Het betreft uitsluitend ouders / verzorgers die voor één kind contact met het CJG hebben gehad.
© UMCG / TGO
Tussenevaluatie CJG Haren
12
TABEL 4 LEEFTIJD KINDEREN OUDERS / VERZORGERS (ZIJ DIE VOOR ÉÉN KIND CONTACT HEBBEN GEHAD) Leeftijd kinderen 0 – 3 jaar 4 – 7 jaar 8 – 11 jaar 12 – 15 jaar 16 – 19 jaar > 19 jaar Totaal
n 37 3 2 4 2 1 49
% 75.5 6.1 4.1 8.2 4.1 2.0 100.0
De tabel laat zien dat het vooral kinderen betreft in de leeftijd van 0-‐3 jaar, waarvoor contact met het CJG Haren is opgenomen. Ruim driekwart van de kinderen valt binnen deze leeftijdscategorie. De overige leeftijdscategorieën zijn veel beperkter vertegenwoordigd, variërend van 2 tot ruim 8 procent van de respondenten. Gebruik diensten CJG In tabel 5 wordt getoond van welke diensten van het CJG ouders / verzorgers gebruik hebben gemaakt. Omdat zij van meer dan één dienst gebruik gemaakt kunnen hebben, somt deze tabel niet op tot 100%. TABEL 5 GEBRUIK DIENSTEN CJG HAREN (N=57) Soort dienst raadplegen website bijeenkomsten en cursussen consultatiebureau doorverwezen naar professional gebruik huiskamer éénmalig advies
n 36 30 23 13 12 2
% 51.4 42.8 32.9 22.9 17.1 2.9
Tabel 5 laat zien dat het contact met het CJG Haren voor ruim de helft van de respondenten bestond uit het raadplegen van de website. Ruim 40% heeft cursussen en/of bijeenkomsten bijgewoond, terwijl een derde het consultatiebureau heeft bezocht. Dertien personen geven aan naar een professional te zijn doorverwezen. Consultatiebureau In totaal hebben n=23 personen aangegeven het consultatiebureau te hebben bezocht. Van deze n=23 personen hebben er n=14 aangegeven dat het totaal aantal bezoeken tussen de 1-‐5 lag. Zeven personen gaven aan vaker dan 5 keer het bureau bezocht te hebben. Twee personen hebben de frequentie van hun bezoek aan het consultatiebureau niet aangegeven. In tabel 6 wordt aangegeven hoe zij de dienstverlening van de assistente, de verpleegkundige en de arts hebben ervaren.
© UMCG / TGO
Tussenevaluatie CJG Haren
13
TABEL 6 DE WAARDERING VAN HET CONSULTATIEBUREAU Kenmerk
assistente verpleegkundige n=21 n=20 n % n % Bejegening zeer plezierig 1 4.7 5 30.0 plezierig 9 42.9 14 70.0 noch plezierig, noch onplezierig 9 42.9 1 5.0 onplezierig 2 9.5 -‐ -‐ zeer onplezierig -‐ -‐ -‐ -‐ Professionaliteit / deskundigheid zeer professioneel -‐ -‐ -‐ professioneel -‐ -‐ 18 90.0 noch professioneel, noch onprofessioneel -‐ -‐ 2 10.0 onprofessioneel -‐ -‐ -‐ -‐ zeer onprofessioneel -‐ -‐ -‐ -‐ Voldoende aandacht voor vragen? ja, zeer zeker -‐ -‐ 11 55.0 ja, enigszins -‐ -‐ 8 40.0 nee, niet echt -‐ -‐ 1 5.0 nee, zeer zeker niet -‐ -‐ -‐ -‐ Waren adviezen bruikbaar? ja, zeer zeker -‐ -‐ 5 30.0 ja, enigszins -‐ -‐ 10 50.0 nee, niet echt -‐ -‐ 3 15.0 nee, zeer zeker niet -‐ -‐ 1 5.0 niet ingevuld -‐ -‐ 1 5.0
arts n=20 n
%
2 16 2 -‐ -‐
10.0 80.0 10.0 -‐ -‐
3 16 1 -‐ -‐
15.0 80.0 5.0 -‐ -‐
8 12 -‐ -‐
40.0 60.0 -‐ -‐
3 15 2 -‐ -‐
15.0 75.0 10.0 -‐ -‐
Uit de tabel blijkt dat de bejegening van de verpleegkundige en de arts hoger wordt gewaardeerd dan die van de assistente. Qua ervaren professionaliteit scoren zowel de arts als de verpleegkundige positief. Dat geldt ook voor de aandacht voor vragen , waarbij de verpleegkundige het meest gunstig naar voren komt. Tachtig procent van de adviezen van de verpleegkundige worden als (zeer of enigszins) bruikbaar ervaren, terwijl dat voor 90% van de adviezen van de arts geldt. Eén persoon heeft aangegeven zijn ontevredenheid over het functioneren van een van de bovengenoemde functionarissen persoonlijk kenbaar te hebben gemaakt, een andere persoon heeft daarover zelfs een klacht ingediend. De klanten van het CJG kregen de gelegenheid om bij de vragen over het consultatiebureau een korte toelichting te geven. Een aantal respondenten heeft hier gebruik van gemaakt. De opmerkingen die zijn gemaakt, worden weergegeven in bijlage 4, deel A. Cursussen en themabijeenkomsten In tabel 7 wordt de waardering van gevolgde cursussen en themabijeenkomsten weergegeven.
© UMCG / TGO
Tussenevaluatie CJG Haren
14
TABEL 7 WAARDERING CURSUSSEN EN THEMABIJEENKOMSTEN (N = 22, MISSING = 8) Cursus n Informatief Vernieuwend Begrijpelijk ++ + = -‐ ++ + = -‐ ++ + = -‐ Masterclass 4-‐10-‐12 12 7 4 1 -‐ 1 7 4 -‐ 7 5 -‐ -‐ Positief opvoeden (Triple P) 1 -‐ 1 -‐ -‐ -‐ -‐ 1 -‐ -‐ 1 -‐ -‐ Weerbaarheid pubers -‐ -‐ -‐ -‐ -‐ -‐ -‐ -‐ -‐ -‐ -‐ -‐ -‐ Weerbaarheid kind groep 3-‐4 2 1 1 -‐ -‐ -‐ 1 1 -‐ -‐ 2 -‐ -‐ Mindfulness 4 2 2 -‐ -‐ 3 1 -‐ -‐ 3 1 -‐ -‐ ‘Rondom de geboorte’ -‐ -‐ -‐ -‐ -‐ -‐ -‐ -‐ -‐ -‐ -‐ -‐ -‐ Kinderen en echtscheiding -‐ -‐ -‐ -‐ -‐ -‐ -‐ -‐ -‐ -‐ -‐ -‐ -‐ ‘Peuter in zicht’ -‐ -‐ -‐ -‐ -‐ -‐ -‐ -‐ -‐ -‐ -‐ -‐ -‐ EHBO aan kinderen 3 2 1 -‐ -‐ 2 1 -‐ -‐ 3 -‐ -‐ -‐ Kinderen in echtscheiding -‐ -‐ -‐ -‐ -‐ -‐ -‐ -‐ -‐ -‐ -‐ -‐ -‐
Toepasbaar ++ + = -‐ 3 5 4 -‐ -‐ -‐ 1 -‐ -‐ -‐ -‐ -‐ -‐ 2 -‐ -‐ 3 1 -‐ -‐ -‐ -‐ -‐ -‐ -‐ -‐ -‐ -‐ -‐ -‐ -‐ -‐ 2 1 -‐ -‐ -‐ -‐ -‐ -‐
Legenda: 3=zeer, 2=nogal, 1= niet zo, -‐=niet
De tabel laat zien dat vier van de 30 personen die hebben aangegeven een cursus of een themabijeenkomst te hebben bijgewoond geen informatie heeft aangeleverd over hun waardering daarvan. Nog eens vier hebben bij de toelichting een andere cursus / bijeenkomst opgegeven. De 22 respondenten die in de tabel zijn opgenomen zijn overwegend positief in hun oordeel. De categorie ‘-‐’ is bij geen enkele cursus aangekruist, hetgeen aangeeft dat er geen cursussen of bijeenkomsten als niet informatief, niet vernieuwend, niet begrijpelijk of niet toepasbaar worden aangemerkt. De categorie ‘=’ is vooral aangekruist bij de eigenschap ‘vernieuwend’ en ‘toepasbaar’ en dan ten aanzien van de Masterclass 4-‐10-‐12 en de cursus Positief Opvoeden. Een deel van de respondenten vindt deze cursussen niet zo vernieuwend en niet zo toepasbaar. Eén van de twee personen die de cursus weerbaarheid voor kinderen heeft gevolgd, vindt deze niet zo vernieuwend. De vier ouders / verzorgers die een andere cursus / bijeenkomst hebben bijgewoond noemden de volgende cursussen / themabijeenkomsten: •
Dada;
•
hoogsensitiviteit van Tressan;
•
voorlezen met peuters;
•
koken met kinderen.
Deze cursussen werden op alle vier beoordelingsaspecten positief tot zeer positief beoordeeld. Respondenten die een cursus of een bijeenkomst bij het CJG Haren hebben gevolgd zijn via de volgende kanalen van het bestaan ervan op de hoogte gebracht: •
via een nieuwsbrief, al of niet op school (n=11)
•
via mond op mond reclame (n=4)
•
door een bezoek aan de website (n=3)
•
door een advies van de gymnastiekvereniging (n=1)
© UMCG / TGO
Tussenevaluatie CJG Haren
15
•
door een advies van een leerkracht op school (n=1)
•
via een advertentie op de PPS (n=1)
•
via een poster in de bibliotheek (n=1)
•
via een advertentie in de dorpskrant (n=1).
De huiskamer De personen die aangaven van de huiskamer gebruik te hebben gemaakt gaven hier het volgende oordeel over (zie tabel 8). TABEL 8 OORDEEL OVER HUISKAMER (N=11, MISSING=1) Beoordelingsaspect functioneel gezellig uitnodigend al of geen goede ontmoetingsplek hoog/laagdrempelig meerwaarde duidelijkheid functie
gemiddeld rapport cijfer 7.4 7.3 7.1 6.9 6.8 6.0 5.8
spreiding 6-‐10 6-‐8 3-‐8 3-‐9 4-‐10 1-‐9 2-‐10
Uit de tabel blijkt dat de functionaliteit en de gezelligheid van de huiskamer het hoogste scoren en minder spreiding laten zien, terwijl relatief lage cijfers worden toegekend aan de duidelijkheid van de functie van de huiskamer en de meerwaarde ervan en een grotere spreiding vertonen. De duidelijkheid van de functie van de huiskamer is daarbij het enige aspect dat onder de 6 scoort. Tabel 9 somt een aantal redenen op waarom personen geen gebruik van de huiskamer maken. De met de tabel corresponderende vraag is door 45 respondenten ingevuld. Bij deze vraag kon een respondent meerdere redenen aankruisen. TABEL 9 REDENEN WAAROM OUDERS / VERZORGERS GEEN GEBRUIK VAN DE HUISKAMER MAKEN Reden nooit behoefte aan een / de huiskamer gehad anders, namelijk: ……………. wist niet dat huiskamer bestond wist wel waar huiskamer bestond, niet waarvoor hij diende huiskamer was niet uitnodigend
n 28 12 10 2 1
% 54.9 23.5 19.6 3.9 1.8
De belangrijkste reden om niet van de huiskamer gebruik te maken blijkt te zijn dat er geen behoefte aan bestaat. Ruim de helft van de personen die deze vraag heeft ingevuld heeft dat aangegeven. Eén op de vijf respondenten is niet op de hoogte van het feit dat er een huiskamer bestaat. Als andere redenen om geen gebruik van de huiskamer te maken worden genoemd: •
ik weet niet zo goed wat ik daar moet doen;
© UMCG / TGO
Tussenevaluatie CJG Haren
16
•
ik ben er nooit aan toegekomen.
Tien personen hebben wel een andere reden opgegeven, maar deze niet nader gespecificeerd. Van de 12 mensen die niet wisten dat CJG Haren een huiskamer had, zouden er negen nog steeds geen gebruik van maken, nu ze het wel weten. Bij de laatste vraag over de huiskamer konden de respondenten ook een toelichting geven. Een aantal heeft hier gebruik van gemaakt, zie bijlage 4, deel B. Website De personen die aangaven de website te hebben bezocht (n=36) gaven hier het volgende oordeel over (zie tabel 10). TABEL 10 BEOORDELING WEBSITE CJG HAREN Beoordelingsaspect informatief duidelijkheid structuur helderheid taalgebruik lay-‐out menu-‐indeling geschiktheid voor slechtzienden
gemiddeld rapport cijfer 7.6 7.5 7.4 7.4 7.2 6.1
spreiding 5-‐10 3-‐10 3-‐10 3-‐10 3-‐10 1-‐8
Het informatiegehalte van de website wordt het meest positief gewaardeerd. De geschiktheid voor slechtzienden wordt het laagste beoordeeld. Onvoldoendes worden echter niet toegekend. Er worden uiteenlopende redenen gegeven waarom de website is bezocht, namelijk voor het zoeken van informatie over: •
de ontwikkeling van kinderen (n=5);
•
gedragsproblematiek van kinderen (n=6);
•
voedingsvragen over kinderen (n=1);
•
de relatie tussen gescheiden ouders (n=3);
•
de activiteitenagenda (n=16);
•
anders (n-‐9): - contactgegevens (n=2); - faalangst (n=1); - hulp (n=1); - hulp bij inkomsten (n=1); - sociale kaart (n=1); - informatie partners en informatie openingstijden (n=1).
© UMCG / TGO
Tussenevaluatie CJG Haren
17
Respondenten kregen in de vragenlijst ook de gelegenheid een eventuele toelichting te geven over de website, zie Bijlage 4, deel C. Ondersteunende gesprekken Dertien personen die de vragenlijst hebben ingevuld hebben aangegeven naar een professional doorverwezen te zijn. Het ging daarbij om doorverwijzingen naar: •
een interne deskundige van het CJG (n=11, waarvan 9 naar (sociaal) verpleegkundige GGD, 3 naar maatschappelijk werker Noordermaat, 2 naar jongerenwerker Torion);
•
een externe deskundige van een andere instantie (n=2, waarvan 1 naar trainer sociale vaardigheid, 1 naar professional Tressan, een coachings-‐ en therapiepraktijk).
Twee respondenten weten niet meer of het een interne of externe deskundige betrof. Doorverwezen ouders / verzorgers gaven daar de volgende redenen voor aan (respondenten konden meer dan één reden aankruisen): •
problemen met het gedrag van mijn kind (n=7);
•
problemen in de ontwikkeling van mijn kind (n=5);
•
ondersteuning bij de opvoeding van mijn kind (n=4);
•
anders, nl. (n=4): -
mijn kind kreeg groepssovatraining op maat in verband met omgang vriendinnetjes (n=1)
-
financiële situatie van kind (n=1);
-
gezinssituatie thuis (n=1);
-
hoe omgaan met kind en ziekte vader (n=1).
Twee van de dertien respondenten signaleren een sterk verbetering van de algehele problematiek na de interventie van de professional waarnaar ze zijn doorverwezen. De overige dertien signaleren een verbetering, maar typeren die niet als sterk. De volgende doelen voor de inzet van de professional worden genoemd (ook hier kon één respondent meerdere doelen opgeven): •
beter leren praten c.q. sociaal vaardiger (n=3);
•
vriendinnen gaan op goede manier met elkaar om;
•
betere prestatie op school;
•
maken van huiswerk;
•
zelfinzicht valkuilen;
•
analyse van de thuissituatie;
•
vergroten van het zelfvertrouwen;
•
verhelderen van problemen;
•
verwijzen naar verdere hulp.
© UMCG / TGO
Tussenevaluatie CJG Haren
18
Indien de respondenten wordt gevraagd om aan te geven in hoeverre de interventie door de professional deze concrete doelen heeft beïnvloed dan geeft 34% van de respondenten ‘een sterke verbetering’ aan, 46% ‘een verbetering’, bij 8% is de situatie gelijk gebleven en bij één persoon is de situatie verslechterd. Tenslotte werden enkele algemene vragen over de doorverwijzing van het CJG Haren aan de ouders / verzorgers gesteld. In tabel 11 wordt aangegeven in hoeverre respondenten zich met hun hulpvraag serieus genomen voelden door het CJG, of bij doorverwijzing de professional met in plaats van over hen besliste, of ze door de verwijzing voldoende geleerd hebben om ‘zelf verder te gaan’ en of ze door deze verwijzing meer vertrouwen in de toekomst hebben. TABEL 11 ENKELE GEVOLGEN VAN DE DOORVERWIJZING / INTERVENTIE (N=13)
door CJG serieus genomen met hulpvraag? besliste professional met u in plaats van over u? voldoende geleerd om na de hulp zelf verder te gaan? meer vertrouwen in toekomst?
zeer zeker
enigszins
niet zo
zeer zeker niet
12 9 9 5
1 3 3 6
-‐ 1 1 2
-‐ -‐ -‐ -‐
Uit de tabel blijkt dat twaalf van de dertien respondenten zich ‘zeer zeker’ serieus genomen voelde door het CJG, dat negen van de dertien ‘zeer zeker’ het gevoel had dat de professional met hen besliste, dat eveneens negen ‘zeer zeker’ voldoende had geleerd om na hulp zelf verder te gaan en dat vijf van de dertien ‘zeer zeker’ meer vertrouwen in de toekomst had. Daarmee is dit laatste item het minst positief gescoord, hoewel slechts twee personen aangeven ‘niet zo’ aangeven op de vraag of ze vertrouwen in de toekomst te hebben. De respondenten die zijn doorverwezen hebben deze doorverwijzing ook nog een rapportcijfer toegekend. Het gemiddelde rapportcijfer was 7.3 (n=13, range 1-‐9). Positieve en negatieve punten CJG Haren In de vragenlijst zijn open vragen gesteld over wat de ouders / verzorgers goed en minder vinden aan de hulpverlening van het CJG. Bij positieve aspecten van de hulpverlening van het CJG Haren staan de volgende opmerkingen: •
Het gerichte advies is positief.
•
Het feit dat het CJG laagdrempelig is, en hulp gemakkelijk aan te vragen is.
•
Persoon X is erg kundig en rustig in het gesprek en gaf erg veel ruimte voor wat wij als ouders zagen en wilden. Door haar hulp konden school en wij elkaar weer meer vinden en is er hulp en onderzoek op gang gekomen. Overigens was één gesprek voldoende.
© UMCG / TGO
Tussenevaluatie CJG Haren
19
•
De gastvrouw in de huiskamer was uitermate vriendelijk en hartelijk, ik voelde mij welkom. De sfeer was goed en dat maakt dat je makkelijk spreekt. De mevrouw van de GGD was ook vriendelijk en behulpzaam, goed en makkelijk te bereiken via mail, telefoon.
•
Er is een groot verschil (in tevredenheid en resultaat) tussen de gesprekken van het CJG en de gesprekken via het CJG. Waar gaan deze vragen nou eigenlijk over?
•
Persoonlijk, op maat, deskundig.
•
Dat ze luisterden en begrip toonden voor mijn zorgen om de kinderen in de thuissituatie en me nog steeds vaak even vragen hoe het gaat.
•
Dat er serieus werd geluisterd naar de situatie waar we in terecht zijn gekomen en wat dat voor invloed heeft op de kinderen.
•
Hulp voor kind en ouders, gesprekken gezamenlijk op school, ieder zijn eigen begeleiding.
Op de vraag wat niet goed aan hulpverlening van het CJG Haren is worden de volgende antwoorden gegeven: •
Soms is het onduidelijk wanneer ik dingen op kan brengen of niet. Ook tijdens de afspraken weet ik vaak niet wat er gaat gebeuren. De vaccinaties worden wel aangegeven, maar wat er met welke afspraak aan bod komt is mij vaak onduidelijk.
•
Bij de huiskamer kwam ik met een hulpvraag omtrent gedrag van mijn kind. De eerste vraag die werd gesteld was: heb je een moeilijke bevalling gehad? Voor mij sloeg dat de plank volledig mis, dat heeft er mijn inziens niets mee te maken.
•
Bij het CJG werden weinig vragen gesteld en veel standaardadviezen gegeven. Daardoor kwamen de problemen waar het eigenlijk om ging niet aan bod. Bij Tressan werd er goed en invoelend geluisterd waardoor we heel adequate hulp hebben gekregen.
•
Hulpverlener ouders had geen ervaring omtrent pubers, dit is maar een heel klein -‐ puntje!
Locatie In tabel 12 staat aangegeven hoe de respondenten de locatie van het CJG beoordelen. TABEL 12 BEOORDELING LOCATIE CJG Locatie CJG zeer geschikt geschikt ongeschikt zeer ongeschikt Totaal
n 10 37 2 1 50
% 20.0 74.0 4.0 2.0 100.0
De overgrote meerderheid van de 50 respondenten die deze vraag hebben ingevuld beoordeeld de locatie van het CJG als (zeer) geschikt. Er worden echter twee minder positieve commentaren © UMCG / TGO
Tussenevaluatie CJG Haren
20
gegeven: •
het CJG ligt buiten het centrum, je kunt er niet even naar toelopen, er is nauwelijks parkeergelegenheid, 's avonds heb je een gevoel van onveiligheid om naar binnen te lopen;
•
het is koud in de aankleedruimte (hoge ruimte).
Tot slot is in de vragenlijst gevraagd naar suggesties en opmerkingen, zie Bijlage 4, deel D. 3.1.2 Professionals In totaal hebben 10 professionals de vragenlijst ingevuld. Twee van hen hadden ieder twee themabijeenkomsten c.q. cursussen gevolgd, te weten de masterclass, de cursus Triple P, de cursus weerbaarheid voor kinderen en de cursus EHBO voor kinderen. Al deze cursussen werden overwegend positief (van ‘nogal’ tot ‘zeer’ positief) beoordeeld op de eigenschappen ‘informatief’, ‘vernieuwend’, ‘begrijpelijk’ en ‘toepasbaar’. Twee professionals hadden gebruik gemaakt van de huiskamer en zes hadden de website bezocht.
3.2
Resultaten vragenlijst per post
3.2.1 Respons In deze paragraaf worden de resultaten besproken van de vragenlijst die per post naar een steekproef van 600 ouders / verzorgers van kinderen in de leeftijd van 4 tot en met 18 jaar in de gemeente Haren is gestuurd. In tabel 13 wordt de respons op deze vragenlijst getoond. TABEL 13 RESPONS OP VRAGENLIJST PER POST RESPONS wel eerder contact met CJG, maar geen digitale vragenlijst ingevuld nooit eerder contact met CJG gehad missing, deze vraag niet ingevuld Totaal
N 35 167 1 203
% 17.2 82.3 0.5 100.0
Ruim 80% van de respondenten heeft nog nooit eerder contact met het CJG Haren gehad. Ruim 17% heeft wel eerder contact met het CJG gehad, maar geen digitale vragenlijst ingevuld. Zij vulden de vragenlijst per post wel in. Een totale respons van 203 komt neer op een responspercentage van 33.8%. 3.2.2 Gemeentekern In tabel 14 wordt getoond in welke gemeentekern de respondenten, die de vragenlijst per post hebben ingevuld, wonen.
© UMCG / TGO
Tussenevaluatie CJG Haren
21
TABEL 14 GEMEENTEKERN RESPONDENTEN GEMEENTEKERN Haren (dorp) Onnen Glimmen Noordlaren anders, namelijk Totaal
N
% 83.7 3.9 8.9 3.0 0.5 100.0
170 8 18 6 1 203
Ruim 83% van de respondenten blijkt afkomstig uit het dorp Haren zelf. Bijna 9% komt uit Glimmen. Onnen en Noordlaren zijn het minst vertegenwoordigd met respectievelijk 3.9 en 3% van de respondenten. De persoon die de categorie ‘anders’ heeft ingevuld blijkt uit Tynaarlo te komen. 3.2.3 Opleidingsniveau Tabel 15 toont het opleidingsniveau van de ouders / verzorgers. TABEL 15 HOOGST AFGERONDE OPLEIDING
RESPONS
lager onderwijs voortgezet onderwijs MBO HBO WO anders, namelijk Totaal
N
%
1 6 37 87 66 3 203
0.5 3.0 18.5 43.5 33.0 1.5 100.0
Uit de tabel blijkt dat ruim driekwart van de respondenten minimaal een HBO-‐opleiding heeft afgerond. Daarmee betreft ook deze steekproef, net zoals bij de digitale vragenlijst het geval was, relatief hoog opgeleide respondenten. De respondenten die de rubriek ‘anders’ hebben opgegeven hebben of een post-‐HBO opleiding (n=2) gevolgd of een lagere beroepsopleiding (n=1). 3.2.4 Aantal kinderen Ruim de helft (54.2%) van de respondenten geeft aan twee kinderen in de leeftijd van 4-‐18 jaar te hebben. Bijna een kwart heeft drie kinderen in die leeftijdsgroep, terwijl nagenoeg een vijfde (n=39) 1 kind van 4-‐18 heeft. De gemiddelde leeftijd van de kinderen van ouders / verzorgers met één kind was 9 jaar en 8 maanden (SD 4.7), voor ouders / verzorgers met twee kinderen 12 jaar en vijf maanden (SD 3.6) voor het eerste kind en 10 jaar en zes maanden (SD 3.6) voor het tweede kind. Ruim driekwart van de respondenten betreft de moeder van het kind / de kinderen, terwijl nagenoeg een kwart der vader betreft. Eén stiefvader geeft aan de vragenlijst te hebben ingevuld. © UMCG / TGO
Tussenevaluatie CJG Haren
22
3.2.5 Redenen geen contact CJG Aan de 167 respondenten, die nog nooit contact met het CJG hebben gehad is gevraagd dit het geval was. Tabel 16 toont de antwoorden op deze vraag. TABEL 16 REDEN VOOR UITBLIJVEN CONTACT MET CJG (MISSING=25) Waarom geen contact met CJG? ik heb hulp van familie etc. wist niet van bestaan CJG wist niet wat CJG Haren kon betekenen ik heb hulp van andere organisaties heb geen vertrouwen in CJG wist niet dat Haren een CJG had CJG Haren is voor mij te ver weg Totaal
N 68 25 23 17 5 4 -‐ 142
% 33.5 14.9 13.8 10.2 2.9 2.4 -‐ 100.0
Het meest gegeven antwoord is dat respondenten hulp hebben van familie. Daarna geeft een aantal respondenten aan niet te weten van het bestaan van het CJG als instituut. Twee andere redenen die relatief vaak worden genoemd zijn het feit dat de respondenten niet weten wat het CJG Haren kan betekenen en al hulp van andere organisaties betrekken, zoals: •
school c.q. leerkrachten (n=7);
•
Accare (n=5);
•
Lentis (n=2);
•
huisarts (n=3);
•
orthopedagoog (n=2);
•
kinderpsycholoog (n=1);
•
de Bongerd (n=1);
•
OCRN Praktijk voor Kinder-‐ en Jeugdpsychiatrie & Leerstoornissen (n=1);
• Molendrift (n=1). Bij de rubriek ‘anders’ vullen personen ook een aantal andere redenen in waarom ze tot nu toe geen gebruik van het CJG Haren hebben gemaakt, zie bijlage 5, deel A. 3.2.6 Redenen om eventueel wel gebruik van CJG te maken Aan de respondenten is gevraagd of ze, nu ze via de vragenlijst wel bekend zijn geraakt met het bestaan van het CJG en haar diensten, van het CJG Haren gebruik zouden willen maken. Op deze vraag hebben 180 van de 203 respondenten gereageerd. De eventuele diensten die ze daarbij hebben aangekruist staan in tabel 17. Respondenten konden meer dan één dienst aankruisen.
© UMCG / TGO
Tussenevaluatie CJG Haren
23
TABEL 17 REDENEN OM CONTACT MET HET CJG HAREN OP TE NEMEN (N=180) Waarom wel contact met CJG? themabijeenkomsten, cursussen vragen over opgroeien doorverwijzing naar professional gebruik maken van huiskamer raadplegen van website wat anders niets
N 13 7 7 -‐ 35 40 95
% 7.2 3.8 3.8 -‐ 19.4 22.2 52.8
Ruim de helft van de respondenten geeft aan nog steeds niets van het CJG te willen, ook nu ze weten waarop het CJG zich richt. Mensen die wel wat van het CJG willen noemen vooral de website en cursussen c.q. themabijeenkomsten. Veertig respondenten hebben bij deze vraag de rubriek ‘anders’ aangekruist. Zij hebben daarbij zonder uitzondering aangegeven zich alsnog te beraden, indien zich specifieke problemen voordoen, waarbij het CJG hulp kan bieden. 3.2.7 Tevredenheid over diensten CJG Aan de ouders / verzorgers, die wel contact hebben gehad met het CJG (n=35), is gevraagd hoe tevreden ze zijn over de diensten die CJG Haren heeft geleverd. Tabel 18 geeft hun tevredenheid over een aantal diensten weer. De tabel bevat uitsluitend absolute aantallen. TABEL 18 TEVREDENHEID MET DIENSTEN CJG (N=35) n
Soort dienst telefonisch advies themabijeenkomst ondersteunend gesprek professional huiskamer website andere dienst
5 14 5 7 11 14
zeer tevreden
1 6 1 1 -‐ 1
tevreden
on-‐ tevreden
zeer ontevreden
2 8 2 6 9 11
1 -‐ 1 -‐ 2 2
1 -‐ 1 -‐ -‐ -‐
Over de meeste diensten, die van het CJG zijn afgenomen, is men zeer tevreden tot tevreden. De tevredenheid met de door het CJG gegeven telefonische adviezen en met de doorverwijzing naar professionals voor ondersteunende gesprekken lijkt wat lager te liggen: voor deze beide diensten is door een enkel persoon de categorie ‘zeer ontevreden’ aangekruist. Gezien het zeer beperkt aantal afnemers van deze twee diensten (beide n = 5), kunnen hier echter geen betrouwbare conclusies over worden getrokken. Veertien personen hebben hier de categorie ‘andere dienst’ aangekruist. De diensten waarover het daarbij ging waren: §
consultatiebureau (n = 7);
§
e-‐mail contact (n = 2);
§
‘reguliere controles’ (n = 1);
§
weerbaarheidstraining ‘schatjes, katjes, watjes’ (n = 1);
© UMCG / TGO
Tussenevaluatie CJG Haren
24
§
kinderarts (n = 1).
Drie personen gaven niet aan welke dienst het betrof. Respondenten konden per soort dienst tevens een korte toelichting geven, zie Bijlage 5, deel B. De vragenlijst besloot met een open tekstveld waarin ouders / verzorgers al hun overige opmerkingen kwijt konden. Hier is vrij intensief gebruik van gemaakt, zie Bijlage 5, deel C.
© UMCG / TGO
Tussenevaluatie CJG Haren
25
3.3
Resultaten procesevaluatie: interviews
Hieronder worden de reacties van de geïnterviewde sleutelpersonen weergegeven op de vragen van het interviewformat. 3.3.1 Samenwerking tussen instellingen binnen het CJG 1. Het CJG moet in ieder geval bundelen: de jeugdgezondheidszorg 0-‐19 jaar, de 5 gemeentelijke functies, een schakel met Bureau Jeugdzorg en een schakel met de zorgnetwerken. Andere organisaties kunnen worden toegevoegd, zoals maatschappelijk werk, jongerenwerk, huisartsen en GGz. Kunt u aangeven wat goed gaat en welke knelpunten hier spelen? Uit de gesprekken met de sleutelpersonen komt naar voren dat het CJG-‐concept nog volop in ontwikkeling is en nog steeds ‘open eindjes’ bevat. Er is nog geen definitief antwoord geformuleerd op vragen als: •
welke organisaties dienen op het CJG aan te sluiten?
•
waar eindigt als ketenpartner je frontoffice verantwoordelijkheid en begint je backoffice verantwoordelijkheid?
Er wordt een overlap in functies geconstateerd, zoals tussen functies van de GGD, het maatschappelijk werk, het schoolmaatschappelijk werk en het onderwijs. Daarnaast bestaan er concrete verschillen van inzicht over de te hanteren werkwijze. Zo wordt vindplaatsgericht werken door Torion anders ingevuld dan door Noordermaat. Noordermaat onderschrijft weliswaar de noodzaak tot vindplaatsgericht werken, maar hecht er minder belang aan om medewerkers op een (school)plein te posteren om ‘vragen op te halen’. Daar kunnen beter vrijwilligers voor worden ingehuurd vinden zij, gezien het feit dat maatschappelijk werk kostbaarder is dan jongerenwerk en ook andere taken te volbrengen heeft, die voortvloeien uit de doelgroep (0-‐ 100 jaar), zoals huiselijk geweld, huisverbod, bereikbaarheidsdienst crisiswerk etc. Bovendien is er sprake van kleine teams. Torion is van oordeel dat Noordermaat op die manier wellicht een iets te beperkte invulling aan vindplaatsgericht werken geeft en is juist wel van mening dat medewerkers van het CJG naar de klant toe moeten gaan om vragen op te halen. Wel signaleert het maatschappelijk werk dat het qua urenbesteding minder ruimte heeft om outreachend te werken dan jongerenwerk, juist omdat zij zich bezig houden met mensen van 0-‐100 jaar en niet alleen met jongeren. Zoals één sleutelpersoon het verwoordde: ‘als maatschappelijk werk op schoolpleinen gaat staan blijft er minder ruimte over om andere mensen te helpen hun leven weer op de rails te krijgen. Weliswaar zijn maatschappelijk werkers hierdoor minder zichtbaar, maar het is o zo belangrijk werk dat niet in de verdrukking mag komen.’
© UMCG / TGO
Tussenevaluatie CJG Haren
26
Ook komt in alle interviews naar voren dat de beschikbare middelen niet toereikend zijn voor de wensen die door de ketenpartners worden geformuleerd ten aanzien van het CJG. Een ander knelpunt dat in de interviews naar voren kwam gaat over samenwerking op het gebied van uitwisselen van gegevens. De privacy van cliënten is daarbij een ingewikkelde factor, die een goede uitwisseling van gegevens in de weg staat. Daarmee kan kwalitatief goede ketenzorg bemoeilijkt worden. Vanuit het belang van de cliënt dienen ketenpartners zo optimaal mogelijk samen te werken. Die samenwerking is pas goed mogelijk als klantgegevens kunnen worden uitgewisseld. Bij de ketenpartners blijft die uitwisseling van gegevens echter vaak achterwege met het argument dat de privacy van de cliënt dan onder druk komt te staan. Eén sleutelpersoon verwoordde het als volgt: ‘De uitwisseling van klantgegevens bevindt zich op een hellend vlak. In een extreme vorm zouden de ketenpartners vanuit het principe “1 kind, 1 gezin, 1 plan” standaard de klantgegevens van alle cliënten die ze zien kunnen uitwisselen. Maar je zou het ook pas kunnen doen als een probleem van de klant om een gezamenlijke aanpak vraagt. Cruciaal is telkens de vraag wie met gegevensuitwisseling gediend is: de klant zelf of de samenwerkingsrelaties binnen het CJG.’ Sommige van de geïnterviewde sleutelpersonen vragen zich af of dat privacy-‐argument wel altijd de enige en werkelijke reden is om van gegevensuitwisseling af te zien. Zij hebben de indruk dat achter dat argument een gevoel van aantasting van de professionele autonomie een rol speelt. Een consequentie van de gebrekkige gegevensuitwisseling is dat het risico bestaat dat de problematiek waarmee de klant het CJG benadert fragmentarisch wordt aangepakt. Zo zou het theoretisch kunnen voorkomen dat een kind dat de ene ketenpartner benadert met het probleem van bedplassen niet weet dat de ouders van dat kind in scheiding liggen, omdat die kennis bij een andere partner bekend is. Het is duidelijk dat een adequate hulpverlening dan niet goed mogelijk is. 2. Het CJG bestaat uit een frontoffice en een backoffice. Het frontoffice wordt gevormd door generalisten (JGZ, AMW en jongerenwerk), die vragen kunnen beantwoorden en eventueel doorverwijzen. Het backoffice door netwerkstructuur van Zorg voor Jeugd Groningen en de lokale netwerken Zorg-‐ Advies en Consultatieteam (ZA&C), Jeugdpreventie-‐overleg (JPO) en OGGz, en de huisartsen, MEE Groningen, Bureau Jeugdzorg, de ZorgAdviesteams (ZAT), leerplichtambtenaar etc. Kunt u aangeven wat goed gaat en welke knelpunten hier spelen? Aangegeven wordt dat de tweedeling frontoffice – backoffice een tweedeling op papier is, maar in de praktijk vaak niet zichtbaar is. Zodra een frontoffice professional binnen het CJG een gesprek met de klant aangaat, vormt deze immers op die manier ook al de backoffice. Wanneer je het strak wilt scheiden dan zou je kunnen zeggen dat de frontoffice wordt gevormd door de vrijwilligers en de coördinator van het CJG. Alle andere professionals zijn in die redenering de backoffice. Niet altijd worden door de klant binnengebrachte problemen snel opgepakt, zo wordt door enkele sleutelpersonen gesteld. De vrijwilligers en de coördinator van het CJG moeten soms wel eens © UMCG / TGO
Tussenevaluatie CJG Haren
27
‘leuren’ met een probleem, voordat het adequaat bij één van de partners kan worden ondergebracht. Is het probleem eenmaal bij een professional ondergebracht dan laat de afhandeling soms op zich wachten en wordt vaak niet adequaat naar de frontoffice teruggekoppeld. Binnen de aanname en doorgeleiding van hulpvragen door de vrijwilligers van de frontoffice worden – behoudens de eerder genoemde moeite die het kost om cliënten bij een professional ‘onder te brengen’ – geen duidelijke andere problemen ervaren door de geïnterviewden. Aangegeven wordt dat de vrijwilligers cursussen hebben gehad van een CJG-‐medewerker en goed kunnen inschatten naar wie ze moeten doorverwijzen. Bij twijfel tussen twee ketenpartners sturen ze de hulpvraag naar beiden door met de vraag onderling uit te maken wie het oppakt. In de praktijk komen de ketenpartners er in onderling overleg goed uit wie de cliënt primair uitnodigt. 3. Binnen de backoffice van het CJG werken JGZ, maatschappelijk werk (Noordermaat) en jongerenwerk (Torion) nauw samen. Kunt u aangeven wat hierin goed gaat en welke knelpunten hier spelen? De sleutelfiguren constateren dat de samenwerking in de loop van de drie jaar dat het CJG bestaat een stijgende lijn vertoont. Maar, zo stelt één van de sleutelfiguren, dat geldt vooral op algemeen niveau en veel minder op individueel niveau (indien het om een specifieke casus gaat). Zo wordt er gemakkelijker samengewerkt rond -‐willekeurig voorbeeld-‐ een algemeen thema als ‘ik signaleer dat er bij meerdere klanten behoefte is aan een oppasvoorziening, zullen we als CJG een oppascentrale beginnen?’ dan rond een specifiek individuele casus als ‘die moeder raakt overbelast, haar man gebruikt middelen en een goede oppasvoorziening zou voor haar een ontlasting betekenen.’ Gaat het om de samenwerking rondom individuele problematiek dan speelt het eerder genoemde privacy-‐ argument wederom een belemmerende rol. Wat een goede samenwerking soms eveneens in de weg staat, betreft de organisatorische aansturing van het CJG. Door diverse sleutelfiguren wordt aangegeven dat de gekozen constructie onlogisch is en niet past bij een gemeenschappelijk CJG: drie welzijnsorganisaties met hun eigen managers, een coördinator daarboven vanuit de GGD, die eigenlijk in dienst is van één van die welzijnsorganisaties en die op afstand wordt aangestuurd door een manager van de GGD, terwijl de gemeente opdrachtgever is. De coördinator van het CJG moet bij ervaren knelpunten soms haar eigen leidinggevende aanspreken op wat er mis gaat bij professionals, die door diezelfde leidinggevende worden aangestuurd. Daarnaast heeft de coördinator ook geen hiërarchische positie te opzichte van de managers van Noordermaat en Torion. En de GGD is in deze constructie zowel aanstuurder als kernpartner. Een suggestie die naar voren komt voor een betere constructie is om de coördinator in dienst van de gemeente te laten werken, zodat deze alle managers kan © UMCG / TGO
Tussenevaluatie CJG Haren
28
aanspreken op het uitvoeren van een opdracht. Aangegeven wordt dat meerdere keren is gebleken dat een krachtige aansturing bij de huidige organisatorische constructie nauwelijks mogelijk is bij ervaren problemen op het terrein van functioneren van bij het CJG betrokken professionals. Een ander knelpunt op het terrein van de samenwerking tussen de ketenpartners betreft het netwerkoverleg. Dit overleg heeft belangrijke rol bij de uitwisseling van en terugkoppeling van casuïstiek gegevens binnen het samenwerkingsverband. Tijdens dit overleg kunnen de kernpartners casuïstiek inbrengen en kunnen problemen van cliënten vanuit verschillende professionele invalshoeken worden besproken. Ook kan tijdens dit overleg worden besproken hoe bij een interne doorverwijzing de hulpvraag van de cliënt door de betreffende professional is opgepakt en of er meer professionals bij de hulpverlening zijn betrokken. Van deze terugkoppelfunctie van het netwerkoverleg blijkt echter zeer beperkt sprake te zijn. Redenen daarvoor zijn: •
de privacy van de cliënt. Bij veel professionals bestaat het gevoel dat deze wordt geschonden indien zij tijdens het netwerkoverleg inhoudelijk terugkoppelen hoe de behandeling van een cliënt verloopt;
•
het ontbreken van een vaste systematiek op basis waarvan wordt beslist wat wel en wat niet teruggekoppeld dient te worden.
Het gevolg hiervan is dat de terugkoppeling tijdens het netwerkoverleg veelal louter uit de constatering bestaat dat ‘de vraag in behandeling is genomen’, maar om welke concrete problematiek het blijkt te gaan en waaruit die behandeling bestaat blijft ongewis. Een ander gevolg is dat binnen de frontoffice geen duidelijk beeld bestaat van de wijze waarop ingekomen klantvragen zijn afgehandeld na interne doorverwijzing naar één van de kernpartners. Dit draagt bij aan het feit dat de klant vaak niet het gevoel heeft nog door het CJG te worden geholpen, maar door bijvoorbeeld maatschappelijk werk of de jongerenhulpverlening. Eén van de sleutelfiguren doet in dat kader de suggestie om binnen het CJG Haren meer informele overlegmomenten te organiseren, zodat wellicht drempels worden weggenomen en de meerwaarde van onderling overleg geleidelijk zichtbaar wordt. Een andere sleutelpersoon geeft aan dat het netwerkoverleg veel frequenter plaats zou moeten vinden: ‘Nu komt het kernteam een keer in de maand bijeen, anderhalf uur. Ik vind dat persoonlijk te weinig om echt een goede afstemming te kunnen realiseren, zowel op casusniveau als om praktische zaken te overleggen, een visie uit te stippelen; helemaal richting de wijkteams. Als je elkaar slechts anderhalf uur ziet, en casuïstiek en hele praktische dingen rondom het CJG moet bespreken en ook nog eens moet uitstippelen waar we over een half jaar heen willen of waar we dan moeten staan, ja dan worden dingen soms onvolledig afgehandeld en dat geeft voor mij wel eens een onvoldaan gevoel. Dus die overlegfrequentie moet omhoog, ook omdat je toch geneigd bent om terug te vallen in oude samenwerkingspatronen, dus jongerenwerk versus maatschappelijk werk.’
© UMCG / TGO
Tussenevaluatie CJG Haren
29
Vanuit het jongerenwerk wordt het signaal afgegeven dat zij, net zoals maatschappelijk werk, graag zitting willen nemen in de zorgadviesteams op de middelbare scholen. ‘Het argument voor het afzien daarvan is altijd geweest dat het bij het jongerenwerk niet om echte problematiek gaat, maar dat die visie deel ik niet en vanuit de CJG-‐gedachte zou je onze inbreng juist moeten toejuichen’, zo geeft een sleutelpersoon aan. ‘Ook is het argument dat het wel wordt teruggekoppeld binnen het netwerkoverleg binnen het CJG, maar wij horen daar niets en het lijkt mij toch onmogelijk dat er niets over de kinderen die op school zitten te melden is en dat er geen overlap is met de jongeren die wij hier kennen, op straat en in de jeugdhonken.’ Niet altijd valt het niet tot stand komen van een adequate gegevensuitwisseling en onderlinge afstemming c.q. samenwerking de ketenpartners zelf of de organisatie van het CJG aan te rekenen. Vanuit de scholen komt het signaal dat de ouders van kinderen met sociale of leerproblemen op school soms geen toestemming verlenen om gebruik te maken van gegevens van bijvoorbeeld maatschappelijk werk (indien dat erbij betrokken is). Dit gebeurt in naar schatting zo’n 20 tot 30% van de gevallen. Ook geeft een vergelijkbare proportie van de ouders geen gehoor aan een advies van school om contact met het CJG op te nemen. Zo signaleert een sleutelpersoon dat ouders sommige problemen met hun kind, zoals bedplassen, soms niet aan het CJG willen melden uit angst om direct door een verpleegkundige te worden gebeld. Tenslotte verschijnen de kinderen van ook zo’n 30% van de ouders niet op de jaarlijkse GGD-‐screeningen. Vanuit het basisonderwijs bestaat het vermoeden dat het CJG en de GGD betuttelend worden gevonden, maar daarover bestaat geen zekerheid. Een andere klein knelpunt dat tussen het CJG en het basisonderwijs speelt betreft de wens van het CJG om op scholen aanwezig te zijn en daarmee het CJG voor ouders van kinderen laagdrempeliger te maken. Mogelijkheden hiervoor zijn het organiseren van een inloopspreekuur organiseren of de aanwezigheid bij de 10-‐minuten gesprekken met ouders. Het basisonderwijs is van mening dat de onderwerpen hiervoor door het CJG aangeleverd moeten worden, terwijl de coördinator van het CJG vindt dat de school met onderwerpen moet komen. Het gevolg van dit meningsverschil is dat het initiatief vooralsnog niet van de grond is gekomen. Uit bovenstaande is wel duidelijk geworden dat de samenwerking tussen de ketenpartners niet alleen wordt belemmerd door factoren die met privacy en visieverschillen te maken hebben, maar dat ook de klant zelf afstemming in de weg kan staan. 3. Het CJG dient een optimale afstemming te realiseren met het WMO-‐loket van de gemeente Haren. Kunt u aangeven wat hierin goed gaat en welke knelpunten hier spelen? Van een gezamenlijk loket voor het CJG en het WMO-‐loket is nog geen sprake, zo blijkt uit de interviews. Als belangrijke reden hiervoor wordt aangegeven dat het CJG in een ander gebouw zit als
© UMCG / TGO
Tussenevaluatie CJG Haren
30
het WMO-‐loket. Wel heeft de coördinator van het CJG regelmatig contact met het WMO-‐loket, waarbij het initiatief voor dat contact echter wel steeds van het CJG uitgaat en niet van het WMO-‐ loket. In het kader van de afstemming tussen diverse loketten wordt door drie sleutelpersonen ingegaan op een nieuwe ontwikkeling, waarvan nog onduidelijk is hoe deze zich gaat verhouden tot het CJG, namelijk die van het wijkteam. Het uitgangspunt van het wijkteam is, dat het drie loketten integreert, te weten (1) het lokaal loket of WMO-‐loket, (2) de gemeentebalie of het klant-‐ contactcentrum en (3) het CJG-‐loket. Hoewel deze drie loketten zich deels richten op verschillende zaken, bestaat er ook een overlap van functies. Zo is de gemeentebalie er in feite ook voor WMO-‐ voorzieningen. Vanuit de klant gezien is het bestaan van meerdere loketten onwenselijk. Het wijkteam kan worden opgevat als een mobiel loket, waarbij de hulpverlener zoveel mogelijk zichtbaar in de wijk aanwezig is en de vraag ‘ophaalt’ in de wijk. Het wijkteam zal worden bemenst door een WMO-‐consulent, iemand van Torion (een opbouwwerker c.q. ouderenwerker), een wijkverpleegkundige, een medewerker sociale zaken en een maatschappelijk werker. Zij worden beschouwd als generalisten, moeten alle aanvragen kunnen behandelen en gaan – onverschillig wie – naar de klant toe om een zogenaamd ‘keukentafelgesprek’ te voeren en ‘de vraag achter de vraag’ te achterhalen. In dat gesprek wordt een arrangement gemaakt. De verwachting is dat deze manier van werken, behalve duidelijkheid naar de klant, een forse kostenbesparing oplevert. Ten aanzien van het CJG levert de ontwikkeling van wijkteams, waarvan één in Haren West al vanaf 2012 functioneert en andere waarschijnlijk in september 2013 van start zullen gaan, vragen op ten aanzien van de toekomstige positionering van het CJG. Indien wijkteams leidend gaan worden voor de afhandeling van hulpvragen van burgers van 0-‐100 jaar, hoe verhouden de wijkteams zich dan tot het CJG? Blijft het CJG een fysieke ruimte behouden? Gaat het CJG in de wijkteams op en verdwijnt het als zodanig? Wordt het CJG een subwijkteam voor 0-‐23 jaar? Maar dan creëer je weer meerdere loketten. Krijgt het CJG een geheel andere functie en wordt het meer een indicatie-‐orgaan? Deze laatste optie wordt als mogelijkheid genoemd door één van de sleutelpersonen. Een andere sleutelpersoon maakt de inschatting dat de wijkteam-‐aanpak professionals, die vanuit hun achtergrond niet gewend zijn om outreachend te werken, meer moeite zal kosten. ‘Zij voelen zich primair specialisten op het terrein van individuele hulpverlening achter een bureau en moeten nu de boer op. Deze discussie speelt ook binnen het CJG-‐team (jeugdgezondheidszorg, maatschappelijk werk, jongerenwerk en coördinator CJG). Het jongerenwerk heeft veel minder moeite met de beweging die met de wijkteams is ingezet. Het is natuurlijk ook professional afhankelijk, de een kan het beter dan de ander. In het wijkteam zitten wellicht zelfs enkele personen die nooit outreachend zullen gaan werken, zij hebben die vaardigheid niet ontwikkeld.’
© UMCG / TGO
Tussenevaluatie CJG Haren
31
4. Toegeleiders naar het CJG zijn: basisonderwijs, speciaal onderwijs, voortgezet onderwijs, huisartsen, peuterspeelzalen en kinderopvang en politie. Welke eventuele knelpunten spelen er per partner? Zijn er ook oplossingen voor deze knelpunten? De sleutelpersonen geven aan dat vooral bij de uitwisseling van gegevens tussen de politie en het CJG privacy problemen een belemmerende rol spelen, terwijl bij scholen niet altijd duidelijk is wie wat waar op welke manier moet bespreken. Is de schoolmaatschappelijk werker voor de inbreng van bespreekpunten verantwoordelijk of de sociaal verpleegkundige? Mensen zijn er zich bovendien vaak niet van bewust dat deze sociaal verpleegkundige in feite ‘een vooruitgeschoven post’ van het CJG is, zo wordt aangegeven. Eén van de sleutelpersonen geeft aan dat huisartsen en peuterspeelzaal-‐ leidsters vooralsnog te weinig signalen afgeven. Het CJG lijkt bij hen nog onvoldoende te leven. 3.3.2 De coördinatie van de door ketenpartners geboden hulp 5. Binnen het CJG worden de 5 gemeentelijke functies op het gebied van jeugdbeleid uitgevoerd: informatie en advies, signalering, toeleiding naar hulp (vrij toegankelijke en geïndiceerde hulp), aanbod licht pedagogische hulp en coördinatie van zorg. Kunt u aangeven wat hierin goed gaat en welke knelpunten hier spelen? Door de sleutelfiguren wordt aangegeven dat de meeste van de vijf gemeentelijke functies naar tevredenheid verlopen. Een uitzondering vormt coördinatie van zorg. Het sterkst doet het gebrek aan coördinatie zich voelen bij de hulpverlening rond multi-‐probleem gezinnen, waarbij soms onduidelijk is welke hulpverleners er bij zijn betrokken. Daarnaast biedt, zoals eerder aangegeven, het netwerkoverleg maar een zeer beperkte oplossing voor dit probleem en is geen consensus over tot op welk gedetailleerd niveau hier gegevens worden uitgewisseld. Ook spelen ten aanzien van dit overleg diverse inhoudelijke vragen waar nog geen eenduidig antwoord op is, zoals: •
wat behoort wel en niet in het netwerkoverleg te worden ingebracht?
•
wat is de definitie van signalering die daarbij wordt gehanteerd?
•
op welke wijze kan het CJG een prominentere rol bij signalering spelen?
•
hoeveel formatie moet er voor signalering beschikbaar zijn?
•
welke partner is primaire probleemeigenaar?
•
door wie, wat, wanneer, waarover en hoe wordt er teruggekoppeld?
Van het aanbod van licht pedagogische hulp wordt nog slechts zeer beperkt gebruik gemaakt geven de sleutelpersonen aan, het gaat daarbij om enkele klanten per jaar. Onduidelijk lijkt of hier een knelpunt aan ten grondslag ligt of dat er aan deze vorm van hulpverlening weinig behoefte is. Eén sleutelpersoon geeft aan de stellige indruk te hebben dat het met de signalering ook nog beter kan. ‘Het wordt één van de belangrijkste aandachtspunten om in de toekomst de eerste lijn meer naar de voorkant te brengen, bijvoorbeeld door het creëren van wijkteams. Vroegsignalering en
© UMCG / TGO
Tussenevaluatie CJG Haren
32
vindplaatsgericht werken zijn daar onlosmakelijk mee verbonden. Als dat beter wordt neergezet wordt de signaleringsfunctie van het CJG ook op een hoger plan gebracht.’ Coördinatie van zorg wordt ook bemoeilijkt door het vooralsnog beperkt gebruiken van Zorg voor Jeugd. Van dit systeem wordt nog te weinig gebruik gemaakt, zodat het vooralsnog zijn doel voorbij schiet. Een oplossing voor een betere coördinatie van zorg wordt door één sleutelpersoon gezien in het aanstellen van casemanagers. 6. De coördinator heeft voor het CJG een faciliterende, stimulerende, coördinerende en sturende rol. In welke mate waarin de coördinator deze rollen weet te combineren, wat gaat goed en wat minder goed, welke knelpunten spelen hierbij een rol en welke oplossingen voor knelpunten stelt u voor? De sleutelpersonen geven zonder uitzondering aan dat de coördinator van het CJG haar rollen uitstekend uitvoert en combineert. Zij wordt getypeerd als een echte bruggenbouwer. Een sleutelpersoon verwoordt het als volgt: ‘de coördinator is sprankelend, zeer inspirerend en enthousiasmerend. Zij weet op die manier problemen pragmatisch aan te pakken en geeft mij altijd energie. Ik vind het echt een topper!’ Wel wordt door enkele sleutelpersonen aangegeven dat haar sturende rol wat minder duidelijk naar voren komt. Maar, zo wordt gesteld, daar is de organisatorische constructie die is gekozen ook debet aan. ‘Je kunt niet verwachten dat iemand een team optimaal aanstuurt zonder deze persoon ook een hiërarchische positie of een formele bevoegdheid te geven.’ Eén sleutelpersoon geeft aan dat de opleiding van de coördinator wellicht ook een rol speelt. ‘De coördinator is niet opgeleid als sociaal werker of als manager, dat speelt wellicht mee. Maar het is ook enorm complex. Ze is in dienst van de GGD die naar mijn idee op grote afstand staat en niet echt acteert in het lokale veld. En ook de aansturing van de coördinator zou zwaarder aangezet mogen worden. Want de persoon die de coördinator aanstuurt is verbonden met het lokale veld en heeft daar primair haar business. Dan acteer je anders dan wanneer je een heel stadsdeel hebt en je doet Haren er als projectgerichte klus bij. De organisatorische context bemoeilijkt dus die aansturing en dat maakt het voor de coördinator niet gemakkelijk.’ 7. Het CJG is het startpunt voor verschillende vormen van (geïndiceerde) hulp, waardoor de weg langs hulpverleningsinstanties wordt ingekort. Wordt deze doelstelling naar uw oordeel daadwerkelijk gerealiseerd en zo nee, welke factoren dragen eraan bij dat dit niet het geval is? Ziet u oplossingen hiervoor? Een aantal geïnterviewde sleutelpersonen geeft aan een beperkt zicht op deze vraag te hebben. Degenen die er wel enig zicht op hebben, uiten twijfels over de vraag of van inkorting van de weg
© UMCG / TGO
Tussenevaluatie CJG Haren
33
naar hulpverleningsinstanties sprake is. Sommigen geven aan dat deze weg vooralsnog eerder wordt verlengd omdat klanten zich ook rechtstreeks tot de ketenpartners kunnen wenden. Maar er zijn ook verbeteringen gemeld, die wel als een inkorting gelden: als scholen een vraag hebben over kinderen uit verschillende dorpen dan kunnen ze nu bij één CJG terecht en hoeven ze niet bij verschillende instanties in die dorpen langs. Eén sleutelpersoon ziet dat er in potentie een duidelijke inkorting van de weg naar hulpverleningsinstanties mogelijk is: ‘vanuit mijn eigen organisatie heb ik een beeld van hoe dat kan gaan en ik ben ervan overtuigd dat de lijnen korter kunnen worden en dat er meer opgevangen kan worden vanuit de eerstelijn. Je moet problemen niet doorschuiven omdat ze toevallig niet in je kraam te pas komen, in de zin van snel doorverwijzen naar een gespecialiseerde tweedelijns instantie. We moeten veel meer regelen aan de voorkant.‘ 8. Een goede coördinatie van zorg binnen het CJG is gebaat bij een min of meer eenduidige visie op de wijze waarop er binnen het CJG moet worden samengewerkt of dient minimaal gebaseerd te zijn op overbrugbare verschillen in deze visie. In hoeverre is er sprake van een eenduidige visie op dit terrein en indien dat niet het geval is, tot welke knelpunten leidt dat? Welke oplossingen voor deze knelpunten ziet u? De sleutelpersonen geven aan dat er zeker sprake is van visieverschillen tussen de ketenpartners, maar dat deze verschillen niet per definitie onoverbrugbaar zijn. Daarbij komt dat de partners, na zo’n drie jaar samenwerken, op elkaar ingespeeld raken en dat de onderlinge samenwerking nog steeds groeiende is. Bestaande visieverschillen zitten vooral op het terrein van de eerder genoemde privacy – welke gegevens mogen in welke situatie en onder welke conditie tussen ketenpartners worden uitgewisseld? –, die vooral door maatschappelijk werk als een knelpunt wordt ervaren. Daarnaast ook op het terrein van de mate waarin binnen het CJG outreachend gewerkt dient te worden, waar vooral het jongerenwerk, maar ook de gemeente een voorstander van is. De waargenomen noodzaak tot outreachend werken is daarbij afhankelijk van cultuurverschillen tussen de ketenpartners, maar ook van de doelgroep waarop zij zich richten en de mogelijkheden die de doelgroep ervoor biedt. Eén sleutelpersoon geeft aan dat het met de visieverschillen tussen de ketenpartners wel meevalt, maar dat de wijze van uiten van deze verschillen van visie wel verschilt. ‘Jongerenwerk stelt zich als het om profilering van de visie gaat duidelijker op dan maatschappelijk werk en de GGD’, zo stelt deze persoon. Een andere sleutelpersoon verwoordt een verschil van mening die hij / zij met de coördinator van het CJG heeft op het terrein van de profilering van het centrum: ‘De projectleider wil graag dat het CJG overal bekend is, dat ik moet proberen het CJG op de kaart te zetten. En dat voel ik minder omdat ik denk dat het daar bij het CJG in feite niet om moet gaan, immers dan ben je weer bezig om een
© UMCG / TGO
Tussenevaluatie CJG Haren
34
instituut te creëren, terwijl wat we eigenlijk willen is de voorkant zo in te richten dat burgers zich uitgenodigd voelen om met vragen te komen. Ik zit dan ook minder op die toer dat je voortdurend het rugnummer van het CJG bij je moet dragen, dat je met een CJG pet door de wijk moet lopen. Jimmy’s is daarvan een aardige illustratie. Het CJG bereikt jongeren onvoldoende en we gaan nu opeens (als het oude JAC) een Jimmy’s inrichten. Wat men zich onvoldoende realiseert is dat hiermee weer een nieuw loket wordt gecreëerd. Dus als je je gaat concentreren op een merkendiscussie dan vergeet je dat de burger belang heeft bij zo min mogelijk heisa. Die moet alleen weten: ik heb een probleem dus ik meld me ergens aan de voorkant of ik ken iemand die op straat loopt die aanspreekbaar is en daar leg ik mijn vraag aan voor. Wat mij betreft is dat het enige dat je in de markt moet zetten. Hoe je het aan de achterkant regelt is de zorg van betrokken organisaties. Bovendien: op het moment dat je een en ander als merk (zoals Jimmy’s) in de markt gaat zetten krijg je direct de discussie wie het nou eigenlijk voor het zeggen heeft. Want Jimmy’s wil natuurlijk zijn eigen merk in de markt zetten.’ Over het creëren van een gemeenschappelijke toegangspoort, zoals door het CJG wordt voorgestaan, bestaan ook visieverschillen naar het oordeel van één van de sleutelpersonen. ‘Maatschappelijk werk heeft in mijn optiek een andere visie op de ontwikkeling van het CJG als een brede toegang dan jongerenwerk. Noordermaat voelt zich primair een gespecialiseerde eerstelijns functie en lijkt minder belang te hebben bij zo’n gemeenschappelijke toegangspoort. Maar de gemeente zou daar een duidelijke regie in moeten voeren. Die moeten ook de keuze maken dat opdrachtnemers een visie moeten onderschrijven en daarop sturen. Dat gebeurt vooralsnog echter te weinig, ik signaleer vanuit de gemeente een zekere terughoudendheid om daarin keuzes te maken. Er wordt wel aangegeven hoe het samenwerkingsverband eruit dient te zien, maar vervolgens nog te weinig op gestuurd.’ Ook spelen er discussies over de vraag of het CJG er voor iedereen moet zijn. Sommigen zijn daar wat terughoudend in en vinden dat het CJG zich beter meer met coördinatie moet bezighouden dan met organiseren van cursussen, bijeenkomsten en voorlichting. Eén sleutelpersoon verwoordt dit als volgt: ‘de coördinator heeft een etalage waarin alle CJG-‐producten staan en er moeten zoveel mogelijk mensen naar die etalage komen. Ik twijfel eraan of dat hetgeen is wat we moeten nastreven. Je zou ook een andere insteek kunnen kiezen en je als CJG vooral op die mensen kunnen richten die ondersteuning het meest hard nodig hebben.’ 9. Door het geïntegreerde aanbod en de geïntegreerde werkwijze beoogt het CJG het principe: één kind, één gezin, één plan te realiseren. In welke mate wordt dit principe gerealiseerd en welke eventuele belemmerende factoren staan realisering in de weg? Hoe kan de integratie van werkwijze en – aanbod verder worden verbeterd?
© UMCG / TGO
Tussenevaluatie CJG Haren
35
Over het principe: “1 gezin, 1 kind, 1 plan” is veel discussie. Ten eerste wordt door een aantal sleutelpersonen gesteld dat het gehoor geven aan dat principe sterk afhankelijk is van het realiseren van onderlinge afstemming. Indien die afstemming – al of niet vanwege het privacy-‐argument – tekort schiet, dan wordt het principe ondermijnd. ‘Wanneer je binnen een CJG vorm wilt geven aan het principe ‘1 plan’ wordt het delen van signalen extra belangrijk.’ Het voeren van één gemeenschappelijk beleid naar de klant vereist een goede afstemming en deze afstemming is alleen mogelijk bij een goede gegevensuitwisseling. Een citaat van één van de sleutelpersonen in dat verband luidt: ‘ Zolang het privacy probleem niet is opgelost is het principe 1 gezin, 1 kind, 1 plan niets anders dan gebakken lucht.’ Een andere sleutelpersoon is van mening dat de screening die bij het CJG aan de frontoffice plaatsvindt op gespannen voet staat met het principe. ‘Als er een vraag binnenkomt wordt er bij de intake / aanmelding meteen gescreend: jeugd, dus jongerenwerk; gezin, dus maatschappelijk werk; klein kind, dus sociaal verpleegkundige. Dus daar wordt eigenlijk al een scheiding aangebracht, terwijl het idee is dat iedereen dezelfde vragen in behandeling moet kunnen nemen.’ Een andere sleutelpersoon geeft aan dat het al of niet realiseren van dit principe een belangrijke evaluatiepunt van het CJG zou moeten zijn. ‘Eigenlijk is de hele beweging van het CJG op het principe één gezin, één kind, één plan gebaseerd en als dat er niet uitkomt dan moeten we ons met zijn allen schamen. We moeten een klant bij de hand nemen met een plan tot het probleem is opgelost en aangepakt. Het is dus een vorm van regievoering, niet in de zin dat je zelf alles moet uitvoeren, maar wel dat je met die regie een belangrijke ondersteuningsfunctie hebt.‘ 3.3.3 De registratie van het CJG 1. Mensen kunnen op drie verschillende manieren het CJG benaderen; via de mail, via de telefoon, via de website en gewoon door het bureau binnen te stappen. Op welke manier wordt het aantal klanten dat via deze drie toegangswegen het CJG benadert vastgelegd en welke knelpunten spelen hier? Welke oplossingen zijn daarvoor mogelijk? De registratie binnen het CJG laat te wensen over, zo wordt door verschillende sleutelpersonen benadrukt. Zoals een sleutelpersoon het verwoordt: ‘Het is onduidelijk wat er met een klant gebeurt, mede omdat hier nooit goed doordachte afspraken over zijn gemaakt en dit punt te lang onderbelicht gebleven is. De terugkoppeling is onvoldoende vastgelegd, hetgeen trouwens een nationaal CJG-‐breed probleem betreft. Willen we het probleem oplossen dan moeten er duidelijke commitment afspraken over worden gemaakt.’ Het probleem is volgens een andere sleutelpersoon wel oplosbaar: ‘alle GGD-‐contacten worden vanuit JGZ-‐perspectief geregistreerd in een digitaal dossier. Binnen de GGD is de infrastructuur er wel voor, maar tot nog toe kunnen alleen GGD mensen erin kijken, omdat het een beveiligd elektronisch patiëntendossier is, dat niet toegankelijk is
© UMCG / TGO
Tussenevaluatie CJG Haren
36
voor niet GGD-‐ers. Zoiets zou ook in CJG verband ontwikkeld moeten worden.’ Hoewel echter het tekortschieten van de huidige registratie binnen het CJG breed wordt gedeeld is niet iedereen het erover eens dat zo’n centrale registratie de oplossing is. Zoals een derde aangeeft: ‘misschien moet je op dit moment op een andere manier naar registratie en terugkoppeling kijken. Het is wellicht niet zo relevant dat je niet alles centraal registreert, als je er maar voor zorgt dat wel de klanten die in relatie tot het CJG aangemeld worden op de een of andere manier zichtbaar worden, vanuit welk registratiesysteem dan ook. Het is in deze fase een heilloze discussie om te gaan praten over de invoering van een nieuw registratiesysteem. Het kan zijn dat er een ontwikkeling komt waarin het CJG veel meer onderdeel uit gaat maken van de centrale toegang en dan krijg je weer een ander vraagstuk over registratie. Vooralsnog vind ik het daarom niet bezwaarlijk, zoals het nu loopt. Natuurlijk moeten CJG gegevens wel beschikbaar zijn in het kader van de rapportage.’ Behalve op het terrein van onderlinge terugkoppeling van gegevens schiet de registratie van de klanten die contact met het CJG hebben opgenomen ook enigszins tekort. Het CJG blijkt geen duidelijk overzicht te hebben van alle klanten die een vraag aan het centrum stellen of waarmee ze contact hebben gehad. Klanten die het centrum via de mail benaderen kunnen gemakkelijk worden getraceerd, van klanten die bij het centrum binnenlopen of die telefonisch contact hebben opgenomen moet een aantekening worden gemaakt en deze zijn in dat geval eveneens traceerbaar. Maar het vereist intensief handwerk om hier overzichten van te genereren. Van klanten die op een andere manier met het CJG in aanraking komen, bijvoorbeeld via GJG-‐activiteiten op braderieën, op het schoolplein, tijdens inloopspreekuren en tijdens ouderavonden worden veelal geen gegevens bijgehouden. 11. Via de frontoffice naar kernpartners doorverwezen klanten dienen in principe door deze kernpartners ‘onder CJG-‐vlag’ te worden ondersteund. Vindt doorverwijzing en verdere ondersteuning plaats onder ‘CJG-‐vlag’, zo nee, wat zijn daarvoor de redenen en welke oplossingen voor dit knelpunt stelt u voor? Door de meeste sleutelpersonen wordt aangegeven dat bij binnenkomst van klanten via de frontoffice van de GGD en bij doorverwijzing naar de kernpartners het labelen van klanten als CJG-‐ klanten nog maar beperkt plaat vindt. Kernpartners hebben toch de neiging om klanten te beschouwen als GGD-‐klanten, klanten van maatschappelijk werk of klanten van het jongerenwerk en niet als CJG-‐klanten. Een sleutelpersoon geeft aan dat daar geleidelijk aan wel enige vooruitgang in te bespeuren valt, al was het maar op het terrein van bewustwording. ‘Wij hebben een cursus gevolgd waarvan het materiaal uit het CJG is gekomen. Zie ik klanten waarbij ik van die cursus gebruik maak dan label ik die nu wel als CJG-‐klant in ons systeem. Maar ik ben niet bij alle klanten even consequent en geef soms ook ons ketenpartner-‐label aan klanten, terwijl dat eigenlijk CJG-‐
© UMCG / TGO
Tussenevaluatie CJG Haren
37
klanten zijn.‘ Wat aan een gemeenschappelijk CJG-‐gevoel bijdraagt, en daarmee ook aan de geneigdheid van ketenpartners om klanten als CJG-‐klanten te beschouwen is een gevoel van verbondenheid en het gevoel elkaar te kunnen aanvullen. Zoals een professionals van één van de ketenpartners het verwoordt: ‘ik voel steeds meer een verbondenheid met mijn collega van een andere ketenpartner en krijg steeds meer het gevoel dat ik samen met haar ‘het gezicht op de scholen’ begin te worden.’ De fysieke scheiding tussen de kernpartners en het CJG doet daarnaast weer enigszins afbreuk aan het gevoel van de professionals om zichzelf als CJG-‐er te zien. Een sleutelpersoon geeft in dat kader aan sommige van haar CJG-‐collega’s maar nauwelijks te zien. Ook wordt aangegeven dat de ruimte die professionals in termen van formatie c.q. aanstelling krijgen om aan de CJG-‐visie uitvoering te geven ook van invloed is op een gevoel van onderlinge verbondenheid. ‘Op dat vlak is zeker sprake van enige concurrentie tussen kernpartnertaken en CJG-‐ taken’, geeft een sleutelpersoon aan. En tenslotte wordt door een persoon aangegeven dat het inrichten van een centraal loket, zoals dat met het CJG en straks met de wijkteams gebeurt, het mogelijk maakt om gezamenlijk een weging te maken wie waarmee op welke manier aan het werk gaat. Een citaat in dat kader: ‘Het is een van de grote knelpunten van het CJG dat er onvoldoende gedeeld wordt. Mensen later elkaar te weinig toe, of onvoldoende toe in hun eigen beroepspraktijk. Ze delen dus niet voldoende dat ze gemeenschappelijk verantwoordelijk zijn voor cliënten en cliëntstromen, hoe ze die verantwoordelijkheid gezamenlijk moeten delen en hoe ze van betekenis voor elkaar kunnen zijn om cliënten die ondersteuning te geven, die nodig is. Zo lang dat gevoel van gemeenschappelijkheid nog onvoldoende aanwezig is worden klanten ook nog onvoldoende als CJG-‐ klanten gezien.’ Vanuit het onderwijs wordt aangegeven dat de vraag of een klant wordt aangemerkt als CJG-‐klant of als kernpartner-‐klant deels ook afhangt van de hulpvraag van de klant. Naarmate de klant duidelijker een probleem heeft op het terrein van maatschappelijk werk zal eerder direct naar Noordermaat in plaats van naar het CJG worden doorverwezen. Zo’n klant wordt dan niet als CJG-‐klant gelabeld. Is de klacht diffuser en minder goed te duiden dan heeft doorverwijzing naar het CJG wel de voorkeur. 12. Het CJG maakt gebruik van het signaleringssysteem Zorg voor Jeugd Groningen (ZvJG). Hiermee kunnen snel verbindingen worden gelegd tussen professionals. Kunt u aangeven in welke mate dit signaleringssysteem werkt en welke eventuele knelpunten er spelen? Ziet u oplossingen voor deze knelpunten? Door meerdere sleutelpersonen wordt aangegeven dat het signaleringssysteem Zorg voor Jeugd Groningen nog onvoldoende wordt benut. Wel geven enkelen aan dat het de laatste tijd iets beter begint te lopen. ‘Vooral bij multi problem gezinnen heeft het systeem enige potentie’, zo wordt aangegeven, maar het is zeker niet het paard van Troje.’
© UMCG / TGO
Tussenevaluatie CJG Haren
38
Knelpunten die een goed functioneren van het systeem in de weg staan, die worden genoemd, zijn de privacy van de cliënt (hoewel het om signalering en niet om melding gaat) en het feit dat het systeem te idealistisch is gepresenteerd. Daarnaast geven sleutelpersonen aan dat niet iedereen altijd op de juiste manier invulling aan het signaleringssysteem geeft. Zoals een sleutelpersoon het verwoordt: ‘Scholen maken er bijvoorbeeld nauwelijks gebruik van omdat zij de band met de ouders niet onder druk willen zetten. Je hoort namelijk eerst naar die ouders toe te gaan voordat je überhaupt een signaal binnen het systeem afgeeft. Eigenlijk is de boodschap: ik maak me zorgen over jouw kind, kan ik een signaal afgeven, dan kunnen we zien wie zich nog meer met jouw kind bezighoudt en in gezamenlijkheid de zorg afstemmen. Maar scholen zijn daar terughoudend in en kiezen nu voor de omweg via de schoolarts of de sociaal verpleegkundige. Maar een leraar of onderwijzer ziet zijn kinderen iedere dag, dus die is veel meer de aangewezen persoon om te signaleren.’ Sportclubs vinden het ook moeilijk om een signaal af te geven, zo wordt door een sleutelpersoon aangegeven, maar dat is iets minder erg. Maatschappelijk werk en jongerenwerk doen het volgens deze persoon wel goed. Het is de bedoeling dat als er een match is in het systeem dat een zorg coördinator Zorg voor Jeugd in actie komt om de matchende partijen bij elkaar te roepen en zo de vaart erin te houden. Eén sleutelpersoon geeft aan dat dat in de praktijk wel eens anders uitpakt. ‘Ik heb een aantal keren meegemaakt dat de zorg coördinator zich bij een match terugtrekt onder het motto: de lijnen zijn nu toch al gelegd en helder? Maar zo is het systeem dus niet bedoeld!’ Anderzijds wordt door sommige professionals het systeem gebruikt als excuus om zelf niet in actie te hoeven komen ‘want ik heb het toch gemeld en dan moet de zorgcoördinator het overnemen’. En op zich mag een zorgcoördinator zich terugtrekken als het case-‐management goed is geregeld. Een ander knelpunt dat wordt genoemd is dat sommige instanties er niet aan gekoppeld zijn, zoals de politie en een aantal scholen. Ook dat wordt als een ondermijning van het signaleringssysteem gezien. Om een juist gebruik van het systeem te stimuleren worden momenteel vanuit de GGD en Bureau Jeugdzorg meldcodetrainingen georganiseerd, zo geeft een andere sleutelpersoon aan. 3.3.4 Overige functies CJG 13. Het CJG Haren bedient de dorpen Haren-‐dorp, Haren-‐Oost, Glimmen, Onnen en Noordlaren. Kan het CJG binnen deze vijf regio’s dezelfde kwaliteit garanderen, of bestaan er regionale (lokale) verschillen? Zo ja, waardoor zijn die verschillen ontstaan en hoe kunnen deze worden genivelleerd? Een aantal sleutelpersonen maakt bij de beantwoording van deze vraag onderscheid tussen diensten van het CJG die via de telefoon of de computer gaan, zoals telefonische advisering en de website en
© UMCG / TGO
Tussenevaluatie CJG Haren
39
diensten die met de fysieke locatie van het CJG te maken hebben, zoals op het CJG georganiseerde activiteiten en consultatiebureau’s. Voor telefonische advisering en de website geldt uiteraard dat de toegankelijkheid en de kwaliteit van het CJG volstrekt identiek is, onafhankelijk van de gemeentekern waar men woont. Ook wordt aangegeven dat in elke school een maatschappelijk werker en sociaal verpleegkundige is aangesteld als contactpersoon, zodat dat type zorg voor alle dorpskernen gegarandeerd is. Bij vormen van het CJG aanbod, waarbij van het CJG-‐gebouw gebruik wordt gemaakt geldt uiteraard dat het CJG binnen de wijk Oosterhaar, waar het CJG gelegen is, fysiek het meest laagdrempelig is. Een citaat in dat verband: ‘omdat Oosterhaar dichter aanschurkt tegen de activiteiten die er georganiseerd worden, denk alleen al aan braderieën en de zorgboerderij, zal het CJG in die wijk meer leven. Zo zie je in Noordlaren dat gezinnen veel meer richting Zuidlaren trekken als ze überhaupt naar Haren komen om boodschappen te doen. Dat vertaalt zich wellicht ook in het gebruik van het CJG.‘ Ook wordt door een sleutelpersoon aangegeven dat in Oosterhaar de meeste kinderen wonen. 14. Het CJG richt zich op alle kinderen en jongeren van -‐9 maanden tot 23 jaar. Kent het hulpaanbod van het CJG per leeftijdsgroep specifieke problemen en zo ja, waar zijn die eventuele problemen door ontstaan? Welke oplossingen stelt u voor? Het grootste knelpunt dat in dit verband door sleutelpersonen wordt genoemd betreft het bereiken van kinderen ouder dan 4 jaar en in toenemende mate van moeilijkheid: het bereiken van kinderen ouder dan 12 jaar en ouder dan 18 jaar. Kinderen tot 4 jaar worden voor meer dan 95% bereikt via de consultatiebureaus, dus daar spelen ten aanzien van het bereiken van de doelgroep geen knelpunten. Het bereiken van kinderen van 18-‐23 jaar wordt door meerdere sleutelpersonen echter wel als een probleem ervaren. Vindplaatsgericht wordt daarbij als een mogelijke oplossing beschouwd. Over het – naar analogie van de stad Groningen – integreren van het Jimmy’s aanbod /methodiek binnen het CJG Haren, een plek waar jongeren kunnen samenkomen, wordt, zoals uit bovenstaande blijkt, verschillend gedacht. Het is wellicht een mogelijkheid om de oudere doelgroep beter te bereiken, maar tegelijkertijd een nieuw ‘product’ en misschien zelfs een nieuw loket en dat wordt onwenselijk gevonden. Een sleutelpersoon licht de moeite die het kost om jongeren te bereiken toe: ‘Informatie en advies naar jongeren dat blijft gewoon een aandachtspunt en vooral ook, hoe geef je dat vorm? Want ouders van kleine kinderen die kun je op een avond bij elkaar roepen, aanbodgericht, en dan zie je ook dat die trainingen en cursussen gewoon vol zitten. Als het jongerenwerk een weerbaarheidscursus wil beginnen dan zijn er maar vijf aanmeldingen, waarbij ouders hun kind opgeven, terwijl vervolgens vier van de vijf pubers gewoon zegt maar daar ga ik niet naartoe! Punt uit. Dus dat vraagt gewoon een andere aanpak en kan niet even zo georganiseerd
© UMCG / TGO
Tussenevaluatie CJG Haren
40
worden met een persberichtje of een uitnodiging. Dat moet actief, dat moet op een andere manier. Door gesprekken moet je daar naartoe groeien, moet je dat aanbod aantrekkelijk maken.’
© UMCG / TGO
Tussenevaluatie CJG Haren
41
4
Conclusies, discussie en aanbevelingen
In dit slothoofdstuk wordt op basis van de resultaten antwoord gegeven op de eerder geformuleerde vragen en wordt een aantal conclusies geformuleerd. Vervolgens worden deze conclusies in de discussie in een breder perspectief geplaatst en volgt een aantal aanbevelingen. Tenslotte wordt een aantal kanttekeningen bij de gehanteerde methodologie geplaatst om een inschatting te maken van de zeggingskracht van de conclusies. 4.1
Antwoorden op vraagstellingen
Tevredenheid gebruikers van CJG Haren Personen die met het CJG Haren in contact zijn geweest zijn over het algemeen tevreden over de diensten van het centrum. Het consultatiebureau wordt positief gewaardeerd, zowel op het terrein van de bejegening door assistent, consultatiebureauverpleegkundige en de consultatiebureauarts, als op de terreinen deskundigheid, gerichte aandacht voor problematiek van de klant en bruikbaarheid van adviezen. Ook de personen die een cursus of een themabijeenkomst van het CJG hebben gevolgd, zijn overwegend positief in hun oordeel daarover. De meeste deelnemers ervaren de cursussen en bijeenkomsten als informatief, vernieuwend, begrijpelijk en in de praktijk toepasbaar. Dit oordeel is onafhankelijk van het feit of de beoordelaar een ‘ouder of verzorger’ of een professional betrof. Vervolgens scoort de huiskamer van het CJG hoog op functionaliteit en gezelligheid, hoewel er bij sommigen enige twijfel lijkt te bestaan over de duidelijkheid van de functie ervan. Ook de locatie van het CJG wordt over het algemeen positief beoordeeld. Wel dient hierbij aangetekend te worden dat de meeste invullers van de vragenlijst uit Oosterhaar afkomstig zijn, zijnde de wijk in Haren waar het CJG is gevestigd. Afname problematiek na intensieve ondersteuning CJG De doorverwezen cliënten ervaren nagenoeg zonder uitzondering een verbetering van de problematiek waarvoor werd verwezen. Indien de respondenten wordt gevraagd om aan te geven in hoeverre de interventie door de professional de vooraf opgestelde doelen heeft beïnvloed dan geeft 80% een verbetering aan. Personen die door het CJG zijn doorverwezen voor ondersteunende gesprekken zijn daar dan ook tevreden over. Het merendeel van de cliënten geeft aan ‘zeer zeker’ voldoende te hebben geleerd om na hulp zelf verder te gaan en nagenoeg 40% geeft aan meer vertrouwen in de toekomst te hebben. © UMCG / TGO
Tussenevaluatie CJG Haren
42
Redenen geen gebruik CJG Via personen die geen gebruik van het CJG hebben gemaakt, maar wel de ouder of verzorger van een kind / jong volwassene van 0 – 23 jaar zijn, is enigszins een beeld verkregen van de redenen waarom zij het CJG nooit hebben benaderd. De belangrijkste reden is dat mensen hulp hebben van familie en kennissen en het CJG nooit nodig hebben gehad. Daarnaast wist een deel van de respondenten niet dat het CJG bestond en weer een ander deel was wel op de hoogte van het bestaan van het CJG, maar wist niet wat het centrum kon betekenen. Slechts een zeer klein deel (3%) geeft aan geen vertrouwen in het CJG te hebben, zonder te specificeren waarom dat gebrek aan vertrouwen bestond. Een te lange afstand tot het CJG, hetgeen voor bijvoorbeeld inwoners uit Glimmen en Noordlaren zou kunnen gelden, is door geen enkele respondent als reden opgegeven. Knelpunten binnen de samenwerking van het CJG en oplossingen daarvoor Hoewel door nagenoeg alle geïnterviewde sleutelpersonen wordt gesignaleerd dat de samenwerking binnen het CJG geleidelijk aan beter verloopt en het CJG daardoor steeds beter functioneert is door hen een groot aantal knelpunten benoemd. De belangrijkste knelpunten zullen hieronder kort worden samengevat. Voor de details wordt naar het resultatenhoofdstuk en de bijlagen 4 en 5 verwezen. PRIVACY VAN DE CLIËNT Tussen de ketenpartners van het CJG blijft de uitwisseling van gegevens vaak achterwege met het argument dat de privacy van de cliënt dan onder druk komt te staan. Dit geldt vooral voor de gegevensuitwisseling binnen het netwerkoverleg. Het uitblijven van gegevensuitwisseling zet andere doelstellingen van het CJG, zoals coördinatie van zorg en het principe één kind, één gezin, één plan onder druk. Het verhoudt zich bovendien slecht met de huidige trend tot decentralisatie en multidisciplinaire samenwerking binnen teamverband, omdat een goede en efficiënte samenwerking staat of valt met een adequate gegevensuitwisseling. De binnen het CJG afgesloten samenwerkings-‐ overeenkomst, de voortdurende aandacht binnen het netwerkoverleg voor dit knelpunt en de meldcodetrainingen hebben tot nu toe beperkte invloed gehad op oplossen van het knelpunt. Voor de discussie over privacy is het van belang om te scheiden dat privacy een formeel juridische kant heeft, maar dat het binnen de werksituatie ook gaat om de manier waarop door professionals met privacy wordt omgegaan. In dat kader bestaat bij verschillende professionals binnen het CJG de indruk dat de formeel juridische privacy niet altijd de werkelijke reden is waarom gegevens-‐ uitwisseling uitblijft. De indruk bestaat dat de privacy van de klant als argument wordt aangevoerd, terwijl het in feite om achterliggende redenen gaat die niets met de privacy te maken hebben, zoals een ervaren aantasting van de professionele identiteit of een handelingsverlegenheid (zie ook © UMCG / TGO
Tussenevaluatie CJG Haren
43
aanbevelingen). Een gevolg van dit knelpunt is dat de samenwerking tussen ketenpartners op algemeen niveau gedurende de tijd dat het CJG bestaat een sterkere groei laat zien dan de samenwerking rondom concrete cliënten. AANSTURING VAN HET CJG De aansturing van het CJG verloopt niet altijd even effectief. Dat heeft niets te maken met het functioneren van de daarvoor verantwoordelijke personen, want daarover zijn de signalen bovenal positief, maar houdt verband met de organisatorische constructie die is gekozen. De gemeente Haren is opdrachtgever, de coördinator is echter in dienst van de gemeente Groningen en wordt aangestuurd door een leidinggevende vanuit de GGD, die tevens leidinggevende is van de consultatiebureau verpleegkundigen en sociaal verpleegkundigen binnen het CJG. Deze constructie is omslachtig en doet afbreuk aan de kwaliteit van de aansturing van het CJG. REGISTRATIE EN TERUGKOPPELING Er is binnen het CJG niet sprake van een dekkende registratie van alle gegevens waarmee het centrum te maken heeft. Bovendien moet het centrum terugvallen op tijdrovend handwerk indien een overzicht van deze gegevens gewenst is. Zo bestaat geen compleet beeld van alle cliënten die met het CJG in aanraking zijn geweest en is er soms beperkt zicht op de weg die zij onder CJG-‐vlag hebben afgelegd na doorverwijzing naar de kernpartners. Dit laatste houdt verband met (het hanteren van) het eerder genoemde privacy-‐argument om van gegevensuitwisseling af te zien en de slechts bescheiden rol die het netwerkoverleg als verbindende factor heeft op dit terrein. OUTREACHEND WERKEN De wens om binnen het CJG vindplaatsgericht c.q. outreachend te werken wordt vooralsnog beperkt gerealiseerd. Dit houdt verband met een verschil in opleiding en cultuur tussen ketenpartners – jongerenwerkers zijn voor deze manier van werken opgeleid, terwijl dit niet voor maatschappelijk werkers geldt – maar ook met de aard van het werk, de doelgroep en het geheel aan verantwoordelijkheden dat deze professies kenmerkt. Hoewel de wens om outreachend te werken door alle partners wordt gedeeld, lopen daardoor de mogelijkheden om dit te realiseren uiteen. EENDUIDIGE VISIE Er is tussen de coördinator van het CJG, de gemeente en de ketenpartners niet op alle onderdelen sprake van een eenduidige visie. Een kenmerkend voorbeeld hiervan betreft de profilering van het CJG ‘als merk’. Deze profilering doet volgens sommigen afbreuk aan het gewenste generalistisch karakter van de toegang tot de zorg voor jeugd, waardoor het risico bestaat dat het CJG een soort © UMCG / TGO
Tussenevaluatie CJG Haren
44
instituut wordt dat door de klant als het zoveelste loket wordt ervaren. Anderen zijn echter van mening dat het wel van belang is om het CJG als een soort merk te profileren, omdat het centrum daarmee bekend raakt onder haar potentiële klanten en deze op die manier gemakkelijker de beschikbare hulpverlening kunnen bereiken bij vragen of ervaren problematiek. ZORG VOOR JEUGD Er blijkt vooralsnog beperkt gebruik te worden gemaakt van Zorg voor Jeugd. Daarnaast zijn niet alle instanties hierop aangesloten, zodat het doel ervan – het door het afgeven van een signaal matchen van alle hulpverlenende instanties die bij een klant zijn betrokken, indien er redenen zijn om aan te nemen dat er een probleemsituatie bestaat – niet geheel gerealiseerd kan worden. Daar komt bij dat er aanwijzingen zijn dat sommige hulpverleners terughoudend zijn met het afgeven van een signaal binnen Zorg voor Jeugd, omdat ze daar de ouders van het betreffende kind van op de hoogte moeten brengen en vrezen dat dit niet op prijs wordt gesteld. Ook zijn er aanwijzingen dat de bij het matchen van partijen aan te stellen zorgcoördinator zich soms te vroeg terugtrekt, op een moment dat het casemanagement nog niet geregeld is. 4.2
Discussie en aanbevelingen
De evaluatie van het Centrum voor Jeugd en Gezin Haren loopt parallel met een aantal nieuwe ontwikkelingen, die van invloed zullen zijn op de toekomst van het centrum. Deze ontwikkelingen zijn mede van invloed op het perspectief waarbinnen de bevindingen van de onderhavige evaluatie moeten worden beschouwd. Een belangrijke ontwikkeling is de decentralisering van de jeugdzorg naar de gemeenten per 1 januari 2015. Hierdoor is een geheel andere organisatie van deze zorg noodzakelijk, die het CJG niet ongemoeid zal laten en waarbij het zeer waarschijnlijk is dat, hoewel de functies van het CJG in een bepaalde vorm zullen worden gehandhaafd, het CJG niet in haar huidige vorm zal blijven bestaan. Vanuit de gemeente wordt aangegeven dat er naar verwachting vanuit bezuinigingsoogpunt gesnoeid zal worden in het huidige cursusaanbod van het CJG. Maar veel ingrijpender is dat er vergaande plannen zijn om zorg via wijkteams aan de burger aan te bieden, waarbij zoveel mogelijk de hulpvraag op de ‘vindplaats’ wordt opgehaald. Deze wijkteams richten zich niet specifiek op de jeugd, maar op alle burgers van 0-‐100 jaar. Hoe deze teams precies gestalte zullen krijgen, is op het moment van schrijven van dit rapport nog in ontwikkeling. Wordt het één team met meerdere ‘gezichten’ die zich lokaal manifesteren? Bestaat dit team uit generalisten, die in hun kennispakket een deel CJG-‐kennis hebben, terwijl er ‘schillen’ omheen zitten van professionals die naar behoefte ingehuurd kunnen worden? Welke eisen moeten aan deze generalisten worden gesteld? De
© UMCG / TGO
Tussenevaluatie CJG Haren
45
antwoorden op al deze vragen zijn van invloed op de directe toekomst van het CJG, zowel als locatie (is er nog wel behoefte aan een fysieke ruimte waarbinnen het CJG ‘zetelt’?), functie als loket. Het is duidelijk dat de gegevens die de huidige evaluatie heeft opgeleverd pas reliëf krijgen indien ze worden geïnterpreteerd tegen het licht van de toekomstige ontwikkelingen en dat de aanbevelingen die op basis van deze gegevens kunnen worden gedaan ook in die context moeten worden gedaan. Een eerste aanbeveling heeft betrekking op de privacy van cliëntgegevens. Uit deze evaluatie is gebleken dat er ruimte bestaat tussen de formeel juridische redenen om deze privacy in acht te nemen en de omgang van professionals met dit formeel juridische kader. Ook indien in de toekomst zal worden gekozen voor het aanbieden van zorg via het opzetten van wijkteams is een goede afstemming van gegevens van het allergrootste belang. Juist bij een multidisciplinaire, generalistische opzet leunt de kwaliteit van de zorg op een goede gegevensuitwisseling en kunnen professionals zich niet te verschuilen achter het privacy-‐argument, terwijl dit niet de werkelijke reden is waarom van uitwisseling van gegevens wordt afgezien. Het is daarom van belang dat het CJG een registratie bij houdt van de situaties waarin van het privacy-‐argument gebruik wordt gemaakt om de redenen voor dit gebruik te achterhalen. Betreft dit een werkelijke aantasting van de privacy of spelen organisatiebelangen of een gebrek aan professionaliteit een rol? Het antwoord op deze vragen geeft het management mogelijkheden om professionals bij oneigenlijk gebruik aan te spreken en blokkades voor een adequate en noodzakelijke gegevensuitwisseling op te heffen. Een tweede aanbeveling betreft het ook in de toekomst in stand houden van een fysieke ruimte waar althans de functies van het CJG (naast andere functies) zijn ondergebracht. Een aantal sleutelpersonen heeft aangegeven het als belemmerend te ervaren van sommige CJG-‐collega’s gescheiden te zijn en dat de fysieke scheiding tussen de kernpartners en het CJG afbreuk doet aan het gevoel van de professionals om zichzelf als CJG-‐er te zien. CJG-‐collega’s van een verschillende professie die wel bij elkaar onder een dak werkzaam zijn ervaren het juist als stimulerend om ‘samen met elkaar het CJG-‐gezicht’ te vormen. Dat geeft aan dat het bestaan van een fysieke ruimte, deels ook via het informele circuit, bijdraagt aan een gevoel van professionele saamhorigheid en daarmee aan een betere continuïteit en afstemming van de zorg. Uit onderzoek is daarnaast bekend dat samenwerking tussen professionals die niet onder een dak zitten, zoals huis-‐ en bedrijfsartsen, mede om die reden uiterst moeizaam tot stand komt (Bakker et al., 2003). Een tweede reden om ook in de toekomst een fysieke ruimte te handhaven betreft het ‘gezicht’ daarvan naar het publiek en daarmee de stimulering van burgerparticipatie. Wat betreft de aansturing van het toekomstige CJG – in welke vorm dan ook – kan de aanbeveling worden gedaan dat deze zo dicht mogelijk bij het opdrachtgeverschap dient te liggen. Concreet betekent dit dat als de coördinator van het CJG haar medewerkers effectief moet kunnen aansturen,
© UMCG / TGO
Tussenevaluatie CJG Haren
46
zij bij de gemeente moet worden aangesteld. De huidige organisatorische constructie beperkt in hoge mate de aansturingsmogelijkheden en dient niet gehandhaafd te blijven. Een vierde aanbeveling betreft de registratie van gegevens binnen het CJG. Uit dit onderzoek komt naar voren dat deze registratie momenteel op een aantal onderdelen tekort schiet. Indien echter een aantal relevante indicatoren, zoals instroom van cliënten, goed worden bijgehouden is een CJG in staat zichzelf op een aantal punten blijvend te monitoren en te evalueren. Hierbij kan de basisset CJG-‐indicatoren, die in opdracht van het Ministerie van VWS is ontwikkeld door Deloitte en die is geëvalueerd door het Nederlands Jeugdinstituut (Toets basisset CJG-‐ indicatoren, NJI augustus 2011) als uitgangspunt worden genomen. CJG Haren kan daarbij afspreken welke indicatoren het meest belangrijk zijn, uitgaande van hun eigen missie en visie. Vervolgens kunnen afspraken worden gemaakt om deze goed bij te houden en bijvoorbeeld twee maal per jaar te bespreken binnen het CJG kernteam. Behalve bovenstaande aanbevelingen hebben de sleutelpersonen tijdens de interviews ook enkele aanbevelingen gedaan. Gepleit is voor: §
het organiseren van meer informele overlegmomenten tussen CJG kernteamleden om drempels weg te nemen. Het maandelijkse kernteamoverleg van anderhalf uur schiet qua frequentie tekort en juist het toevoegen van overleg of samenzijn (zoals koffie drinken) in een informele sfeer kan eraan bijdragen om drempels weg te nemen;
§
het toevoegen van jongerenwerk aan de zorgadviesteams. Momenteel is maatschappelijk werk daar wel gesprekspartner, maar het jongerenwerk niet;
§
het in situaties dat meerdere instanties bij de zorg rond een kind zijn betrokken vaststellen wie als casemanager fungeert. Dat bevordert de continuïteit van zorg en schept duidelijkheid naar de cliënt.
§
het ontwikkelen van een beveiligd electronisch CJG dossier, dat alleen toegankelijk is voor de coördinator van het CJG en voor professionals binnen de kernpartnerorganisaties.
4.3
Kanttekeningen bij de gehanteerde methodologie
Aan het einde van dit rapport worden nog enkele kanttekeningen bij de methode van onderzoek geplaatst. Ten eerste geldt voor zowel het onderzoeksdeel naar de tevredenheid van cliënten met de diensten van het CJG als het onderzoeksdeel naar de redenen om geen gebruik van het CJG te maken dat van selectiebias sprake kan zijn. Van selectiebias is sprake wanneer de respondenten die de vragenlijst hebben ingevuld andere kenmerken hebben dan de personen die dat niet hebben gedaan. Zo zou de vragenlijst naar de tevredenheid van klanten van het CJG wellicht door tevredener of juist ontevredener klanten kunnen zijn ingevuld dan de klanten die niet aan het onderzoek hebben © UMCG / TGO
Tussenevaluatie CJG Haren
47
deelgenomen. Ook kunnen er verschillen bestaan in andere kenmerken, zoals sociaal economische status van deze groepen, die verband houden met de deze tevredenheid. Dit onderzoek voorzag niet in een non-‐responsanalyse, dus of van selectiebias sprake is geweest kan helaas niet worden vastgesteld. Een tweede onderwerp dat kort bespreking behoeft betreft de beperkte respons binnen met name het digitale vragenlijstonderzoek. Op basis van de slechts 57 deelnemende respondenten kunnen vraagtekens worden geplaatst bij de generaliseerbaarheid van de resultaten en de reikwijdte van de conclusies. Hoogstens kan worden vastgesteld dat er aanwijzingen zijn dat het CJG door gebruikers positief wordt geëvalueerd. Tenslotte is het belangrijk om te vermelden dat het bij een procesevaluatie primair gaat om de inventarisatie van zaken die wel en niet goed verlopen. Daarbij wordt uit oogpunt van het verbeteren van een samenwerkingsverband veelal langer stilgestaan bij eventuele knelpunten en oplossingen daarvoor dan bij zaken die probleemloos verlopen. Bovendien spelen er in een beginnend samenwerkingsverband veelal meer knelpunten en ‘kinderziekten’ dan in een samenwerkingsverband dat reeds lange tijd bestaat en zich heeft ‘bewezen’. Mocht hierdoor in het rapport een negatieve teneur te bespeuren zijn dan heeft dat met deze factoren te maken, evenals met de focus die ook door de onderzoekers is gelegd op het bestaan van eventuele knelpunten. De algemene teneur die binnen twaalf interviews bovenal voelbaar was is er een geweest van enthousiaste professionals binnen een groeiend samenwerkingsverband, waarin heel geleidelijk een steeds beter wordende samenwerking wordt gesignaleerd.
© UMCG / TGO
Tussenevaluatie CJG Haren
48
© UMCG / TGO
Tussenevaluatie CJG Haren
49
Geraadpleegde literatuur •
Visiedocument ontwikkeling Centrum voor Jeugd en Gezin Haren, mei 2009
•
Gemeente haren, GGD Groningen, Stichting Torion, AMW Noordermaat, Ondernemingsplan CJG Haren: van visie naar praktijk, februari 2010
•
Bakker R.H., Krol B., van der Gulden J.W.J., Groothoff J.W. Arbocuratief samenwerken: verslag van drie regionale projecten, Tijdschrift voor Gezondheidswetenschappen, juli 2003, nummer 5, 265 – 270.
•
Yperen T. van, Steenhoven P. van der, Toets basisset CJG-‐indicatoren, Nederlands Jeugd Instituut, augustus 2011.
•
www.cbs.nl
© UMCG / TGO
Tussenevaluatie CJG Haren
50
Bijlage 1
Vragenlijst digitaal
Introductiebrief Het Centrum voor Jeugd en Gezin (CJG) Haren bestaat inmiddels ruim anderhalf jaar. Om de kwaliteit van de dienstverlening van CJG Haren op een zo hoog mogelijk peil te houden zijn ervaringen van cliënten die van de diensten van het centrum gebruik maken een waardevolle informatiebron. Toegepast Gezondheids Onderzoek (TGO), een onafhankelijk onderzoeksbureau van het UMCG, is gevraagd om deze ervaringen in kaart te brengen. Uit de gegevens van CJG Haren blijkt dat u de afgelopen anderhalf jaar met het centrum contact heeft gehad. Via deze weg willen wij u vragen of u bereid bent de bijgevoegde digitale vragenlijst in te vullen. Invullen van deze lijst zal ongeveer 15 minuten van uw tijd in beslag nemen. Uiteraard zullen uw gegevens anoniem worden verwerkt, zodat resultaten niet naar personen te herleiden zijn. Voor de verbetering van de kwaliteit van de dienstverlening van het CJG zijn uw ervaringen van groot belang! Met vriendelijke groet, dr. R.H. Bakker, onderzoeker Toegepast Gezondheids Onderzoek (TGO) Universitair Medisch Centrum Groningen tel: 050-‐3637382 e-‐mail:
[email protected]
© UMCG / TGO
Tussenevaluatie CJG Haren
51
1. Van welke diensten van het CJG Haren heeft u het afgelopen anderhalf jaar gebruik gemaakt? (Let op: u kunt meerdere antwoorden aankruisen!) a. ik heb voor één of meer van mijn kinderen het consultatiebureau van het CJG Haren bezocht ☐ ja ☐ nee b. ik heb één of meerdere themabijeenkomsten en cursussen van het CJG Haren bijgewoond ☐ ja ☐ nee c. mijn kind is doorverwezen naar een deskundige voor een aantal ondersteunende gesprekken ☐ ja ☐ nee d. ik heb van de ‘huiskamer’ van het CJG Haren gebruik gemaakt ☐ ja ☐ nee e. ik heb de website van het CJG Haren geraadpleegd ☐ ja ☐ nee ☐ anders, namelijk ……………………………………………………………………………
Rubriek A Het Consultatiebureau 2. Indien u het consultatiebureau heeft bezocht, hoe vaak bent u daar de afgelopen anderhalf jaar dan geweest? ☐ 1 – 5 keer ☐ 5 keer of meer ☐ ik heb het consultatiebureau nooit bezocht (ga door naar rubriek B) 3. Hoe vond u dat u over het geheel genomen door de assistente van het consultatiebureau (= de persoon die uw kind heeft gemeten en gewogen) werd bejegend? ☐ zeer plezierig ☐ plezierig ☐ noch plezierig, noch onplezierig ☐ onplezierig ☐ zeer onplezierig Eventuele toelichting op de bejegening van de consultatiebureau verpleegkundige(n) ……………………………………………………………………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………………………………………………………………… 4. Hoe vond u dat u over het geheel genomen door de verpleegkundige(n) van het consultatiebureau werd bejegend? ☐ zeer plezierig ☐ plezierig ☐ noch plezierig, noch onplezierig ☐ onplezierig ☐ zeer onplezierig Eventuele toelichting op de bejegening van de consultatiebureau verpleegkundige(n) ……………………………………………………………………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………………………………………………………………… 5. Wat vond u van de professionaliteit / deskundigheid van de consultatiebureau verpleegkundige(n)? © UMCG / TGO
Tussenevaluatie CJG Haren
52
☐ zeer professioneel / zeer deskundig ☐ professioneel / deskundig ☐ noch professioneel / deskundig, noch onprofessioneel / ondeskundig ☐ onprofessioneel / ondeskundig ☐ zeer onprofessioneel / zeer ondeskundig Eventuele toelichting op de professionaliteit / deskundigheid van de consultatiebureau verpleegkundige(n) …………………………………………………………………………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………………………………………………………………………… 6. Had u het gevoel dat de consultatiebureau verpleegkundige voldoende aandacht had voor eventuele vragen over uw kind die u wilde bespreken? ☐ ja, zeer zeker ☐ ja, enigszins ☐ nee, niet echt ☐ nee, zeer zeker niet ☐ niet van toepassing: ik had geen concrete vragen Indien ja, kunt u aangeven waarover u vragen had? ……………………………………………………………………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………………………………………………………………… 7. Waren de (eventuele) adviezen van de consultatiebureau verpleegkundige voor u bruikbaar? ☐ ja, zeer zeker ☐ ja, enigszins ☐ nee, niet echt ☐ nee, zeer zeker niet ☐ niet van toepassing: geen adviezen gehad Eventuele toelichting op de adviezen van de verpleegkundige(n) ……………………………………………………………………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………………………………………………………………… 8. Hoe vond u dat u over het geheel genomen door de consultatiebureau-‐arts werd bejegend? ☐ zeer plezierig ☐ plezierig ☐ noch plezierig, noch onplezierig ☐ onplezierig ☐ zeer onplezierig Eventuele toelichting op de bejegening van de consultatiebureau-‐arts ……………………………………………………………………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………………………………………………………………….. 9. Wat vond u van de professionaliteit / deskundigheid van de consultatiebureau-‐arts? ☐ zeer professioneel / zeer deskundig ☐ professioneel / deskundig ☐ noch professioneel / deskundig, noch onprofessioneel / ondeskundig ☐ onprofessioneel / ondeskundig ☐ zeer onprofessioneel / zeer ondeskundig Eventuele toelichting op de professionaliteit / deskundigheid van de consultatiebureau-‐arts ……………………………………………………………………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………………………………………………………………….. © UMCG / TGO
Tussenevaluatie CJG Haren
53
10. Had u het gevoel dat de consultatiebureau-‐arts voldoende aandacht had voor de vragen over uw kind die u wilde bespreken? ☐ ja, zeer zeker ☐ ja, enigszins ☐ nee, niet echt ☐ nee, zeer zeker niet ☐ niet van toepassing: ik had geen concrete vragen Indien ja, kunt u aangeven waarover u vragen had? ……………………………………………………………………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………………………………………………………………… 11. Waren de (eventuele) adviezen van de consultatiebureau-‐arts voor u bruikbaar? ☐ ja, zeer zeker ☐ ja, enigszins ☐ nee, niet echt ☐ nee, zeer zeker niet ☐ niet van toepassing: geen adviezen gehad Eventuele toelichting op de adviezen van de consultatiebureau-‐arts ……………………………………………………………………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………………………………………………………………… 12. Indien u niet tevreden was over de assistente van het consultatiebureau, de verpleegkundige van het consultatiebureau en/of de consultatiebureau-‐arts heeft u dat dan ook aan het consultatiebureau laten weten? ☐ ja, ik heb het persoonlijk aan de betrokken professional gezegd ☐ ja, ik heb een klacht ingediend ☐ nee ☐ anders, namelijk: ………………………………………………………………………………………… Eventuele toelichting op de adviezen van de consultatiebureau-‐arts ……………………………………………………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………………………………………………………
Rubriek B Themabijeenkomsten / cursussen 13. Welke themabijeenkomsten, lezingen en/of cursussen van het CJG Haren heeft u bijgewoond? (Let op: u kunt meerdere antwoorden aankruisen!) ☐ de masterclass van 4 oktober 2011 ☐ de cursus positief opvoeden (Triple P) op ……… / ………. (maand/jaar) ☐ de cursus weerbaarheid voor pubers op ……… / ………. (maand/jaar) ☐ de cursus weerbaarheid voor kinderen uit groep ….. op ……… / ………. (maand/jaar) ☐ de cursus mindfulness op ……… / ………. (maand/jaar) ☐ de oudervoorlichting ‘rondom de geboorte’ op ……… / ………. (maand/jaar) ☐ de cursus kinderen in een echtscheidingssituatie op ……… / ………. (maand/jaar) ☐ de cursus ‘peuter in zicht’ op ……… / ………. (maand/jaar) ☐ de cursus EHBO aan kinderen op ……… / ………. (maand/jaar) ☐ een andere cursus/lezing namelijk: ………………………………………… op ……… / ………. (maand/jaar) ☐ nog een andere cursus/lezing namelijk: ………………………………… op ……… / ………. (maand/jaar) ☐ ik heb geen enkele bijeenkomst of cursus gevolgd (ga door naar rubriek C)
© UMCG / TGO
Tussenevaluatie CJG Haren
54
14. Hoe kwam u op de hoogte van het bestaan van de door u gevolgde cursus? (Let op: u kunt meerdere antwoorden aankruisen!) ☐ via de website ☐ via de nieuwsbrief van het CJG ☐ via een advies van de …………………………… ☐ via ‘mond-‐op-‐mond’-‐reclame ☐ anders, nl. …………………………….. 15. Wilt u hieronder aankruisen wat vond van de bijeenkomsten / cursussen van het CJG die u heeft gevolgd? Per gevolgde cursus of training kunt u aangeven hoe informatief, vernieuwend, begrijpelijk en toepasbaar u deze in uw eigen situatie vond. Cursussen die u niet heeft gevolgd kunt u uiteraard overslaan.
Helemaal niet
Niet zo
Toepasbaar
Zeer Nogal
Helemaal niet
Niet zo
Begrijpelijk
Zeer Nogal
Helemaal niet
Niet zo
Vernieuwend
Zeer Nogal
Niet zo
Helemaal niet
Zeer Nogal
Informatief
EHBO aan kinderen
☐☐☐☐ ☐☐☐☐ ☐☐☐☐ ☐☐☐☐ ☐☐☐☐ ☐☐☐☐ ☐☐☐☐ ☐☐☐☐
☐☐☐☐ ☐☐☐☐ ☐☐☐☐ ☐☐☐☐ ☐☐☐☐ ☐☐☐☐ ☐☐☐☐ ☐☐☐☐
☐☐☐☐ ☐☐☐☐ ☐☐☐☐ ☐☐☐☐ ☐☐☐☐ ☐☐☐☐ ☐☐☐☐ ☐☐☐☐
☐☐☐☐ ☐☐☐☐ ☐☐☐☐ ☐☐☐☐ ☐☐☐☐ ☐☐☐☐ ☐☐☐☐ ☐☐☐☐
Andere cursus, nl. ………………………………………………
☐☐☐☐
☐☐☐☐
☐☐☐☐
☐☐☐☐
Andere cursus, nl. ………………………………………………
☐☐☐☐
☐☐☐☐
☐☐☐☐
☐☐☐☐
Andere cursus, nl. ………………………………………………
☐☐☐☐
☐☐☐☐
☐☐☐☐
☐☐☐☐
Masterclass Positief opvoeden Weerbaarheid pubers Weerbaarheid kind groep 3-4 Mindfulness ‘Rondom de geboorte’ ‘Peuter in zicht’
Rubriek C Huiskamer CJG Haren De Huiskamer van het CJG Haren is een plek waar ouders elkaar kunnen ontmoeten en met elkaar kunnen praten over hun kinderen en opvoeden en opgroeien. 16.Heeft u wel eens van de Huiskamer van het CJG Haren gebruik gemaakt? ☐ nee (ga door naar vraag 17)
© UMCG / TGO
Tussenevaluatie CJG Haren
55
☐ ja (ga door naar vraag 18) 17.Indien u nog nooit de Huiskamer van het CJG Haren heeft bezocht, wat is daarvan dan de reden? (Let op: u kunt meerdere antwoorden aankruisen!) ☐ ik wist niet dat het CJG Haren een huiskamer had (naar 17a) ☐ ik wist wel dat het CJG een huiskamer had, maar niet waarvoor die diende (naar 17a) ☐ ik heb nooit de behoefte gehad om van de huiskamer gebruik te maken (naar rubriek D) ☐ ik vond de huiskamer niet uitnodigend (naar rubriek D) ☐ anders, namelijk: …………………………………………………………………………………………. 17a Indien u niet wist dat het CJG Haren een huiskamer had of niet wist waarvoor die diende zou u er – nu u dit wel weet – gebruik van willen maken? ☐ ja (naar rubriek D) ☐ nee (waar heen?) 18.Indien u de huiskamer van CJG Haren wel eens heeft bezocht kunt u dan hieronder, door per item een getal te omcirkelen, aangeven wat u ervan vond? Des te hoger het door u ingevulde getal, des te hoger uw waardering. Ik vond de huiskamer van het CJG: niet gezellig 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 erg gezellig hoogdrempelig 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 laagdrempelig niet uitnodigend 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 zeer uitnodigend weinig functioneel 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 zeer functioneel slechte ontmoetingsplek 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 goede ontmoetingsplek functie is onduidelijk 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 functie is duidelijk heeft meerwaarde 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 heeft geen meerwaarde anders, nl. ………………… 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 ……………………………………..
Eventuele toelichting op vraag 18: …………………………………………………………………………………………………………………………………
Rubriek D Website CJG Haren 19.Heeft u de website van het CJG Haren wel eens bezocht? ☐ ja (ga door naar vraag 20) ☐ nee (ga door naar rubriek F) 20.Indien u de website van het CJG Haren heeft bezocht, om welke reden was dat dan? Ik zocht informatie over: (Let op: u kunt meerdere antwoorden aankruisen!) ☐ de ontwikkeling van kinderen ☐ gedragsproblematiek van kinderen ☐ voedingsvragen over kinderen ☐ de relatie tussen gescheiden ouders ☐ de activiteitenagenda ☐ anders, namelijk: ……………………………………………………………………………………… 21.Indien u de website heeft bezocht kunt u dan hieronder, door per item een getal te omcirkelen, aangeven wat u van de website vond? Des te hoger het door u ingevulde getal, des te hoger uw waardering.
© UMCG / TGO
Tussenevaluatie CJG Haren
56
Ik vond de website van het CJG: niet informatief 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 informatief onduidelijke structuur 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 duidelijke structuur vaag taalgebruik 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 helder taalgebruik lelijke lay-‐out 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 mooie lay-‐out slechte menu-‐indeling 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 goede menu-‐indeling ongeschikt v. slechtzienden 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 geschikt v. slechtzienden anders, nl. ………………………… 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 ……………………………………..
Eventuele toelichting op vraag 21: …………………………………………………………………………………………………………………………………
Rubriek E Ondersteunende gesprekken
Soms leidt een bezoek aan het CJG tot een doorverwijzing naar een ‘interne’ (van het CJG zelf) of ‘externe’ (van een andere instantie) deskundige, die ondersteunende gesprekken met de ouder(s) heeft ten behoeve van een kind. 22. Naar welke professional bent u voor uw kind precies doorverwezen? (Let op: u kunt meerdere antwoorden aankruisen!) ☐ een jongerenwerker van Torion ☐ een maatschappelijk werker van Noordermaat ☐ een sociaal verpleegkundige van de GGD ☐ een consultatiebureauverpleegkundige (wijkverpleegkundige) van de GGD ☐ een schoolarts van de GGD ☐ een vertegenwoordiger van schuldhulpverlening ☐ een vertegenwoordiger van vluchtelingenwerk ☐ een vertegenwoordiger van Humanitas ☐ anders, namelijk: ……………………………………………………………………………………… 23. Wat was globaal de reden dat u voor uw kind bent verwezen? (Let op: u kunt meerdere antwoorden aankruisen!) ☐ problemen in de ontwikkeling van mijn kind ☐ problemen met het gedrag van mijn kind ☐ ondersteuning bij de opvoeding van mijn kind ☐ relatieproblemen die van invloed zijn op de opvoeding van mijn kind ☐ anders, namelijk: ……………………………………………………………………………….. 24. Hoe zou u de situatie nu beschrijven wat betreft de reden waarom u en uw kind destijds zijn doorverwezen? Deze situatie is door de ondersteunende gesprekken: ☐ sterk verbeterd ☐ verbeterd ☐ gelijk gebleven ☐ verslechterd ☐ sterk verslechterd 24. Kunt u hieronder vermelden welke doelen deze gesprekken hadden en met een kruisje aangeven in hoeverre deze doelen zijn gerealiseerd? Doel Score -‐1 0 1 2
© UMCG / TGO
Tussenevaluatie CJG Haren
57
1. …………………………………………………
2. …………………………………………………
3. …………………………………………………
4. …………………………………………………
-‐1 = doel niet gehaald, situatie ongunstiger dan bij start 0 = doel niet gehaald, situatie gelijk aan start 1 = doel deels gehaald 2 = doel gehaald
25. Voelt u zich door het CJG Haren serieus genomen met het probleem waarvoor u hulp zocht? * ja, zeer zeker * ja, enigszins * nee, niet zo * nee, zeer zeker niet 26. Heeft u het idee dat de professional die u hielp met u in plaats van over u besliste? * ja, zeer zeker * ja, enigszins * nee, niet zo * nee, zeer zeker niet 27. Is het probleem waarvoor u bent doorverwezen met deze doorverwijzing en de daarop volgende gesprekken adequaat opgelost? * ja, zeer zeker * ja, enigszins * nee, niet zo * nee, zeer zeker niet 28. Heeft u door de ondersteunende gesprekken voldoende geleerd om na de hulp zelf verder te gaan? * ja, zeer zeker * ja, enigszins * nee, niet zo * nee, zeer zeker niet 29. Heeft u door de doorverwijzing van CJG Haren meer vertrouwen in de toekomst? * ja, zeer zeker * ja, enigszins * nee, niet zo * nee, zeer zeker niet 30. Welk rapportcijfer zou u de ondersteunende gesprekken die u via het CJG heeft gehad geven? Omcirkel: 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10
© UMCG / TGO
Tussenevaluatie CJG Haren
58
31. Wat vond u goed aan de hulpverlening van en via het CJG Haren? ………………………………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………………………………… 32. Wat vond u minder goed aan de hulpverlening van en via het CJG Haren? ………………………………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………………………………………………
Rubriek F Tot slot 33.In welke wijk woont u? ………………………………………………………….. (naam wijk) 34.Wat is de hoogste opleiding die u heeft afgerond? * geen onderwijs genoten * lagere (basis-‐) school * voortgezet onderwijs * Middelbaar Beroeps Onderwijs (MBO) * Hoger Beroeps Onderwijs (HBO) * Wetenschappelijk Onderwijs 35. Kunt u aangeven hoe de thuissituatie van uw kind is? * woont met vader en moeder in één huis * woont in twee huizen (co-‐ouderschap) * woont bij moeder, heeft een bezoekregeling met vader * woont bij vader, heeft een bezoekregeling met moeder * anders, namelijk: …………………………………………………………… 36. Voor hoeveel kinderen heeft u contact met het CJG Haren gehad? * voor 1 kind in de leeftijd van ……… jaar * voor 2 kinderen in de leeftijden van …….. jaar en ………. jaar * anders, namelijk ………………………………………………………………….. 37. Wat vindt u van de locatie van het CJG Haren? * zeer geschikt * geschikt * ongeschikt * zeer ongeschikt Indien u (zeer) ongeschikt heeft aangekruist wilt u dan kort de reden daarvoor aangeven? ……………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………………………………… 38. Heeft u ook suggesties over mogelijke andere partijen/instellingen die mogelijk toegevoegd kunnen worden aan het CJG? ………………………………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………………………………………………
© UMCG / TGO
Tussenevaluatie CJG Haren
59
39.
Heeft u ook suggesties over mogelijke cursussen die door het CJG kunnen worden gegeven? ………………………………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………………………………… 40. Heeft u ook suggesties voor de website? ………………………………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………………………………… Mocht u naar aanleiding van de vragenlijst nog iets willen opmerken, dan kan dat hieronder: ………………………………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………………………………… Dit is het einde van de vragenlijst. U kunt de vragenlijst in de portvrije envelop naar ons retour zenden. Wij danken u heel hartelijk voor uw medewerking!
© UMCG / TGO
Tussenevaluatie CJG Haren
60
Bijlage 2
Vragenlijst per post
Introductie Het Centrum voor Jeugd en Gezin (CJG) Haren bestaat ruim twee jaar; een goed moment om te onderzoeken wie van het centrum gebruik maakt en hoe het wordt beoordeeld. Ook willen we graag weten wie nog nooit gebruik heeft gemaakt van het CJG en wat daar de reden van is. Uw hulp daarbij is daarom van groot belang voor ons! Het CJG is een inlooppunt voor ouders, kinderen en jongeren. Zij kunnen hier met alle vragen over opvoeden en opgroeien terecht. Het CJG richt zich op ouders en verzorgers van kinderen van -‐ 9 maanden tot jongeren van 23 jaar. Het centrum geeft informatie en advies, organiseert consultatiebureaus, signaleert (potentiële) knelpunten bij opvoeden en opgroeien, geeft hulp bij opvoedingsvragen en verwijst door wanneer dat nodig is. Daarnaast coördineert het CJG de zorg rond deze kinderen en jongeren. Het CJG is niet alleen de toegang tot advies, zorg en hulpverlening, maar biedt ook leuke en informatieve activiteiten zoals cursussen en themabijeenkomsten. Bovendien beschikt het CJG over een ‘huiskamer’ waar iedereen vrij kan binnenlopen en in contact met andere ouders kan komen en heeft het CJG een zeer informatieve website (www.cjg.haren.nl) ingericht. Uit gegevens die het CJG van de gemeente heeft ontvangen, blijkt dat u een of meer kinderen heeft in de leeftijd van 4-‐18 jaar die in de gemeente Haren wonen. Mogelijk bent u al via de mail benaderd voor het invullen van een vragenlijst over het CJG. Indien u al een vragenlijst heeft ingevuld, dan kunt u deze vragenlijst vernietigen. Heeft u nog geen vragenlijst ingevuld dan stellen wij het bijzonder op prijs als u deze korte vragenlijst wilt invullen. Het invullen kost u niet meer dan 5 minuten. U kunt bij het terugsturen van de vragenlijst gebruik maken van de bijgevoegde portvrije envelop. Uiteraard worden al uw antwoorden anoniem verwerkt. Wij danken u hartelijk voor alle te nemen moeite!
© UMCG / TGO
Tussenevaluatie CJG Haren
61
1.
Heeft u de afgelopen twee jaar contact met het CJG Haren gehad of van de diensten van het CJG gebruik gemaakt? *
ja, ik heb contact met het CJG Haren gehad en heb onlangs een digitale vragenlijst over het CJG ingevuld (u hoeft deze vragenlijst niet in te vullen en kunt hem vernietigen)
*
ja, ik heb contact met het CJG Haren gehad en nog geen digitale vragenlijst ingevuld (wilt u de vragen 2-‐5 en 8 en 9 invullen?)
*
2.
nee, ik heb nooit contact met het CJG Haren gehad (wilt u de vragen 2-‐7 invullen?)
In welke kern van de gemeente Haren woont u? *
in het dorp Haren zelf
*
in Onnen
*
in Glimmen
*
in Noordlaren
*
anders, namelijk in: ……………………………………………………
Wat is de hoogste opleiding die u heeft afgerond?
3. * geen onderwijs genoten
* lagere (basis-‐) school
* voortgezet onderwijs
* Middelbaar Beroeps Onderwijs (MBO)
* Hoger Beroeps Onderwijs (HBO)
* Wetenschappelijk Onderwijs
* anders, namelijk: ………………………………………………………
4.
Hoeveel kinderen in de leeftijd van 4-‐18 jaar heeft u?
* 2 kinderen in de leeftijden van …….. jaar en ………. jaar
* 3 kinderen in de leeftijden van …….. jaar en ………. jaar en ………. jaar
* 4 kinderen in de leeftijden van …….. jaar en ………. jaar en ………. jaar en ………. jaar
* 5 kinderen in de leeftijden van …….. jaar en ………. jaar en ………. jaar en ………. jaar en ………. jaar
* 1 kind in de leeftijd van ……… jaar
5.
6.
Bent u de moeder, de vader of de verzorger van dit kind / deze kinderen? *
de moeder
*
de vader
*
de verzorger
*
anders, namelijk: ……………………………………………………………….
Indien u nog nooit contact met het CJG Haren heeft gehad, wat is daarvoor de reden? Let op: het gaat hier om uw kind(eren) in de leeftijdscategorie van 4-‐18 jaar! Er zijn meer antwoorden mogelijk *
ik wist niet van het bestaan van CJG af
*
ik wist wel van het bestaan van CJG af, maar wist niet dat er in Haren een CJG was
* ik wist wel van het bestaan van CJG Haren af, maar wist niet wat het CJG Haren voor me kon betekenen *
ik wist wel van het CJG Haren af, maar heb weinig vertrouwen in deze organisatie
*
ik wist wel van het CJG Haren af , maar het CJG Haren is voor mij te ver weg
*
ik roep bij vragen over opgroeien en opvoeden van kinderen de hulp van een andere organisatie in, namelijk van: …………………………………………………………..
*
ik roep bij vragen over opgroeien en opvoeden van kinderen de hulp van anderen in mijn omgeving in (familie, buren, vrienden)
*
andere reden, namelijk: …………………………………………………………………
© UMCG / TGO
Tussenevaluatie CJG Haren
62
7.
Nu u weet waar het CJG Haren zich op richt (zie inleiding), zou u van haar diensten gebruik willen maken? Er zijn meer antwoorden mogelijk * ja, ik zou één of meerdere themabijeenkomsten en cursussen van het CJG Haren willen bijwonen *
ja, ik zou het CJG een aantal vragen willen stellen over het opgroeien en opvoeden van mijn kind
* ja, ik zou de mogelijkheid willen bespreken om mijn kind naar een professional door te verwijzen voor een aantal ondersteunende gesprekken *
ja, ik zou wel van de ‘huiskamer’ van het CJG Haren gebruik willen maken
*
ja, ik zou de website van het CJG Haren willen raadplegen
*
anders, namelijk ……………………………………………………………………………
*
nee, ik zou nog steeds niet van de diensten van het CJG gebruik maken
Wanneer u geen contact met het CJG Haren heeft gehad bent u nu klaar met deze vragenlijst en kunt u hem in de portvrije envelop opsturen. Hartelijk dank voor uw medewerking!
8.
Van welke diensten van het CJG Haren heeft u de afgelopen twee jaar gebruik gemaakt? Er zijn meer antwoorden mogelijk * ik heb voor één of meer van mijn kinderen telefonisch advies bij het CJG Haren gevraagd
a.
Hoe tevreden bent u over het telefonisch advies van CJG Haren? * zeer tevreden * tevreden * ontevreden * zeer ontevreden
Graag een korte toelichting: ……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………
b.
* ik heb één of meerdere themabijeenkomsten en cursussen van het CJG Haren bijgewoond Hoe tevreden bent u over de gevolgde themabijeenkomsten of cursussen van CJG Haren? * zeer tevreden * tevreden * ontevreden * zeer ontevreden
Graag een korte toelichting: ………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………
c.
* mijn kind is doorverwezen naar een professional voor een aantal ondersteunende gesprekken Hoe tevreden bent u over de ondersteunende gesprekken via CJG Haren? * zeer tevreden * tevreden * ontevreden * zeer ontevreden
Graag een korte toelichting: ………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………
© UMCG / TGO
Tussenevaluatie CJG Haren
63
d.
* ik heb van de ‘huiskamer’ van het CJG Haren gebruik gemaakt Hoe tevreden bent u over de huiskamer van CJG Haren? * zeer tevreden * tevreden * ontevreden * zeer ontevreden
Graag een korte toelichting: ………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………. e.
* ik heb de website van het CJG Haren geraadpleegd Hoe tevreden bent u over de website van CJG Haren? * zeer tevreden * tevreden * ontevreden * zeer ontevreden
Graag een korte toelichting: ………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………… f.
* anders, namelijk …………………………………………………………………………… Hoe tevreden bent u over de genoemde dienst van CJG Haren?
* zeer tevreden
* tevreden
* ontevreden * zeer ontevreden
Graag een korte toelichting: ………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………...
Eventuele opmerkingen: ……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………
Dit is het einde van de vragenlijst. U kunt de vragenlijst in de portvrije envelop naar ons toesturen. Hartelijk dank voor uw medewerking!
© UMCG / TGO
Tussenevaluatie CJG Haren
64
Bijlage 3
Interviewformat procesevaluatie CJG Haren
Uitvragen kenmerken sleutelfiguur:
Met wie wordt het interview gehouden? Wat is zijn of haar rol bij het CJG Haren? Sinds wanneer vervult hij of zij deze rol?
Samenwerking tussen het CJG en verschillende betrokken instellingen 4. Gaat het nog steeds om dezelfde samenwerkingspartners als genoemd in het visiedocument en ondernemingsplan? Zo nee, welke wijziging is daar waarom in opgetreden? 5. Het CJG moet in ieder geval bundelen: de jeugdgezondheidszorg 0-‐19 jaar, de 5 gemeentelijke functies, een schakel met Bureau Jeugdzorg, en een schakel met de zorgnetwerken. Andere organisaties kunnen worden toegevoegd, zoals maatschappelijk werk, jongerenwerk, huisartsen en GGz. Status: Maatschappelijk werk en jongerenwerk zijn inmiddels toegevoegd Welke knelpunten en succesfactoren spelen er binnen dit samenwerkingsverband? Welke oplossingen voor knelpunten stelt u voor? 4. Het CJG bestaat uit een frontoffice en een backoffice. Het frontoffice wordt gevormd door generalisten (JGZ, AMW en jongerenwerk), die vragen kunnen beantwoorden en eventueel doorverwijzen. Het backoffice door netwerkstructuur van Zorg voor Jeugd Groningen, het CJG Netwerkoverleg en OGGz (voormalig ZA&C, JPO, politie en leerplichtambtenaar) en de huisartsen, MEE Groningen, Bureau Jeugdzorg, de ZorgAdviesteams (ZAT), Acare, Lentis, kinder-‐ en jeugdpsychiatrie etc. De frontoffice verwijst naar de backoffice. Welke knelpunten signaleert u binnen deze structuur en welke oplossingen voor knelpunten ziet u? Verloopt de verwijzingssystematiek volgens plan en zo nee, waarom niet? Heeft u ook suggesties voor het oplossen van deze knelpunten? 5. Binnen het frontoffice vindt interne verwijzing plaats. Op welke wijze wordt aan deze interne verwijzingen vorm gegeven en welke eventuele knelpunten (inclusief oplossingen daarvoor) brengen het (willen) werken via deze methode met zich mee? 6. Binnen de frontoffice werken JGZ, maatschappelijk werk (Noordermaat) en jongerenwerk (Torion) nauw samen. Hoe verloopt de samenwerking binnen de frontoffice, welke eventuele knelpunten signaleert u daarbinnen en welke oplossingen voor knelpunten stelt u voor? 7. Het CJG dient een optimale afstemming te realiseren met het WMO-‐loket van de gemeente Haren. Hoe schat u de mate waarin deze afstemming tot stand komt in, hoe verloopt de onderlinge taakverdeling verloopt en welke eventuele knelpunten spelener? Ziet u ook oplossingen voor deze knelpunten? 7. Toeleiders naar het CJG zijn: basisonderwijs, speciaal onderwijs, voortgezet onderwijs, huisartsen, peuterspeelzalen en kinderopvang en politie. Op de wijze vindt deze toeleiding plaats en welke eventuele knelpunten spelen er per partner? Zijn er ook oplossingen voor deze knelpunten? © UMCG / TGO
Tussenevaluatie CJG Haren
65
De coördinatie van de door verschillende partners geboden hulp 1. Binnen het CJG worden de 5 gemeentelijke functie op het gebied van jeugdbeleid uitgevoerd: informatie en advies, signalering, toeleiding naar hulp (vrij toegankelijke en geïndiceerde hulp), aanbod licht pedagogische hulp en coördinatie van zorg. Welke functies worden goed en welke minder goed uitgevoerd en om welke reden? Heeft u ook suggesties ter verbetering? 2. De coördinator heeft voor het CJG een faciliterende, stimulerende, coördinerende en sturende rol. In welke mate waarin de coördinator deze rollen weet te combineren, wat gaat goed en wat minder goed, welke knelpunten spelen hierbij een rol en welke oplossingen voor knelpunten stelt u voor? 3. Het CJG is het startpunt voor verschillende vormen van (geïndiceerde) hulp, waardoor de weg langs hulpverleningsinstanties wordt ingekort. Wordt deze doelstelling naar uw oordeel daadwerkelijk gerealiseerd en zo nee, welke factoren dragen eraan bij dat dit niet het geval is? Ziet u oplossingen hiervoor? 4. Een goede coördinatie van zorg binnen het CJG is gebaat bij een min of meer eenduidige visie op de wijze waarop er binnen het CJG moet worden samengewerkt of dient minimaal gebaseerd te zijn op overbrugbare verschillen in deze visie. In hoeverre is er sprake van een eenduidige visie op dit terrein en indien dat niet het geval is, tot welke knelpunten leidt dat? Welke oplossingen voor deze knelpunten ziet u? 5. Met de structuur van het CJG wordt de verbinding gelegd tussen het Passend Onderwijs, het Veiligheidshuis en de gehandicaptensector. In hoeverre komt deze verbinding naar uw mening tot stand en welke eventuele knelpunten belemmeren het tot stand komen? Zijn hier oplossingen voor? 6. Door het geïntegreerde aanbod en de geïntegreerde werkwijze beoogt het CJG het principe: één kind, één gezin, één plan te realiseren. In welke mate wordt dit principe gerealiseerd en welke eventuele belemmerende factoren staan realisering in de weg? Hoe kan de integratie van werkwijze en – aanbod verder worden verbeterd? De registratie van het CJG 2. Mensen kunnen op drie verschillende manieren het CJG benaderen; via de mail, via de telefoon, via de website en gewoon door het bureau binnen te stappen. Op welke manier wordt het aantal klanten dat via deze drie toegangswegen het CJG benadert vastgelegd en welke knelpunten spelen hier? Welke oplossingen zijn daarvoor mogelijk? 3. Verwijzing naar de kernpartners van het CJG kan op verschillende wijze tot stand komen; via de mail, via de telefoon, op het schoolplein, tijdens inloopspreekuren, op braderieën, tijdens ouderavonden etc. Op welke manier wordt het aantal klanten dat via deze drie toegangswegen het CJG benadert vastgelegd en welke knelpunten spelen hier? Welke oplossingen zijn daarvoor mogelijk? 4. Via de frontoffice naar kernpartners doorverwezen klanten dienen in principe door deze kernpartners ‘onder CJG-‐vlag’ te worden ondersteund. © UMCG / TGO
Tussenevaluatie CJG Haren
66
Vindt doorverwijzing en verdere ondersteuning plaats onder ‘CJG-‐vlag’, zo nee, wat zijn daarvoor de redenen en welke oplossingen voor dit knelpunt stelt u voor? Welke registratie van gegevens vindt er bij doorverwijzing plaats en komt deze tegemoet aan de afspraken? Algemene vragen vanuit de doelstellingen uit het visiedocument 1. Het CJG stelt zich ten doel om zoveel mogelijk outreachend te werken (functie van ‘mobiel loket’). Wordt aan deze doelstelling voldoende vorm gegeven en welke eventuele knelpunten belemmeren het (willen) werken via deze methode? Zijn er ook oplossingen voor deze knelpunten? 2. CJG maakt gebruik van het signaleringssysteem Zorg voor Jeugd Groningen (ZvJG). Hiermee kunnen snel verbindingen worden gelegd tussen professionals. Kunt u aangeven in welke mate dit signaleringssysteem werkt en welke eventuele knelpunten er spelen? Ziet u oplossingen voor deze knelpunten? 3. Het CJG Haren bedient de dorpen Haren-‐dorp, Haren-‐Oost, Glimmen, Onnen en Noordlaren. Kan het CJG binnen deze vijf regio’s dezelfde kwaliteit garanderen, of bestaan er regionale (lokale) verschillen? Zo ja, waardoor zijn die verschillen ontstaan en hoe kunnen deze worden genivelleerd? 4. Het CJG richt zich op alle kinderen en jongeren van 9 maanden tot 23 jaar. Kent het hulpaanbod van het CJG per leeftijdsgroep specifieke problemen en zo ja, waar zijn die eventuele problemen door ontstaan? Welke oplossingen stelt u voor? 5. Het CJG wil de Eigen Kracht Conferentie (EKC) gebruiken (benutten eigen kracht betrokken en familie voordat wordt overgegaan naar zwaardere hulpverleningsvormen). Kunt u aangeven in welke mate dit principe daadwerkelijk wordt gehanteerd? Heeft u zicht op het naleven van dit principe door de kernpartners? Welke eventuele knelpunten spelen er en welke oplossingen stelt u voor?
© UMCG / TGO
Tussenevaluatie CJG Haren
67
Bijlage 4 Toelichtingen digitale vragenlijst A. Korte toelichting bij de vragen over het consultatiebureau: Met betrekking tot de consultatiebureau-‐assistente: • de dame is vriendelijk en dat is voldoende, maar niet een dame die erg goed is met kinderen of daarin uitblinkt ofzo; • het humeur kan wel eens wisselend zijn. Een paar keer vergeten de gegevens te noteren; • niet echt kindvriendelijk; • onvriendelijk, negeert huilen, kortaf, onpersoonlijk, neemt de tijd niet;
•
soms werd er afwezig gereageerd op vragen. Ook is het wel eens gebeurd dat er dingen vergeten werden en als ze daar op aangesproken werd, werd er kattig op gereageerd.
Met betrekking tot de consultatiebureau-‐verpleegkundige: • de een is leuker dan de ander; • staat open voor verschillende visies en heeft duidelijk het welzijn van de kinderen voorop staan zonder normatief te zijn; • vragen werden duidelijk beantwoord en kon mijn verhaal kwijt; • wij worden elke keer geholpen door persoon Y en dat vinden wij heel fijn; • ze heeft te weinig kennis over borstvoeding, is helemaal pro vaccinaties zonder de negatieve kanten ervan te willen zien. • ik weet zelf al aardig wat dus het is lastig nog extra bruikbare tips te geven, maar de tips die we hebben gehad, waren nuttig. Met betrekking tot de consultatiebureau-‐arts: • altijd fijne en handige antwoorden en zeer goede adviezen; • er zijn meerdere artsen geweest, allen verder prima. De vragen die door de klanten aan de verpleegkundige werden gesteld gingen over de volgende onderwerpen:persoon Y • afplatting van het hoofdje van baby; • het afbouwen van borstvoeding; • inentingen; • de verstandelijke ontwikkeling, de lichamelijke ontwikkeling (afwijkingen die wij constateerden en hoe ermee om te gaan); • voedingsschema’s, ontwikkelingen slapen, slaaptips; • over zijn spraak en ontwikkeling en hoe om te gaan met situatie thuis; • voeding en gewicht; • over gedrag, ontwikkeling en omgaan met moeilijk situaties (driftbuien en moeilijk eten). Maar ook wel over meer medische zaken zoals (luier)uitslag. De vragen die aan de consultatiebureau-‐arts werden gesteld gingen deels over dezelfde onderwerpen, namelijk: • algemene ontwikkeling;
© UMCG / TGO
Tussenevaluatie CJG Haren
68
• • • • • •
geconstateerde hartruis / afplatting hoofdje; lichamelijke ontwikkeling (afwijkingen); ontwikkeling droge huid; inentingen; een medisch probleem; over groei en ontwikkeling van mijn kind. Wanneer ik mij wel en geen zorgen hoefde te maken over gedrag; voeding en gewicht.
B. Gemaakte opmerkingen bij de huiskamer: • Als je niet bij het CJG hoeft te zijn, kom je niet gauw in de huiskamer van het CJG. Straks zit het CJG in een brede school en ga ik er vanuit dat het meer uitnodigend is, omdat je er langsloopt? • Het is heel gezellig om in de huiskamer te gaan zitten, als je even wat langer moet wachten is het heerlijk voor de kinderen om te kunnen spelen. Maar met wat voor doel de huiskamer opgezet is, is mij nog steeds onduidelijk. Ik vind het wel heel gezellig! • De opzet is prima, maar er is niemand die duidelijk maakt wat de bedoeling is en ik heb geen idee wanneer je daar zou kunnen gaan zitten, wat je mag gebruiken etc. Ik heb het bezocht omdat het vastzit aan het bureau en de kinderen daar lekker met elkaar kunnen spelen. • Het is mij niet helemaal duidelijk wat de functie er van is, maar ik vind het altijd erg gezellig en lekker dat ik een kopje koffie krijg aangeboden wanneer ik moet wachten tot ik aan de beurt ben bij arts of wijkverpleegkundige. • Ik ben er geweest naar aanleiding van een bijeenkomst en een bezoek aan het consultatiebureau. Uit mezelf zou ik er niet zomaar naar toegaan om daar te zitten. Er moet wel een aanleiding zijn om daar te komen (zoals een cursus o.i.d.). Vandaar mijn soms lage score. C. Korte toelichting bij de vragen over de website • Ik zocht een mailadres om informatie van instanties heen te sturen en heb dit niet gevonden. • Voor slecht zienden is het belangrijk dat zij een aangepaste pc hebben dan is het voor hun ook duidelijk. • Er is veel zoekwerk nodig om bij de gewenste informatie te komen. • De geschiktheid voor slechtzienden kan ik niet beoordelen! • Ik geef ongeschikt voor slechtzienden aan omdat ik geen idee heb of de site wel of niet geschikt voor hen is. N.v.t. is echter geen keuzemogelijkheid. • De site is zeer geschikt als je informatie nodig hebt over gedrag/ontwikkeling of medische zaken. Maar contactgegevens zijn moeilijk te vinden en ook voor zaken zoals openingstijden en cursussen vind ik het moeilijk om informatie te vinden. • De ‘voorleesfunctie’ geeft een foutmelding op website. De letters zelf zijn te klein voor slechtzienden. • Ik vond helaas relatief weinig informatie over hoogbegaafdheid wat overigens in het CB en de huiskamer ook totaal ontbreekt in de folders. Het is een onderbelicht probleem, terwijl de problemen voor ouders enorm zijn.
© UMCG / TGO
Tussenevaluatie CJG Haren
69
•
of de website geschikt is voor slechtzienden weet ik niet, ik heb een 5 gegeven maar eigenlijk is ‘niet van toepassing’ een beter antwoord. Dat ontbrak helaas.
D. Suggesties en Opmerkingen: Suggesties Aan de ouders / verzorgers zijn suggesties gevraagd voor de eventuele toevoeging van andere partijen binnen het CJG. Hierop kwamen de volgende reacties: • kinderactiviteiten, zoals gymnastiek of dans; • ook informatie voor gehandicapte kinderen en informatie over onderwijs; • het CJG zou bij bibliotheek opgenomen moeten worden (m.n. het informatieve gedeelte). Het is te gek voor woorden dat er geen folders in de bibliotheek mogen liggen. In het Clockhuys mogen alleen culturele folders liggen, niet culturele folders worden verwijderd; • samenwerking met bijvoorbeeld Torion; • kies coach in samen werking met maatschappelijk werk; • Speel-‐o-‐theek, borstvoedingscafe, lactatiekundige, kinderdiëtist; • zoals al genoemd; meer aandacht voor hoogbegaafdheid/ontwikkelingsvoorsprong (hoe men het beestje ook wil noemen) zou heel fijn zijn. Ook de hulpverlening daarin zou bekender moeten zijn; • ik weet dat het CJG in de brede school komt en ik hoop dat het in deze school iets meer uitnodigend is... dat is dan makkelijker langskomen (b.v. een speelhoekje in combinatie met de speel-‐o-‐theek o.i.d. Ook is gevraagd of ouders / verzorgers suggesties kunnen doen voor mogelijke cursussen die in CJG verband aangeboden kunnen worden. De volgende cursussen worden genoemd: • zwangerschapsgymnastiek; • brandpreventie in en om het huis en iets over hoe te handelen met honden en katten; • armoedesignalering in gezinnen; • cursussen op de Middelbare school door de werkende jeugd over onderwerpen die de tieners aanpreken; • borstvoeding o.i.d.?; • weerbaarheidstrainingen kinderen (niet pubers); • omgaan met het feit dat je ontwikkeling anders loopt dan je verwacht had; • niet nadrukkelijke cursussen, maar misschien zou het leuk zijn als hier bijvoorbeeld een keer een knutselochtend/middag ( zaterdag/ woensdag) o.i.d. georganiseerd wordt. Wat ik ook leuk zou vinden is bijvoorbeeld een voorleesdag (-‐middag). De laatste suggesties die door respondenten konden worden aangegeven hadden betrekking op de website. Hierop kwam een beperkt aantal reacties: • deze is goed; • duidelijke structuur, vaker controleren op juistheid van informatie; • uit het hoofd: rubrieksindeling aanpassen zodat minder zoekwerk is vereist; • duidelijkere scheiding in informatie over kinderen en informatie over locatie en tijden ect.
© UMCG / TGO
Tussenevaluatie CJG Haren
70
Opmerkingen De vragenlijst sloot af met een open tekstveld, waarin ouders / verzorgers eventuele opmerkingen konden plaatsen. Een vijftal respondenten heeft hier gebruik van gemaakt. De volgende opmerkingen staan te lezen: • Toen mijn dochter (toen 3) aan 1 van de medewerkers in de huiskamer vertelde dat ze een prikje zou krijgen, was de reactie 'au, dat doet pijn!'. Dit vond ik een hoogst ongelukkige en zeer onhandige opmerking! • Fijn om mijn mening te mogen geven! • cursus kinderen wel of niet : link doet het niet! • Het zou heel fijn zijn als ouders van kinderen met een ‘stempeltje’ (hoog sensitief, ADHD, depressief, PDD-‐nos, etc.) een mogelijkheid krijgen elkaar te ontmoeten. Door via ontmoetingsavonden met elkaar in contact te komen kun je elkaar helpen met steun. • Jullie doen goed werk, ga zo door!
© UMCG / TGO
Tussenevaluatie CJG Haren
71
Bijlage 5 Suggesties en opmerkingen digitale vragenlijst A. Andere redenen waarom mensen geen gebruik van het CJG Haren hebben gemaakt • ik heb het CJG niet nodig (gehad) (n=35); • school is behulpzaam bij signaleren en advies t.a.v. therapie etc.; • nog geen aanleiding om hulp in te roepen de afgelopen 2 jaar; • er is geen specifieke reden voor; • niet behoefte gehad de afgelopen 2 jaar voor gesprek. Daarvoor wel contact gehad met consultatiebureau; • heb nog geen zwaardere opvoedproblematiek ervaren. Anders zou ik zeker het CJG hebben ingeschakeld; • niet nodig, wel bekend met het bestaan van CJG; • geen problemen; • opvoeding gaat mij prima af zonder gebruik te hoeven maken van het CJG; • PGB voor 3e kind. Woonden eerst in Deventer. Om de zoveel tijd veranderen & fuseren deze instanties bv SPD (sociaal pedagogische dienst) wordt MEE. Voor ouders is dit vervelend -‐ steeds wisselende diensten; • tijdschriften, boeken, internet; • wel eens contact gehad, niet in de afgelopen 2 jaar -‐> geen vragen gehad of wellicht heette deze organisatie toen anders? Ben er ongeveer 3 jaar geleden geweest bij verpleegkundige met vragen over groei; • alleen contact consultatiebureau (periodieke controle). Voor de rest redden wij ons prima; • niet het gevoel gehad het CJG iets te willen vragen; • wij wonen pas kort in Haren; • ik heb geen vragen; • voor die van 17 niet nodig gehad (tot nu toe). Tweeling van 15 jaar zijn lichamelijk beperkt en lopen bij vele specialisten, paramedici en hulpverleners; • over de andere kinderen zijn geen vragen die ik niet zelf kan oplossen. Wel kijk ik soms tv programma's over opvoeden o.i.d. Als er problemen waren gerezen vind ik het mooi dat CJG er is; • ik ben zelf gezinscoach, weet zelf genoeg van opvoeden/opgroeien; • heb andere instanties; • uiteraard wel voor consultatiebureau/vaccinaties; • ik heb eigenlijk weinig vragen die ik niet zelf kan oplossen; • ik dacht dat het vooral op heel jonge kinderen was gericht; • redden ons prima zelf. Men doet alsof gemiddelde Nederlander verplicht naar CJG moet; • heb weinig problemen met de opvoeding. Alleen op het gebied van school/leren/dyslectie enz. Roep daar de hulp van school bij in; • had/heb geen behoefte om contact op te nemen. Indien nodig had ik het namelijk allang gedaan.
© UMCG / TGO
Tussenevaluatie CJG Haren
72
B. Korte toelichting per dienst Bij telefonisch advies (n = 5) stonden de volgende toelichtingen: § prettig, open contact, ondersteuning en advies was concreet en verbeterde de situatie/omgang met kind; § gevraagd, op advies van de gemeente, naar mogelijkheden voor thuiszorg voor tieners. Antwoord was dat men hier niets over wist en we zijn doorverwezen naar de gemeente !?! Bij themabijeenkomsten (n = 14) werden de volgende opmerkingen geplaatst: § kinder EHBO; § de knutselmorgen voor kinderen, vragen omtrent kinderen; § cursus mindfulness (voor ouders); § cursus kinder EHBO was kosteloos en werd op een boeiende manier gegeven; § we hebben een triple P cursus gevolgd; § bijgewoonde themabijeenkomst in najaar 2012 vond ik massaal en met veel vaktermen; § onze zoon heeft weerbaarheidstraining gevolgd, nuttig! § EHaK gevolgd, zeer nuttig! § via het CJG een cursus van Elker; § weerbaarheidstraining voor de oudste; § mijn kind heeft Powerkidsz gevolgd. Bij verwijzingen naar professionals voor ondersteunende gesprekken (n = 5) werden de volgende toelichtingen gegeven: § begeleiding voor oudste dochter. Thema: agressie op school; § ze begreep precies onze problematiek; § gesprekken lopen allemaal nog voor goede afronding. Contact tussen CJG Haren en de basisschool is goed; § vragen gesteld + uitleg gegeven over bepaalde opvoedingsproblematiek (een explosief kind, blijven zitten, geen aansluiting bij vrienden, depressieve gevoelens e.d.). Oppervlakkig doorverwezen naar de huisarts. Dit op een later tijdstip op eigen initiatief gedaan. Via Accare de diagnose ADHD + PDD-‐nos gekregen; § juiste advies is diverse keren niet verstrekt. Bij huiskamer (n = 7) werden de volgende toelichtingen gegeven: § knutselmorgen, advies, sociale contacten met andere moeders; § gezeten om borstvoeding te kunnen geven; § tijdens bezoek consultatiebureau hartelijk ontvangen; § als wachtruimte voor het consultatiebureau. Een prettige manier om te wachten. Bij website stond het volgende te lezen: § de cursus 'schatjes, katjes, watjes' is erg slecht te vinden op de website; § in verband met de cursussen die hier aangeboden worden; § op de website moet ik mijn weg nog vinden; § ondanks het in kleur werken wat veel & onoverzichtelijk;
© UMCG / TGO
Tussenevaluatie CJG Haren
73
§
overzichtelijk!
Bij andere diensten van het CJG zijn de volgende opmerkingen geplaatst: § het schort soms aan inschattingsvermogen/vertrouwen in de ouders bij de consulenten, waarbij er ongevraagd advies wordt gegeven die in mijn ogen onnuttig/onnodig is; § de receptionist en bereikbaarheid vielen erg tegen; § vraag gesteld via e-‐mail en antwoord gehad via e-‐mail; § bruikbare adviezen voor de kids (ook van 4-‐12 jr). Ook bij zorgen kunnen ze geruststellen; § goed gesprek met kinderarts gehad over voedselallergieën; geweldig ontvangen met vers gebakken poffert in de wachtkamer! C. Opmerkingen De volgende opmerkingen zijn geplaatst: § § §
§ §
§ § §
§ § § § §
ik heb geen ervaring met CJG; hele goede zaak dat het er is voor ouders en kinderen die er gebruik van maken. Voor ons is het niet nodig, geen enkele echte problematiek met de opvoeding tot nu toe; belangrijk dat CJG flink aan de weg timmert, ik hoor of lees er weinig van. Had eerder in de opvoeding misschien gebruik willen maken van CJG. Onze oudste 3 kinderen zijn 22/20/19. We hebben vroeger wel eens een cursus via Icare gevolgd (over opvoeden). CJG is voor ons 'te laat' ontstaan; als 'jonge ouder' ben ik niet 'opgegroeid' met het CJG. Voor mij/ons is het geen gangbare weg om op deze wijze hulp te vragen; PGB voor 3e kind. Woonden eerst in Deventer. Om de zoveel tijd veranderen & fuseren deze instanties bv SPD (sociaal pedagogische dienst) wordt MEE. Voor ouders is dit vervelend -‐ steeds wisselende diensten; nu ik de introductie goed heb gelezen is het goed mogelijk dat ik van de diensten van het CJG gebruik ga maken; ik vind het goed dat het CJG er is maar wil er niet altijd gebruik van maken. Af en toe kijk ik op de website en ik lees de nieuwsbrief via school. Dat is voldoende; onze kinderen zitten op CBS De Borg. Een keer in de 14 dagen sturen zij ons per mail hun nieuwsbrief toe en soms zit daar ook een bijlage bij van het CJG. Deze kijk ik altijd even door of er nog een cursus/bijeenkomst etc. bij zit waar ik belang bij heb. Tot nu toe heb ik daar geen behoefte aan gehad. Maar ik vind het wel interessant en handig om zo op de hoogte gehouden te worden; zo snel mogelijk stoppen!; wij wonen pas anderhalf jaar in Haren na lang verblijf in het buitenland; eigenlijk leer ik de organisatie pas net kennen door de cursus. Ben net begonnen als vrijwilliger. Leuke & goede initiatieven!; ik zou de website willen raadplegen op het moment dat zich iets voordoet waarbij CJG iets zou kunnen betekenen; al jaren ben ik goed op de hoogte van het CJG. Op school hangen affiches. Regelmatig staat het in de nieuwsbrieven van school (CBS De Borg). In de kranten. Het is duidelijk dat het CJG er alles aan doet laagdrempeligheid te bereiken (positief). Een cursus volgens, pos. opvoeden, how 2 talk to kids gaat misschien eens gebeuren. Lijkt ons wel wat. Je steekt er altijd wat aan op. Bij een
© UMCG / TGO
Tussenevaluatie CJG Haren
74
§ § § § § § § § § § § § § § § §
§ §
probleem met een van de kinderen kies ik voor directe gerichte professionele hulp. Ik zie CJG dan meer als een tussenpersoon voor 'basis' opvoedproblemen. En daarna moet je alsnog doorverwezen worden. Die stap sla ik dan graag over. De kortste weg. Scheelt veel gepraat en tijd. Vriendelijke groet; ik ben op de hoogte van het CJG in Haren. Ik zou wel gebruik maken van de diensten van het CJG als daar behoefte aan is; ik heb geen interesse in gesprekken met andere ouders, deze heb ik wel op het schoolplein; misschien kan het CJG nog wat meer persberichten uitbrengen over specifieke zaken/vooraankondigingen; als het de bedoeling is om het CJG meer onder de aandacht te brengen dan had een folder over de activiteiten ("leuke en informatieve") wel geholpen; tot nu toe hebben we geen behoefte gehad om uw organisatie in te schakelen. Het is goed om te weten dat uw centrum in de buurt zit; ik vraag me af of met deze vragen een goed beeld van de (niet)-‐gebruiker verkregen kan worden? Succes!; het is goed dat het er is; toen ik CJG nodig had i.v.m. met acute situatie klasgenoot van mijn dochter, waren de inlooptijden/spreekuur niet passend bij mijn werk & heb CJG niet kunnen raadplegen; over het algemeen tevreden, wel aantal keren geirriteerd aan slordigheden van de 'secretaresse'; prima initiatief, veel bestaansrecht lijkt me; wij hebben geen opvoedingsvragen of andere vragen voor het CJG!; onderzoek is suggestief en gaat van standpunt uit dat iedereen minimaal van CJG gebruik moet maken m.a.w. men creëert vraag naar hulp en zorg; lees altijd in het Harener Weekblad, m.i. doet Cynthia dit goed!; fijn dat jullie bestaan!; toen onze jongste dochter nog 3 jaar was, zijn we wel bij het consultatiebureau geweest, maar dit leek me voor dit onderzoek niet relevant; ben met 1 dochter van 3 jaar bij de kinderpsychiatrie van het UMCG geweest, we zijn er niks mee opgeschoten. Zolang je kind geen duidelijke diagnose krijgt met bepaalde onderzoeksvormen en niet in een bepaald stereotype valt, val je terug op je eigen inzicht als ouder. Hierbij werkte het kind zelf ook niet mee! En krijg je de diagnose ‘extreem moeilijke puber’! Maar kind wil niet! Jammer! Eerst maar wachten tot er wat gebeurt komt niet professioneel voor mij als ouder over. Hebben nu ook alles stopgezet. Een verontruste ouder; goed dat het er is. Ik denk dat ik er veel aan had kunnen hebben als het 10 jaar eerder gestart was. Bij het 3e kind ben je al vrij ervaren en heb je er wat minder aan; zoals eerder al vermeld zijn diverse door ons aangekaarte problemen niet serieus genomen. Erg jammer vinden wij dit. Voor de rest zijn wij wel tevreden.
© UMCG / TGO
Tussenevaluatie CJG Haren
75