1
Het bronchuscarcinoma Incidentie, symptomen en diagnose Dr. M. Delanote Pneumoloog A.Z. St.-Dimpna, Geel
2
1. Incidentie 2. Etiologie 3. Types 4. Symptomen 5. Diagnose
1. Incidentie 3
Vlaamse liga tegen kanker: voorkomen tumoren in België
2008: 59.996 nieuwe gevallen van kanker 32.508 mannen 27.488 vrouwen
1. Incidentie (vervolg) 4
Man: prostaat: 8.810 long: 5.406 colon/rectum: 4.486 Vrouw: borst: 9.697 colon/rectum: 3.689 long: 1.776 Man/vrouw verhouding longcarcinoma 3/1
The ten most frequently occurring tumours by sex, Belgium 2008 5
The ten most frequent causes of death from cancer by sex, Belgium 2008 6
Lung cancer incidence in Belgium, 2004 - 2008 7
Lung cancer: comparison of age-standardised incidence rates (WSR), 2008 8
2. Etiologie 9
A. Roken Roken van sigaretten is belangrijkste risicofactor van longkanker (85 tot 90%). Dosis respons verband tussen roken en longkanker. Risico op longkanker neemt toe met:
duur van het roken
begin leeftijd van roken
hoe jonger, hoe nefaster
mate van inhaleren
1 pakje/dag 40 jaar schadelijker dan 2 pakjes/dag 20 jaar
cave lichte sigaretten
type sigaret (zonder filter)
2. Etiologie (vervolg) 10
Stoppen met roken Risico longkanker daalt, maar blijft hoger dan bij niet rokers Relatief risico op longkanker door roken: Nooit gerookt:
1
Passief gerookt:
1,5
1 pakje per dag:
10
2 pakjes per dag:
20
2. Etiologie (vervolg) 11
B. Beroeps- en milieufactoren • • • • • •
asbest (cave mesothelioma) metaalbewerking: cadmium, chroom, arseen, nikkel dakwerkers, asfalteerders chemische industrie: polycyclische chloorwaterstoffen milieu: dieseluitlaten ioniserende stralingen
2. Etiologie (vervolg) 12
C. Bestaande letsels thv longen: littekens: SCAR CARCINOMA • •
Longfibrose oude TBC-letsels
D. Genetische factoren = erfelijke aanleg
3. Types 13
• Histologische indeling aan de longtumoren gebeurt in: • small cell lungcancer: SCLC ± 20%
• non small cell lungcancer: NSCLC ± 80%
• Verschillende morfologie, kliniek, evolutie, prognose en behandeling.
NSCLC 14
• squameus cel: ± 35% – 2/3: centraal – 1/3: perifeer
• adenocarcinoma: ± 35% – variant: bronchoalveolair cel carcinoma
• grootcellig carcinoma: ± 5%
• andere niet kleincellige carcinoma – o.a. carcinoid ± 5%
• soms moeilijke classificatie mengtypes: – b.v. adenosquameus carcinoom
Lung cancer: Incidence by histology and sex, Flemish Region 1999 - 2008 15
SCLC 16
• SCLC: centraal gelegen tumoren met frequent grote mediastinale adenopathieën • Sterk verband met roken. • SCLC: grotere groeisnelheid en metastaseert snel. • SCLC: meestal depletie van chromosoom 3P
4. Symptomen 17
A. Asymptomatisch • De meeste longkankers veroorzaken in het beginstadium weinig symptomen waardoor de ziekte pas later ontdekt wordt.
4. Symptomen (vervolg) 18
B. Lokale symptomen • • •
•
•
Aanhoudende hoest: meest voorkomende klacht Veranderde hoest: holler, scherper, vooral bij centraal gelegen tumoren (irritatie, vernauwde bronchi) Hemoptoe: Alarmteken! rokers met hemoptoe: CT thorax en bronchoscopie, zelfs met een normale RX thorax ernstige hemoptoe: cave verstikking Kortademigheid unilaterale wheezing stridor: hoge luchtwegobstructie verminderd ademen: pleuravocht, atelectase, lymfangitis, diafragmaparese enz. Recidiverende infecties of onopgeloste pneumonie COPD opstoot, die zich niet herstelt recidiverende pneumonie in zelfde longgebied verdichting die niet opklaart
4. Symptomen (vervolg) 19
C. Symptomen door locoregionale uitbreiding • vena cava superior syndroom: mediastinale invasie met compressie op vena cava superior (meestal NSCLC) • slikproblemen: o.a. door compressie op slokdarm • thoracale pijn
uitbreiding naar pleura, thoraxwand, mediastinum schouder, arm: sulcus superior tumor gerefereerde pijn door diafragma aantasting doorgroei wervelzuil, plexus bronchialis: pancoast (oa Horner syndroom) • blijvende heesheid cave: verlamming linker stemband (nervus recurrens)
4. Symptomen (vervolg) 20
D. Symptomen door metastasen op afstand • Eerste klacht is een manifestatie van een metastase; bv. neurologisch beeld bij hersenmeta (bv. intracraniële overdruk, verlamming) botpijn: bij botmetastase (meestal axiale skelet, pathologische fractuur) ontdekken van klier huidletsel (meta) • Belangrijke organen waar longmetastasen zich voordoen: lever, hersenen, skelet, nieren en bijnieren.
E. Algemene Symptomen • anorexie en gewichtsverlies • algemeen onwel voelen • lichte koorts
4. Symptomen (vervolg) 21
F. Paraneoplastische symptomen • veroorzaakt door hormoonproductie, niet wijzende op metastasen • paraneoplastische symptomen wijzen op niet inoperabiliteit • Voorbeelden: syndroom van Pierre-Marie-Bamberger (periostale reactie t.h.v. lange beenderen) botscintigrafisch typisch beeld
4. Symptomen (vervolg) 23
G. Paraneoplastische symptomen (vervolg) • hypercalciemie door ectopisch PTH productie p.s.: uitsluiten botmetastasen • syndrome of inappropriate antidiuretisch hormoon: SIADH bij SCLC hyponatriemie, lage serumosmolaliteit, hoge urine osmolaliteit • neuromusculaire symptomen: o.a. polyneuropathie, syndroom van Lambert-Eaton • enz.
5. Diagnose 24
• Bevestigen anatomopathologie Voorkeur bioptie van primair longletsel, adenopathieën of metastasen • Bepalen uitgebreidheid stadium van de ziekte TNM status (cfr. Dr. Coeman) • Functioneel bilan in kader van therapeutische mogelijkheden
5. Diagnose (vervolg) 25
A.
Beeldvorming standaard thorax radiografie
Afwijkingen kunnen zeer verschillend zijn (solitaire pulmonaire module, massa met spiculaire uitlopers, niet opklarende pneumonie, atelectase, holtebeeld enz.). CT thorax: detectie van kleinere nodule en andere afwijkingen o.a. pleuravocht visualisatie van mediastinale lymfe noduli anatomische verhouding tussen tumor en andere structuren (grote vaten, mediastinum, thoraxwand) detectie van 2de letsel of metastasen
5. Diagnose (vervolg) 27
B.
Sputumonderzoek
minst invasieve methode om diagnose in maligniteit te verkrijgen ten minste 3 sputumstalen diagnose bij ± 60% van de gevallen (vooral bij centraal gelegen tumoren) nadeel: enkel cystologisch materiaal: moeilijke celtypering
5. Diagnose (vervolg) 28
C. Endoscopie cfr. Dr. A. Janssens Bekomen van een histologische diagnose
aspiratie en/of lavage brushing biopten van zichtbare tumoren transbronchiale biopten EBUS
5. Diagnose (vervolg) 29
D. Mediastinoscopie cfr. Dr. S. Reher
E.
evaluatie van mediastinale klieren bekomen van histologie en staging
Transthoracale punctie
bekomen van histologie gebeurd onder echo of CT controle goede sensitiviteit van 85 à 90% voornaamste nevenwerkingen: pneumothorax, hemoptoe
5. Diagnose (vervolg) 30
F.
Punctie van metastatisch letsel voor het bekomen van histologische diagnoses
bv. Leverbiopsie, botbiopsie
G. PET-scan cfr. Prof. Stroobants
Evaluatie aard pulmonair letsel, mediastinum, andere lichaamsdelen