NUMMER 2
SEPTEMBER 2006
Het blad van Zonnehuizen
‘Kon ik jou maar mee naar huis nemen’ Inge Everaert, gezinsmedewerker
INHOUD Een leven lang de Zonnehuizen Op 19 september 1931 opende het eerste ‘Zonnehuis’ zijn deuren. Ter gelegenheid van het 75-jarig bestaan blikt Nel Lievegoed-Schatborn (97), weduwe van oprichter Bernard Lievegoed, terug op een leven lang ten dienste van de Zonnehuizen. Pagina 6
S School voor iedereen
‘Kon ik jou maar mee naar huis nemen!’
Hartstochtelijk afscheid van de dogma’s
Ieder kind heeft recht op onderwijs, zo is wettelijk vastgelegd. Ook kinderen met een verstandelijke beperking. Maar wat te doen met kinderen die zodanig in hun ontwikkeling zijn vastgelopen dat onderwijs niet meer mogelijk is? Pagina 16
Niet ieder Zonnehuiskind gedijt even goed in een woongroep. Sommigen hebben het moeilijk met de wisselende begeleiding of met het agressieve gedrag van groepsgenoten. Voor deze kinderen introduceerde Zonnehuizen in 2005 de gezinswoonvorm. Pagina 30
Henk Blenkers is als pedagoog en theoloog (‘en wel in díe volgorde’) verbonden aan de Christelijke Hogeschool Windesheim in Zwolle. Hij is een onafhankelijk - maar wel: betrokken en vooral: hartstochtelijk denker die in ons tijdsgewricht vanuit zijn christelijke perspectief veel mogelijkheden ziet voor antroposofische zorg. Pagina 26
5 x 15 jaar Pagina 11
De AAK
Fotoreportage
Pagina 12
Pagina 20
KORT pagina 4 IK BEN EEN ZON 1 pagina 3 TIPS VOOR EEN HEEL LEVEN pagina 33 IK BEN EEN ZON 2 pagina 10
L COLOFON ZON is een uitgave van Zonnehuizen Kind en Jeugd en verschijnt ongeveer driemaandelijks. ZON is bestemd voor medewerkers, ouders en externe relaties van Zonnehuizen.
2
Redactieadres Zonnehuizen Margriet Bongers Postbus 99 3700 AB Zeist
[email protected] Telefoon (030) 694 53 00
het blad van Zonnehuizen
Redactie Margriet Bongers, Frans Broekhuizen, Nick Cramer, Mark Fekkes, Peter Huijs, Herman van Kampen, Patrick Keeler, Luis Mendo, Gerry Nutters, Jannie Razenberg, Hannie van Schutterhoef, Liesbeth Sjoukes
Tekst Marx (www.marx-cccp.nl) Bibejan Lansink Robert van Weeperen
Concept en realisatie Mark Fekkes en Peter Huijs, BTH/Marx
Fotografie Marcel de Buck en Rafaël Philippen (www.vijfpuntzeven.nl)
Ontwerp Patrick Keeler (www.patk.nl) Luis Mendo (www.goodinc.nl)
Illustraties Jose Luis García (www.studiogarcia.nl) Projectmanagement Nick Cramer Prepress en drukwerk PrintPort in Mijdrecht
U
IK BEN EEN ZON 1
Vriendinnetje ‘Ik was twaalf of dertien toen ik naar Zonnehuizen kwam. En ik ben er zo’n tien jaar geweest. Eerst extern; mijn ouders haalden en brachten mij. Ik herinner mij nog goed dat elke dag begon met het zingen van het ochtendlied. Dat lied veranderde met het jaargetijde. Er was een goede sfeer, maar ik werd ook wel in de gaten gehouden. Vooral toen ik een vriendinnetje kreeg, Fiona. Een keer zijn we met een smoesje naar het dorp gelopen. Om vriendschapsringen te kopen. Hadden we weken voor gespaard. Héél spannend. Vanaf m’n achttiende heb ik intern gewoond. Ik moest erg wennen aan alle regels. In de zomer moesten we bijvoorbeeld al om half negen naar binnen, terwijl het buiten nog schitterend mooi weer was. Maar ik heb daar ook veel geleerd, zoals zelfstandigheid. Bijvoorbeeld reizen met de trein of de bus. Nu werk ik in een verzorgingstehuis in Zeist en heb het erg naar mijn zin. Ik maak schoon en doe allerlei klusjes. Ik ga elke dag met veel plezier naar mijn werk.’ Alexander Boes (32)
het blad van Zonnehuizen
3
KORT
Zonnehuizen actief op de Beursvloer
Z
onnehuizen actief op de Beursvloer? Dat vraagt om een toelichting. De Beursvloer is een activiteit georganiseerd door de Stichting Samen voor Zeist. Deze stichting stimuleert de betrokkenheid tussen bedrijven en maatschappelijke organisaties in Zeist. Het bedrijfsleven zet zijn kennis, kunde, menskracht en middelen in ten behoeve van de versterking van lokale maatschappelijke organisaties. Op de Beursvloer van dinsdag 23 mei is flink gehandeld in vraag en aanbod van 45 maatschappelijke organisaties en 30 bedrijven. Ook Zonnehuizen was op de Beursvloer aanwezig. Op een sandwichbord waren de wensen van de instelling geplakt. Wensen van zeer verschillende aard: een oproep voor vrijwillige chauffeurs, voor een vaste barbecueset, voor een WK Voetbal Kijkcafé, voor een mountainbike-uitje enzovoorts. Na de gongslag ter afsluiting van de happening bleek een tiental matches met bedrijven contractueel te zijn vastgelegd, naast een aantal informele afspraken.
4
het blad van Zonnehuizen
Gerry Nutters, staffunctionaris Fondsenwerving, Sponsoring en Subsidies van Zonnehuizen: ‘Eén activiteit heeft al plaatsgevonden. 140 Kinderen hebben op 16 juni op een groot scherm van twee bij drie meter bij onze buren PGGM de voetbalwedstrijd Nederland – Ivoorkust bekeken. In een schitterend oranje versierde zaal gingen zowel de kinderen als de PGGM-medewerkers uit hun dak. PGGM had flink uitgepakt: er was een oranje leeuw, een clown, 50 kilo friet, rood-wit-blauwe schmink, ijsjes. Aan alles was gedacht. Wat ons betreft is dit een goed voorbeeld van maatschappelijk betrokken ondernemen: een commerciële en een maatschappelijke instelling vinden elkaar in een mooi evenement waar beide partijen hun voordeel mee doen. Zo wint iedereen. PGGM regelt de faciliteiten, de kinderen van Zonnehuizen creëren de sfeer en het Nederlands Elftal zorgde voor de rest. Iedereen genoot!’
C
KORT
g
Vacatures W
e
Promotieonderzoek naar Speciaal Vrij Onderwijs
Zonnehuizen-psycholoog Michael van der Haar doet promotieonderzoek naar Speciaal Vrij Onderwijs.
H
et onderzoek richt zich op het formuleren van onderwijsbehoeften van kinderen en jeugdigen met een ontwikkelingsproblematiek. Ten tweede wordt de relatie onderzocht tussen het onderwijsconcept van het “nieuwe leren”, het speciaal onderwijs en het onderwijs vanuit antroposofische inspiratie. Onderzocht wordt in
hoeverre deze onderwijstypen bij de onderwijsbehoefte van leerlingen met ontwikkelingsproblemen en stoornissen aansluiten. Vanuit deze bevindingen worden (nieuwe) onderwijsstrategieën geformuleerd die zo goed mogelijk aansluiten bij de onderwijsvragen van de betreffende leerlingen. Door middel van literatuuronderzoek, checklists en interviews
worden de kenmerken van de al bestaande onderwijsvormen in kaart gebracht en vergeleken. Deze worden getoetst aan het welzijn van leerling en leerkracht, ontwikkeling in de behandeling (of algemene ontwikkeling) en leeropbrengsten. Vervolgens worden op basis hiervan onderwijsstrategieën opgesteld die vorm geven aan het Speciaal Vrij Onderwijs.
erken bij Zonnehuizen is werken in een uiterst professionele, veelzijdige, maar ook veeleisende organisatie. Onze medewerkers krijgen de gelegenheid hun deskundigheid breed in te zetten, individueel en in (multidisciplinaire) teams, landelijk en regionaal. Werken bij Zonnehuizen is ook verrijkend. Zowel op professioneel als op persoonlijk vlak kun je je bij ons verbreden en verdiepen. En behalve een salaris conform de CAO Gehandicaptenzorg bieden we goede secundaire arbeidsvoorwaarden (waaronder kinderopvang), gerichte coaching en mogelijkheden voor supervisie, intervisie en scholing. Benieuwd naar welke vacatures we hebben? Op www.zonnehuizen.nl vind je een actueel overzicht zicht.
Zonnehuizen gáát voor HKZ-certificering
HKZ
staat voor Harmonisatie Kwaliteitsbeoordeling in de Zorgsector, een maat voor kwaliteit in de zorg, beschreven door middel van een groot aantal kwaliteitscriteria, de zogenaamde HKZ-normen. Wanneer een organisatie kan aantonen aan alle HKZ-normen te voldoen, wordt dit gewaar-
deerd met het in de sector toonaangevende HKZ-certificaat. Zonnehuizen wil dit certificaat eind 2006 in haar bezit hebben. Het HKZ-certificaat is voor cliënten én voor professionele partners een teken dat Zonnehuizen voldoet aan de wettelijke verplichting op een verantwoorde wijze zorg te leveren. het blad van Zonnehuizen
5
Op 19 september 1931 opende het eerste ‘Zonnehuis’ zijn deuren. Ter gelegenheid van het 75-jarig bestaan blikt Nel Lievegoed-Schatborn (97), weduwe van oprichter Bernard Lievegoed, terug op een leven lang ten dienste van de Zonnehuizen.
6
het blad van Zonnehuizen
INTERVIEW
Een leven lang de Zonnehuizen Wat
deed u besluiten drie jaar na de oprichting in het de Zonnehuizen te gaan werken?
‘De praktische uitleg is dat Bernard, die ik had leren kennen via de Antroposofische Vereniging, dringend om een tweede arts verlegen zat. En ik had zojuist mijn artsexamen gehaald. Maar ik geloof er heilig in dat ik was voorbestemd mijn levenslot te verbinden aan dat van de heilpedagogie. Al op vroege leeftijd drong bij mij het besef door dat ik niet voor het eerst op deze aarde verkeerde. De aanleiding was de eerste ontmoeting met een jongen, die zijn beide ouders had verloren aan de Spaanse griep. Het eerste wat ik dacht toen ik hem in de verte zag staan, was: aan jou heb ik iets goed te maken. Wat, dat wist ik niet. Maar ik heb het wel gedaan. Toen hij als twintiger in Nederlands-Indië was gelegerd, schreef ik hem iedere twee weken een lange brief. Later liet hij mijn moeder weten dat die brieven hem door die moeilijke periode heen hebben geholpen. Ook dat ons gezin via een kennis in aanraking kwam met de antroposofie is naar mijn overtuiging geen kwestie van toeval geweest.’
Wat vond uw familie ervan dat u zich in de ongewisse toekomst van het antroposofische pionierswerk begaf? ‘Eigenlijk was het mijn bedoeling de eerste antroposofisch georiënteerde huisartsenpraktijk in Rotterdam te openen. Daarnaast had ik de mogelijkheid in Berlijn als arts aan de slag te gaan. Maar dat aanbod had ik al gauw naast mij neergelegd: de politieke situatie was toen al redelijk onheilspellend. Mijn moeder – mijn vader is overleden toen ik 11 was – was niet erg enthousiast over mijn keuze. ‘Kind, maar daar verdien je toch helemaal niets mee!’, was haar reactie. Ook Bernard
had met de nodige weerstand in zijn omgeving te kampen. Hij was een uitmuntende student medicijnen. Iedereen ging er vanuit dat hem na de nodige specialisaties een glansrijke universitaire carrière wachtte. Maar het zou anders lopen, dankzij een bezoek aan het heilpedagogisch instituut Lauenstein in Duitsland. De manier waarop daar met verstandelijk gehandicapte kinderen werd omgegaan, trof hem zodanig dat hij besloot in Nederland eenzelfde instituut op te zetten.’
Wat was er zo anders aan de manier waarop die kinderen werden behandeld? ‘Zij zaten daar bijvoorbeeld in een kring en waren enthousiast aan het klappen en zingen. Tegenwoordig zou je zeggen: wat is daar nu bijzonder aan? Maar dat was in die tijd ronduit revolutionair! In Lauenstein waren ze ervan doordrongen dat ook kinderen met een verstandelijke handicap een individuele ontwikkeling doormaken. Dat ieder kind recht heeft op enige vorm van onderwijs, recht heeft zich te ontplooien. Hoe klein de stapjes ook waren, het waren stapjes vooruit! Zwakzinnige kinderen, zoals we ze toen noemden, werden hier in Nederland wel opgevangen, maar daar bleef het ook bij. Meer dan verplegen was het niet. En in sommige gevallen was ‘verplegen’ een groot woord. Ik wil daar niet nader op ingaan. In Lauenstein werden de kinderen niet alleen liefdevol opgevangen, er werd ook iets met ze gedáán. En dan bleek dat ze veel meer in hun mars hadden dan hun ouders ooit hadden durven dromen! Een van de eerste kinderen die wij zelf zouden opvangen was Annemarietje. Dat meisje kwam uit een boerenfamilie die haar letterlijk verborgen hield voor de buitenwereld. Een goede boer had nu eenmaal geen gestoorde kinderen. Dat zij tot een
van onze betere leerlingen zou uitgroeien, had iedereen voor onmogelijk gehouden. En zo verliep het met meerdere kinderen. Bernard is zich vervolgens gaan oriënteren in heilpedagogisch instituut Sonnenhof in het Zwitserse Arlesheim, bij de befaamde antroposofisch arts Ita Wegman. Hij nodigde mij uit daar nog tijdens mijn studie ook een trimester te volgen. Een onvergetelijke tijd was dat, waarin ik ontzettend veel heb geleerd. Bernard heeft met Ita Wegman vervolgens besproken eenzelfde instituut te willen openen in Nederland. Dat gebeurde op 19 september 1931, in Bosch en Duin. Ik was bij de feestelijke opening aanwezig. Wat me daar nog heel goed van bijstaat, is de indruk die het vijftal kinderen waaruit de groep toen bestond, op mij maakte. Ik voelde al heel snel dat hier mijn toekomst lag, ook al zou het nog een paar jaar duren voor ik naar de Zonnehuizen kwam. Ik mag wel zeggen dat mijn man en ik in Nederland pionierswerk hebben verricht. Bernard is geen man geweest die is blijven dromen; hij heeft zijn idealen omgezet in daden. Hoe moeilijk de situatie ook was, we deden het gewoon.’
Nederland verkeerde in de jaren dertig in een economische crisis. Hoe kwam u desondanks aan voldoende financiële middelen en personeel? ‘In de beginjaren was het puur overleven. Wanneer er een nieuw kind kwam, moest Bernard snel een triplex bedje in elkaar timmeren. Met de koop van het Veldheim-gebouw nam Bernard bijvoorbeeld een groot financieel risico. Aan bevlogen medewerkers heeft het ons nooit ontbroken. De grote werkloosheid in die tijd was ergens zelfs een zegen voor ons: men was al blij met kost en inwoning. Dat was lange tijd het enige wat wij mensen konden bieden. het blad van Zonnehuizen
7
‘In de beginjaren was het puur overleven. Wanneer er een nieuw kind kwam, moest Bernard snel een triplex bedje in elkaar timmeren. Maar wij hebben nooit een kind willen weigeren om financiële redenen.’
De eerlijkheid gebiedt te zeggen dat we het nooit breed hebben gehad. Lang niet alle ouders waren in staat de kosten op zich te nemen. Maar wij hebben nooit een kind willen weigeren om financiële redenen. Dus zaten we ’s avonds laat met de handen in het haar naar een stapel rekeningen te turen: welke betaling zouden we nog even kunnen uitstellen? Toen eind jaren zestig de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten zijn intrede deed, had dit behalve veel positieve gevolgen voor ons ook een keerzijde. Het betekende namelijk ook dat we op den duur onze lang gekoesterde vrijheid zouden verliezen. We kregen te maken met steeds meer regels die de overheid instelde.
Met welke regels had u zoal moeite? ‘Bijvoorbeeld met de CAO-regeling. Wij begeleiders vormden in die tijd een gemeenschap met de kinderen. Dat samenleven en samenwerken was een van onze idealen. Wij namen voor een heel groot deel de ouderschapstaken over. Als een kind door een bepaalde begeleidster ’s morgens gewekt was, moest zij door diezelfde begeleidster ook weer naar bed worden gebracht, vonden wij. Maar volgens de afspraken in de CAO mochten we niet langer in gebroken diensten werken. Voor sommige kinderen was het verdwijnen van die continuïteit een redelijk rampzalige ontwikkeling.’ 8
het blad van Zonnehuizen
Hoe kwamen de kinderen bij de Zonnehuizen terecht? ‘Dat ging toen nog vooral via via. Officiële doorverwijzingen bestonden helemaal niet. Het personeel kwam vanuit het hele land hier naartoe. Dat komt doordat mijn man zich altijd zeer heeft ingezet voor het bekendmaken van het werk binnen de heilpedagogie. Er kon geen internationaal Antroposofisch Congres plaatsvinden zonder dat hij er een lezing gaf. Wij hebben ons nooit beziggehouden met zieltjes winnen. Wij hoefden anderen niet te bekeren tot de antroposofie. Laten zien waar we voor stonden, dat was het enige wat telde. Wij hebben ook nooit kinderen uitgesloten. Ook diegenen die het reïncarnatieaspect van de antroposofie verwierpen, waren bij ons welkom. Het was voor ons genoeg wanneer kinderen en ouders de vruchten plukten van onze aanpak. Vooral na de oorlog nam het aantal kinderen snel toe en moesten we de groei het hoofd bieden door een nieuw pand aan te kopen. Dat werd Stenia, waar we de moeilijk lerende kinderen onderbrachten. De problematiek van de kinderen veranderde toen overigens sterk. Veel voogdijverenigingen stuurden nu ook kinderen die intellectueel nauwelijks een achterstand hadden, maar vanwege de oorlog ernstig getraumatiseerd waren.’
Hoe kijkt u terug op die oorlogsjaren? ‘Dat was uiteraard een verschrikkelijke
periode. Het werk van onze collega’s in Duitsland werd al jaren ontmoedigd door de Nationaal Socialisten. Antroposofie was in hun ogen een occulte zaak, en dus verwerpelijk. Bovendien verdroeg het individualisme dat antroposofen uitdroegen zich bijzonder slecht met de wetten van een totalitair regime. Onze gebouwen werden vlak voor de oorlog gevorderd door Nederlandse militairen. Later namen de Duitsers er hun intrek en moesten wij van de ene op de andere dag vertrekken. We vonden een tijdelijk onderkomen in Den Haag. Toch heb ik vreemd genoeg ook wel warme herinneringen aan die tijd. In tijden van oorlog draait het ineens om existentiële dingen. En prijs je jezelf al gelukkig dat je met z’n allen rond een minuscuul kacheltje zit. Wie ik niet zal vergeten, is het joodse jongetje van een jaar of zes dat op een dag bij de ingang stond. We wisten niet hoe hij heette en waar hij vandaan kwam. Uiteraard hebben we hem liefdevol opgevangen. Na de bevrijding kwam zijn dolgelukkige vader hem ophalen. Hij had hem bij ons afgeleverd in de hoop dat wij ons over hem zouden ontfermen. Als dank heeft hij onze door de Duitsers vernielde tapijten gerepareerd.’
Hoe werd door de buitenwereld tegen de Zonnehuizen aangekeken? ‘Ach, er waren genoeg mensen die onze mens- en wereldvisie maar vreemd
‘Een van de eerste kinderen was Annemarietje. Dat meisje kwam uit een boerenfamilie die haar letterlijk verborgen hield. Een goede boer had nu eenmaal geen gestoorde kinderen.’
vonden. Maar wij hebben altijd volop deelgenomen aan het openbare leven. Mijn man heeft zich ook sterk op de wetenschappelijke kant van de antroposofie gericht. Na de oorlog schreef hij een boek over de ontwikkelingsfasen van het kind, dat van groot belang is geweest voor de Vrije Scholen. En sinds de jaren zestig hadden we goed contact met het reguliere circuit en de overheid. Zo was ik voorzitter van een samenwerkingsverband voor de Kinderbescherming. Dingen uit de reguliere zorg drongen ons instituut binnen en aspecten uit de antroposofie werden elders gemeengoed. Het enige wat wij nooit hebben gedaan is ons liëren aan een politieke stroming.’
Wat zijn persoonlijke hoogtepunten geweest in de geschiedenis van de Zonnehuizen? ‘Och, dat zijn er teveel om op te noemen! Het zijn nooit de grote mijlpalen, maar altijd de kleine dingen die je bijblijven. Zoals toen Willemijntje, een zeer zwak begaafd meisje dat nauwelijks kon lopen, op een dag weer een enkel stapje zette. En ieder jaarfeest was een hoogtepunt op zich. Vooral van de voorpret van het organiseren ervan kon ik ontzettend genieten. Kerstmis en de kerstspelen, het Michaelsfeest, het Sint-Jansfeest, dat we destijds ook al buiten vierden met kraampjes en een groot vuur. Ik vind het prachtig dat die feestelijke tradities nog steeds voortleven.’
Wat is de grootste verandering in de behandeling en opvang van kinderen met een verstandelijke handicap geweest? ‘De kennis van de verschillende ziektebeelden is natuurlijk enorm toegenomen. Lange tijd hadden we vooral te maken met de symptomen en de behandeling daarvan; nu weten we ook waardoor iets ontstáát. Aan de andere kant: sommige ziektebeelden hebben nu alleen een andere naam gekregen. In het proefschrift over muziektherapie, waarop mijn man in 1939 promoveerde, beschrijft hij de casus van een jongen, die we met de wetenschap van nu de diagnose ‘Asperger’ zouden geven. En dan is het frappant hoezeer Bernard op de dingen vooruitliep. Niemand twijfelt er nu meer aan dat ritmiek en muziek een zeer positieve invloed hebben op de ontwikkeling van kinderen met een verstandelijke handicap. Dat was toen absoluut nog geen gemeengoed. Wat ik jammer vind, is dat in deze maatschappij alles snel, snel, snel moet. Ik ben ervan overtuigd dat sommige kinderen jaren begeleiding nodig hebben om vooruitgeholpen te worden. Bovendien is de problematiek tegenwoordig gecompliceerder. We hebben nu ook te maken met kinderen van een andere sociaal-culturele afkomst. En toch: vergeet niet dat de tegenstelling tussen een kind dat op het platteland opgroeide en een kind uit de grote stad tot ver na de oorlog gigantisch groot
was. Iets wat in het geheel niet is veranderd, is de liefde voor het vak die je bij alle medewerkers ziet. Wat dat betreft is ons vak nog altijd een roeping. De verbondenheid die mensen voelen met de kinderen, dat is in mijn ogen nog altijd de essentie van de Zonnehuizen. Naast een veilige en vertrouwde omgeving, waardoor kinderen leren het beste uit zichzelf te halen.’
U en uw man hebben uw leven in dienst gesteld van de Zonnehuizen. ‘Ja, en daar heb ik nooit een seconde spijt van gehad. Tot 1937 woonden Bernard en ik - wij trouwden in de herfst van 1935 - in huis Veldheim. Later kregen we ons eigen huis, waar vijf van onze zeven kinderen geboren zijn. Dat huis grensde aan de tuin van Veldheim. Privé en werk liepen voortdurend in elkaar over. Ons gezin maakte gewoon deel uit van het Zonnehuisleven. In de jaren tachtig heb ik mij langzaam teruggetrokken uit de organisatie. Maar emotioneel voel ik mij nog altijd zeer verbonden met de Zonnehuizen. Ik spel nog altijd de nieuwsbrief, en heb regelmatig contact met oud-medewerkers, van wie sommigen nu in hetzelfde verzorgingstehuis wonen als ik. En ik vind het fantastisch om te horen hoe het oud-pupillen is vergaan. Want om hun geluk is het ons uiteindelijk allemaal te doen!’ p
het blad van Zonnehuizen
9
IK BEN EEN ZON 2
Fietsen naar Amelisweerd ‘Als ik het
mij goed herinner, kwam ik naar Zonnehuizen toen ik vijf jaar oud was. Ik heb er ongeveer tien jaar gewoond. Ik vond het moeilijk dat ik niet elk weekend naar huis mocht. En ja, ze waren best wel streng, maar die strengheid heeft me wel geholpen. En me sterker gemaakt. Ik kan nu zeggen dat ik een goede opvoeding heb gehad. Verder weet ik nog dat er geen televisie of radio was. En traktaties als chips en cola kon je helemaal vergeten. Wij werden altijd beziggehouden. Vaak met heel leuke spelletjes. Of we maakten wandelingen door het bos. Eén keer zijn we zelfs naar Amelisweerd gefietst. Ik volg nu een opleiding tot ziekenverzorger, en voel me daar erg op mijn plek. Waarschijnlijk is mijn keuze voor dit beroep beïnvloed door mijn verblijf in Zonnehuizen. Want daar heb ik gezien hoe belangrijk goede zorg is.’ Jos Ultzen (27)
10
het blad van Zonnehuizen
t
1931-1945 z
b
5 x 15 JAAR o
n
a
1-7- ’31
19-9-‘31
13-11-’34
11-11-’39
Mei ‘42
Oprichter Bernard Lievegoed verwelkomt de eerste vijf kinderen aan de Taveernelaan in Zeist.
Officiële opening Stichting Zonnehuis.
Net afgestudeerd arts Nel Schatborn, die in 1935 met Bernard Lievegoed zal trouwen, sluit zich aan bij het Zonnehuis.
Medewerkers en kinderen gedwongen te verhuizen naar Den Haag, na vordering pand Veldheim door Nederlandse militairen.
Na een tijdelijke terugkeer in 1940 wordt Veldheim opnieuw gevorderd, dit keer door de Duitsers. Bewoners verhuizen naar ‘De Witte Hull’ in Zeist.
Pionierstijd
E
en bezoek aan het heilpedagogisch instituut de Lauenstein in Duitsland maakt zoveel indruk op de op Sumatra geboren jonge huisarts Bernard Lievegoed, dat hij besluit ook in Nederland een dergelijk instituut op te richten. Zijn latere echtgenote Nel LievegoedSchatborn herinnert zich de dag van de opening als volgt: “Een stralende septemberdag met
veel vrienden, prominenten, en zes kinderen: Lenie, Jeantje, Toetie, Bennie, Marietje en Jan. Elk een andere taal sprekend in hun anders-zijn.” De pionierstijd is erg primitief: het lijkt meer op veredeld kamperen. De eerste medewerkers, waaronder een gepensioneerde Belgische bakker, links op de foto, werken allemaal tegen kost en inwoning.
het blad van Zonnehuizen 11
ADA COLIJN (Haarlemmermeer, 1954) Wat is je vak? Manager: een zo goed mogelijke basis creëren waar de antroposofische zorg zich vanuit eenvoud en zuiverheid kan ontwikkelen in de tijd waarin zij leeft. Therapeut: vanuit ontmoeting en waarneming komen tot handelingen die vanuit intuïtie ontstaan en vanuit het denken bewust kunnen worden ingezet. Denken vanuit het hart. Opleiding: Heilpedagogie, Kunstzinnige Therapie, PPG (Praktisch Pedagogisch Gezinsbegeleiding). Leerschool? Het leven in al zijn facetten, de ontmoeting met kinderen, ouders en collega’s. Opdracht in het leven? Mijn innerlijke taak: m’n eigen weg volgen en antwoorden proberen te vinden op de innerlijke vragen die op mij afkomen. Professionele voldoening? Een therapie of organisatiestructuur die weer verder kan op eigen kracht.
12
het blad van Zonnehuizen
PORTRET
Polikliniek de AAK
Vernieuwingsdrang in Amsterdam Een klein en hecht collectief van eigengereide individualisten. Met die paradoxale omschrijving laat de AAK (de Amsterdamse Antroposofische Kinder- en jeugdpsychiatrische polikliniek van Zonnehuizen) zich misschien nog het best typeren. Een pleidooi voor menselijkheid en flexibiliteit vanuit de Amsterdamse Pijp.
Het
is verleidelijk, al te verleidelijk je te laten meeslepen in discussies over zogenaamde ‘probleemjongeren’. Zeker op bezoek bij een instituut als de AAK. De discussie kent scherpe kantjes en de term ‘therapieresistente jongeren’ is al geïntroduceerd en bijna onopgemerkt een ‘normaal’ onderdeel van het publieke debat gaan vormen. Toch weigeren Ada Colijn (manager en kunstzinnig therapeute) en Elma Thiel (kinder- en jeugdpsychiater) erin mee te gaan. Elma Thiel: ‘Deze discussie gaat over groepen jongeren. Wij kijken altijd naar het individu. Naar het individu, zijn omgeving, zijn problematiek, zijn specifieke vraag. Daar stemmen we advies en therapie op af. Bij de AAK willen we een tegenbeweging zijn. We werken met mensen, niet met ‘problemen’. We ontwikkelen eigen oplossingen en scholen onszelf al doende bij. We kiezen voor de antroposofie als mensgerichte benadering. Dat positioneert ons.’
Manier van zijn Ada ‘Waar we vaak tegenaan lopen, is de tendens van de richtlijngeneeskunde,
‘We ontwikkelen eigen oplossingen en scholen onszelf al doende bij.’
die wordt gedomineerd door behandelrichtlijnen. Vanuit organisatorisch oogpunt heel begrijpelijk, want daar kun je je organisatie op afstemmen. Maar in de praktijk werkt het lastig, want niet ieder kind pást binnen behandelrichtlijnen. En bovendien: de flexibiliteit, en daarmee de menselijkheid, verdwijnt.’ Elma ‘Met vijf man zijn we klein, we zijn bovendien eigenwijs, we hebben een berg aan ervaring en werken vanuit ons gevoel en vanuit onze intuïtie. Dat betekent ook dat we hier niet een standaard “van 9 tot 5” dienstverlening hebben. Daarmee zouden we onze cliënten, ons vak en de manier waarop we daarmee willen omgaan geen recht doen. En ja, dat betekent dus inderdaad dat we in het weekend of in de avonduren klaarstaan voor de cliënten voor wie dat nodig is. Dat is een stijl van werken, een manier van zijn.’
Trauma Elma ‘We kregen hier een jongetje wiens vader zelfmoord had gepleegd en dat ook bij het jongetje had aangekondigd (zie tekst op pagina 15). Hij was ook als PDDNOS gediagnostiseerd. De combinatie PDDNOS en trauma bleek in de praktijk van reguliere instellingen nauwelijks tot niet behandelbaar. Uiteindelijk kwam de moeder hier, met het idee dat uithuisplaatsing onvermijdelijk was, het werd gewoon te zwaar voor haar.’ Ada ‘We hebben gesprekken met zijn moeder gevoerd, antroposofische medicatie gekozen, een plan voor hem gemaakt en daarna zijn we met hem aan het werk gegaan. Ik ben verschillende oefeningen met hem gaan doen. Muziek, balspel, tekenen en schilderen... maar hij vond alles moeilijk, hij was heel onzeker. Totdat hij, tijdens het spelen met het poppenhuis, een manier vond om zijn woede uit te drukken. Vanaf dat moment ging het zienderogen beter. De situatie is nu sterk verbeterd. Van uithuisplaatsing is geen sprake meer. Toen hij hier voor het eerst met z’n moeder kwam, dacht ik: “Horen die twee bij elkaar?”. Nu zijn het onmiskenbaar weer moeder en zoon.’ het blad van Zonnehuizen 13
SIGRID LAMMERTSE (Amsterdam, 1961) Wat is je vak? Groepsmedewerker en administratief medewerker. Opleiding? Tolk/vertalersopleiding Spaans, opleiding reisbegeleider, SPW-4-diploma. Leerschool? Alles en iedereen om me heen. Opdracht in het leven? Ik verzorg het “samen” in het werken. Professionele voldoening? Wanneer ik mogelijkheden kan scheppen zodat mensen samenwerken, dat er een bedding is, schoonheid en gezelligheid, zodat positieve verhoudingen kunnen ontstaan.
JACQUES MEULMAN (Eindhoven, 1948) Wat is je vak? Psycholoog. Dat betekent dat de menselijke ziel mijn werkterrein is en het gesprek mijn gereedschap. Opleiding? Vrije Schoolpedagogie. Biografisch consulent. Klinische en gezondheidspsychologie. Antroposofische diagnostiek, gespreks- en psychotherapie. Leerschool? Het leven; dat wat ik zie in de wereld vertelt mij ook altijd iets over de niet zichtbare wereld daarachter. Opdracht in het leven? Aanvullende gezichtspunten aanreiken op opvoedings- en ontwikkelingsvragen vanuit het antroposofisch mens- en wereldbeeld. Professionele voldoening? Wanneer een cliënt door onze begeleiding nieuwe inzichten in het leven heeft verworven zodat de weg op eigen kracht kan worden vervolgd.
14
het blad van Zonnehuizen
Ouder over de AAK:
‘Niet óver je, maar mét je’ ‘De vader van mijn zoontje Peter, toen 5 jaar oud, had hem verteld dat hij een einde aan z’n leven wilde maken. Dat hoorde ik pas lang daarna, van zijn schooljuffrouw aan wie hij het terloops had gemeld. Z’n vader had een geschiedenis met depressie. Een dag na de dag waarop hij zelfmoord zou plegen, zou hij worden opgenomen. Zover is het dus niet gekomen. Het was een bewuste en geplande daad. De aankoopbon van het touw waarmee hij zich heeft opgehangen, heb ik nog gevonden. De dag erop volgend ontvingen we een kaart van hem: waarom hij het wel móest doen. Een paar maanden later werd Peter mishandeld door oudere kinderen in de buurt; ze hadden sigarettenpeuken op zijn hand uitgedrukt. Samen met nog wat andere nare ervaringen maakte dit dat hij totaal onbereikbaar was. Hij zat vast, werd dwars, vervelend. Hij wilde niet meer buitenspelen, hij wilde niet meer aankleden, naar school, aan tafel. Bij het minste of geringste ging hij vreselijk gillen. Er was al de aan autisme verwante PDDNOS bij hem geconstateerd. Hij ging naar therapie, maar daar leek hij alleen maar slechter van te worden. Ik werd gék. Toen kreeg ik te horen: “Ga eens kijken bij de AAK.” Daar werd goed naar me geluisterd. Peter werd er als mens serieus genomen. Niet het probleem leek er het uitgangspunt, maar het kind, de warmte. Peter had er ook zichtbaar vertrouwen in en dat was tamelijk uniek. Ada kon hem bereiken. Het ging steeds beter: Peter werd opener, gezelliger, socialer. Na er zo’n 2,5 jaar mee bezig te zijn geweest, was er nu licht aan het eind van de tunnel. We hebben het samen gedaan: Peter, de AAK en ik. Dat is er ook goed aan: het is er niet óver je, maar mét je. En nu? Nu gaat het gewoon weer goed. Voor mij is dat niet minder dan een feest.’
ELMA THIEL-POOL (Doorn, 1956) Wat is je vak? Kinder- en jeugdpsychiater: ‘speel- en praatdokter’ die verstand heeft van stoornissen bij kinderen. Dus bij mij kom je alleen als er iets níet goed gaat. Ik probeer te snappen wat er aan de hand is en probeer dingen te bedenken die gedaan kunnen worden zodat het beter gaat. Opleiding? Studie geneeskunde, specialisatie psychiatrie met aantekening kinderen jeugdpsychiatrie. Leerschool? Het leven zelf. Opdracht in het leven? De belangrijkste: verbindingen leggen tussen sterk uiteenlopende gebieden. Professionele voldoening? Als de problemen van een kind (of volwassene) niet meer de ontwikkeling belemmeren. Dat geldt trouwens ook voor mijn eigen leven.
ANNEJET RUMKE Wat is je vak? Antroposofisch arts; dat betekent dat ik werk vanuit innerlijke, levende beelden van de patiënt en zijn of haar vragen. Opleiding? Studie geneeskunde, antroposofische geneeskunde. Leerschool? Mensen en hun levensvragen, studie waarin ik me school aan de oorspronkelijke gedachte-inhouden van andere mensen. Opdracht in het leven? Mijn Leitmotiv is: leren zien met het hart. Professionele voldoening? Als mensen, kinderen, gezinnen met veel meer vertrouwen hun eigen weg kunnen gaan.
het blad van Zonnehuizen 15
16
het blad van Zonnehuizen
OBSERVATIEKLAS Ieder kind heeft recht op onderwijs, zo is wettelijk vastgelegd. Ook kinderen met een verstandelijke beperking. Maar wat te doen met kinderen die zodanig in hun ontwikkeling zijn vastgelopen dat onderwijs niet meer mogelijk is? Wat te doen wanneer een kind bij het woord ‘school’ heel hard gaat gillen, of zelfs agressief gedrag vertoont? Hoe om te gaan met kinderen die noodgedwongen thuiszitten omdat voor hen geen enkele vorm van onderwijs te bedenken valt?
Van intensieve begeleiding naar zelfstandig taken uitvoeren
School voor iedereen Ook
Zonnehuizen had een achttal kinderen in de woongroep die ernstige gedragsproblemen vertoonden. Deze werden noodgedwongen beziggehouden, zonder dat een verantwoord activiteitenprogramma beschikbaar was. De directe aanleiding om iets voor deze groep te bedenken, was weliswaar een banale, maar wel een zeer relevante, vertelt orthopedagoge en gezondheidszorgpsychologe Dinanda Zevalkink in haar werkkamer bij Zonnehuizen in Zeist. ‘Wij konden de intensieve een-op-een begeleiding simpelweg niet meer betalen. Maar het was ook een morele overweging. Ieder kind wil vooruit. Zelfs een kind dat acht is, maar sociaal-emotioneel functioneert op het niveau van een 1-jarige, wil dat er iets gebeurt in zijn leven.’ En dus ontwikkelden medewerkers van de Zonnehuisschool en het Circuit Intensieve Begeleiding het plan voor de observatieklas. Van de ervaringen die in die klas zouden worden opgedaan, zou een geschikt leer-werkaanbod ontwikkeld kunnen worden. Zevalkink, die
‘Wanneer je niet in staat bent na te denken over je eigen gedrag, dan betekent het dat iedere impuls er direct uitmoet. Zodra zo’n kind spanning voelt, wordt het agressief.’
projectleidster van de observatieklas is: ‘De kinderen waarvoor we iets wilden bedenken, hadden stuk voor stuk vervelende ervaringen met school. Sommigen waren slim genoeg om te leren, maar konden zich sociaal niet verhouden tot andere klasgenoten of leerkrachten. Ze waren vrijwel allemaal weggestuurd van school.‘Verder hadden ze met elkaar gemeen dat ze extreem veel moeite hadden hun emoties te beheersen. Wanneer je niet in staat bent na te denken over je eigen gedrag, dan betekent het dat iedere impuls er direct uitmoet. Zodra zo’n kind spanning voelt, wordt het agressief. Niet alleen verbaal, maar ook fysiek. Zulke kinderen kunnen
gevaarlijk zijn voor hun omgeving, maar ook voor zichzelf: ze doen vaak aan automutilatie.’
Gewaardeerd De belangrijkste voorwaarde voor het slagen van het project was dan ook: het stressniveau omlaag brengen. Hiervoor werd de zogenaamde stemmingsschaal, een in de verstandelijke zorg wijdverbreide methode, gebruikt waarmee je verschillende fasen van stress kunt onderscheiden. Leerkrachten en begeleiders houden daarmee bij op welke moment een kind in welke stemming verkeert. ‘Het gaat er om op een zodanige, voorspelbare manier te reageren, dat je het kind kan helpen zijn of haar stresspeil weer omlaag te brengen. Die benadering wordt heel minutieus vastgelegd. Zeg je nog wél iets of niet? Blijf je op 50 centimeter afstand, of op twee meter?’ Alle gegevens worden verwerkt in een computerprogramma. En álle betrokkenen proberen op dezelfde manier stress te voorkomen. ‘Tot nu toe was de het blad van Zonnehuizen 17
OBSERVATIEKLAS
begeleidingsstijl in de woongroep anders dan die in de klas. Omdat iedereen nu heel hecht samenwerkt, en volgens dezelfde standaardmethode, voelen de kinderen dat iedereen om hen heen staat.’ De orthopedagoge kan niet genoeg benadrukken hoe belangrijk die uniforme bejegening van de kinderen is. ‘Ze weten nu precies wat ze van iedereen kunnen verwachten. Daardoor voelen ze zich gewaardeerd. En pas als ze zich gewaardeerd voelen, zijn ze in staat ook iets te léren.’ Uniek in de observatieklas is volgens haar dat de leerlingen qua ontwikkeling uiteenlopende niveaus hebben. Begeleiders en docenten reiken taken aan die specifiek aansluiten op ieders eigen ontwikkeling. Als er bakjes van papier-maché worden gemaakt, is het ene kind bezig met het afwegen van lijm, een ander scheurt het papier af en weer een ander plakt letters op het bakje.
Maak maar even schoon Een van de jongens die een opvallende ontwikkeling heeft doorgemaakt, is de 15-jarige David. Hij heeft een zwaar verstandelijke beperking, gecombineerd met een psychiatrische stoornis, en functioneert op het niveau van een kind van anderhalf. De jongen verbleef al jaren in Zonnehuizen en had al drie jaar een-op-een begeleiding. ‘De eerste dagen dat hij in de observatieklas was, verliepen rampzalig. Hij was totaal de kluts kwijt. Toch zijn we gewoon maar begonnen.’ Zevalkink heeft de verrichtingen van David in de klas vanaf februari dit jaar op video vastgelegd. In het eerste filmpje is hij in zijn eentje op een schoolbord aan het krijten. Zo bijzonder lijkt dat misschien niet, maar als je bedenkt dat hij zichzelf hiervoor nog geen minuut kon vermaken, wordt het dat wél. Wanneer de begeleidster even uit de buurt is, zien we David stiekem het krijtbord verruilen voor de dichtstbijzijnde stoel. Zodra de begeleidster terug is, verraadt hij zichzelf echter door ‘krijt’ te roepen en naar de stoel te wijzen. Hierop reageert de begeleidster op een manier die kenmerkend is voor de observatieklas, zegt Zevalkink. ‘In 18
het blad van Zonnehuizen
‘En we willen onze opgedane kennis natuurlijk ook delen met collega-instellingen.’
plaats van bestraffend op te treden, geeft ze hem een doekje aan en zegt ze: ‘maak maar even schoon.’ ‘Nee’ werkt bij zulke kinderen namelijk als een rode lap op een stier. Dat is de reden waarom ze niet te handhaven zijn in een gewone klas. Daar moet je nu eenmaal het principe “gelijke monniken, gelijke kappen” toepassen. ‘Hier is dat anders. Hoe gek je het in de observatieklas ook maakt, je wordt nooit weggestuurd. De kinderen weten dat ze, letterlijk, wel een potje kunnen breken. Daardoor voelen ze zich veilig. En het grappige is dat er daardoor juist minder potjes breken.’ Vervolgens vertoont Zevalkink een fragment waarin we David bezig zien in de tuin. Een begeleidster harkt bladeren bij elkaar, die David in een emmer gooit. Daar blijft het bij, al is zelfs dat al een hele prestatie, weet de projectleidster: ‘Voorheen zou hij een beetje gaan friemelen, volledig afgesloten van de buitenwereld.’ In een filmpje van een paar maanden later is hij alweer een stap verder. Wanneer de bak vol met bladeren en aarde zit, roept hij ‘vol’. ‘Hij weet nu dat die bak eerst leeg moet, voor hij weer verder kan.’ David tilt de emmer op, maar vindt hem te zwaar. Boos keert hij zich om en gaat in kleermakerszit op de aarden grond zitten. Maar even later zien we hen toch samen met de volle emmer richting het tuinhek lopen.
School! School! Tot slot bekijken we een filmpje waarin een aantal kinderen bezig is met een weefplankje, een typisch antroposofisch ambacht dat insteekt op het ritmische stelsel, waardoor kinderen meestal kalmeren. Voor David is het weven echter te hoog gegrepen. Maar waar hij voorheen passief moest toekijken, neemt hij vanuit zijn ‘luie stoel’ in een hoekje
van de klas toch op een bepaalde manier deel aan de activiteit. De begeleidster weeft namens hem, en vraagt hem telkens een kleur te kiezen. ‘Er wordt rekening met David gehouden. Ik merk dat hij weet dat het zijn weefwerkje is.’ Dat leerkrachten en begeleiders op dezelfde manier moesten leren samenwerken, ging niet vanzelf, erkent Zevalkink. ‘Het is altijd moeilijk een manier van werken los te laten zonder dat je weet of de nieuwe manier succesvol is. Maar we wisten allemaal dat het zo niet langer ging. Die wil om door te gaan, hield ons op de been. En daar zijn we dolgelukkig mee, want dat deze klas zo snel resultaat zou opleveren, had niemand verwacht.’ Een concreet voorbeeld is de inrichting van de twee klaslokalen. Die waren aan het begin van het schooljaar zo goed als leeg, omdat één jongetje de boel telkens kort en klein sloeg. Om een statement te maken, plaatste de juf in de herfst een keramiek vaas midden in de klas. Zevalkink, triomfantelijk: ‘Die vaas is nu nog steeds heel! En uit de papier-maché bakjes die in de open vitrine liggen, is slechts een hapje genomen!’ De uitkomsten van de testen moeten nog in een rapport worden verwerkt, maar het grootste bewijs van het succes van dit project is dat de hele school in het nieuwe schooljaar op dezelfde manier gaat werken. Dat wil zeggen dat de klassen worden ingedeeld op sociaalemotionele ontwikkeling. Zevalkink: ‘En we willen onze opgedane kennis natuurlijk ook delen met collegainstellingen.’ Met David gaat het overigens uitstekend. Hij is zelfstandiger en actiever dan ooit. Dat de tuin nu zijn verantwoordelijkheid is, kunnen we zien in het laatste fragment. Daarin draagt hij een zeer professioneel uitziend tuinpak. David zal nog een paar maanden in de observatieklas blijven. En daarna zal hij doorstromen naar de ‘reguliere’ arbeidsgerichte leerweg van Zonnehuizen. ‘Zijn moeder en zus waren laatst op de ouderavond. Die waren zó blij. Hij roept nu voortdurend ‘school! school!’ Dat had niemand in het begin durven dromen.’ a
1945 - 1960 t
w
5 x 15 JAAR k
D
A
B
Juni ‘45
Okt. ’47
1948
1954
1957
1958
Na de oorlog keren de bewoners terug naar het zwaar verwaarloosde huis Veldheim.
Aankoop huize Stenia, bestemd voor kinderen met een slechter leervermogen.
Tweede initiatief: vanuit Zonnehuizen is Bronlaak opgericht.
Bernard Lievegoed, in 1939 gepromoveerd op muziektherapie, aanvaardt hoogleraarschap sociale pedagogiek in Rotterdam.
Zonnehuizen wordt lid van Algemeen Verbond voor Kinderbescherming.
Zonnehuizen start tweejarige opleiding tot heilpedagogisch groepsverzorgster.
Eigen karakter
D
e traumatische gebeurtenissen van de Tweede Wereldoorlog hebben ook gevolgen voor de samenstelling van de bewoners van Zonnehuizen: er melden zich steeds meer kinderen aan zonder een slecht leervermogen, maar met - vaak door de oorlog veroorzaakte - ernstige sociaalemotionele ontwikkelingen. Omdat de discrepantie tussen hen en de
‘oorspronkelijke’ kinderen te groot blijkt, wordt huize Stenia aangekocht, op een steenworp afstand van Veldheim. Na een onwennige beginperiode groeit ook dit huis uit tot een op zichzelf staande vestiging met een eigen karakter. De Orangerie wordt verbouwd tot toneelzaal, waar tot de dag van vandaag de jaarfeesten en ‘eurythmie’ gegeven worden.
het blad van Zonnehuizen 19
H
et Sint-Jansfeest, viering van de naamdag van Johannes de Doper, op 23 juni jl. bij Zonnehuizen gevierd, is een feest met een oude traditie. Het is een van de jaarfeesten waarmee wordt getracht de kinderen in Zonnehuizen zo veel mogelijk van het natuurlijke ritme van de seizoenen te laten meemaken. Het weer was goed dit jaar. De kinderen genoten van muziek, pannenkoeken, ijs, kersen en spelletjes. Later op de avond werden, zoals op heel veel andere plekken in Europa, de Sint-Jansvuren aangestoken. Oorspronkelijk werd aan dit vuur een reinigende werking toegekend; sprong je er doorheen, dan zouden de boze geesten worden verjaagd.
De langste dag, de kortste nacht, spr 20
het blad van Zonnehuizen
FOTOREPORTAGE
ingen door het vuur het blad van Zonnehuizen 21
22
het blad van Zonnehuizen
het blad van Zonnehuizen 23
5 x 15 JAAR e
1960 -1975 F
q
b
1962
19-9-’64
1967
1968
Bernard Lievegoed wordt voorzitter Antroposofische Vereniging (AVIN).
Bovenbouw neemt intrek in het Maartenhuis op locatie Veldheim.
Bernard Lievegoed richt Heilpedagogisch Verbond op.
Overheidserkenning met invoering AWBZ.
Volwassenwording
Z
onnehuizen is vóór de invoering van de AWBZ sterk afhankelijk van giften van particulieren, fondsen en verenigingen als de Rotary. Veel voorzieningen als speeltuinen en zwembaden komen tot stand dankzij de inzet van derden. Ook het Maartenhuis komt tot stand dankzij donaties van het Nederlands comité van Kinderpostzegels. Het is het eerste pand in dertig jaar dat speciaal
24
het blad van Zonnehuizen
voor Zonnehuizen wordt gebouwd, en voorziet in de vraag naar meer ruimte voor de oudere jongens. Nel Lievegoed, 25 jaar geleden: ‘De vaak zo lastige jongens, die het nauwe Van Bemmelenhuis zo hadden uitgewoond, waren plotseling niet meer zulke druktemakers.’ Tegenwoordig biedt het Maartenhuis woonruimte en dagbesteding voor volwassenen, nog altijd op antroposofische grondslag.
ADVERTENTIE
Op de groei Zonnehuizen Kind en Jeugd zoekt k & j-psychiaters, psychologen, therapeuten, groepsleiders en ambulante medewerkers. Kijk op www.zonnehuizen.nl
S Bij Zonnehuizen bieden we elkaar als collega’s eigenlijk niets anders dan wat we de kinderen ook bieden: perspectief, de kans om je te ontwikkelen, verder te groeien. Misschien is het juist wel daarom dat we in het 75e jaar van ons bestaan een nieuwe groeifase mogen beleven: we gaan uitbreiden. En dus zoeken we nieuwe collega’s. Mensen die de kinderen, zichzelf en de organisatie graag verder willen helpen ontwikkelen. Zonnehuizen is een antroposofisch geïnspireerde zorg- en onderwijsinstelling. Centrum voor Jeugd-GGZ t Gehandicapten Zorg met een orthopedagogisch behandelcentrum t School voor Speciaal Onderwijs en Voortgezet Speciaal Onderwijs t Multifunctioneel Centrum voor kinderen en jeugdigen met een verstandelijke beperking in combinatie met psychiatrische problematiek Zeist - Den Haag - Zutphen - Amsterdam - Eindhoven het blad van Zonnehuizen 25
Blenkers denkt
Hartstochtelijk
26
het blad van Zonnehuizen
INTERVIEW
Henk Blenkers is als pedagoog en theoloog (‘en wel in díe volgorde’) verbonden aan de Christelijke Hogeschool Windesheim in Zwolle. Hij is een onafhankelijk - maar wel: betrokken en vooral: hartstochtelijk denker die in ons tijdsgewricht vanuit zijn christelijke perspectief veel mogelijkheden ziet voor antroposofische zorg.
afscheid van de dogma’s Over koeien, melk en verbondenheid ‘Toen Steiner ooit een wandeling door de bergen maakte en een boer tegenkwam, ontspon zich een gesprek tussen de twee mannen. Het ging over koeien, het ging over melk en het ging over de relatie tussen het voedsel van de koe en de kwaliteit van de melk. De boer verbaasde zich over de kennis van Steiner op dit gebied. Het bleef niet bij dit gesprek alleen. Steiner bezocht de boer op zijn boerderij. Hij zou voor de rest van zijn leven zijn melk bij deze boer blijven kopen. Dát is wat mij betreft wat passionele betrokkenheid betekent. Het gaat over een vorm van verbondenheid die verder gaat dan het mogelijkerwijs wat vrijblijvende begrip ‘relatie’. Hierin schuilt wat mij betreft ook een van de kernkwaliteiten van antroposofische zorg, die ik als kwaliteitszorg wil aanmerken. Die kwaliteit zit ’m volgens mij in de niet-vrijblijvende verbondenheid.’
Over dogma’s, vrijheid en weggemoffelde universums ‘Ik zie nog wel heel veel dogmatiek in de antroposofie, vandaag de dag. Daar ben ik niet dol op. Want in die dogmatiek stolt en verstart de werkelijkheid, en daar wordt het gevaarlijk. Weer Steiner: die heeft vragen rondom het begrip ‘vrijheid’ gesteld die in zijn tijd revolutionair waren. Dat was een vorm van fundamenteel grondslagenonderzoek. Dat zouden we nu weer moeten doen en moeten durven. Met hartstocht en authenticiteit het wezen van de vrijheid onderzoeken. Dogma’s staan daarbij in
de weg. Want wil de antroposofie niet juist ruimte bieden aan gevoel, intuïtie, verbondenheid met de natuur? Kijk eens naar de manier waarop tegenwoordig het onderwijs wordt beoordeeld; dat gaat alleen nog maar over hoofd, gedrag, output. Er is geen enkele ruimte voor reflectie op wie je bent in deze tijd, geen enkele ruimte voor je psychische en spirituele binnenkant. En daarmee wordt dus een heel universum weggemoffeld. Ik denk dat daar een geweldige uitdaging ligt voor de antroposofie, om die kant van de werkelijkheid te belichten en de plek te geven die ze verdient.’
‘De wereld is opengebroken, onontkoombaar aanwezig op elke plek en elk tijdstip. ’ Over nieuwsgierigheid, ADHD en intuïtie ‘Wat ik nu binnen Zonnehuizen bespeur: een herboren nieuwsgierigheid, het vermoeden dat er nog méér mogelijk is met die antroposofie, het verlangen eens voorzichtig om de hoek te kijken… prachtig! Dat gaat volgens mij richting intuïtie. Mét behoud van het goede. Zoals: altijd kijken naar wat wél kan, naar wat goed is aan mensen. En met een dergelijke houding kun je veel bereiken. Neem ADHD. Het aantal ADHD’ers neemt toe en ze worden steeds geproblematiseerd, vanuit hun probleem benaderd. Daarbij wordt voorbijgegaan aan waar ze wel goed in
zijn. Er is eens een groep ADHD’ers ingezet om te kijken naar groepen managers. Met hun over het algemeen hoog ontwikkelde intuïtie en gevoeligheid bleken ze heel goed in staat precies te duiden wat er mis was in de groepsdynamiek tussen die heren. Opzienbarend!’
Over de wereld, de weerbaarheid en het onvermogen ‘De uitdagingen zijn enorm. Ik was laatst op een avond van de Christen Unie in Zwolle waar het ging over de invloed van de media op jongeren. De bekende kwesties kwamen er aan de orde: seks, agressie… De achterban wilde de jongeren hiervoor afschermen. Terwijl het enig werkbare alternatief volgens mij is: de jongeren weerbaar maken. Maar dat is moeilijk! Want dan moeten we de samenleving ínlopen, de daar heersende codes leren kennen. Dan moeten we over onze angst heen stappen. Dan moeten we ons onvermogen, onze verlegenheid en onze onzekerheid durven delen. Dit zijn kwesties die ook bij Zonnehuizen spelen. Vroeger hadden antroposofen sterk de neiging aan wereldmijding te doen. Maar de wereld is opengebroken, onontkoombaar aanwezig op elke plek en elk tijdstip. De uitdaging is: hoe blijf je, ondanks alles, de wereld, de mens mooi vinden? En hoe vind je in de chaos een hernieuwd gevoel van orde? Een orde die verder gaat, op een dieper niveau ligt dan alleen het niveau van rust en regelmaat. Een orde die misschien wel bestaat in een gerust gevoel bij de beweging van de wereld, van de chaos.’ F het blad van Zonnehuizen 27
5 x 15 JAAR
1975 -1990
Z
P
L
D
V
22-10-’76
19-9-‘81
1981
1986
1989
Eind jaren 80
Opening Heliashuis
50-jarig bestaan Zonnehuizen.
Nel Lievegoed stopt na 32 jaar met het geven van cursussen aan nieuwe medewerkers.
Overheidserkenning Kinder- en Jeugdpsychiatrie.
Schoolerkenning door het ministerie van Onderwijs.
Nel Lievegoed stopt (fasegewijs) als directrice.
Ritmische herhaling
I
n de antroposofie gaat men er vanuit dat kinderen met een sociaal-emotionele beperking of leerachterstand baat hebben bij ritmische herhalingen van dag-, week- en jaarprogramma’s. De gunstige uitwerking die dat op kinderen heeft komt ook tot uiting in verschillende kunstuitingen die Zonnehuizen door de jaren heen ontwikkelt. Vooral het werken aan een weefgetouw blijkt nerveuze en
28
X
het blad van Zonnehuizen
motorisch onderontwikkelde kinderen veel rust en een verbeterd gevoelsleven te geven. Het eerste speciaal hiertoe gebouwde weeflokaal wordt in 1976 geopend. Ook nu nog is het weven een belangrijk onderdeel van de dagbesteding van kinderen bij Zonnehuizen. Ook de dit jaar gestarte Observatieklas (zie het artikel op pag. 16) boekt er veel successen mee.
IK BEN EEN ZON 3
Paradijsspel ‘Toen ik ongeveer elf jaar oud was, kwam ik naar Zonnehuizen. En ik woonde er ongeveer tot m’n twintigste. Nee, ik was niet zo’n makkelijk meisje. Ik kon behoorlijk tegendraads doen. Meer meisjes hebben dat natuurlijk op die leeftijd. Het fijne van Zonnehuizen was dat ze veel aandacht voor me hadden. Veel meer dan op een gewone school. Bovendien kreeg iedereen die in Zonnehuizen woonde veel tijd om muziek te maken. Of te knutselen, te weven of te schilderen. We sliepen met z’n drieën op een kamer, dat was vaak heel gezellig. Ik heb er ook goede vrienden gemaakt; met enkelen van hen heb ik zelfs nog regelmatig contact. Goede herinneringen heb ik vooral aan het Jaarfeest en het Paradijsspel. Bij het Paradijsspel speelden de volwassenen toneel. Je had Adam en Eva en de slang. Heel spannend vonden we dat. Nu werk ik als vrijwilliger op een kinderdagverblijf en dat bevalt prima.’ Sandra van de Berg (34)
het blad van Zonnehuizen 29
Gezinswoonvorm
‘Kon ik jou maar mee naar huis nemen!‘
30
het blad van Zonnehuizen
REPORTAGE
Niet ieder Zonnehuiskind gedijt even goed in een woongroep. Sommigen hebben het moeilijk met de wisselende begeleiding of met het agressieve gedrag van groepsgenoten. Voor deze kinderen introduceerde Zonnehuizen in 2005 de gezinswoonvorm. Een van de aspirant ‘pleegouders’ moet officieel solliciteren naar de functie van gezinsmedewerker. Hij of zij komt op de loonlijst van Zonnehuizen te staan. Inge Everaert (33) is zo’n gezinsmedewerkster. Sinds september 2005 zorgen zij en haar partner Marieke thuis in Driebergen voor de 7-jarige Michael.
‘K
on ik jou maar mee naar huis nemen! Die gedachte kwam regelmatig bij mij op toen ik zelf als leerkracht op Veldheim werkte. Ik zag dat nogal wat kinderen last hadden van het wonen in een groep. Opgroeien in een normaal gezin is voor iéder kind de meest ideale situatie, maar misschien nog meer voor kinderen met een verstandelijke beperking. Toen ik hoorde van de plannen voor de gezinswoonvorm was ik dan ook meteen enthousiast. Bovendien riep ik als kind al dat ik later een weeshuis zou beginnen. In 2004 zijn we begonnen met de sollicitatieprocedure. Die was pittig: we hebben een hele serie gesprekken gevoerd en kregen meerdere malen bezoek van medewerkers van het project. En terecht, want hoewel het kind bij ons thuis zou komen wonen, bleef Zonnehuizen eindverantwoordelijk. Een belangrijke functie-eis was dat een van ons een pedagogische achtergrond had. Specifieke eisen aan het soort woning werden niet gesteld, behalve dan dat het kind een eigen slaapkamer moest hebben. Hoewel het het blad van Zonnehuizen 31
Zijn openheid bleek trouwens een keerzijde te hebben. Je hoeft hem als voorbijganger maar één keer gedag te zeggen of hij klampt zich aan je vast. In de supermarkt moet je voortdurend op hem letten. Voor je het weet, loopt hij aan de hand van een wildvreemde de deur uit. Veel problemen los je al doende zelf op, maar gelukkig kunnen we vier dagen per week bij de coördinatrice van het project terecht.’
Genieten
‘Ook al is Michael een deel van ons leven geworden, toch voel ik me geen substituut-ouder. Ik kan ontzettend van hem genieten, maar de zorg voor hem blijft werk.’ de gedragsdeskundige van het project is die beslist aan welk kind je wordt ‘gekoppeld’, mochten ook wij onze voorkeuren uitspreken. Zo wilde Marieke liever een klein kind dan een puber. Voor mij was het belangrijk dat het een open karakter zou hebben. Ik vind het fijn op een enigszins normale manier met een kind te kunnen praten. Een autistisch kind had daarom niet mijn voorkeur.’
Nee is nee ‘In de zomer van 2005 maakten we kennis met Michael, een jongetje met een ontwikkelingsachterstand en ADHD. Eerst mochten wij incognito op zijn school naar hem gaan kijken. Michael vertederde ons meteen: hij was erg open en vrolijk. In juni kwam hij 32
het blad van Zonnehuizen
voor het eerst een middagje bij ons thuis. Dat bezoek verliep stormachtig. Hij stoof alle kanten op. Begrijpelijk, want de woonboerderij, met een groot erf en uitzicht op het land, was totaal iets anders dan hij gewend was. Zijn ouders wonen op een flat in een achterstandsbuurt. Na de zomer kwam hij definitief bij ons wonen. Heel spannend, want ook al wisten we het nodige van zijn achtergrond, we kenden hem nog maar nauwelijks. Bovendien had Michael van huis uit andere gewoonten dan wij. Hij gedroeg zich alsof het leek dat hij altijd zijn zin kreeg. Bij ons heeft hij moeten leren dat ‘nee’ echt ‘nee’ is. Het heeft moeite gekost hem aan de afspraken te houden, maar nu kan hij zich ernaar voegen.
‘Michael gaat een paar weekenden per maand naar zijn familie. In het begin had hij veel moeite met de omschakeling van het ene gezin naar het onze. Wijzelf ook. Soms kwam hij helemaal dolgedraaid terug. Hadden we de hele week geprobeerd iets met hem op te bouwen, konden we weer van voren af aan beginnen! Na verloop van tijd lukte het steeds beter onze sfeer in hem te verankeren. Daardoor kunnen we de draad altijd snel weer oppakken. Ook al is Michael een deel van ons leven geworden, toch voel ik me geen substituut-ouder. Ik kan ontzettend van hem genieten wanneer hij spontaan bij me op schoot kruipt of lekker aan het spelen is. Maar de zorg voor hem blijft werk. Ik ben voor 18 uur per week aangesteld om hem te verzorgen - al is dat in de praktijk vaak meer. Het wonen in ons gezin heeft Michael vooral rust gebracht. Thuis staat hij bloot aan veel prikkels. Van horen zeggen weten we dat hij daar ’s avonds vaak uit het raam hing om met mensen op straat te praten. Hier slaapt hij als een os. We hebben er hard aan gewerkt om hem ritme en regelmaat te geven en dat uit zich nu positief in zijn gedrag. Ook wíj hebben sinds zijn komst meer regelmaat in ons leven. Als we vroeger geen zin hadden om te koken, gingen we uit eten. Dat doen we nu niet meer zo snel. We hebben een deel van onze vrijheid moeten inleveren. Maar dat weegt niet op tegen het plezier dat we van van Michael hebben. Hij is de afgelopen maanden ontzettend gegroeid in zijn ontwikkeling. En daar zijn we erg trots op.’ r
Tips
HANDIG!
voor een heel leven In de 75-jarige praktijk van Zonnehuizen is heel wat - vaak zeer praktische - ervaring opgedaan én aangemaakt over verzorging en behandeling van allerhande kwalen en kwaaltjes. Op deze pagina wil Zonnehuizen die ervaring delen met de lezers van ZON: Do try this at home!
ARNICA bij verstuikingen en blauwe plekken Doe je aan sport, stoot je je vaak? Dan heb je vast regelmatig blauwe plekken. Dat kan pijnlijk en vervelend zijn. In de antroposofische geneeskunde wordt in dergelijke gevallen Arnica gebruikt, een plant die op bergweiden groeit met kleine, gele bloemen. Het extract van deze Arnica (zowel wortel als blad) is zeer geneeskrachtig en kan een zwelling helpen voorkomen en de ‘normale’ lichaamsvorm helpen herstellen. Als je direct na het ongeval Arnica aanbrengt, verkleint dit de kans op een grote buil of een blauwe plek. Arnica helpt een verstuikte enkel snel te genezen. Een tube Arnica zalf bij de hand is een noodzaak voor elke sporter om blessures direct op het sportveld te behandelen. Bij een grotere blessure kan ook Arnica essence als kompres worden aangebracht. Ook als druppels in een homeopathische verdunning kan het zeer werkzaam zijn: de eerste uren elk uur 10 druppels, daarna 3 maal daags 10 druppels.
ZAKDOEKJE LEGGEN Op de Vrije Scholen wordt het nog veelvuldig beoefend: kringspelen. Kringspelen ondersteunen de sociale ontwikkeling van kleuters en schoolkinderen. Het kind leert af te stemmen op anderen: samen een kring vormen is eigenlijk heel complex, je doet het samen en toch alleen. Je bent jezelf en tegelijkertijd voel je je deel van een geheel, je hoort erbij. En als je in het midden staat, krijg je aandacht van de hele kring, in een veilige gestructureerde vorm. Zo leer je je samen met anderen te bewegen en zowel aandacht te geven als te ontvangen. In het samen zingen van het lied speelt het afstemmen op muzikaal niveau; kinderen beleven vaak veel plezier aan het samen zingen en herhalen van een kringspel. Het geeft
een gevoel van zekerheid: het kind weet wat er gaat komen en toch is het steeds weer een beetje anders. Het is eigenlijk één grote oefening in het sociale. Zo
vormen kringspelen een goed tegenwicht voor de computerspelletjes die kinderen vaak alleen doen in een ‘virtuele wereld’.
het blad van Zonnehuizen 33
5 x 15 JAAR
1990-2006
Z
P
12-11-’94
1999
2000-heden
2004
2006
Prof.dr. Bernard Lievegoed overlijdt in zijn woonplaats Zeist.
Professionalisering door differentiatie in groepen en ambulante zorg. Frans Broekhuizen treedt aan als bestuurder/algemeen directeur.
Nieuwe poliklinieken geopend in Den Haag, Amsterdam, Zutphen en Eindhoven.
Erkenning multifunctioneel centrum voor licht verstandelijk gehandicapten met een psychiatrische problematiek. Uitbreiding met locatie Lenteleven.
Zonnehuizen heeft in de afgelopen 75 jaar aan circa 50.000 kinderen en jongeren (en hun ouders/wettelijk vertegenwoordigers) met een zeer complexe ontwikkelingsvraag behandeling, zorg, onderwijs en perspectief geboden.
L
D
V
Professionalisering en uitbreiding
K
enmerkend voor Zonnehuizen is de aandacht voor het dagweek- en jaarritme. De jaarfeesten, in ons land vooral gebaseerd op christelijke en voorchristelijke rituelen, zijn evenementen die het jaarritme inhoud geven. Het belang van de jaarfeesten, zoals op de foto tijdens 34
het blad van Zonnehuizen
Palmpasen, moet volgens cultuurcoördinator Alexandra Buijsman niet onderschat worden. ‘Het zijn oriëntatiepunten waarop de kinderen zich verheugen. Voor veel van onze kinderen die een gezond besef van ruimte en tijd ontberen is dat een prettig houvast. Met de seizoensfeesten betrekken we
de kinderen bovendien bij de groeiprocessen van de natuur. De voorbereiding van ieder feest vergroot niet alleen de creatieve vermogens van ieder kind, maar ook het vertrouwen in, en het respect voor het leven.’
SPONSOR
Op de ramen kloppen Hilde:
‘We kwamen met Zonnehuizen in contact op de Beursvloer, een lokaal initiatief hier in Zeist waar bedrijven en instellingen worden gekoppeld. Gek eigenlijk, als je bedenkt dat we op nog geen kilometer afstand van elkaar zitten… We wilden meteen wat doen, maar wisten niet goed wát. Uiteindelijk zijn we maar met zijn zessen. We besloten een dagje met wat kinderen naar De Efteling te gaan. Niet met allemaal natuurlijk. We zijn met twee groepjes gegaan; een van zes en een van acht kinderen. Eerlijk is eerlijk: het was een openbaring. Om te zien dat zo’n simpel gebaar zó veel kan betekenen voor die kinderen… het was voor ons allemaal een eye opener. Die avond na het bezoek hebben we wel een traantje weggepinkt. Gelukkig zitten ze dichtbij en soms, als een van hen naar de bibliotheek loopt en dus hier voorbijkomt, horen we geklop op de ramen of komen ze zelfs even binnen. Dat is mooi.’
Hilde de Bree, eigenaresse MV Kantoortechniek, Zeist Nico Visser, scholier van de Zonnehuisschool
het blad van Zonnehuizen 35
Deze tekening wordt u aangeboden door Dewina (11 jaar)
ACHTERWERK IN DE ZON
36
het blad van Zonnehuizen