HET BETREKKEN VAN WONINGCORPORATIES BIJ ENERGIE-NEUTRALE WONINGRENOVATIES Casus: de Stroomversnelling
Irma van Bergen Bravenboer
Auteur I rma v an Bergen Bravenboer Adres Oostplantsoen 14 2611PH Delft Emailadres irmav
[email protected] i.v
[email protected] Telefoonnummer +31- 619951186 Student nummer 1502263
Datum onderzoeksvoorstel 12-01-2015 Universiteit TU Delft Master Real Estate and Housing Lab Housing Eerste mentor Anke v an Hal Sustainable Housing Transformation Tweede mentor Nico Nieboer Housing Quality and Process Innovation 2
Voorwoord Dit P2 rapport is het onderzoeksvoorstel v oor het afstudeeronderzoek. Dit onderzoek zal w orden begeleid door Anke van Hal en Nico Nieboer en is de afsluiting v an de master Real Estate and Housing v an de TU Delft. Het P2 rapport v ormt een contract tussen student en docent, en het onderzoek zal w orden uitgevoerd aan de hand v an dit v oorstel. Dit rapport geeft inzicht in de probleemstelling, doelstelling en onderzoeksvragen van het onderzoek, resultaten die het onderzoek tot nu toe naar v oren heeft gebracht en het rapport zal ook een uitgebreide beschrijving bevatten v an de uit te v oeren vervolgstappen. Het onderwerp v an het onderzoek is het betrekken v an woningcorporaties bij energie neutrale woningbouw renovaties en zal zich specifiek richten op het project de Stroomv ersnelling. Aangezien dit een Nederlands project is en het gehele onderzoek gedaan w ordt naar Nederlandse w oningcorporaties, zal dit rapport en het eindv erslag in het Nederlands geschreven w orden.
3
Samenvatting Dit rapport en het onderzoek kan w orden samengevat in het onderstaande schema. I n de onderstaande samenv atting is dit in tekst v erder uitgelegd.
Figuur 1 onderzoeksschema (eigen werk, 2015)
Door de w oningnood na de tw eede wereldoorlog, de toenemende w elvaart en de industrialisatie zijn er in Nederland in de jaren 60 en 70 v ele w oningen gebouwd, een groot percentage hiervan zijn rijtjeswoningen en galerijflats. Deze constructie oplev ing laat Noord Europa achter met een grote v oorraad van 40-50 jaar oude w oningen, die aan renovatie toe is. Deze w oningen vertonen v ele gebreken, zo v oldoen ze niet aan de huidige energie- en comforteisen en zijn ze v aak te groot of hebben ze te kleine kamers (v an den Bouw huijsen, 2012). Er is dus een behoefte aan renov atie. Een andere trend in de w oningsector in de v erduurzamingstrend. De v erduurzaming is v ooral gericht op energiebesparing (Mlecnik, 2013). De ambitie v an het Energieakkoord (2013), die door belangrijke partijen in de bouw sector is ondertekend, is dat de gebouw de w ereld in 2050 geheel energie-neutraal is. Energie-neutraal wil zeggen dat de gebouw en netto over een jaar geen energie v erbruikt. Op gebouw niveau kan dus w el energie worden opgewekt om energieneutraliteit te bereiken. Deze tw ee trends komen samen in energie-neutrale woningrenovaties. Hoewel deze renov aties niet gebruikelijk zijn in de w oningbouwsector, zijn er toch al een aantal projecten gestart. De Stroomv ersnelling is een v oorbeeld van zo een project. Dit is een renov atieproject dat een w oning met een huidig laag energielabel in één stap naar een energie-neutrale woning renoveert. Een energie-neutrale woning, of nulop-de-meterwoning, wekt jaarlijks bij een normaal leefpatroon evenveel energie op als het v erbruikt. Het financieel model v an de Stroomversnelling is gebaseerd op dat de gemiddeld 150 euro die een huishouden maandelijks aan de energiemaatschappij betaalt, na dit project aan de w oningcorporatie wordt betaald, zodat de w oningcorporatie dit kan inv esteringen in de renovatie. De Stroomv ersnelling neemt de belangen v an vele verschillende partijen ten harte en heeft zo v eel mogelijk aspecten van duurzaamheid in het project v erwerkt. Om het einddoel v an 111.000 bestaande w oningen energie-neutraal maken en om de kosten per renovatie op het ambitieprijs te krijgen, zijn meer w oningcorporaties nodig.
4
Dit leidt tot de v olgende probleemstelling: Hoewel er door veel partijen het belang en de noodzaak van energie neutrale woningbouw (renovaties) benadrukt wordt en hiervoor verschillende innovaties worden ontwikkeld, wordt het innovatieve concept van energie-neutrale woningrenovaties slechts op beperkte schaal toegepast. Het doel v an dit onderzoek w ord dan: Inzicht krijgen in de redenen van de doelgroep (Nederlandse woningcorporaties) voor de afwachting van deelname aan energie-neutrale woning renovaties, specifiek de Stroomversnelling. Het doel is daarnaast om inzicht te krijgen op welke manier er meer energie-neutrale renovaties door woningcorporaties gedaan kunnen worden. En daaruit v olgt de hoofdvraag en deelvragen. In hoeverre kunnen woningcorporaties gestimuleerd worden om deel te laten nemen aan de Stroomversnelling door de huidige barrières van woningcorporaties weg te nemen en huidige kansen te benutten? Deelv ragen 1. Wat is energie neutrale woningbouwtransformatie? Wat is het project de Stroomv ersnelling? Wat w ordt er nu gedaan om nieuw e woningcorporaties aan te trekken? 2. Welke kenmerken van woningcorporaties hebben inv loed op de deelname v an w oningcorporaties aan de Stroomv ersnelling? 3. I n hoev erre sluit het concept van de Stroomversnelling aan op de motiv aties en doelen v an w oningcorporaties? 4. Welke barrières van woningcorporaties om deel te nemen aan de Stroomv ersnelling worden zijn er? 5. Welke manieren zijn er om deze barrières weg te nemen om w oningcorporaties deel te laten nemen aan de Stroomv ersnelling? 6. Welke literatuur over energie-efficiëntie innovatie in w oningbouw kan bijdragen aan het laten deelnemen v an w oningcorporaties aan de Stroomv ersnelling?
Het is nog niet bekend w at het eindproduct v an het onderzoek zal zijn, maar dit w ordt duidelijk tijdens het v erdere onderzoek. De manier w aarop het onderzoek w ordt uitgevoerd is w eergegeven in figuur 2. Hoew el dit onderzoek heeft grotendeels kwalitatief karakter heeft doordat de onderzoeksvragen hoofdzakelijk beantw oord w orden door open interviews, is een klein onderdeel kwantitatief 5
onderzoek door data analyse methode. Het onderzoek heeft een explorerend karakter.
Figuur 2 Onderzoeksdesign (eigen werk, 2015)
Deel 1 is al uitgev oerd. Het belangrijkste van dit schema is dat de w oningcorporaties in 4 groepen zijn ingedeeld. De groepen staan in tabel 1 genoemd hun v erschillende kenmerken en reden v an onderzoek.
Wie Kenmerken
Wat onderzoeken Hoeveel organisaties Functie interviewen
Groep 1
Groep 2a
Groep 2b
Groep 3
Leden Stroomversnelling
Aanpakkers Stroomversnelling Getekend Eerste interesse getoond – Tweede deelnemers Keuze om wel mee deel te nemen
Aanpakkers Stroomversnelling interesse Eerste interesse getoond – Nog niet deelnemen Redenen voor afwachten
Ov erige woningcorporaties
2-3
5
Linking Pin
Betrokkenen bij interesse tekenen
0 – via interviews met Task Force (23) Task Force & Sanne de Wit
Eerste deelnemers
Leren van succes, kenmerken en proces in organisatie 2
Linking Pin
Niet betrokken
Redenen van desinteresse
6
Tabel 1 Overzicht woningcorporaties (eigen werk, 2015)
7
Dit empirisch onderzoek wordt bekeken vanuit de innovatieverspreiding theorie van Rogers (1995). Met deze tw ee aspecten zal het eindproduct en conclusies uit het onderzoek gemaakt w orden. In onderstaand schema zijn de belangrijkste kenmerken en barrières die w oningcorporaties noemen om niet deel te nemen aan de Stroomv ersnelling weergegeven. Dit zijn de eerste resultaten van het onderzoek.
Figuur 3 Conceptueel model (eigen werk, 2015)
8
Inhoudsopgave Voorwoord ................................................................................................................................ 3 Samenv atting ........................................................................................................................... 4 1. Introductie onderzoeksopzet......................................................................................... 10 1.1 Persoonlijke motivatie ............................................................................................... 10 1.2 Probleemanalyse ...................................................................................................... 10 1.3 Probleemstelling ........................................................................................................ 13 1.4 Doelstelling ................................................................................................................. 13 1.5 Onderzoeksvraag...................................................................................................... 13 1.6 Deelvragen ................................................................................................................ 13 1.7 Eindresultaat .............................................................................................................. 14 1.8 Onderzoeksmethode................................................................................................ 14 1.9 Definities...................................................................................................................... 18 1.10 I nhoudsopgave definitieve onderzoeksrapport ................................................. 19 1.11 Relev antie ................................................................................................................ 21 2. Onderzoeksorganisatie................................................................................................... 23 2.1 Wetenschappelijk domein....................................................................................... 23 2.2 Mentoren.................................................................................................................... 23 2.3 Planning ...................................................................................................................... 23 3. Theoretisch kader ............................................................................................................ 24 3.1 I nnovatieverspreiding theorie Rogers..................................................................... 24 4. Literatuurstudie en onderzoek ....................................................................................... 26 4.1 Woningcorporaties en duurzaam strategisch voorraadbeleid.......................... 26 4.2 De Stroomversnelling ................................................................................................ 26 4.3 Huidige situatie woningcorporaties en Task Force............................................... 28 4.4 Kenmerken en barrières ........................................................................................... 28 4. Literature........................................................................................................................... 32 Bijlage A: 3 onderzoeksgroepen van woningcorporaties............................................. 33 B: Contactgegevens corporaties interviews...................................................................... 34 C: Transcript Arthur Lippus.............................................Fout! Bladwijzer niet gedefinieerd. D: Methoden voor beantwoorden deelvragen................................................................ 35 E: I nterview groep 1. Vragen................................................................................................ 37 9
1. Introductie onderzoeksopzet Dit rapport is v erdeeld in v ier hoofdstukken. Het eerste hoofdstuk is de introductie in het onderwerp en beschrijft de gehele onderzoeksopzet. Het tw eede hoofdstuk beschrijft de onderzoeksorganisatie. Het derde hoofdstuk geeft het theoretisch kader w eer en in het v ierde hoofdstuk wordt de literatuurstudie en het tot nu toe uitgev oerde onderzoek weergegeven. De introductie geeft een overzicht v an het gehele onderzoek beginnende met een persoonlijke motivatie, gevolgd door de probleemanalyse en probleemstelling. Hieruit v loeien de onderzoekvragen v oort en het uitgebreide onderzoeksdesign. Op basis v an dit onderzoeksdesign zijn de belangrijkste definities gegeven en de v oorlopige inhoudsopgave van het eindrapport. Dit hoofdstuk sluit af met de w etenschappelijke en maatschappelijke relevantie. 1.1 Persoonlijke motivatie De bachelor bouwkunde heeft mij bekend gemaakt met duurzaamheid in de gebouw de omgeving en langzaam groeide de fascinatie v oor dit onderwerp. Vooral raakte ik geïnteresseerd in w oningbouw en de bestaande gebouwde omgev ing. I n Delft raakte ik bekend met een aantal duurzame w oningbouw renov aties. Vooral toen ik een semester in Stockholm studeerde en een college kreeg ov er het Million Home Program, een project van 40 à 50 jaar geleden w aarin een miljoen w oningen zijn gebouwd die tot zijn aan renovatie, Na dit college w ist ik dat deze opgav e erg belangrijk zou w orden. Graag zou ik hieraan bijdragen en het is daarom dat ik besloot dat het onderw erp van mijn afstuderen duurzame w oningbouwrenovaties zou w orden. Ter afsluiting v an mijn Master Real Estate and Housing is mijn belangrijkste algemene studiedoel het v erder ontwikkelen v an mijn w etenschappelijke onderzoek v aardigheden. Vooral het opzetten van een onderzoek, het stellen van de juiste v ragen en de afbakening met daarbij keuzes maken en aspecten uitsluiten is v oor mij een uitdaging. Daarnaast w il ik mijn academische schrijfvaardigheden v erbeteren. Onderw erp specifiek wil ik meer kennis opdoen. Niet alleen de complexiteit v an duurzame transformaties, maar ook juist ov er het menselijke onderdeel v an dit onderzoek w il ik meer leren. Want het zijn niet w oningcorporaties die een beslissing nemen, maar mensen die w erken voor een woningcorporaties.
1.2 Probleemanalyse De behoefte aan renovatie Door de w oningnood na de Tw eede Wereldoorlog, de toenemende welvaart en de industrialisatie zijn er in Nederland in de jaren 60 en 70 v ele w oningen gebouwd, een groot percentage hiervan zijn rijtjeswoningen en galerijflats. Begin jaren 70 w erden er meer dan 150.000 w oningen per jaar gebouwd. Andere Noord Europese landen hebben dezelfde ontw ikkeling meegemaakt (Whitehead & Scanlon, 2007). Deze 10
constructie opleving laat Noord Europa achter met een grote v oorraad van 40 à 50 jaar oude w oningen, die aan renovatie toe is. Deze w oningen vertonen vele gebreken, zo v oldoen ze niet aan de huidige energie- en comforteisen en zijn ze v aak te groot of hebben ze te kleine kamers. I n Nederland v oldoen 600.000 w oningen niet aan de huidige energie- en comforteisen (van den Bouwhuijsen, 2012). Deze w oningen behoren v eelal tot de w oningvoorraad van w oningcorporaties. Door de slechte isolatie en verouderde klimaatinstallaties is het energieverbruik in deze w oningen hoog. De doelgroep van w oningcorporaties zijn mensen met een laag inkomen en deze groep moet dan een hoge energierekening betalen. Door de groeiende energieprijzen kunnen steeds meer mensen hun energierekening niet betalen. I n Nederland is dit 1.6% v an de huishoudens (Association for the conservation of energy, 2013). Waar v roeger veel v an deze lage kwaliteitswoningen gesloopt w erden en v ervangen, wordt de laatste jaren renovatie van deze w oningen toegepast als goed alternatief. Voor deze beslissing hebben woningcorporaties verschillende redenen. De betonnen constructies van de jaren 60 en 70 w oningen kunnen in goede staat v erkeren, waardoor de constructie van de w oningen hierdoor nog vele jaren mee kunnen. Daarnaast kan het behouden v an de betonconstructie tot 70% reductie in CO2 v erbruik opleveren tijdens de constructie in v erhouding tot sloop en nieuw bouw. Ook gaat renovatie sneller, w aardoor huidige bewoners niet hoeven te v erhuizen. Jaren ‘60 en ‘70 w oningen zijn massaal geproduceerd en daarom zijn er kansen om op grote schaal industrieel te renoveren, wat de kosten aanzienlijk doet v erlagen (v an den Bouwhuijsen, 2012). Er ligt dus een kans om deze w oningen op gebied v an energieverbruik sterk te v erbeteren. De behoefte aan energie neutrale woningbouw De Europese regelgeving voor energieverbruik en CO2 uitstoot is aangescherpt. Voor 2020 moet uitstoot v an CO2 met 20% v erminderd worden ten opzichte van 1990 (Ministerie v an Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, 2011). Het ov ergrote deel v an de CO2-uitstoot w ordt veroorzaakt door het verbruik van kool, olie en gas v oor opwekking van energie. In Nederland v erbruikt de huizensector 20% v an het totale energieverbruik. De Europese commissie stuurt daarom ook aan op v erduurzaming v an de huizensector en is duurzaamheid of energie efficiëntie ook de belangrijkste aanjager van renovatie en transformatie van woningen. I n het Energieakkoord v oor duurzame groei (SER, 2013) w ordt er gestreefd naar een energie-neutrale gebouwde omgeving. Dit akkoord is gesloten tussen ruim 40 organisaties, w aaronder de overheid. Het doel dat v erschillende partijen samen hebben afgesproken in dit akkoord is dat de gebouw de omgeving in 2050 energieneutraal is (SER, 2013). Op de v olgende pagina zijn drie methoden om het einddoel in 2050 te bereiken w eergegeven. Bij de stapsgewijze methode w ordt er per renovatie een kleine stap gemaakt richting energie-neutrale woningen, dit w ordt herhaalt totdat de w oning het einddoel heeft behaald. Dit is gebruikelijk in de bouw sector en er zijn afgelopen jaren v eel renovatieprojecten geweest met een focus op renovatie naar 11
energielabel B of 2 energielabels hoger (Haytink & Valk, 2013). Bij de externe methode w ordt er v oor de gebouwde omgeving duurzame energie decentraal opgew ekt, waardoor de vraag naar energie per woning hetzelfde blijft, maar het aanbod v an energie geheel duurzaam w ordt aangeleverd. Echter moet er binnen de projectgrens duurzame energie worden opgewekt om een w oning energieneutraal te mogen noemen (Haytink & Valk, 2013). De derde methode is sprongsgewijs, w aar een w oning in een keer van de huidige situatie getransformeerd w ordt naar het einddoel. Een v oorbeeld van zo een project is de Stroomv ersnelling.
Figuur 4 Methode (Haytink & Valk, 2013)
Innovatiedeal de Stroomversnelling De Stroomv ersnelling is een renovatieproject dat een w oning met een huidig laag energielabel in één stap naar een energie-neutrale woning renoveert. Een energieneutrale w oning, of nul-op-de-meterwoning, wekt jaarlijks bij een normaal leefpatroon evenveel energie op als het v erbruikt. Het financieel model v an de Stroomv ersnelling is gebaseerd op de gemiddelde energierekening van 150 euro die een huishouden maandelijks aan de energiemaatschappij betaalt. Na de renovatie w ordt dit bedrag maandelijks aan de w oningcorporatie betaald, zodat de w oningcorporatie dit kan inv esteringen in de renov atie. De Stroomv ersnelling neemt de belangen v an v ele verschillende partijen ten harte. Het project kan in korte tijd v oor een grote impact op de w oningmarkt zorgen. Om de prijs en de kw aliteit v an de renovatie op uit te laten komen op de gew enste ambitie, zullen de bouw bedrijven moeten innoveren. De grote schaal v an de Stroomv ersnelling zorgt ervoor de bouwbedrijven in innovatie kunnen investeren (de Stroomv ersnelling, 2013). Deze innov atie in v olle gang en zijn de innov atie v an kozijnloze ramen, v erwarmen met infraroodstraling en w oningen op gelijkstroom al een half jaar na het begin v an de Stroomv ersnelling bereikt (Henket, 2013). Niet alleen op technisch niv eau vindt er innovatie plaats, het gehele concept van de Stroomv ersnelling en energie-neutrale woningrenovaties is vernieuwd en innovatief. De behoefte aan het betrekken van woningcorporaties I n Nederland bezitten w oningcorporaties totaal 2.4 miljoen w oningen, 30% v an de 12
totale w oningvoorraad. Van de 2 miljoen naoorlogse woningen die geschikt zijn v oor renov atie binnen het Stroomv ersnellingsproject, zijn er ongev eer 50% in bezit v an de w oningcorporaties (Lippus, 2014). Voor de industrialisatie en goedkope w oningrenovaties is een grote schaal nodig. Op dit moment zijn er 6 v an de 380 w oningcorporaties in Nederland bij de Stroomv ersnelling betrokken. Om het uiteindelijke doel v an 111.000 energie-neutrale woningen in 2020 door renoveren te realiseren (de Stroomv ersnelling, 2013), zullen meer partijen betrokken moeten w orden. Er zijn afspraken voor slechts 8000 v an de 11.000 eerste w oningen, om reden dat op het laatste moment in plaats v an 8 slechts 6 w oningcorporaties een deel van hun w oningvoorraad aanbood voor deelname. Veel corporaties stellen zich afw achtend op (Lippus, 2014), maar juist w oningcorporaties kunnen snel impact maken met hun deelname, aangezien zij een groter bezit hebben dan particulieren. 1.3 Probleemstelling Hoew el er door veel partijen het belang en de noodzaak v an energie-neutrale w oningbouw (renovaties) benadrukt w ordt en hiervoor verschillende innovaties w orden ontwikkeld, wordt het innovatieve concept van energie-neutrale w oningrenovaties slechts op beperkte schaal toegepast. 1.4 Doelstelling De doelstelling v an dit onderzoek is om kennis te krijgen in de redenen v an de doelgroep (Nederlandse woningcorporaties) v oor de afw achting van deelname aan energie-neutrale woningrenovaties, specifiek de Stroomversnelling. Het doel is daarnaast om inzicht te krijgen op w elke manier er meer energie-neutrale renovaties door w oningcorporaties gedaan kunnen worden. 1.5 Onderzoeksvraag Omdat de Stroomv ersnelling een energie-neutrale woningrenovatie project is dat nu in v olle gang is en behoefte heeft aan meer deelnemers, is er gekozen om de Stroomv ersnelling als casus te nemen en dit project ook in de v olgende hoofdvraag te integreren. In hoeverre kunnen barrières voor woningcorporaties om deel te nemen aan de Stroomversnelling worden weggenomen? 1.6 Deelvragen 1. Wat is energie neutrale woningbouwtransformatie? Wat is het project de Stroomv ersnelling? Wat w ordt er nu gedaan om nieuw e w oningcorporaties aan te trekken? 2. Welke kenmerken van woningcorporaties hebben inv loed op de deelname v an w oningcorporaties aan de Stroomv ersnelling? 3. Sluit het concept v an de Stroomversnelling aan op de motiv aties en doelen v an w oningcorporaties?
13
4. Welke barrières van woningcorporaties om deel te nemen aan de Stroomv ersnelling worden zijn er? 5. Welke manieren zijn er om deze barrières weg te nemen om w oningcorporaties te betrekken bij de Stroomv ersnelling?
1.7 Eindresultaat Dit onderzoek heeft een explorerend karakter. Het is nog niet duidelijk w at het eindresultaat zal zijn. Het onderzoek naar de barrières zal uitw ijzen welk resultaat de hoofdv raag kan beantwoorden. Na aanleiding v an de literatuurstudie en het eerste interv iew dat is gehouden, kan er een aanname w orden gedaan over de mogelijke eindresultaten. Het onderzoek van Egmond et al. (Egmond, Jonkers, & Kok, 2005, 2006) resulteerde in een protocol en een strategie om w oningcorporaties te betrekken bij het toepassen van energie efficiëntie maatregelen. Egmonds onderzoek heeft een andere opzet, maar er zijn ov ereenkomsten met dit onderzoek. Een strategie om w oningcorporaties te betrekken is een goed potentieel eindresultaat. Er is een discrepantie tussen de praktijk en de theorie v an energiebesparingsrekenmodellen (Majcen, Itard, & Visscher, 2013). Mogelijk hebben de w oningcorporaties dus reële bezwaren, waardoor een lijst aanbevelingen aan de Stroomv ersnelling ook mogelijk eindresultaat kan zijn. Daarnaast is het een optie dat blijkt dat het concept v an de Stroomv ersnelling niet binnen het strategisch v oorraadbeleid van de corporatie past, dus een methode om het concept w el binnen het strategisch v oorraadbeleid te laten passen is een mogelijk eindproduct. Er zal w orden gekeken naar de belangrijkste barrières en hiermee zal een eindresultaat ontw ikkeld worden dat hierop aansluit en antw oord kan geven op de hoofdv raag van het onderzoek. 1.8 Onderzoeksmethode Dit onderzoek heeft grotendeels kwalitatief karakter heeft doordat de onderzoeksvragen hoofdzakelijk beantwoord worden door open interviews. Een klein onderdeel is data analyse en dus kw antitatief onderzoek. Het onderzoek heeft een explorerend karakter. Onderzoeksdesign I n figuur 5 staat het onderzoeksdesign met een globale planning v an de v erschillende peilingen en fasen van het onderzoek afgebeeld. Daarna v olgt een uitleg v an dit onderzoeksdesign met de gemaakte keuzes. I n bijlage D is nog eens per deelv raag uitgelegd op w elke manier deze beantwoord worden. In hoofdstuk 2.3 is de planning v an het onderzoeksdesign weergegeven en in bijlage B zijn de namen en (contact)gegevens de namen v an de te interv iewen personen w eergegeven voor zover bekend.
14
Figuur 5 onderzoeksdesign (eigen werk, 2015)
Fase 1. Basis Deze fase is al deels v oltooid en zal kort na de P2 presentatie w orden afgerond. Het theoretische kader is gebaseerd op de innov atieverspreiding theorie van Rogers (1995). Een literatuurstudie is (deels) gedaan naar energie efficiëntie bij renovaties in combinatie met w oningcorporaties en specifiek naar de Stroomv ersnelling. Aangezien er nog geen w etenschappelijke literatuur is ov er de Stroomversnelling, w as het nodig om informatie v an de w ebsite van de Stroomv ersnelling te gebruiken en een expert interview te houden om aan de juiste informatie te komen. Er is gekozen om Arthur Lippus te interv iewen. Niet alleen omdat hij v anaf het begin v ia de w oningcorporaties Portaal betrokken is gew eest, maar ook omdat hij nu v anuit het huidige kernteam bezig is met het aantrekken van nieuwe corporaties voor de Stroomv ersnelling en daardoor het meest op de hoogte is v an de huidige stand v an zaken. Fase 2a. Empirie woningcorporaties Voor het onderzoek zullen de w oningcorporaties in 3 v erschillende groepen worden v erdeeld. I n tabel 3 staan de groepen met hun kenmerken in een ov erzicht.
15
Wie Kenmerken
Wat onderzoeken Hoeveel organisaties Functie interviewen
Groep 1
Groep 2a
Groep 2b
Groep 3
Leden Stroomversnelling
Aanpakkers Stroomversnelling Getekend
Aanpakkers Stroomversnelling interesse
Ov erige woningcorporaties
Eerste deelnemers
Eerste interesse getoond – Tweede deelnemers Keuze om wel mee deel te nemen
Eerste interesse getoond – Nog niet deelnemen Redenen voor afwachten
Niet betrokken
2-3
5
0 – via interviews met Task Force (23)
Linking Pin
Betrokkenen bij interesse tekenen
Task Force & Sanne de Wit
Leren van succes, kenmerken en proces in organisatie 2
Linking Pin
Redenen van desinteresse
Tabel 2 Verdeling en kenmerken
De eerste zijn de zes leden v an de w oningcorporaties, de initiatiefnemers van de Stroomv ersnelling. In bijlage E staat de opzet v oor de v ragen voor het interview met groep 1. De tw eede groep zijn door de Stroomv ersnelling als de Aanpakkers gedefinieerd zijn. Deze corporaties hebben bij het initiatief v an de Stroomv ersnelling aangegev en interesse te hebben. Zij zijn echter niet meteen aangesloten. Deze groep w ordt in 2 v erschillende categorieën verdeeld. 2a is de groep die nu w el aansluit bij de Stroomv ersnelling. Momenteel zijn dit 3 w oningcorporaties. Deze groep is interessant omdat de corporaties zich eerst afwachtend opstelden, maar daarna geen bezw aren meer zagen en deelnamen. De corporaties van de beschreven groepen hebben een Linking Pin, dit is een persoon die zich binnen de corporatie met de Stroomv ersnelling bezig houdt en contact onderhoudt met het v an de Stroomv ersnelling (Lippus, 2014). Deze persoon heeft de meeste informatie ov er de Stroomv ersnelling, de betrokkenheid van de corporatie en het proces binnen de corporatie en daarom is erv oor gekozen deze functie te interviewen. Groep 2b zijn de w oningcorporaties die w el interesse hebben getoond bij de initiatie v an het project, maar nu nog steeds afw achten of hun interesse hebben v erloren. Voor deze groep zal degene die betrokken was bij het tekenen v an de interesse geïnterviewd worden. De groep van geïnteresseerde w oningcorporaties verandert steeds. De eerste drie groepen zijn het belangrijkst in het onderzoek, aangezien zij bekend zijn met de Stroomv ersnelling. Hun barrière zal dan ook niet zijn, dat zij er nog nooit v an hebben gehoord of geen informatie erover hebben. I n bijlage A staan de v erschillende groepen met bijbehorende corporaties. De v ragen die gesteld zijn in het onderzoek van Egmond (2006) kunnen een leidraad bieden v oor het maken v an de interv iew vragen.
16
De laatste groep zijn de ov erige woningcorporaties. Dit zijn 359 w oningcorporaties, w aarvan niet bekend is of zij op de hoogte zijn v an de Stroomv ersnelling. Het is lastig en tijdrov end om genoeg en representatieve woningcorporaties te benaderen uit deze groep. Daarom is gekozen v oor een andere aanpak. Om ov er deze groep meer te w eten te komen w orden leden van de Task Force, de groep v erantwoordelijk voor het betrekken van nieuwe woningcorporaties v oor de Stroomv ersnelling, geïnterviewd. Deze interviews worden in Fase 2b v an het onderzoek gehouden. Mocht de interviews met groep 1 en 2a niet genoeg informatie v erschaffen, wordt de keuze gemaakt om een corporatie per groep als case study te behandelen en zullen meerdere functies in de organisatie geïnterviewd w orden. De interviews van beide groepen w orden in een v roeg stadia v an het onderzoek afgenomen, w aardoor er v oldoende tijd is om dit extra onderzoek in te plannen. Fase 2b. Empirie experts Zoals hierbov en is beschreven zal de laatste groep niet zelf benaderd w orden, maar indirect door interviews met leden v an de Task Force v an de Stroomv ersnelling. Deze groep is geïnitieerd in september en zal v anaf begin 2015 corporaties gaan benaderen. Daarom is gekozen deze interviews aan het einde v an het onderzoek te doen, zodat de Task Force genoeg informatie heeft om bij te dragen aan dit onderzoek. Wanneer er blijkt dat zij tegen die tijd w einig informatie hebben over groep 3, kan er informatie w orden behaald door telefonische interviews met beleidsmedew erkers van een aantal v an de ov erige woningcorporaties. Sanne de Wit w erkt vanuit de Energiesprong aan het betrekken van nieuwe w oningcorporaties, zij is op de hoogte v an de huidige situatie v an de aantrekkingsstrategie van nieuwe corporaties. Zij zal dus ook in een later stadium benaderd w orden om het proces v anaf het interview met Arthur Lippus te v erduidelijken. Fase 3. Ontwerp Zoals in onder het kopje eindresultaat al is benoemd, is het eindproduct nog niet bekend. Het eindproduct zal w orden bepaald op basis v an de resultaten v an de interv iews. Aan de hand v an het eindproduct zal w orden bepaald w at er nodig is om deze te maken, zoals bijv oorbeeld een v erdere literatuurstudie of expert interv iew. Dataverwerking Er zullen minstens 13-15 interv iews w orden afgenomen en zoals hierboven is genoemd kunnen er nog meer gehouden w orden. Door de gelimiteerde tijd v an het onderzoek is ervoor gekozen om alle interv iews op te nemen en na het gesprek samen te v atten. Een andere mogelijkheid is een transcript te maken v an het gesprek en labels te gev en aan belangrijke begrippen. Dit neemt echter meer tijd in beslag en er is gekozen om deze tijd te benutten door meer interv iews af te nemen. Van het interv iew met Arthur Lippus (bijlage C) is echter w el een transcript gemaakt, 17
omdat hij v eel exacte informatie had ov er de Stroomversnelling en barrières die nodig zijn v oor de literatuurstudie en probleemanalyse. 1.9 Definities De v olgende begrippen zijn ter v erduidelijking en ter inkadering van het onderzoek gedefinieerd. Duurzaamheid - Het blijkt niet eenv oudig om een eenduidige definitie van duurzaamheid of duurzame ontw ikkeling te geven. I n de literatuur wordt vaak de definitie v an het Brundtland rapport aangehaald: ‘Duurzame ontw ikkeling is een ontw ikkeling waarbij de behoeftebevrediging van huidige generaties die v an toekomstige generaties niet mag benadelen’ (World Commission on Env ironment and Dev elopment, 1987). Deze definitie is v aak bekritiseerd, omdat het een te brede definitie geeft en het multi-interpreteerbaar is. Daarnaast w ordt de Triple P benadering John Elkington gehanteerd. Deze benadering dicteert dat de aspecten People (mensen), Planet (milieu) en Profit (w inst) in ev enwicht moeten zijn v oor duurzame ontw ikkeling (Elkington, 1997). Beide definities laten ruimte v oor eigen interpretatie, maar w orden v aak toegepast als definitie (Vallance, Perkins, & Dixon, 2011). De Stroomv ersnelling houdt ook rekening met de drie aspecten v an duurzaamheid. De renov atie is financieel haalbaar v oor alle betrokken partijen, er w ordt een energie-neutrale w oning gerealiseerd en de huidige bew oners onderv inden weinig overlast van de renovatie en krijgen een verbeterde woning. Renovatie (v an woningen) – Een renovatie is een project dat ervoor zorgt dat het gebruik en het bestaan v an de w oning v erlengd w ordt. Een renovatie behoudt en onderhoudt de bestaande w oning, verbetert de technische en functionele aspecten, zodat de w oning aangepast w ordt aan de nieuw e eisen en nieuwe functies (Botta, 2005). Energie-neutrale woningen – Een energie neutrale-woning is een w oning die jaarlijks netto geen energie v erbruikt bij een normaal leefpatroon (Gemeente Wageningen, 2014). Bij de berekening worden zowel het verbruik van gas als elektra omgerekend naar Megajoules en eventuele opwekking wordt hiervan afgetrokken. I n de zomer zal meer energie w orden opgewekt dan w ordt verbruikt en dit zal w orden terug gelev erd aan het net. I n de w inter zal dit juist andersom zijn en zal er nog steeds energie v an de energiemaatschappij gebruiken. Bij de Stroomv ersnelling wordt in plaats v an energie-neutrale woning het begrip Nul-op-de-meter woning (NOM w oning) gebruikt (de Stroomv ersnelling, 2013). Duurzame renovaties – Renovaties kunnen verschillende karakters en motiv aties hebben. Wanneer er naar een energie-neutrale woning wordt gerenoveerd, wordt dit een energie-neutrale renovatie genoemd. Zo een renovatie focust hoofdzakelijk op het energie aspect v an duurzaamheid. Wanneer een renovatie ook op andere ecologische of milieu aspecten focust, zoals w aterbesparing of duurzame materiaal, w ordt de renovatie milieuvriendelijk genoemd (Botta, 2005). Bij duurzame
18
w oningbouw renovaties wordt er rekening gehouden alle drie duurzame aspect v an Elkington: het sociale, milieu en financiële aspect. Innovatie – Ook v oor innovatie gelden er v ele verschillende definities, maar in combinatie met dit onderzoek wordt de definitie v an Rogers gebruikt: Een innovatie is een idee, praktijk of object dat door een indiv idu of andere adoptie eenheid als nieuw w ordt waargenomen (Rogers, 1995, p. 11). Hieronder zijn de definities w eergegeven die met Rogers innov atieverspreiding theorie gepaard gaan. Innovatieverspreiding – De v erspreiding van innovatie wordt door Rogers gedefinieerd als: Het proces waarin een innovatie wordt gecommuniceerd via bepaalde communicatiekanalen tussen leden v an een sociaal systeem (Rogers, 1995). Adoptie van innovatie – De beslissing om v olledig gebruik te maken v an de innovatie als beste gedragsmogelijkheid (Rogers, 1995, p. 172). Voor de Stroomv ersnelling betekent adoptie v an de innov atie, deelname v an de w oningcorporaties aan de Stroomv ersnelling. 1.10 Inhoudsopgave definitieve onderzoeksrapport Hieronder staat de v oorlopige inhoudsopgave van het definitieve onderzoeksrapport. De v erschillende fasen van het onderzoek zijn aangegeven. De eerste v ier hoofdstukken zijn grotendeels al in dit P2 rapport beschreven. Voorwoord Samenvatting Engels Samenvatting Nederlands 1. Introductie Motivatie Probleemanalyse Probleemstelling Hoofdonderzoeksvraag Deelv ragen Doel v an het onderzoek Relev antie (maatschappelijke, w etenschappelijk en gebruikspotentie) 2. Onderzoeksmethode Onderzoeksdesign Methoden Geselecteerde interviews 3. De Stroomversnelling – literatuurstudie (fase 1) I ntroductie NOM w oningen Kritiek 19
Huidige situatie betrekken woningcorporaties 4. Innovatieverspreiding theorie – theoretische basis (fase 1) Rogers Egmond Mlecnik 5. Woningcorporaties (fase 2a) I nterviews Groep 1 I nterviews Groep 2a I nterviews Groep 2b 6. Experts (fase 2b) I nterview Task force Groep 3 7. Conclusies (uit fase 1/2a/b) Belangrijkste barrières 8. Ontwerp eindresultaat Eindresultaat I nterviews experts Terugkoppeling onderzoek 9. Conclusies en aanbeveling Conclusie Aanbev elingen 10. Reflectie
Literatuur Bijlagen A. Woningcorporaties B. I nterview vragen C. I nterviews samenvattingen
20
1.11 Relevantie Wetenschappelijke relevantie De innov atieverspreiding theorie van Rogers w ordt bij w etenschappelijk onderzoek v aak aangewend bij v ernieuwende projecten en producten en deze theorie is breed geaccepteerd. I n combinatie met energie efficiëntie in w oningbouw is de theorie v an Rogers ook al toegepast. Zo heeft Egmond een strategie en protocol ontw ikkeld op w elke manier w oningcorporaties kunnen aangetrokken om meer energie efficiëntie in hun w oningvoorraad toe te passen (Egmond et al., 2006). Dit gaat echter ov er kleine ingrepen en dus niet ov er de grootschalige en ingrijpende v erandering van energie-neutrale woningrenovatie. De dissertatie van Mlecnik (Mlecnik, 2013) richt zich op de uitdagingen en kansen v an de adoptie v an innov aties voor het bereiken v an een hoge energie efficiëntie bij w oningen en v ooral het passieve woonhuis. Mlecnik behandelt dit onderwerp in zijn onderzoek v anuit drie perspectieven, het aanbiedersperspectief, het perspectief vanuit de eindgebruiker van de vraagkant en v anuit het beleidsperspectief. Bij de v raagkant behandelt Mlecnik niet hoe w oningcorporaties bij deze energie efficiëntie betrokken kunnen w orden. Dit onderzoek naar de aansluiting v an w oningcorporaties bekijkt een onderdeel v an Mlecnik dus v anuit nog een ander perspectief. Op w elke manier de innov atieverspreiding theorie van Rogers kan worden toegepast bij energieneutrale w oningrenovaties en specifiek het project de Stroomv ersnelling. Daarnaast is Eefje v an der Werf bezig met haar dissertatie over de kansen en bedreigingen van energie-neutrale renovaties en w aarbij zij specifiek de Stroomv ersnelling onderzoekt. Zij heeft echter niet onderzocht hoe woningcorporaties kunnen aansluiten bij de Stroomv ersnelling en daarom is dit onderzoek een aanvulling op haar dissertatie. Maatschappelijke relevantie De maatschappelijke relevantie van dit onderzoek raakt verschillende betrokken partijen. Wanneer meerdere w oningcorporaties deelnemen aan het project de Stroomv ersnelling, zal dit betekenen dat er een grote sprong v ooruit gemaakt w ordt naar het energieneutraal maken van de bebouwde omgeving. Hiermee kan dus goede v ooruitgang worden geboekt met het behalen v an de afspraken die in het Energieakkoord (SER, 2013) staan. Voor de bew oners van de sociale huurwoningen betekend dat betaalbaar w onen gegarandeerd kan blijven, wanneer de energieprijzen zouden stijgen. Maar ook op mondiaal niv eau kan er een kleine bijdrage w orden geleverd. Minder CO2 uitstoot en een kleinere vraag naar energie, kan een bijdrage lev eren aan het v erminderen van de temperatuurstijging op de aarde.
21
Potentiele gebruiksmogelijkheden De uitkomst v an dit onderzoek kan gebruikt worden door de Stroomv ersnelling en specifiek de Task Force v an de Stroomv ersnelling. Resultaten v an dit onderzoek kunnen w ellicht helpen om efficiënter en doelgerichter te werk te gaan. Ook zou het mogelijk zijn dat andere initiatiev en die w erken aan energie-neutrale renovaties v an w oningbouw gebruik kunnen maken v an de resultaten, wanneer blijkt dat v eel barrières die w oningcorporaties hebben onderdeel zijn v an energie-neutrale renov aties in het algemeen en niet specifiek voor het concept van de Stroomv ersnelling.
22
2. Onderzoeksorganisatie 2.1 Wetenschappelijk domein Dit onderzoek valt onder het thema: Tow ards a energy neutral housing stock. De tw ee wetenschappelijke domeinen w aarbinnen gewerkt zal w orden zijn duurzame w oningrenovaties en innov aties in de w oningbouw. 2.2 Mentoren Eerste mentor Anke v an Hal – Sustainable Housing Transformation (RE&H – Housing) Tweede mentor Nico Nieboer – Housing Quality and Process Innovation (OTB) 2.3 Planning Het onderzoek sluit aan op het huidige proces v an de Stroomversnelling en de planning is rekening gehouden met het v erloop van het proces. De belangrijkste punten w aarmee deze planning rekening mee heeft gehouden zijn: -Voldoende tijd plannen interv iews -Task Force interview in later stadium -Voldoende tijd tussen interview Arthur Lippus en Sanne de Wit -Data P3 en haalbaarheid in 5 maanden Onder activ iteit zijn de v erschillende groepen van de interviews bij elkaar geplaatst v oor het regelen, afnemen en v erwerken v an interviews, maar onder het w eeknummer staat de specifieke groep aangegeven.
23
3. Theoretisch kader Vanuit de theoretische basis de innov atieverspreiding theorie van Rogers w ordt er naar de hoofdv raag gekeken. Na de P2 zal v anuit deze theorie het v erdere onderzoek w orden uitgevoerd en bepaald w orden welke elementen uit deze theorie relevant zijn v oor het onderzoek. 3.1 Innovatieverspreiding theorie Rogers Wanneer er gewerkt w ordt aan v ernieuwing kunnen veel wetenschappelijke theorieën toepasbaar zijn. Voor dit onderzoek is echter gekozen voor de innov atieverspreiding theorie van Rogers (1995). Hoew el de eerste editie al in 1962 opgelev erd is, is deze theorie nog steeds relevant en breed geaccepteerd als innov atieverspreiding theorie. Ook w anneer het gaat om v erspreiding van innovatie v an energie-efficiëntie maatregelen in de w oningbouwsector of in de gebouw de omgev ing. Zo publiceerde van Hal (2000) haar dissertatie ov er de diffusie van duurzaamheidsinnov aties in de w oningbouwsector, gebruik makend v an de theorie v an Rogers. Ook Egmond et al. (2006) nam de theorie v an Rogers als theoretisch kader v oor zijn onderzoek. De dissertatie van Mlecnik (2013) beschrijft de diffusie en adoptie v an hoge energie-efficiëntie maatregelen in de w oningbouwsector. Deze onderzoeken zijn ook deels gebruikt voor dit onderzoek en daarom is het passend v oor dit onderzoek Rogers als theoretisch kader aan te w enden. Hoewel Mlecnik (2103) noemt dat deze theorie v aak w ordt gebruikt bij adoptie v an één bepaald techniek, kan het ook w orden toegepast bij een innovatief totaalconcept, zoals de energie-neutrale renovaties van de Stroomv ersnelling. Mlecnik (2013) noemt het belang v an combinatie v an v erschillende theorieën in zijn aanbev elingen. Door de gelimiteerde tijd v an het onderzoek is er echter voor gekozen alleen de theorie v an Rogers te gebruiken. Rogers’ onderzoek (1995) toont aan dat er 5 v erschillende groepen bestaan bij de adoptie v an een innov atie in de maatschappij, zie figuur 6. De v erschillende groepen hebben v erschillende redenen om gebruikt te maken v an de innov atie.
Figuur 6 Rogers verdeling in groepen
24
Voor de adoptie v an de innov atie hebben de v erschillende groepen een v erschillend tijdspan nodig. Dit w ordt weergegeven met een S-curv e grafiek in figuur 7. Hoew el de curve een continuïteit weergeeft, blijkt in praktijk dat er een kloof tussen de v erschillende groepen bestaat (Egmond et al., 2006). Het is v an belang dat deze kloof gedicht w ordt, zodat de v erspreiding van innovatie door kan gaan. Vaak w ordt er veel moeite gedaan om de Early Adopters bij de innov atie te betrekken, maar het probleem ligt v aak bij de ov ergang naar de Early Majority (Mlecnik, 2013). Het is v an belang dat er juist aandacht w ordt besteed aan het betrekken van de mainstream market.
Figuur 7 Adoptie van innovatie curve (Egmond et al., 2006)
De groep Aanpakkers bestaat uit alle groepen v an Rogers. Een aantal corporaties die eerst v ooraan stonden, zijn nu niet meer geïnteresseerd of erg afwachtend (Lippus, 2014). Deze groep aanpakkers is dus representatief voor de verdeling van de groepen v an Rogers en de interviews zijn dus representatief voor het onderzoek.
25
4. Literatuurstudie en onderzoek Dit hoofdstuk geeft de literatuurstudie en het ov erige onderzoek weer. Na de P2 zal hier aan v erder w orden gewerkt. 4.1 Woningcorporaties en duurzaam strategisch voorraadbeleid Co2 uitstoot, resource verbruik en klimaat v erandering zijn begrippen die ook bij w oningcorporaties steeds meer van belang zijn. Energie-efficiëntie wordt langzaam ingebed in het strategisch v oorraadbeleid v an woningcorporaties (N.E.T Nieboer, Gruis, & v an Hal, 2012). Er is echter een kloof tussen beleid en implementatie v an energie-efficiëntie bij w oningcorporaties. Hoewel energie-efficiëntie vaak w el in het beleid staat, leidt dit niet altijd tot daadw erkelijke uitwerking van dit beleid en concrete investeringsprojecten. Bij implementatie v an energie-efficiëntie in het strategisch v oorraadbeleid is de persoonlijke houding van mensen tegenover energie-efficiëntie van groot belang (Nieboer, Kroese, & Staub, 2012). Corporaties waarbij duurzaamheid een belangrijke rol speelt, zullen eerder energie-efficiëntie in hun v oorraadbeleid zetten. Daarnaast is er een v erschil tussen corporaties gericht op v ernieuwing en innovatie en corporaties die doen w at gebruikelijk is binnen de bouw (Nieboer et al., 2012). Energie-neutrale renovaties zijn minder v oorkomend dan renovatie met als doel het energielabel twee stappen te laten stijgen. Deze menselijk component is belangrijk bij het bepalen v an het strategisch voorraadbeleid en v oor deelname aan projecten zoals de Stroomv ersnelling. Woningcorporaties hebben vier type inv esteringen (Nieboer et al., 2012), w aarbij inv esteringen in grote v erbeteringen aansluit bij het renovatieproject van de Stroomv ersnelling. De financiële situatie van w oningcorporaties en hun geplande en reeds uitgev oerde voorraadbeleid is v an belang, w anneer er gekeken w ordt of de corporatie deel zou kunnen nemen aan de Stroomv ersnelling. 4.2 De Stroomversnelling De Stroomv ersnelling gaat uit v an het feit dat een gemiddeld huishouden in Nederland 150 euro per maand uitgeeft aan energiekosten. Dit bedrag w ordt nu elke maand aan energiemaatschappijen betaalt, maar w anneer deze kosten betaald w orden aan w oningcorporaties, kunnen zij dit bedrag inv esteren in het energieneutraal maken van de w oningen, zie figuur 8 (de Stroomv ersnelling, 2013). Dit is het financiële idee achter het project de Stroomv ersnelling, een grootschalig project opgezet om de transitie naar een energie-neutrale woningvoorraad te v ersnellen. Snel impact creëren en schaalvergroting en industrialisatie voor kostenbesparing zijn de gedachten achter de Stroomv ersnelling. De seriematige w oningen die in de jaren 60 en 70 gebouw d zijn uitermate geschikt v oor dit project, om reden dat een innov atie per w oningtype vaak herhaald kan worden en zo de inv esteringskosten van de innovatie over vele woningen verdeeld kunnen worden.
26
Figuur 8 Financieel concept Stroomversnelling (duurzaamgebouwd, 2013)
De Stroomv ersnelling is een samenw erking van 6 w oningcorporaties, 4 bouw bedrijven en de ov erheid. Het is een project die de belangen behartigd v an v erschillende partijen, waardoor ze denken te kunnen rekenen op een draagv lak onder de v erschillende partijen. Bewoners krijgen een volledig duurzaam gerenoveerde woning met v erbeterd comfort en nieuwe elementen zoals een keuken of badkamer. Deze renovatie wordt binnen 10 w erkdagen opgeleverd. De w oningcorporatie kan hierdoor, ondanks mogelijke energieprijsstijgingen, goed en goedkoop w onen garanderen. Bouwbedrijven kunnen door de grote hoeveelheid w oningen investeren in innovatie. En de klimaatdoelen v an de ov erheid zullen op deze manier langzaam behaald w orden. De leden v an de Stroomv ersnelling zullen 11.000 naoorlogse w oningen omvormen tot nul-op-de-meter w oningen (NOM woningen) en daarna zullen er in samenw erking met andere partijen nog eens 100.000 w oningen w orden aangepakt. Dit gebeurt in drie fasen: 1. Prototyping: september 2013- december 2014 (1.000 w oningen) 2. I ndustrialisatie: januari 2015 – december 2016 (10.000 w oningen) 3. Opschaling: januari 2017-2020 (100.000 w oningen) (de Stroomv ersnelling, 2013) De aanpak v an de Stroomv ersnelling v oor het energie-neutraal renoveren v an w oningen zorgt voor een aantal concrete veranderingen in de corporatiesector. De belangrijkste verandering is dat corporaties geen traditionele aanbestedingen voor renov aties zullen doen. De w oningcorporaties zullen uit v erschillende renovatie v oorstellen met prestatiegarantie van bouwbedrijven moeten kiezen (Kennisplatform Energie+, 2013).
27
Kritiek Vanuit v erschillende perspectieven is er ook kritiek geleverd. Vooral het financiële model w ordt bekritiseerd. Ten eerste w ordt er getwijfeld of de 60.000 euro renov atiekosten per w oning, waarop het financiële model gebaseerd is, haalbaar is. De prototype projecten komen echter steeds dichter bij dit streefbedrag. Daarnaast w ordt er gezegd dat een energierekening van tussen 100 en 150 euro gemiddeld is v oor de w oningen die worden aangepakt en dus niet de 144 euro energierekening w aar de rekenmodellen op gebaseerd zijn (Jansen, 2013). Maar de belangrijkste reden v oor tw ijfel komt v oort uit het onderzoek over energielabels en het w erkelijke energieverbruik. Dit onderzoek toont aan dat het reëel gasv erbruik van w oningen met een laag energielabel (C-G) lager tot v eel lager is dan het theoretisch verbruik v an deze w oningen (Majcen et al., 2013). Er zal dus minder w orden bespaard met de renovatie dan de theoretische modellen v ooraf voorspellen. Ook zorgt het rebound effect. Dit betekent dat bew oners die in een zuiniger huis meer energie v erbruiken dan v oor de renovatie. Dit kan er tot leiden dat de energierekening aan het eind v an het jaar hoger is dan v erwacht (Majcen et al., 2013). 4.3 Huidige situatie woningcorporaties en Task Force De Stroomv ersnelling is zich er erg v an bewust dat meerdere corporaties moeten aansluiten om het uiteindelijke doel v an 2020 te halen. I n het begin v an het Stroomv ersnellingstraject werd er aandacht besteed aan de technische, financiële en juridische kant, maar v anaf september 2014 is het betrekken van nieuwe w oningcorporaties ook van start gegaan (Lippus, 2014). Arthur Lippus heeft hier het beleid v oor gemaakt en de Task Force is geïnitieerd. Deze Task Force bestaat uit een aantal kw artiermakers die gelinkt zijn aan de regio’s w aar de Stroomversnelling begonnen is. Dit team kijkt gericht naar corporaties die potentieel kunnen deelnemen. De belangrijkste punten die de Task Force analyseert voor zij op een corporatie afstappen zijn: 1. de rol in de regio 2. het type v astgoed 3. omv ang v an de organisatie 4. de relatie tussen de bestuurders, de v astgoed directeur en de financieel directeur, de management driehoek (Arthur Lippus, 2014). Het type v astgoed en de financiële situatie kan eenvoudig via gegevens van het Centraal Fonds Volkshuisvesting gevonden worden. Voor de andere twee kenmerken van de corporaties is specifiekere kennis nodig. Daarom zijn de leden v an de Task Force bekend met de regio’s w aarbinnen de Stroomversnelling opereert. Vanaf 2015 zal deze groep actief te w erk gaan en zal Sanne de Wit v anuit de Energiesprong hieraan meew erken. 4.4 Kenmerken en barrières Als resultaat v an de literatuurstudie en het eerste interview zijn er al een aantal kenmerken en barrières van de w oningcorporaties bekend. Deze zijn hieronder beschreven. Al samenv atting zijn deze kenmerken en barrières weergegeven in een conceptueel model. Dit onderdeel w ordt verder uitgewerkt na de P2.
28
Kenmerken Financiële situatie – Een goede financiële situatie is v ereist wanneer de w oningcorporaties grote investeringen moeten doen in het energieneutraal maken v an hun w oningvoorraad. Woningv oorraad – De Stroomversnelling richt zich op jaren ’60 en ‘70 w oningen. Wanneer een corporatie deze niet of w einig in bezit heeft, heeft het w einig impact op het doel v an de Stroomv ersnelling wanneer de woningcorporatie deelneemt. Management driehoek – Wanneer de management driehoek van bestuurder, directeur vastgoed en directeur financiën niet goed functioneert, worden er geen grote beslissingen gemaakt, w aarmee alle drie de partijen moeten instemmen (Lippus, 2014). Omv ang organisatie – Middelgrote organisaties met een plat management en een w oningvoorraad tussen de 5000 en 15.000 w oningen kunnen de schakeling naar v ernieuwing het makkelijkst maken (Arthur Lippus).
Barrières Arthur Lippus (2014) noemde dat w oningcorporaties vaak zeggen dat de Stroomv ersnelling niet kan. Na v erder doorvragen zijn er 3 v erschillende redenen w aarom dit als antw oord wordt gegeven. 1. Kan niet – I k kan het niet, w il niet, w eet het niet, snap het niet. Bij deze groep ligt het er niet aan het concept v an de Stroomv ersnelling niet mogelijk is. De corporatie denkt dat het v oor hen niet mogelijk is, niet relevant is, of dat zij te w einig kennis hiervoor bezitten. Deze ‘kan niet’ kan dus onderverdeeld w orden in drie barrières. Dit komt ov ereen met de bev indingen van Mlecnik (2013). Hoew el Mlecnik geen onderzoek heeft gedaan naar w oningcorporaties, komen de barrières die bedrijven, eindgebruikers en beleidsmakers zagen v oor ontwikkeling van zeer energie-efficiëntie huisv esting overeen. De genoemde barrières vat Mlecnik samen in gebrek aan kennis, gebrek aan motiv atie en gebrek aan v aardigheden. De persoonlijke houding van degene die een beslissing nemen over deelname of niet, is dus v an belang. Dit w erd ook al hierboven genoemd op basis v an het ov erzoek v an Nieboer et al. (2012). Gebrek aan kennis zal v ooral bij groep 3 v an de w oningcorporaties van toepassing zijn, aangezien de andere groepen zich al ov er de Stroomv ersnelling hebben geïnformeerd. Gebrek aan kennis kan betekenen dat de corporaties niet van het bestaan afw eten of verkeerde informatie hebben. 2. Kan niet – Mag ik niet v an Raad v an Commissie. Personen w aarmee gesproken is geven aan dat zij niet degene zijn die daar ov er een beslissing 29
kunnen maken en de hogere bestuurslaag niet achter zich hebben staan. Zij hebben zelf geen bev oegdheid. 3. Kan niet – Corporatie is er nog niet klaar v oor. Corporaties moeten veel v eranderen binnen hun organisatie wanneer zij deelnemen aan de Stroomv ersnelling (Kennisplatform Energie+, 2013). I n plaats v an renoveren w anneer dat gepland staat in het strategisch v oorraad beleid, kunnen bew oners nu met de v raag v oor renovatie naar de w oningcorporatie komen. Zo zijn er meer aanpassingen nodig en corporaties kunnen nog niet klaar zijn v oor deze veranderingen of ze kunnen denken dat dit zo is. Dan is er nog een andere ‘kan niet’, w aar geen achterliggende reden v oor is. Deze ‘kan niet’ is dat w oningcorporaties reëel bezwaren hebben tegen het concept van de Stroomv ersnelling. Een v oorbeeld hiervan is de discrepantie tussen theorie en praktijk v an het energieverbruik v an woningen (Majcen et al., 2013). Conceptueel model I n onderstaand conceptueel model zijn de bov engenoemde kenmerken en barrières weergegeven.
Figuur 9 Conceptueel model (eigen werk, 2015)
De kenmerken zijn w eergegeven in de lichte kleur en de barrières in de donkere kleur. Voor kennis over de management driehoek van de corporatie moet men kennis hebben v an de organisatie en daarom heeft dit kenmerk een stippellijn. De kenmerken zijn ingedeeld in v ier categorieën. Uitsluiting betekent dat dit kenmerk of deze barrière uit kan sluiten of een corporatie mee doet of niet. Hierop heeft de Stroomv ersnelling geen invloed op. Een v oorbeeld is de financiële situatie. Wanneer deze slecht is, kan een corporatie niet deelnemen en hiervoor is geen oplossing te v inden. De tw eede is inv loed, dit betekent dat een onderdeel invloed heeft op de deelname. Wanneer een corporatie middelgroot is, kan deze makkelijker 30
v eranderen, maar een klein corporatie heeft ook de mogelijkheid deel te nemen. De derde groep is w at er benodigd is. Zo zijn er v aardigheden en kennis nodig. Wanneer een corporatie dit als barrière noemt, kan er w el een oplossing geboden w orden. De laatste groep is persoonlijke houding. De pijlen gev en eventuele connecties tussen de v erschillende barrières en kenmerken aan.
31
4. Literature Association for the conservation of energy. (2013). Fact-file: The Cold Man of Europe. Retrieved 23-10-2013, from http://www.ukace.org/wp-content/uploads/2013/03/ACE-and-EBR-fact-file-2013-03-Cold-manof-Europe.pdf Botta, M. (2005). Towards Sustainable Renovation: Three research projects. KTH: Royal Institute of Technology, Stockholm. de Stroomversnelling. (2013). De Stroomversnelling in het kort. Retrieved 12 -09-2014, from http://www.stroomversnelling.net/2013/12/27/stroomversnelling-in-het-kort/ duurzaamgebouwd. (2013). Energierekening vormt financiering bij grootse renovatiedeal. Retrieved 15 -102014, from http://www.duurzaamgebouwd.nl/20130620-energierekening-vormt-financiering-bijgrootse-renovatiedeal Egmond, C., Jonkers, R., & Kok, G. (2005). A strategy to encourage housing associations to invest in energy conservation. Energy Policy, 33, 2374–2384. Egmond, C., Jonkers, R., & Kok, G. (2006). A strategy and protocol to increase diffusion of energy related innovations into the mainstream of housing associations. Energy Policy, 34, 4042-4049. Elkington, J. (1997). Cannibals with forks. The triple bottom line of 21st century. Gemeente Wageningen. (2014). Stimuleringslening energieneutraal renoveren. Retrieved 09 -01-2015, from http://www.wageningen.nl/Wonen_milieu_en_verkeer/Natuur_en_milieu/Klimaat/Wonen/Subsidies _en_financiering/Stimuleringslening_energieneutraal_renoveren Haytink, T. G., & Valk, H. J. J. (2013). Energieneutrale toekomst sociale woningsector: Praktische stappen op weg naar 2050. Utrecht: Nieman Raadgevende Ingenieurs B.V. Henket, M. (2013). Stroomversnelling levert bijzondere innovaties op. Retrieved 08 -01-2015, from http://www.cobouw.nl/nieuws -kort/algemeen/2013/12/17/stroomversnelling-levert-bijzondereinnovaties-op Jansen, P. (2013). Massaal plukken van laaghangend fruit tikt veel harder aan. Retriev ed 21-10-2014, from http://www.renda.nl/stroomversnelling-op-renda-nl/kwestie-stroomversnelling/massaal-plukken-vanlaaghangend-fruit-tikt-veel.364864.lynkx Kennisplatform Energie+. (2013). 11.000 woningen naar energienotaloos door innovatiedeal. Retrieved 02 -102014, from http://www.energieplus.nl/nieuws/nieuws/11-000-woningen-naar-energienotaloosdoor.343328.lynkx?pageStart329239=31 Lippus, A. (2014, 8-12-2014). [De Stroomversnelling en de Task Force]. Majcen, D., Itard, L. C. M., & Visscher, H. J. (2013). Energielabels en werkelijkenergiegebruik. TVVL Magazine, 1 (Energieverbruik). Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. (2011). Plan van Aanpak Energiebesparing Gebouwde Omgeving. Mlecnik, E. (2013). Innovation development for highly energy-efficient housing: Opportunities and challenges related to the adoption of passive houses. Delft: Delft University Press. N.E.T Nieboer, Gruis, V. H., & van Hal, J. D. M. (2012). Energie-efficientie bij sociale verhuurders; conclusies uit internationaal onderzoek. Real Estate Research Quarterly, 10(4), 21-26. Nieboer, N., Kroese, R., & Staub, A. (2012). Embedding energy saving polices in Dutch social housing. Structural Survey, 30(3). Rogers, E. M. (1995). Diffusion of Innovation. New York: The Free Press. SER. (2013). Energieakkoord voor duurzame groei. Den Haag: Huisdrukkerij SER. Vallance, S., Perkins, H. C., & Dixon, J. E. (2011). What is social sustainability? A clarification of concepts. Geoforum, 42, 342-348. van den Bouwhuijsen, M. (2012). Prefab modules. Stedebouw & Architectuur, 12(9), 2-3. Van Hal, J. D. M. (2000). Beyond the demonstration project: The diffusion of environmental innovations in housing. Whitehead, C., & Scanlon, K. (2007). Social Housing in Europe. London: LSE London.
32
Bijlage A: 3 onderzoeksgroepen van woningcorporaties 1. Wonincorporaties lid v an de Stroomv ersnelling 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7.
Portaal Stichting Woonw aard Noord-Kennemerland Stichting Lefier Wonen Limburg Stichting Stadlander TI WOS, Tilburgse Woonstichting Stichting w oonbedrijf SWS Hhv l (aspirant lid)
2a. Aanpakkers – Deelname getekend 1. Woonbedrijf Eindhoven 2. Woonstichting Heemwonen 3. Woonvisie 2b Aanpakkers – Afw achten 1. Woonstichting Bergh 2. Stadgenoot 3. Stichting Alleew onen 4. Woonbron 5. Stichting Wonion 6. Stichting Nijestee 7. Stichting Rijsw ijkwonen 8. Woonstichting Den Helder 9. Stichting w oonbedrijf ieder1 10. WoonFriesland 11. Woonstichting de Woonplaats 12. Stiching de Breburg 13. Stichting de Alliantie 14. Stichting Ymere
3. Ov erige woningcorporaties Alle ov erige w oningcorporaties
33
B: Contactgegevens corporaties interviews
34
C: Methoden voor beantwoorden deelvragen 1. Wat is energie neutrale woningbouwtransformatie? Wat is het project de Stroomversnelling? Wat wordt er nu gedaan om nieuwe woningcorporaties aan te trekken? Deze introductievraag zal w orden beantwoord met een document- en literatuurstudie. Daarnaast heeft het interview met Arthur Lippus de ov erige informatie v erschaft. 2. Welke kenmerken van woningcorporaties hebben invloed op de deelname van woningcorporaties aan de Stroomversnelling? Deze v raag w ordt beantwoord met een literatuur studie naar w oningcorporaties, maar ook Rogers innovatieverspreiding theorie biedt hier inzicht op. Daarnaast heeft het met Arthur Lippus gew ezen op een aantal kenmerken en de Stroomv ersnelling heeft de gegevens via het CFV v an alle w oningencorporaties geselecteerd op v erschillende kenmerken. De v erschillende kenmerken zijn de financiële situatie, uitgave aan renovaties met energie-efficiëntie, omv ang van de corporaties, percentage naoorlogse w oningen. De v erschillende kenmerken van w oningcorporaties zullen met een data analyse v an documenten v an het CFV en de jaarv erslagen van v erschillende woningcorporaties w orden geanalyseerd. Daarnaast zullen de interv iews met alle groepen w oningcorporaties hier inzicht in bieden.
3. Sluit het concept van de Stroomversnelling aan op de motivaties en doelen van woningcorporaties? De interviews met de corporaties zullen inzicht bieden de motiv atie en doelen v an de w oningcorporaties. Kennis van de eerste twee groepen over hun motiv aties w ordt gebruikt om de groep 2b en ev entueel ook groep 3 te betrekken bij de Stroomv ersnelling. Als v ooronderzoek zullen de jaarv erslagen v an de corporaties gelezen worden. Er zal w orden gevraagd naar de doelen en motiv aties v an de w oningcorporaties die gericht zijn op duurzaamheid, kw aliteit en energieefficiëntie. Mogelijke v ragen: Wat is op dit moment belangrijkste bezigheid? Wat is de v isie/doel van de w oningcorporatie? Welke prioriteit heeft energieefficiëntie? Hoe is dit meegenomen in strategisch v oorraad beleid? Wie is er met energie-efficiëntie bezig? Ook zullen de documenten analyse v an Stroomv ersnellingsdocumenten en het interview met Arthur Lippus inzicht v erschaffen over het concept v an de Stroomv ersnelling.
35
4. Welke barrières van woningcorporaties om deel te nemen aan de Stroomversnelling worden zijn er? Er is nog geen w etenschappelijke literatuur over de Stroomv ersnelling, daarom zal v oor deze v raag een documentanalyse gedaan w orden van Stroomv ersnelling documenten. Daarnaast zal een literatuurstudie de barrières v an w oningcorporaties om deel te nemen aan energie-efficiëntie renovaties en energie-neutrale renovaties in het algemeen w eergeven. De interviews zullen deze v raag beantwoorden. Groep 1 zal v ooral gevraagd w orden naar de reële barrières, aangezien zij ev entuele problemen onderv onden kunnen hebben. De interviews met de groep 2a en groep 2b zullen de meeste barrières naar v oren brengen. De interviews met de Task Force, Sanne de Wit en Arthur Lippus zullen v ooral antwoorden geven voor groep 3, maar ook algemene barrières. 5. Welke manieren zijn er om deze barrières weg te nemen om woningcorporaties te betrekken bij de Stroomversnelling? Er w ordt een keuze gemaakt v oor één of meerdere barrières en gekeken w elke manieren en eindresultaat kunnen leiden tot het beantw oorden van de hoofdv raag.
36
D: Interview groep 1. Vragen Wat w as de reden om deel te nemen aan de Stroomv ersnelling? Hoe stond uw corporatie tegenover v erduurzaming v an de w oningvoorraad en energie-efficiëntie maatregelen? Wie/welke functie heeft de deelname geïnitieerd? Wie/welke functie heeft de beslissing gemaakt? Hoe is de deelname binnen de corporatie behandeld? Hoe is het proces verlopen? I s er v eel verandert binnen de organisatie? Zo ja, w at? Heeft de deelname problemen met zich mee gebracht? Hoe functioneert de management driehoek, directeur vastgoed, directeur financiën en de bestuurder? Welke inv loed hadden deze drie personen op het beslissingstraject? Wat is v olgens u essentieel in een organisatie, wanneer deze deel zal nemen aan de Stroomv ersnelling? Welke kenmerken moet een corporatie hebben om aan de Stroomv ersnelling deel te nemen? Welke v aardigheden zijn er nodig? Welke kennis is er nodig?
37