Lerarenhandleiding bij de tentoonstelling Een project voor groep 5 t/m 8 van het primair onderwijs
Inhoudsopgave Inleiding
Lessen bij Krabbels in vogelvlucht
1
2
Les 1 - Voorbereiding: online spel
4
Les 3 - Verdieping: Linde Faas en Sjaak Rood
8
Les 2 - De tentoonstelling Krabbels
6
Les 4 - Verdieping: Danielle Lemaire en Alice Jetten
10
Achtergronden
18
Extra tekenopdrachten
12
Inleiding Het begon op het moment dat we een potlood konden vasthouden. En eigenlijk doen we het nog steeds: krabbels maken.
Tijdens een saaie les, vergadering of telefoongesprek. Of het nu poppetjes, kubussen of krullen zijn: iedereen tekent. Een
spontaan neergekrabbelde tekening laat zien wat je op dat moment bezighoudt. Krabbelen helpt gedachten te ordenen en ervaringen te verwerken. Niet voor niets wordt tekenen ook wel ‘denken met je handen’ genoemd.
Vanaf ongeveer een jaar of tien reageren de meeste mensen ontwijkend als je ze vraagt een tekening te maken. ‘Ja maar...
ik kan niet tekenen!’ zal hun reactie zijn.
Veel mensen denken dat je aanleg moet hebben om te kunnen tekenen. Maar in feite heeft iedereen een eigen tekenstijl, een individueel tekenhandschrift.
De tentoonstelling Krabbels toont tekenkunst van vier kunstenaars. Door iedere dag te tekenen ontwikkelden ze een
herkenbare stijl. Twee van hen laten een verfijnd en gedetailleerd handschrift zien. Zij kunnen zich wekenlang verliezen in
een tekening.
Bij dit werk maakten twee expressieve tekenaars hun eigen interpretatie. Met enkele vluchtige, spontane krabbels zetten zij in een paar seconden een sterk beeld neer.
De vier kunstwerken worden gepresenteerd in twee ladekisten die op een centrale locatie op school geplaatst worden. De kunstenaars van Krabbels nodigen uw leerlingen van harte uit om op zoek te gaan naar hun eigen, individuele tekenstijl.
De bijbehorende opdrachten, waar ieders verbeelding van op hol slaat, doen de rest. Na Krabbels willen de leerlingen nog maar één ding, en dat is tekenen!
- pagina 1
De lessen bij Krabbels in vogelvlucht Les 1 - Voorbereiding: online spel
Introductie van het onderwerp tekenen door het interactieve spel Krabbels op www.klunky.nl > vlonder Krabbels. ca. 20 min.
Les 2 - De tentoonstelling Krabbels
De leerlingen bekijken in groepjes van 4/6 personen de tentoonstelling Krabbels aan de hand van de vragen en
tekenopdrachten op de kijkwijzers. ca. 20 min. per groepje
- pagina 2
tijdsduur klassikaal in groepjes individueel
Les 3 - Verdieping: Linde Faas en Sjaak Rood
Bespreking van twee kunstwerken met de antwoorden op de kijkwijzer-vragen als leidraad. De twee animatiefilmpjes worden
vertoond en besproken in een klassikaal leergesprek. ca. 40 min.
Les 4 - Verdieping: Danielle Lemaire en Alice Jetten
Bespreking van twee kunstwerken met de antwoorden op de kijkwijzer-vragen als leidraad. Het filmpje ‘Danielle Lemaire over
tekenen’ wordt vertoond, evenals de tekeningen van Alice Jetten. Het werk van deze kunstenaars wordt in een klassikaal
leergesprek besproken. ca. 40 min.
Extra tekenopdrachten
De leerlingen kiezen een opdrachtkaart uit (er is er één van elke kunstenaar) en werken hier zelfstandig aan. ca. 90 min.
- pagina 3
Les 1 Voorbereiding: online spel Deze les kan reeds uitgevoerd worden vóórdat de tentoonstelling bij u op school is.
Inhoud
Introductie van het project met een interactief spel op www.klunky.nl > vlonder Krabbels. 20 min. (minimaal)
Benodigdheden -
-
digitaal schoolbord;
voor elke leerling een eigen tekenschrift en potlood.
Opzet Inleiding
Vertel dat de leerlingen binnenkort de tentoonstelling Krabbels kunnen bekijken op school.
Vraag vervolgens: -
wie tekent er wel eens in z’n vrije tijd?
-
wie tekent wel eens op de kaft van een schrift? Of op een tafelblad?
-
hoelang doe je over een tekening?
wie tekent er wel eens tijdens de les?
Snelle krabbels maken wordt ook wel ‘droedelen’ genoemd. Zo’n tekening (of ‘droedel’) maak je vaak zonder erbij na te
denken.
- pagina 4
Online spel
Open het online spel op het digitale schoolbord.
Ga naar www.klunky.nl en klik op de vlonder Krabbels.
In dit spel worden willekeurige, korte tekenopdrachten op de klas afgevuurd. Lukt het de leerlingen om binnen de tijd een
tekening te maken?
Evaluatie
Bespreek de resultaten: -
vinden de leerlingen het moeilijk om te tekenen zonder eerst lang na te kunnen denken?
-
kun je jouw ‘tekenhandschrift’ omschrijven? (druk of rustig, rond of hoekig, licht of donker, harde of zachte lijnen etc.)
-
wie vindt dat zijn tekeningen op elkaar lijken?
Raadspelletje: de leerlingen leveren hun tekeningen in. Kan de klas ontdekken wie welke tekening heeft gemaakt? Vertel de leerlingen tot slot dat ze het spel ook zelfstandig kunnen spelen. Iedereen heeft een eigen tekenstijl.
Je ontdekt je eigen ‘tekenhandschrift’ door het spel vaak te spelen.
- pagina 5
Les 2 De tentoonstelling Krabbels Inhoud
Kennismaking met de tentoonstelling met behulp van een kijkwijzer. ca. 20 min. per groepje
Benodigdheden -
het tentoonstellingsmateriaal
-
kijkwijzers (blad 1 en 2) voor alle leerlingen;
-
2 tafels om het materiaal op ten toon te stellen;
-
potloden;
-
vergrootglas.
-
klemborden;
Voorbereiding
Kopieer de twee kijkwijzerbladen dubbelzijdig voor alle leerlingen (2 x A4). Zorg dat de tentoonstelling opgesteld staat op een
veilige, centrale locatie, bij voorkeur in een ruimte die afgesloten kan worden of waar permanent toezicht is. Gebruik voor
de opstelling twee tafels van 1,40 x 70 cm (zie foto). Leg de klemborden en het vergrootglas bij de tentoonstelling klaar. Zorg dat de lades dicht zijn.
- pagina 6
Opzet en instructie 1.
Vertel de leerlingen dat de tentoonstelling Krabbels op school te zien is: vier kunstwerken in twee ladekasten.
2.
De kunstenaars in de onderste lade hebben een tekening gemaakt die past bij het kunstwerk op de bovenkant.
3.
De leerlingen gaan deze werken zelfstandig bekijken met behulp van de kijkwijzers.
Verdeel de leerlingen in groepjes van 4 à 6 leerlingen. Spreek eventueel een volgorde en tijd(schema) af waarin de
groepjes de tentoonstelling bezoeken.
4.
Belangrijk: de leerlingen kunnen niet allemaal tegelijk met blad 1 starten. In elk groepje starten 2 of 3
5.
Spreek af dat leerlingen voorzichtig met de tentoonstelling omgaan. Het zijn originele kunstwerken, wat wil zeggen
leerlingen met blad 1, de anderen starten met blad 2.
dat er van elk maar één bestaat.
Tot slot: de leerlingen gebruiken de klembordjes als ondergrond om op te schrijven. Laat ze niet op het (plexi)glas leunen.
- pagina 7
Les 3 Verdieping: Linde Faas en Sjaak Rood Inhoud
Klassikaal leergesprek over twee kunstenaars met als vertrekpunt de antwoorden op de kijkwijzers en twee animatiefilmpjes. ca. 40 min.
Benodigdheden -
-
antwoorden kijkwijzer blad 1;
dvd-speler en dvd Krabbels.
Opzet 1. Nabespreking kijkwijzer
Bespreek klassikaal de antwoorden op de kijkwijzervragen van blad 1. Doe dit (indien mogelijk) bij de opstelling van de
kunstwerken van Linde Faas en Sjaak Rood. Bij sommige vragen wordt naar ‘eigen inbreng’ gevraagd. Deze vragen zijn nooit fout. Laat bij zo’n vraag meerdere leerlingen een persoonlijk antwoord geven. Sommige vragen (‘Extra’) zijn voor groep 7/8 en kunnen moeilijk zijn voor groep 5/6.
- pagina 8
2. Animatiefilm van Linde Faas Bekijk gezamenlijk de animatiefilm Vogel.
Vraag vervolgens: -
is de vogel in de film droom of werkelijkheid? Waarom denk je dit?
-
in de film hoor je behalve de twee stemmen geen andere geluiden. Welke geluiden kun je erbij bedenken?
-
welk gevoel krijg je bij de film?
-
(bijvoorbeeld het vliegen van de vogel)
(een fijn, rustig gevoel, of ...?)
heeft dit gevoel te maken met de manier van tekenen?
(bijvoorbeeld door de zachte potloodlijnen)
welke overeenkomst(en) zie je tussen de film en de tekening van Linde Faas?
(veel witruimte, natuur als inspiratie, zachte potloodlijnen, schetsmatig)
Extra: in 2008 studeerde Linde Faas cum laude af met een andere animatiefilm getiteld Volgens de vogels. Deze film duurt
5’26” en kan worden bekeken op www.youtube.com.
3. Animatiefilm van Sjaak Rood Bekijk gezamenlijk de animatiefilm Fast Forward Little Red Riding Hood. Vraag vervolgens: -
wie kan deze titel in het Nederlands vertalen?
-
wat is er nog meer snel in het filmpje, behalve het verhaal?
-
-
-
waarom heeft Sjaak Rood deze titel gekozen?
(de muziek, de manier van tekenen)
welke geluiden heb je allemaal gehoord?
(bijvoorbeeld het breken van hout, plonsen van water, mondharmonica, slaan op deksels etc.) zijn muziek en geluid belangrijk voor deze film, vind jij?
welk gevoel krijg je bij de film?
(onrustig, grappig, gruwelijk of ...).
welke overeenkomst(en) zie je tussen dit filmpje en de krabbels van Sjaak Rood in de tentoonstelling?
(bijvoorbeeld weinig details, herkenbaar tekenhandschrift, grappig)
4. Vergelijking twee kunstenaars
Bespreek bij wijze van afsluiting van deze les de twee kunstenaars in een groepsgesprek. Vraag de leerlingen bijvoorbeeld: -
noem verschillen en overeenkomsten tussen de film van Linde en die van Sjaak;
-
wie maakt de meeste tekeningen per dag, denk je?
-
van wie zou je tekenles willen krijgen?
- pagina 9
Les 4 Verdieping: Danielle Lemaire en Alice Jetten Inhoud
Klassikaal leergesprek over twee kunstenaars met als leidraad de antwoorden op de kijkwijzervragen; een filmpje, tekeningen
en boekjes.
ca. 40 min.
Benodigdheden -
-
-
-
antwoorden bij kijkwijzer blad 2;
dvd-speler en dvd Krabbels;
boekjes met tekeningen van Alice Jetten;
tekenschriften en potloden.
Opzet 1. Nabespreking kijkwijzer
Bespreek klassikaal de antwoorden op de kijkwijzervragen van blad 2. Doe dit (indien mogelijk) bij de opstelling van de
kunstwerken van Danielle Lemaire en Alice Jetten. Bij sommige vragen wordt naar ‘eigen inbreng’ gevraagd. Deze vragen zijn
nooit fout. Laat bij zo’n vraag meerdere leerlingen een persoonlijk antwoord geven. Sommige vragen (‘Extra’) zijn voor groep 7/8 en kunnen moeilijk zijn voor groep 5/6.
- pagina 10
2. Film: Danielle Lemaire over tekenen
Bekijk gezamenlijk het filmpje waarin Danielle vertelt wat tekenen voor haar betekent. Vraag vervolgens: -
tekent Danielle altijd precies iets na zoals het in werkelijkheid is, of gebruikt ze ook haar fantasie?
-
kun je dit zien in de tekening die je hebt bekeken met de kijkwijzer?
(ze kijkt meestal naar de werkelijkheid, maar voegt er iets aan toe vanuit haar fantasie)
(bijvoorbeeld witte, lege vlakken of voorwerpen die niet ‘kloppen’ met de werkelijkheid)
3. De tekeningen van Alice Jetten
Introduceer de kunstenaar door gebruik te maken van onderstaande tekst en enkele afbeeldingen op de dvd. Alice Jetten is een kunstenaar. Ze vraagt zich heel vaak af:
Wat is dat eigenlijk, een kunstenaar? Wat doet een kunstenaar? En wat is eigenlijk kunst?
Tja...
Alice heeft nog een hoop andere vragen. En losse gedachten.
Die heb jij natuurlijk ook. Maar die van Alice zijn allemaal zichtbaar.
Ze heeft ze opgeschreven. Ze heeft er tekeningen van gemaakt.
Verdeel de boekjes van Alice Jetten over de groep en laat ze rondgaan. Geef de leerlingen de tijd om de boekjes te bekijken.
Laat intussen ook het werk van Alice op de dvd zien. Laat de kinderen spontaan reageren op de tekeningen.
Vraag bijvoorbeeld: -
-
wat zien jullie allemaal?
wat vinden jullie ervan?
De boekjes van Alice zijn eigenlijk dagboeken. Het zijn verzamelingen van losse gedachten, woordgrapjes en vragen die in de loop van de dag bij haar opkomen.
Opdracht: laat de leerlingen zelf drie losse gedachten noteren. De gedachten kunnen te maken hebben met iets waarover
ze zich die ochtend verbaasd hebben of waarover ze vorige week gedroomd hebben. Het mag ook een vraag zijn die ze
bezighoudt. De leerlingen maken bij elke gedachte een tekening.
Tip: Niet te diep nadenken! Schrijf gewoon op wat je het eerste binnenvalt.
4. Vergelijking twee kunstenaars Bespreek ter afsluiting van de les beide kunstenaars in een groepsgesprek. Vraag de leerlingen bijvoorbeeld: -
noem een overeenkomst en een verschil tussen de tekeningen van Danielle en de tekeningen van Alice;
-
wie maakt de meeste tekeningen per dag, denk je?
-
welke van deze kunstenaars mag de muren van jouw slaapkamer volkrabbelen?
- pagina 11
Extra tekenopdrachten De hierna gepresenteerde opdrachten kunnen een tekenles vervangen. U kunt ze desgewenst laten doen als de tentoonstelling niet meer op uw school te zien is. De opdrachten worden individueel uitgevoerd.
Inhoud
Verwerking in de vorm van een tekenopdracht. minimaal 2 x 45 min.
Benodigdheden -
opdrachtkaart 1 t/m 4;
-
verschillende potloden, zoals HB (standaard), 3B (B = zacht), 4H (H = hard);
-
-
-
stevig, wit tekenpapier (120 grs);
eventueel vergrootglaspotjes (voor opdracht Linde Faas);
wasknijpers of paperclips, scharen en een nietmachine (voor opdracht Sjaak Rood);
eventueel kleurpotloden en stiften (voor opdracht Alice Jetten).
Voorbereiding
Kopieer de opdrachtkaarten uit deze handleiding. Het aantal kopietjes is afhankelijk van de keuze die de leerlingen maken
voor een specifieke kunstenaar.
Opzet Na afloop van de lessen kiezen de leerlingen de kunstenaar uit met wie ze zich het meest verwant voelen. Bij iedere
kunstenaar hoort een tekenopdracht. De leerlingen gaan met een opdrachtkaart zelfstandig aan de slag, waarbij de leraar als begeleider optreedt.
- pagina 12
Opdrachtkaart 1 – Linde Faas
De leerlingen maken een tekening waarin het krioelt van de insecten. Ze leren hierbij diverse lijnsoorten en ruimtelijke
effecten te verwerken. Beoordelingscriteria: -
heeft de leerling goed gekeken naar de insecten?
-
heeft de leerling verschillende lijnsoorten gebruikt?
-
heeft de leerling gemotiveerd en intensief gewerkt aan de opdracht?
-
heeft de leerling ruimtelijke effecten toegepast, zoals overlapping en verkleining?
Opdrachtkaart 2 – Sjaak Rood
De leerlingen maken een flipboekje van een zelfverzonnen verhaal (handeling).
Beoordelingscriteria: -
-
-
-
is het onderwerp van het flipboekje origineel en creatief?
heeft de leerling voldoende (namelijk, minimaal 20) tekeningen gemaakt?
toont het flipboekje twee verschillende bewegingen?
heeft de leerling gemotiveerd en intensief gewerkt aan de opdracht?
Opdrachtkaart 3 – Danielle Lemaire
De leerlingen maken een tekening van hun eigen kamer. Ze leren hierbij het verschil tussen voor- en achtergrond en maken
gebruik van arceertechniek. Beoordelingscriteria: -
-
-
-
heeft de leerling goed nagedacht over de invulling van de tekening?
heeft de leerling ruimtelijke effecten toegepast, zoals voor- en achtergrond en verkleining?
voor groep 7/8: heeft de leerling verschillende arceertechnieken toegepast in de tekening?
heeft de leerling gemotiveerd en intensief gewerkt aan de opdracht?
Opdrachtkaart 4 – Alice Jetten
De leerlingen zoeken vijf verschillende materialen en maken een spontane tekening in de stijl van Alice Jetten.
Beoordelingscriteria: -
zijn de vijf materialen origineel en geschikt als drager van een tekening?
-
heeft de leerling (op zijn of haar eigen manier) originele ideeën vertaald naar een tekening?
-
heeft de leerling vijf spontane zinnen op de materialen gekrabbeld?
heeft de leerling plezier beleefd bij het maken van de opdracht en er met aandacht en motivatie aan gewerkt?
- pagina 13
Opdrachtkaart 1 Linde Faas De ouders van Linde hadden vroeger een houten schuur in de
tuin staan. Onder de dakrand hingen altijd veel spinnen-
webben. Als kind kon Linde uren kijken naar fruitvliegjes, gevangen in een web. Gruwelijk en mooi tegelijkertijd.
Vooral als het licht erop scheen en er druppeltjes dauw
bleven hangen aan de draden was het een prachtig plaatje.
Nu jij!
1. Zoek een of meer insecten die je wilt tekenen. Met een vergrootglaspotje (of jampot met gaatjes in de deksel) kun je een
insect tijdelijk vangen. Speur verder naar extra plaatjes in boeken of op internet.
Plak de plaatjes eventueel op:
2. Maak een tekening waarin het krioelt van deze insecten.
Teken de insecten met allemaal verschillende lijnen: -
-
dunne lijnen: houd het potlood wat naar achteren vast; dikke lijnen: houd het potlood vooraan vast.
Teken insecten van allerlei verschillende afmetingen, dus klein, kleiner, kleinst. Teken de insecten over elkaar heen.
Tip van Linde: ‘Begin niet zomaar ergens te tekenen, maar bedenk in welke richting de insecten kruipen. En ze blijven het
liefst dicht bij elkaar! Je hoeft dus niet ieder wit stukje van het papier te vullen.’
- pagina 14
Opdrachtkaart 2 Sjaak Rood Het maken van een tekenfilm kost vaak veel tijd. Maar het kan ook snel! Een flip-
boekje werkt hetzelfde als een echte tekenfilm. Je hebt alleen geen ingewikkelde
technieken of dure camera’s nodig. Met een paar papiertjes, een potlood en
twee nietjes heb je al voldoende materiaal om je eigen tekenfilmpje te maken.
Nu jij!
1. Ga naar YouTube op www.youtube.com en tik ‘flipboekjes’ in de zoekregel. Bekijk enkele filmpjes.
2. Bedenk zelf een beweging die je in het flipboekje wilt maken, bijvoorbeeld een liftdeur die opent of een boom die groeit. Mijn beweging: ........................................................................................ ........................................................................................ ........................................................................................ Bedenk iets origineels dat na de beweging gebeurt, maar maak het niet te ingewikkeld! Eén beweging op film is meer
dan 10 tekeningen. Dit gebeurt na mijn beweging:
........................................................................................ ........................................................................................ ........................................................................................ 3. Vouw je tekenpapier vijf of zes keer dubbel, zodat er allemaal vakjes ontstaan. Knip de vakjes uit totdat je minimaal 24 kleine, witte blaadjes hebt.
4. Teken op de eerste tien blaadjes jouw eerste beweging (heel simpel, zonder achtergrond). Zorg dat elke tekening telkens
een beetje verschilt van de vorige. En teken steeds op dezelfde plek!
5. Test de beweging door de blaadjes aan de bovenkant met een paperclip of wasknijper vast te maken. Laat de bladzijden van het boekje ‘flippen’ met je duim.
6. Teken op de andere blaadjes wat er na de eerste beweging gebeurt.
7. Klaar? Niet nu de blaadjes aan elkaar vast. Doe dit heel precies, anders gaat het effect verloren. Tip van Sjaak: ‘Hou een tekening tegen het licht. Als je er doorheen kunt kijken, helpt dit om een volgend plaatje te maken. Maar het hoeft niet heel precies, kleine foutjes maken jouw film juist interessant!’
- pagina 15
Opdrachtkaart 3 Danielle Lemaire Overal waar mensen leven, laten ze sporen na. Een voorwerp of een inrichting vertelt iets over de persoon die daar woont of die er net is
geweest. Zo zijn mensen toch zichtbaar, ook al zie je ze niet! Danielle
tekent graag dit soort ruimtes. Haar tekeningen van kamers waarin geen
mensen aanwezig zijn, zijn eigenlijk portretten van wie er woont.
Nu jij!
1. Wat zie je allemaal in jouw slaapkamer? Denk aan je bed en je kast,
maar ook aan kleine dingen, zoals een poster of knuffel. Schrijf zo veel mogelijk dingen op:
........................................................................................ ........................................................................................ ........................................................................................ ........................................................................................ ........................................................................................ 2. Kies één wand van je kamer uit die je wilt gaan tekenen.
Teken deze wand zo groot mogelijk op je tekenvel.
3. Teken twee voorwerpen uit je kamer op de achtergrond.
Alles wat het verste weg is, noemen we achtergrond.
Teken deze voorwerpen klein.
4. Teken twee voorwerpen uit je kamer op de voorgrond.
Alles wat dichtbij staat, noemen we voorgrond. Teken deze voorwerpen groot.
Extra: Door allemaal streepjes naast elkaar te tekenen kun je verschil tussen licht en donker laten zien. We noemen dit arceren.
Maak zelf een aantal arceerproefjes met verschillende potloden,
bijvoorbeeld een HB en een 3B. -
B = zacht potlood
-
HB = niet te hard, niet te zacht
-
H = hard potlood
Arceer ieder onderdeel van je tekening op een andere manier. Tip van Danielle: ‘Teken met geduld en aandacht! Leg een gevoel in ieder lijntje dat je tekent.’
- pagina 16
Opdrachtkaart 4 Alice Jetten Alice werkt liever op tweedehands materiaal dan op duur tekenpapier. Ze vindt het zielig als een oude doos of
verpakking weggegooid wordt, daar kun je nog veel moois
van maken! Op een dure tekenblok durft ze niet te
tekenen, omdat ze bang is dat het fout gaat. Overigens,
als ze even geen pen of potlood heeft, dan tekent ze op een besneeuwde auto of een raam vol waterdamp.
Of met lippenstift op de spiegel in de badkamer.
Nu jij!
1. Ga op zoek naar minimaal vijf verschillende materialen om op te tekenen. Alles mag: dozen, kranten, afval-
materiaal, brieven, reclamefolders, zakdoeken...
Belangrijk is dat het materiaal niet meer gebruikt
wordt door anderen.
2. Bekijk de verzameling van materialen die je hebt
gevonden.
3. Stel jezelf de volgende vragen bij ieder materiaal: -
staat er tekst op?
-
welke gesprekken heeft dit materiaal gehoord?
-
-
wie heeft dit gebruikt?
wat heeft dit materiaal allemaal meegemaakt?
4. Bedenk bij ieder materiaal een leuke zin die bij je opkomt als je er naar kijkt. Krabbel deze zin op het materiaal.
5. Maak op ieder materiaal een tekening bij deze zin, in de stijl van Alice Jetten. Je kunt zelf kiezen of je dit met potlood of stift doet. Of met iets anders?
Tip van Alice: ‘Het allerbelangrijkste is dat je er zelf lol aan beleeft. Hoe kun je anders genieten van tekenen als je er geen
plezier bij hebt?’
- pagina 17
Achtergronden Kunstenaars Linde Faas
In 2008 studeerde Linde Faas (Zeist, 1980) cum laude af aan de Academie voor Kunst en Vormgeving St. Joost in Breda met
de animatiefilm Volgens de vogels (te zien op Youtube, zie www.youtube.com).
In haar animaties en tekeningen staan onopvallende gebeurtenissen en kleine rituelen uit de natuur centraal. Deze
momentopnames – die door de meeste mensen niet worden opgemerkt - krijgen bij haar alle aandacht: ze worden letterlijk ‘in the picture’ gezet. Linde Faas toont ons zo de ruwheid en kracht van de natuur. Meer informatie op www.lindefaas.nl.
Sjaak Rood
Sjaak Rood (Obdam, 1962) was ‘artist in residence’ aan het Nederlands Instituut voor Animatiefilm van juni 2009 tot met
mei 2011. Hij maakte de korte animatiefilms Fast Forward Little Red Riding Hood (2010), De Lijn (2011) en Koffie (2012).
Toeval speelt een belangrijke rol in zijn werk. De verzameling is een reeks associatieve tekeningen, gemaakt op papier dat
hij toevallig pakte. Zo is zijn lade in Krabbels een verzameling geworden van alle onderwerpen waar hij tijdens het tekenen
aan dacht. Meer informatie op www.sjaakrood.nl.
Danielle Lemaire
In haar tekeningen en schilderijen hanteert Danielle Lemaire (Prinsenbeek, 1967) een figuratieve stijl. Haar werk is verhalend en persoonlijk: muziek speelt een belangrijke rol in haar leven en oeuvre. In de tekeningen die ze de afgelopen jaren maakte
is veel oog voor detail. Ieder lijntje is met aandacht gezet. Diverse interieurs tonen geen mensen, maar hun aanwezigheid is
voelbaar. Het zijn verstilde momenten in de tijd waarbij Lemaire de kijker uitnodigt om binnen te treden in haar wereld. Meer informatie op http://home.vianetworks.nl/users/jada/innerlandscapes/home.html.
Alice Jetten
Beeld en tekst horen bij elkaar in het werk van Alice Jetten (Boxmeer, 1959). Ze ontstaan uit dezelfde bron. Tekenen is een
intuïtief gebeuren; de tekst komt tijdens of na het tekenen. Tijdens dit proces heeft Alice niet het gevoel dat ze een sturende kracht is in dat proces. Het lijkt vanzelf te gaan. Het is een prettig mysterie dat wordt bepaald door overgevoeligheid. Meer informatie op www.alicejetten.artolive.com.
- pagina 18
Meer tekenen? Websites www.sketchswap.com
Maak een tekening en krijg een tekening van iemand anders terug. http://webcanvas.com
Log in en voeg een tekening toe op dit grootste gezamenlijke kunstwerk ter wereld. www.digitaldoodle.co.uk
Iedere week kun je op een ander thema droedelen. Bezoekers beoordelen je werk. www.misterpicassohead.com
Maak je eigen picassohoofd in de stijl van de oude meester.
Tekenboeken voor kinderen -
-
Ceseli Josephus Jitta, Mijn tekendagboek, Nieuw Amsterdam 2010.
Met dit tekendagboek worden kinderen op ideeën gebracht en creatief uitgedaagd. Taro Gomi, Het grote tekenboek, Nieuw Amsterdam 2010.
Eenvoudige opdrachten zoals ‘teken de passagiers in deze bus’ of ‘geef deze man een snor’, maar er zijn ook
moeilijke opdrachten zoals ‘red de kleine vis’ bij een tekening waarop je een grote vis achter een kleine vis aan ziet zwemmen.
-
Ceciel de Bie, Inkt: word een tekentalent!, Ploegsma 2010.
Zelf illustraties maken bij een werkstuk, een stripverhaal als dagboek of een computeranimatie maken... alles kan. Zeven illustratoren vertellen van alles over tekenen.
-
N. Catlow, Droedel jij al?, Kluitman 2008.
Het is tekenen, maar toch ook weer niet. Het is droedelen! Maak de meer dan 150 droedels af op je eigen manier.
- pagina 19
Colofon Een uitgave van Kunstbalie © 2011 Samenstelling en tekst
Esther Leenders, consulent beeldende kunst
Vormgeving
Huub van Deijck
Redactie
Laura van Campenhout
Vormgeving logo
Sjaak Rood
Omslag
Marieke Nelissen, le petit studio
Fotografie en illustraties
Esther Leenders, Annelijn Smulders
Met dank aan Basisschool ’t Schrijverke, Goirle
www.kunstbalie.nl
[email protected]