Kunnen we het maken? Denken over dieren
Docentenhandleiding
R.K. Sg. ST. Canisius Vakgroep: Biologie
Docentenhandleiding
Kunnen we het maken? Denken over dieren
Auteur
:
L. Roering
Datum
:
2012
In opdracht van
:
Hogeschool Utrecht, Leraar biologie te Utrecht
Begeleiders
:
W. Pauchli
In opdracht van
:
R.K. Sg. St. Canisius te Almelo
Begeleider
:
R. Kamperman
R o e r i n g , E n s c h e de 2 0 1 2 A l l e r e c h t e n v o o r b e h o u d e n a a n d e a u t e u r s . N i e t s u i t d e z e u i t g a v e m a g w o r d e n v e r v e e l v o u d i g d z o nd e r u i t d r u k k e l i j k e t o e s t e m m i n g v a n d e a u t e ur s . A a n di t v e r s l a g ku n n e n g e e n r e c h t e n o n t l e e n d w o r d e n .
Inhoud Inleiding .............................................................................................................................................................................4 1
2
Jouw kijk op dieren ...................................................................................................................................................5 1.1
Dierenwelzijn ...................................................................................................................................................5
1.2
Cavalierhonden: Leuk of ongezond? ...............................................................................................................6
Dierethiek .................................................................................................................................................................6 2.1
Gevoelens ........................................................................................................................................................6
2.2
Dier of ding? ....................................................................................................................................................6
3
Dier en industrie .......................................................................................................................................................7
4
Dier en onderwijs .....................................................................................................................................................9
5
Handvatten omtrent regels en wetgeving bij practica met dieren of dierlijk materiaal ........................................10
Inleiding Dieren zijn overal om ons heen. Sommigen dieren vertroetelen we, andere eten we op. We gebruiken dieren voor onderzoek, onderwijs en voor ons vermaak. Maar hoe komt het dat we sommige huisdieren als volwaardig gezinslid beschouwen en tegelijkertijd onverschillig blijven als er een varkenskarbonade op ons bord ligt? Hoe denken jullie over je relatie met dieren? Staat de mens boven de dieren? Hebben dieren ook rechten? En hebben mensen ook plichten richting dieren? Op basis van de Nibi conferentie 2011, ‘Kunnen we het maken’ is deze lesbrief opgesteld uit de workshop ‘Practica met dieren’. Het doel is leerlingen meer inzicht te laten krijgen in het welzijn en de ethische kant van dieren en diergebruik in de lessen. e
In de digitale omgeving waarin deze lesbrief is gemaakt voor 2 klassen HAVO|VWO word ingegaan op hun eigen kijk op dieren gevolgd door het opdoen van nieuwe kennis waarbij leerlingen leren hun standpunt bij te stellen en in andere rollen stappen. Door verschillende opdrachten te maken en met elkaar in discussie te gaan. Dit in ongeveer vier lessen, maar kan ook als groepshuiswerk meegegeven worden. Extra aandacht wordt besteed aan het gebruik van dieren in het onderwijs. Hiervoor vind u in deze docentenhandleiding handvatten omtrent regels en wetgeving. Leerdoelen: Je krijgt inzicht in je eigen houding ten opzichte van dieren; Je leert dat niet iedereen hetzelfde denkt over dieren; Je leert op basis van informatie een afweging te maken om je eigen standpunt al dan niet aan te passen; Je leert een gebalanceerde afweging te maken om je gedrag al dan niet aan te passen; Je leert met andere leerlingen te discussiëren en argumenteren over elkaars standpunten; Je leert je eigen houding rond dierenwelzijn op overtuigende wijze aan andere leerlingen te presenteren. Werkvormen die hierbij aan bod komen: Zelfstandig werken; Informatie opdoen en verwerken; Groepsdiscussie; Groepsopdracht. Lesverdeling: Les 1 1. Jouw kijk op dieren 1.1 Dierenwelzijn Les 2 Les 3 Les 4 Les 5
2. Dierethiek 3. Dier en industrie 4. Dier en onderwijs Presentaties
Beoordeling: 1. Jouw kijk op dieren 2. Dierethiek 3. Dier en industrie 4. Dier en onderwijs Presentaties
Vorming eigen mening Informatie rijksoverheid, aanschaffen huisdier met speurtocht, welzijn huisdier Verder denken over gevoelens van dieren Quiz maken gevolgd door groepsdiscussie In groepen deelinformatie zoeken van één thema Resultaat van alles groepswerk
Vorming eigen mening Vragen en essay (argumentatie) Beantwoording vragen Quiz maken gevolgd door groepsdiscussie In groepen deelinformatie zoeken van één thema Resultaat van alles groepswerk
Opbouw en argumentatie
20%
Resultaat groepswerk
15% 5% 40%
Presentatie
20%
Docentenhandleiding lesbrief: Kunnen me het maken, denken over dieren
4
1 Jouw kijk op dieren Via de volgende link komen de leerlingen op de lespagina http://kunnenwehetmaken.wikispaces.com/. Daar beginnen ze met het formuleren van hun eigen kijk, houding ten opzichte van dieren op dit moment. Na een korte introductie van de docent en het lezen van de inleiding worden leerlingen geactiveerd hierover na te denken en hun mening op te schrijven over: wat we wel en niet kunnen maken met dieren. -
Zelfstandig maken; +/- 10 zinnen; Denk niet alleen aan huisdieren maar ook aan productiedieren, proefdieren en dieren, dierlijk materiaal dat gebruikt wordt tijdens biologielessen; Hulpvragen: Wat mag je allemaal wel en niet doen met een kat of hond? (bijv. bereiden en eten van dit vlees) Waarom eten we vlees van de koe of het varken wel? Hoe zit het dan met dieren die gebruikt worden om make-up te testen? Wat vind je van het gebruik van dieren of onderdelen van dieren tijdens de biologieles?
Dierenwelzijn
1.1
Met dierenwelzijn wordt de lichamelijke en geestelijke gezondheid van een dier bedoeld. Elk gehouden dier probeert zich aan te passen aan zijn leefomgeving. Een dier voelt zich het best in een omgeving waarin hij zijn natuurlijk gedrag kan vertonen en die hem geen stress, pijn of angst bezorgt. Elke diersoort vertoont zijn eigen natuurlijk gedrag. Kippen willen scharrelen, koeien moeten de rust hebben om te herkauwen, varkens hebben ruimte en een stabiele groep nodig, honden houden van regelmaat in hun leven, papegaaien hebben gezelschap nodig. Voeding, verzorging, huisvesting en behandeling zijn van invloed op het welzijn van gehouden dieren. Er is daarbij nog een factor die bepalend is voor het welzijn van productiedieren en dat is je houding als consument en de keuzes die je maakt bij de aankoop van vlees en andere dierlijke producten. De rijksoverheid heeft regels gesteld aan de omgang met dieren. Via de volgende link kom je op deze website. http://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/dieren
Leerlingen beantwoorden de volgende vragen die betrekking hebben op de site van de rijksoverheid:
1. 2.
3.
4.
5.
Voor welke diergroepen kun je informatie vinden over dierenwelzijn? i. Huisdieren, hobbydieren, productdieren, dierentuin- en circusdieren. Wat zijn oorzaken van welzijnsproblemen bij huisdieren? i. Ondeskundig fokken, waardoor het dier erfelijke afwijkingen kan krijgen; ii. verboden handel in dieren, waaronder die in bedreigde wilde dieren zoals varanen; iii. gebrek aan kennis over de diersoort; iv. ondoordachte aanschaf; v. verwaarlozing en mishandeling; vi. verkeerde huisvesting, zoals te kleine of ongeschikte kooien, aquaria en terraria. Een oorzaak is het ondoordacht aanschaffen van een huisdier, waar kun je informatie vinden over het aanschaffen en houden van huisdieren? i. Landelijk informatiecentrum gezelschapsdieren http://www.licg.nl/7x/home.html Je wilt een huisdier, waar moet je dan allemaal aan denken, op letten? i. Waarom wil ik een huisdier, hoeveel tijd, welk dier, andere huisdieren, ruimte, buren, ziekten etc. http://www.licg.nl/z6/praktisch/aanschaffen-van-huisdieren/hetaanschaffen-van-een-huisdier.html Ga naar het tabblad "kids" van het LICG en start de speurtocht, wat is jouw topscore? i. Wie weet het meeste over huisdieren!
Docentenhandleiding lesbrief: Kunnen me het maken, denken over dieren
5
Cavalierhonden: Leuk of ongezond?
1.2
In Nederland zijn 10.000 Cavalierhondjes. Volgens sommige deskundigen zijn veel van de Cavalierhondjes ongezond en daarom begint er binnenkort zelfs een rechtszaak. Door de jaren heen zijn de hondjes zo gefokt dat ze precies zijn zoals liefhebbers ze willen hebben. Met grote ogen en een klein hoofd. Maar volgens Stichting Dier en Recht zijn ze nu veel te klein en hebben ze veel ziektes. Het jeugdjournaal heeft een uitzending gemaakt waarin kort het welzijn van cavalierhonden word benaderd.
http://jeugdjournaal.nl/item/216905-cavalierhonden-leuk-ofongezond.html
Opdracht: Leerlingen schrijven een kort essay over de vraag of cavalierhonden in Nederland verboden moet worden of niet. Dit moeten ze goed onderbouwen met argumenten zodat ze aan het eind hun standpunt kunnen verdedigen tijdens een korte discussie in kleine groepjes.
2 Dierethiek In opdracht twee krijgen leerlingen informatie over gevoelens van dieren en gaan ze zelf dierethisch nadenken. Hierin worden korte illustratieve video’s weergegeven en worden leerlingen doorgestuurd naar een artikel over het gevoelsleven van dieren.
Gevoelens
2.1
Video: http://www.youtube.com/watch?v=uW10tdDYnGQ Artikel: http://www.animalfreedom.org/paginas/column/emoties.html#top Opdrachten die de leerlingen hierbij zelfstandig maken zijn: 1. 2. 3. 4.
Hoe denk je zelf over gevoelens van dieren? Kunnen alle dieren wel of geen pijn ervaren? Waar leid je dat aan af? Hoe zit het met dode dieren?
Dier of ding?
2.2
Video 1: http://www.youtube.com/watch?v=Hmx3zbMVGBM Video 2: http://www.youtube.com/watch?v=sKqkuKL9_c8&feature=relmfu Leerlingen beantwoorden de volgende vragen: 1. 2. 3. 4. 5. 6.
Waarom nemen we geen varken als huisdier? Hoe komt het dat we landbouwdieren anders behandelen dan huisdieren? In welk gedrag word een legkip belemmerd? Wat voor effect heeft dit op de kip? Hoe kunnen we voor verandering zorgen? Hoe vind jij dat we landbouwdieren in de toekomst moeten behandelen?
Docentenhandleiding lesbrief: Kunnen me het maken, denken over dieren
6
3 Dier en industrie Veel Nederlanders mogen graag een stukje vlees eten. We weten allemaal dat, dat van dieren afkomstig is waardoor er veel over de veehouderij gesproken wordt. Het onderwerp is vaak op tv, internet en in de krant. Leerlingen gaan nu niet alleen kijken naar het welzijn van dieren maar ook naar de belangen van de boer, consument en overheid. Hiervoor gaan ze naar www.dierenindustrie.nl en maken de quiz. Wat zijn de uitkomsten?................
Leerlingen met dezelfde uitkomst groepje laten vormen; Met de uitkomst nemen ze dezelfde onderstaande rol in; Samen argumenten voorbereiden voor de onderstaande stellingen; Klassendiscussie.
In ons land is steeds meer weerstand tegen de bio-industrie. Niet alleen vanwege dierenwelzijn, maar ook omdat deze bedrijfstak de grootste veroorzaker van broeikasgassen is. Iedereen is het erover eens: de intensieve veehouderij moet anders! Maar welke kant gaan we op met de veeteelt in Nederland: worden het megastallen met strenge milieuregels, blijft het hetzelfde, gaat het de kant op van biologische veeteelt? In deze discussie spelen verschillende meningen en verschillende belangengroepen een rol. Maar wie zijn daarvan de belangrijkste? Is/zijn dat: 1.
De overheid die de wetten en regels maakt? Het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit wil minder regels maken. Hoe we met dieren omgaan, is deels de verantwoordelijkheid van de producent (boeren) en deel van de consument (burgers). Nederland verdient veel geld aan de hoge productie van vlees, eieren en zuivel en aan de export van levend vee. Deze inkomsten zijn belangrijk, maar duurzaamheid en dierenwelzijn ook. Het ministerie van landbouw ondersteunt de biologische landbouw, bijvoorbeeld door campagnes en subsidies. Aan die subsidies zit echter wel een grens…
2.
De consumenten die kunnen kiezen welke producten ze wel of niet kopen? Consumenten willen veel keus, goede kwaliteit en niet te veel betalen. Scharrelvlees en biologisch vlees is voor veel mensen te duur. Ze vinden dat de minister van landbouw hier maar wat aan moet doen, bijvoorbeeld door subsidies aan biologische boeren te geven. En tja… als ze op tv zien hoe het er in de bio-industrie aan toe gaat, vinden ze dat eigenlijk niet kunnen.
3.
De boeren die de veeteelt bedrijven? Veehouders hebben te kampen met zeer strenge regels, op het gebied van milieu en huisvesten van dieren. In Nederland misschien wel meer dan in andere landen. Dat brengt hoge kosten met zich mee. Het overgaan op biologische landbouw brengt wéér kosten met zich mee en je minder dieren houden. Bovendien – zo vinden de veehouders – willen consumenten in binnen- en buitenland graag goedkoop vlees. En… de situatie van de dieren in hun is zo slecht nog niet, is hun mening.
4.
De dierenbeschermers die acties voeren voor diervriendelijke veeteelt? Dierenbeschermers willen de bio-industrie het liefst vandaag nog uitbannen, omdat het slecht is voor het welzijn van dieren. Zij pleiten voor betere huisvesting met meer ruimte in de stallen en altijd een uitloop naar buiten. Bovendien willen ze een verbod op ingrepen zoals het afknippen van staarten en tanden. De dierenbeschermers vinden dat consumenten een grote verantwoordelijkheid hebben. Zij kunnen immers kiezen voor scharrelvlees en –eieren, biologische producten of gewoon een dagje zonder vlees.
Docentenhandleiding lesbrief: Kunnen me het maken, denken over dieren
7
Stellingen: 1.
2.
Wel 20.000 varkens in één flat. Dit lijkt nog meer op een fabriek, maar volgens boeren is dit de weg naar de toekomst. Wel meer dieren maar voor elk dier een beetje meer ruimte, zeggen ze tenminste. Varkensflats; goed of fout? Op biologische boerderijen mogen dieren naar buiten, ondergaan ze minder vaak pijnlijke ingrepen, krijgen ze geen preventieve antibiotica en eten ze onbespoten voer. Het is wel duurder en neemt meer ruimte in. Alle boerderijen moeten biologische worden; ja of nee.
De docent kan zelf de discussie leiden, Eén of twee leerlingen als discussieleider aanwijzen, die ervoor zorgen dat de discussie ordelijk verloopt, iedereen de kans krijgt om zijn argumenten naar voren te brengen, etc. Laat de discussie rond een bepaalde stelling niet te lang doorlopen, en rond de stelling af wanneer er geen nieuwe argumenten meer worden aangedragen. Tien minuten is meestal voldoende om een stelling te behandelen en de meeste argumenten op tafel te krijgen. Rond de stelling af met een korte beschouwing. o Welke argumenten en redenaties voerden in het debat de boventoon? o Welke argumenten waren inhoudelijk sterk? o Welke waren minder sterk en waarom?
Kunnen de leerlingen tot een unanieme visie komen over de toekomst van veeteelt in Nederland?
Docentenhandleiding lesbrief: Kunnen me het maken, denken over dieren
8
4 Dier en onderwijs Tijdens de biologieles hebben leerlingen wellicht al eens een kippenhart of koeienoog practicum uitgevoerd. In de klas heeft dit, zoals u gemerkt heeft verschillende reacties en gevoelens opgeroepen. Leerlingen gaan met zijn allen proberen te komen tot een met argumenten onderbouwde uitspraak over de volgende vraag: Mogen dieren en mag dierlijk materiaal gebruikt worden voor practica op school? En zo ja, onder welke voorwaarden? Het werkt het handigste wanneer ze de mindmap als hulpmiddel gebruiken. Elk groepje werkt een of meer aspecten (gekleurde vakjes) uit. Ze bepalen met het groepje hoe dat uitgewerkt gaat worden. De ene groep zou bijvoorbeeld de biologiedocent kunnen interviewen, een andere groep zou een enquête kunnen houden onder leerlingen, maar het is natuurlijk ook nodig om relevante, en controleerbare (betrouwbare) informatie te verzamelen. Welke bronnen (welke experts, sites en boeken) wil je benaderen? En hoe weet je of die informatie betrouwbaar is? Kijk ook eens goed wat je van de bruikbaarheid van de alternatieven vindt. Bij de verschillende aspecten staan mindmaps die je op weg helpen.
Tip 1: Een handige manier om dit allemaal (zowel tussentijds als, als eindproduct) met elkaar te laten delen is om samen een wiki op te zetten. Informatie over wiki’s vind je op: http://webtweepuntnul.wiki.kennisnet.nl/Wiki. Een makkelijke wiki die niet op dat lijstje staat is http://pbwiki.com/ . Natuurlijk kun ze de documenten die ze maken (tekst of spreadsheets) ook gewoon delen via It’s Learning. Tip 2: Enkele mogelijke bronnen (maar kijk wel eerst goed of ze betrouwbaar zijn) over snijpractica zijn: http://www.scholieren.com/werkstukken/2634 een betoog van een scholier over dierproeven (deels over snijpractica); http://www.nvon.nl/toa/bens_linke_soep/koeienogen een discussie over bse en regelgeving voor snijpractica; http://www.vet.uu.nl/nca/nca_nl/scholierenpagina van de faculteit Diergeneeskunde van de Universiteit van Utrecht; http://www.proefdiervrij.nl/client/1/?websiteid=1&contentid=1064&pagetitle=Interniche van Proefdiervrij (deels ook over snijpractica). Tip 3: Laat alle informatie en gegevens verwerken in een presentatie, poster, wiki en/of viedoclip. Wanneer alles en iedereen klaar is kunnen ze in het grote geheel hun eigen stuk presenteren.
Docentenhandleiding lesbrief: Kunnen me het maken, denken over dieren
9
5 Handvatten omtrent regels en wetgeving bij practica met dieren of dierlijk materiaal Elke docent geeft zijn eigen invulling aan practica bij biologie. De een hecht meer waarde aan het gebruik van dieren en dierlijk materiaal dan een ander. Tot hoever mag je gaan en wat mag dan wel of niet? Vragen waarop geen eenduidig antwoord gegeven kan worden en vaak tot discussies leiden. Volgens de WoD, Wet op de Dierproeven mogen alleen vergunninghouders dierproeven uitvoeren. Er is geen enkele school in het voortgezet onderwijs die vergunninghouder is en mogen er dus geen practica met levende gewervelde dieren dan wel bepaalde ongewervelde dieren uitgevoerd worden. Slakken, wormen en insecten vallen buiten deze wet en zelfs een kippenembryo is toegestaan. Verder geeft de NVON (Nederlandse Vereniging voor het Onderwijs in Natuurwetenschappen) vakvoorschriften en aanbevelingen. Zo is het prikken van bloed bij anderen verboden, ook in verband met privacy en mogelijk besmettingsgevaar met AIDS en Hepatitis. De school dient erop toe te zien dat dit niet gebeurt. Ook het zichzelf prikken wordt sterk ontraden. Zeker bij minderjarigen zijn het de ouders die hierover beslissen. Het werken met bepaalde weefsels, waaronder ogen van runderen, schapen en geiten ouder dan 12 maanden, is verboden in verband met BSE-besmettingskans. De NVON geeft hier als advies: Het bloedprikken, ook bij zichzelf, dient bij schoolreglement verboden te zijn. Hetzelfde geldt ook voor het ‘werken’ met bloed. In geval er gewerkt wordt met levende dieren moet men bedacht zijn op hygiëne. Wees attent op krab en bijtwonden. Uit laten bloeden en steriliseren. Eventueel naar de dokter verwijzen. Gezien de wet op de dierproeven moet er kritisch gekeken worden naar het onderzoek met dieren. Al snel kan gezegd worden, dat een dier hinder ondervindt. En mogen dus alleen vergunninghouders een aanvraag doen bij een dier-ethische commissie. Op school mogen geen andere proeven met hogere dieren (gewervelde) uitgevoerd worden dan het gedrag bekijken in een kooi. Een hongerdieet b.v. is beslist niet toegestaan. Zo heeft minister Van Bijsterveldt in antwoord op Kamervragen geschreven dat scholen wel zelf mogen bepalen of ze anatomische practica aanbieden, waar bijvoorbeeld muskusratten, vissen of organen van herkauwers ontleed worden. Mits deze op zorgvuldig wijze worden uitgevoerd en aandacht besteed wordt aan de ‘emotionele aspecten’.
Docentenhandleiding lesbrief: Kunnen me het maken, denken over dieren
10