LESBRIEF ‘WAAR DOEN WE HET VOOR?’
MAART
2012
Door Henk Jongsma, hoofdauteur Op niveau tweede fase
Waar doen we het voor? Inleiding • • •
Ecomare op Texel dreigt in de financiële problemen te komen omdat het te veel zieke zeehonden moet opvangen, meldt de krant. Als er een muizenplaag is in het gebouw van de Tweede Kamer, eist de Partij voor de Dieren dat die beestjes diervriendelijk gevangen worden. Op 20 december 2011 meldt de zeehondencrèche van Lenie ’t Hart in Pieterburen:
De combinatie van storm, hoogwater en nieuwe maan heeft helaas heel veel baby‟s van de grijze zeehond in problemen gebracht. Vooral de stranden van Terschelling lagen bezaaid met witte, wollige knuffelzeehonden, die van de Richel en de Engelse Hoek waren gespoeld. De afgelopen weken was er al een aantal op het strand terechtgekomen, maar omdat de moeder daarbij was, hebben onze EHBZ‟ers geprobeerd ze buiten de aandacht van de toeristen (en de honden) te houden. Op die manier hebben enkele tientallen moeders hun jongen kunnen grootbrengen in de duinen van Vlieland en Terschelling. Maar nu de vakanties zijn begonnen, is dat vanwege de toenemende drukte niet meer mogelijk. Een huiler die geen voeding krijgt, gaat dood. Daarom was actie geboden. • •
Wie bij een zoekmachine ‘vogelopvang’ intikt, kan zien dat in bijna elke regio van ons land wel een opvangcentrum voor vogels is. In heel Nederland rijden dierenambulances ...
Dit rijtje voorbeelden kun je vast makkelijk uitbreiden. En misschien ben je zelf wel op de een of andere manier actief bij de opvang van dieren. Maar waarom maken wij ons eigenlijk zo druk over die dieren? En waarom is er wel opvang voor zeehonden, maar niet voor muizen en ratten? Waarom worden gewonde vogels wel opgehaald door de dierenambulance en gevangen spinnen niet? Wel een beetje vreemd, toch? Over dit soort vragen gaat deze lesbrief.
Opzet van deze lesbrief A B C D
Je leest de tekst van Koos Dijksterhuis en analyseert de redeneringen in die tekst. Je vult niet-complete redeneringen aan. Je onderzoekt wat de overeenkomsten en de verschillen zijn tussen de uitgangstekst van Koos Dijksterhuis en de essayfragmenten van Frank Westerman. Je schrijft een betoog met een niet voor de hand liggend standpunt.
© THIEMEMEULENHOFF, 2012
1
LESBRIEF ‘WAAR DOEN WE HET VOOR?’
A
MAART
2012
De uitgangstekst
Beter voor de soort 1 In de zaterdagkrant stond vorige week een mooi verslag over een opvangcentrum voor zielige dieren. Elk diertje telt, schreef Cyriel van Rossum, terwijl hij dode muizen en kuikentjes sorteert als voer voor bosuil en torenvalk. 2 Onze dierenliefde is selectief. Muizen, kikkers, vissen mogen dood, we voeren ze onbekommerd aan ooievaars, fretten en zeehonden. We hebben een liefdeshiërarchie: eerst onszelf, onze kinderen en familie, dan vrienden en andere mensen, vervolgens op ons lijkende dieren en huisdieren en dan steeds minder aan ons verwante diersoorten. Insecten sluiten de rij, behalve dagvlinders en lieveheersbeestjes. 3 Van Rossum vraagt zich af waarom mensen dieren redden. Niet voor de natuur; meent hij, want „als een vogel te zwak is om op eigen kracht te overleven, te traag om uit de klauwen van een kat te blijven, is hij een drop-out van het onverbiddelijke selectieproces dat de soort sterk moet houden‟. 4 Los van de vraag of huiskatten natuurlijk zijn, is het een oud misverstand dat soms nog opduikt: dat zwakke individuen doodgaan omdat dat nodig is voor de overleving van de soort. Maar bij natuurlijke selectiedruk op individuen speelt de overleving van de soort geen rol. 5 Als wij zieke zeehonden telkens oplappen en uitzetten, houden we die zwakke dieren in leven. Als zij zich voortplanten, kan de populatie gemiddeld iets zwakker worden. Maar de fitte zeehonden zelf worden er niet zwakker van. Die zwemmen onbekommerd rond, terwijl de zwakke dieren verkommeren of opnieuw worden opgevangen en opgelapt. 6 Een populatie antilopen kan geleidelijk aan sneller worden, omdat trage individuen minder overlevingskans hebben en zich minder voortplanten. Dat heet evolutie. Een snellere soort is het onbedoelde gevolg van het succes van snellere individuen. Een soort is niet eens een afgebakende eenheid, want soorten veranderen en ontstaan uit andere soorten. 7 De natuur zit vol wedlopen. De snelle antilope heeft een grotere overlevingskans dan de trage. Antilopen doen dus een soort hardloopwedstrijd met elkaar. 8 Mensen doen ook veel wedstrijden: hardlopen, wielrennen, scrabbelen en carrière maken. Willen wij winnen om onze soort beter te maken? Nee, en al zouden we dat willen, van het individuele winnen van loterijen, weddenschappen of hardloopwedstrijden wordt de mensheid niet beter. 9 Zo is het in de natuur ook. Alleen individuen zijn onderhevig aan natuurlijke selectie, of eigenlijk slechts hun genen. Wat de overlevingskansen van individuen vergroot, kan zelfs averechts uitpakken voor de soort. 10 De sabeltandtijger kreeg steeds langere hoektanden, omdat een tijger met langere tanden grotere prooidieren kon smoren. De langtand kon meer jongen grootbrengen, die zijn lange tanden erfden. Toen in de laatste ijstijd de grootste prooidieren uitstierven, bleken sabeltandtijgers geen kleinere prooien meer te kunnen doden. De soort ging ten onder aan het succes van zijn individuen. 11 Door zielige zeehonden, egels, uilen, zwanen en duiven op te lappen, bewijzen we de natuur misschien geen dienst. Daar gaat het ook niet om, we helpen individueel dieren. Dat doen we om ons goed te voelen. 12 Dat we onze naasten liever helpen dan de versten, heeft vast te maken met genetische verwantschap. Hoe dan ook is het mooi dat we niet alleen maar wedstrijdjes houden, maar ook helpen. Zelfs dieren. Naar: Koos Dijksterhuis, in: Trouw, 14 januari 2012.
© THIEMEMEULENHOFF, 2012
2
LESBRIEF ‘WAAR DOEN WE HET VOOR?’
MAART
2012
Opdracht 1 De hele uitgangstekst bestaat uit redeneringen. Een redenering kan bestaan uit drie onderdelen: 1 stelling (of standpunt of mening): Dieren hebben onze hulp nodig. 2 argument(en): • Ze worden bedreigd. • Er is te weinig ruimte voor ze. • De aarde is te veel vervuild. 3 conclusie: Ik ga iets voor de dieren doen. Geef van de volgende zinnen of zinsgedeelten aan of ze in de tekst gebruikt worden als stelling (S), als argument (A) of als conclusie (C). Alinea 2 2 2 2
3 3
4 4 5 5 6 6 6 6 7 7 7 8 8 8 8 9 9 9
Zin(sdeel) Onze dierenliefde is selectief. Muizen, kikkers, vissen mogen dood, we voeren ze onbekommerd aan ooievaars, fretten en zeehonden. We hebben een liefdeshiërarchie eerst onszelf, onze kinderen en familie, dan vrienden en andere mensen, vervolgens op ons lijkende dieren en huisdieren en dan steeds minder aan ons verwante diersoorten. Insecten sluiten de rij, behalve dagvlinders en lieveheersbeestjes. Niet voor de natuur „als een vogel te zwak is om op eigen kracht te overleven, te traag om uit de klauwen van een kat te blijven, is hij een drop-out van het onverbiddelijke selectieproces dat de soort sterk moet houden‟ is het een oud misverstand dat soms nog opduikt: dat zwakke individuen doodgaan omdat dat nodig is voor de overleving van de soort. bij natuurlijke selectiedruk op individuen speelt de overleving van de soort geen rol. de fitte zeehonden zelf worden er niet zwakker van. Die zwemmen onbekommerd rond, terwijl de zwakke dieren verkommeren of opnieuw worden opgevangen en opgelapt. Een populatie antilopen kan geleidelijk aan sneller worden omdat trage individuen minder overlevingskans hebben en zich minder voortplanten. Dat heet evolutie. Een snellere soort is het onbedoelde gevolg van het succes van snellere individuen. De natuur zit vol wedlopen. De snelle antilope heeft een grotere overlevingskans dan de trage. Antilopen doen dus een soort hardloopwedstrijd met elkaar. Mensen doen ook veel wedstrijden hardlopen, wielrennen, scrabbelen en carrière maken. Willen wij winnen om onze soort beter te maken? Nee van het individuele winnen van loterijen, weddenschappen of hardloopwedstrijden wordt de mensheid niet beter. Zo is het in de natuur ook. Alleen individuen zijn onderhevig aan natuurlijke selectie, of eigenlijk slechts hun genen. Wat de overlevingskansen van individuen vergroot, kan zelfs averechts uitpakken voor de soort.
© THIEMEMEULENHOFF, 2012
Functie
3
LESBRIEF ‘WAAR DOEN WE HET VOOR?’
10
11 11 11 12 12 12
MAART
2012
De sabeltandtijger kreeg steeds langere hoektanden, omdat een tijger met langere tanden grotere prooidieren kon smoren. De langtand kon meer jongen grootbrengen, die zijn lange tanden erfden. Toen in de laatste ijstijd de grootste prooidieren uitstierven, bleken sabeltandtijgers geen kleinere prooien meer te kunnen doden. De soort ging ten onder aan het succes van zijn individuen. Door zielige zeehonden, egels, uilen, zwanen en duiven op te lappen, bewijzen we de natuur misschien geen dienst. Daar gaat het ook niet om, we helpen individueel dieren. Dat doen we om ons goed te voelen. Dat we onze naasten liever helpen dan de versten, heeft vast te maken met genetische verwantschap. Hoe dan ook is het mooi dat we niet alleen maar wedstrijdjes houden, maar ook helpen. Zelfs dieren.
Let op: het is handig om eerst de uitwerking van opdracht 1 te controleren, voordat je met opdracht 2 begint. Opdracht 2 Argumenten kun je verdelen in soorten. We kunnen onderscheiden: 1 een voorbeeld als argument, 2 een feit als argument, 3 een (eigen) ervaring als argument (empirisch argument), 4 een autoriteit als argument (gezagsargument), 5 een vergelijking als argument, 6 een overtuiging als argument (moreel argument), 7 een emotie als argument (emotioneel argument). Noteer bij alle argumenten die je in opdracht 1 vond, het nummer van de soort. Opdracht 3 Een redenering kan op twee manieren zijn opgebouwd. A stelling – (want) argumenten – (dus) conclusie B (omdat) argumenten – (dus) conclusie Vul het schema in. Alinea 2 2 3 6 7 8 8 9 9, 10
B
Stelling
Argument(en)
Opbouw A/B
‘Verborgen’ redeneringen
Een redenering is lang niet altijd compleet. Hoe vaak komt het immers niet voor dat iemand iets beweert zonder dat daar argumenten bij geleverd worden? En soms hoeft dat ook niet eens: de luisteraar of lezer denkt die verzwegen argumenten er bijna automatisch zelf bij.
© THIEMEMEULENHOFF, 2012
4
LESBRIEF ‘WAAR DOEN WE HET VOOR?’
MAART
2012
Opdracht 4 1
In alinea 1 lees je: Elk diertje telt, schreef Cyriel van Rossum, terwijl hij dode muizen en kuikentjes sorteert als voer voor bosuil en torenvalk. Elk diertje telt is een stelling van Cyriel van Rossum. a Welk moreel argument zou bij die stelling verzwegen kunnen zijn? b Welk emotioneel argument zou bij die stelling verzwegen kunnen zijn? c Welk feitelijk argument zou bij die stelling verzwegen kunnen zijn? d Welk ander argument zou bij die stelling verzwegen kunnen zijn?
2
In de zin Onze dierenliefde is selectief kun je een soort kritiek van Koos Dijksterhuis op Cyriel van Rossum lezen. a Welke stelling van Koos Dijksterhuis kan in die kritiek verborgen zitten? b Noteer twee (verschillende) argumenten die Dijksterhuis bij die stelling zou kunnen gebruiken.
3
In de zaterdagkrant stond vorige week een mooi verslag ... (alinea 1). Bij die mening worden geen argumenten gegeven. Noteer twee (verschillende) argumenten die hier misschien door Dijksterhuis worden verzwegen.
4
Los van de vraag of huiskatten natuurlijk zijn, ... (alinea 4). a Welke onuitgesproken mening van Dijksterhuis kun je in dit zinsgedeelte lezen? b Welke feitelijke argumenten kan hij bij die mening gebruiken? Noteer er twee.
5
Hoe dan ook is het mooi dat we niet alleen maar wedstrijdjes houden, maar ook helpen. Zelfs dieren. (alinea 12) Achter Hoe dan ook gaan meningen schuil die eigenlijk met tegenargumenten weerlegd zouden moeten worden. a Noteer twee van die meningen. b Geef bij elke mening minimaal een tegenargument.
6
... is het mooi dat we niet alleen maar wedstrijdjes houden, maar ook helpen. Zelfs dieren. (alinea 12) Bij deze stelling geeft Dijksterhuis geen argument. a Welk moreel argument zou hij kunnen gebruiken? b Welk emotioneel argument zou hij kunnen gebruiken? c Noteer nog een ander argument dat hij eventueel zou kunnen gebruiken.
C
Zoek overeenkomsten en verschillen
NRC Handelsblad publiceerde op 4 februari 2012 een groot essay van Frank Westerman: Als ik een dier was zou ik de liefde van de mens wantrouwen. Twee fragmenten uit dit essay: 1 Aandacht voor het dierenlot is er gekomen, maar: selectieve aandacht. Over grootschalige, dagelijkse wantoestanden (kalveren met bloedarmoede, varkenstransporten kriskras door Europa) laait de publieke verontwaardiging nauwelijks op, net zo min als een consumentenboycot van overbeviste tonijn of makreel op veel bijval kan rekenen. In contrast hiermee is de hypergevoeligheid voor het lijden van vooral pluizige en aaibare dieren op hol geslagen. Een stille tocht voor een vergiftigde hond in Enschede. Een Partij voor de Dieren. Braakliggende bouwterreinen vanwege zeldzame knaagdieren. Voor elk verdwaald zeehondenjong („huilers‟, zo hebben we die gedoopt) een reddingsteam. Een Tweede Kamermeerderheid voor een verbod op onverdoofd slachten. Als de omgang tussen mens en dier een graadmeter voor het beschavingspeil is, wat geeft het bestaan van cursussen varkensmassage dan aan? („body-to-body contact met een varken: de workshop smeedt een “magische” band tussen mens en dier‟, recenseerde Trouw. We draven door. [...]
© THIEMEMEULENHOFF, 2012
5
LESBRIEF ‘WAAR DOEN WE HET VOOR?’
MAART
2012
2 De liefde van mensen voor dieren noopt tot argwaan. Om te beginnen kunnen slangen, ratten of horzels doorgaans niet op een al te „humane‟ behandeling rekenen. Daar staat een huisdieraanbidding tegenover die semireligieuze contouren heeft aangenomen (honden die aan tafel mogen mee-eten, strooiveldjes voor de as van gecremeerde cavia‟s of konijnen). En dan hebben we het nog niet gehad over de bloeddorst die dierenleed bij mensen kan opwekken. Daar is niet heel veel voor nodig, zoals kunstenares Tinkebell in 2004 aantoonde door een tasje te naaien van de door haarzelf gestroopte vacht van haar kat: ze raakte bedolven onder de gruwelijkste doodverwensingen. 3 Doorgeschoten dierenliefde zit naastenliefde in de weg. Alsof het een aflaat is voor een kwaad geweten. De wreedste dictators zijn vaak de sentimenteelste dierenvrienden. De Romeinse keizer Caligula die zijn paard Incitatus met juwelen behing en overwoog hem tot consul te benoemen. De Franse leider Napoleon die het couperen van de staarten van paarden verbood. Onder een foto van de Italiaanse dictator Mussolini uit 1931 stond: „De leidsman van een heel volk als paardenvriend: Mussolini, die elke dag rijdt, geeft een van zijn paarden suiker. Een fraaie, betekenisvolle eigenschap van een man die graag enkele van zijn kostbare minuten aan de liefkozing van zijn paard besteedt.‟ Opdracht 5 1
Noteer welk(e) standpunt(en) van Frank Westerman overeenkomt/overeenkomen met dat/die van Koos Dijksterhuis.
2
Noteer de standpunten (met argumenten) van Frank Westerman die niet bij Koos Dijksterhuis voorkomen.
D
En wat wil jij?
Het is mooi om dieren te helpen, zegt Koos Dijksterhuis. Ja, maar misschien is het ook wel mooi om sommige dieren juist uit te roeien. Of toch niet? Opdracht 6 1
2 3
Bedenk een heel ongewoon standpunt over een dier of een diergroep. Dus niet ‘Alle zeehondjes moeten worden opgevangen en verzorgd’, want dat vindt (bijna) iedereen. Maar bijvoorbeeld: ‘Alle gevangen muizen moeten worden opgevangen in een muizenasiel’. Of: ‘Voor wespen moeten er speciale voederplaatsen komen, zodat de mensen er geen last meer van hebben’. Bedenk minstens vier verschillende argumenten bij dat standpunt. Ruil je notities met twee klasgenoten en vraag om aanvulling en commentaar. Natuurlijk help je zelf zo ook anderen.
Opdracht 7 Maak • • • •
nu van je standpunt en stelling een betoog. Dat doe je zo: Bedenk een inleiding die heel uitnodigend is voor de lezer. Bedenk een concluderend of samenvattend slot. Zoek een paar mooie voorbeelden. Schrijf bij elk argument een verduidelijkende alinea. Het argument is de kernzin van die alinea. Gebruik hier ook je voorbeelden.
Ruil je voorlopige tekst twee keer met een klasgenoot en vraag commentaar en eventueel aanvullingen. Geef zelf ook commentaar en aanvullingen aan een paar klasgenoten. Schrijf nu je definitieve tekst. Je tekst is bestemd voor de schoolkrant. Zorg voor een goede indeling in alinea’s en let op je spelling en je gebruik van leestekens. Je betoog moet tussen de 400 en 700 woorden tellen.
© THIEMEMEULENHOFF, 2012
6