Het Andere Leidershandboek 4 Leeftijdskenmerken, ADHD, Autisme
D. Parlevliet v1.0
Om goed met de leden om te kunnen gaan moet je weten hoe ze op die leeftijd in elkaar zitten, want ze gedragen zich soms anders dan jij gewend bent.
Bevers, voor beverleiding • • • • • • • • • • •
• • • •
Bevers hebben geen vriendengroep, maar losse vriendjes die soms tijdelijk een clubje worden. Ze zijn daarom niet in groepjes georganiseerd, zoals bij de scouts. Ze vinden het leuk om met elkaar te spelen, maar kunnen slecht samenwerken. Iedere bever speelt voor zichzelf, zoals bij tikkertje. Laat dus niet groep tegen groep spelen. Ze kunnen zich maar kort concentreren. Spelen moeten dus kort duren, met veel variatie. Ze hebben moeite om spelregels te onthouden. Die moeten dus zeer eenvoudig zijn en tijdens het spel herhaald worden. Tegen de regels ingaan moet je een bever daarom niet snel kwalijk nemen, tenzij het duidelijk negatief bedoeld is. Bevers zijn erg beweeglijk, hebben veel energie en kunnen niet lang stilzitten. Gebruik dus veel actieve spelen. Ze kunnen niet veel dingen tegelijk bevatten. Organiseer dus niet één activiteit met diverse onderdelen, maar veel aparte, eenvoudige activiteiten. Ze raken niet snel uitgekeken op een spel, dus die kun je vaak herhalen (afwisselend natuurlijk). Ze hebben een grote fantasie, dus thema's maken de beleving veel sterker. Bevers kunnen zo opgaan in een spel dat ze geen verschil meer zien tussen fantasie en werkelijkheid. Een duister thema kan daarom angstiger overkomen dan je bedoeld. Ze zijn leergierig, maar onthouden niet veel. Daarom is er geen leerprogramma, maar eventueel insignes voor het meedoen ergens aan. Hun woordenschat is beperkt, waardoor ze zinnen die voor jou normaal zijn niet begrijpen. Spreek dus duidelijk en in korte zinnen. Bevers begrijpen ook niet altijd de bedoeling die in een zin verborgen zit. Je kunt zeggen: 'Hier is je plek', maar beter is te zeggen: 'Hier is je berenhol, als er straks geklopt wordt ga je kijken wie er is'. Op een groot speelveld of in een grote zaal voelen de kinderen zich verloren. Geef door middel van touwen of stoelen de speelruimte aan. Bevers kunnen niet of nauwelijks lezen. Je kan pictogrammen gebruiken als alternatief. Ze hoeven niet voortdurend georganiseerd te spelen. Geef ook de mogelijkheid om zelfstandig te spelen, zonder jouw inbreng. Houdt wel toezicht vanwege de veiligheid. Jonge bevers hebben weinig inzicht in oorzaak en gevolg en kunnen dus moeilijk bedenken hoe je een bepaald doel kan bereiken. Hou daar rekening mee in een spel.
Welpen, voor welpenleiding In deze leeftijd kunnen meisjes en jongens verschillen in hun gedrag en interesse. Programma: • Een opkomst bestaat uit minstens drie aparte onderdelen waarvan minstens één actief spel en één spel buiten. Jongens: • Welpen kennen nog geen vaste vriendengroepen. De verdeling in nesten werkt daarom niet sterk. De gidsen kun je wel een beetje verantwoordelijkheid geven voor de welpen in zijn nest. • Groepsspelletjes worden prachtig gevonden, maar de jongsten moeten dit nog echt leren. Vooral het samenspelen als team is lastig. Bij voetbal hangen ze met een hele kluit om de bal. De oudere kinderen hebben meer gevoel voor tactiek en samenspel. De meeste spelen zijn daarom nog individueel en niet groep tegen groep. • Ze kunnen spelen met eenvoudige spelregels begrijpen.
• • • • •
•
•
Ze kunnen zich niet lang concentreren. Spelen moeten dus niet lang duren en met variatie. Zorg voor rustpunten in het programma, bijvoorbeeld limodrinken, een concentratiespel, vertel een verhaal, rondje moppen vertellen. Soms hebben ze de neiging om steeds maar door te gaan. Daar moet jij een grens aan geven. Welpen zijn erg beweeglijk, hebben veel energie en kunnen niet lang stilzitten. Gebruik dus veel actieve spelen. Ze hebben een grote fantasie, dus thema's maken de beleving sterker. De jongste welpen kunnen zo opgaan in een spel dat ze geen verschil zien tussen fantasie en werkelijkheid. Een leider in de slechterik-rol, met een hele horde achter zich aan, moet oppassen voor zijn lichamelijke veiligheid! Een duister thema kan ook erg angstig overkomen, wat de kampstemming voor sommigen verslechtert. Zorg dus altijd voor een persoonlijk veilig gevoel, door op te gaan in de groep, leiding vlakbij, op afstand houden en korte "gevaar" tijden (dus geen geruchten als "de politie waarschuwt dat er 's nacht inbrekers rond het gebouw sluipen"). De oudste welpen hebben wel in de gaten dat het spel niet echt is en willen dat graag aan de jongsten vertellen. Dat je moet voorkomen door in te spelen op hun verantwoordelijkheidsgevoel. Welpen zijn zeer leergierig en willen weten hoe de dingen werken. Ze krijgen hobby's waarin ze fanatiek zijn, zoals verzamelingen aanleggen en ze weten over gespecialiseerde onderwerpen veel te vertellen. Scouting heeft daarom een leerprogramma met insignes, waar je eisen aan kan stellen. Het is wel vooral spel en heeft nog geen doel om een bepaalde hoeveelheid kennis op te doen. Ze hebben een behoorlijke woordenschat, maar kennen soms woorden niet voor jou normaal zijn. Ook begrijpen ze niet altijd de bedoeling die in een zin verborgen zit. Als je iets helder wil overbrengen moet je duidelijk, maar niet kinderlijk zijn. Daarbuiten kun je praten zoals je gewend bent, ook met moeilijker woorden, want ze willen die graag leren.
Meisjes: • Hiervoor geld hetzelfde als jongens, en: • Ze kunnen langer stilzitten, maar ook bij hen is afwisseling tussen rustige en fysieke activiteiten belangrijk. • Ze hebben (meer dan jongens), interesse in knutselen, toneelspelen, zingen en koken/bakken.
Scouts, voor scoutsleiding In deze leeftijd zijn meisjes en jongens verschillend in gedrag en interesse. Jongens: • Rond hun 13e worden scouts zelfstandig. Ze nemen afstand van het gezin en zoeken vervangend gezelschap bij hun eigen leeftijd. De groep en hun positie daarin wordt erg belangrijk. Daarom zijn scouts in ploegen (patrouille/bak) georganiseerd. Jongensgroepen hebben een onderlinge hiërarchie, die wordt bepaald door lichamelijke kracht, populair gedrag, leeftijd en kennis. o Er is past rust in de ploeg als iedereen zijn plaats kent en accepteert. Tot dat moment zullen jongens elkaar uittesten om een zo hoog mogelijk positie te krijgen en is samenwerking nog lastig. Bij scouting is dat meestal geen probleem vanwege de verschillende leeftijden en de door de leiding aangestelde functies van PL en APL. Jongens geaccepteren dit als onderscheid. o Ruzies tussen jongens gaan vaak om een reputatie-conflict, over hun plaats in de groep. o Om hun positie in de groep te bepalen proberen ze om zich lichamelijk met anderen te meten. Dat doen ze meestal voorzichtig, om niet af te gaan als het mislukt. Bedenk dat dit leuk is voor de sterksten, maar als het openlijk gebeurt dan is dat voor de zwakkere een vernedering. o Sommige jongens zijn sociaal niet handig en gedragen zich (onwetend) niet naar hun positie in de groep. Dat kan resulteren in pesten, om hem op zijn plaats te zetten. o In een ideale situatie zijn de jongens kameraden die ook buiten scouting regelmatig met elkaar optrekken. o De persoonlijk reputatie is voor de scout bijzonder belangrijk. Hij is dat aan het opbouwen en is nog onzeker over. o Beschadig die reputatie nooit publiek, hoe handig dat ook kan zijn om een lastige jongen op zijn plaats te zetten. o Val een ploegleider niet af in bijzijn van zijn ploeg. Kritiek geef je apart, waar niemand bij is.
o Maak geen opmerkingen over iemand in het bijzijn van anderen, ook niet als ze grappig zijn. Die berichten krijgt hij via een omweg altijd te horen.
o Geef apart instructie aan de PL/APL en de rest van de patrouille. De Pl/APL ziet het als een beschadiging van zijn reputatie als openbaar blijkt dat hij iets niet weet of blundert. • De kracht van een groep is het strategisch samenwerken. Bij de scouts gaan de spelen daarom tussen ploegen in plaats van onderling tussen scouts. o Stop in een spel verschillende onderwerpen/technieken zodat iedereen iets te doen heeft. Het dwingt de PL om iedereen in te zetten en er ontstaat een gevoel van "we hebben het samen gedaan". o Zorg voor onderdelen waarin ze moeten samenwerken. o Spelregels mogen ingewikkelder zijn, maar hou het toch liever zo simpel mogelijk. De regels worden niet altijd doorgegeven, begrepen of in de drukte van het spel vergeten. o Ook al zijn het ploegspelen, leg geen nadruk op het winnen en de eer van de ploeg. Anders zijn de schuldigen van het verlies (de zwakkeren) de klos. • Scouts kunnen zich langer concentreren, waardoor spelen van een middag mogelijk zijn. Toch zijn ze ongedurig, zodat afwisseling beter is. Instructie moet niet lang duren. • Ze houden van actie, maar moeten gemotiveerd worden Ze vinden het ook cool om nietsdoend rond te hangen. Een zetje is dus nodig en een actieve sfeer in de groep, vooral van de leiders. • Ze hebben nog best wel fantasie, maar beteugelen dat omdat het niet past bij een mannelijk imago. Het vergt dus veel overtuiging en is afhankelijk van de persoonlijkheid van de leiders. Een kamp- of spelthema is daarom nog goed mogelijk en maakt een spel of kamp bijzonder. Het zal wel meestal een thema-met-knipoog zijn. • Scouts willen wel leren, mits het onderwerp ze interesseert. Op school worden ze overvoerd met theorie, dus bij scouting willen ze wat anders. Instructie moet praktisch zijn, vooral gericht op scoutingonderwerpen waarvan duidelijk is waarom het nodig is. Veel instructie gebeurt tijdens programma's en kamp, maar ook insignes zijn bruikbaar. • Scouts lijken modern, met frisse nieuwe opvattingen, maar dat komt omdat ze nieuw nadenken over alles. Hebben ze eenmaal gekozen, dan kunnen ze daarover fanatiek behoudend zijn. • Van de puberteit heeft scouting meestal minder last dan de ouders (tenzij je je als ouders gedraagt). Toch kunnen scouts onevenwichtig zijn, vinden niets leuk, willen niet met de jongste, zijn snel aangebrand. o Blijf positief en neutraal en neem niet alles hoog op. Hou hem wel strikt aan onderlinge fatsoensregels als hij te ver gaat, maar ga daar niet lang over door. o Organiseer regelmatig iets volwassens voor alleen de PL/APL's. o Nodig op kamp regelmatig de PL/APL in de leiderstent, zodat ze ook gezelligheid hebben met leeftijdsgenoten. Meisjes: Hiervoor gelden dezelfde punten als jongens, en: • Als ze het onderling niet goed kunnen vinden dan zullen ze geneigd zijn dit niet meteen te laten merken, maar via een omweg (bijv. roddelen, pesten). Het is belangrijk hier goed op te letten. • Ze zijn (net als jongens) onzeker over hun uiterlijk en imago. • Ze zijn goed in staat om vriendschappen aan te gaan en samen te werken. • Ze zetten zich eerder af tegen volwassenen dan jongere kinderen, waardoor het extra belangrijk is om te zorgen voor een goede klik tussen leiding en scouts.
Kinderen met gedragsproblemen (o.a. ADHD, autisme) Hierbij is vooral gebruik gemaakt van "Omgaan met ADHD of autisme" van de Jeugddienst Provincie Antwerpen (op internet). Voor de leesbaarheid is ‘hij’ geschreven als hij/zij wordt bedoeld
Algemeen • Vraag in het begin aan de ouders waar je op letten moet, want ieder kind heeft zijn eigenaardigheden en oplossingen. • Als je problemen met ouders bespreekt, houdt er dan rekening mee dat ze heel gevoelig zijn voor de suggestie van "uw kind is zo lastig", ook door de angst dat het kind van scouting moet. • Wacht eerst af wat het gedrag is in de praktijk. Jongeren kunnen op scouting soms anders reageren dan thuis: minder druk of juist drukker.
• Scouting heeft amateurleiders die niet geschoold zijn in het begeleiden van kinderen met een medische diagnose. Daarbij wordt ook deels leiding gegeven door de leden zelf (PL/APL) en die kun je maar beperkt belasten. Moeilijke jongeren (ook om andere redenen) kunnen een zware belasting zijn voor de groep en de leiding. Van scouting kan dus niet verwacht worden dat ze alle kinderen aanneemt die extra begeleiding nodig hebben. Tegelijk mag worden verwacht dat je naar redelijkheid probeert om te gaan met moeilijk gedrag. De grenzen worden bepaald door wat leiders en de groep aankan. Zij zullen beslissen en voor ieder leidersteam kan dat anders uitvallen.
ADHD Om te beginnen: • Is het echt medische ADHD? Tegenwoordig worden wel eens hoge eisen gesteld aan het gedrag van vooral jongens. Ongedurigheid, weinig aandacht of onredelijkheid horen bij sommigen van die leeftijd. ADHD heeft iemand als je van de ouders hoort dat dit medisch is vastgesteld. Vaak gebruiken ze medicatie (maar niet altijd!) waarvan je mag verwachten dat de klachten beheersbaar blijven. Eigenschappen: • Aandachtsproblemen: vergeetachtigheid, moeite met details, spullen kwijtraken, afgeleid raken, alles tegelijk doen, niet blijven luisteren, ‘het ene oor in, het andere uit’. • Impulsief: dingen doen zonder nadenken. Dingen ‘eruit flappen’, voor je beurt spreken, vreetbuien, snel relaties aangaan en weer verbreken, onnadenkend geld uitgeven, voordringen zonder dat men er erg in heeft. • Hyperactiviteit: altijd onrustig, niet stil kunnen zitten, steeds opstaan en rondwandelen, steeds friemelen met de handen of met een voorwerp, tikken met de voeten, doorpraten alsof er geen rem is, ellenlange verhalen afsteken. Gespannen zijn en blijven. Vaak beweeglijk in de slaap. • Slecht inschatten van de tijd: komen te laat, schat de tijd altijd te kort in. Tips: • •
• • • • • • • •
Omdat ADHD-ers zich gedragen als anderen, maar extremer, komen de tips overeen met wat in scouting gebruikelijk is. Maar vaker en meer strikt. Bied structuur. Plotselinge veranderingen van een planning kan een druk kind niet goed aan. o Bedenk van je voren wat je gaat doen, leg het duidelijk uit en hou je daaraan. Beslissen naar de omstandigheden is hier minder geschikt. Dat kan lastig zijn als je snel zaken aanpast als een spel niet goed loopt. ADHD-ers kunnen daar moeilijk tegen en reageren dan voor jouw gevoel overdreven. o Maak eventueel een lijstje met de belangrijkste leefregels en afspraken. Maak een onderscheid tussen persoon en gedrag. Je keurt het gedrag af en niet de persoon. Geef positieve aandacht in de plaats van het gebruikelijke gemopper. Zodra je een kind irritant gaat vinden, vergeet je te prijzen voor wat ze wél goed doen en wordt het steeds erger. Belonen doe je met een lach, een grapje, een aai over zijn bol. Harde straffen zijn uit den boze. Ze begrijpen niet wat er fout was, deden het zonder opzet en raken daardoor extra geïrriteerd. Zorg voor een omgeving en spullen die tegen een stootje kunnen. Erger je niet te snel als iets kapot gaat. Drukke kinderen zijn vaak onhandig. Laat andere leiders zich over een ADHD-er ontfermen als het je teveel wordt. Dat is beter dan je ergernis op het kind af te reageren. Spreek binnen de leiding af hoe je daarmee omgaat. Grijp tijdig in. Een hyperactief kind kan heel enthousiast spelen en daardoor wilder worden zonder dat ze het in de gaten hebben. Gewoon zeggen (niet mopperend) dat hij goed speelt, maar voorzichtig moet zijn, is vaak voldoende. Dat moet je wel vaak doen, want het is vlug vergeten. Soms beginnen ze al aan een opdracht wanneer je op de helft van je uitleg bent. Verdeel daarom complexe opdrachten in stukjes. Bijvoorbeeld wassen, tanden poetsen en pyjama aandoen in drie stappen. Ze zijn vlug afgeleid. Daarom: o Vraag of hij je aankijkt wanneer je tegen hem praat. o Zet hem vooraan in de groep. o Neem hem even apart in een stille ruimte. o Vraag hem om je boodschap te herhalen.
•
Als het op een conflict uitloopt met anderen, kan het kind heel boos reageren: o Haal beide kinderen direct uit elkaars zicht. o Laat ze even afkoelen. Stel dat niet voor als een straf. o Leg dan (alleen als het nog nodig is) uit wat er mis ging. Houd het eenvoudig, neutraal en zonder gemopper. Laat je niet uitlokken tot ingewikkelde discussies over wie wat allemaal deed. Je moet natuurlijk wel zelf weten wat er gebeurde.
Autisme Autistische jongeren hebben moeite om hun ingewikkelde omgeving te begrijpen. De aandoening kan veel vormen aannemen. Soms hebben ze ook nog een mentale handicap, maar kunnen ook normaal begaafd zijn. Doordat ze al hun denkkracht gebruiken voor beperkte taken, kunnen ze daarin heel goed zijn. • Ze kunnen vaak maar één betekenis geven aan een woord en nemen alles zeer letterlijk. Leg het dus concreet uit. Als hij het verkeerd begrijpt, herhaal de uitleg dan zonder ergernis. • Ondersteun de uitleg met visueel materiaal. Daar kunnen ze wat langer naar kijken en over nadenken. • Ze kunnen moeilijk inschatten welk gedrag gepast is in bepaalde situaties, met al die sociale gebruiken die voor ons zo vanzelfsprekend zijn. Daardoor worden ze soms teruggetrokken of juist te spontaan, of onhandig in het aanspreken van mensen. Bij verkeerde reacties worden ze dan onzeker en voelen zich onveilig. • Omdat de wereld zo onduidelijk is, gaan ze hun eigen wereld krampachtig eenvoudig en strak ordenen, met rituelen en alles volgens een bepaald patroon. Ze raken in de stress als er iets veranderd. Dat is niet te veranderen, daar moet je rekening mee houden, voor zoveel als mogelijk in een toch altijd chaotisch kamp. • Probeer voorspelbaar te zijn, bijvoorbeeld door het ophangen van schema’s. Zet daar weer geen precieze tijden op, want anders worden ze zenuwachtig wanneer het niet tijdig start. • Geef ze een "ankerfiguur" bij de leiding, waar ze altijd (en vaak) terecht kunnen met vragen, zonder dat die leider geïrriteerd wordt. Dat kan per activiteit iemand anders zijn, zolang dat voor het kind maar duidelijk is.
Gedragsproblemen Dit is met opzet negatief gedrag: anderen aanvallen, vernielen, pesten, stelen, de leiding uitdagen door met opzet de regels te overtreden. Juist dat is een gevaar voor de sfeer in de hele groep, en ook voor het plezier van de leiding. In een groep met een goede sfeer komt het niet vaak voor. • Als het echt medische redenen zijn, dan kun je meestal niet veel doen. Je moet dan overleggen met de ouders, eventueel op pillen letten en afwachten hoe hij op scouting reageert. • Als er geen medische oorzaak is, dan is de beste remedie een gemoedelijke groep zonder veel competitie-dwang. Hij leert dan snel dat hij anders moet reageren om bij zijn leeftijdsgenoten in de smaak te vallen en een reputatie op te bouwen. Maar soms zijn het gedrag en argwaan zo ingesleten, dat hij zich niet anders meer weet te gedragen. • Natuurlijk eerst praten, over het waarom. Vaak krijg je dan een stilzwijgen, omdat hij het antwoord niet wil geven (te privé of vind het een zwakte) of het antwoord zelf niet weet. Reageer vriendelijk maar wel strak, niet te lief. • Vraag aan anderen (bij voorkeur ook jongeren) die hem kennen van thuis en school. Hoe gedraagt hij zich daar? • Hoe was hij bij de welpen? Hebben ze daar trucs gevonden om het gedrag te beperken? • Wil hij wel naar scouting (vaak absent?). Soms moeten ze van hun ouders en reageren dat op scouting af. Vraag of hij op scouting wil blijven en waarom. Als hij blijft komen dan is er toch iets wat hem motiveert, bijv. vrienden ontmoeten. Probeer hem te laten inzien dat hij zich beter moet gedragen om te kunnen blijven. • Er kunnen thuis of op school problemen zijn. Zoals hij zich daar aanvallend verdedigt, zo doet hij dat vanzelf ook bij scouting. Maak dan duidelijk dat scouting een nieuwe wereld is waar dat niet hoeft te gelden (praktisch, niet door praten). • Negeer negatief gedrag (tenzij extreem) en geef positieve aandacht (niet te lief).
• •
Geef of leer hem werk dat hij goed kan, waarmee hij indruk kan maken op anderen. Een beetje verantwoordelijkheid geven, waar het niet veel kwaad kan. Uiteindelijk moet hij ondervinden dat hij met dat gedrag indruk maakt op anderen. Bij scouts: o Zet hem onder een sociaal sterke PL, of een sterke macho leider waar hij graag indruk op maakt. o Informeer niet te snel ouders. Zij zijn niet verantwoordelijk voor het gedrag van hun kind op scouting. Het is vooral een conflict tussen jou en de scout dat je onderling moet oplossen. Ga alleen naar de ouders als je daar zinvolle informatie of uitleg verwacht, want ze kunnen er meestal niets aan doen. De scout mag dat niet weten, anders zit je "in het complot".