Pagina |1
Inleiding In 2008 deed dhr. Jaap Jan Krikken, in het kader van zijn afstuderen aan de Christelijke Hogeschool Ede, een onderzoek naar de manier waarop kerkenraden binnen de Protestantse Kerk in Nederland hun gemeente missionair vormgeven. Dit boekwerkje is een popularisatie van het betreffende afstudeerproject. U vindt hier een beschrijving van de huidige situatie waarin de kerk verkeert, een beschrijving van de postmoderne cultuur, bevorderende factoren voor het missionaire werk, enkele suggesties voor het missionair gemeente-zijn en ten slotte tien verrassende verhalen van missionaire gemeenten. Het afstudeerproject is gedaan in opdracht van het Evangelisch Werkverband, een vernieuwingsbeweging binnen de Protestantse kerk in Nederland. De centrale vraagstelling werd als volgt afgebakend: ‘Op welke manier kunnen kerkenraden van de Protestantse kerk in Nederland hun gemeente missionair vormgeven? ‘ Het onderzoek kent drie delen: •
Een enquête onder alle voorgangers van de Protestantse Kerk in Nederland.
•
Een literatuurstudie waarin met name de volgende boeken zijn gebruikt: ‘Levend Lichaam’i , ‘En de wind steekt op’ ii en ‘Missionair is mogelijk’iii. Hierin is ook een cultuurbeschrijving van de huidige Nederlandse situatie opgenomen. De Emerging Church en de beweging voor gemeentestichting worden belicht.
•
Met een tiental interviews van gemeenten die op verrassende manier missionair actief zijn wordt het geheel afgerond.
Wanneer u interesse hebt in de volledige uitwerking van het onderzoek kunt u contact opnemen met dhr. Jaap Jan Krikkeniv. Door middel van dit boekje hopen wij een bijdrage te leveren aan de ontwikkeling van een succesvolle en gezegende wijze van missionair gemeente-zijn. Oktober 2008 ds. Hans Eschbach Evangelisch Werkverband binnen de Protestantse kerk in Nederland.
Symposium 10 december 2008
Pagina |2
Huidige situatie Geruime tijd is al duidelijk dat de kerk te kampen heeft met terugloop in ledenaantal en de participatie van gemeenteleden vermindert. Deze ontwikkeling blijkt ondermeer uit de bezoekersaantallen van de eredienst, de deelname aan bijbelstudies, vacatures binnen de kerkenraad en binnen andere geledingen van de kerk. Gelukkig is deze trend niet generaal. Nog steeds is er op veel plaatsen sprake van een actief en betrokken gemeenteleven. Maar het Sociaal en Cultureel Planbureau komt met harde cijfers over de neergaande trend van de kerk in Nederland. Onderzoek over de periode van 1990 tot 2005 heeft aangetoond dat de kerk ten opzichte van andere religieuze stromingen twintig procent minder leden telt.v Met deze waarneming kan er gesproken over een ´trieste´ ontwikkeling. Met name wanneer men zich herinnert dat Nederland ooit gezien werd als een christelijke natie. Naast vragen als ´hoe heeft het zover kunnen komen´, roept het ook een verlangen op: Hoe zou het zijn als Nederland weer voor Christus kiest?
Toekomst? Over de nabije toekomst geeft het Sociaal en Cultureel Planbureau duidelijke prognoses: Naar verwachting zal in 2020 72% van de bevolking buitenkerkelijk zijn; …4% zal zich tot de Protestantse kerk in Nederland rekenen en 7% zal tot een van de overige kerkgenootschappen horen. Met andere woorden, de neergaande spiraal zal doorzetten. We kunnen er dus bepaald niet van uitgaan, dat de kerken vanzelf wel weer zullen volstromen. De huidige situatie en de prognoses voor de toekomst houden voor de kerk een duidelijk appèl in. Zij vragen om verandering. Dat heeft te maken met geestelijke aspecten, zoals verootmoediging voor God en het gebed: ‘Kom Heilige Geest, vernieuw uw kerk’, zoals ook uitgesproken bij het tot stand komen van de Protestantse kerk. Het heeft ook te maken met een nieuw bewustzijn in de kerk van de ‘sense of urgency’. Er is een dringende noodzaak om het missionaire werk op te pakken en te zoeken naar nieuwe wegen en nieuwe vormen van kerk zijn om nieuwe groepen mensen op nieuwe manieren te bereiken met de boodschap van het evangelie. Overigens is die ‘sense of urgency’ altijd wel aanwezig: het gaat God er immers om dat kostbare mensen die verloren dreigen te gaan, worden gezocht, worden gevonden en worden thuisgebracht. Het centrale hoofdstuk 15 in het Lucasevangelie laat die ‘sence of urgency’ duidelijk spreken in de verhalen van Jezus over het verloren schaap, de verloren penning en de verloren zoon. Ten diepste gaat het niet om de redding van de kerk, maar om de redding van mensen!
Barrières De zoektocht naar vernieuwing zal niet zonder slag of stoot gaan. Zo doen zich direct twee belangrijke problemen voor. 1) Door afnemende kerkelijke participatie wordt het organiseren van kerkelijke (missionaire) activiteiten bemoeilijkt Het gevolg van de kerkverlating is dat steeds minder mensen zich beschikbaar stellen voor het kerkenwerk. De indruk bestaat dat het missionaire werk vanuit de kerk de laatste decennia onderbelicht is geweest. Wanneer er een groeiend aantal vacatures voor het bestaande werk is, zal het nog lastiger zijn om nieuwe gebieden te ontginnen. Toch is het belangrijk om prioriteit te stellen. Wil de Protestantse Kerk in Nederland als vitaal onderdeel van het lichaam van Christus in Nederland toekomst hebben, dan zal ze in moeten zetten op het missionaire werk.
Symposium 10 december 2008
Pagina |3 2) God(s gemeente) wordt minder belangrijk in het leven van de mensen Het tweede genoemde probleem doet zeer. De kerkverlating gaat vele gemeenteleden aan het hart. Voornamelijk omdat de gemeente van God aftakelt en mensen niet alleen de kerk, maar ook God de rug toe keren. Sprekend over menselijke emoties zou je wellicht de vraag kunnen stellen, of deze situatie ook God ‘pijn’ doet. In ieder geval roept dit een verlangen op. Een verlangen naar herstel. Een verlangen naar gebeurtenissen als in Lukas 15, waarin de herder het verloren schaap terugvindt, een vrouw haar verloren drachme terugvindt en de verloren zoon thuis komt. Volgens het verhaal van Jezus heerst er vreugde onder de engelen van God over één zondaar die tot inkeer komt! Dat klinkt als een emotie van vreugde!
Symposium 10 december 2008
Pagina |4
Bevorderende factoren Op het symposium ter gelegenheid van de afronding van het Lucas 15 jaar van het Evangelisch Werkverband heb ik mijn afstudeerproject mogen presenteren. Hierin heb ik een antwoordt gezocht op de vraag op welke manier kunnen Protestantse kerkenraden hun gemeente missionair vormgeven. In het bijzonder ben ik op zoek gegaan naar bevorderende factoren van het missionaire werk. De verwachting heerst dat deze factoren helpen om het missionaire werk op een positieve manier gestalte te geven. Daarom geef ik hier een overzicht van die bevorderende factoren. Ik verwijs naar bevorderende factoren, ‘pointers’ genoemd in het boek ´En de wind steekt op´vi en naar bevorderende factoren, ´de acht basisprincipes´ genoemd in het onderzoek van Christian Schwarz. Maar laten we eerst enkele kanttekeningen plaatsen. Blauwdruk? De implementatie van de hieronder te noemen factoren bieden geen garantie voor groei. Ook hier is het woord van de Psalmist van toepassing: ‘Als de HERE het huis niet bouwt, tevergeefs zwoegen de bouwlieden’. Maar met dit voorbehoud in gedachten, mogen we wel vaststellen, dat deze factoren binnen de onderzochte gemeenten hebben bijgedragen aan de groei van die gemeente. Het is raadzaam dat iedere gemeente bekijkt welke factoren zij kan gebruiken. Immers, geen gemeente is gelijk. Succes of zegen Tijdens het spreken over bevorderende factoren willen we dus de essentie van Gods zegen niet over het hoofd zien. Daarom is het goed dit nogmaals in herinnering te brengen. In de Bijbel wordt de mens duidelijk opgedragen om alle volken tot leerling van Jezus te maken. Toch is dit onmogelijk zonder de zegen van God omdat Hij de mensen tot zich brengt. Paulus wijst er in 1 Korinthiërs 3 al op, dat hij weliswaar geplant heeft en dat Apollos water heeft gegeven, maar dat God de groei geeft! De opdracht voor ons christenen luidt om zaad te zaaien en de groeiende plant te bewerken en te oogsten. Hierbij is kennis over het zaaien, bewerken en oogsten onmisbaar. Dit is het gebied waarop deze bezinning plaats vind en waarbinnen de ‘stimulerende factoren’ bezien moeten worden. Tegelijkertijd brengt dit voorbeeld naar voren dat de mens afhankelijk is van Gods zegen, want Hij alleen doet groeien!
Bevorderende factoren – ‘Pointers’ bij Prof. dr. Henk de Roest In ‘En de wind steekt op’ noemt dr. de Roest enkele bevorderende factoren. Deze komen voort uit het in Groot-Brittannië verrichtte onderzoek ‘Building Bridges of Hope’. De te noemen bevorderende factoren worden binnen het onderzoek ‘pointers’ genoemd. Hiermee probeert men de suggestie weg te nemen dat deze ‘pointers’ ingrediënten zijn voor een succesvolle kerk. Het zijn volgens de onderzoekers ‘opmerkelijke punten’. Allereerst een beknopte achtergrondinformatie over het onderzoek. Achtergrondinformatie Vanaf 1996 bezoekt een groep kerkelijk betrokken onderzoekers een veertigtal kerken in Engeland, Schotland, Ierland en Wales. Er worden verschillende gemeenten, binnen verschillende denominaties en binnen verschillende situaties bezocht. Het doel van dit ‘actieonderzoek’ is om te leren van de initiatieven. Hebben de gemeenten doelstellingen en prioriteiten? Op welke manier zijn zij actief in hun omgeving? Worden er verbindingen gelegd met mensen die niet gelovig zijn? Gedurende een periode van drie jaar worden de gemeenten en parochies om de vijf maanden bezocht. De gestelde vragen tijdens deze bezoeken gaan over de doelen en prioriteiten van de geloofsgemeenschap, de relatie tot de omgeving, het aanbod voor de leden, de stijl van leidinggeven,
Symposium 10 december 2008
Pagina |5 de structuur en de tegengekomen barrières. Van hieruit ontdekken de onderzoekers de volgende ‘pointers’: 1) Heldere visie. Het formuleren van een visie blijkt een inspirerend proces te kunnen zijn. Hierbij worden vragen beantwoord zoals: ‘wie zijn wij?’ en ‘waartoe stelt God ons in staat?’ 2) Opbouwen van plaatselijke partnerschappen. Het gaat hierbij om het opbouwen van wederzijdse relaties in de wijk. Juist de wederzijdigheid van deze relaties voorkomt uitputting en bevordert vernieuwing. 3) Persoonlijk delen van geloof en waarden. Het inhoudelijke gesprek aangaan met nietgelovigen bevordert de groei van de gemeente. 4) Oriëntatie bieden voor het dagelijks leven. Gemeenteleden handreikingen geven om in het alledaagse leven hun geloof te communiceren. 5) Ontwikkelen van gedeeld leiderschap 6) Openstaan voor begeleiding. Onderzoek toont aan dat iemand die de geloofsgemeenschap helpt naar zichzelf te kijken, door vragen te stellen bij vanzelfsprekendheden, de geloofsgemeenschap in staat stelt om te veranderen. 7) Leren van andere gemeenschappen; de onderzoekers op zich zijn al een bevorderende factor omdat zij samen met de gemeenten nadenken over hoe het anders zou kunnen. Dit werd als inspirerend ervaren en vaak kwamen er goede ideeën uit voort.
Bevorderende factoren – ‘8 Basisprincipes’ Op basis van eigen onderzoek brengt Schwarz 8 basisprincipes naar voren die groeiende gemeenten met elkaar gemeen hebben. In feite bestaat de theorie van Schwarz uit drie componenten: Ten eerste, wat moeten we doen? Ten tweede, hoe moeten we het doen? Ten derde, wanneer moeten we wat doen? Ik ga in op de eerste vraag, wat moeten we doen?vii 1) Toerustend leiderschap. Hierbij zijn met name de gave ‘visie en leiding’ van belang. Voorop staat een visionaire gedrevenheid en het vermogen mensen in te schakelen en toe te rusten. 2) Gavengerichte taakvervulling. Mensen komen tot bloei als ze taken vervullen, die passen bij hun (geestelijke) gaven. 3) Hartstochtelijk geloofsleven. Gebed is onmisbaar en de persoonlijke spiritualiteit van de pastor cruciaal. 4) Doelmatige structuren. De ideale structuur bestaat niet. Structuren moeten niet beklemmend, maar bevorderend werken. De structuur moet vooral gericht zijn op netwerkvorming. 5) Inspirerende samenkomsten. Schwarz neemt nadrukkelijk afstand van de zondagse eredienst als ‘zondagsplicht’. Een goede dienst ‘macht Spass’, geeft vreugde, inspireert. 6) Groeizame gemeentekringen. Van belang is het bestaan van een netwerk van kleine groepen waarin de afzonderlijke gelovigen geborgenheid kunnen vinden, (geloofs-)ervaringen kunnen uitwisselen en gemeenschap kunnen ervaren. Bij de Gemeente Groei Groepen van het Evangelisch Werkverband spreekt men van groei in geloof, gemeenschap en getuigenis. 7) Behoeftegerichte evangelisatie. Van belang is de ‘oikos’(huis)-factor. Onderzoek wijst uit dat de meeste mensen via bevriende mensen (hechtingspersonage) tot geloof komen. 8) Liefdevolle relaties. Het is belangrijk dat mensen c.q. gemeenteleden onderling bevriend zijn en met problemen bij elkaar terecht kunnen. Het gezin van God functioneert in onderlinge relaties.
Symposium 10 december 2008
Pagina |6
Bevorderende factoren – ‘Uitkomsten enquête’ Eén ‘peiler’ van het afstudeerproject was het houden van een enquête onder voorgangers van de Protestantse kerk. Hierin werd onder andere gevraagd naar de bevorderende factoren van het missionaire werk op organisatorisch en cultureel gebied. Het onderzoek is uitgezet onder ongeveer 1500 voorgangers waarvan ongeveer 30% de enquête heeft beantwoordt. Graag wil ik opvallende uitkomsten met u delen. Bevorderende organisatorisch factoren 1) Beleidsplan Ten eerste wordt hier het hebben van een duidelijk beleidsplan genoemd. Hieronder verstaat men het hebben van een visie, een missie en een identiteit. Daarnaast verdient het aanbeveling om een trajectplan voor het missionaire werk op te zetten. Dit plan biedt structuur, samenhang en een duidelijke lijn binnen de missionaire activiteitenviii. 2) Vrijwilligers Vrijwilligers zijn onmisbaar. Er moet worden gebrainstormd, verantwoordelijkheden moeten worden verdeeld, er moet werk verzet worden. Opvallend in het onderzoek is, dat er grote behoefte blijkt te bestaan aan toerusting. Dat wordt als volgt omschreven: bewustwording van de missionaire noodzaak en leren hoe men getuige kan zijn. In lijn met de genoemde barrières is het belangrijk te bedenken dat de kerk voor de keus staat om prioriteiten te stellen. Waaraan willen wij de meeste tijd, energie en financiën besteden? 3) Vernieuwing Geënquêteerden lijken te beseffen dat de huidige manier van het missionair gemeente-zijn niet afdoende is. Vernieuwing lijkt noodzakelijk om andere doelgroepen aan te spreken en om verandering te bewerken. 4) Leiderschap De enquête spreekt over een leider die het vuur aanblaast en zo mensen inspireert en activeert. Een leider die een groep naar een doel kan leiden en e taken kan verdelen. Het is opvallend dat er nergens staat dat de leider al het werk moet doen. De leider kan juist vrijwilligers motiveren, inschakelen en begeleiden naar een gezamenlijk doel. Een leider herken je aan het feit dat hij volgelingen heeft! Geënquêteerden wezen erop dat organisatorische factoren belangrijk zijn, maar niet het hart vormen van de missionaire gemeente. Vervolgens werd er meerdere malen verwezen naar de drieslag die John Wimber als volgt verwoord: 1) Commitment to Christ, 2) Commitment to His Church 3) Commitment to His Cause Bevorderende culturele vormen Christenen staan in de wereld. Dat betekent onder andere dat wij in de omgang met niet-christenen te maken krijgen met culturele kenmerken. Het is van belang om van deze culturele kenmerken op de hoogte te zijn. Dit is goed te zien in de voorbereidingstijd van zendelingen naar een niet-westers land. Zij worden geschoold in de cultuur om op een juiste manier de mensen in deze cultuur te benaderen. Daarom zou ik eerst enkele culturele kenmerken willen beschrijven. Gevolgd door enkele handreikingen over hoe men met deze kenmerken om kan gaan.
Symposium 10 december 2008
Pagina |7 Culturele kenmerkenix: • Consumentisme: wie ik ben hangt af van wat ik koop • Keuzevrijheid: ik wil kunnen kiezen wat bij mij past • Wantrouwen: ik vertrouw gezag en mooie woorden pas als ze dat verdiend hebben • Belevingsgerichtheid: ik ervaar, dus ik besta • Openheid: ik sta open voor andermans ideeën en gedrag, zolang het mij niet schaadt • Relativisme: ik heb mijn eigen waarheid • Informatietijdperk: ik wil alle informatie snel tot mijn beschikking hebben • Beeldcultuur: ik bekijk liever iets, dan dat ik iets lees • Authenticiteit: ik moet echt zijn Enkele handreikingen 1) Netwerken Menig geënquêteerde wijst erop dat het leggen van contacten, het zogenoemde ‘netwerken’ helpt om te evangeliseren. Zo kan men een eetclub organiseren, een buurtbarbecue, een wandelclub of iets dergelijks. 2) Openheid In de gesprekken met mensen is het belangrijk om ‘open’ te zijn. Te denken valt aan ontmoeting, het delen van ervaringen, authentiek en transparant zijn. In deze gesprekken kan men laten zien wat het concreet betekent om christen te zijn. Met woorden maar ook in daden. 3) Presentie Present zijn is belangrijk. Men kan present zijn door hand en spandiensten te verlenen, door het opzetten van een voedselbank of door met een eigen thuiszorg voor de mensen klaar te staan. De antwoorden roepen op om betrokken te zijn op dat wat er in de plaats of buurt, waar de gemeente actief is, gebeurt. Op het gebied van culturele bevorderende factoren zijn enkele belangrijke opmerkingen te plaatsen. Ten eerste constateer ik een cultureel verschil tussen de wereld en de kerk die een onnodige drempel opwerpt. Zendelingen die bijvoorbeeld naar China gaan leren eerst de cultuur kennen. Dit stelt hen in staat om de inhoud van het Evangelie op een cultureel aansluitende manier te verkondigen. De ervaring leert dat dit een hoop verwarring voorkomt en veel barrières slecht. Bij missionair werk in de eigen omgeving lijkt men die culturele relevantie echter te verwaarlozen. Op welke manier kan de kerk aansluiting vinden met de seculiere cultuur om de inhoud van het Evangelie over te brengen en verwarringen en andere barrières te voorkomen? Genoemde vraag is een diepgaande vraag. Het kan vruchtbaar zijn om hier met enkele evangelisatie-ouderlingen over te brainstormen. In mijn afstudeerproject heb ik op blz. 67 & 68 concrete mogelijkheden aangegeven. Het boek ‘Aansluiting of kortsluiting’ kan ook worden geraadpleegd voor verdiepende informatiex. Ten tweede is het belangrijk onderscheid te maken tussen opgaan in de cultuur en meegaan met de cultuur. Voor het zijn van een ‘zoutend zout’ is het belangrijk aansluiting te hebben met de cultuur. Dit brengt de uitdaging met zich mee om enerzijds met de cultuur mee te gaan en anderzijds zich te onderscheiden. Met andere woorden: het zout moet niet in het zoutvaatje blijven zitten, maar moet ook zijn smaak niet verliezen. Het is duidelijk dat de positie van de kerk verandert. Het is belangrijk om deze veranderingen helder te krijgen. De Engelse theoloog Stuart Murray heeft hier onderzoek naar gedaan. Op 28 mei 2008 heeft hij op het congres van de Protestantse kerk, de IZB, het Evangelisch Werkverband en anderen
Symposium 10 december 2008
Pagina |8 in Utrecht gesproken over het tijdperk van het ‘post-Christendom’. Hieronder worden de belangrijkste veranderingen weergegeven. Murray definieert ‘Christendom’ als volgt: Het is een historisch tijdperk. Een beschaving die gevormd werd door het Christelijke verhaal. Een politieke regeling waar belangen van kerk en staat in meespeelden. De tijden zijn veranderd. Het christendom is geen ‘machtsfactor’ meer in de westerse wereld, maar een minderheidsgroepering. Hij noemt dat het ‘post-christendom tijdperk’. Het gaat hem er niet om dat er geen toekomst meer zou zijn voor het christelijk getuigenis en de christelijke gemeente, maar dat het christendom als ‘macht’ achterhaald is. Voor veel mensen zijn onze symbolen en gebouwen onbekend. Zij kennen ons verhaal niet en begrijpen onze (geloofs-)taal niet. Dit zal onze houding in de benadering van deze mensen, de maatschappij moeten veranderen. De belangrijkste veranderingen die de kerk zal meemaken zijn: o van het centrum naar de marge o van de meerderheid naar de minderheid o van gesettelden tot gasten, pelgrims o van privileges naar pluraliteit o van controle naar getuigen o van zelfonderhoud naar missie o van instituut naar beweging In deze veranderingen zijn een aantal spanningsvelden te bespeuren waarmee men in aanraking zal komen binnen het missionair gemeente-zijnxi. o belonging – believing Vroeger geloofde je en daarom behoorde je bij een groep, een kerk. Maar die volgorde is gewijzigd. Nu is er eerst het gevoel om bij een bepaalde groep te horen, waarna je ook hun geloof en waarden overneemt. Deze volgorde is belangrijk in onze cultuur waarin men het instituut en het gezag wantrouwt. Het is belangrijk om vertrouwensrelaties aan te gaan waarna de mogelijkheid kan ontstaan om het geloof te delen. Het gevolg is dat er in de kerk mensen kunnen zijn die er wel bij horen, maar niet geloven. De vraag dient zich aan hoe belonging groeit naar believing. o attractional – incarnational Omdat de kerk naar de rand van de samenleving wordt geduwd, is het belangrijk dat zij de samenleving weer intrekt. Het is interessant om Mat. 5:13-14 hierbij te lezen. Hoe incarneert het evangelie in de moderne samenleving? o culturally attuned – counter cultural Stuart Murray laat zien dat de hedendaagse cultuur lange tijd door de kerk is verkettert. Het is belangrijk om de cultuur te zien als aspect van de samenleving waar Gods Koninkrijk ook moet worden gevestigd. Er is in de kerk weinig ervaring met het overbrengen van het Evangelie in de hedendaagse Nederlandse cultuur. Dit, opmerkelijk genoeg, in tegenstelling tot de manier waarop zendelingen werken. Het stelt de kerk voor de uitdaging om kenmerken van de hedendaagse Nederlandse cultuur te gebruiken voor het overbrengen van het Evangelie.
Symposium 10 december 2008
Pagina |9
Mogelijkheden Nu we een aantal belangrijke (culturele) ontwikkelingen en bevorderende factoren hebben beschreven, kan gekeken worden naar concrete mogelijkheden voor het missionair gemeente-zijn. Nadat enkele kanttekeningen zijn geplaatst worden twee mogelijkheden behandelt: o ‘Kerkelijke kustvaart’ o ‘Als de moederkerk zwanger wordt’ Het is evident dat de huidige aanpak van het missionaire werk vanuit de kerk weinig vruchtbaar is. Echter mag dan niet worden geconcludeerd dat ‘de kerk’ hiermee is afgeschreven. Wel dient de vraag aan of de kerk zich kan herstellen uit haar ‘impasse’. Kan de kerk weer ‘aantrekkelijk’ worden? Hiermee is het interessant om te ontdekken wat ‘revitalisatie’ voor de kerk kan betekenen. Revitalisatie is het doelbewust werken aan de identiteit en cultuur van de gemeente, de structuur, middelen en leiding met het oog op een verhoging van de kwaliteit van de relaties die wezenlijk zijn voor een geloofsgemeenschap, met God, de omringende samenleving en elkaar. De bevorderende factoren of ‘pointers’ uit het onderzoek van Schwarz en ‘building bridges of hope’ helpen om hier gestalte aan te geven. Het is van belang te beseffen dat de spiritualiteit vanuit de maatschappij anders wordt beleefd, wordt vormgegeven dan vijftig jaar geleden. Zou de kerk kunnen revitaliseren om in haar context een brug te slaan met deze spiritualiteit, om de boodschap van het kruis over te brengen?
‘Kerkelijke kustvaart’ Het begrip kerkelijke kustvaart is niet negatief bedoeld, maar wil duidelijk maken, dat we met de huidige vormen van kerk-zijn een beperkte reikwijdte hebben bij het aanspreken van nieuwe groepen mensen. In de sociologie spreekt men over het feit, dat je ‘meer krijgt van wat je al hebt’. Een kerk met vooral oudere gemeenteleden zal moeite hebben om jongeren aan te trekken. Maar ze kan zeer aantrekkelijk zijn voor 50+ers. Vanuit de bestaande gemeenten zal de reikwijdte van het missionaire werk niet verder gaan dan ‘de kust van de kerk’. Waar moet u aan denken bij kerkelijke kustvaart? Aan mensen die een zekere band met de kerk hebben of hebben gehad. Bijvoorbeeld kerkverlaters of kinderen van wie de ouders naar de kerk gaan, maar die zichzelf niet meer verbonden weten met de kerk. Ook aan mensen die zich op cultureel gebied identificeren met de kerk maar het geestelijk/inhoudelijke niet delen. Het begrip wordt aan de hand van onderstaande afbeelding verder uitgewerkt.
Symposium 10 december 2008
P a g i n a | 10
In het midden vind u de kerk die symbool staat voor de bestaande gemeente. De eerste cirkel om de kerk geeft de reikwijdte van het missionair werk vanuit die gemeente aan. In de eerste cirkel om de kerk vind u enkele burgers. Wat betreft het ‘uiterlijk’ passen deze burgers aardig bij de gemeente. Omdat zij redelijk dicht bij de gemeente staan is het voor de gemeente mogelijk om deze mensen te bereiken met het Evangelie. Dit wordt kerkelijke kustvaart genoemd. Kerkelijke kustvaart gaat er vanuit dat het missionair werk een bepaalde actieradius heeft. Deze actieradius wordt voornamelijk bepaald door culturele kenmerken. U kunt denken aan de manier waarop er in de gemeente wordt gezongen. De mate waarin de ‘tale Kanaäns’ wordt gebruikt tijdens de dienst. De kleding van gemeenteleden. De gebruiken en symbolen binnen de kerkdienst. De sfeer in de kerk. De uitstraling en aankleding van de kerk. Naast culturele kenmerken is ook het netwerk van de gemeente(leden) belangrijk. Wanneer gemeenteleden een netwerk naast het kerkelijk netwerk hebben wordt de actieradius vergroot, maar het brengt ook problemen met zich mee. Het hebben van sociale netwerken buiten de kerk kunt u zien buiten de doorgetrokken cirkel en binnen de onderbroken cirkel. Hier ziet u twee mensen die met elkaar in gesprek zijn en een jongere met een hoofdtelefoon op. Stel dat u één van die twee mensen in gesprek bent. U bent in gesprek met een collega over het geloof. Hij houdt niet van een cantorij of orgelmuziek. Het kerkgebouw doet hem kil aan. Hij is wel eens in uw kerk geweest maar begrijpt niet goed waar de voorganger over preekt, noch de liturgie en bijbehorende rituelen. Toch toont hij interesse voor het geloof en geeft aan er meer over te willen weten. U nodigt hem uit voor de komende kerkdienst maar op basis van zijn ervaringen lijkt dit weinig vruchtbaar te zijn. Genoemd voorbeeld is geen fictief verhaal. Veel van mijn vrienden reageren op deze manier. Het is jammer dat de actieradius van de kerk hier eindigt door culturele barrières. De man kan worden uitgenodigd voor de Alpha-cursus maar de mogelijkheid dat hij uiteindelijk zal opgaan in de gemeente lijkt minimaal. Het einde van de kerkelijke actieradius is gelukkig niet het einde van het werk van de Geest. Ook hij kan tot een persoonlijke geloofsrelatie met Christus komen. Maar zal hij zich nu plotseling wel in de gemeente thuis voelen? Waarschijnlijk niet. Dan vormen de culturele kenmerken een barrière om mensen deel te laten zijn van de gemeente. Is de bestaande vorm van kerk-zijn hiermee gediskwalificeerd? Nee! Want voor een bepaalde groep en een brede rand daaromheen is de huidige vorm van kerk-zijn een authentieke manier van geloofsbeleving. Het is dus wel degelijk waardevol dat de kerk op gelijke voet kan doorgaan en toch ook mensen ‘voor de kust’ kan ‘oppikken’. Maar dit mag niet het einde van het bereik van het missionaire werk van de kerk betekenen. De kerk zal nieuwe wegen moeten zoeken om nieuwe groepen mensen op nieuwe manieren te bereiken met het evangelie.
‘Als de moederkerk zwanger wordt’ Het idee van het opstarten van ‘Protestantse Pioniers Plekken’ is door het Evangelisch Werkverband gelanceerdxii. Het idee is tot stand gekomen naar aanleiding van de waarneming dat er een sterke terugloop is in betrokkenheid van mensen bij de huidige gestalte van ons kerk-zijn. Er is een bezinning geweest op de oorzaken van deze terugloop. Het Evangelisch Werkverband stelt vast dat er aan de inhoudelijke boodschap van het Evangelie niet gesleuteld hoeft te worden. Het evangelie is en blijft een kracht van God tot behoud. Wel wordt opgemerkt dat de huidige generatie gelovigen vergrijst en er een zeer beperkte aanwas is van nieuwe gelovigen. Kijkend naar het geloof van Paulus hoeft men hier niet triest over te doen. Immers, wij zijn samen op weg van een ‘aardse tent’ naar een ‘eeuwig huis’. Maar waar is de volgende generatie die de geloofsfakkel van ons overneemt? Er is een
Symposium 10 december 2008
P a g i n a | 11 nieuwe generatie gelovigen nodig die de geloofsfakkel aanneemt en op haar manier gestalte geeft aan ‘de kerk van alle eeuwen’. Juist hier lijkt het fout te gaan in Nederland. In de huidige situatie ziet men twee zaken verkeerd gaan. Ten eerste is er een vruchteloos vasthouden van oude vormen. Cijfers ondersteunen dat jongeren zich steeds minder herkennen in deze oude vormen. Ten tweede is er een vruchteloos meegaan met de tijdgeest. Uit angst dat de boodschap ‘aanstootgevend’ zou kunnen zijn in deze tijd heeft de kerk haar boodschap dusdanig gerelativeerd dat deze boodschap haar kracht (als zoutend zout) verloren heeft. Een kerk die niet durft te geloven in haar eigen boek is gedoemd te sterven. Weliswaar is dit ietwat karikaturaal neergezet, maar het beeld zal helder zijn. De springende vraag die overblijft is: hoe kan de kerk nieuwe generaties en nieuwe groepen uit de samenleving op nieuwe wijze aanspreken met de oude boodschap van het evangelie? Hieruit ontspringt de droom: Hoe zou het zijn als iedere (wijk-) gemeente in Nederland de uitdaging aangaat om zwanger te worden van nieuwe visie, de durf heeft om nieuwe stappen te zetten en de moed heeft om dochtergemeenten ter wereld te brengen, die het misschien anders doen dan zij gewend zijn, maar die toch van harte ondersteund en gezegend worden vanuit de moedergemeente! Hoe zou het zijn als gemeenteleden, die geloof en visie hebben voor een nieuwe zoektocht de ruimte en de steun krijgen van de moedergemeente om op avontuur te gaan. Langs nieuwe wegen mogen zoeken naar de mogelijkheid om de boodschap van Christus te communiceren naar nieuwe groepen mensen, die vandaag nog niet bereikt worden met het evangelie en zich niet betrokken weten bij de kerk. De moedergemeente wordt zwanger en baart een dochtergemeente. Zo kan zij de geloofsfakkel doorgeven en kan de kerk van alle eeuwen in een nieuw tijdperk vormgegeven worden. Het vernieuwende en krachtige aan dit idee is dat de moedergemeente de dochtergemeente niet loslaat, maar dat zij juist diep verbonden zijn met elkaar, omdat de dochterkerk voortkomt uit de moederkerk en door haar wordt ondersteund. Laten we van hier uit nog even terugdenken aan de ‘actieradius’ van de kerk, die voornamelijk wordt bepaald door culturele kenmerken. Wanneer de dochtergemeente op haar manier de kerk kan vormgeven, op een manier die aansluit bij de hedendaagse Nederlandse cultuur, wordt de actieradius geweldig vergroot. Naast de bestaande vorm van kerk-zijn ontwikkelen zich hele nieuwe vormen. Hoe zou het zijn als u dan in gesprek komt met een collega die interesse heeft voor het geloof. Zou hij meegaan naar de dochtergemeente?
i
R. Brouwer K. de Groot, H. de Roest, E. Sengers & S. Stoppels Levend lichaam - praktische ecclesiologie [Boek]. - Kampen : Kok, 2007. - p. 280. - ISBN 9 789043 513623.
ii
Zie
iv
iii
Zie
vii
iv
Zie
xiii
Symposium 10 december 2008
P a g i n a | 12
v
Bron: SCP: Godsdienstige veranderingen, http://www.scp.nl/boeken/9037702597.shtml, blz. 53
vi
Roest H. de En de wind steekt op! [Boek]. - Zoetermeer : Boekencentrum, 2005. - p. 246. - ISBN 9789021140803. vii
Voor verdere studie verwijs ik naar Schwarz C. De praktijk van natuurlijke gemeenteontwikkeling [Boek] = ISBN: 9789060677131. - Hoornaar : Gideon, 1997. - p. 239 viii
Voor verdere informatie kunt u bladzijde 90 van het afstudeerproject raadplegen. De bron is onderstaand boek, Missionair is mogelijk.
ix
Bron: J. de Groot N. de Jong en A. Markus Missionair is mogelijk [Boek]. - Zoetermeer : Boekencentrum, 2007. - p. 132. - ISBN 9789023921431. x
Moynagh Michael Aansluiting of kortsluiting? [Boek] = Visie voor de kerk in een veranderende samenleving. Amsterdam : Ark Boeken, 2002. - p. 218. - ISBN: 90 338 1809 4. xi
Deze lijst is niet compleet. Een overzichtelijke uitwerking van Murray is te vinden op: http://topshare.che.nl/downloadattachment/216580/153735/verslag%20symposium%20church%20after%20c hristendom%20met%20stuart%20murray.pdf
xii
Voor een uitgebreide uiteenzetting van dit idee verwijs ik naar: Eschbach ds. H. Als de moederkerk zwanger wordt [Boek]. - Terschuur : [sn], september 2008. - p. 36.
Symposium 10 december 2008