Het aanbod aan draagvlakversterking voor ontwikkelingssamenwerking in België Analyse van de verleners en ontvangers van subsidies en hun activiteiten en doelgroepen
Tom De Bruyn
HET AANBOD AAN DRAAGVLAKVERSTERKING VOOR ONTWIKKELINGSSAMENWERKING IN BELGIË Analyse van de verleners en ontvangers van subsidies en hun activiteiten en doelgroepen Tom De Bruyn Projectleiding: Jan Van Ongevalle
Onderzoek in opdracht van DGD en VLIR-UOS
Gepubliceerd door KU Leuven HIVA - Onderzoeksinstituut voor Arbeid en Samenleving Parkstraat 47 bus 5300, BE 3000 Leuven www.hiva.be D/2012/4718/2
– ISBN 9789055504879
© 2012 HIVA-KU Leuven Niets uit deze uitgave mag worden verveelvuldigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotocopie, microfilm of op welke andere wijze ook, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. No part of this book may be reproduced in any form, by mimeograph, film or any other means, without permission in writing from the publisher.
Inhoud
Lijst afkortingen
7
Lijst tabellen
9
Lijst figuren
11
1 | Inleiding
15
1.1
15 15 15
17 17 18 18 23 25
2 | Budgetten en subsidieverleners
27
2.1 2.2
27 29 30 32 34 34 35 35 39 40
2.3 2.4
Totaalbudget Directoraat Generaal Ontwikkelingssamenwerking 2.2.1 D3 Niet-gouvernementele programma’s 2.2.2 D5 Sensibiliseringsprogramma’s 2.2.3 D2.2 Belgisch Fonds voor Voedselzekerheid Federale overheidsdiensten Regionale overheid 2.4.1 Vlaamse Agentschap voor Internationale Samenwerking 2.4.2 Wallonie-Bruxelles International 2.4.3 Duitstalige Gemeenschap
Inhoud
16
5
1.2 1.3
Algemene doelstelling en onderzoeksactiviteiten 1.1.1 Aanleiding 1.1.2 Doelstelling en onderzoeksactiviteiten 1.1.3 Eerste onderzoeksactiviteit: identificatie innovatieve praktijken 1.1.4 Tweede en derde onderzoeksactiviteiten: mapping vraag en aanbod en doelgroepen Opbouw van het rapport Methodologie 1.3.1 Methodologische uitdagingen 1.3.2 Identificatie van organisaties via subsidieverleners 1.3.3 Identificatie van activiteiten en doelgroepen bij belangrijkste initiatiefnemers
2.5 2.6 2.7
47
3.1
47 47 48 50 51 52 52 53 53 55
3.4 3.5 3.6 3.7
NGO’s 3.1.1 Wetgevend kader 3.1.2 Belangrijkste organisaties Vzw’s of de particuliere vierde pijler Gemeenten 3.3.1 Universitaire en wetenschappelijke instellingen Scholen en onderwijzend personeel Werknemersorganisaties Cultuur en media Conclusie
4 | Draagvlakversterkende activiteiten
57
4.1 4.2
57 59 59 60 72 73
4.3
Typologie draagvlakversterkende activiteiten Organisatie van draagvlakversterkende activiteiten 4.2.1 Eigen activiteiten van subsidieverleners 4.2.2 Activiteiten van NGO’s 4.2.3 Onderwerpen van NGO’s Conclusie
5 | Doelgroepen
75
5.1 5.2
75 80 80 82 84 84 84 85 85 85
5.3 Inhoud
40 42 44
3 | Gesubsidieerde organisaties
3.2 3.3
6
Provincies Gemeenten Conclusie
Algemene analyse NGO’s Analyse per doelgroep 5.2.1 Onderwijs en jongeren 5.2.2 Beleidsverantwoordelijken en overheid 5.2.3 NGO’s, vierde pijler, middenveld en vakbonden 5.2.4 Vrijwilligers en medewerkers organisatie 5.2.5 Groot publiek en achterban 5.2.6 Media en opiniemakers 5.2.7 Bedrijven Conclusie
6 | Afstemmingsinitiatieven
87
7 | Conclusie
91
7.1 7.2
91 92 92 92 93 93 94 94 94 94 94
7.3
Inleiding Belangrijkste bevindingen 7.2.1 Terminologie 7.2.2 Subsidieverleners 7.2.3 Aanbieders 7.2.4 Activiteiten en doelgroepen Aanbevelingen en verdere stappen 7.3.1 Meer overleg en afstemming tussen subsidieverleners 7.3.2 Eenduidige terminologie 7.3.3 Effectiviteit meten 7.3.4 Niet bereikte doelgroepen identificeren en bevragen
BFVZ BOF BSO BTC BUSO CADTM CASIW CIUF-CUD CNCD DGD EF FOD FOS HIVA IFSI IIAV IPIS ITG KLB/ALC KMMA MDG N.N.G. OWW POC SFDW-FSTM
Beweging voor Internationale Solidariteit Belgisch Fonds voor Voedselzekerheid Belgisch Overlevingsfonds Beroepssecundair onderwijs Belgische Technische Coöperatie Buitengewoon secundair onderwijs Comité pour l’annulation de la dette du Tiers Monde Cellule d’Appui pour la Solidarité internationale wallonne Conseil interuniversitaire de la Communauté française - Commission universitaire pour le Développement Centre national de Coopération au Développement Directorate General for Development Entraide et Fraternité Federale Overheidsdienst Fonds voor Ontwikkelingssamenwerking Onderzoeksinstituut voor Arbeid en Samenleving Institut de Formation syndicale internationale Instituut voor Internationale Arbeidsvorming International Peace Information Service Instituut voor Tropische Geneeskunde Kleur Bekennen/Annoncer la Couleur Koninklijk Museum voor Midden Afrika Millennium Development Goals Niet nader gespecifieerd Oxfam wereldwinkels Paritair Overlegcomité Steunfonds Derde Wereld - Fonds de Soutien Tiers Monde
7
BIS
Lijst afkortingen
Lijst afkortingen
TSO UVCW VAIS VLIR-UOS VODO VVSG WBI W.G.
8
Lijst afkortingen
WSM
Technisch secundair onderwijs Union des Villes et des Communes de Wallonie Vlaams Agentschap voor Internationale Samenwerking Vlaamse Interuniversitaire Raad - Universitaire Ontwikkelingssamenwerking Vlaams Overleg Duurzame Ontwikkeling Vlaamse Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten Wallonie-Bruxelles International Wel gespecifieerd Wereldsolidariteit - Solidarité mondiale
Lijst tabellen
Tabel 1.1
Overzichtstudies van draagvlakinitiatieven in België
Tabel 2.1
Budget activiteiten Kleur Bekennen/Annoncer la Couleur per provincie en het Brussels Gewest voor 2009
Tabel 2.2
37
Begunstigde organisaties van VAIS voor loonsubsidiëring, naar aandeel in % van het totaalbudget 2009
Tabel 3.1
34
Begunstigde organisaties van subsidies ontwikkelingseducatie VAIS 2007-2009 met aandeel in totaal budget
Tabel 2.3
21
38
Particuliere vierde pijlerorganisaties en andere vzw’s die in totaal meer dan 10 000 euro ontvingen tussen 2007-2009 voor draagvlakversterking van diverse overheden universitaire instellingen voor periode 2007-2009
52
Door DGD D5 gesubsidieerde culturele organisaties, media en festivals voor periode 2007-2009
54
Tabel 3.4
Actoren die draagvlakversterkende initiatieven verschaffen
56
Tabel 4.1
Eigen initiatieven van overheden met betrekking tot vierde pijler
Tabel 4.2
60
Lijst tabellen
Tabel 3.3
51
Door DGD D3.2 gesubsidieerde wetenschappelijke en
Aandeel van organisaties dat zich richt op type van actiedoelstelling (in %)
61
9
Tabel 3.2
Lijst figuren
Figuur 2.1
Uitgaven draagvlakversterking per budgethouder 2007-2009 (in miljoen euro)
Figuur 2.2
miljoen euro) Figuur 2.3
36
Uitgaven voor draagvlakversterking WBI2007-2009 (in 1000 euro) volgens cijfers van het WBI en die van DGD
Figuur 3.1
33
Uitgaven voor draagvlakversterking VAIS 2007-2009 (in 1000 euro)
Figuur 2.5
30
Uitgaven draagvlakversterking voor D5 2007-2009 (in 1000 euro)
Figuur 2.4
28
Uitgaven draagvlakversterking per dienst DGD 2007-2009 (in
40
Aangevraagd budget bij DGD voor Belgische NGO’s (incl. grootste budgetten)
49
Figuur 4.1
Aandeel van organisaties volgens aantal actiedoelstellingen
61
Figuur 4.2
Types van actiedoelstellingen volgens aantal en budgetverdeling
Figuur 4.3
62
Specifieke activiteiten naar aandeel in het budget en naar
Lijst figuren
20% eigen middelen) voor 2011-2013 in euro (enkel de 25
11
aandeel in het totaal aantal activiteiten van de driejarenprogramma’s van de door DGD gesubsidieerde NGO’s voor het jaar 2011 Figuur 4.4
63
Informatievoorzieningsactiviteiten naar aandeel in het budget en naar aandeel in het totaal aantal informatievoorzieningsactiviteiten van de driejarenprogramma’s van de door DGD gesubsidieerde NGO’s voor het jaar 2011
Figuur 4.5
Sensibiliseringactiviteiten naar aandeel in het budget en naar aandeel in het totaal aantal sensibiliseringsactiviteiten van de
64
driejarenprogramma’s van de door DGD gesubsidieerde NGO’s voor het jaar 2011 Figuur 4.6
65
Educatieactiviteiten naar aandeel in het budget en naar aandeel in het totaal aantal educatieactiviteiten van de driejarenprogramma’s van de door DGD gesubsidieerde NGO’s voor het jaar 2011
Figuur 4.7
66
Mobiliseringactiviteiten naar aandeel in het budget en naar aandeel in het totaal aantal mobiliseringsactiviteiten van de driejarenprogramma’s van de door DGD gesubsidieerde NGO’s voor het jaar 2011
Figuur 4.8
67
Lobby/advocacyactiviteiten naar aandeel in het budget en naar aandeel in het totaal aantal lobby/advocacyactiviteiten van de driejarenprogramma’s van de door DGD gesubsidieerde NGO’s voor het jaar 2011
Figuur 4.9
68
Onderzoeksactiviteiten naar aandeel in het budget en naar aandeel in het totaal aantal onderzoeksactiviteiten van de driejarenprogramma’s van de door DGD gesubsidieerde NGO’s voor het jaar 2011
Figuur 4.10
69
Netwerkingsactiviteiten naar aandeel in het budget en naar aandeel in het totaal aantal netwerkingsactiviteiten van de driejarenprogramma’s van de door DGD gesubsidieerde NGO’s voor het jaar 2011
Figuur 4.11
70
Capaciteitsversterkingsactiviteiten naar aandeel in het budget en naar aandeel in het totaal aantal versterkingsactiviteiten van de driejarenprogramma’s van de door DGD gesubsidieerde NGO’s voor het jaar 2011
Figuur 4.12
71
Thema volgens aantal keer als onderwerp van activiteit
Lijst figuren
vermeld in de driejarenprogramma’s van de door DGD gesubsidieerde NGO’s voor het jaar 2011 Figuur 5.1
72
Aandeel van NGO’s en activiteiten dat zich op bepaalde doelgroep richt (in % ten opzichte van totaal aantal NGO’s enkel top 20 weergegeven – en totaal aantal activiteiten)
12
vermeld in de driejarenprogramma’s van de door DGD gesubsidieerde NGO’s voor het jaar 2011 Figuur 5.2
76
Verdeling van budget over doelgroepen vermeld in de driejarenprogramma’s van de door DGD gesubsidieerde NGO’s voor het jaar 2011
Figuur 5.3
Aandeel van type actiedoelstellingen dat zich op bepaalde doelgroep richt (in % ten opzichte van totaal actiedoelstellingen voor die doelgroep) vermeld in de
77
driejarenprogramma’s van de door DGD gesubsidieerde NGO’s voor het jaar 2011 (1) Figuur 5.4
78
Aandeel van type activiteiten dat zich op bepaalde doelgroep richt (in % ten opzichte van totaal per type activiteit vermeld in de driejarenprogramma’s van de door DGD gesubsidieerde NGO’s voor het jaar 2011) (2)
Figuur 5.5
79
Verdeling van budget binnen doelgroep onderwijs vermeld in de driejarenprogramma’s van de door DGD gesubsidieerde NGO’s voor het jaar 2011
Figuur 5.6
80
Verdeling van budget binnen doelgroep jongeren vermeld in de driejarenprogramma’s van de door DGD gesubsidieerde NGO’s voor het jaar 2011
Figuur 5.7
81
Verdeling van budget binnen doelgroep beleidsverantwoordelijken vermeld in de driejarenprogramma’s van de door DGD gesubsidieerde NGO’s voor het jaar 2011
Figuur 5.8
82
Verdeling van budget binnen doelgroep overheid vermeld in de driejarenprogramma’s van de door DGD gesubsidieerde NGO’s voor het jaar 2011 Verdeling van budget binnen doelgroep NGO vermeld in de driejarenprogramma’s van de door DGD gesubsidieerde 84
Lijst figuren
NGO’s voor het jaar 2011
13
Figuur 5.9
83
1 | Inleiding
1.1.1
Algemene doelstelling en onderzoeksactiviteiten
Aanleiding
15
In België trachten tal van verschillende actoren het draagvlak voor ontwikkelingssamenwerking te versterken. De federale overheid alleen al maakt jaarlijks bijvoorbeeld een bedrag van om en bij de 25 miljoen euro vrij om (delen van) de bevolking te informeren, te sensibiliseren en te mobiliseren voor het thema. Alhoewel er een aantal initiatieven bestaan die het aanbod aan draagvlakversterkende initiatieven gedeeltelijk in kaart brengen of hebben gebracht, ontbreekt het aan een algemeen overzicht van wie de belangrijkste actoren zijn die dergelijke activiteiten ontplooien of financieren, de meest voorkomende doelgroepen van deze activiteiten alsook de aard van de activiteiten. Naast het aanbod, is tevens de vraag naar draagvlakversterking over het algemeen weinig gekend (enkele specifieke doelgroepen daargelaten). Om een effectiever beleid rond draagvlakversterking op te stellen is het dan ook noodzakelijk om een beter beeld te krijgen van de vraag en het aanbod aan draagvlakversterkende actoren en activiteiten, evenals hun doelgroepen. Dit is de uitdaging van dit luik van het PULSE onderzoeksplatform.1
hoofdstuk 1 | Inleiding
1.1
1.1.2
Doelstelling en onderzoeksactiviteiten
De algemene doelstelling van het luik vraag en aanbod van het PULSE onderzoeksplatform luidt als volgt: Een systematische mapping van de educatieve- en sensibiliseringsactiviteiten en het respectievelijke doelgroepbereik van de verschillende ontwikkelingssamenwerkings- en andere actoren in 1
Voor meer informatie over het PULSE onderzoeksplatform,incl. de andere onderzoeksluiken, zie www.pulseoplatform.com.
België, levert inzichten in de aanbodzijde en de vraagzijde voor draagvlakversterking in België met het oog op een betere afstemming tussen beiden. Meer specifiek valt dit uiteen in de volgende onderzoeksactiviteiten: 1. overzicht bestaande innovatieve praktijken in draagvlakversterking via bevraging in binnen- en buitenland; 2. mapping van de actoren en types draagvlakversterkende activiteiten via rechtstreekse bevraging of via bestaande bronnen, inventarissen; 3. analyse van bereikte/niet-bereikte doelgroepen (blinde vlekken in aanbod); 4. kwalitatieve bevraging van niet-bereikte doelgroepen over hun verwachtingen met betrekking tot ontwikkelingssamenwerking; 5. identificatie van alternatieve methoden om verschillende doelgroepen te bereiken.
16
hoofdstuk 1 | Inleiding
1.1.3
Eerste onderzoeksactiviteit: identificatie innovatieve praktijken
Voor de eerste onderzoeksactiviteit hebben we een reeks specialisten uit de academische, civiele en overheidswereld bevraagd in binnen- en buitenland, alsook bestaande literatuur doorgenomen. Dit leidde tot een eerste typologie van draagvlakversterkende initiatieven, waarin specifieke aandacht werd besteed aan initiatieven die door de respondenten als vernieuwend of veelbelovend werden beschouwd. Tevens werd een inschatting gemaakt van bereikte en niet-bereikte doelgroepen en gekende afstemmingsinitiatieven. Daarnaast identificeerden we een aantal uitdagingen voor de toekomst. Het werkdocument ‘Draagvlakversterking: innovatieve praktijken, doelgroepenbereik, afstemming tussen vraag en aanbod’ uit februari 20102 is de weerslag van deze studie. De analyse confronteerde ons met twee grote problemen. Ten eerste met de moeilijkheid om innovatieve praktijken te identificeren zonder een goed begrip te hebben van het bestaande aanbod. Alhoewel er veel initiatieven worden genomen op het vlak van draagvlakversterking, zijn er slechts weinig actoren in België en het buitenland die een overzicht hebben over wat de huidige stand van zaken is. In de oorspronkelijke opzet van het onderzoek gingen we er immers van uit dat vernieuwende methoden makkelijk te identificeren waren, omdat de gemeenschap van draagvlakactoren hier inzicht in had. Zoals we verder in deze inleiding zullen zien, maakt de vaagheid van het begrip ‘draagvlakversterking’, de veelheid aan actoren en de beperkte overzichten van het aanbod en de vraag dat dit niet zo is. Ten tweede konden innovatieve praktijken moeilijk worden geïdentificeerd, omdat er weinig geweten is over de effectiviteit van de bestaande initiatieven. Een 2
Zie De Bruyn T. (2010), Draagvlakversterking: innovatieve praktijken, doelgroepenbereik, afstemming tussen vraag en aanbod, PULSE, HIVA-KU Leuven, Leuven, te vinden op de website www.pulse-oplatform.com.
innovatieve en succesvolle praktijk dient immers te hebben bewezen dat ze inderdaad minstens haar doelgroep heeft bereikt en mogelijk ook een effect heeft gehad op deze doelgroep. Effectiviteitsmeting blijkt net de grote hinderpaal te zijn in draagvlakversterking. Dit is zeker geen typisch fenomeen voor België, maar geldt ook in het buitenland. We verwijzen hiervoor bijvoorbeeld naar de Nederlandse beleidsdiscussie over draagvlak voor internationale samenwerking.3
Dit rapport behelst de tweede en derde onderzoeksactiviteiten. Het bouwt ten dele verder op de informatie verworven tijdens de eerste onderzoeksactiviteit. De doelstelling is om een mapping te maken van bestaande draagvlakversterkende actoren, initiatieven en bereikte en niet-bereikte doelgroepen in België. Oorspronkelijk dachten we dat dit een vrij voor de hand liggende oefening ging zijn, maar in het proces werden we geconfronteerd met een reeks methodologische uitdagingen, die verder worden beschreven. Om een antwoord te formuleren op de onderzoeksvragen, hebben we twee opeenvolgende onderzoeken uitgevoerd: (1) een analyse van de subsidieverleners en de identificatie van belangrijkste ontvangers van subsidies voor draagvlakversterkende initiatieven; (2) een analyse van de activiteiten en doelgroepen van de belangrijkste ontvangers van subsidies (die uit het eerste onderzoek naar voor kwamen). Dit rapport geeft de bevindingen weer van deze onderzoeken. Het zal dienen als basismateriaal voor de twee volgende onderzoeksactiviteiten: de mapping van actoren en activiteiten enerzijds en de analyse van doelgroepen anderzijds (zie §1.1.2).
1.2
Opbouw van het rapport
In de rest van dit inleidende hoofdstuk beschrijven we de methodologische uitdagingen aan het begin van het onderzoek, de gevolgde methodologie en haar beperkingen. Hoofdstuk 2 somt de overheidsinstanties die draagvlakversterkende initiatieven subsidiëren en beschikbare budgetten. In hoofdstuk 3 gaan we dieper in op de actoren die draagvlakversterkende activiteiten ondernemen en gesubsidieerd worden door de overheid. Hoofdstuk 4 handelt over de aard van de belangrijkste draagvlakversterkende activiteiten en hoofdstuk 5 over de doelgroepen van deze activiteiten. In het zesde hoofdstuk vermelden we de initiatieven om het aanbod 3
Zie bijvoorbeeld Schulpen L. (2009), ‘Zin en onzin van draagvlak: de discussie in Nederland’, presentatie tijdens de opening van het PULSE onderzoeksplatform, Brussel, 27 november, 2011, te vinden op de website www.pulse-oplatform.com.
hoofdstuk 1 | Inleiding
Tweede en derde onderzoeksactiviteiten: mapping vraag en aanbod en doelgroepen
17
1.1.4
op de vraag af te stemmen. Afsluiten doen we met een zevende hoofdstuk waarin we de belangrijkste trends en conclusies uit de andere hoofdstukken opsommen en aanbevelingen maken.
1.3
Methodologie
1.3.1 1.3.1.1
Methodologische uitdagingen Het concept draagvlak voor ontwikkelingssamenwerking
18
hoofdstuk 1 | Inleiding
‘Draagvlak voor ontwikkelingssamenwerking’ is een zeer ruim en multiinterpreteerbaar begrip. Het is een vlag die een zeer uiteenlopende lading dekt. Dit maakt het dan ook zeer moeilijk om te bepalen wat al dan niet onder draagvlakversterking valt. In het PULSE-onderzoek wordt draagvlak gedefinieerd als ‘de al dan niet door kennis gedragen houding en actie ten aanzien van een bepaald onderwerp’.4 Draagvlakversterkende activiteiten doelen bijgevolg op initiatieven die de houding en het engagement ten aanzien van een onderwerp positief beïnvloeden. Er bestaat echter geen consensus over deze definitie. Uit een bevraging bij relevante actoren kwam dit ook tot uiting. Eén actor vermeldde dit treffend: ‘Jouw vragen hebben wat interne discussie te weeg gebracht, vandaar de vertraging. Het was eigenlijk wel een goede oefening want de interpretaties over wat er juist onder draagvlakversterking valt verschillen’. We lichten er drie belangrijke discussiepunten uit: - het onderwerp van draagvlakversterking: Is dit ontwikkelingssamenwerking, duurzame ontwikkeling, Noord-Zuid problematiek, of spreekt men eerder of wereldburgerschap, of kortweg burgerschap? En hoe definieert men deze termen? Subsidies die in het kader van het cultuur- of natuurbeleid worden uitgereikt maar die ook een Noord-Zuid component hebben, worden door sommigen niet tot draagvlakversterking voor ontwikkelingssamenwerking gerekend, terwijl andere actoren dit expliciet wel vermelden; - het doel van draagvlakversterking: behoort het aanzetten van doelgroepen tot het onderschrijven en steunen van een bepaalde visie op ontwikkelingssamenwerking tot draagvlakversterking (campagne voeren), of behoort het in vraag stellen en aanzetten tot het kritisch nadenken over ontwikkelingssamenwerking in het algemeen ook tot draagvlakversterking; - de activiteiten (of inhoud) van draagvlakversterking: wat behoort tot draagvlakversterking en hoe kan men het draagvlak versterken? Uit de bevraging kwam 4
Zie www.pulse-oplatform.com.
bijvoorbeeld de discussie naar voor of het financieel steunen, adviseren of vormen van actoren die zelf projecten uitvoeren of ondersteunen in het Zuiden (bijvoorbeeld de vierde pijler), ten einde hun Zuidelijke werking doeltreffender te maken, wel dan niet tot draagvlakversterking behoort. Sommigen rekenen dit hier niet toe (en nemen dit dan ook niet op in het Noordwerkingsbudget) en argumenteren dat dit enkel tot Zuidwerking behoort. Anderen zien het dan weer wel als een vorm van draagvlakversterking voor ontwikkelingssamenwerking; - een internationale vergelijking wordt bovendien bemoeilijkt door de afwezigheid van ingeburgerde equivalente termen in bijvoorbeeld het Engels of het Frans (cf. l’augmentation de l’assise sociétale). De discussie over draagvlak voor ontwikkelingssamenwerking is immers kenmerkend voor Nederland en Vlaanderen. Alhoewel de vlag niet geheel dezelfde lading dekt, komen draagvlakversterkende activiteiten vooral aan bod in de literatuur en praktijk over Development Education and Awareness Raising of Raising Public Support for Development en Education au développement.
19
hoofdstuk 1 | Inleiding
Ook tussen het internationaal meer gebruikte ontwikkelingseducatie en de term draagvlakversterking is er veel verwarring. Volgens sommigen behoort ontwikkelingseducatie tot draagvlakversterking, terwijl anderen (vooral in Franstalig België) het in het verleden hanteerden als synoniem. Alhoewel er ook over ontwikkelingseducatie veel discussie bestaat,5 is er binnen de overheid en de NGO-wereld hier recentelijk wel een consensus over:6
5
6
Zie Daens L., Van Ongevalle J. & De Bruyn T. (2011), Hedendaagse kwesties en uitdagingen rond ontwikkelingseducatie en mondiale vorming in kaart gebracht. Een doorlichting van vijftien recente studies omtrent mondiale vorming en ontwikkelingseducatie, HIVA-KU Leuven, Leuven. 11.11.11, CNCD, Coprogram, Acodev en BTC (2011), Ontwikkelingseducatie. Begrippen en concepten, FOD Buitenlandse Zaken, Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, Brussel.
20
hoofdstuk 1 | Inleiding
Ontwikkelingseducatie maakt deel uit van educatie tot wereldburgerschap. Het algemene doel hiervan is bij te dragen tot een meer rechtvaardige en solidaire wereld gebaseerd op democratische waarden. Bij ontwikkelingseducatie staan de Noord-Zuidrelaties centraal. In een context van onderlinge onafhankelijkheid tussen globale vraagstukken en het dagelijks leven van individuen en gemeenschappen, zet ontwikkelingseducatie processen op die tot doel hebben: een globaal inzicht in de internationale problematiek en de ontwikkelingsproblematiek te bevorderen en kritische meningsvorming te stimuleren; een verandering van waarden, attitudes en gedrag teweeg te brengen zowel op individueel als op collectief vlak; de actieve uitoefening van rechten en plichten op lokaal en globaal niveau aan te moedigen. Om te komen tot een meer rechtvaardige en solidaire wereld. Deze processen steunen op een coherente en onderling afgestemde strategie die verschillende aanpakken omvat: sensibilisering van burgers en gemeenschappen voor de ontwikkelingsproblematiek en voor de uitdagingen van de Noord-Zuidverhoudingen; bewustmaking van burgers en gemeenschappen van de onderlinge afhankelijkheid tussen ‘Noord’ en ‘Zuid’; het engagement van burgers en gemeenschappen in persoonlijke of collectieve acties ten voordele van een duurzaam en rechtvaardig ontwikkelingsmodel; mobilisatie van de burgers en gemeenschappen om te komen tot meer rechtvaardige en meer solidaire beleidskeuzes op lokaal, nationaal en internationaal vlak.
De terminologiediscussie wordt nog complexer omdat in de Belgische ontwikkelingsssamenwerking de in het buitenland zowat onbekende term Noordwerking7 gehanteerd om alle activiteiten aan te duiden die gericht zijn op een publiek in het eigen land. Zuidwerking omvat alle activiteiten die op het Zuiden gericht zijn (incl. administratieve, logistieke en werkingskosten die men in het Noorden maakt om de zuidelijke interventie te kunnen uitvoeren). Zowat elke erkende ontwikkelingsorganisatie deelt haar activiteiten dan ook in in een Zuid- en Noordwerking. Ook subsidielijnen volgen deze logica. Om er zeker van te zijn dat we alle activiteiten die binnen elke interpretatie van draagvlakversterking kunnen vallen, hebben we ons in onze gegevensverzameling geconcentreerd op de in België veel gebruikte term Noordwerking. 1.3.1.2
Gebrek aan overzicht
Er is vooralsnog geen algemeen overzicht van het aanbod aan draagvlakversterkende initiatieven in België. Er zijn wel een aantal pogingen geweest om een zicht te hebben op een deel van het aanbod. De volgende tabel lijst de belangrijkste pogingen van de laatste jaren op.
7
Het ‘Noorden’ wordt hier voornamelijk gelijkgesteld met het eigen land. Soms slaat het echter ook op activiteiten in het eigen land en in andere donorlanden.
Overzichtstudies van draagvlakinitiatieven in België
Opdrachtgever Europese Commissie
Jaartal 2010
Beschrijving Deze studie was in opdracht van de Europese Commissie en geeft een zeer summier en onvolledig overzicht van wat er in België gebeurt. De nadruk ligt dan ook op een Europese vergelijking. Geeft een overzicht van de Noodwerking gericht op verschillende doelgroepen van 17 Nederlandstalige NGO’s.
Noordwerking van de Coprogram Noord-Zuidbeweging, ontwikkelingseducatie in een strategisch perspectief Geen titel Coprogram
2005
Vooronderzoek impactstudie competenties Wereldburgerschap
Coprogram
2009
Concepts, méthodologies et critères de l’éducation au développement en Communauté française9 Liste des ONG membres d’ACODEV actives en ED10 Liste des ONG membres d’ACODEV organisant des séjours de formation dans le Sud11 La solidarité internationale en classe. Propositions d’outils de 15 ONG belges12
Acodev
2006
ACODEV
2009
Overzicht van de NGO’s die rond ontwikkelingseducatie
ACODEV
2010
Overzicht van inleefreizen en dergelijke
Meerdere auteurs
2010
Overzicht van instrumenten gebruikt voor opvoeding tot wereldburgerschap
2010
Overzicht van de Noordwerking van de Vlaamse NGO’s op basis van het bij GDG ingediende programma voor de periode 2011-2013 Geeft een overzicht van de aanpak met betrekking tot wereldburgerschap bij 15 Nederlandstalige NGO’s. Dit overzicht dient als basis voor een grotere impactstudie. En is beperkt in bereik. Geeft en overzicht van initiatieven in Franstalig België.
Deze studies zijn evenwel een momentopname, terwijl de sector voortdurend in beweging is. Er zijn wel overzichten van actoren te vinden op de websites van specifieke organisaties of initiatieven, zoals Kleur Bekennen/Annoncer la Couleur. In hoofdstuk 6 sommen we de belangrijkste initiatieven op in België.
8 9
https://webgate.ec.europa.eu/fpfis/mwikis/aidco/index.php/DEAR_Final_report. Drion C., Jadot C., Crèvecoeur P., Miguel Sierra A. & Oyatambwe D.W. (2006), Concepts, méthdologies et critères de l’éducation au développement en Communauté française, CWBCI, Bruxelles. 10 http://www.acodev.be/IMG/xls/Liste_ONG_actives_en_ED_membres_ACODEV-22-09-2009.xls. 11 http://www.acodev.be/IMG/pdf/10ml-ListeONGimmersion-2-3.pdf. 12 http://www.acodev.be/IMG/pdf/catal_EDU_2010.pdf.
hoofdstuk 1 | Inleiding
Naam document Study on the experience and actions of the main European actors active in the field of DEAR8
21
Tabel 1.1
Ook deze studie is een momentopname, en zal dus per definitie na verloop van tijd gedateerd zijn. 1.3.1.3
Diversiteit en veelheid aan actoren
De uitgebreidheid en de diversiteit aan actoren die draagvlakversterkende initiatieven ondernemen bemoeilijkt daarenboven het maken van een overzicht. Vaak ondernemen deze actoren dan ook nog eens verschillende acties, die niet steeds makkelijk te omlijnen zijn. In een ideale onderzoekswereld, zouden we van elke gekende organisatie de activiteiten moeten bestuderen en analyseren, maar dit zou veel meer tijd vergen. Bovendien is de wereld van actoren die zich met draagvlakversterking bezighouden voortdurend in ontwikkeling. Terwijl vroeger voornamelijk overheden en ontwikkelingsNGO’s zich bezighielden met draagvlakversterkende activiteiten, zijn er nu veel meer spelers op de markt gekomen. Denken we maar aan het debat rond de zogenaamde vierde pijler van ontwikkelingssamenwerking.13 Particuliere initiatieven, vakbonden, scholen, ziekenhuizen en andere actoren die zich traditioneel niet op ontwikkelingssamenwerking richtten, ontplooien nu ook bijvoorbeeld bewustmakingsactiviteiten - en elk met hun eigen ideologische achtergrond.
22
hoofdstuk 1 | Inleiding
1.3.1.4
Bereik
De derde, vierde en vijfde onderzoeksactiviteiten peilen naar bereikte en onbereikte doelgroepen. In feite is deze terminologie verwarrend. Ten eerste dient te worden gedefinieerd wat men bedoelt met bereiken. Wat wil men bereiken bij welke doelgroepen? Bereiken refereert met andere woorden naar een gewenste verandering in draagvlak voor ontwikkelingssamenwerking bij een bepaalde doelgroep. Zoals hoger vermeld kan dit dus verwijzen naar een verandering in kennis, houding gedrag voor een bepaald onderwerp of beleid. Ten tweede, dient er een onderscheid gemaakt te worden tussen doelgroepen die men tracht te bereiken, en doelgroepen die men effectief bereikt (en wat men bereikt). Dit laatste vormt het onderwerp van het onderzoeksluik effectiviteitsmeting van PULSE.14 Zoals we in het eerste deel van de inleiding hebben aangegeven, is dit net een van de grote pijnpunten van de huidige draagvlakversterking. Er is slechts weinig informatie bekend over welke initiatieven succesvol zijn, en dus welke er in slagen welke delen van de bevolking te bereiken. Het luik vraag en aanbod gaat in op de doelgroepen die men tracht te bereiken, of met andere woorden: wie zijn de doelgroepen of welke doelgroepen zijn het onderwerp van de draagvlakversterkende activiteiten. 13 Zie De Bruyn T. & Huyse H. (2009), De vierde pijler van de Vlaamse ontwikkelingssamenwerking - voorbij de eerste kennismaking. Naar een typologie van de vierde pijler – lokale autoriteiten en de vierde pijler – de bijdrage en kwaliteitsvereisten van de vierde pijler, HIVA-KU Leuven, Leuven. 14 Voor de verschillende onderzoeksluiken binnen PULSE, zie www.pulse-oplatform.com.
1.3.2
Identificatie van organisaties via subsidieverleners
Een overzicht van alle draagvlakversterkende initiatieven in België behelst een zeer uitgebreid onderzoek en is misschien zelfs een onbegonnen taak. We willen echter wel een overzicht geven van de bulk van het aanbod aan draagvlakversterking. Om deze taak ten uitvoer te brengen, hebben we gekozen om te vertrekken van het overheidsbeleid. Meer bepaald hebben we ons gericht op de vraag welke overheidsinstanties draagvlakversterkende initiatieven financieren? De achterliggende gedachte is dat veel organisaties die zich met het thema bezighouden, een deel van hun middelen uit subsidies halen. Als we de subsidiestromen in kaart brengen, krijgen we sowieso een zicht op deze begunstigden. Op die manier kunnen we de belangrijkste draagvlakversterkende organisaties identificeren. Het doel is dus niet om een exhaustief overzicht te geven van het aanbod aan draagvlakversterking, maar wel om de meerderheid van actoren die werken rond draagvlakversterking,te identificeren. Daarnaast laat deze aanpak toe om de prioritaire thema’s in het beleid van de verschillende overheidsinstanties te leren kennen, alsook de middelen die hier aan worden besteed.
23
Wij hanteerden een zo breed mogelijke definitie van draagvlakversterking voor ontwikkelingssamenwerking in onze bevraging. We omschrijven het als elke activiteit die gericht is op het beïnvloeden van de kennis over, de houding of het gedrag ten aanzien van een actor, actie of visie die verband houdt met ontwikkeling. Deze definitie is zeer vaag gehouden, omdat we geen ideologisch standpunt ten opzichte van de manier waarop deze beïnvloeding plaatsvindt, of ten aanzien van het onderwerp (‘ontwikkeling’ - wat inderdaad op zeer veel verschillende manieren kan ingevuld worden) op voorhand innemen. Deze definitie gaat bijgevolg verder dan de enge interpretatie van het begrip, namelijk het zoeken van steun voor een bepaalde maatregel of organisatie die het doelpubliek trachten te overtuigen van een bepaalde visie (bijvoorbeeld fondsenwerving voor een organisatie; of het ronselen van stemmen voor een beleid). Het omvat tevens de zeer brede betekenis, zijnde activiteiten die een doelpubliek trachten op te voeden tot geïnformeerde en kritische burgers over de mogelijke oorzaken van en oplossingen voor wereldproblemen.
hoofdstuk 1 | Inleiding
We benaderden de volgende instanties: - federale overheid (DGD en KLB/ALC); - regionale overheden (VAIS, WBI); - provinciale overheden; - selectie van gemeentelijke overheden (incl. koepels UVCW en VVSG): de grootste gemeenten van België en de gemeenten met het grootste budget voor ontwikkelingssamenwerking.
24
hoofdstuk 1 | Inleiding
Het ontbreken van een algemeen gebruikte of gekende en aanvaarde definitie voor draagvlak voor ontwikkelingssamenwerking bemoeilijkt natuurlijk het maken van een inventaris van initiatieven die zich op dit onderwerp richten. Dit onderzoek stelt dan ook tot doel een beter begrip van wat deze actoren onder deze activiteiten onderbrengen in België. In onze bevraging hebben we zowel telkens het begrip draagvlak aan onze respondenten uitgelegd (gebruik makend van hogerstaande definitie), alsook - omdat het concept draagvlak niet steeds bekend is - gepeild naar activiteiten en subsidies die onder de Noordwerking of sensibilisering en bewustmaking vallen. Deze drie laatste termen zijn immers meer ingeburgerd of worden meer gebruikt door sommige organisaties of overheden. Dit betekent echter niet dat over de inhoud van deze begrippen overeenstemming is en vaak worden er al even uiteenlopende activiteiten onder gebracht als onder draagvlakversterking. Maar elk van deze activiteiten beoogt wel telkens de doelstellingen die onder de hoger vermelde definitie van draagvlak valt. We peilden naar het budget voor draagvlakversterking voor ontwikkelingssamenwerking (of we hanteerden de term ‘Noordwerking’ of ‘sensibilisering’ om te verzekeren dat we het gehele aanbod van eigen activiteiten en subsidies aan derden verkregen), de begunstigde organisaties, en de inhoudelijke focus (doelgroep, doelstellingen, andere criteria) van het draagvlakbeleid. Deze informatie werd aangevraagd voor de jaren 2007, 2008 en 2009. De gegevens hebben we verzameld in een XL-bestand. Hoofdstukken 2 tot en met 5 geven een overzicht en analyse van de subsidieverleners en -stromen, de gesubsidieerde actoren en hun activiteiten en beoogde doelgroepen. De verzamelde informatie werd gecontroleerd en aangevuld met de informatie uit de hierboven aangehaalde overzichtstudies. 1.3.2.1
Moeilijkheden met gegevensverzameling
De gegevensverzameling verliep zeer moeizaam en heeft een aantal pijnpunten naar de oppervlakte gebracht. Gegevens over het budget inzake draagvlakversterking en gesubsidieerde actoren zijn vaak niet direct of zelfs helemaal niet beschikbaar. Uiteindelijk zijn we er zelfs niet in geslaagd om - na herhaaldelijk aandringen - van alle geselecteerde overheidsinstanties informatie in te zamelen, of hebben we maar gedeeltelijke informatie gekregen. Van 1 van de vijf Vlaamse provincies en van 4 van de 17 Vlaamse en 3 van de 4 Brusselse gemeenten hebben we geen informatie gekregen. De vaakst voorkomende redenen waarom geen gegevens werden doorgegeven of waarom de gegevensinzameling een relatief lange periode (tot vijf maanden) in beslag nam zijn: - gegevens zitten verspreid over verschillende documenten of andere bronnen, zodat het tijd vergt om deze te verzamelen. Dit heeft vaak ook te maken met de eventuele afwezigheid van een apart budget voor draagvlakversterking, waardoor de informatie moet gezocht worden in de algemene subsidies en beleid ontwikkelingssamenwerking;
- afwezigheid van bevoegde ambtenaar (bv. zwangerschapsverlof) en geen mogelijkheid om iemand anders gegevens te laten verzamelen; - tijdsgebrek van de ambtenaar om deze informatie te verzamelen; - bureaucratisch proces dat vereist dat de ambtenaar zelf niet de gegevens mag doorgeven, maar eerst het fiat van het schepencollege of de bevoegde schepen moet afwachten.
1.3.3
Identificatie van activiteiten en doelgroepen bij belangrijkste initiatiefnemers
Uit de analyse van de subsidieverleners, hebben we de belangrijkste begunstigden kunnen identificeren. Verder in dit rapport zullen we zien dat dit voornamelijk ontwikkelingsNGO’s zijn. Een analyse van de activiteiten en doelgroepen van deze organisaties vormde het tweede luik van dit onderzoek. Deze analyse is gebaseerd op het Noordluik van de driejaarlijkse programma’s die door DGD werden goedgekeurd voor de periode 2011-2013. We hebben geopteerd voor de programma’s van deze periode, omdat in deze programma’s de doelgroepen op systematische wijze worden vermeld. Voor de programma’s voor de periode 2008-2010 was dit niet steeds het geval. Voor inzage in deze programma’s hebben we via Acodev en Coprogram de toestemming gevraagd aan de des-
25
In onze analyse was het om deze redenen niet mogelijk om één uniforme databank op te stellen. In de rapportering gebruiken we als basis de databank van DGD, en vermelden waar informatie van andere actoren hiervan afwijkt of deze aanvult.
hoofdstuk 1 | Inleiding
Een vergelijking van de ingezamelde gegevens wordt bemoeilijkt door: - gebrekkige levering van gegevens (bv. enkel voor 1 bepaald jaartal); - verschillende interpretaties van wat onder draagvlak valt, waardoor de ene overheidsinstantie activiteiten meerekent dat een andere niet onder draagvlakversterking zet (bv. ondersteunen van vierde pijlerorganisaties); - bovendien is er bij de meeste overheden geen aparte budgetpost voor draagvlakversterking. Voor sommige activiteiten wordt het budget daarenboven ondergebracht bij een andere dienst. Bv. het aankopen van schone kleren wordt ondergebracht in het algemeen budget voor aankoop kledij. De steden en gemeenten ondernemen ook activiteiten waar geen budget aan verbonden is. Deze komen niet in beeld (bv. deel van kapitaal van de stad/gemeente en OCMW ethisch beleggen, advies van de Noord-Zuiddienst over milieubeleidplan); - subsidiestromen die van een hoger bestuurlijk niveau komen, en die de bevraagde overheidsinstantie beheert, worden in het ene geval wel, en in het andere niet meegerekend (bv. subsidies om het Vlaamse convenant uit te voeren).
betreffende NGO’s om hun programma’s in te zien. We hebben van alle 50 NGO’s, die voor de periode 2011-2013 subsidies ontvangen van DGD voor hun Noordwerking een positief antwoord ontvangen. De analyse is gebaseerd op de samenvattende tabellen, die in de programma’s 2011-2013 worden vermeld. In deze tabellen wordt per ‘specifieke doelstelling’ de doelgroepen vermeld en het onderwerp of thema van de doelstelling. Per specifieke doelstelling worden één of meerdere resultaten bepaald, waaraan een aantal activiteiten worden verbonden, alsook een budget voor de jaren 2011, 2012 en/of 2013. In sommige gevallen wordt er nog bijkomende informatie verschaft over de doelgroepen en de thema’s. De gegevens met betrekking tot activiteit, thema, doelgroep en budget werden ingegeven in een XL-tabel en verder geanalyseerd.
26
hoofdstuk 1 | Inleiding
1.3.3.1
Caveats
Bij een lezing van de analyse dienen de volgende beperkingen in rekening te worden gebracht: - voor een meer diepgaande analyse is het nodig om de gehele programma’s te doorlopen, maar dit was niet mogelijk binnen het tijdskader van dit onderzoek; - de analyse baseert zich enkel op de activiteiten en doelstellingen die door DGD financieel zullen worden ondersteund. Draagvlakversterkende initiatieven die door de NGO zelf worden georganiseerd worden dus niet opgenomen in de analyse; - de beschrijving van activiteiten, doelgroepen en thema’s is zeer uiteenlopend tussen de NGO’s. Om toch verbanden en algemene conclusies te kunnen trekken, hebben we als onderzoekers zelf de activiteiten en doelgroepen dienen te herinterpreteren in min of meer grote groepen. De analyse heeft bijgevolg een subjectief aspect. Om per activiteit en doelgroep een budget te kunnen bepalen, hebben we zelf het budget dienen te verdelen. We hebben hiervoor de regel genomen dat we het totale budget dat per resultaat werd opgegeven gelijk hebben verdeeld over de activiteiten en doelgroepen die werden vermeld. Dit is een zeer artificiële verdeling, maar het leek ons de meest aangewezen en praktische om met het grote databestand om te gaan. We benadrukken wel dat de budgetten een indicatie geven over het belang van de activiteiten en doelgroepen, en dus ook als dusdanig dienen beschouwd te worden. Voor de interpretatie van de gegevens is het nuttiger te kijken naar de relatieve verhouding van de budgetten per doelgroep en activiteit dan naar de concrete cijfers.
2 | Budgetten en subsidieverleners
Totaalbudget
27
De Belgische overheden besteden volgens de gegevens van DGD tesamen minstens tussen de 26,5 miljoen euro (in 2007) en 29,3 miljoen euro (in 2009) aan draagvlakversterking. Het totaalbudget is dus toegenomen, zoals figuur 2.1 toont. Het werkelijke bedrag ligt wellicht hoger, want deze bedragen houden geen rekening met budgetten die lagere overheden uit eigen inkomsten halen. Daarenboven verschilt de interpretatie van wat tot draagvlakversterking hoort tussen de overheden. Dit verklaart bijvoorbeeld waarom het budget dat Vlaanderen aan draagvlakversterking geeft in onderstaande tabel lager ligt dan de cijfers die vermeld staan bij VAIS (zie verder).15
hoofdstuk 2 | Budgetten en subsidieverleners
2.1
15 De verklaring is dat DGD enkel de cijfers in rekening brengt die verwijzen naar de activiteiten die VAIS heeft doorgegeven en gecodeerd staan onder ‘Sensibilisering van het Belgische publiek over hulp’, terwijl VAIS zelf ook nog andere activiteiten in rekening brengt, zoals steun aan NGO’s of handel en fair trade.
Figuur 2.1
Uitgaven draagvlakversterking per budgethouder 2007-2009 (in miljoen euro)
35
Provincies Wallonië
30
Provincies Vlaanderen
25
Wallonië: Franse Gemeenschap en/of Gewest Vlaams Gewest en Gemeenschap
20
Duitstalige Gemeenschap
28
hoofdstuk 2 | Budgetten en subsidieverleners
15
FOD Financiën
10
FOD Eerste Minister / ANDERE FOD Economie, Nationale Bank, Nationale loterij
5
DGD 0 Uitgaven 2007 Uitgaven 2008 Uitgaven 2009 Bron DGD, 2010
Figuur 2.1 toont dat DGD veruit de belangrijkste subsidieverlener is voor draagvlakversterking. Het neemt zo’n 24 miljoen euro voor haar rekening in 2009. Dit is 81% van het totaalbedrag op basis van de gegevens van DGD. De verschillende federale overheidsdiensten (FOD) zijn goed voor 8,8%, de regionale overheden voor 6,7% en de provincies hebben een aandeel van 3,3%. Vlaanderen (zowel Gemeenschap, Gewest als provincies) staat in voor het gros van deze uitgaven. In Wallonië liggen de budgetten lager. Het werkelijke aandeel van de regionale en lokale overheden zal wellicht hoger liggen, want deze cijfers houden geen rekening met gemeentelijke ontwikkelingssamenwerking, noch met de budgetten die deze overheden uit eigen inkomsten aan draagvlakversterking geven. Als we de gege-
vens van de regionale, provinciale en gemeentelijke overheden optellen die we hebben verzameld (maar die dus niet steeds vergelijkbaar zijn), komen we op 8,9 miljoen euro uit voor 2009.
2.2
Directoraat Generaal Ontwikkelingssamenwerking16
Daarnaast zijn er nog oproepen gericht op specifieke doelgroepen in bepaalde jaren. Zo werd in 2009 een oproep gedaan aan de Belgische gemeenten voor de financiering van ontwikkelingseducatieve projecten en samenwerking met landen uit het Zuiden. De taken worden verdeeld onder twee diensten D3 en D5, die op hun beurt verder zijn onverdeeld. Daarnaast heeft de dienst D2.2 ook een budget voor draagvlakversterking (meer bepaald over voedselzekerheid). Een belangrijke over16 In 2012 zal er een reorganisatie plaatsvinden binnen DGD en zal de in dit rapport beschreven indeling van de diensten dus wijzigen.
29
DGD kwijt zich enerzijds van deze taak door zelf sensibiliseringsactiviteiten te ontplooien en anderzijds door andere actoren te ondersteunen bij de ontwikkeling en uitvoering van eigen initiatieven. Sensibilisering door derden richt zich op verschillende actoren: - NGO’s, en andere organisaties uit het maatschappelijke middenveld: financiële steun aan projecten en programma’s; - media en audiovisuele sector: financiering van productie van films en documentaires en tv/radio programma’s; - onderwijs en jeugdwerking: via het educatief programma Kleur Bekennen/Annoncer la Couleur – KLB/ALC; - geïnteresseerden en vrijwilligers: via de Algemene informatiecyclus (uitgevoerd door de Belgische Technische Coöperatie - BTC).
hoofdstuk 2 | Budgetten en subsidieverleners
De belangrijkste overheidsinstantie die subsidies verleent voor draagvlakversterking voor ontwikkelingssamenwerking is DGD. De Belgische internationale samenwerking heeft als taak de Belgische publieke opinie bewust te maken over de thematiek. Dit staat gestipuleerd in de Wet betreffende de Belgische internationale samenwerking van 25 mei 1999 (art. 3): De Belgische internationale samenwerking heeft als hoofddoel de duurzame menselijke ontwikkeling, te realiseren door middel van armoedebestrijding, op basis van het concept ‘partnerschap’ en met inachtneming van de criteria voor ontwikkelingsrelevantie. (…) Teneinde de doelstelling van duurzame menselijke ontwikkeling te realiseren zal de Belgische internationale samenwerking de socio-economische en socio-culturele ontwikkeling en de versterking van het maatschappelijk draagvlak in de partnerlanden helpen bevorderen alsook de Belgische publieke opinie sensibiliseren.
legstructuur is het semestrieel overleg tussen de federatie van NGO’s (Coprogram en Acodev) en de diensten D3 en D5 (ook werkgroep 3 van het Paritair Overlegcomité, of POC, genoemd). Deze overlegstructuur is een belangrijk instrument in het harmoniseren van de Belgische Noordwerking. Figuur 2.2 geeft de budgetten van de verschillende diensten weer. Hieruit blijkt duidelijk dat zowat het gehele budget van DGD wordt verdeeld onder drie diensten: D3.1, D5 en in mindere D3.2. De budgetten van de andere diensten zijn zelfs nauwelijks zichtbaar op de grafiek. Daarnaast hebben zijn er nog sensibiliseringsluiken van Trade for Development Center en Junior Programma, beide uitgevoerd door BTC, en resp. beheerd door D0.1 en D1.2.
Figuur 2.2
Uitgaven draagvlakversterking per dienst DGD 2007-2009 (in miljoen euro)
30
25
hoofdstuk 2 | Budgetten en subsidieverleners
D2.2: voedselzekerheid 20
D3.1: derden (NGO's)
15
D3.2: derden (academische instellingen) D3.3: derden (andere)
10
D5: sensibiliseringsprogramma's
5
0
30
Uitgaven 2007
Uitgaven 2008
Uitgaven 2009
Bron DGD, 2010
2.2.1
D3 Niet-gouvernementele programma’s
Het grootste deel van de financiering aan derden gaat via D3. Deze dienst omvat: D3.1 NGO’s, D3.2 universiteiten en wetenschappelijke instellingen en D3.3 andere, zoals syndicaten, verenigingen steden en gemeenten.
2.2.1.2
D3.2 Universiteiten en wetenschappelijke instellingen
Wetenschappelijke instellingen en universiteiten hebben via D3.2 wel aan belang gewonnen. In 2007 ontvingen zij nog niets via D3.2, terwijl dit in 2008 meer dan 800 000 euro bedroeg en tegen 2009 bijna verdubbeld was. 6% van het totaal budget van DGD voor draagvlakversterking ging in 2009 naar wetenschappelijke instellingen. Het Koninklijk Museum voor Midden Afrika (KMMA), de VLIRUOS en de CIUF-CUD zijn de belangrijkste begunstigden. Het KMMA gebruikt de subsidie vooral voor sensibilisering via hun educatief programma en tijdelijke 17 In realiteit zijn deze middelen ook in 2009 bestemd voor een consortium van dezelfde partners als in 2007. De wijziging heeft enkel te maken met een wijziging van de regels voor indiening. In 2007 kon men indienen onder de naam van het consortium, terwijl er in 2010 de naam van de ‘lead-NGO’ moest gebruikt worden.
hoofdstuk 2 | Budgetten en subsidieverleners
D3.1 NGO’s
Bijna 70% (zowat 16,7 miljoen euro in 2009) van het totale budget van DGD voor draagvlakversterking is bestemd voor D3.1. Of - als, we vergelijken met het totaal aantal uitgaven van alle overheden volgens de gegevens van DGD - wordt 56% aan NGO’s gegeven. Alhoewel de uitgaven voor sensibilisering via D3.1 stelselmatig zijn gestegen in de laatste drie jaar, is het aandeel in de totale uitgaven van DGD wel stabiel gebleven. De laatste gegevens voor 2010 geven zelfs een verdere stijging tot 17 miljoen euro. In de laatste drie jaar hebben in totaal 69 verschillende NGO’s of consortia van NGO’s (resp. 51 en 18) subsidies gekregen. Het aantal neemt lichtjes af: van 54 in 2007 naar 51 in 2008 en 50 in 2009. 23 NGO’s en 12 consortia van NGO’s hebben elk jaar een subsidie gekregen. 2 NGO’s staan in voor om en bij de 25% van alle subsidies, i.e. de koepel 11.11.11 voor 14% in 2009 (in 2007 was dit het samenwerkingsverband 11.11.11 - wereldmediahuis-VODO) en Broederlijk Delen voor 10,8% (in 2007 was dit nog het consortium KOMYUNITI waaronder ook Studio Globo valt).17 De concentratie van middelen van D3.1 wordt bevestigd door het feit dat slechts 9 (consortia van) NGO’s instaan voor de helft van de subsidies. Afgezien van de twee reeds genoemde NGO’s behoren hier ook WSM, VE, Oxfam solidariteit, CNCD, Djapo SOS Honger en EF bij. Moeilijker is om algemene uitspraken te doen over het soort van activiteiten en doelgroepen dat wordt gesubsidieerd. De databank van DGD hanteert immers geen gestandaardiseerde indeling van de aard van activiteiten. Men refereert enkel naar de titel van de activiteit, en hieruit kan men vaak weinig afleiden. De informatie over doelstellingen en doelgroepen is eveneens te summier om hierover gefundeerde uitspraken te doen. Zoals eerder vermeld, hebben we in een tweede onderzoek wel een analyse uitgevoerd van de activiteiten en de doelgroepen. Dit gebeurde op basis van de toekomstige programma’s van de NGO’s. De analyse komt aan bod in hoofdstukken 4 en 5.
31
2.2.1.1
tentoonstellingen, terwijl VLIR-UOS het bedrag aanwendt voor het reisbeurzenprogramma voor studenten van het hoger onderwijs en voor haar luik sensibiliseringsinitiatieven (filmavonden, debatten, …) georganiseerd aan de vijf Vlaamse universiteiten, en de CIUF-CUD in het kader van ‘éducation au développement’. Daarnaast ontvangt het ITG een kleine subsidie voor sensibilisering. 2.2.1.3
D3.3 Andere partners
D3.3 heeft slechts een budget van enkele tienduizenden euro ter haar beschikking, dat naar drie verschillende vakbonden ging: IFSI, BIS en IIAV. Deze gebruikten het bijvoorbeeld om hun militanten te informeren hoe het concept waardig werk in een Noord-Zuid perspectief te vertalen.
32
hoofdstuk 2 | Budgetten en subsidieverleners
2.2.2
D5 Sensibiliseringsprogramma’s
In totaal beheert D5, de directie sensibiliseringsprogramma’s, een budget van om en bij de 5,8 tot 6 miljoen euro. Figuur 2.3 geeft de verdeling weer. De dienst D5.1, sensibilisering door derden, subsidieert activiteiten, producties en evenementen die een sensibiliserend effect hebben over mondiale thema’s en NoordZuidverhoudingen. Dit gaat van film- en muziekfestivals, over thematische activiteiten, tot audiovisuele producties (films, documentaires, tv en radioprogramma’s). Uitvoerders zijn socio-culturele instellingen en vzw’s, gemeenten en tv en radiozenders. In 2009 bedroeg dit budget om en bij de 1 miljoen euro (17% van totaalbudget van D5). Deze activiteiten zijn vooral gericht op ‘het grote publiek’, of schoolgaande jeugd of jongeren.
Figuur 2.3
Uitgaven draagvlakversterking voor D5 2007-2009 (in 1000 euro)
Voorbereiding, begeleiding en evaluaties samenw.acties
5.000
NGO Noord-project in strategisch kader
4.000
Vorming van kandidaten aan samenwerkingsacties (infocyclus)
3.000
Betoelaging van Kleur Bekennen/annoncer la couleur
2.000
Betoelaging van sensibilisering door derden
1.000
Sensibiliseringsactiviteiten v.d. administratie
0 Uitgaven 2007 Uitgaven 2008 Uitgaven 2009 Bron DGD, 2010
Een gelijkaardig bedrag beheert de dienst D5.2 om eigen sensibiliseringsactiviteiten door de administratie, zoals publicaties, evenementen, conferenties, etc. te organiseren. De helft van de uitgaven van D5 is bestemd voor de programma’s Kleur Bekennen/Annoncer la Couleur en Infocyclus. De Belgische Technische Coöperatie (BTC) is verantwoordelijk voor de uitvoering van het Belgische ontwikkelingsbeleid, meer bepaald voor de organisatie van de infocyclus (sinds 2002) en KLB/ALC. Kleur Bekennen/Annoncer la Couleur is een federaal programma van de Minister van Ontwikkelingssamenwerking, gecoördineerd door de BTC in partnerschap met de provinciebesturen. KLB/ALC stimuleert, promoot en ondersteunt mondiale vorming en wereldburgerschap in het onderwijs. KLB/ALC helpt scholen projecten op te zetten en geeft financiële ondersteuning.
33
6.000
hoofdstuk 2 | Budgetten en subsidieverleners
7.000
Tabel 2.1
Budget activiteiten Kleur Bekennen/Annoncer la Couleur per provincie en het Brussels Gewest voor 2009
Provincie/regio Budget activiteiten (in euro) Waals Brabant 73 835 Henegouwen 118 921 Namen 110 226 Luxemburg 78 137 Luik 115 785 Antwerpen 257 879 Limburg 171 426 Oost-Vlaanderen 205 531 Vlaams Brabant 172 345 West Vlaanderen 191 746 Brussel 167 074 Bron Kleur Bekennen/Annoncer la Couleur 2011
34
hoofdstuk 2 | Budgetten en subsidieverleners
2.2.3
D2.2 Belgisch Fonds voor Voedselzekerheid
Het Belgische Fonds voor Voedselzekerheid (BFVZ) (het vroegere Belgische Overlevingsfonds – BOF), dat is ondergebracht in Dienst D2.2 van DGD, dient jaarlijks 1% van haar middelen te besteden aan informatie- en sensibiliseringscampagnes in België en in de partnerlanden over de projecten en programma’s. Dit staat gestipuleerd in Art. 10 § 3 Wet tot opheffing van de wet van [9 februari 1999] tot oprichting van het Belgisch Overlevingsfonds en tot oprichting van een Belgisch Fonds voor de Voedselzekerheid. Die informatie- en sensibiliseringscampagnes beogen tevens de sensibilisering van de publieke opinie voor de problematiek van de meest kwetsbare bevolkingsgroepen in de zones met een groot risico op voedselonzekerheid. In de praktijk besteedt het BFVZ deze opdracht uit aan de NGO-sector (met name Coalition contre la Faim en Vredeseilanden).
2.3
Federale overheidsdiensten
Binnen de verschillende federale overheidsdiensten gaat het om vrij kleine bedragen, uitgezonderd de fondsen van 1,6 miljoen euro in 2009 (het dubbel van de twee vorige jaren) bestemd voor het Koninklijk Museum voor Midden-Afrika in Tervuren om sensibiliseringsactiviteiten en tijdelijke tentoonstellingen op te zetten. De FOD Buitenlandse Zaken geeft elk jaar tussen de 400 000 en 500 000 euro uit aan pers- en communicatieactiviteiten over de officiële ontwikkelingssamenwerking. Het relatief kleine budget (380 000 euro in 2009) verwijst naar wat België op haar conto mag schrijven van de Europese hulp. De Nationale Loterij heeft
enkel in 2009 sensibiliseringscampagnes van NGO’s rond MDG 8 gefinancierd met enkele tienduizenden euro’s
2.4
2.4.1
Regionale overheid
Vlaamse Agentschap voor Internationale Samenwerking
Figuur 2.4 geeft de verdeling van de middelen weer voor deze vijf luiken. Daarnaast worden de uitgavenposten loonsubsidiëring van NGO’s en algemene communicatieposten aangeduid.
35
Het budget van de Vlaamse overheid dat via VAIS aan sensibilisering wordt gegeven is de voorbije drie jaar significant toegenomen: van 1,88 miljoen euro in 2007 over 4,53 miljoen in 2008 tot 4,95 miljoen euro in 2009.
hoofdstuk 2 | Budgetten en subsidieverleners
Het Vlaams Agentschap voor Internationale Samenwerking (VAIS) staat in voor de uitvoering van het Vlaamse beleid aangaande ontwikkelingssamenwerking. De meeste van haar activiteiten voert VAIS uit in samenwerking met andere actoren. Het beleid inzake draagvlakversterking bestaat uit vijf luiken: - ontwikkelingseducatie; - gemeentelijke ontwikkelingssamenwerking; - vierde pijler; - media; - handel.
Figuur 2.4
Uitgaven voor draagvlakversterking VAIS 2007-2009 (in 1000 euro)
6000
5000 Ontwikkelingseducatie Gemeentelijke samenwerking
4000
4de pijler
3000
Duurzame handel Media
2000
Loonsubsidiëring Communicatie & Ontwikkelingssamenwerking
36
hoofdstuk 2 | Budgetten en subsidieverleners
1000
0 2007
2008
2009
Bron VAIS, 2010
2.4.1.1
Ontwikkelingseducatie
Het Decreet inzake ontwikkelingseducatie van 2 april 2004 (alsook het Besluit van de Vlaamse Regering betreffende de subsidiëring van projecten inzake ontwikkelingseducatie van 8 oktober 2004 en Besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 8 oktober 2004 betreffende de subsidiëring van projecten inzake ontwikkelingseducatie van 16 mei 2007) vormt de juridische basis van het eerste luik. Let wel, ontwikkelingseducatie wordt nauwer gedefinieerd dan in de definitie die DGD en de federatie van NGO’s hebben opgesteld (zie kaderstuk in $1.3.1.1 hoofdstuk 1). DGD’s en de federatie van NGO’s’ omschrijving van ‘ontwikkelingseducatie’ komt ongeveer overeen met VAIS’ begrip van draagvlakversterking. De Vlaamse overheid subsidieert ontwikkelingseducatieve projecten van derden, via een jaarlijkse oproep die telkens in het teken staat van een bepaald thema. In 2007, 2008 en 2009 waren dit respectievelijk duurzame handel, vierde pijler en jongeren. In 2011 stond cultuur en ontwikkeling centraal. Specifieke aandacht gaat naar innovatieve projecten en samenwerkings-
verbanden. Het budget voor ontwikkelingseducatie is verdubbeld in de laatste drie jaar: van 641 000 euro over 995 000 in 2008 naar 1 349 000 euro in 2009. Zowel NGO’s als particuliere vierde pijlerorganisaties, scholen en een enkele natuurorganisatie en jeugdbeweging werden gefinancierd. In 2008 had de oproep evenwel weinig succes en heeft de subsidieverlener beslist om een deel van de subsidies over te hevelen naar het programma Scholenbanden van VVOB (zie tabel 2.2).
Begunstigde organisaties van subsidies ontwikkelingseducatie VAIS 2007-2009 met aandeel in totaal budget
2007 Kinderrechtenhuis PHOS Wegwijzer Kwasa Kwasa Mundiaal Don Bosco onderwijscentrum AFD Zwijnaarde
% 28,5 26,5 19,1 12,5 9,4 4,0
2008 VVOB Wereldwerkplaats Zuiddag Natuurpunt educatie Kidscam
% 63,2 18,4 13,8 2,9 1,7
2009 Broederlijk Delen Vormen Djapo Sensoa Plan België Studio Globo
Scouts en Gidsen Vlaanderen Katholieke Hogeschool Limburg Handicap International WSM Globelink Trias Katho Totaal budget: 640 998 euro
Totaal budget: 994 541 euro
% 13,3 13,3 12,2 11,1 10,3 8,9
8,3 6,1 5,1 4,4 3,5 1,9 1,5
Totaal budget: 1 349 413 euro
Bron VAIS, 2010
Gemeentelijke ontwikkelingssamenwerking
Het wetgevend kader voor de gemeentelijke ontwikkelingssamenwerking is het Decreet betreffende het beleid inzake convenants gemeentelijke ontwikkelingssamenwerking van 2 april 2004 en het Besluit van de Vlaamse Regering houdende nadere bepalingen inzake het beleid convenants gemeentelijke ontwikkelingssamenwerking van 4 februari 2005. De Vlaamse overheid verleent financiële en inhoudelijke steun aan gemeenten om hen bij te staan in de ontwikkeling van een gemeentelijk ontwikkelingsbeleid. Centraal in het convenant staat de Noordwerking, i.e. draagvlakversterkende activiteiten. Op dit ogenblik nemen 41 gemeenten deel aan het programma.
37
2.4.1.2
hoofdstuk 2 | Budgetten en subsidieverleners
Tabel 2.2
2.4.1.3
Vierde pijler
In samenwerking met 11.11.11 heeft VAIS in 2008 het steunpunt vierde pijler opgericht (www.4depijler.be). Het steunpunt verleent informatie en advies aan particuliere initiatieven. Tevens organiseert het ontmoetingen en vormingen voor vierde pijlerinitiatieven in Vlaanderen, maar financiert zelf geen organisaties. 2.4.1.4
Duurzame handel
Handel is vooral gericht op interne sensibilisatie bij de Vlaamse ambtenaren. VAIS adviseert de overheid over labels en criteria voor duurzame handel en fungeert als kenniscentrum binnen de Vlaamse overheid. In 2007 en 2009 kende VAIS subsidies toe aan Max Havelaar voor het project Fair tradegemeenten ter waarde van 70 000 en 92 000 euro (ook Kauri kreeg in 2007 een kleine subsidie van 7 000 euro). 2.4.1.5
Media
38
hoofdstuk 2 | Budgetten en subsidieverleners
Draagvlakversterking via de media gebeurt dan weer via structurele ondersteuning aan MO magazine, IPIS en een jaarlijkse Noord-Zuidprijs van 5 000 euro die door de Minister aan de auteur van een door een jury gekozen beste publicatie over de Noord-Zuidthematiek wordt gegeven. 2.4.1.6
Loonsubsidiëring
Het luik loonsubsidiëring is met 100 000 euro toegenomen tot 786 000 tussen 2007 en 2009. Dit wordt gedeeltelijk verklaard door de verplichte loonindexering. Tabel 2.3 toont dat Wereldwinkels en IPIS de belangrijkste begunstigden zijn (de aandelen voor 2007 en 2008 zijn gelijkaardig).
Tabel 2.3
Begunstigde organisaties van VAIS voor loonsubsidiëring, naar aandeel in % van het totaalbudget 2009
Begunstigde organisaties Wereldwinkels in diverse steden IPIS Broederlijk Delen Vredeseilanden Solidariteitsfonds Atol Geneeskunde voor de Derde Wereld Trias Ucos WSM Limburg Bron VAIS, 2010
% van totaalbudget 2009 van VAIS (786 353 euro) 38 21 8 7 4 4 4 4 4 3
2.4.1.7
Andere
Ten slotte organiseert VAIS nog een aantal informatie en sensibiliseringsactiviteiten voor het grote publiek, zoals publicatie van boeken, organisatie van kerstmarkt of andere evenementen, en van ontwikkelingsdebatten i.s.m. VVOB, Coprogram en VLIR-UOS.
hoofdstuk 2 | Budgetten en subsidieverleners
Wallonie-Bruxelles International
Wallonie-Bruxelles International (WBI) is de tegenhanger van VAIS voor Franstalig België in Wallonië en Brussel. Binnen de indirecte bilaterale samenwerking is er een specifieke budgetlijn voor ‘Education au développement’, en houdt de Conseil Wallonie-Bruxelles pour la Coopération internationale zich bezig met draagvlakversterking (meer bepaald Week van de internationale solidariteit en evaluatie van programma’s), alsook de Cellule d’Appui pour la Solidarité internationale wallonne (CASIW), een dienst die advies en steun verleent aan maatschappelijke actoren en individuen die zich met internationale solidariteit bezighouden. Binnen de directe bilaterale samenwerking organiseert WBI samen met haar partners in het Zuiden sociale en culturele activiteiten die het land en haar organisaties in de kijker zetten. In figuur 2.5 tonen we de gecombineerde budgetten van de Franse Gemeenschap en het Waalse Gewest voor draagvlakversterking volgens de gegevens van DGD. Van het WBI hebben we enkel de uitgaven voor het jaar 2009 gekregen, maar de verantwoordelijke vertelde ons dat de uitgaven van de vorige jaren gelijkaardig waren. Het budget was als volgt verdeeld in 2009: 235 000 euro voor Education au développement, 134 000 euro voor de Conseil Wallonie-Bruxelles en 145 000 voor CASIW.
39
2.4.2
Figuur 2.5
Uitgaven voor draagvlakversterking WBI2007-2009 (in 1000 euro) volgens cijfers van het WBI en die van DGD
600 500 400 WBI volgens bron WBI
300
WBI volgens bron DGD 200 100 0 Uitgaven 2007 Uitgaven 2008 Uitgaven 2009
40
hoofdstuk 2 | Budgetten en subsidieverleners
Bron DGD, 2010; WBI, 2010
De subsidies die WBI in het kader van Education au Développement uitreikt voor projecten, liggen gevoeliger lager dan die van de Vlaamse overheid. Terwijl VAIS bedragen uitkeert van enkele tien- tot honderdduizenden euro’s, ligt de hoogste subsidie op 10 000 euro bij WBI. De meeste organisaties ontvangen rond de 5 000 euro. Het aantal gesubsidieerde organisaties ligt jaarlijks rond de 20 à 30. De begunstigden zijn bijna exclusief NGO’s en gemeentelijke overheden. Daarnaast krijgt het CNCD jaarlijks een structurele subsidie van 75 000 euro.
2.4.3
Duitstalige Gemeenschap
De Duitstalige Gemeenschap beschikt volgens de gegevens van DGD over een klein budget van enkele tienduizenden euro’s (17 000 in 2007; 15 000 in 2008 en iets meer dan 47 000 in 2009). Een deel van dit budget wordt doorgegeven aan NGO’s zoals EF en 11.11.11.
2.5
Provincies
In Vlaanderen zijn de provincies een belangrijke bron van subsidies voor ontwikkelingssamenwerking. Elke provincie beschikt over een dienst die zich bezighoudt met het beleid ontwikkelingssamenwerking (alhoewel de naamgevingen voor deze diensten verschillen tussen de provincies). De dienst heeft ook een budget tot haar beschikking om het ontwikkelingsbeleid te voeren en andere actoren te onder-
18 Er zijn echter uitzonderingen. In Luik werkt KLB/ALC bijvoorbeeld samen met een cultureel centrum.
41
Alhoewel het beleid tussen de provincies verschilt, kunnen er grosso modo volgende interventiedomeinen worden onderscheiden. Een eerste is de samenwerking tussen de provincies en KLB/ALC. De verantwoordelijke voor KLB/ALC werkt nauw samen met de dienst verantwoordelijk voor ontwikkelingssamenwerking.18 De samenwerking verschilt regionaal. De Vlaamse provincies kenden bijvoorbeeld documentatiecentra. Het ondersteunen van vierde pijlerorganisaties via netwerkdagen, advies en informatie, het gezamenlijk organiseren van evenementen, en het geven van vormingen is een tweede belangrijk domein van (voornamelijk Vlaamse) provincies. Sinds de oprichting van het vierde pijlersteunpunt gebeurt dit in toenemende mate in samenwerking met dit initiatief. Ten derde, en in tegenstelling, tot het steunpunt, verschaffen de meeste Vlaamse provincies ook financiële steun aan vierde pijlerorganisaties om projecten uit te voeren in het Zuiden. Voor sommige provincies (en gemeenten) behoort dit tot draagvlakversterking. Ten vierde ondernemen de provincies zelf draagvlakversterkende activiteiten. Bijvoorbeeld in Limburg het Wereldplein, ‘een soort labo waar verschillende activiteiten uitgeprobeerd worden en daarna over de provincie worden uitgedragen (cf. Theater Tol)’ zoals de Provincie het zelf formuleert), een Wereldfilmforum voor scholen van het BSO, TSO en Buso, het Wereldfeest, en kleinere educatieve sensibiliserende activiteiten die georganiseerd worden voor het provinciepersoneel en voor het brede publiek. Dit kan gaan van tentoonstellingen, debatten, digitale promotie voeren of promotie voeren via de geschreven media.
hoofdstuk 2 | Budgetten en subsidieverleners
steunen. Dit gaat van enkele honderdduizenden euro’s tot meer dan een miljoen (in het geval van West-Vlaanderen). Voor Wallonië zijn de provincies een minder belangrijke speler op dit vlak. Het is echter moeilijk om de bedragen te vergelijken tussen de verschillende provincies, omdat sommige provincies geen onderscheid maken tussen Noord- en Zuidwerking. Deze situatie vinden we ook terug bij gemeenten. De cijfers voor draagvlakversterking zijn dus overschattingen van de werkelijke budgetten die aan het onderwerp worden gegeven. Daarbij komt het al eerder aangehaalde dilemma, dat sommige subsidieverleners de financiële ondersteuning van vierde pijlerorganisaties om projecten in het Zuiden uit te voeren tot draagvlakversterking rekenen, en andere niet. Daarenboven is het niet steeds duidelijk of de bedragen voor KLB/ALC al dan niet zijn opgenomen binnen de budgetten van de Noordwerking. Ook de gegevens van DGD geven maar een onvolledig beeld van het budget van de provincies. Limburg en West-Vlaanderen verschijnen niet of nauwelijks in de gegevensbank.
Ten vijfde, vinden we in een aantal provincies inleefateliers terug waar leerlingen en leerkrachten worden ondergedompeld in de leefwereld van een derdewereldland. Dit gebeurt in samenwerking met Studio Globo. Een zesde speerpunt van het provinciaal beleid is de fair trade, in casu de aankoop en promotie van faire trade producten binnen de eigen provincie. Verder beschikken de meeste provincies over een raad van burgers uit de provincie die advies verstrekken over het provinciaal ontwikkelingsbeleid (cf. Gemeentelijke raden voor ontwikkelingssamenwerking). Ten slotte financieren provincies draagvlakversterkende activiteiten van andere organisaties. Deze organisaties omvatten voornamelijk NGO’s en particuliere vierde pijlerinitiatieven en enkele onderwijs- en onderzoeksinstellingen. Activiteiten zijn in eerste instantie educatieve pakketten en andere initiatieven, campagnes, inleefateliers en evenementen (zoals filmfestivals) en bijeenkomsten. Het is moeilijk om concrete doelgroepen te onderscheiden op basis van voorliggende informatie. Grote groepen omvatten de brede bevolking binnen de eigen provincie en schoolgaande jeugd.
Gemeenten
Ten slotte zijn in de laatste pakweg tien jaar, gemeenten een alsmaar belangrijkere rol gaan opnemen in de ondersteuning van draagvlakversterking en ontwikkelingssamenwerking. Ook hier is er vaak een dienst ontwikkelingssamenwerking (of andere benamingen) aanwezig. Volgens gegevens verzameld door VVSG (zie www.NoordZuidkaart.be) beschikken minstens 66 Vlaamse gemeenten of steden (d.w.z. 21%) over een subsidiereglement voor sensibiliserende of educatieve projecten.19 56 gemeenten hebben de totaalbudgetten hiervoor doorgegeven aan VVSG. Onderstaande tabel geeft de cijfers, verzameld door VVSG weer, die gemeenten aan ontwikkelingseducatie verlenen. Let wel, ook deze cijfers geven maar een beperkt beeld, want niet alle gemeenten hebben gegevens doorgegeven. Een aantal grote, zoals Antwerpen ontbreekt bijvoorbeeld.
42
hoofdstuk 2 | Budgetten en subsidieverleners
2.6
19 39 gemeenten of steden(of 13% van alle Vlaamse gemeenten of steden) antwoordden niet over een reglement te beschikken. Over twee de derde van de Vlaamse gemeenten en steden (204 in totaal) hebben we evenwel geen gegevens.
Stad/gemeente Budget Aarschot 8000 Alken 6000 Arendonk 5600 Avelgem 3000 Beernem 1750 Bornem 6000 Brasschaat 2500 Brugge 6750 Dendermonde 1000 De Pinte 5000 Dilbeek 13343 Edegem 7500 Genk 14550 Halle 2500 Hamont-Achel 1240 Hasselt 60000 Herent 8593 Herentals 1000 Herne 1500 Herk-de-stad 1116 Izegem 17160 Kalmthout 12500 Kapellen 1500 Kasterlee 4514 Kuurne 2500 Laakdal 1800 Lendelede 6815 Bron VVSG, 2010
Stad/gemeente Leuven Lille Lommel Malle Mechelen Menen Middelkerke Olen Oostende Oostkamp Oudenaarde Roosdaal Schilde Sint-Gillis-Waas Sint-Niklaas Tielt-Winge Turnhout Vilvoorde Vorselaar Vosselaar Waregem Wetteren Zedelgem Zoersel Zwevegem Zwijndrecht
Budget 19000 1500 7050 6673 20000 10300 14466 19822 67285 3150 5000 500 102053 11500 74000 10000 7809 5000 1725 3000 5000 6450 5000 16303 24783 4360
Voor deze studie hebben we een selectie van gemeenten opnieuw bevraagd. De tien gemeenten of steden die volgens de gegevens van VVSG over het grootste budget voor educatieve of sensibiliserende projecten beschikken, aangevuld met grote stedelijke centra.20 In het Brussels Hoofdstedelijke Gewest werden 4 van de 19 gemeenten bevraagd. Van UVCW hebben we geen antwoord gekregen. Voor de Vlaamse gemeenten zijn de cijfers hier moeilijk te vergelijken omdat sommige gemeenten de subsidies van het Vlaamse convenant mee in rekening brengen, andere niet; niet alle gemeenten een onderscheid maken tussen Noorden Zuidwerking; en er verschillende interpretaties van draagvlakversterking zijn. In totaal hebben we slechts van 10 gemeenten een antwoord ontvangen. De onder20 Hasselt, Izegem, Leuven, Mechelen, Olen, Oostende, Schilde, Sint-Niklaas, Zoersel, Zwevegem, aangevuld met Antwerpen, Brugge, Genk, Gent, Kortrijk, Turnhout, Vilvoorde.
hoofdstuk 2 | Budgetten en subsidieverleners
Budget voor ontwikkelingseducatie in 2009 volgens stad of gemeente (in euro)
43
Tabel 2.4
staande tabel geeft de resultaten weer. De verschillen tussen de cijfers van tabel 2.4 en tabel 2.5 zijn te wijten aan verschillende interpretaties van draagvlakversterking en ontwikkelingseducatie. In de tweede tabel hebben de gemeenten een ruimere interpretatie van draagvlakversterking gehanteerd dan in de eerste.
Tabel 2.5
Budgetten voor draagvlakversterking in 2007, 2008 en 2009 volgens gemeente (in euro)
44
hoofdstuk 2 | Budgetten en subsidieverleners
Stad/gemeente 2007 Brugge Genk 29554 Gent 122621 Hasselt 19486 Leuven 55134 Mechelen 44550 Olen 40486 Oostende 52249 Vilvoorde 7140 Zwevegem 28043 Bron de geciteerde gemeenten zelf, 2010
2008 48512 33273 156740 28246 57033 47750 34848 49252 9150 27968
2009 55950 40606 212810 14885 54750 47250 29360 62088 7200 26476
We kunnen wel de volgende conclusies trekken uit de verzamelde informatie. Naar verhouding zijn er meer convenantsgemeenten dan nietconvenantsgemeenten die een beleid en budget voor draagvlakversterking hebben. Dit is evident, aangezien (1) de convenanten tot doel hebben gemeenten te ondersteunen bij het ontwikkelen va een ontwikkelingsbeleid, en (2) de Vlaamse convenanten een specifiek Noordluik hebben. De grootte van de stad speelt bovendien maar een beperkte invloed op het al dan niet aanwezig zijn van en de grootte van het budget voor draagvlakversterking (bv. Zwevegem en Hasselt hebben vergelijkbare budgetten). Afgezien van de middelen voor KLB/ALC en het documentatiecentrum, vinden we bij de gemeenten dezelfde interventiedomeinen, aard van gesubsidieerde organisaties, activiteiten en doelgroepen terug als bij de provincies. In sommige gemeenten wordt er wel intensief samengewerkt met de provincie (bv. WestVlaanderen).
2.7
Conclusie
Het Belgische beleid voor draagvlakversterking wordt gekenmerkt door een veelheid van actoren die een budget er beschikking stellen. De belangrijkste speler is evenwel het federale niveau, dat zowat drie vierden van het totale budget voor
45
hoofdstuk 2 | Budgetten en subsidieverleners
haar rekening neemt. Het grote deel van dit budget gaat naar NGO’s of en naar de KLB/ALC en de Infocyclus. Daarnaast valt op dat de verschillende overheden in Vlaanderen (zowel regionaal, provinciaal als gemeentelijk) zeer actieve actoren zijn, in vergelijking met de Waalse en Franstalige overheden. In Vlaanderen hecht men bovendien veel geloof aan de rol die lokale overheden kunnen spelen in draagvlakversterking. Kenmerkend voor Vlaanderen is tevens de aandacht die subsidieverleners schenken aan (particuliere) vierde pijlerorganisaties. Alhoewel deze zich voornamelijk bezighouden met activiteiten in het Zuiden, wordt het ondernemen van een eigen ontwikkelingsactiviteit aanzien als draagvlakverdiepend en gaan de overheden er impliciet van uit dat deze groep van organisaties een nieuw publiek kan aanboren. Er is echter weinig afstemming tussen deze verschillende overheden, waardoor de verschillende actoren weinig weten met wat de andere bezig zijn. In het volgende hoofdstuk zullen we dieper ingaan op de ontvangers van de subsidies.
3 | Gesubsidieerde organisaties
NGO’s
Veruit de belangrijkste groep van organisaties die subsidies ontvangen in het teken van draagvlakversterking, zijn de ontwikkelingsNGO’s.
3.1.1
Wetgevend kader
De erkende niet-gouvernementele ontwikkelingsorganisaties kunnen aanspraak maken op de subsidies van de hoger beschreven actoren. De volgende wetteksten regelen dit. 18 juli 1997. Koninklijk besluit betreffende de erkenning en subsidiëring van niet-gouvernementele ontwikkelingsorganisaties en van hun federaties zoals gewijzigd door het koninklijk besluit van 8 april 2002. Koninklijk besluit betreffende de erkenning en subsidiëring van niet-gouvernementele ontwikkelingsorganisaties en van hun federaties zoals gewijzigd door het koninklijk besluit van 8 april 2002. Art. 8: Een programma wordt goedgekeurd voor een periode van vijf jaar en heeft betrekking op één of meer van de volgende activiteiten (...): 2° ‘educatie’: het methodisch geheel van educatieve activiteiten dat gericht is op het informeren, sensibiliseren en vormen van de bevolking in België of van afgebakende groepen van deze bevolking in verband met ontwikkelingssamenwerking en internationale betrekkingen. Het gaat onder meer over bewegingswerk met een gedecentraliseerde structuur, animatie- en vormingswerk, inleefruimtes met een uitgewerkt educatief programma, creatie van educatief materiaal en
47
3.1
hoofdstuk 3 | Gesubsidieerde organisaties
In dit hoofdstuk vermelden we de organisaties - alsook hun doelgroepen en activiteiten - die de bulk van de overheidssubsidies ontvangen, op basis van de informatie die we van de subsidieverleners hebben gekregen. Zoals uit de tekst blijkt is deze informatie vaak zeer summier.
productie van tijdschriften en publicaties. Deze educatieve activiteiten lopen volgens geëigende methoden en hebben tot doel de bewustwording en het engagement van de bevolking ten voordele van de ontwikkelingssamenwerking te verdiepen. De nieuwe regelgeving, met name het KB van 24 september 2006, in voege voor projecten en programma’s van NGO’s vanaf 2008, stipuleert: Art. 2. In het Noordluik is een specifieke doelstelling direct of indirect gericht op de ontwikkeling van billijke en solidaire Noord-Zuid- betrekkingen (1) door het engagement op te wekken of te versterken van de bevolking en de politieke, economische en sociale actoren in België, (2) door zich in te zetten in netwerken en acties op internationaal vlak (3) door de werking te versterken en te verbeteren van organisaties die zich inzetten voor de Noord-Zuid-solidariteit.
48
hoofdstuk 3 | Gesubsidieerde organisaties
3.1.2
Belangrijkste organisaties
In het hoofdstuk van de subsidieverleners kwam duidelijk naar voor dat er tussen de NGO’s grote verschillen zijn in de middelen die men krijgt van subsidieverleners. Figuur 3.1 toont de aangevraagde budgetten bij DGD van alle Belgische NGO’s. De informatie omvat de aangevraagde budgetten die de NGO’s nodig hebben voor de periode 2011-2013 voor de uitvoering van hun Noordwerkingsprogramma - ondersteund door DGD -, alsook specifieke informatie over de strategie (doelstelling, thema, doelgroep, werkvorm en synergie met andere actoren). We moeten wel drie kanttekeningen maken bij deze cijfers. Ten eerste werden de programma’s nog niet goedgekeurd door DGD - de informatie geeft met andere woorden een intentie weer, geen realiteit. Ten tweede, indien goedgekeurd, financiert DGD 80% van het budget. De NGO dient de andere 20% zelf te verzamelen (bijvoorbeeld bij andere subsidieverleners of via giften). Ten derde, beschikken de meeste NGO’s nog over andere budgetten bestemd voor Noordwerkingactiviteiten die niet binnen het DGD-programma vallen. Deze zijn niet opgenomen in deze cijfers. Ondanks de caveats geeft het een goed beeld van de belangrijkste spelers binnen Noordwerking. Bij de 25 grootste tellen we 11 Franstalige, 9 Nederlandstalige en 5 tweetalige. Een aantal NGO’s, bijvoorbeeld CARAES en Wereldmediatheek, vragen geen subsidies aan in deze context – zij worden in onderstaande figuur dus niet opgenomen.
11.11.11 Broederlijk Delen CNCD Vredeseilanden WSM Djapo Oxfam - Solidariteit TRIAS SOS Faim EF Oxfam - WereldWinkels Max Havelaar Belgique UNICEF - Belgique Bevrijde Wereld Les Magasins de Monde Oxfam FCD ITECO SFDW - FSTM Protos Le Monde selon les Femmes COTA CADTM FOS Iles de Paix Echos Communication 0
2000
4000
6000
8000
10000 12000
Bron DGD, 2010
De NGO’s hebben ook gemeenschappelijke doelstellingen afgesproken voor de Noordwerking. In onderstaande kader staat de integrale tekst. De doelgroepen hebben we in het vet gezet. Net als bij de informatie van DGD is het niet mogelijk om een diepgaande analyse te doen van de doelgroepen die men wil bereiken en de werkvormen die worden gebruikt. De doelgroepen worden vaak ruim gedefinieerd, en het is niet duidelijk welke activiteit en welk budget bestemd is voor welke doelgroep. In hoofdstuk 5 trachten we op basis van de NGO-programma’s hier een antwoord op te vinden.
hoofdstuk 3 | Gesubsidieerde organisaties
Aangevraagd budget bij DGD voor Belgische NGO’s (incl. 20% eigen middelen) voor 2011-2013 in 1000 euro (enkel de 25 grootste budgetten)
49
Figuur 3.1
hoofdstuk 3 | Gesubsidieerde organisaties 50
De gemeenschappelijke doelstellingen voor de Noordwerking, gericht naar specifieke doelgroepen, geven aan wat de NGO’s bindt en wat zij samen belangrijk vinden om te realiseren: kinderen en jongeren op een aangepaste manier informeren, sensibiliseren en hen handelingsperspectieven bieden, zodat ze vanuit een houding van respect en openheid kunnen omgaan met diversiteit en ze gevoelig worden voor onrechtvaardigheid. opvoeders activeren, educatief ondersteunen en met hen dialogeren, zodat ze over voldoende kennis en vaardigheden beschikken om met kinderen en jongeren mondiale thema’s te behandelen en om hen te stimuleren tot solidair handelen. de politieke wereld en beleidsmakers op alle bestuursniveaus adviseren, waar nodig onder druk zetten en met hen dialogeren en samenwerken opdat ze diplomatieke en/of beleidsbeïnvloedende initiatieven nemen die leiden tot beleidsbeslissingen en een regelgevend kader (inclusief de naleving ervan) die bijdragen tot de missie van de NoordZuidbewegingen. middenveldorganisaties ondersteunen, activeren en met hen samenwerken zodat ze conform de missie van de Noord-Zuidbeweging handelen en de boodschap van die bewegingen naar de eigen achterban en/of beleidsmakers versterken. de financieel-economische wereld adviseren, hen waar nodig onder druk zetten en met hen dialogeren om hen aan te zetten tot maatschappelijk verantwoord ondernemen. de achterban van haar organisaties omkaderen, motiveren en gedifferentieerde vormen van engagement aanbieden. de media informeren, ideeën aanreiken en samen met hen strategieën uitwerken zodat ze de boodschap van de Noord-Zuidbeweging vertalen en versterken. de bevolking sensibiliseren, met hen communiceren en hen een doelgroepengericht aanbod bieden zodat ze vanuit een houding van respect en openheid kunnen omgaan met diversiteit en ze gevoelig worden voor onrechtvaardigheid.
3.2
Vzw’s of de particuliere vierde pijler
Vooral D5.1 van DGD, VAIS, provincies en gemeenten en scholen via het programma KLB/ALC geven subsidies aan particuliere vierde pijlerorganisaties om aan draagvlakversterking te doen. Vaak zijn dit kleine bedragen van enkele honderden euro’s maar volgens de ingezamelde gegevens zijn er minstens een twintigtal organisaties die - als men de verschillende subsidies optelt - elk meer dan 10 000 euro ontvingen in de laatste drie jaar. Spijtig genoeg beschikken we over weinig informatie over de aard van deze projecten. De beschikbare informatie duidt er wel op dat de activiteiten in het verlengde liggen van deze van de NGO’s: zoals de ontwikkeling van educatieve pakketten, informatievoorzieningsavonden, campagnes (alhoewel kleinschaliger). Een lijst van aanbieders van Noordwerking is voor Vlaanderen te vinden op de website van het steunpunt vierde pijler en op de websites van KLB/ALC voor België. Onderstaande tabel somt de organisaties op.
Naam organisatie Thema Alfa CATAPA CIMIC Cunina FIAN Filippijnengroep België Global fiesta Mechelen Horizon educatief Designers Against Aids De Spiegel Jeugd en vrede Kassoemai Kidscam Eerlijke handel Kinderrechtenhuis Kinderarbeid Kwasa kwasa Diversiteit Natuurpunt educatie Scouts en Gidsen Vlaanderen Sensoa Seksuele gezondheid Soy Murguero van Murga Vereniging Denderleeuw Kleurt Villa Cabral Vlaams Guatemalcomité Vormen Zuiddag Bron VAIS; KLB/ALC; DGD, 2010
3.3
Gemeenten
De gemeenten zijn enerzijds een financierder van organisaties, maar anderzijds ontvangen zij zelf ook financiële middelen van bovenlokale overheden om aan draagvlakversterking te doen. Meer bepaald is de Vlaamse overheid (in casu VAIS) een belangrijke financieringsbron. De Vlaamse convenanten beogen een specifieke Noordwerking en vallen als dusdanig onder draagvlakversterking volgens VAIS. Het totale budget bedroeg in 2009 2 321 523 euro. Ter verduidelijking: deze middelen mogen niet gebruikt worden om vierde pijlerinitiatieven te financieren. Het federale gemeentelijke samenwerkingsprogramma heeft enkel een Zuidcomponent, waardoor de federale middelen in dit verband niet tot draagvlakversterking worden gerekend. De Franstalige overheden bieden geen equivalent van het Vlaamse convenant aan, maar besteden een klein budget aan gemeentelijke Noordwerking (minstens 21 000 euro in 2009).
hoofdstuk 3 | Gesubsidieerde organisaties
Particuliere vierde pijlerorganisaties en andere vzw’s die in totaal meer dan 10 000 euro ontvingen tussen 2007-2009 voor draagvlakversterking van diverse overheden
51
Tabel 3.1
3.3.1
Universitaire en wetenschappelijke instellingen
Een tweede groep bestaat uit de wetenschappelijke en universitaire instellingen. Een belangrijke subsidieverlener is de dienst D3.2 van DGD. Daarnaast financieren verschillende nationale en regionale overheden en provinciale overheden onderzoek, congressen en uitwisselingsprogramma’s van hogescholen en universiteiten. Onderstaande tabel verzamelt de informatie voor de periode 2007-2009.
Tabel 3.2
Door DGD D3.2 gesubsidieerde wetenschappelijke en universitaire instellingen voor periode 2007-2009
52
hoofdstuk 3 | Gesubsidieerde organisaties
Wetenschappelijke instelling Koninklijk Museum voor Midden-Afrika in Tervuren MRAC/KMMA ITG Instituut Tropische Geneeskunde Antwerpen VLIR - UOS
Activiteit
Thema
Sensibilisering, tentoon- Afrika stelling, congres, prijs
Informatie en sensibilisering
Grote publiek
Gezondheid
Sensibilisering, reisbeur- Internationale solidarizen teit CIUF - CUD Miniprojecten Internationale solidarireisbeurzen teit Universiteiten en hoge- Onderzoek, uitwisseling, scholen congressen Bron DGD, 2010
3.4
Doelgroep
Studenten hoger onderwijs, docenten Studenten hoger onderwijs, docenten Studenten hoger onderwijs
Scholen en onderwijzend personeel
Onderwijsinstellingen en scholen kunnen financiering krijgen via het programma KLB/ALC voor ontwikkelingseducatieve initiatieven. Dit programma wordt op haar beurt gefinancierd door de provincies en de federale overheid, meer bepaald zowat een derde van het budget van dienst D5. Primaire doelgroep zijn de vormers en secundaire doelgroep zijn kinderen van het primair (vijfde en zesde leerjaar) en secundair onderwijs. De initiatieven worden al dan niet uitgevoerd door de scholen zelf. In veel gevallen huren de scholen een derde actor uit om de activiteit uit te voeren. Op de website van KLB/ALC vindt men informatie over het aanbod. Daarnaast geven enkele gemeenten subsidies aan scholen voor draagvlakversterkende initiatieven en is VVOB bedrijvig op dit vlak via het scholenbandenprogramma.
3.5
Werknemersorganisaties
Werknemersorganisaties (t.t.z. IAV, BIS en IFSI) ontvangen subsidies via de dienst D3.3 van DGD, en van enkele lokale overheden. Maar in het geheel van gesubsidieerde budgetten blijft hun aandeel eerder beperkt.
3.6
Cultuur en media
53
hoofdstuk 3 | Gesubsidieerde organisaties
Bijna 2 miljoen euro gaat jaarlijks naar initiatieven die worden genomen door culturele instellingen, media of festivalorganisatoren. Zowat één derde van het budget van dienst D5 wordt aan deze actoren besteed (de ander begunstigden zijn KLB/ALC, de BTC infocyclus, en NGO’s en vierde pijlerorganisaties). Vooral film- en muziekfestivals zijn populair (zie tabel 3.3 voor een overzicht), naast documentaires en tv-programma’s. Bijna zonder uitzondering is de doelgroep zeer ruim (het brede publiek), alsook het thema, dat ofwel de Noord-Zuidproblematiek in het algemeen of een continent of gebied in de kijker zet. Uitzondering zijn de documentaires die telkens een specifieke problematiek behandelen. Nieuwe media komen in dit luik nauwelijks aan bod.
Tabel 3.3
Door DGD D5 gesubsidieerde culturele organisaties, media en festivals voor periode 2007-2009
Organisatie Zuiderpershuis
54
hoofdstuk 3 | Gesubsidieerde organisaties
Museum Tervuren en atomium - l'Afrique en marche' Paleis voor schone Kunsten - Festival Maroc Brusselse theaters Festival de théâtres Nomades - Journée Axe Sud Studio Brussel Music for Life Couleur Café
Activiteit Thema Multidisciplinair Afrika, water project (film, festival, theater, ...) Tentoonstelling Afrika
Doelgroep Breed publiek
Festival
Marokko
Breed publiek
Theater
Migratie en ontwikkeling
Breed publiek
Radiofestival
Malariaproblematiek Burundi
Breed publiek
Muziekfestival (en solidariteitsdorp) Muziekfestival Muziekfestival
Cultuur en een specifiek thema dat jaarlijks wijzigt Internationale solidariteit Noord-Zuid (jaarlijks en specifiek thema) Internationale solidariteit Arabische cultuur
Breed publiek
Noord-Zuid (jaarlijks en specifiek thema) Noord-Zuid (jaarlijks en specifiek thema) Afrika
Breed publiek
Noord-Zuid
Breed publiek
Middellandse Zeegebied
Breed publiek
Noord-Zuid, democratie en goed bestuur Noord-Zuid (jaarlijks en specifiek thema)
Breed publiek
Afrika
Breed publiek
Kokopelli Mundiaal - Mano Mundo Eperanzah Muziekfestival Festival du Film Filmfestival Arabe de Bruxelles Festival du film Filmfestival d'amour - Mons Open Doek - Turn- Filmfestival hout Afrika Film festival - Filmfestival Leuven Cinema Novo Filmfestival Brugge Festival Cinéma Filmfestival Méditerranéen Festival des Libertés! Filmfestival - Brussel Festival International Filmfestival du film francophone de Namur Festival des Cinémas Filmfestival Africains de Bruxelles Festival International Filmfestival du Film Policier de Liège Festival International Filmfestival Millénium - Brussel Bron DGD 2010
Breed publiek
Breed publiek Breed publiek Breed publiek Breed publiek
Breed publiek en schoolgaande jeugd Breed publiek
Breed publiek
NoordZuidMilleniumontwikkelings- Breed publiek doelstellingen Noord-Zuid
Breed publiek
3.7
Conclusie
55
hoofdstuk 3 | Gesubsidieerde organisaties
Van het totale overheidsbudget voor draagvlakversterking gaat meer dan een kwart naar een tiental NGO’s: namelijk 11.11.11 en Broederlijk Delen, Vredeseilanden, WSM, Oxfam solidariteit, OWW, Djapo, SOS Honger/SOS Faim en Entraide et Fraternité. 11.11.11 en Broederlijk delen nemen de helft van dit budget in. In totaal worden echter tientallen NGO’s en andere maatschappelijke organisaties gefinancierd. Vierde pijlerinitiatieven, culturele instellingen, media, gemeenten en scholen zijn andere belangrijke spelers. De onderstaande tabel geeft nogmaals een overzicht van de belangrijkste subsidieverleners en mensen begunstigden van de subsidies. In de volgende hoofdstukken gaan we dieper in op de aard van de draagvlakversterkende activiteiten en doelgroepen van de subsidieverleners en de belangrijkste begunstigden van de subsidies: de NGO’s.
Tabel 3.4
Actoren die draagvlakversterkende initiatieven verschaffen
Type actor Nationale overheid
Regionale overheden
Gemeentelijke overheden
Provinciale overheden Onderwijsinstellingen
OntwikkelingsNGO’s
Vakbonden
56
hoofdstuk 3 | Gesubsidieerde organisaties
Culturele instellingen
Particuliere vierde pijlerorganisaties
Media
Consulenten en academici
Uitleg Een van de belangrijkste ondersteunende actoren (tevens financieel), die mee beleidskader helpt uittekenen. Liggen – samen met provincies aan de basis van het programma Kleur Bekennen/Annoncer la Couleur Een van de belangrijkste ondersteunende (tevens financieel) actoren, die mee beleidskader helpt uittekenen. Besteden veel aandacht aan vierde pijlerinitiatieven. In de laatste tien jaar uitgegroeid tot een zeer actieve actor, die zowel andere verstrekkers van draagvlakverstekende activiteiten steunt, als mee evenementen organiseert. Idem. Zie ook KLB/ALC Besteden in het curriculum aandacht aan ontwikkelingseducatie, maar vaak afhankelijkheid van de interesse en competentie van de leerkracht, de vakken, en de school en het niveau (lager, secundaire of hoger onderwijs) Historisch de meest actieve actoren en de pioniers op het vlak van draagvlakversterking en voeren alle typen activiteiten (zie volgend hoofdstuk) uit. In de laatste decennia actief geworden op dit gebied. Concentreren zich vooral op thema’s gelieerd aan globalisering, internationale arbeidsverhoudingen en solidariteit en eerlijke handel. Werken in toenemende mate samen met NGO’s. Zeer recent actief op dit gebied, werken vaak samen met andere actoren (vnl. NGO’s of vierde pijler) en zoeken mee naar creatieve manieren om aan draagvlakversterking te doen. Zeer diverse groep van organisaties. Sommige specialiseren zich in draagvlakversterking, maar de meeste richten zich in eerste instantie op projecten in het Zuiden ... Vooral focus op informatievoorziening, met toenemende aandacht voor nieuwe media. Zetten zich ook in voor massamediale campagnes. Voornamelijk actief in onderzoek en het geven van vormingen en onderzoek.
4 | Draagvlakversterkende activiteiten
Eén van de uitdagingen van de gegevensanalyse bestond erin om verschillende typen van draagvlakversterkende activiteiten te onderscheiden en te groeperen. Er bestaan immers verschillende visies op wat al dan niet behoort tot draagvlakversterking en op hoe men de activiteiten kan indelen. In hoofdstuk 1 hebben we er op gewezen dat deze oefening verder wordt bemoeilijkt door het ontbreken van ingeburgerde synoniemen voor draagvlakversterking in andere talen. Daarnaast is er de verwarring rond het begrip ontwikkelingseducatie. Deze term wordt soms als overkoepelende term gebruikt voor een hele reeks activiteiten, soms als synoniem voor draagvlakversterking, of soms als een specifieke draagvlakversterkende activiteit.21 Voor onze indeling vertrokken we vanuit een analyse van de driejarenprogramma’s 2011-2013 van de Noordwerking van NGO’s, de belangrijkste verschaffers van draagvlakversterkende activiteiten en ontvangers van subsidies. In het luik Noordwerking van de driejarenprogramma’s diende elke NGO aan te duiden welke doelstellingen er dienen behaald te worden. Per doelstelling worden een reeks activiteiten en doelgroepen opgesomd. Zowel de vermelde doelstellingen als de activiteiten zijn zeer uiteenlopend. We hebben getracht een lijn te brengen in deze informatie door de doelstellingen en activiteiten te groeperen en te hercoderen in types van actiedoelstellingen en specifieke activiteiten. In totaal hebben we 8 types van actiedoelstellingen en 64 verschillende activiteiten geïdentificeerd. Hieronder sommen we de 8 types actiedoelstellingen op. De actiedoelstellingen leunen soms dicht tegen elkaar aan, en zijn voor interpretatie vatbaar, bijvoorbeeld het onderscheid tussen informatievoorziening - sensibilisering en educatie. In bij21 Zie Daens L., Van Ongevalle J. & De Bruyn T. (2011), Hedendaagse kwesties en uitdagingen rond ontwikkelingseducatie en mondiale vorming in kaart gebracht. Een doorlichting van vijftien recente studies omtrent mondiale vorming en ontwikkelingseducatie, HIVA-KU Leuven, Leuven.
hoofdstuk 4 | Draagvlakversterkende activiteiten
Typologie draagvlakversterkende activiteiten
57
4.1
hoofdstuk 4 | Draagvlakversterkende activiteiten 58
lage 2 worden de 64 specifieke activiteiten vermeld. Een specifieke activiteit is niet per definitie gelieerd aan een type actiedoelstelling. Bijvoorbeeld een organisatie kan een publicatie maken om mensen louter te informeren, om mensen bewust te maken over een bepaald thema, om te gebruiken om te lobbyen bij een doelgroep, of als resultaat van een onderzoek: - informatievoorziening: het informeren van de doelgroep over de eigen activiteiten of over specifieke thema’s; - sensibilisering en bewustmaking: dit gaat verder dan het louter informeren van de doelgroep en beoogt tevens het bewust te maken (en tot op zekere hoogte overtuigen) van een bepaalde problematiek of aanpak van een onderwerp; - educatie: het aanreiken van voornamelijk pedagogische instrumenten en mogelijkheden om de doelgroep kritisch te laten nadenken over een bepaald onderwerp. Belangrijk is deze interpretatie niet te verwarren met de veel ruimere definitie van ontwikkelingseducatie die in §1.3.1.1, hoofdstuk 1 wordt vermeld; - mobilisering: het aanzetten tot actie van de doelgroep over een bepaald thema of voor een bepaalde organisatie; - lobby/advocacy: het trachten te overtuigen van een bepaalde doelgroep van het belang van een bepaald onderwerp of probleem en aanpak tot de oplossing van dit probleem, alsook het ondernemen van beleidsactie; - onderzoek: het uitvoeren van onderzoek om een beter inzicht te hebben in een bepaalde materie; - netwerking: het aanzetten tot samenwerken over een bepaald onderwerp; - capaciteitsversterking: het versterken van capaciteiten van individuen of organisaties zodanig dat deze bepaalde taken efficiënter en effectiever kunnen uitvoeren. In deze indeling vinden we gedeeltelijk het educatief continuüm terug.22 Informatievoorziening focust op het vergroten van de kennis; sensibilisering en educatie voornamelijk op het veranderen van de houding ten opzichte van ontwikkelingssamenwerking; en mobilisering op het beïnvloeden van het gedrag. Lobby en advocacy richt zich tevens op het bewustmaking en gedragsverandering, maar dan via beleidsbeïnvloeding. Daarnaast onderscheiden we drie actiedoelstellingen, die de werking van draagvlakversterkende actoren ondersteunen en efficiënter en doeltreffender dienen te maken; netwerking, onderzoek en capaciteitsversterking. Vooraleer de actiedoelstellingen en activiteiten van de gesubsidieerde NGO’s worden beschreven, kijken we eerst naar de subsidieverleners zelf.
22 Zie onder andere Van Ongevalle, J., Wallyn, B., Bonte, S. & Geerts, S. (2011), Learning about the effectiveness of public support programmes for development cooperation, HIVA-KULeuven, Leuven.
4.2
4.2.1
Organisatie van draagvlakversterkende activiteiten
Eigen activiteiten van subsidieverleners
Voor de regionale en federale overheden, is het aandeel van de eigen initiatieven ten opzichte van steun aan derden zeer klein (enkele procenten), terwijl er bij de lagere overheden geen lijn te trekken is. Bij de provincies en gemeenten zijn er drie groepen te onderscheiden: een eerste groep die net zoals de hogere overheden slechts een fractie van het totaalbedrag (enkele procenten) aan eigen initiatieven besteedt; een tweede waar ongeveer de helft wordt besteed aan eigen initiatieven; en een derde groep die bijna het gehele budget aan eigen initiatieven geeft.
4.2.1.2
Capaciteitsversterking
De lokale en regionale overheden zijn zeer bedrijvig in de ondersteuning van de (particuliere) vierde pijler door middel van vorming, de organisatie van ontmoetingsmomenten, advies en informatieverlening. Financiële ondersteuning komt in het volgende hoofdstuk aan bod. De vierde pijler wordt niet enkel ondersteund ter bevordering van een doeltreffende Zuidwerking, maar ook als middel tot draagvlakversterking of -verbreding. De belangrijkste eigen initiatieven met betrekking tot de vierde pijler worden hieronder opgesomd:
hoofdstuk 4 | Draagvlakversterkende activiteiten
Informatievoorziening en sensibilisering
Zowat alle overheden informeren de bevolking over de werking van de eigen diensten inzake ontwikkelingssamenwerking via nieuwsbrieven, internet of informatiestanden, campagnes en publicaties (bv. Dimensie 3 voor de DGD). Vooral gemeenten die een stedenband hebben met een gemeente in het Zuiden (al dan niet in het kader van een convenant of samenwerkingsakkoord) zijn hier bedrijvig in. Twee grote doelgroepen kunnen onderscheiden worden: het brede publiek enerzijds en het eigen personeel anderzijds. Lokale overheden (zowel provincies als gemeenten) rekenen de organisatie van muziek- en andere culturele festivals en tentoonstellingen tot de eigen initiatieven. Alhoewel vorming een activiteit is waarvoor subsidies worden gegeven aan derden om deze uit te voeren (zie volgend hoofdstuk) zijn er ook een aantal subsidieverleners die deze zelf (mee) organiseren of uitvoeren. Vorming in het kader van de vierde pijler werd hierboven reeds aangehaald. Daarnaast is er het programma infocyclus dat door de BTC wordt uitgevoerd en waarvoor DGD een jaarlijkse subsidie van om en bij de 900 000 euro verleent. Strikt genomen is dit dus niet de subsidieverlener die deze activiteit uitvoert, maar de BTC. Omdat deze echter de uitvoerende dienst is van de federale overheid zetten we dit onder eigen activiteiten.
59
4.2.1.1
Tabel 4.1
Eigen initiatieven van overheden met betrekking tot vierde pijler
Initiatiefnemer DGD 5 en BTC
Naam initiatief BTC infocyclus
Budget 990 851
VAIS en 11.11.11
Steunpunt 4de pijler
WBI
CASIW
11 292* 145 000
Provincies
Doelgroep Onder meer initiatiefnemers van microprojecten Particuliere vierde pijler Initiatives ou implications citoyennes Particuliere vierde pijler
Ontmoetingsmomenten, vorming Sommige gemeenten Idem Particuliere vierde pijler * In 2008 werd een bedrag van 330 000 euro begroot voor de ontwikkeling en opstart van het steunpunt vierde pijler en 51 600 euro voor de website www.4depijler.be.
60
hoofdstuk 4 | Draagvlakversterkende activiteiten
4.2.1.3
Afstemming
Onder eigen activiteiten van de subsidieverleners valt tevens het faciliteren van vraag en aanbod tussen verschillende actoren. In feite zou dit als een negende actiedoelstelling kunnen worden gedefinieerd in de lijst opgesomd in §4.1 – ofwel als een combinatie van netwerking (maar dan tussen de aanbieders en de begunstigden van draagvlakversterkende initiatieven). Afgezien van de initiatieven rond de vierde pijler, is hier veruit het belangrijkste initiatief Kleur Bekennen/Annoncer la Couleur, waarvoor DGD een budget van meer dan 2,5 miljoen euro uittrekt. Net als bij de infocyclus, is het niet DGD zelf die dit programma uitvoert maar de BTC (samen met de provincies). Via dit programma worden tevens onderwijsinstellingen gesubsidieerd.
4.2.2
Activiteiten van NGO’s
De belangrijkste type actiedoelstellingen zijn informatievoorziening en netwerking, zoals tabel 4.2 toont. Ook het belang van sensibilisering en capaciteitsversterking komt tot uiting. Educatie, lobby en advocacy en onderzoek is een focus van zowat vier op tien organisaties, terwijl mobiliseringsactiviteiten slechts door een minderheid worden ontplooid.
Tabel 4.2
Aandeel van organisaties dat zich richt op type van actiedoelstelling (in %)
Informatievoorziening Sensibilisering Educatie Mobilisering Lobby/advocacy Onderzoek Netwerking Capaciteitsversterking
86 63 39 29 41 45 78 61
Zoals figuur 4.1 toont, richten de meeste organisaties zich op meerdere actiedoelstellingen. Slechts 8% (i.e. 4 organisaties) concentreert zich op één enkele actiedoelstelling. Aan de andere kant van het spectrum vinden we 2 organisaties (ofte 4%) terug die activiteiten gericht op alle acht actiedoelstellingen uitvoeren.
Figuur 4.1
Aandeel van organisaties volgens aantal actiedoelstellingen
15 10 5 0 1
2
3 4 5 6 7 Aantal verschillende actiedoelstellingen
8
61
% organisaties
20
hoofdstuk 4 | Draagvlakversterkende activiteiten
25
In termen van budget en het aantal activiteiten is de verdeling ietwat anders (zie figuur 4.2). Sensibilisering en educatie zijn samen goed voor zowat de helft van het budget. Informatievoorziening, capaciteitsversterking en lobby en advocacy nemen elk ongeveer één achtste van het budget in.
Figuur 4.2
Types van actiedoelstellingen volgens aantal en budgetverdeling
100% 90% 80%
13
22
11
22 informatievoorziening
70%
sensibilisering
60%
62
hoofdstuk 4 | Draagvlakversterkende activiteiten
50%
educatie 23
40%
3
30%
18
20%
6 7
10% 0%
27
mobilisering lobby/advocacy
3
onderzoek
13
netwerking
5 7
capaciteitsversterking
10
12
aantal %
budget %
In bijlage 2 hebben we alle activiteiten opgesomd die NGO’s ondernemen, zonder rekening te houden met de actiedoelstellingen waaraan ze worden gekoppeld. Figuur 4.3 geeft de belangrijkste 20 grafisch weer. Hieruit blijkt dat zowat 12% van het totale budget naar vorming gaat. Naar begeleiding, publicaties, pedagogische instrumenten, netwerking en organisatie van ontmoetingen en vergaderingen gaat elk 5 of meer per cent van het totale budget.
Specifieke activiteiten naar aandeel in het budget en naar aandeel in het totaal aantal activiteiten van de driejarenprogramma’s van de door DGD gesubsidieerde NGO’s voor het jaar 201123
0
hoofdstuk 4 | Draagvlakversterkende activiteiten
vorming begeleiding ontwikkelen van publicatie pedagogisch instrument netwerkingsactiviteit (n.n.g.) ontmoetingen/vergaderingen onderzoek (n.n.g.) communicatieactiviteit (n.n.g.) website inleefatelier animatie campagne sensibiliseringsactiviteit (n.n.g.) mobiliseringsactiviteit (n.n.g.) evenementen (organisatie van) informatieactiviteit (n.n.g.) newsletter evaluatie deelname aan… lobbyactiviteit (n.n.g.) 2 budget %
4
6
8
10
aantal %
23 Deelname aan …’verwijst naar ‘Deelname aan conferenties/evenementen/seminaries.
12
14 63
Figuur 4.3
4.2.2.1
Informatievoorziening
In zowat een kwart van de activiteiten (die meer dan een derde van het budget vertegenwoordigt) werd de activiteit niet nader bepaald dan informatievoorziening of communicatie (zie figuur 4.4). Onder de activiteiten waar we wel details van hebben, zijn gedrukte publicaties (boeken, folders, rapporten, …) en de opmaak en het gebruik van websites de belangrijke informatieinstrumenten. Alhoewel websites duidelijk aan populariteit winnen als communicatie- en informatieinstrument, is het gebruik van nieuwe media (zoals facebook en twitter) nog niet ingeburgerd. Ook de ontwikkeling van audiovisueel materiaal (vooral documentaires op televisie) is een activiteit van slechts een fractie van de organisaties. Documentatiecentra worden dan weer afgebouwd of overgezet op een digitaal platform.
Figuur 4.4
Informatievoorzieningsactiviteiten naar aandeel in het budget en naar aandeel in het totaal aantal informatievoorzieningsactiviteiten van de driejarenprogramma’s van de door DGD gesubsidieerde NGO’s voor het jaar 2011
64
hoofdstuk 4 | Draagvlakversterkende activiteiten
communicatieactiviteit (n.n.g.) informatieactiviteit (n.n.g.) publicatie website newsletter budget %
documentatiecentrum
aantal %
persartikels nieuwe media seminarie (organisatie van) audiovisueel materiaal andere informatieactiviteit (w.g.) 0
5
10
15
20
25
4.2.2.2
Sensibilisering
Er is een grote diversiteit in de sensibiliseringsactiviteiten (zie figuur 4.5). Er is niet één typische activiteit te onderscheiden. Zowat 10% van het totale budget voor deze actiedoelstelling wordt besteed aan de ontwikkeling en verspreiding van publicaties en een gelijkaardig aandeel gaat naar campagnegerelateerde activiteiten. Slechts 4 % van de organisaties onderneemt inleefreizen en/of inleefateliers.
Figuur 4.5
Sensibiliseringactiviteiten naar aandeel in het budget en naar aandeel in het totaal aantal sensibiliseringsactiviteiten van de driejarenprogramma’s van de door DGD gesubsidieerde NGO’s voor het jaar 2011
publicatie sensibiliseringsactiviteit (n.n.g.) campagne campagnemateriaal website
newsletter inleefatelier persartikels andere sens.activiteit (w.g.) 0
10
20
30
40
50
60
65
aantal %
inleefreis
hoofdstuk 4 | Draagvlakversterkende activiteiten
budget %
ontmoetingen/vergaderingen
4.2.2.3
Educatie
Educatie bestaat voornamelijk uit de organisatie van korte en langlopende vormingen en opleidingen, alsook de ontwikkeling van pedagogische instrumenten (zie figuur 4.6). Een meer gedetailleerde invulling van deze twee soorten activiteiten was spijtig genoeg niet mogelijk binnen het bestek van dit onderzoek.
Figuur 4.6
Educatieactiviteiten naar aandeel in het budget en naar aandeel in het totaal aantal educatieactiviteiten van de driejarenprogramma’s van de door DGD gesubsidieerde NGO’s voor het jaar 2011
vorming pedagogisch instrument animatie inleefatelier begeleiding budget %
66
hoofdstuk 4 | Draagvlakversterkende activiteiten
project
aantal %
educatieve activiteit (n.n.g.) uitwisseling workshops evenementen (organisatie van) andere educatieve activiteit (w.g.) 0
10
20
30
40
50
4.2.2.4
Mobilisering
De overgrote meerderheid van mobiliseringsactiviteiten wordt niet verder gedefinieerd, maar waar er wel info over te vinden was, verwijst dit voornamelijk naar de begeleiding van een doelgroep om actie te ondernemen (zie figuur 4.7).
Figuur 4.7
Mobiliseringactiviteiten naar aandeel in het budget en naar aandeel in het totaal aantal mobiliseringsactiviteiten van de driejarenprogramma’s van de door DGD gesubsidieerde NGO’s voor het jaar 201124
mobiliseringsactiviteit (n.n.g.) begeleiding evenementen (organisatie van) recruteringscampagne organisatie van themaweek budget %
campagne
aantal %
animatie deelname aan… conferentie (organisatie van) andere mob.activiteit (w.g.) 10
20
30
40
50
60
70
67
0
hoofdstuk 4 | Draagvlakversterkende activiteiten
project
24 Deelname aan …’verwijst naar ‘Deelname aan conferenties/evenementen/seminaries.
4.2.2.5
Lobby en advocacy
Aan lobby en advocacy wordt vooral gedaan via de organisatie of deelname aan conferenties en ontmoetingen met verschillende doelgroepen (zie figuur 4.8). Dit is ofwel met de doelgroep die men rechtstreeks wil bereiken (bv. beleidsverantwoordelijken, zie verder), ofwel door via deze ontmoetingen gelijkgestemde organisaties te vinden en strategieën te ontwikkelen.
Figuur 4.8
Lobby/advocacyactiviteiten naar aandeel in het budget en naar aandeel in het totaal aantal lobby/advocacyactiviteiten van de driejarenprogramma’s van de door DGD gesubsidieerde NGO’s voor het jaar 201125
ontmoetingen/vergaderingen lobbyactiviteit (n.n.g.) publicatie deelname aan… netwerking budget % aantal %
(beleids)dialoog perscommunicatie beleidsanalyse campagne andere lobbyactiviteit (w.g.) 0
5
10
15
20
68
hoofdstuk 4 | Draagvlakversterkende activiteiten
interpellaties
25 Deelname aan …’verwijst naar ‘Deelname aan conferenties/evenementen/seminaries.
4.2.2.6
Onderzoek
Onderzoek omvat naast studies, voornamelijk de uitvoering van evaluaties (zie figuur 4.9).
Figuur 4.9
Onderzoeksactiviteiten naar aandeel in het budget en naar aandeel in het totaal aantal onderzoeksactiviteiten van de driejarenprogramma’s van de door DGD gesubsidieerde NGO’s voor het jaar 2011
onderzoek (n.n.g.) evaluatie methodiekontwikkeling budget %
publicatie ontwikkelen
aantal %
beleidsanalyse
0
10
20
30
40
50
60
70
69
pedagogisch instrument
hoofdstuk 4 | Draagvlakversterkende activiteiten
bezoek aan het Zuiden
4.2.2.7
Netwerking
Netwerking ten einde samen te werken voor een ander doeleinde wordt bijna niet verder gespecifieerd (zie figuur 4.10).
Figuur 4.10
Netwerkingsactiviteiten naar aandeel in het budget en naar aandeel in het totaal aantal netwerkingsactiviteiten van de driejarenprogramma’s van de door DGD gesubsidieerde NGO’s voor het jaar 2011
netwerkingsactiviteit (n.n.g.) ontmoetingen/vergaderingen alliantievorming informatieverspreiding begeleiding budget %
publicatie
aantal %
(beleids)dialoog conferentie
70
hoofdstuk 4 | Draagvlakversterkende activiteiten
seminarie (organisatie van) coördinatie netwerkingsactiviteit (w.g.) 0
10
20
30
40
50
60
4.2.2.8
Capaciteitsversterking
Capaciteitsversterking verwijst ten slotte hoofdzakelijk naar de begeleiding van individuen of organisaties om projecten of programma’s uit te voeren (zie figuur 4.11).
Figuur 4.11
Capaciteitsversterkingsactiviteiten naar aandeel in het budget en naar aandeel in het totaal aantal versterkingsactiviteiten van de driejarenprogramma’s van de door DGD gesubsidieerde NGO’s voor het jaar 201126
begeleiding ontmoetingen/vergaderingen publicatie methodiekontwikkeling coördinatie budget %
vorming
aantal %
forum (organisatie van) pedagogisch instrument deelname aan… andere cap.verst.act. (w.g.) 10
20
30
40
71
0
hoofdstuk 4 | Draagvlakversterkende activiteiten
netwerking
26 Deelname aan …’verwijst naar ‘Deelname aan conferenties/evenementen/seminaries.
4.2.3
Onderwerpen van NGO’s
Figuur 4.12 toont de thema’s die het vaakst het onderwerp van een activiteit vormen. Naast algemene onderwerpen verbonden aan internationale solidariteit, is fair trade een populair thema.
Figuur 4.12
Thema volgens aantal keer als onderwerp van activiteit vermeld in de driejarenprogramma’s van de door DGD gesubsidieerde NGO’s voor het jaar 2011 internationale solidariteit fair trade landbouw
arbeidsrechten/waardig werk kinderrechten economie / handel ontwikkelingseducatie natuurlijke grondstoffen/hulpbronnen
72
hoofdstuk 4 | Draagvlakversterkende activiteiten
schuldverlichting derde wereld ontwikkelingsbeleid eigen organisatie gezondheids(zorg) waterbeleid duurzame ontwikkeling voedselzekerheid humanitaire regelgeving en principes verschillende onderwerpen klimaatsverandering geweld tegen vrouwen levensomstandigheden 0
2
4
6
8
10
12
14
16
18
20
hoofdstuk 4 | Draagvlakversterkende activiteiten
Conclusie
Draagvlakversterking voor ontwikkelingssamenwerking omvat een veelheid aan verschillende activiteiten. Bovendien bestaat er geen eenduidige terminologie voor de indeling van deze activiteiten. In dit hoofdstuk hebben we getracht een overzicht te brengen. Zoals aangegeven staat deze indeling niet in steen gebeiteld. Wellicht zal er discussie zijn over specifieke activiteiten of actiedoelstellingen, en of deze al dan niet tot draagvlakversterking kunnen gerekend worden. De analyse wijst er wel op dat draagvlakversterking verder gaat dan informatievoorziening, sensibilisering en educatie en mobilisering, en lobby en advocacy. Netwerking, onderzoek en capaciteitsversterking zijn belangrijke ondersteunende actiedoelstellingen. Uit de analyse blijkt dat zowat 60% van het door DGD gesubsidieerde budget van NGO’s naar de actiedoelstellingen die zich richten op de eerste twee fases van het educatief continuüm gaat (gericht op kennisvergroting en bewustmaking). Sensibilisering en educatie nemen samen zowat de helft van het budget voor hun rekening en informatievoorziening en informatievoorziening 11% (zie figuur 4.2, §4.2.2). Vooral het geven van vorming, begeleiding van werknemers of organisaties, het ontwikkelen en verspreiden van publicaties en pedagogische instrumenten zijn populair als specifieke activiteiten. Ook lobby en advocacy zijn figureert prominent. Mobilisering is daarentegen sterk ondervertegenwoordigd, aangezien het slechts 3% van het budget inneemt. Ondersteunende actiedoelstellingen zijn goed voor een kwart van het budget. Binnen deze, neemt capaciteitsversterking (met 12% van het budget) de belangrijkste plaats in.
73
4.3
5 | Doelgroepen
Bij de lezing van de resultaten van deze analyse is het belangrijk de caveats uit hoofdstuk 1 in het achterhoofd te houden. Om het belang van de doelgroepen te achterhalen werd gekeken naar het aantal organisaties dat zich op een bepaalde doelgroep richt, het aantal activiteiten per doelgroep en het budget besteed per doelgroep. Figuur 5.1 geeft de meest vernoemde doelgroepen per activiteit en organisatie, terwijl figuur 5.2 een beeld geeft op basis van het budget. In bijlage 1 zijn de volledige lijsten terug te vinden. Vooraleer we ingaan op de specifieke doelgroepen, identificeren we enkele algemene tendensen. Onderwijs is veruit de belangrijkste doelgroep. Maar liefst 26% van het totale budget gaat naar deze sector. 34 op 50 organisaties (i.e. 68%) ontplooien activiteiten voor de doelgroep, dubbel zoveel dan voor eender welke andere doelgroep. De tweede belangrijkste doelgroep in termen van budget, activiteiten en organisaties zijn de beleidsverantwoordelijken. Daarna volgen NGO’s, het grote publiek, de eigen achterban en jongeren. Het middenveld, vrijwilligers de overheid en media of journalisten vervolledigen de top tien. Opvallend is dat bijna een kwart van het budget wordt verdeeld over 39 verschillende doelgroepen. De overgrote meerderheid van de doelgroepen wordt overigens maar bediend door vijf of minder organisaties.
hoofdstuk 5 | Doelgroepen
Algemene analyse NGO’s
75
5.1
Figuur 5.1
Aandeel van NGO’s en activiteiten dat zich op bepaalde doelgroep richt (in % ten opzichte van totaal aantal NGO’s - enkel top 20 weergegeven – en totaal aantal activiteiten) vermeld in de driejarenprogramma’s van de door DGD gesubsidieerde NGO’s voor het jaar 2011
onderwijs beleidsverantwoordelijken NGO groot publiek jongeren achterban media/journalisten overheid middenveld vrijwilligers lokale actoren sleutelactoren/opiniemakers verbindingsactoren medewerkers organisatie sociale actoren hoofdstuk 5 | Doelgroepen
bedrijven volwassenen vakbonden/werknemers vierde pijler consumenten netwerken
76
0
10
20
organisaties %
30
40
activiteiten %
50
60
70
80
Figuur 5.2
Verdeling van budget over doelgroepen vermeld in de driejarenprogramma’s van de door DGD gesubsidieerde NGO’s voor het jaar 2011
onderwijs 26%
rest 22%
middenveld 3% vrijwilligers 3%
achterban 9%
overheid 4% media/journalisten 4%
NGO 7%
beleidsverantwoor delijken 9%
In hoofdstuk 3 (§3.1.1.2) werd vermeld wat de gemeenschappelijke doelgroepen voor de Noordwerking van de NGO’s, volgens de NGO’s zélf zijn.27 De vraag is of deze intenties inderdaad vertaald worden in concrete acties. De analyse van de doelgroepen die figureren in de door DGD gesubsidieerde Noordwerkingsprogramma’s van NGO’s maakt het mogelijk om deze vraag deels te beantwoorden. ‘Deels’, omdat, zoals we eerder hebben vermeld, onze analyse geen rekening houdt met de activiteiten, die door NGO’s worden uitgevoerd, maar waarvoor geen subsidies bij DGD worden aangevraagd. Uit de analyse van de door DGD gesubsidieerde programma’s komt enerzijds duidelijk tot uiting dat er veel aandacht wordt gegeven aan kinderen, jongeren en opvoeders. Figuren 5.1 en 5.2 tonen dat de doelgroepen onderwijs en jongeren samen goed zijn voor 33% van het budget. Ook het belang van de politieke wereld en beleidsmakers (9% van het budget), de achterban (resp. 9%) en de bevolking (resp. 7%) in het algemeen wordt weerspiegeld in de door ons onderzochte Noordprogramma’s. Anderzijds zijn de media en middenveldorganisaties (tenzij NGO’s bij middenveld worden gerekend) veel minder het doel van activiteiten 27 Ter herinnering vermelden we nogmaals deze doelgroepen: kinderen en jongeren; opvoeders; de politieke wereld en beleidsmakers; middenveldorganisaties; de financieel-economische wereld; de achterban van haar organisaties; de media; de bevolking.
hoofdstuk 5 | Doelgroepen
groot publiek 7%
77
jongeren 6%
(resp. 4 en 3%) De grote afwezige is echter de financieel-economische wereld. Om vertegenwoordigers van deze doelgroep terug te vinden, dienen we verder te kijken dan de 20ste plaats in de lijst en verwijzen we bijgevolg naar bijlage 1. Bedrijven representeren slechts 1,3% van het budget en het aandeel van internationale financiële instellingen is zelfs verwaarloosbaar klein. Figuren 5.3 en 5.4 tonen op welke manier de NGO’s de verschillende doelgroepen trachten te bereiken.
Figuur 5.3
Aandeel van type actiedoelstellingen dat zich op bepaalde doelgroep richt (in % ten opzichte van totaal actiedoelstellingen voor die doelgroep) vermeld in de driejarenprogramma’s van de door DGD gesubsidieerde NGO’s voor het jaar 2011 (1)
onderwijs
groot publiek
media/journalisten
informatievoorziening sensibilisering educatie mobilisering lobby/advocacy
middenveld
netwerking onderzoek achterban
versterking
beleidsverantwoordelijken
78
hoofdstuk 5 | Doelgroepen
NGO
sociale actoren 0,0
10,0
20,0
30,0
40,0
50,0
60,0
70,0
Figuur 5.4
Aandeel van type activiteiten dat zich op bepaalde doelgroep richt (in % ten opzichte van totaal per type activiteit vermeld in de driejarenprogramma’s van de door DGD gesubsidieerde NGO’s voor het jaar 2011) (2)
jongeren sleutelactoren/opiniemakers informatievoorziening vierde pijler
sensibilisering educatie
bedrijven
mobilisering lobby/advocacy
medewerkers organisatie
netwerking vakbonden/werknemers
onderzoek versterking
vrijwilligers overheid 0,0
10,0
20,0
30,0
40,0
50,0
79
hoofdstuk 5 | Doelgroepen
Hieronder bekijken bovenstaande tabellen en de belangrijkste groepen van doelgroepen in detail.
5.2
5.2.1
Analyse per doelgroep
Onderwijs en jongeren
De onderwijssector wordt voornamelijk bereikt via sensibiliserings- en educatieactiviteiten (zie figuur 5.3) Met onderwijssector worden zowel leerlingen als leerkrachten en ander personeel bedoeld. Bijna de helft van het budget (i.e. 46%) wordt besteed aan het basisonderwijs, 17% aan secundair - waarvan 1% aan het technisch en secundair onderwijs - en 22% aan hoger onderwijs. 15% van het budget wordt niet nader gedefinieerd en een zeer kleine fractie gaat naar het kleuteronderwijs.
Figuur 5.5
Verdeling van budget binnen doelgroep onderwijs vermeld in de driejarenprogramma’s van de door DGD gesubsidieerde NGO’s voor het jaar 2011 ander/niet gedefinieerd 15%
80
hoofdstuk 5 | Doelgroepen
hoger onderwijs 22%
secundair technisch en beroepsonderwijs 1%
kleuteronderwijs 0%
basisonderwijs 46%
secundair onderwijs 16%
Bij de doelgroep jongeren buiten het onderwijs zijn adolescenten een belangrijke focus, zoals figuur 5.6 aangeeft. Ook hier is sensibilisering en educatie de belangrijkste actiedoelstelling van NGO’s (zie figuur 5.4).
Verdeling van budget binnen doelgroep jongeren vermeld in de driejarenprogramma’s van de door DGD gesubsidieerde NGO’s voor het jaar 2011
12 - 18 jaar 24%
6 - 12 jaar 2%
hoofdstuk 5 | Doelgroepen
ander / niet gedefinieerd 74%
81
Figuur 5.6
5.2.2
Beleidsverantwoordelijken en overheid
Voor ongeveer één derde van het budget was het niet onmiddellijk mogelijk om de beleidsverantwoordelijke of politieke actoren meer gedetailleerd te identificeren. Meer dan een kwart van het budget gaat naar de Belgische beleidsmensen, en één vijfde naar Europese (zie figuur 5.7). Eén achtste van het budget gaat naar het internationaal niveau. Zoals figuur 5.3 toont, zijn beleidsverantwoordelijken vooral het onderwerp van lobby en advocacyactiviteiten.
Figuur 5.7
Verdeling van budget binnen doelgroep beleidsverantwoordelijken vermeld in de driejarenprogramma’s van de door DGD gesubsidieerde NGO’s voor het jaar 2011 diplomaten en consuls politieke actoren 0% 7%
beleidsverantwoorde lijken n.n.g. 26%
82
hoofdstuk 5 | Doelgroepen
Internationale 13%
Vlaamse 6%
Europese 20%
Belgische 28%
Het lokale niveau komt veel minder aan bod op het eerste gezicht, maar is wel zeer uitgesproken aanwezig in de categorie overheid. Maar liefst 70% van het budget voor overheden gaat naar het lokale niveau, zie figuur 5.8. Zoals we verder zullen zien, worden de beleidsverantwoordelijken vooral bereikt via advocacy en lobbyactiviteiten, terwijl informatievoorziening en mobilisering (voor fair trade) het doel is voor de lokale administratie (zie figuren 5.3 en 5.4)
Verdeling van budget binnen doelgroep overheid vermeld in de driejarenprogramma’s van de door DGD gesubsidieerde NGO’s voor het jaar 2011
Zuiden 0%
algemeen 14%
Europese 5%
Belgische 8% Vlaamse 3%
hoofdstuk 5 | Doelgroepen
lokale 70%
83
Figuur 5.8
5.2.3
NGO’s, vierde pijler, middenveld en vakbonden
Bij de NGO’s worden voornamelijk ontwikkelingsNGO’s bedoeld. Opvallend is dat de activiteiten gericht op NGO’s zeer divers zijn, alhoewel versterking en lobby en advocacy er uitspringen. Eenzelfde beeld vinden we terug bij het middenveld (zie figuren 5.3 en 5.4). Bij de vierde pijlerorganisaties ligt de nadruk dan weer op capaciteitsversterking en op informatievoorziening.
Figuur 5.9
Verdeling van budget binnen doelgroep NGO vermeld in de driejarenprogramma’s van de door DGD gesubsidieerde NGO’s voor het jaar 2011
sensibiliseringsactoren 6%
humanitaire actoren 1%
84
hoofdstuk 5 | Doelgroepen
ontwikkelingsNGO's : jeugdrechten 1%
mensenrechtenorganisaties 2%
NGO's n.n.g. 3%
ontwikkelingseducatieactoren 4%
ontwikkelingsNGO's 83%
5.2.4
Vrijwilligers en medewerkers organisatie
Zowel bij medewerkers van de eigen organisatie als bij vrijwilligers vormt vanzelfsprekend capaciteitsversterking een belangrijke actiedoelstelling. Opvallend is de belangrijke plaats van educatie en informatievoorziening. In feite bestaan de meeste activiteiten voor deze actiedoelstellingen uit vormingsmomenten, wat het belang verklaart.
5.2.5
Groot publiek en achterban
Uit figuur 5.3 leiden we af dat grote publiek en de eigen achterban voornamelijk het onderwerp zijn sensibiliseringsacties. Het mindere belang van mobilisering als actiedoelstelling komt ook hier tot uiting.
5.2.6
Media en opiniemakers
De NGO’s trachten media en opiniemakers informatie te verstrekken over verschillende onderwerpen (zie figuren 5.3 en 5.4) en in mindere mate te sensibiliseren. Media zijn daarenboven vaak het onderwerp van lobby en advocacyactiviteiten.
5.2.7
Bedrijven
De relatief weinige activiteiten die bedoeld zijn voor bedrijven, blijken in hoofdzaak als doel te hebben deze bewust te maken. Slechts één op acht van de activiteiten gaat over lobby en advocacy, terwijl netwerking en capaciteitsversterking zeer lage prioriteit hebben.
28 Zie §1.1.3 en De Bruyn T. (2010), Draagvlakversterking: innovatieve praktijken, doelgroepenbereik, afstemming tussen vraag en aanbod, PULSE, HIVA-KU Leuven, Leuven, te vinden op de website www.pulseoplatform.com.
hoofdstuk 5 | Doelgroepen
Conclusie
Alhoewel NGO’s via de subsidies van DGD tientallen verschillende doelgroepen trachten te bereiken (zie bijlage 1), is zowat een derde van het budget bestemd voor onderwijs en een derde voor vier doelgroepen tezamen, t.t.z. de achterban, beleidsverantwoordelijken, NGO’s en het grote publiek. Bedrijven en de financieel-economische wereld – toch belangrijke doelgroepen volgens de doelstellingen van de NGO’s, komen weinig voor in de door ons onderzochte programma’s. Hetzelfde geldt voor migranten(organisaties) of allochtonen, en ouderen, doelgroepen die wel in de interviews met beleidsmakers en NGO’s naar voor kwamen als belangrijk,28 maar niet in onze gegevensverzameling tot uiting komen. We dienen hierbij wel op te merken dat de doelgroep ‘ouderen’ wellicht indirect terug te vinden is in de doelgroepen ‘achterban’ en ‘vrijwilligers’. Binnen onderwijs valt overigens op dat de meeste activiteiten gericht zijn op het basisonderwijs. Nochtans richt KLB/ALC, die onder meer een brug vormt tussen het onderwijs en de aanbieders van ontwikkelingseducatieve activiteiten, zich sinds 2010 - 2011 enkel op secundair onderwijs en het basisonderwijs vanaf 10 jaar. Voor de lagere jaren bestaat er dus nog een groot aanbod, maar dit valt buiten het bestek van KLB/ALC. Aan het technisch en beroepssecundair onderwijs, een belangrijke, maar moeilijk te bereiken doelgroep, volgens de interviews met NGO’s en beleidsmakers, wordt bovendien slechts weinig aandacht besteed in de door DGD gesubsidieerde noordwerkingsprogramma’s. Uit figuren 5.2 en 5.3 wordt duidelijk dat bepaalde actiedoelstellingen vooral bedoeld zijn voor specifieke doelgroepen. Vrijwilligers, medewerkers van de eigen
85
5.3
86
hoofdstuk 5 | Doelgroepen
organisatie en vierde pijlerorganisaties zijn bijvoorbeeld vooral het onderwerp van capaciteitsversterkingsinitiatieven, terwijl er voor beleidsmakers en de overheid advocacy en lobbyactiviteiten worden ondernomen.
87
Op Europees niveau bestaan er een aantal belangrijke netwerken. Voor overheden is het belangrijkste netwerk GENE (Global Education Network Europe). Dit is een Europees netwerk van ministeries, agentschappen en andere gouvernementele instellingen die verantwoordelijk zijn voor ondersteuning en beleidsontwikkeling inzake mondiale vorming; Het ging van start in 2001 met 6 landen, en telt ondertussen leden uit 14 landen, die samen een budget hebben van meer dan 100 miljoen euro voor mondiale vorming (zie www.gene.eu). Voor Europese ontwikkelingsNGO’s is er het programma DEEEP (Development Education Exchange in Europe Project). DEEEP is een programma dat negen jaar geleden werd opgestart door het Development Education Forum van CONCORD, de Europese koepelorganisatie voor ontwikkelingsNGO’s). DEEEP legt zich toe op de ontwikkeling en uitwisseling van vaardigheden en expertise tussen ontwikkelingsNGO’s die zich bezighouden met mondiale vorming, en tracht strategische samenwerking te promoten tussen de civiele maatschappij en de overheden. De nationale koepelorganisaties van NGO’s vervullen eenzelfde rol als bovengenoemde structuren - maar dan op nationaal niveau: Coprogram en Acodev, en CNCD en 11.11.11. Binnen deze koepels zijn er werkgroepen rond ontwikkelingseducatie. Er zijn initiatieven die trachten de vraag aan het aanbod, alsook de actoren die al dan niet een officiële taak inzake ontwikkelingseducatie krijgen toegewezen, te matchen. In de tabel op de volgende pagina’s geven we een overzicht. Binnen een aantal sectoren zijn er al doeltreffende structuren ontwikkeld. Zo vormt Kleur Bekennen/Annoncer la Couleur een relais tussen de onderwijssector en ontwikkelingseducatieve organisaties die zich op jongeren richten. Train2dev, een platform van ontwikkelingsactoren, biedt een overzicht van de opleidingen over ontwikkelingssamenwerking.
hoofdstuk 6 | Afstemmingsinitiatieven
6 | Afstemmingsinitiatieven
88
hoofdstuk 6 | Afstemmingsinitiatieven
Een globaal overzicht van alle draagvlakversterkende initiatieven in België of een regio uit België bestaat echter niet. De vraag stelt zich of een dergelijk informatieinstrument überhaupt nodig en mogelijk is. Vanuit het standpunt van subsidieverleners en beleidsmakers zou het wel nuttig zijn een globaal overzicht te hebben van de actoren, doelgroepen en activiteiten, maar voor de doelgroepen van draagvlakversterkende initiatieven is het nut van een centrale databank veel minder duidelijk. Informatieverstrekking en communicatie dienen immers afgestemd te worden op de noden van de doelgroepen. Zo behoeven scholen een andere communicatiestrategie dan pakweg media of bedrijven. Een portaal met een overzicht van de bestaande afstemmingsinitiatieven en waar men informatie kan vinden over een bepaald aspect van draagvlak zou wel zijn nuttig zijn. Er dienen bovendien stappen gezet worden voor een betere afstemming van de terminologie van draagvlakversterkende activiteiten.
Organisatie
Methode en instrumenten
Geografische scope
Kleur Bekennen/Annoncer la Couleur (BTC) www.kleurbekennen.be www.annoncerlacouleur.be
Onderwijssector (10 tot 18-jarigen) - leerlingen, leerkrachten, scholen en hoger onderwijs voor toekomstige opvoeders en leerkrachten
Vraag (doelgroep)
Eigen materiaal NGO’s en vierde pijlers die rond ontwikkelingseducatie werken
Fungeert als relais tussen onderwijs en aanbieders Eigen educatief materiaal Website met lijst Documentatiecentra vorming Advies op maat Financiering
Kleur Bekennen: Vlaamse Gemeenschap Annoncer la Couleur: Franstalige Gemeenschap in elke provincie heeft KLB/ALC een promotor.
Train2dev
Ontwikkelingsprofessionals en geïnteresseerden
Vormingsaanbod
Website
België
Openboek.be/livre-ouvert/be
Grote publiek
NGO’s
Website met informatie over de Zuidwerking van NGO’s en de beschikbare middelen
België
Cocosnet www.Cocosnet.be
Grote publiek
NGO’s
Het Cocosnet is een netwerk van documentatiecentra van OS NGO’s. Website met 2 databanken met literatuur, lesmateriaal
Vlaanderen
SUDOC www.sudoc.be
Grote publiek Actoren uit de sector ontwikkelingssamenwerking Acteurs de la coopération au développement
NGO’s en andere verschaffers van informatie
Netwerk van zes documentatiecentra van Franstalige NGO’s. Website centraliseert de info volgens 9 thema’s.
Franstalig België
Donorinfo (Stichting) www.Donorinfo.be
Grote publiek, meer bepaald potentiële donoren Geïnteresseerden in inleefreizen Vrijwilligers
Belgische goede doelen Organisaties die inleefreizen en stages aanbieden
Lijst de goede doelen in België op Website Adviesverlening
België
2015 de tijd loopt www.detijdloopt.be
Grote publiek
Vlaamse N-Z beweging
Informatie over MDG’s
Vlaanderen
89
Aanbod (doelgroep)
hoofdstuk 6 | Afstemmingsinitiatieven
90
Organisatie
hoofdstuk 6 | Afstemmingsinitiatieven
Aanbod (doelgroep)
Methode en instrumenten
Steunpunt vierde pijler (VAIS en 11.11.11) www.vierdepijler.be
Grote publiek
Particuliere vierde pijlerorganisaties
Geeft platform aan 4de pijlerorganisaties om zich voor te stellen, ondersteunt (niet financieel) deze in hun werking Website Advies Vorming Ontmoetingsmomenten
Vlaanderen en Brussel
CASIW (WBI) www.casiw.be
Grote publiek
Vierde pijlerorganisaties
Geeft platform aan 4de pijlerorganisaties om zich voor te stellen, ondersteunt (niet financieel) deze in hun werking Summiere website Advies Vorming
Wallonië en Brussel
Kauri www.kauri.be
Bedrijven en NGO’s
Bedrijven en NGO’s
Werkt rond MVO en accountability van NGO’s Vervult brugfunctie tussen beide en biedt platform tot dialoog aan. Website Seminaries
België
Canon cultuurcel www.dynama2.be
Onderwijs
Cultuurorganisaties
Vervult brugfunctie tussen cultuursector en onderwijs Website
Vlaanderen
NME inventaris (Vlaamse Gemeenschap, LNE) http://nme.milieuinfo.be/front.cgi? action=start
Onderwijs
Natuureducatieve organisaties
Vervult brugfunctie tussen organisaties die natuureducatie bieden en scholen
Vlaanderen
Overlegplatform in de sector van de korte opleidingen over ontwikkeling
Grote publiek?
Organisaties die opleidingen aanbieden
Op dit ogenblik wordt er een lijst gemaakt van alle bestaande opleidingen
België
Réseau IDEES www.reseau-idee.be
Vraag (doelgroep)
Netwerk van meer dan 100 leden, waaronder lesgevers NGO’s, ... Biedt info over milieueducatie
Geografische scope
7 | Conclusie
Een belangrijk luik van het ontwikkelingssamenwerkingsbeleid van de meeste noordelijke donoren situeert zich in het eigen land, met name het versterken van het draagvlak bij de bevolking of specifieke bevolkingsgroepen voor ontwikkelingssamenwerking. Draagvlak kan worden gedefinieerd als ‘de al dan niet door kennis gedragen houding en actie ten aanzien van een bepaald onderwerp’.29 Deze definitie laat ruimte voor verschillende interpretaties. Enerzijds kan dit gaan over het verwerven van publieke steun voor het gevoerde beleid inzake ontwikkelingssamenwerking, of een bepaald onderwerp (bijvoorbeeld de millenniumdoelstellingen, onderwijs in ontwikkelingslanden, verbetering van arbeidsomstandigheden in een bepaald land, ...). Anderzijds kan dit verwijzen naar het opvoeden van de bevolking tot kritische wereldburgers, t.t.z. het verschaffen van informatie, instrumenten en/of handelingsalternatieven opdat burgers zelf kritisch een onderbouwde mening en gedrag ten aanzien van ontwikkelingssamenwerking of een specifiek onderwerp kunnen vormen. In Europa blijkt België aan de top staan inzake investeringen in draagvlakversterking. Meer dan 29 miljoen euro maakten de verschillende overheden vrij voor dit onderwerp. Volgens het European Development Education Monitor Report DE Watch uit 201030 geven enkel het Verenigd Koninkrijk, Duitsland, Spanje en Nederland meer. Een aanzienlijk deel van dit budget gaat naar een veelheid van organisaties en instellingen die draagvlakversterkende initiatieven uitvoeren. Er ontbreekt echter een overzicht van deze initiatieven. Welke organisaties houden zich ermee bezig, wat doen ze, en welke doelgroepen trachten ze te bereiken? Op deze vragen hebben we in dit rapport een antwoord trachten te formuleren. Als 29 Zie www.pulse-oplatform.com. 30 Dit rapport van de European Multi-Stakeholder Group on Development Education is te downloaden op http://www.coe.int/t/dg4/nscentre/ge/DE_Watch.pdf.
hoofdstuk 7 | Conclusie
Inleiding
91
7.1
vertrekpunt hebben we de subsidiestromen en begunstigden in kaart gebracht. In tweede instantie hebben we de activiteiten en doelgroepen van de belangrijkste aanbieders van initiatieven, i.e. de NGO’s, geanalyseerd aan de hand van de bij DGD ingediende driejarenprogramma’s.
7.2
92
hoofdstuk 7 | Conclusie
7.2.1
Belangrijkste bevindingen
Terminologie
Draagvlakversterking blijft een gecontesteerde en verwarrende term. Uit de zoektocht naar informatie bij verschillende instellingen bleek dat het begrip op verschillende manieren werd geïnterpreteerd. Daarenboven is de term in Franstalig België vrij onbekend. De activiteiten die men in België onderneemt wordt in België eerder aangeduid als ‘Noordwerking’, een term die in andere Europese landen geen ingang heeft gevonden. Een wel in het Frans gebruikte term is dan weer ontwikkelingseducatie, een begrip waarover NGO’s en de federale overheid recent een consensus hebben bereikt (zie §1.3.1.1). In dit onderzoek identificeerden we acht verschillende zogenaamde actiedoelstellingen identificeerden we (zie §4.1): informatievoorziening, sensibilisering, educatie, mobilisering, lobby en advocacy, onderzoek, netwerking, en organisatie- en capaciteitsversterking. Daarbij komen nog afstemmingsinitiatieven om de vraag naar en het aanbod aan activiteiten op elkaar af te stemmen, en die door overheden en koepelorganisaties worden ondernomen. Zoals gesteld in hoofdstuk 4 verwijst deze indeling gedeeltelijk naar het educatief continuüm: informatievoorziening focust op het vergroten van de kennis; sensibilisering en educatie voornamelijk op het veranderen van de houding ten opzichte van ontwikkelingssamenwerking; en mobilisering op het beïnvloeden van het gedrag. Lobby en advocacy richt zich tevens op bewustmaking en gedragsverandering, maar dan via beleidsbeïnvloeding. Daarnaast onderscheiden we drie actiedoelstellingen, die de werking van draagvlakversterkende actoren ondersteunen en efficiënter en doeltreffender dienen te maken: netwerking, onderzoek en capaciteitsversterking. 64 verschillende groepen van activiteiten hebben we geïdentificeerd om deze actiedoelstellingen te bereiken.
7.2.2
Subsidieverleners
België kent verschillende overheden die in draagvlakversterking investeren. Het grootste aandeel van het totale budget (81% of 24 miljoen euro) is afkomstig van de Belgische Ontwikkelingssamenwerking (ofte DGD). Op regionaal en lokaal niveau is er een groot verschil tussen Vlaanderen, Brussel en Wallonië. De ver-
schillende regionale, provinciale en gemeentelijke overheden besteden duidelijk meer aandacht aan dit onderwerp in Vlaanderen dan in Wallonië. Tussen 2007 en 2009 is het budget voor draagvlakversterking wel toegenomen bij zowat alle overheden. Ondanks de relatief ruime aandacht voor het onderwerp, blijkt dat de verschillende overheden weinig op de hoogte zijn van elkaars doelstellingen en interventies.
7.2.3
Aanbieders
De belangrijkste ontvanger van subsidies zijn duidelijke de erkende ontwikkelingsNGO’s. Liefst 56% (in 2009) van het totale budget voor draagvlakversterking van DGD werd vrijgemaakt voor deze organisaties. Daarnaast zien we echter een proliferatie en diversificatie van andere actoren, vooral bij de door regionale en lokale overheden ondersteunde organisaties. Meer in het bijzonder zien we de opkomst van (particulier) vierde pijlerorganisaties, de media en de audiovisuele sector. Daarnaast mag niet vergeten worden dat deze lokale overheden (vooral in Vlaanderen) zelf een belangrijke draagvlakversterkende actor zijn geworden. Het is echter vooralsnog zeer moeilijk tot onmogelijk om in te schatten in hoeverre er overlap is tussen de verschillende aanbieders van draagvlakversterkende activiteiten. In dit rapport hebben we enkel dieper ingegaan op de NGO’s.
De belangrijkste doelgroepen van draagvlakversterkende activiteiten blijken veruit het onderwijs en de jongeren te zijn. Maar liefst een kwart van het door DGD verschafte budget van NGO’s is gereserveerd voor deze doelgroep. Daarnaast richten de belangrijkste overheidsinitiatieven zich geheel (i.c. KLB/ALC) of gedeeltelijk (i.c. de BTC infocyclus) op deze groep. Bij de NGO’s komt wel het basisonderwijs als belangrijkste onderwijsniveau naar voren, alhoewel KLB/ALC zich sinds 2010-2011 zich richt op secundair onderwijs en 10 tot 12-jarigen. Opvallend is wel dat technisch en beroepsonderwijs weinig aandacht ontvangt. Daarnaast wordt draagvlakversterking in België gekenmerkt door advocacy en lobbyactiviteiten voor beleidsmakers en overheden, alsook capaciteitsversterking van vrijwilligers, vierde pijlerorganisaties en medewerkers van de eigen organisaties. Informatievoorziening en sensibiliseringsactiviteiten zijn dan weer voornamelijk gericht op het grote publiek, de media en de achterban. Belangrijke (bijna) afwezige doelgroepen zijn de ouderen (alhoewel deze wellicht gedeeltelijk terug te vinden zijn in de doelgroepen ‘achterban’ en ‘vrijwilligers’), de allochtone bevolking en de bedrijven. Mobiliseringsactiviteiten zijn dan weer in de minderheid in het geheel van activiteiten.
hoofdstuk 7 | Conclusie
Activiteiten en doelgroepen
93
7.2.4
Dit onderzoeksrapport zal als basis dienen voor verder bestudering van nietbereikte doelgroepen.
7.3
7.3.1
Aanbevelingen en verdere stappen
Meer overleg en afstemming tussen subsidieverleners
Op dit ogenblik bestaan er overlegmomenten tussen de NGO-sector en de federale overheid inzake het beleid inzake ontwikkelingssamenwerking. Alhoewel DGD de belangrijkste subsidieverlener is, investeren nog tal van andere lokale, provinciale en regionale overheden in draagvlakversterking. Tussen al deze overheden is er echter weinig tot geen overleg en bijgevolg weinig afstemming. Meer overleg en afstemming tussen de verschillende overheden is dan ook aan te raden.
7.3.2
Eenduidige terminologie
94
hoofdstuk 7 | Conclusie
Alhoewel er in de laatste jaren pogingen werden ondernomen in België om tot een algemeen aanvaardde terminologie en invulling van draagvlakversterking voor ontwikkelingssamenwerking te komen, dient dit proces te worden verder gezet. Andere betrokken partijen dienen te worden geïmpliceerd of geïnformeerd, om te vermijden dat verschillende overheden en aanbieders verschillende interpretaties en termen gebruiken.
7.3.3
Effectiviteit meten
In de studie hebben we geconstateerd dat een aantal actiedoelstellingen (vooral mobilisering) onderbelicht blijven door de aanbieders van draagvlakversterkende initiatieven. Het zou voor de hand liggen om als aanbeveling naar voor te schuiven dat er meer activiteiten gericht op deze actiedoelstelling dienen ondernomen te worden. Wij pleiten er echter voor om de effectiviteit van de activiteiten te monitoren en te evalueren, vooraleer in te zetten op nieuwe activiteiten. Zoals het luik effectiviteit van PULSE31 heeft aangetoond, blijft effectiviteitsmeting immers het pijnpunt van draagvlakversterking.
7.3.4
Niet bereikte doelgroepen identificeren en bevragen
In deze studie hebben we kunnen vaststellen op welke doelgroepen er vooral wordt ingezet, en welke er minder aandacht krijgen. In eerste instantie dient te worden onderzocht of de aangeduide doelgroepen effectief worden bereikt, maar 31 Zie www.pulse-oplatform.com.
95
hoofdstuk 7 | Conclusie
dit brengt ons tot de vorige aanbeveling. In tweede instantie bevelen we aan om een aantal doelgroepen die niet werden geselecteerd, maar toch als relevant worden aanzien nader te bekijken, zoals bijv. allochtonen, bedrijven, beroeps- en technisch onderwijs en/of ouderen. Dit vormt de volgende onderzoeksfase in het luik vraag en aanbod.
- BIJLAGEN -
bijlage 1 Doelgroepen
% Activiteiten 26,7 23,2
% Budget 25,9 8,4
38 34 28 24 24 22 20 16 10
11,3 11,4 8,8 13,0 6,9 6,6 8,3 4,2 2,1
7,3 7,0 6,0 9,3 3,8 3,7 3,0 3,1 1,0
10 8 8 8 8 8
1,2 2,8 3,1 3,4 1,6 3,1
0,4 2,5 1,8 1,3 1,1 1,0
8 8 6 6 4 4 4
2,1 1,4 2,5 1,8 2,0 0,9 0,8
0,8 0,5 0,8 0,7 2,3 0,4 0,3
4
0,4
0,3
bijlage 1 Doelgroepen
% Organisaties 68 40
99
Doelgroepen Onderwijs Beleidsverantwoordelijken NGO Groot publiek Jongeren Achterban Media/journalisten Overheid Middenveld Vrijwilligers Sleutelactoren/opiniemakers Lokale actoren Medewerkers organisatie Sociale actoren Bedrijven Volwassenen Vakbonden/werknemers Vierde pijler Verbindingsactoren Netwerken Consumenten Christelijk publiek Migranten Internationale solidariteitsactoren Professionals
Doelgroepen
100
bijlage 1 Doelgroepen
Private actoren Militairen Landbouwers Socialistische actoren Culturele actoren Gemeentelijke raden voor ontwikkelingssamenwerking Internetters Festivalpubliek Bijenhouders Mutualiteiten Handicaporganisaties Gezondheidsactoren Lidorganisaties Wateractoren Ouders Zuidelijke partners Onderzoekers Eigen netwerk Fair trade actoren Mannen Vrouwen Activistisch publiek Advocaten/magistraten Internationale financiële instellingen
% Organisaties
% Activiteiten
% Budget
4 4 2 2 2 2
0,8 0,4 1,7 1,1 0,4 0,4
0,1 0,1 1,8 1,1 0,5 0,5
2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2
0,5 1,0 1,1 0,2 0,4 0,4 0,1 0,8 0,1 0,3 0,4 0,2 0,1 0,1 0,1 0,5 0,1 0,3
0,4 0,4 0,3 0,3 0,2 0,2 0,2 0,1 0,1 0,1 0,1 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0
% Aantal 9,5 5,8 6,8 5,3 5,2 6,1 4,0 2,8 3,2 0,7 2,1 1,9 3,0 1,3 2,0 1,9 1,7 1,3 2,7
% Budget 12,0 7,3 6,6 6,3 5,8 5,1 3,4 3,0 2,9 2,3 2,2 2,2 2,1 1,9 1,8 1,7 1,7 1,6 1,6
1,9 1,3 1,3 1,3 0,5 2,0 1,6 1,3
1,5 1,4 1,4 1,3 1,2 1,2 1,2 1,2
101
Activiteit - detail Vorming Begeleiding Publicatie Pedagogisch instrument Netwerking Ontmoetingen/vergaderingen Onderzoek Communicatieactiviteit Website Inleefatelier Animatie Campagne Sensibiliseringsactiviteit Mobiliseringsactiviteit Evenementen (organisatie van) Informatieactiviteit Newsletter Evaluatie Deelname aan conferenties/evenementen/ seminaries Lobbyactiviteit Persartikels Project Inleefreis Campagnemateriaal Uitwisseling Informatieverspreiding Workshops
bijlage 2 Specifieke activiteiten volgens aantal en aandeel in het totale budget 2011
bijlage 2 Specifieke activiteiten volgens aantal en aandeel in het totale budget 2011
102
bijlage 2 Specifieke activiteiten volgens aantal en aandeel in het totale budget 2011
Activiteit - detail (Beleids)dialoog Methodiekontwikkeling Conferentie Coördinatie Presentatie Educatieve activiteit Bezoek aan het Zuiden Documentatiecentrum Perscommunicatie Audiovisueel materiaal Alliantievorming Seminarie (organisatie van) Debat Beleidsanalyse Interpellaties Advies Forum Bezoek van actoren van het Zuiden Week Nieuwe media Bezoek in België Getuigenis Studiedag Dag Cultureel evenement Actieonderzoek Organisatie/capaciteitsversterking Stages Financiële ondersteuning Helpdesk Persconferentie Curriculumontwikkeling Documentaire Open cursussen Recruteringscampagne Festival Beurzen
% Aantal
% Budget
2,0 0,7 1,7 0,6 0,6 0,9 1,3 0,7 0,9 1,0 0,6 1,0 0,6 0,9 0,9 1,0 0,3 0,4
1,1 1,1 1,0 0,9 0,9 0,8 0,8 0,8 0,7 0,7 0,7 0,7 0,7 0,7 0,6 0,6 0,6 0,5
0,4 0,5 0,5 0,4 0,4 0,6 0,4 0,2 0,2
0,5 0,5 0,4 0,4 0,4 0,3 0,3 0,2 0,2
0,4 0,1 0,3 0,4 0,1 0,4 0,2 0,2 0,2 0,1
0,2 0,2 0,2 0,2 0,1 0,1 0,1 0,1 0,0 0,0