Herstelplan groene glazenmaker in Groningen
Tekst: Robert Ketelaar & Bas van de Wetering Productie: De Vlinderstichting Postbus 506 6700 AM Wageningen telefoon: 0317-467346 fax: 0317-420296 email:
[email protected] homepage: www.vlinderstichting.nl Opdrachtgever: Provincie Groningen Met medewerking van: Landschapsbeheer Groningen
Deze publicatie kan worden geciteerd als: Ketelaar, R. & B. van de Wetering (2000). Herstelplan groene glazenmaker in Groningen. Rapport VS2000.21, De Vlinderstichting, Wageningen.
Niets van deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt, door middel van druk, microfilm, fotokopie of op welke andere wijze ook zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van De Vlinderstichting en de opdrachtgever.
December 2000
DE VLINDERSTICHTING 2000 |Herstelplan groene glazenmaker in Groningen
1
Inhoud
Samenvatting . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 3
1
Inleiding . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 4
2
De groene glazenmaker . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 5
3
2.1
Herkenning . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 5
2.2
Leefwijze . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 5
2.3
Leefgebied . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 6
2.4
Verspreiding en trend . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 8
2.5
Huidige populaties in Groningen . . . . . . . . . . . . . . . . . . 11
Krabbenscheer . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 19 3.1
Ecologie
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 19
3.2
Verspreiding in Groningen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 19
4
Oorzaken van de achteruitgang van de groene glazenmaker . . . . . 22
5
Doelstelling en strategie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 24
6
Maatregelen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 26
7
Actieplan . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 27 7.1
Algemene actiepunten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 27
7.2
Actiepunten per (potentieel) leefgebied . . . . . . . . . . . . . 30
Literatuur . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 33
DE VLINDERSTICHTING 2000 |Herstelplan groene glazenmaker in Groningen
2
Samenvatting
De groene glazenmaker is een bedreigde libellensoort in Nederland. De meest bijzondere eigenschap van de groene glazenmaker is dat hij geheel gebonden is aan krabbenscheervegetaties. In deze planten worden de eieren afgezet en tussen deze planten leven de larven. In Groningen is de groene glazenmaker achteruit gegaan door verslechtering van de waterkwaliteit en een te intensief schoningsbeheer van wateren. Er zijn nog acht populaties over, waarvan er slechts één groot is. De meeste populaties liggen in het Zuidelijk Westerkwartier en ten oosten van de stad Groningen. In de buurt van Veendam en Stadskanaal lijkt de groene glazenmaker te zijn verdwenen, maar hier liggen wel perspectiefrijke krabbenscheervelden. De groene glazenmaker komt in Groningen voor in natuurgebieden, landbouwgebieden en in het stedelijk gebied. Veel verschillende organisaties zijn daarom betrokken bij het behoud en herstel van deze libel. De doelstelling van dit herstelplan is de maatregelen te beschrijven die noodzakelijk zijn om een levensvatbare populatie van de groene glazenmaker in de provincie Groningen te krijgen. Voor de huidige leefgebieden en bij perspectiefrijke krabbenscheervelden worden voorstellen gedaan voor inrichting en beheer ten behoeve van de groene glazenmaker. Met name in de stedelijke omgeving is voorlichting naar omwonenden van belang om het draagvlak voor de bescherming van de groene glazenmaker te vergroten. Tevens wordt het voorstel gedaan de opname van de groene glazenmaker in een provinciaal meetnet mogelijk te maken.
DE VLINDERSTICHTING 2000 |Herstelplan groene glazenmaker in Groningen
3
Hoofdstuk 1 / Inleiding
De groene glazenmaker (Aeshna viridis) is een karakteristieke soort van krabbenscheervegetaties. Hij komt voor in laagveenmoerassen, sloten en poelen in het landelijk gebied en soms ook in het stedelijk gebied. De groene glazenmaker geeft een hoogwaardige natuurkwaliteit aan, namelijk de combinatie van bijzondere moerasontwikkeling met krabbenscheer in schoon water.
De groene glazenmaker is in Nederland een vrij zeldzame libellensoort. Op de Rode lijst staat hij als bedreigd vermeld (Wasscher et al. 1998). Ook is hij opgenomen op de IUCN Rode lijst (van de wereld), valt hij onder de Europese Habitatrichtlijn (Conventie van Bern) en is hij een beschermde diersoort (Natuurbeschermingswet). De groene glazenmaker is volledig afhankelijk van vegetaties waarin krabbenscheer de dominerende plantensoort is. Tussen de stekelige bladeren vinden de larven bescherming tegen predatoren. Daarmee is deze libel een goede indicator voor verlandingssituaties in schoon water. Als gevolg van het slechter worden van de waterkwaliteit, een verkeerd beheer van krabbenscheervelden, intensief schonen van sloten en het gebruik van bestrijdingsmiddelen is de groene glazenmaker in Nederland hard achteruitgegaan. Ook in Groningen is de stand sterk teruggelopen. Mede hierom is deze libel als prioritaire soort opgenomen in het provinciale soortenbeleid (Provincie Groningen, 1998). Momenteel wordt een landelijk soortbeschermingsplan voor deze soort opgesteld. Onderzoek naar de groene glazenmaker is momenteel in uitvoering of afgerond in de provincies Noord-Holland (Wasscher & Kapteyn, 1997), Utrecht (De Jong, 1999) en Zuid-Holland. Dit herstelplan is opgesteld in het kader van het provinciale soortenbeleid. De uitvoering wordt voor een groot deel geïntegreerd met de raamplan-aanpak voor bedreigde dagvlinders en libellen (Ketelaar, 2000).
DE VLINDERSTICHTING 2000 |Herstelplan groene glazenmaker in Groningen
4
Hoofdstuk 2 / De groene glazenmaker
De groene glazenmaker is in Nederland geheel gebonden aan krabbenscheervelden. De eieren worden in de bladeren van de plant afgezet en de larven leven beschermd door de scherpe stekels in de bladrozetten. Naast de aanwezigheid van krabbenscheer is ook een beschutte ligging van de biotoop en de aanwezigheid van ruige vegetaties voor de jacht van belang.
2.1 Herkenning De groene glazenmaker (Aeshna viridis) is een vrij grote libel die voornamelijk in laag-Nederland voorkomt. Van de groep van glazenmakers (Aeshna) is het een van de kleinste vertegenwoordigers in ons land met een lengte van rond de 7 centimeter. De naam groene glazenmaker dankt de soort vooral aan het vrouwtje waarvan de zijkant van het borststuk en de vlekken op het achterlijf groen zijn. Het borststuk is ook bij het mannetje groen, maar de ogen en de vlekken op het achterlijf zijn blauw (foto 1). 2.2 Leefwijze ª Foto 1. Het mannetje van de groene glazenmaker heeft een groen borststuk en blauwe vlekken op het achterlijf (foto: Antoine van der Heijden).
« Foto 2. Na het uitsluipen van de larve blijft de larvenhuid achter (foto: J. Huizenga).
Levenscyclus De groene glazenmaker vliegt van eind juli tot midden september. De hoogste aantallen worden midden augustus aangetroffen. De eitjes worden in de bladeren van krabbenscheer afgezet, vlak onder de waterlijn. De eieren overwinteren en komen vroeg in het voorjaar uit. De tweede overwintering vind plaats als larve. Normaal gesproken duurt de volledige levenscyclus twee jaar, maar soms ook drie jaar (Münchberg 1930, Norling 1971). De hoofdvliegtijd van de libel loopt van begin tot eind augustus. Gedrag Over het gedrag van de larven is weinig bekend, behalve dat zij meestal onder water zittend op krabbenscheerbladeren worden aangetroffen. Voor hun voedsel zijn zij niet kieskeurig: alles dat enigszins eetbaar is wordt gepakt, van watervlooien tot kleine visjes. Vlak voor de laatste vervelling kruipen de larven uit het water. Zittend op de bladeren van krabbenscheer drukken de libellen zich uit het laatste larvenhuidjes en pompen het achterlijf en de vleugels op. Als de libel is opgedroogd vliegt hij weg. De laatste larvenhuid blijft achter (foto 2) en is voor libellenonderzoekers het bewijs van voortplanting. De mannetjes worden vooral opgemerkt wanneer zij hun patrouillevluchten uitvoeren boven de krabbenscheervelden. Ze verdedigen een territorium tegen andere mannetjes en hopen dat er een vrouwtje verschijnt om te paren. De hoogste activiteit is rond het middaguur, daarna loopt deze terug. In de middag wordt er vooral gejaagd op kleine insekten, met name in de omgeving van ruige vegetaties en langs bosranden, altijd in de beschutting. De vrouwtjes DE VLINDERSTICHTING 2000 |Herstelplan groene glazenmaker in Groningen
5
komen tegen het eind van de middag bij het water aan. Zij zetten de eieren solitair af. Door in de late middag en vroege avond de eieren af te zetten mijdt ze opdringerig gedrag van mannetjes. Het vrouwtje landt op het blad van een krabbenscheerplant en zet vlak onder de waterlijn eieren af in het blad. Ze heeft een krachtige legboor waarmee ze een gaatje in de plant drukt. Vaak zet ze meerdere eieren onder elkaar af, maar ze gaat nooit dieper dan tot haar borststuk onder water. Ze zit tot tien minuten bij dezelfde plant, waarna ze opvliegt en vaak snel weer bij een volgende plant eitjes gaat afzetten. Waarnemers merken de aanwezigheid van de vrouwtjes pas op wanneer het karakteristieke geknisper van de vleugels tijdens de eiafzet klinkt, of wanneer het vrouwtje kort van plant naar plant vliegt. 2.3 Leefgebied De groene glazenmaker is volledig afhankelijk van vegetaties met krabbenscheer. Het is de enige libel in Nederland die de eieren in slechts één plantensoort afzet, namelijk krabbenscheer. De reden voor deze strikte biotoopkeuze hangt samen met de vorm en stekeligheid van deze plant. In de bladrozetten van krabbenscheer kunnen de larven van de groene glazenmaker uitstekend bescherming tegen predatoren als vissen en amfibieën vinden. Dit is waarschijnlijk ook een belangrijke reden waarom krabbenscheervegetaties tot de libellenrijkste biotopen in laag-Nederland behoren. De andere libellensoorten waarmee de groene glazenmaker veel samen aanwezig is planten zich echter ook buiten krabbenscheervelden voort.
¬ Foto 3. Een vrouwtje van de groene glazenmaker zet haar eitjes af in een krabbenscheerplant. Ze is daarbij moeilijk te zien en vaak is alleen het geritsel van haar vleugels te horen.
Over de habitateisen van de groene glazenmaker is redelijk veel bekend. Ten eerste moet sprake zijn van krabbenscheervegetatie van voldoende oppervlakte. Als richtlijn kan een oppervlakte van 100-150 m2 krabbenscheer worden aangehouden. In kleinere velden ontbreekt de groene glazenmaker vaak. Overigens is de groene glazenmaker wel in staat om gebruik te maken van kleine plukjes krabbescheer die los van grotere velden liggen (Fliedner, 1996).
DE VLINDERSTICHTING 2000 |Herstelplan groene glazenmaker in Groningen
6
Over de vegetatie en de waterkwaliteit zijn de volgende gegevens uit Nederland beschikbaar (Geene, 1989; De Jong, 1999). P De gemiddelde lengte van krabbenscheerbladeren boven water is rond de 17 centimeter. Enkele bladeren zijn tenminste 25 centimeter lang. P De maximale bladbreedte ligt tussen 2,5 en 3,5 (uiterste waarden 1,5 en 4,0) P P
Gemiddeld is de dichtheid planten rond de 20 m2 De waterdiepte tot de sapropeliumlaag is (10-)40-80(-150)
P
centimeter. De pH is zwak zuur (Geene, 1989: 5,5-6,9; Clausnitzer & Strasburger: 6,5-6,8), de EGV 165-798 µS.
Te voedselrijke situaties worden gemeden. De groene glazenmaker komt vooral voor in krabbenscheervelden met kwel, dit lijkt ook in ª Foto 4. De groene glazenmaker is geheel afhankelijk van krabbenscheervegetaties.
Groningen het geval. De reden voor het mijden van te voedselrijke vegetaties zou wel eens algen- en kroosbloei in de nazomer kunnen zijn. Er ontstaat dan zuurstofarmoede waar de larven van de Groene glazenmaker zeer gevoelig voor zijn (Schorr, 1996). Bij een verslechterende waterkwaliteit (m.n. inlaat van gebiedsvreemd water) verdwijnt bovendien de krabbenscheer. Over de processen die hierachter schuil gaan wordt meer in hoofdstuk 4 uitgelegd. De volwassen libellen stellen ook eisen aan het landschap in de buurt van de Krabbenscheervelden. Beschutting door bomen, struwelen en/of rietveldjes lijkt belangrijk te zijn. Wanneer deze niet aanwezig zijn ontbreekt de groene glazenmaker vaak, zelfs wanneer de vegetatie zelf geschikt lijkt te zijn. Uit onderzoek in Zuid-Holland blijkt dat de groene glazenmaker vrijwel alleen in natuurgebieden en recreatiegebieden te vinden is, uit het landelijke gebied is bij inmiddels vrijwel verdwenen (Mostert, 1998).
DE VLINDERSTICHTING 2000 |Herstelplan groene glazenmaker in Groningen
7
2.4 Verspreiding en trend Nederland Het hoofdverspreidingsgebied van de groene glazenmaker in Nederland ligt in de grote natuurgebieden in het laagveen en in de overgangen van laagveen naar zand (figuur 1). Momenteel zijn populaties bekend uit Groningen, Drenthe, Friesland, Overijssel, Utrecht, Noord-Holland en Zuid-Holland. De groene glazenmaker is in Nederland sterk achteruit gegaan en staat momenteel als bedreigd op de Rode lijst (Wasscher et al., 1998).
− Figuur 1. De verspreiding van de groene glazenmaker in Nederland (periode 1990-2000) met de fysisch geografische regio’s als ondergrond.. Bron: databestand libellen NVL, EIS-NL & De Vlinderstichting / GIS-data: Expertisecentrum LNV
Fysisch geogra fische regio's
#
Duinen
# #
# # # # # ##### # #
Laagveen Zeeklei
# # ##
Rivieren Hogere zandgronden
# # # # ### ### ### ## #
Heuvelland Stedelijk gebied
#
# ## ## ##### ### ## # ## ## ## #
#
# # ##
##
Groningen De groene glazenmaker heeft in Groningen een vrij ruime verspreiding gehad waarbinnen deze libel waarschijnlijk vrij zeldzaam is geweest. De oude waarnemingen concentreren zich tot drie gebieden (figuur 3). Dit zijn: P omgeving van Leek en Zuidhorn P omgeving Zuidlaardermeer P omgeving Veendam en Wildervank De meeste waarnemingen zijn afkomstig uit de vijftiger en zestiger
ª Figuur 2. De historische verspreiding van de groene glazenmaker in Groningen (periode tot 1990). Bron: databestand libellen NVL, EIS-NL & De Vlinderstichting
jaren. Hierna loopt het aantal waarnemingen terug. De groene glazenmaker was plaatselijk algemeen in Groningen. Zo beschrijft Dutmer (1973) een waarneming van “honderden” exemplaren bij het Kalwijkerdiep bij Veendam. In 1986 worden bij Niekerk voorlopig de laatste groene glazenmakers gezien. Op dat moment ziet het ernaar uit dat de groene glazenmaker is verdwenen uit de provincie Groningen. Ook vlak over de provinciegrens van Groningen loopt de stand van de Groene glazenmaker terug. Als voorbeeld kunnen het Elsburger Onland bij Paterswolde (Dr.) en de Kappersbult bij Glimmen worden genoemd. DE VLINDERSTICHTING 2000 |Herstelplan groene glazenmaker in Groningen
8
Op beide plaatsen is de groene glazenmaker nu verdwenen (Bonder 1997; Van de Wetering 2000). In het aan Groningen grenzende deel van Duitsland is de groene glazenmaker schaars en bedreigd (Brock et al., 1997; Ewers, 1999; Lopau, 1996). Tabel 1. Overzicht van de waarnemingen van groene glazenmaker in Groningen in de periode 1998-2000 status
maximaal aantal
jaar
referentie
Westerbroek
verdwenen
1 vr eiafzet
1999
Gerard, 1999
Woudbloem
populatie
32 mn, 61 vr, eiafzet >70
1999 2000
Luyten, 1999 & 2000 E. Koopman, pers. med.
Poel Drentsche Aa
geen voortplanting
1 mannetje
1998
Oostersluis
verdwenen
2 vr, 1 mn, eiafzet
1999
E. Koopman, pers. med.
Tolbert
populatie
4 mn, 1 vr
1999
De Heer, 1998
Peebos
populatie
1 vr, eiafzet, 8 larvenhuidjes
2000
Doezumermieden
populatie
2 vr, 9 larvenhuidjes 2 mn, 1 vr
1999 2000
Doezumermieden oost
populatie
7 vr, 1 mn, eiafzet
2000
Pasop
populatie?
1 mn
1999
Felix & Hoogerwerf, 2000
‘t Kret, sloot ten Z ~
populatie
1 mn, 1 vr.
2000
Huizenga, 2000
Hoogemieden
populatie
1 mn, 5
2000
larvenhuidjes Boerakker
geen
1 mn.
1998
2 larvenhuidjes
2000
voortplanting Warffum
populatie
In de periode 1998-2000 is de groene glazenmaker op 13 locaties gezien (tabel 1, figuur 3). Van deze locaties is voortplanting op de poel Drentsche Aa en Klaverblad Boerakker niet waarschijnlijk. Van twee locaties (Westerbroek en Oostersluis) is de groene glazenmaker in de afgelopen twee jaar verdwenen. Bij Pasop is de situatie onduidelijk. Er zijn dus acht populaties in Groningen die in het Zuidelijk Westerkwartier en rond de stad Groningen liggen. Een van dit verspreidingsbeeld afwijkende locatie is een tuinvijver in Warffum. Rond Veendam en Stadskanaal lijkt de groene glazenmaker te zijn verdwenen.
DE VLINDERSTICHTING 2000 |Herstelplan groene glazenmaker in Groningen
9
− Figuur 3. De huidige verspreiding van de groene glazenmaker in Groningen (periode 1997-2000). Als achtergrond zijn de EHS en de verbindingszones gegeven (data provincie Groningen)
Groene glazenmaker #
Populatie
³ #
Recentverdwenen populatie
S #
Eenmaligewaarnemingen
EHS beheergebied natuurontwikkeling natuurgebied reservaatgebied
DE VLINDERSTICHTING 2000 |Herstelplan groene glazenmaker in Groningen
10
2.5 Huidige populaties in Groningen Woudbloem De grootste populatie van de Groene glazenmaker werd gevonden bij Woudbloem, in de oude loop van de Slochter Ae. Het betreft een ongeveer 7-10 meter breed water, dat aan de oostkant wordt beschut door een bosje. Het water is schoon en helder en tot 2 meter diep.
De populatie krabbenscheer bevindt zich over de gehele lengte van de oude beekloop, vanaf Woudbloem tot het eind in de Kooipolder; in totaal ongeveer 3500 m2. Naar het zuiden neemt de bedekking van Krabbenscheer steeds verder toe, tot het een bedekking van 100% bereikt. In 1999 werden 93 exemplaren geteld. Het is daarmee de grootste populatie van de groene glazenmaker in de drie noordelijke provincies. Extra waardevol is de aanwezigheid van een redelijk ontwikkelde libellen-gemeenschap voor voedselrijke, schone wateren met een rijk gevarieerde water- en oeverplantenvegetatie. Met name de talrijkheid van de gewone pantserjuffer (Lestes sponsa) en de bruine glazenmaker (Aeshna grandis) en de aanwezigheid van de vroege glazenmaker (Aeshna isosceles) zijn in dit verband bijzonder.
DE VLINDERSTICHTING 2000 |Herstelplan groene glazenmaker in Groningen
11
Tolbert In de bebouwde kom van Tolbert ligt een kleine kwelvijver van ongeveer 50 bij 50 meter. De vijver is voor ongeveer 80% bedekt met krabbenscheer, de oppervlakte van deze plant is 200 m2. De vijver is redelijk soortenrijk aan waterplanten en de waterkwaliteit is redelijk als gevolg van de aanwezige kwel. In 1997 werden vier patrouillerende mannetjes en een eiafzettend vrouwtje van de groene glazenmaker waargenomen (De Heer, 1998). In 1998 werd de groene glazenmaker niet waargenomen, maar in 1999 werd op twee dagen telkens één
mannetje gezien. In 2000 werd de groene glazenmaker niet gezien. Het is daarmee onzeker of dit om een permanente populatie gaat. Een directe bedreiging van de groene glazenmaker betreft de wens van omwonenden om de vijver in zijn geheel te schonen (De Heer, 1998). Wanneer dit zou gebeuren is het zeker dat de groene glazenmaker hier zal verdwijnen.
DE VLINDERSTICHTING 2000 |Herstelplan groene glazenmaker in Groningen
12
Peebos De populatie Peebos zit in een smalle sloot langs de weg die het natuurgebied Doezumermieden in het westelijk deel doorsnijdt. De sloot zelf is ongeveer 500 meter lang. Als gevolg van beschaduwing van de elzensingel langs de weg staat niet overal krabbenscheer in de sloot. De oppervlakte krabbenscheer is 150 m2.
Van de drie populaties in de Doezumermieden is die van Peebos de kleinste. Er werd maximaal 1 vrouwtje waargenomen en 8 larvenhuidjes gevonden. Recent is aansluitend op de sloot een nieuw petgat gegraven. Krabbenscheer staat nu reeds in een hoek van het petgat en de verwachting is dat de plant zich verder zal uitbreiden.
DE VLINDERSTICHTING 2000 |Herstelplan groene glazenmaker in Groningen
13
Doezumermieden Het centrale deel van het petgatencomplex Doezumermieden is een kleinschalig landschap van struwelen, plassen, weilanden en slootjes. Enkele sloten in dit natuurgebied zijn gedeeltelijk verland met krabbenscheer. De bedekking van krabbenscheer is variabel, maar over het geheel genomen is de plant zeer schaars in het reservaat. In het centrale deel van het reservaat is hier een kleine populatie van de groene glazenmaker aanwezig op een sloot met 150 m2 krabbenscheer.
De sloot is momenteel in een vergevorderd stadium van verlanding. Op korte termijn zijn beheermaatregelen nodig om de groene glazenmaker te behouden. Opvallend genoeg ontbreekt krabbenscheer in de grotere petgaten in het gebied. De oppervlakte krabbenscheer van de populaties Peebos, Doezumermieden en Doezumermieden Oost is gezamenlijk 330 m2. Dit is vrij weinig en betekent dat de populatie van de groene glazenmaker hier kwetsbaar is.
DE VLINDERSTICHTING 2000 |Herstelplan groene glazenmaker in Groningen
14
Doezumermieden Oost In het oostelijk deel van de Doezumermieden liggen twee oude petgaten, waarvan één in 1999 weer is uitgegraven en de ander momenteel een verlande rietruigte is. Aan weerszijden van deze petgaten lopen twee sloten die nabij de kruising met de Lauwers enkele plukken krabbenscheer bevatten. In totaal gaat het om 140 m2 krabbenscheer. Hoewel de oppervlakte krabbenscheer hier klein is, werden hier in 2000 maar liefst 7 eiafzettende vrouwtjes gezien.
Het pas gegraven petgat staat niet in verbinding met de sloot. Wel is in 2000 krabbenscheer in het water geënt. Het is te hopen dat dit aanslaat zodat het leefgebied van de groene glazenmaker aanzienlijk wordt uitgebreid.
DE VLINDERSTICHTING 2000 |Herstelplan groene glazenmaker in Groningen
15
Hoogemieden In de polder Hoogemieden ligt een klein gebied met bossages, hooilanden en enkele kleine petgaten. In de polder vlak ten oosten hiervan staat in veel sloten krabbenscheer, maar alleen in het gedeelte direct grenzend aan genoemd gebied bedekt de krabbenscheer de hele breedte van de sloot. Hier werd in 2000 een nieuwe populatie ontdekt. Hoewel er slechts een mannetje en 5 larvenhuidjes werden gevonden ziet de locatie er veelbelovend uit. De krabbenscheervegetatie is vitaal,
maar nog niet erg groot (140 m2). In de directe nabijheid van de krabbenscheersloot ligt een recent gegraven petgat. Hier werd nog geen krabbenscheer aangetroffen. Ook naast de bossages liggen twee kleinere petgaten waarin nog geen krabbenscheer staat.
DE VLINDERSTICHTING 2000 |Herstelplan groene glazenmaker in Groningen
16
Warffum Een ongeveer 25 jaar oude tuinvijver in Warffum bevat ruwweg sinds de aanleg al krabbenscheer. Hier werden in 2000 twee larvenhuidjes van de groene glazenmaker gevonden. De eigenaar heeft de vijver destijds met krabbenscheer geënt dat afkomstig was uit een zeer kleine vijver met slechts enkele planten. Het is zeer onwaarschijnlijk dat hiermee de ook de groene glazenmaker in de vijver is geïntroduceerd. De (zelfstandige) kolonisatie heeft dan ook zeer waarschijnlijk later plaatsgevonden.
Voor zowel krabbenscheer als de groene glazenmaker ligt Warffum ver buiten het bekende verspreidingsgebied. De oppervlakte krabbenscheer is naar schatting 40 m2. Het is voor zover bekend uniek dat de groene glazenmaker zich voortplant in een krabbenscheerveld dat zo klein is zonder dat deze in verbinding staat met andere populaties.
DE VLINDERSTICHTING 2000 |Herstelplan groene glazenmaker in Groningen
17
‘t Kret In de polder ten zuiden van het (verlande) petgatencomplex ‘t Kret ligt een brede sloot die voor een klein deel bedekt is met krabbenscheer. Het gaat om een klein veldje (25 m2) en een aantal verspreide planten. De plek ziet er eigenlijk niet geschikt uit voor de groene glazenmaker. Het is dan ook en verassing dat hier nog een mannetje en een vrouwtje werden waargenomen (Huizenga, 2000). Voortplanting is daarmee niet aangetoond, maar het is wel waarschijnlijk.
Het kleine krabbenscheerveldje ziet er vitaal uit, daardoor is mogelijk een intensief schoningsbeheer de reden voor de geringe verspreiding van krabbenscheer. Het is mogelijk dat in deze polder krabbenscheerveldjes over het hoofd zijn gezien.
DE VLINDERSTICHTING 2000 |Herstelplan groene glazenmaker in Groningen
18
Hoofdstuk 3 / Krabbenscheer
Krabbenscheer is van essentieel belang voor de groene glazenmaker. Het is een belangrijke verlander in poelen, petgaten en sloten. De plant is gevoelig voor eutrofiering. In dit hoofdstuk worden de 25 belangrijkste krabbenscheervindplaatsen beschreven.
3.1 Ecologie Krabbenscheer is een plant die in de zomer op het water drijft en in de winter naar de sapropeliumlaag op de bodem migreert. Krabbenscheer vormt een belangrijke schakel in de verlandingsreeks van voedselrijk open water tot bos. Krabbenscheer groeit optimaal in voedselrijke, rustige en ondiepe (tot 1,5 meter diepe) wateren. Het gaat om sloten, petgaten, poelen, wijken, vaarten en oude beek- of rivierarmen. De plant is gevoelig voor eutrofiering van het oppervlaktewater (zie hoofdstuk 4) en intensief beheer. De groene glazenmaker is in Nederland helemaal afhankelijk van krabbenscheer. Deze plant is hierdoor een sleutelfactor bij het beheer en herstel van de groene glazenmaker. 3.2 Verspreiding in Groningen Krabbenscheer is een zeldzame plant in Groningen dat zijn hoofdverspreiding in het Zuidelijk Westerkwartier en de oude veenkoloniën heeft. Daarnaast zijn er verspreid door de provincie nog enkele waarnemingen. Het krabbenscheerveld bij Woudbloem en langs de Woortmanslaan in Veendam zijn momenteel de grootste in de provincie. Om te kunnen vaststellen waar momenteel kansen voor herstel en bescherming van de groene glazenmaker aanwezig zijn, is een overzicht gemaakt van de belangrijkste krabbenscheervelden in de provincie. Momenteel zijn 25 vrij kleine tot grote krabbenscheervelden in de provincie Groningen bekend (tabel 2). Van enkele van deze velden is krabbenscheer in de afgelopen twee jaar vrijwel verdwenen. De 25 beschreven locaties in Groningen hebben samen een oppervlakte krabbenscheer van 10625 m2. Dat is nog geen twee voetbalvelden groot. Er zijn drie grote velden in Groningen (Stadskanaal Maarsingwijk, Veendam Woortmanslaan en Woudbloem) die samen 80% van de oppervlakte innemen. Dat houdt in dat krabbenscheer in de rest van de provincie schaars is en nergens grote velden vormt.
DE VLINDERSTICHTING 2000 |Herstelplan groene glazenmaker in Groningen
19
Tabel 2. Overzicht van de belangrijkste krabbenscheervelden in Groningen en aangrenzend Drenthe geschiktheid landbiotoop
landschap
biotooptype
potentiele geschikheid
huidige geschiktheid
Aanwezigheid
opp.(m 2)
coördinaten
locatie
nr
Gemeente Stadskanaal 1
Musselkanaal
264.2/550.3
300
-
+
++
afgesloten kanaal
stedelijk
+
2
Stadskanaal,
260-261/
3000
-
+/-
+
vaart
landelijk
+
Maarsinghwijk
557-558
Stadskanaal,
261.4/557.8
250
-
-
+/-
stadsvijver
stedelijk
+
261.8/558.4
50
-
-
+
smalle sloot
bos, recreatie
+
254.8/564.7
400
-
-
+/-
brede sloot
landelijk
+
3
Voorste Kamp 4
Stadskanaal, Het Pagedal
Gemeente Veendam 5
Wildervankse Dallen
/6
Woortmanslaan
253.4/567.8
2000
-
+
++
stadsvijver
stedelijk
+ /-
7
Veendam, Westerdiep
254.4/570.0-
en vijvers Z van ~
2
50 + 30
-
-
+
wijk en vijver
stedelijk
+
264.3/576.1
60
-
+/-
+
natuurontwikkeling
stedelijk
+
250.4/577.4
50
-
-
+/-
vaart
stedelijk
+
248.7/577.0
30
241.8/578.5
3
0
--
+
smalle sloot
natuur
+
245/581
3500
+
+
++
oude rivierarm
natuur
+
Gemeente Winschoten 8
Winschoten
Gemeente Hoogezand 9
10
Achterdiep
Westerbroek
/-
Gemeente Slochteren 11
Woudbloem
+ 12
Nieuwe Rijpmakanaal
243/582
verspreide
-
--
++
kanaal
natuur
+
+
+
+/-
poel
natuur
+
--
+
sluis
stedelijk
+
planten Gemeente Haren 13
Poel Drentsche Aa
237.4/572.5
40
/Gemeente Groningen 14
Oostersluis
235.6/582.7
3 planten
0
Gemeente Leek
DE VLINDERSTICHTING 2000 |Herstelplan groene glazenmaker in Groningen
20
Tabel 2. Overzicht van de belangrijkste krabbenscheervelden in Groningen en aangrenzend Drenthe
vijver
stedelijk
geschiktheid landbiotoop
+
landschap
+
biotooptype
potentiele geschikheid
+
huidige geschiktheid
200
Aanwezigheid
221.0/577.2
opp.(m 2)
Tolbert
coördinaten
locatie
nr 15
+ /-
16
Drie Polders
228.8/579.6
verspreide
-
--
+/-
sloot
planten 17
Pasop
221.6/580.2
polder Z van ‘t Kret
219.5/579.8
+
25
-
natuur +
+
vijver
/18
landbouw/
+
landbouw/
+
natuur -
+
sloot
landbouw/
+
natuur Gemeente Grootegast 19
Polder Kale Weg
209.1/578.3
2
-
-
+/-
sloot
landelijk
+ /-
20
Peebos
209.6/579.5
150
+
+
++
sloot/petgat
natuur
+
21
Doezumermieden
210.3/579.6
150
+
+
+
sloot
natuur
+
22
Doezumermieden Oost
210.9/580.8
140
+
+
++
sloot
natuur
+
23
Hoogemieden
212.6/582.4
140
+
+
++
sloot
landbouw/
+
natuur
/-
landbouw/
+
stedelijk
/-
stedelijk
+
Gemeente De Marne 24
Mensingeweer
226.7/596.6
25
-?
-
-
sloot
Gemeenste Eemsmond 25
Warffum
232.5/601.7
40
+
+/-
+/-
vijver
/Provincie Drenthe D1
Leekstermeer
223.4/577.3
20
+
-
+
sloot
landbouw/
+
natuur D2
D3
Peizermaden
Prins Bernhardhoeve
229/577
242.7/586.6
200
75, ijl
+
+ /-
+
+/-
+
+
sloot
brede sloot
landbouw/
+
natuur
/-
landbouw/
+
stedelijk
Legenda
DE VLINDERSTICHTING 2000 |Herstelplan groene glazenmaker in Groningen
21
Tabel 2. Overzicht van de belangrijkste krabbenscheervelden in Groningen en aangrenzend Drenthe geschiktheid landbiotoop
landschap
biotooptype
potentiele geschikheid
huidige geschiktheid
Aanwezigheid
opp.(m 2)
coördinaten
locatie
nr
aanwezigheid groene glazenmaker -
groene glazenmaker afwezig
+/-
zwerver gezien
0
verdwenen populatie
+
populatie aanwezig
geschiktheid biotoop --
zeer ongeschikt
-
ongeschikt
+/-
matig geschikt
+
geschikt
++
zeer geschikt
DE VLINDERSTICHTING 2000 |Herstelplan groene glazenmaker in Groningen
22
Hoofdstuk 4 / Oorzaken van de achteruitgang van de groene glazenmaker De groene glazenmaker is in de afgelopen eeuw in Groningen teruggelopen. Het verdwijnen en in kwaliteit verslechteren van het leefgebied ligt hieraan ten grondslag. In dit hoofdstuk worden de onderliggende oorzaken besproken.
Knelpunt 1: Waterkwaliteit Krabbenscheer is gevoelig voor eutrofiering van het oppervlaktewater. De processen die verantwoordelijk zijn voor de achteruitgang van krabbenscheer zijn complex en treden vaak samen op. Eutrofiering ontstaat door inlaat van gebiedsvreemd (boezem)water, wegvallen van kwel en vermesting door de landbouw. Sulfide speelt een sleutelrol bij de achteruitgang van krabbenscheer als gevolg van eutrofiering (Smolders 1995). Sulfide ontstaat bij de reductie van sulfaat uit het boezemwater. Het vrije ijzer in het oppervlaktewater wordt gebonden aan het sulfide. Ook wordt ijzer “losgeweekt” van de ijzerfosfaten in het sediment. Hierdoor komen fosfaten vrij in het water. Uiteindelijk is er vrijwel geen vrij ijzer meer in het milieu aanwezig en neemt de sulfide- en fosfaatconcentratie in het oppervlaktewater sterk toe. Kwel zorgt normaal gesproken voor de aanvoer van ijzer, maar als ook de kwel is weggevallen wordt het ijzergebrek nog eens versterkt. De toevoer van alkalien (boezem)water (water met een hoog zuurbindend vermogen) heeft nog een tweede belangrijk effect. De afbraak van organisch materiaal wordt sterk gestimuleerd waarbij vooral veel ammonium wordt gevormd en vrijkomt. Wat overblijft is een watersysteem uit zijn evenwicht: een gebrek aan vrij ijzer en teveel fosfaat, sulfide en ammonium. Krabbenscheer blijkt voor al deze punten gevoelig te zijn (Smolders 1995). Het leidt onder andere tot wortelrot, verminderde groei en verhoogde gevoeligheid voor ziekten. De hierboven beschreven eutrofiering van het oppervlaktewater wordt vaak nog verder versterkt door de directe toevoer van nutriënten uit de landbouw en riooloverstorten. Dit leidt tot vertroebeling van de waterlaag en verschuivingen in de plantengroei zoals het dominant worden van kroos-soorten en draadalgen. Deze planten belemmeren de fotosynthese van krabbenscheer en beïnvloeden ook direct de krabbenscheer: die wordt gewoon overwoekerd door deze planten. In sommige wateren kan de troebelheid ook worden veroorzaakt door brasem die al dan niet is uitgezet door vissers. Van minder belang lijkt de invloed van diverse herbiciden en insecticiden te zijn. Hoewel van sommige wel wordt vermoed dat deze krabbenscheer en de groene glazenmaker direct kunnen beïnvloeden is daarover nog weinig bekend. Knelpunt 2: Beheer
DE VLINDERSTICHTING 2000 |Herstelplan groene glazenmaker in Groningen
23
Krabbenscheer is de meest beeldbepalende plant van het Stratiotetum, de krabbenscheer-associatie. Dit is een verlandingsstadium in rustig, voedselrijk, niet te ondiep water, waarvan de bodem met een dikke organische laag bedekt is (Weeda et al. 2000). Het stadium gaat van nature over in stadia verder in de verlandingsreeks. Als er niet wordt ingegrepen verdwijnt krabbenscheer in deze situaties. Wil men krabbenscheer behouden moet er beheerd worden. Een te intensief, of juist het achterwege blijven van beheer vormt het tweede knelpunt in relatie tot de achteruitgang van de groene glazenmaker. Met name het intensieve beheer van sloten heeft in veel gevallen geleid tot de achteruitgang en het verdwijnen van krabbenscheer. Veel sloten worden zelfs eenmaal per jaar geschoond, waar dat niet altijd noodzakelijk is. Waar het beheer achterwege blijft is te weinig schonen een knelpunt. Dit is het geval in een paar natuurgebieden in Groningen. Het ontbreken van dekking tegen de wind en ruige vegetaties voor de jacht (het landbiotoop) wordt soms als knelpunt aangewezen voor de groene glazenmaker (De Jong 2000). In Groningen is dat bij de huidige leefgebieden niet het geval, maar zou dat in het open landschap van de veenkoloniën wel kunnen zijn. Dit zijn echter historisch open landschappen en het is niet zinnig hier bossages voor de groene glazenmaker aan te planten. Knelpunt 3: Ruimte voor krabbenscheervelden Veel krabbenscheervelden zijn verdwenen als gevolg van ontginning, verdwijnen van petgaten en verdwijnen van sloten bij ruilverkavelingen. Ook het moedwillig verwijderen van krabbenscheervegetaties in de bebouwde kom valt hieronder. Uitbreiding van krabbenscheervegetaties is daarom dringend vereist. Er liggen vooral mogelijkheden in de nabijheid van de huidige groeiplaatsen omdat daar de omstandigheden blijkbaar nog redelijk zijn. Het kleine oppervlak aan krabbenscheer is een belangrijk knelpunt in Groningen. Alleen de populatie bij Woudbloem is optimaal ontwikkeld. Bij alle overige populaties van de groene glazenmaker in Groningen is de hoeveelheid krabbenscheer een beperkende factor waardoor deze populaties op de lange termijn niet levensvatbaar zijn. Knelpunt 4: Genetische eenvormigheid krabbenscheervegetaties Krabbenscheer plant zich vooral vegetatief voort. Voortplanting via zaden vindt maar weinig plaats (Smolders et al. 1993, 1995). Dit heeft tot gevolg dat veel krabbenscheervelden uit een enkele voorouderplant zijn voortgekomen. Genetische variatie binnen zo’n populatie is niet aanwezig. Als veranderende milieuomstandigheden negatief uitpakken voor precies die kloon, dan verdwijnt de vegetatie in zijn geheel. Dit knelpunt is moeilijk op te lossen, vooral omdat kennis hierover nog weinig ontwikkeld is.
DE VLINDERSTICHTING 2000 |Herstelplan groene glazenmaker in Groningen
24
Hoofdstuk 5 / Doelstelling en strategie
De doelstelling voor dit beschermingsplan is het duurzaam en zelfstandig voortbestaan van de groene glazenmaker in Groningen. In dit plan wordt aangegeven welke maatregelen moeten worden genomen om de kwetsbaarheid van de groene glazenmaker in Groningen te verminderen. De looptijd van het plan is vijf jaar. Allereerst is behoud van de huidige vindplaatsen noodzakelijk. Daarnaast is het creëren van nieuw leefgebied noodzakelijk.
Uitvoering van deze maatregelen is gericht op versterking van de Groningse populaties van de groene glazenmaker. Ze kunnen geconcretiseerd worden tot: • Beheermaatregelen voor krabbenscheervelden afstemmen op de eisen van de groene glazenmaker. Beheer van de leefgebieden van de groene glazenmaker is van groot belang omdat zij anders verder verlanden. In het oorspronkelijke landschap ontstonden steeds weer nieuwe leefgebieden voor krabbenscheer, bijvoorbeeld als gevolg van overstromingen. Tegenwoordig is dat niet meer het geval en moet óf de krabbenscheervegetatie actief worden beheerd óf moet nieuw leefgebied worden gecreëerd (bijvoorbeeld aanleg van nieuwe petgaten). • Vergroting van het leefgebied door uitbreiding van bestaande leefgebieden, toestaan van verlanding in bestaande wateren en het uitgraven van nieuwe wateren. Het enten van krabbenscheer is in nieuwe wateren en in wateren waar nu nog geen krabbenscheer staat een te overwegen maatregel. • Het omringende landschap van een krabbenscheerveld is belangrijk voor de overnachting en het foerageren. Beschutting en ruige vegetaties zijn daarbij onontbeerlijk. Het beheer van het omringende landschap moet ook op deze aspecten gericht zijn. De doelstelling van het herstelplan is het behoud van de huidige populaties van groene glazenmaker in Groningen en uitbreiding van het aantal populaties. Na uitvoering van de maatregelen wordt verwacht dat de provincie minstens drie grote en tien kleine populaties zal herbergen. Een grote populatie wordt hierbij gedefinieerd als een populatie waar in de hoofdvliegtijd minstens 15 exemplaren worden gezien. Potentiele grote populaties zijn: Woudbloem (is reeds een grote populatie), Doezumermieden oost, Peebos, Hoogemieden en mogelijk Veendam en Stadskanaal.
DE VLINDERSTICHTING 2000 |Herstelplan groene glazenmaker in Groningen
25
De uitvoering van deze maatregelen moet begeleid worden door voorlichting . De groene glazenmaker moet bovendien goed worden bijgehouden in een monitoringprogramma. Controle en regelmatige evaluatie van de genomen maatregelen is noodzakelijk om tijdig bij te kunnen sturen. Maatregelen kunnen worden opgenomen in convenanten zoals die nu voor verschillende regio’s in Groningen worden voorbereid.
− Foto 5. Sterk geëutrofieerde omstandigheden zijn te herkennen aan de laag algenflab die het water in de zomer bedekt. Deze laag kan de krabbenscheer verdrukken en tot zeer lage zuurstofconcentraties in het water leiden.
DE VLINDERSTICHTING 2000 |Herstelplan groene glazenmaker in Groningen
26
Hoofdstuk 6 / Maatregelen
Om de groene glazenmaker te beschermen moeten diverse maatregelen worden getroffen. In dit hoofdstuk worden deze maatregelen toegelicht. Maatregelen zijn erop gericht bestaand leefgebied te verbeteren en nieuw leefgebied te ontwikkelen.
Maatregel 1: Verbetering van de waterkwaliteit Gestreefd moet worden naar een natuurlijk peilregime met een hoog peil in de winter en vermijden van de inlaat van gebiedsvreemd water in de zomer. Hoewel de kwaliteit van het boezemwater in Groningen heel redelijk is kunnen de gevolgen voor krabbenscheervegetaties toch negatief zijn. De belangrijkste maatregelen die getroffen kunnen worden zijn herstel van kwel, acceptatie van sterkere peilverschillen en vasthouden van gebiedseigen water. Deze maatregelen zijn eenvoudiger uit te voeren in grotere natuurgebieden die een eigen hydrologische eenheid vormen. In het agrarische en stedelijke gebied moet voor elke locatie de mogelijkheid voor deze maatregelen worden afgewogen. Maatregel 2: Beheer huidige leefgebieden Krabbenscheervegetaties moeten gefaseerd geschoond worden. Om altijd aanbod te hebben van geschikt leefgebied moet er minimaal vier jaar tussen de schoningsbezoeken zitten. Dat betekent dat in het eerste jaar de ene helft van de sloot geschoond kan worden, en in het derde jaar de andere helft. Afhankelijk van de groeisnelheid van de krabbenscheer moet de schoningsfrequentie worden vastgesteld. In de meeste gevallen zal dit eenmaal per vier tot acht zijn. Het schonen moet na 1 september plaatsvinden. Een probleem vormt vaak de schouwplicht die op veel sloten in het agrarische gebied liggen. Vanuit de waterschappen zou nagedacht
ª Foto 6. Een vrouwtje van de groene glazenmaker op een krabbenscheerblad (foto: Leon Luyten).
kunnen worden over versoepeling van de schouwplicht in sommige situaties. In wateren die te ondiep zijn geworden door de ophoping van een organische prutlaag moet gebaggerd worden. Momenteel lijkt de baggerpomp de beste resultaten voor krabbenscheer en de groene glazenmaker af te werpen.
Maatregel 3: Ruimte geven aan krabbenscheer In veel (potentiele) leefgebieden van de groene glazenmaker in Groningen is te weinig krabbenscheer aanwezig door het bewust bestrijden van krabbenscheer. Ontwikkeling van nieuw leefgebied is overal in de provincie Groningen zinnig. Hoewel in tabel 4 een zekere prioritering is aangegeven voor maatregelen op de huidige krabbenscheerlocaties moet ook zeker ruimte blijven voor initiatieven vanuit particulieren, gemeenten en natuurbeheerders buiten het prioritaire gebied. DE VLINDERSTICHTING 2000 |Herstelplan groene glazenmaker in Groningen
27
Hoofdstuk 7 / Actieplan
De te nemen maatregelen voor het behoud en herstel van de groene glazenmaker worden in dit hoofdstuk omgezet in concrete actiepunten. Het Zuidelijk Westerkwartier, het gebied ten oosten van Groningen en het gebied rond Veendam en Stadskanaal hebben de hoogste prioriteit. Negen verbindingszones zijn van belang voor de groene glazenmaker.
7.1 Algemene actiepunten Voorlichting • Inzetten van een voorlichtingstraject. In Veendam/Stadskanaal liggen goede mogelijkheden voor de groene glazenmaker in het stedelijke gebied. Om maatregelen van draagvlak te voorzien is de informatievoorziening naar en inspraak door omwonenden essentieel voor het op lange termijn slagen van de maatregelen. Uitvoering: gemeente Stadskanaal, gemeente Veendam, gemeente Leek, provincie Groningen, De Vlinderstichting • Ontwikkelen van een informatiebrochure over de groene glazenmaker en krabbenscheer. Uitvoering: provincie Groningen, De Vlinderstichting • Voorlichting naar agrariërs over een aangepast slootbeheer ten behoeve van krabbenscheer. In het Zuidelijk Westerkwartier en in sommige andere gebieden is uitbreiding van krabbenscheer naar agrarische gebieden gewenst. In samenwerking met het waterschap moet hier een beheerpakket worden vastgesteld. Uitvoering: provincie Groningen, Waterschap Hunze en Aa’s, Waterschap Noorderzijlvest, Landschapsbeheer Groningen, De Vlinderstichting. Verbindingszones • Rekening houden met de groene glazenmaker bij de inrichting van een aantal verbindingszones. Deze verbindingszones kunnen dienen voor de uitwisseling tussen populaties of het koloniseren van geschikt leefgebied. Maatregelen die getroffen kunnen worden is het aanleggen van structuurrijke natuurvriendelijke oevers en waterrijke linten in het landschap. Van grote positieve betekenis is het aanleggen of verbeteren van potentieel leefgebied binnen de verbindingszone. Hier kan de ontwikkeling van krabbenscheer worden gestimuleerd. In tabel 3 wordt een overzicht gegeven van de verbindingszones die voor de groene glazenmaker van belang zijn (zie ook figuur 4). Uitvoering/coördinatie: Provincie Groningen, waterschappen
DE VLINDERSTICHTING 2000 |Herstelplan groene glazenmaker in Groningen
28
Tabel 3. Verbindingszones die voor de groene glazenmaker van belang zijn. Nummer
Route
R3
Zuidelijk Westerkwartier-‘t Korrige (Fr.)
R4
Zuidelijk Westerkwartier-Bakkeveen (Fr.)
R5
Midden Groningen-Westerbroek en Haren
R6
Midden Groningen-Eiland van Winschoten
L1
Zuidelijk Westerkwartier
L2
Zuidelijk Westerkwartier
L3
Zuidelijk Westerkwartier-Westerhornermolenpolder
L4
Zuidelijk Westerkwartier-Fanerpolder
L7
Midden Groningen-Vossenmeer en Meenteschar
Beheer en inrichting • In de huidige en potentiele leefgebieden het beheer en inrichting aanpassen aan de groene glazenmaker. In hoofdstuk 6 zijn de te nemen maatregelen besproken. In tabel 4 zijn per (potentieel) leefgebied de belangrijkste knelpunten en maatregelen aangegeven. Coördinatie: Provincie Groningen Uitvoering: terreineigenaren (Staatsbosbeheer, Natuurmonumenten, gemeenten, Rijkswaterstaat, Waterschap, agrariërs, particulieren). Begeleiding: Landschapsbeheer Groningen
Advies: De Vlinderstichting
Integratie in raamplannen
¬ Foto 7. In aansluiting op de populatie van krabbenscheer en de groene glazenmaker zijn in de Doezumermieden enkele petgaten gegraven. Deze worden reeds gekoloniseerd door krabbenscheer.
DE VLINDERSTICHTING 2000 |Herstelplan groene glazenmaker in Groningen
29
• In drie regio’s wordt in de komende vier jaar de bescherming van dagvlinders en libellen geïntegreerd in een raamplan-aanpak. Doel is te komen tot een convenant die door alle “groene” partijen wordt ondertekend waarin afspraken worden gemaakt voor het beheer van bedreigde populaties dagvlinders en libellen (Ketelaar, 2000). De maatregelen voor de groene glazenmaker voor deze regio’s worden voorgesteld zullen hierin worden ondergebracht. Uitvoering/coördinatie: provincie Groningen, De Vlinderstichting, gemeenten, waterschappen, natuurbeherende organisaties. Monitoring De aantalsontwikkeling van de groene glazenmaker moet in de toekomst worden bijgehouden. Hiervoor kan de methode worden gebruikt die in het landelijk Meetnet Libellen wordt gebruikt (Ketelaar & Plate 2000). Daarnaast moeten potentieel geschikte leefgebieden tweejaarlijks bezocht worden om de aan- of afwezigheid van de groene glazenmaker vast te stellen. Daar waar maatregelen worden getroffen kan eveneens de ontwikkeling van krabbenscheer worden gevolgd. De monitoring kan deels professioneel, deel door vrijwilligers worden uitgevoerd. Deze aspecten zijn momenteel niet opgenomen in het bestaande meetnet van de provincie. De mogelijkheden voor opname in dit meetnet moet
worden onderzocht, evenals de mogelijkheden voor financiering vanuit het soortenbeleid. Uitvoering: Provincie Groningen, De Vlinderstichting, terreineigenaar − Figuur 4. De ligging van de verbindingszones ten opzichte van leefgebieden van de groene glazenmaker. Roodomcirkeld zijn de prioritaire gebieden aangegeven. Dit zijn de regio’s waar maatregelen voor de groene glazenmaker het meest zinnig zijn. DE VLINDERSTICHTING 2000 |Herstelplan groene glazenmaker in Groningen
30
7.2 Actiepunten per (potentieel) leefgebied Van elk huidig en potentieel leefgebied is een overzicht gemaakt van knelpunten en te treffen maatregelen (tabel 4). Tevens is een prioritering aangebracht op basis van huidige waarde en perspectief op de korte en middellange termijn. In figuur 5 zijn de regio’s in Groningen aangegeven die op korte termijn perspectiefrijk zijn voor de groene glazenmaker. Met name de huidige populaties en krabbenscheervelden in het Zuidelijk Westerkwartier en ten oosten van de stad Groningen, en het gebied rond Stadskanaal/Veendam zijn perspectiefrijk (figuur 5). Deze gebieden hebben de meeste prioriteit bij het uitvoeren van maatregelen. Tabel 4. Knelpunten en maatregelen bij prioritaire huidige en potentiele leefgebieden voor de groene glazenmaker in Groningen. De nummering sluit aan op die van tabel 2. Nr
Plaats
Knelpunt
Maatregelen
Prioriteit
Gemeente Stadkanaal 1
Musselkanaal
te weinig leefgebied,
aandacht voor schoningsbeheer
2
Stadskanaal,
veel beschaduwing, veel riet, in het oostelijk
uitbreiding krabbenscheer in sloten die
Maarsinghwijk
deel te dichte krabbenscheervegetatie
naar het noorden lopen.
Stadskanaal,
ongeschikt landbiotoop, te vaak schonen,
ruigteontwikkeling langs de oever,
Voorste Kamp
slechte waterkwaliteit
aangepast schoningsbeheer, verbeteren
3
ja
ja
waterkwaliteit, voorlichting naar omwonenden 4
Stadskanaal,
beschaduwing, te weinig krabbenscheer, te
Uitbreiding van krabbenscheer in niet
Het Pagedal
vaak schonen?
beschaduwde sloten
Wildervankse
ongeschikt landbiotoop, te vaak schonen?
ligging in oorspronkelijk open
Dallen
voedselrijk water, weinig
veenkoloniaal landschap. Afgezien van
uitbreidingsmogelijkheden
verbetering waterkwaliteit en aangepast
ja
Gemeente Veendam 5
schoningsbeheer weinig mogelijkheden 6
Woortmanslaan
te vaak en te veel schonen, minder geschikt
zeer veel mogelijkheden voor uitbreiding
landbiotoop
krabbenscheer: minder schonen,
ja
onderzoek naar waterkwaliteit, voorlichting naar omwonenden 7
Veendam,
te vaak schonen, waterkwaliteit?
schonen en baggeren, voorlichting naar
Westerdiep en
omwonenden
vijvers Z van ~ Gemeente Winschoten 8
Winschoten
pas ontstane situatie na natuurontwikkeling
ontwikkelingen afwachten, ruimte geven aan krabbenscheerontwikkeling
Gemeente Hoogezand 9
Achterdiep
krabbenscheer wordt gemaaid, slechte
Waarschijnlijk weinig mogelijkheden:
waterkwaliteit
belangrijke vaart voor aan- en afvoer van water. Waterkwaliteit verbeteren.
DE VLINDERSTICHTING 2000 |Herstelplan groene glazenmaker in Groningen
31
Tabel 4. Knelpunten en maatregelen bij prioritaire huidige en potentiele leefgebieden voor de groene glazenmaker in Groningen. De nummering sluit aan op die van tabel 2. Nr
Plaats
Knelpunt
10
Westerbroek
Sloot is te ondiep
Maatregelen
Prioriteit
Sloot plaatselijk verbreden, uitbaggeren.
ja
Twee plasjes ten ZO van de grote plas vrijmaken, krabbenscheer enten. Gemeente Slochteren 11
Woudbloem
Het mogelijk weer aantakken aan de Slochter
Niet aantakken, in zuidelijk deel beginnen
Ae is een belangrijke bedreiging. De sloten
met gefaseerd schonen, mogelijkheden
rond de Slochter Ae worden veel geschoond.
voor graven nieuwe petgaten onderzoeken.
Hierdoor slaat krabbenscheer hier niet aan.
Sloten in de omgeving extensiever
ja
schonen 12
Nieuwe
Recent natuurontwikkeling
Veel potenties, ontwikkeling afwachten
ja
Te weinig krabbenscheer
Sloot verbreden en uitbaggeren.
ja
Rijpmakanaal Gemeente Haren 13
Poel Drentsche Aa
Zoekgebied voor uitbreiding krabbenscheer in sloten en poelen. Gemeente Groningen 14
Oostersluis
In 1999 helemaal geschoond waardoor de
Schoningsbeheer aanpassen
groene glazenmaker is verdwenen Gemeente Leek 15
Tolbert
Oever weinig structuurrijk, voedselrijk water
Ontwikkeling ruigtevegetatie langs oever,
ja
verbeteren waterkwaliteit, voorlichting naar omwonenden 16
Drie Polders
Te vaak en niet gefaseerd schonen,
petgaten graven, ontwikkeling
waterkwaliteit? minder geschikt landbiotoop
ruigtevegetaties, schoningsbeheer
ja
aanpassen 17
Pasop
Waterkwaliteit?
Verbeteren waterkwaliteit, verbreden en
ja
uitbaggeren sloten, enten van krabbenscheer, graven van petgaten. 18
polder Z van ‘t Kret
schoningsbeheer
in ‘t Kret graven/herstellen petgaten,
ja
schoningsbeheer in sloot aanpassen, afvalstort stoppen Gemeente Grootegast 19
Polder Kale Weg
schoningsbeheer
voorlichting en overleg met eigenaar
20
Peebos
de sloot groeit langzaam dicht
in petgat de ontwikkeling afwachten, de
ja
sloot gefaseerd schonen en baggeren. 21
Doezumermieden
de sloot groeit dicht
sloot gefaseerd schonen, uitbreiden
ja
krabbenscheer naar andere sloten. In hele Doezumermieden zoekgebied naar potentiele vlieggebieden: deze baggeren/schonen/verbreden en eventueel krabbenscheer enten.
DE VLINDERSTICHTING 2000 |Herstelplan groene glazenmaker in Groningen
32
Tabel 4. Knelpunten en maatregelen bij prioritaire huidige en potentiele leefgebieden voor de groene glazenmaker in Groningen. De nummering sluit aan op die van tabel 2. Nr
Plaats
Knelpunt
Maatregelen
Prioriteit
22
Doezumermieden
schoningsbeheer
ontwikkeling afwachten in petgat, sloot
ja
Oost
langs de kanten schonen (plaatselijk verwijderen lisdodde en riet), op andere delen juist schoningsbeheer staken.
23
Hoogemieden
waterkwaliteit? te ondiepe sloten?
Huidig leefgebied voorzichtig baggeren,
ja
uitbreiding krabbenscheer naar andere sloten door uitdiepen en verbreden. Waterkwaliteit verbeteren: hydrologisch isoleren, vasthouden gebiedseigen water. Krabbenscheer enten in petgaten bij bossages. Gemeente De Marne 24
Mensingeweer
schoningsbeheer, waterkwaliteit?,
Schoningsbeheer aanpassen
landbiotoop? Gemeente Eemsmond 25
Warffum
isolatie, klein leefgebied
Niet geheel natuurlijke situatie: eigenaar wil krabbenscheer in stand houden.
DE VLINDERSTICHTING 2000 |Herstelplan groene glazenmaker in Groningen
33
Literatuur
Bonder, M. (1997) Flora en fauna van het Elsburger Onland. Privé-uitgave. Brock, V., J. Hoffmann, O. Kühnast, W. Piper & K. Voß (1997) Atlas der Libellen Schleswig-Holsteins. Landesamt für Natur und Umwelt des Landes Schleswig-Holstein, Flintbek. Clausnitzer, H.-J. & K. Strasburger (1980) Vorkommen und Gefährdung der Grünen Mosaikjungfer (Aeshna viridis Eversm.) im Allertal (Libellen, Odonata). Beitr. Naturk. Niedersachsens 33: 13-16. Dutmer, G. (1973). Inventarisatie moerasgebied ten oosten van De Punt “De Kappersbult”. CJN afdeling Alcedo, Groningen. Ewers, M., (1999). Die Libellen zwischen Weser und Ems. Isensee Verlag, Oldenburg Felix, R. & G. Hoogerwerf (2000). Monitoringonderzoek amfibieën Provincie Groningen - Tussenrapportage resultaten 1999. - Bureau Natuurbalans / Limes Divergens, Nijmegen. Fliedner, H. (1996). On the oviposition of Aeshna viridis Eversm. (Anisoptera: Aeshnidae). Notulae Odonatologica 4(7): 122-123. Gerard, J.A.N. (1999). Libellen in het Westerbroek in 1999. Privé-uitgave. Gerard, J.A.N. (2000) Dagvlinders en libellen in de noordelijke Peizermaden in het jaar 2000. Privé-uitgave. Geene, R. (1989) Biotoopvoorkeur van de Groene glazenmaker (Aeshna viridis). In Insektenfauna en natuurbeheer. red. W.N. Ellis, pp. 55-63. Stichting Uitgeverij KNNV, Utrecht. Heer, H. de (1998) Notitie over het geheel schonen van Krabbenscheervegetatie van Tolberter kwelvijver (Kadastraal Leek D 4596). Privé-uitgave. Huizenga, J (2000) De groene glazenmaker in het Zuidelijk Westerkwartier 2000. Staatsbosbeheer, Opende.
DE VLINDERSTICHTING 2000 |Herstelplan groene glazenmaker in Groningen
34
Jong, T. de (1999). De groene glazenmaker (Aeshna viridis) in de provincie Utrecht. Brachytron 3(2): 11-17. Ketelaar, R. (1997) Actuele en potentiele betekenis van de ecologische structuur in de gemeente Heerenveen. Rapport VS1997.22, De Vlinderstichting, Wageningen. Ketelaar, R. (2000) Plan van Aanpak bescherming bedreigde dagvlinders en libellen in Groningen. Rapport VS2000.08, De Vlinderstichting, Wageningen. Ketelaar, R. & C. Plate (1999) Handleiding libellenmonitoring. Rapport VS1999.01, De Vlinderstichting, Wageningen. Ketelaar, R. & B. van de Wetering (1998) De groene glazenmaker in Groningen. Rapport VS 1998.39, De Vlinderstichting, Wageningen. Ketelaar, R. & B. van de Wetering (2000) De groene glazenmaker, een bedreigde libellensoort in Groningen. Nieuwsbrief Landschapsbeheer Groningen 9(2): 22-24. Landinrichtingscommissie Midden Groningen (1997) Herinrichting midden-Groningen. Voorontwerp milieueffectrapport. Lopau, W. (1996) Rasterkartierung der Libellen im Altkreises Bremervörde. Faunistischer Jahresbreicht für den Altkreis Bremervörde, 1990 bis 1993: 72-95. Luyten, L. (1999) Dagvlinders en libellen in de beheerseenheden Duurswold en Eiland van Winschoten in 1998. Staatsbosbeheer, Midwolda. Luyten, L. (2000) Telling groene glazenmaker. De Levende Natuur 101: 175. Mostert, K. (1998) Libellen in het landelijke gebied van Zuid-Holland. De Levende Natuur 99: 142-149. Ott, J. & W. Piper (1998) Rote Liste der Libellen (Odonata). In Rote Liste gefährdeter Tiere Deutschlands. Bundesamt für Naturschutz, Bonn-Bad Godesberg. Provincie Groningen (1998). Nota soortenbeleid. Concept oktober 1998. Schmidt, Eb. (1975)
DE VLINDERSTICHTING 2000 |Herstelplan groene glazenmaker in Groningen
35
Aeshna viridis Eversmann in Schleswig-Holstein, Bundesrepublik Deutschland (Anisoptera: Aeshnidae). Odonatologica 4: 81-88. Schorr, M. (1996) Aeshna viridis Eversmann, 1836. In Background information on invertebrates of the Habitats Directive and the Bern Convention. eds. P.J. van Helsdingen, L. Willemse & M.C.D. Speight, pp.226-238. Council of Europe, Straatsburg. Smolders, A., A.H.N. van Duynhoven & J.G.M. Roelofs (1993) Vruchtzetting en zaadproductie van krabbenscheer (Stratiotes aloides L.) in Nederland. Gorteria 19: 55-61. Smolders, A.J.P., C. den Hartog & J.G.M. Roelofs (1995) Observations on fruiting and seet-set of Stratiotes aloides L. in The Netherlands. Aquatic Botany 51: 259-268. Smolders, A.J.P. (1995) Mechanisms involved in the decline of aquatic macrophytes; in particular of Stratiotes aloides L. Proefschrift Katholieke Universiteit Nijmegen. Wasscher, M. (1987). Over de bedreiging en bescherming van de Groene glazenmaker (Aeshna viridis). Natura 1987-4: 88. Wasscher, M. & K. Kapteyn (1997) Kansen voor de Groene glazenmaker, een bedreigde libellensoort. Provincie Noord-Holland, Haarlem. Wasscher, M., G.O. Keijl & G. van Ommering (1998). Bedreigde en kwetsbare libellen in Nederland (Odonata). Basisrapport met een voorstel voor de Rode Lijst. IKC Natuurbeheer, Wageningen. Weeda, E.J., R. Westra, Ch. Westra & T. Westra, (1991) Nederlandse Oecologische Flora. Wilde Planten en hun relaties 4. IVN i.s.m. VARA en VEWIN. Wetering, B. van de (1999) Libellen van de Kappersbult: een speurtocht naar de groene glazenmaker: tussenrapportage waarnemingen 1998. Privé-uitgave. Wetering, B. van de (2000). Libellen van de Kappersbult. Eindrapportage waarnemingen 1998 t/m 2000, Privé-uitgave.
DE VLINDERSTICHTING 2000 |Herstelplan groene glazenmaker in Groningen
36