Hersenen & Cognitie koepelprogramma LEREN
Hersenen & Cognitie koepelprogramma LEREN Het kabinet heeft op 1 september 2009 een bedrag van 20 miljoen euro toegekend aan onderzoek naar hersenen en cognitie. Het bedrag is afkomstig uit het Fonds Economische Structuurversterking (FES). De Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek (NWO) voert het secretariaat van het onderzoeksprogramma, genaamd ‘koepelprogramma Hersenen & Cognitie’. Het H&C onderzoeksprogramma combineert interdisciplinair wetenschappelijke onderzoek met toepassing in de maatschappelijke praktijk en bevat drie pijlers: Gezondheid, Leren en Veiligheid. Een groot deel van het H&C programma Leren is ondergebracht binnen AZIRE. Achtergrond Grote behoefte aan ‘evidence-based’ onderwijsvernieuwing Een veranderende samenleving vergt nieuwe kennis, nieuwe vaardigheden en nieuwe methoden om ze effectief te onderwijzen. Er is grote behoefte aan boeiend en passend onderwijs dat rekening houdt met grote individuele verschillen en waarvan de doelmatigheid wetenschappelijk is onderbouwd. “Evidence-based onderwijs is een noodzakelijke voorwaarde om tot een verbetering van de kwaliteit van het onderwijs te komen,” schreven de bewindslieden van OCW in reactie op het in mei 2008 verschenen verslag van het Parlementaire Onderzoek Onderwijsvernieuwingen. Het onderwijs ziet zich gesteld voor vele uitdagingen. Er is bijvoorbeeld behoefte aan effectieve ‘voorschoolse’ en ‘vroegschoolse’ programma’s die taalachterstanden kunnen verminderen of voorkomen. (Ruim honderdduizend kinderen tussen de 2,5 en 5 jaar hebben achterstanden die kunnen oplopen tot twee jaar.) Er is vraag naar nieuwe leerstrategieën voor het groeiende aantal jongeren dat kampt met leerbeperkingen, gedragsproblemen en/of leerachterstanden. Hoge uitval van leerlingen in het beroepsonderwijs vraagt om nieuwe leerwegen voor 'doeners’. Aan de andere kant van het spectrum, bij bovengemiddeld getalenteerde leerlingen, groeit de behoefte aan uitdagende leerwegen die de kans op een vertraagde psychosociale ontwikkeling beperken. De aansluiting tussen onderwijstypen, zoals tussen de voorschoolse periode en het basisonderwijs, tussen basisonderwijs en voortgezet onderwijs en tussen voortgezet en hoger onderwijs, is vaak niet optimaal; voor VMBO-afgestudeerden bestaat geen goede theoretische doorstroming. De timing van onderwijselementen, zoals vreemdetalenonderwijs, staat ter discussie. Ook worden vragen gesteld bij de doelstellingen, de aanpak en de timing van de Cito-toets. De nieuwe kenniseconomie moet ook over een effectief systeem van volwasseneneducatie beschikken. Werkenden moeten tot op steeds hogere leeftijd worden geschoold, ook lang na hun formele opleiding. Maar hebben hogere leeftijdsklassen andere onderwijsvormen, -middelen en -strategieën nodig? Hoe kan het best worden omgegaan met de vergrijzing van beroepsgroepen, inclusief die van professionals binnen het onderwijs zelf? Hoe kan het onderwijs aan toekomstige onderwijsgevenden worden verbeterd? Hoe kan het taalonderwijs aan volwassen immigranten zo effectief mogelijk worden ingericht? Het toepassen van snel toenemende kennis over de ontwikkeling van het brein Kennis over de biologische en psychologische mechanismen rond hersenen en cognitie 1
Hersenen & Cognitie koepelprogramma LEREN kunnen helpen nieuwe antwoorden te vinden op zulke vragen -- in sommige gevallen al op een termijn van een paar jaar. Zo weten we inmiddels bijvoorbeeld dat de ontwikkeling en de rijping van de menselijke hersenen door gaan tot na het twintigste levensjaar, en dat de hogere cognitieve functies zich pas goed ontwikkelen vanaf de midden-adolescentie (14-15 jaar). We weten dat de ontwikkeling verschilt tussen meisjes en jongens, maar ook tussen individuen onderling. We weten dat factoren zoals sociale omgeving, stress, angst en motivatie grote invloed hebben op de efficiëntie van leerprocessen. Ze bepalen hoe goed nieuwe prikkels, kennis en vaardigheden kunnen worden opgeslagen en in een later stadium worden opgeroepen of herinnerd. Zoeken naar goede methoden om zulke nieuwe inzichten toe te passen is een logische vervolgstap op de ontwikkeling van de wetenschappelijke kennis, die nu nog veelal verspreid is over meerdere disciplines en die voor een belangrijk deel nog fundamenteel van aard is. Verwacht mag worden dat de nieuwe kennis over ons brein kan bijdragen aan vernieuwing van het onderwijs, de plek waar het brein — als het goed is — sterk wordt gevoed en uitgedaagd. Evidence-based onderwijsinnovaties zullen hun toepassing kunnen vinden in scholen en verwante onderwijsorganisaties en daarnaast van belang zijn voor schooladviesdiensten, pedagogische centra PABO’s en andere instellingen voor Hoger Onderwijs en voor bedrijven die werkzaam zijn binnen de onderwijsmarkt zoals educatieve uitgeverijen, gaming industrie, testuitgevers en andere. Doel Het H&C koepelprogramma Leren heeft als doel om bestaande en nog te ontwikkelen biologische, cognitieve en neuropsychologische kennis toe te passen op het verbeteren van leerprestaties van kinderen, jongeren en volwassenen. Gericht onderzoek naar het lerende brein, en naar de manier waarop biologische invloeden rond ontwikkeling, individuele verschillen tussen mensen, sociaal gedrag, voeding, slaap en denkprocessen de werking ervan beïnvloeden, zal de basis leggen voor nieuwe methoden om leren en onderwijzen effectiever en efficiënter te maken. Ontwikkeling van dit veelbelovende onderzoeksterrein, en de toepassing ervan in de dagelijkse onderwijspraktijk, zal Nederland naar verwachting een leidinggevende positie geven op het gebied van doelgerichte, effectieve, evidence-based onderwijsvernieuwing. Het werk binnen het H&C koepelprogramma Leren omvat fundamenteel en toegepast onderzoek, maar ook implementatie in de praktijk. Het verbindende sleutelwoord tussen de onderdelen is ‘talentontwikkeling’; alle activiteiten zijn erop gericht kinderen, adolescenten en volwassenen zich zodanig te laten ontwikkelen dat hun talenten optimaal tot ontwikkeling komen en kunnen worden benut. Een transdisciplinair consortium van instituten voert het onderzoek uit binnen het H&C koepelprogramma Leren. Deze instituten vertegenwoordigen alle benodigde expertises, inclusief methoden, technieken, specialismen en voor het onderzoek noodzakelijke populaties van kleuters, kinderen, jeugdigen en volwassenen (inclusief docenten en docenten-in-opleiding). Om de effectiviteit en bruikbaarheid van de resultaten te garanderen is het cruciaal dat onderzoekers samenwerken met scholen.
2
Hersenen & Cognitie koepelprogramma LEREN Partners Veel met het onderwijs verbonden organisaties nemen deel aan het consortium, zoals scholen in primair en voortgezet onderwijs, organisaties voor hoger onderwijs, educatieve uitgeverijen, de voedingsindustrie en denksportorganisaties. De consortiumpartners dragen ieder op hun eigen manier bij aan het programma hetzij financieel hetzij via de inzet van eigen personeel en expertise. Belangrijke bouwsteen voor het werk in het H&C koepelprogramma Leren is het Centrum Brein & Leren, recentelijk opgericht door het onderzoeksinstituut Psychologie en de Graduate school Mental Health & Neuroscience van de Universiteit Maastricht. Dit centrum werkt intensief samen met (onderwijs)praktijkinstellingen. Een soortgelijk centrum, begin 2009 opgericht aan de Vrije Universiteit Amsterdam in samenhang met onderzoeksinstituut AZIRE, de Universiteit Leiden en de Radboud Universiteit Nijmegen, wetenschappelijke partners in het consortium, hebben interesse getoond voor oprichting van een landelijk verband dat werkt volgens het zelfde praktijksamenwerkingsmodel. Interesse voor het werk in het H&C koepelprogramma Leren is uitgesproken door Cito, de Stichting Leerplan Ontwikkeling, de Onderwijsraad en de sectororganisaties (PO en VO). Grote prioriteit zal worden gegeven aan het formaliseren van samenwerking en uitwisseling met deze en aanverwante organisaties (de MBO-raad en de HO-raad). Aan al deze organisaties zal gevraagd worden een vertegenwoordiger te leveren voor een maatschappelijke adviesraad. Maatschappelijke consortiumpartners: • Educatieve uitgeverijen ThiemeMeulenhoff en Malmberg; • Primaire onderwijsorganisatie Movare, Stichting MosaLira, OBS Willespoort; • Voortgezet onderwijsorganisaties Stella Maris College, Sophianum Scholengemeenschap, Grotius College, Graaf Huyn College, CSG Jan Arentz, Bisschoppelijk College Broekhin, Amarantis scholengroep; • Hogescholen Avans, CH Windesheim, INHolland, Saxion hogescholen; • Unilever; • Denksportorganisaties Koninklijke Nederlandse Schaakbond, NOC*NSF, Schaakvereniging D4. Wetenschappelijke consortiumpartners: • Radboud Universiteit Nijmegen, Behavioural Science Institute; • Donders Institute for Brain, Cognition and Behaviour, Nijmegen; • Universiteit Leiden/Leiden Institute for Brain & Cognition; • Universiteit Maastricht; • Vrije Universiteit Amsterdam, Centrum Brein & Leren; • AZIRE (Amsterdam Zwolle Institute for Research in Education); • Universiteit Twente; • Nederlands Instituut voor Neurowetenschappen.
3
Hersenen & Cognitie koepelprogramma LEREN Projecten en Programma’s Het FES Koepelprogramma Leren omvat twee ‘Quick Result Projecten’, die beogen snel maatschappelijke winst te boeken door toepassing van grotendeels reeds aanwezige kennis, en drie samenhangende innovatieve onderzoeksprogramma’s. Projectbeschrijvingen Quick Result Project 1. Innovatieve leermiddelen en lesmethoden Doel: kennis vergaren over succesfactoren bij het implementeren van innovatieve digitale leermiddelen en –methoden door middel van concrete voorbeeldprojecten. Innovatieve leermiddelen, die bijvoorbeeld gebruik maken van ICT, en lesmethoden die gebruik maken van computers en Internet hebben in theorie grote potentie om de leerprestaties van kinderen en jeugdigen te verhogen. Ze zijn mogelijk effectief voor de ontwikkeling van neurocognitieve vaardigheden en zijn vaak motiverende dan het klassieke, leerboek-gebaseerde onderwijs. Dit geldt mogelijk in het bijzonder voor die kinderen die met klassieke leermethoden moeilijk kunnen worden bereikt. Het is echter nog onvoldoende bekend hoe leerlingen, gegeven hun ontwikkelingsfase, geslacht, leeftijd, en eerder verworven neuropsychologische vaardigheden, omgaan met de nieuwe leermiddelen. Ook is nog onvoldoende bekend over de karakteristieken waaraan effectieve onderwijsinterventies met deze methoden zouden moeten voldoen. Welke leerstof leent zich het beste voor aanbieding via digitale methoden? Hoe zou dat het beste kunnen? Via een ‘serious game’, via een digitaal lesboek, via een internet-gebaseerde methode of anderszins? In hoeverre is de effectiviteit van de verschillende vormen van aanpak afhankelijk van leeftijd en biopsychologische variabelen? Omdat vanaf schooljaar 2009-2010 scholen zelf verantwoordelijk worden voor het beschikbaar stellen van leermiddelen zal er met name in het voortgezet onderwijs grote behoefte zijn aan kennis en inzicht over de effectiviteit van nieuwe leermiddelen en over hun potenties. Het project toetst bestaande cognitieve en neuropsychologische inzichten bij de toepassing van experimentele ICT-gebaseerde onderwijsmethoden met een nadruk op ontwikkeling en evaluatie van educatieve computer games — de zogeheten ‘serious games’ — en digitale lesmethoden alsmede internetgebaseerde methoden van kennisverwerving (via internet communiceren met elkaar, met de docent en met externe kennisbronnen). Aanpak: Een serie dedicated projecten gericht op verschillende kennis- en vaardigheidsdomeinen Het project richt zich op zes schoolse of neurocognitieve vaardigheden rond de onderwerpen ‘leren lezen’, ‘leren rekenen’, ‘denkvaardigheden en probleem oplossen’, ‘taalvaardigheden’, ‘bètavaardigheden’, ‘denken’, en ‘taal en de ontwikkeling van kennis’. Het onderzoek richt zich op het ‘leren leren’ en ‘leren denken’, en op de invloed en rol van computergames en communicatie via games en internet, tussen docent en leerling, tussen leerlingen onderling en met kennisbronnen op internet. Het werk richt zich op informatieverwerking, gebruikt kennis daarover voor de ontwikkeling en evaluatie van nieuwe leermethoden. Het beantwoordt vragen als: Hoe gaat de leerling met de leermethoden om? Hoe verwerkt hij/zij informatie? Hoe beïnvloedt het gebruik de leerprestaties en motivaties? Welke individuele factoren als leeftijd, geslacht, eerdere ervaringen, leerattitudes, en stijlen van informatieverwerking spelen een rol?
4
Hersenen & Cognitie koepelprogramma LEREN Speciale aandacht zal worden gegeven aan het gebruik van innovatieve leermiddelen voor het stimuleren van toptalent. Studenten uit initieel en post-initieel pedagogisch onderwijs worden bij het project betrokken. Producten: Effectieve innovatieve leermiddelen Naast wetenschappelijke eindproducten (publicaties en dissertaties) zal het onderzoek antwoord opleveren op de vraag hoe de leermotivatie van kinderen optimaal bevorderd kan worden, wat de effecten zijn van gebruik van ICT in het onderwijs en daarbuiten: kennis over succes- en faalfactoren kan worden gebruikt bij de ontwikkeling van educatieve software. (Aankomend) docenten die aan het project meewerken zullen een voorhoede vormen van enthousiaste en ervaren gebruikers van innovatieve elektronische leermiddelen en op neuropyschologie gebaseerde lesmethoden. Quick Result Project 2.Voorwaarden voor leren Doel: kennis uit neurowetenschappen, ontwikkelings(neuro)psychologie en klinische neuropsychologie vertalen naar het lerende individu en de onderwijspraktijk. Het project richt zich op biopsychologische factoren zoals slaapgedrag, eten en bewegen en hun invloed op cognitieve ontwikkeling en het leersucces. Een kind dat goed is uitgerust, geen honger heeft en zich vitaal voelt, kan zich beter concentreren, is meer gemotiveerd en kan beter leren. Echter, veel kinderen en jeugdigen worden gekenmerkt door vermoeidheid, minder goede voeding of eten op het verkeerde moment (het ontbijt overslaan) of door te weinig beweging. Het project baseert zich onder andere op recente wetenschappelijke inzichten omtrent de neuropsychologische ontwikkeling zoals die worden gepropageerd door de International Mind Brain Education Society (IMBES); het project is zeer vernieuwend, omdat tot nog toe nauwelijks is geprobeerd de aanwezige kennis over biopsychologische voorwaarden voor leren in de praktijk toe te passen. Toch is al veel bekend over het belang van 24 uurs ritmen in het slapen, over het belang van adequate voeding om geconcentreerd te kunnen zijn en om voldoende ‘brandstof voor het brein’ binnen te kunnen krijgen. Ook blijken biologische factoren sterk bepalend te zijn voor de controle op impulsief gedrag en motorische onrust. Bewegen lijkt van belang te zijn voor de neurocognitieve ontwikkeling die verantwoordelijk is voor een goede ontwikkeling van schoolse vaardigheden. Het project beoogt kennis omtrent belangrijke ‘voorwaarden voor leren’ (slapen, eten en bewegen) beschikbaar te maken voor toepassing in onderwijs en opvoeding van kinderen en jeugdigen, in het bijzonder die tussen 8 en 15 jaar. Aanpak: Educatie en interventie Het project bestudeert de factoren ‘slapen’, ‘eten’ en ‘bewegen’. Kern vormt een uniek, grootschalig onderzoek bij oudere kinderen en jong- tot laat-adolescenten (8 tot 22jarigen) dat wordt uitgevoerd via een groot aantal onderwijsinstellingen (scholen, hogescholen) op alle leerniveaus. De grote dataset zal voldoende determinanten kunnen relateren aan elkaar en aan biologische factoren (sexe), psychosociale achtergrond, schoolse en neurocognitieve prestaties, schooltype en culturele achtergrond. Daarnaast omvat het project diverse interventiestudies, zoals één gericht op betere voedingsgewoonten (minder/anders snacken, adequaat ontbijten etcetera). De effecten van suiker- en/of cafeïnehoudende dranken op leerprestaties worden onderzocht in
5
Hersenen & Cognitie koepelprogramma LEREN verdiepende experimenten. Andere bestudeerde interventies richten zich op het verbeteren van slaapgedrag en 24-uursritmes van leerlingen door hun ouders te wijzen op het belang van een goede ‘slaaphygiëne’ en de nadelen van computergebruik vlak voor het slapen gaan, en op gericht bewegingsonderwijs ter verbetering van de controle over het eigen gedrag en een betere impulsremming. Educatie en training van ouders en docenten maken deel uit van dit onderzoek. Producten: Evidence-based protocollen rond voeding en slaap Naast wetenschappelijke eindproducten (publicaties en dissertaties) zal het project direct toepasbare interventies en lesmethoden opleveren voor gebruik bij kinderen, jeugdigen en studenten thuis en in de onderwijspraktijk, met name op het gebied van voeding en slaapgedrag. Deze protocollen zullen na het onderzoek landelijk kunnen worden toegepast. Innovatief programma 1 : Het lerende kind Doel: de ontwikkeling en evaluatie van nieuwe onderwijsvormen die recht doen aan de individuele capaciteiten van kinderen in het primair onderwijs, en die gebruik maken van de nieuwste inzichten op het gebied van brein- en cognitie-onderzoek. Het onderzoek verwerft inzicht in biologische, neuropsychologische, cognitieve en sociale factoren die de effectiviteit en doelmatigheid van onderwijsprestaties beïnvloeden, onder meer door middel van experimenten met onderwijsinterventies gebaseerd op ‘evidence’ op het gebied van hersen- en psychologische ontwikkeling (‘educational neuropsychology’). Talent-ontwikkeling, leermotivatie, en ‘leren te leren’, lezen, schrijven en rekenen nemen in het programma centrale plaatsen in. Het programma richt zich ook op competentiebevordering van docenten. Aanpak: Grootschalig, longitudinaal onderzoek, gekoppeld aan verdiepende studies De harde kern van het programma wordt gevormd door een grootschalig, crosssectioneel, longitudinaal neuropsychologisch onderzoek onder kinderen van basisschoolleeftijd (tussen de 4 en 12 jaar). Parallel worden verdiepende studies uitgevoerd op gebied van vroege en voorschoolse educatie naar ‘voorwaarden voor leren’. In andere verdiepende studies wordt gebruik gemaakt van brain imaging (bij kinderen ouder dan 8 jaar) en evidence-based onderwijs-interventies (bij kinderen van alle leeftijden vanaf de voorschool). De onderwijsinterventies zijn gericht op de taal en op de ‘voorwaarden voor leren’ zoals nieuwsgierigheid, het omgaan met afleidende prikkels, het stimuleren van denkfuncties en abstractievermogen en de ontwikkeling van hogere taalfuncties en sociaal gedrag. Het programma omvat ook onderzoek naar determinanten van gemiddeld, bovengemiddeld en benedengemiddeld presteren op school. Daarbij gaat het nadrukkelijk ook om informatie van ouders/verzorgers en het thuissysteem. Gebruik wordt gemaakt van vragenlijsten (o.a. internet-gebaseerd) en neurocognitieve tests en vragenlijsten in de klas. In combinatie met het derde programma (de Lerende Docent & de Ouder wordende Docent) wordt gewerkt aan competentiebevordering van docenten. Ook deze wordt vervolgens wetenschappelijk geëvalueerd. Hierin is ook een belangrijke plaats ingeruimd voor de pedagogische kant (de docent als motivator en inspirator) en voor de samenwerking met ouders/verzorgers. Samenwerking tussen onderzoekers en docenten
6
Hersenen & Cognitie koepelprogramma LEREN garandeert dat de kennisvermeerdering rond onderwijsvernieuwing en de professionalisering van docenten hand in hand gaan. Bij docenten wordt ook een academische attitude versterkt evenals de motivatie om te participeren in de verdere inhoudelijke ontwikkeling van hun vak. Producten: Evidence-based onderwijsvernieuwing Naast wetenschappelijke eindproducten (publicaties, dissertaties) levert het programma evidence-based interventies op die direct toepasbaar zijn in de onderwijspraktijk en kunnen bijdragen aan een doorlopende leerlijn van vroege en voorschoolse educatie (VVE) naar basisschool en van basisschool naar het voortgezet onderwijs. De interventies beogen vaardigheden en motivaties van zowel kinderen als docenten te versterken. De interventies kunnen door andere scholen worden gebruikt. Ook levert het programma interventies op voor het stimuleren van de professionaliteitsontwikkeling bij docenten en leerling-docenten. Daarbij bestaat ook uitwisseling met het derde Innovatieve Programma (‘De lerende docent & de ouder wordende docent’). Innovatief programma 2 : De lerende adolescent Doel: inzicht verwerven over aard en oorsprong van de grote verschillen in het vermogen om informatie op te nemen en te reproduceren, zowel vanuit biologisch, psychosociaal, cultureel, neurocognitief als didactisch perspectief; inzicht verwerven in de factoren die succes in het voortgezet en beroepsonderwijs bepalen. Het onderzoek verwerft inzicht in de factoren die de effectiviteit en doelmatigheid van onderwijsprestaties en leermotivaties bepalen. Deze wordt getoetst door middel van evidence based experimenten met onderwijsinterventies die zijn gebaseerd op kennis omtrent de hersen- en psychologische ontwikkeling (‘educational neuropsychology’). Talent-ontwikkeling, neuropsychologische vaardigheden, motivaties, leren te leren, abstraheren, kiezen, plannen, besluitvormingsprocessen en analyseren nemen centrale plaatsen in. Onderzoek binnen het programma richt zich op individu-gerelateerde, contextgerelateerde- en didactiek-gerelateerde factoren die helpen bepalen of adolescenten gemiddeld, bovengemiddeld of benedengemiddeld presteren. Daarnaast wordt gekeken naar keuzegedrag van scholieren in de aanloop naar het hoger onderwijs, en richt het programma zich op competentiebevordering van docenten. Aanpak: Grootschalig, longitudinaal onderzoek, gekoppeld aan verdiepende studies De kern van het programma wordt gevormd door een grootschalig, cross-sectioneel, longitudinaal onderzoek onder jongeren tussen de 10 en 19 jaar. Het onderzoek wordt ingezet binnen verschillende schooltypen (VMBO, MBO, HAVO,VWO); de vraagstellingen en te onderzoeken variabelen hangen af van het schooltype. Zo zullen binnen het VMBO en MBO veel vragen gericht zijn op determinanten van voortijdige schooluitval, en op factoren die bepalend zijn voor impulsremming alsmede zelfstandig handelen en verwerven van praktijkvaardigheden. Ook taal is hierin belangrijk. Op HAVO en VWO is de nadruk gericht op zowel onderpresteren en determinanten van slechte leermotivaties als op effectief leren van bètavaardigheden, hoger-cognitieve vaardigheden en de doorlopende leerlijn naar het hoger onderwijs. Inzichten vanuit de jeugdige zelf, diens sociale omgeving en de onderwijssetting (en de docent) worden
7
Hersenen & Cognitie koepelprogramma LEREN verzameld. Parallel aan het grootschalige onderzoek worden ter verdieping en toetsing gerichte studies uitgevoerd, waarin gebruik wordt gemaakt van brain imaging. Daarnaast worden gerichte evidence-based onderwijsinterventies uitgevoerd, gericht op de verschillende schooltypen en leeftijden. Het gaat bijvoorbeeld om interventies op het gebied van leren te leren, kiezen en beslissen, omgaan met groepsdruk, plannen en organiseren, leermotivaties en excelleren, en bètavaardigheden. Producten: Evidence-based onderwijsvernieuwing Naast wetenschappelijke eindproducten (publicaties, dissertaties) levert het programma evidence-based onderwijsmethoden op voor gebruik in alle niveaus van het voortgezet onderwijs (bijvoorbeeld een training in het leren maken van keuzes; profielkeuze of keuze voor een vervolgopleiding). Die onderwijsmethoden komen, na gedegen effectevaluatie, beschikbaar voor het hele voortgezet onderwijs. Het gaat ook om interventies gericht op jongeren in risicogroepen (met een verhoogd risico op voortijdig schoolverlaten, ADHD, of antisociaal gedrag). Bovendien bieden de protocollen mogelijkheden om het onderwijs beter af te stemmen op de ontwikkeling van jongens en zo achterstanden van jongens in de hogere opleidingsniveaus te bestrijden. Innovatief programma 3 : De lerende docent Doel: Het bevorderen van de motivatie en de vakbekwaamheid van docenten en het vergroten van hun vermogen zich tot op hoge leeftijd te blijven aanpassen aan veranderingen in samenleving en onderwijs. Bijna een kwart van de Nederlandse beroepsbevolking is ouder dan 50 jaar. Onder onderwijzers en docenten in het primair en voortgezet onderwijs varieert dat percentage tussen de 36 en de 46 procent. Dit programma verwerft inzicht in de biologische, omgevings-, psychosociale en neurocognitieve factoren die het functioneren vanaf docenten gedurende hun loopbaan bepalen. Het kijkt naar indicatoren als informatie-opname en –verwerking, vitaliteit, stemming en competentieontwikkeling bij docenten van opleiding (PABO of lerarenopleiding) tot pensionering. Het zoekt naar wegen om hun competenties en motivaties te bevorderen, in relatie tot inhoudsspecifiek onderwijs (bijvoorbeeld ‘het vak’ van geschiedenis- of wiskunde docent) en algemener pedagogische vaardigheden (bijvoorbeeld rond het motiveren en inspireren van jeugdigen die sterk van elkaar verschillen in leermotivaties of sociale vaardigheden.) Het programma richt zich op neuropsychologische, biologische en cognitieve kennis die (aankomende) docenten zelf kunnen toepassen. Ook richt het programma zich op ‘rijpere’ en ‘ouder wordende’ docenten en de consequenties die cognitieve veroudering heeft voor hun beroepspraktijk. Aanpak: Onderzoek naar neurocognitieve vaardigheden bij docenten Het programma bestudeert neurocognitieve vaardigheden en hersenfuncties bij docenten in verschillende leeftijdsstadia. Het richt zich deels op studenten (17 tot 25 jaar oud) aan PABO’s of lerarenopleidingen, en bestudeert factoren die de efficientie van hun leerproces en de ontwikkeling van een ‘academische attitude’ bepalen. (Onderzochte hoger-cognitieve functies en vaardigheden zijn ook doel van onderzoek in het programma ‘De Lerende Adolescent’.) De inzichten worden benut om bij leerling-docenten evidence-
8
Hersenen & Cognitie koepelprogramma LEREN based interventies uit te voeren gericht op competentiebevordering en verhoging van vakgerichte motivaties. Met moderne brain imaging technieken, zoals MRI en functional MRI, worden hogere plannings- en stuurfuncties in kaart gebracht, alsook de ‘selfevaluation’ die zich pas in de late adolescentie (16-23 jaar) ontwikkelt. Ook bij docenten in latere fasen van hun loopbaan (de ‘rijpere’ en de ‘oudere’ docent) worden breinfuncties en -processen bestudeerd. De focus ligt bij factoren die de effectiviteit van ‘Levenslang Leren’ bepalen en bij determinanten van functieverlies en verlies van cognitieve vitaliteit. Evidence-based interventies worden gericht op het verbeteren van ‘continuous education’ en nascholing voor docenten. Andere interventies en cursussen richten zich op het effectiever omgaan met de effecten van cognitieve veroudering. Het werk heeft raakvlakken met docent-gebonden aspecten van de onderzoeken uit andere onderzoeksprogramma’s. Producten: Competentiebevordering Naast wetenschappelijke eindproducten (publicaties, dissertaties) levert het programma toepasbare interventies voor competentiebevordering van docenten en docenten in opleiding. Ook worden instrumenten ontwikkeld om het leervermogen en de vitaliteit bij oudere docenten te meten en strategieën ter bevordering van succesvolle cognitieve veroudering.
9