Herkenning en erkenning enorm verbeterd
Marc Hendrikse (lid topteam) en Wim Boomkamp (Saxion) over het op de kaart zetten van HTSM in Nederland
Op weg naar een goed businessmodel
Twee nanolectoren over het beter benutten van kennis & kunde
Facts, figures & impressies uit het werkveld
36
Inhoud
46
Portret: Peter Joore en Bert Plomp Twee Friese lectoren over open innovatie en praktijkgericht onderzoek
52
Chris Mombers (STW) ‘Publiek-private samenwerking in onderzoek is een spel dat je moet leren.’
Voorwoord
Gouden handen en knappe koppen Ineke Dezentjé Hamming-Bluemink 06
Tweegesprek
Mark Hendrikse en Wim Boomkamp
56
06
Een bevlogen lector over dunne films en functionele materialen 60
‘Samenwerking tussen hogescholen en univer-
46
bereid zijn dat met elkaar op te pakken.’
Automotive in de lift Hbo, wetenschappelijk onderwijs en mkb rond de tafel over de innovatieve kracht van Automotive
20
Holland Hightech Solutions for Global Challenges
22
HTM Voldoende zichtbaar of te abstract?
siteiten moet ontstaan vanuit die disciplines die
14
Portret: Jan Bernards
14
66
De Koninklijke Metaalunie Aandacht voor financiële druk in de HTSM
68
Mechatronica vraagt om een nieuw type valkuil Optimistische mechatronicalectoren in debat met kritische CEO’s
74
Hogescholen groeien in nieuwe rol
Facts & Figures Hogescholen en de topsector HTSM
Faculteitsdirecteuren in gesprek 30
Portret: Gregor Luthe en Paul Borm Twee ondernemende nanotechnologen over het beter benutten van kennis en kunde
36
66
Op zoek naar de latente vragen Spelers in de Embedded/ICT-sector in gesprek
44
Syntens: gezond klimaat voor HTSM-sector ‘Ons doel is een gezond klimaat te scheppen voor de HTSM-sector in Nederland.’
22
Deze Thematische Impuls HTSM is een uitgave van SIA. De Thematische Impulsen (TI) sluiten aan bij het beleid gericht op de Topsectoren en daarmee samenhangend de zwaartepuntvorming bij hogescholen. Een TI is bedoeld om de besluitvorming binnen het hbo te ondersteunen in het maken van keuzes ten aanzien van een specifiek kennis- en innovatiethema. Door middel van enquêtes is een zo compleet mogelijk beeld verkregen van praktijkgericht onderzoek in het hbo gerelateerd aan de sector HTSM. Daarnaast worden de belangrijkste ontwikkelingen geschetst door gesprekken en interviews met de beroepspraktijk en de kenniswereld. Dit alles resulteert in een ‘landkaart’ die laat zien hoe het hbo zich positioneert op dit thema.
DEEL 1 HTSM
04
Hightech Systemen en Materialen is één van de negen door de overheid aangew ezen topsectoren. En terecht! De topsector Hightech Systemen en Materialen, kortweg HTSM, is dé motor van de Nederlandse economie en daarmee van de verdienkracht van ons land. Hij biedt oplossingen voor maatschappelijke uitdagingen op het gebied van milieu, energie, gezondheidszorg en mobiliteit. Daarnaast levert de sector wereldwijd technologische producten en componenten die hun weg vinden in een oneindig aantal
Het is een sector waarin R&D centraal staat en waarmee Nederland op de mondiale markt een sterke positie heeft. Deze positie willen we natuurlijk behouden en, beter nog, verder uitbouwen. De ambitie is dan ook om de export in 2020 te hebben verdubbeld. Maar dat gaat niet zomaar. Willen we als kennisland voorop blijven lopen, dan moeten we ook de mensen hebben die dat allemaal waar kunnen maken. Maar waar halen we de gouden handen en knappe koppen vandaan om die ambitie te realiseren? Het vinden van een antwoord op deze vraag is lastig, zeker in de wetenschap dat het tekort aan technici in 2016 oploopt naar 155.000. De sleutel tot de oplossing ligt voor een belangrijk deel bij het hbo, maar we moeten daarvoor de verwachtingen over en weer goed afstemmen.
VOORWOORD: Ineke Dezentjé Hamming-Bluemink
Gouden handen en knappe koppen 4
Thematische Impuls HTSM
Het hoger beroepsonderwijs wil zich meer en meer profileren als ‘University of Applied Science’. Dat is een nobel streven en zeker als het toegevoegde waarde levert aan de kwaliteit van de opleiding. Daarbij moeten we wel in de gaten houden dat de ‘b’ van beroepsonderwijs niet wordt bedolven onder die onderzoeksambitie. Want de kerntaak van het hbo is opleiden tot een beroep. Dat moet zo blijven. Onze bedrijven verwachten immers een praktisch ingestelde man of vrouw, die direct de handen uit de mouwen steekt en dus ook vrijwel direct een bijdrage levert aan het succes van de onderneming. Dat de hbo-ingenieur ook is o pgeleid in de wetenschap dat het toepassen van bestaande kennis niet genoeg is, spreekt vanzelf. Hij of zij moet vanuit de praktijk en vanuit het reflecteren op die praktijk kunnen bijdragen aan innovaties. Het hoger beroepsonderwijs heeft nog een belangrijke functie. Wij zien in onze innovatieve sector een forse stijging van het benodigde opleidings niveau. Dat betekent dat de technische medewerkers op een hoger niveau
moeten worden gebracht. De mbo’er moet op hbo-niveau gaan presteren. Dus moeten die mbo’ers uit onze bedrijven een aanvullende opleiding volgen. Hogescholen hebben daarin een belangrijke rol. Het ‘leven lang leren’ moet hoog op de agenda staan, ook bij hogescholen. Zij moeten zich dan ook veel nadrukkelijker op die scholingsmarkt manifesteren. Gelukkig zijn er goede initiatieven in deze richting. De Associate Degree is daar een voorbeeld van. Maar dit manifesteert zich nog niet in de volle breedte. Op dit moment zijn nog te weinig hogescholen actief op die scholingsmarkt.
DEEL 1 HTSM
toepassingsgebieden.
Uit bovenstaande blijkt dat ik de onderzoeksfunctie van het hoger beroeps onderwijs herken en erken, maar deze functie moet wel in het juiste perspectief worden geplaatst. Ik zie het hbo als een piramide. De basis is de beroepsopleiding, het middendeel wordt gevormd door de scholingsmarkt van werkenden en de onderzoeksfunctie komt daarbovenop, als de kers op de taart. En je moet die piramide niet omdraaien, want dan wordt de basis wel heel wankel. Als laatste en voor mij cruciaal punt vraag ik aandacht voor de samenwerking tussen hogescholen en bedrijven. Alleen als deze partijen kiezen voor regelmatig, nauw en constructief overleg kan up-to-date en aantrekkelijk onderwijs worden geboden, waar zowel studenten en werkenden, als bedrijven om staan te springen. Alleen in hechte samenwerking kom je tot goed onderwijs en goede scholing. In de ‘slipstream’ daarvan volgt het toegepast onderzoek dan vanzelf waardoor, zoals de commissie Van Pernis zo mooi formuleert, de onderzoekachtige nieuwsgierigheid wordt bijgebracht die vereist is voor de ingenieur van de toekomst.
Ineke Dezentjé Hamming-Bluemink Voorzitter FME
SIA Stichting Innovatie Alliantie
5
DEEL 1 HTSM
In gesprek: MarC Hendrikse & Wim Boomkamp
‘Onze HTSM-sector is wereldwijd een belangrijke speler en heeft dus een grote waarde voor de BV Nederland.’ 6
Thematische Impuls HTSM
SIA Stichting Innovatie Alliantie
7
Marc Hendrikse
Marc Hendrikse CEO van de NTS Group in Eindhoven, bestuurslid van de Brabants-Zeeuwse Werkgeversvereniging (BZW) en lid van het topteam HTSM. In de jaren na 2000 overheerste de verwachting dat de industrie grotendeels uit Nederland zou verdwijnen. Nederland zou zich ontwikkelen tot een diensteneconomie. Hendrikse heeft zich daar nooit in kunnen vinden. Hij wijst op de regio Eindhoven die van oudsher in de maakindustrie erg sterk is en wereldwijd tot de top behoort. ‘Als voorzitter van BZW ben ik betrokken geweest bij de vraag hoe wij dat voor het voetlicht konden brengen. Met hulp van Brainport hebben we industrie en ecostructuur in kaart gebracht. We zijn uitgegaan van vijf OEM’s (Original Equipment Manufacturers) – DAF, Philips Healthcare, ASML, FEI en Océ – en hebben onderzocht wie de eerste-, tweede- en derdelijns toeleveranciers waren. Frappant was dat van de in totaal 340 bedrijven zo’n driekwart Nederlands was. En die toeleveranciers vertrekken echt niet naar het buitenland, zelfs als een van die OEM’s dat wel zou doen.’
Uit dat initiatief is een coöperatie ontstaan. Wat was daarvoor de achtergrond?
Wim Boomkamp
8
Thematische Impuls HTSM
‘De OEM’s binnen de hightech wereld kenden elkaar. Dat gold niet voor de toeleveranciers bij wie het echte maakwerk is neergelegd. Zij dienen mee te gaan in technologische ontwikkelingen en dat vereist andere competenties. Dat is een van de redenen waarom toeleveranciers de krachten moeten bundelen. Zo ook waar het tekorten aan technische mensen betreft. Bovendien is de hele keten van toeleveranciers niet alleen van belang voor Nederlandse OEM’s, maar ook voor buitenlandse. Met die uitgangspunten hebben we in 2010 een coöperatie opgericht, Brainport Industries, een vereniging van Nederlandse toeleveranciers naar de eindindustrie.
Wim Boomkamp Voorzitter College van Bestuur bij Saxion Door het topsectorenbeleid worden hogescholen uitgedaagd keuzes te maken. Ook voor Saxion liggen er volop kansen door aansluitingen te zoeken binnen de onderwijskolom, in de regio en met het bedrijfsleven. Boomkamp benadrukt de impuls die uitgegaan is van dat beleid. ‘Door de focus op HTSM te leggen zijn allerlei partijen veel meer met elkaar verbonden geraakt. Mijn verwachting is dat het een verdiepende werking zal krijgen op datgene wat al gaande was.’
DEEL 1 HTSM
‘Meteen na de verschijning van het rapport-Veerman wist ik dat HTSM het thema moest zijn.’
Wat zijn uw ervaringen geweest met de verdeling en afstemming tussen de hogescholen? ‘Ik had verwacht dat het proces soepeler zou verlopen. Binnen de HBO-raad zijn verdeling en afstemming aan de orde geweest. Hoewel we elkaar als hogescholen goed geïnformeerd hebben, is de feitelijke afstemming (wie doet wat) minder van de grond gekomen. Wij hebben bijvoorbeeld op het thema HTSM samenwerking gezocht met Windesheim in Zwolle. Ook met Zuyd Hogeschool hebben we een vorm van samenwerking en afstemming gevonden. Op onderdelen is het dus gelukt, maar niet met alle hogescholen gezamenlijk. Dat is natuurlijk ook een lastige opgave. Bovendien lag de keuze van een aantal hogescholen in bepaalde regio’s voor de hand. Het was te verwachten dat Hogeschool Zeeland aan zou sluiten op de topsector Water. Voor ons is het belangrijkste geweest dat we zelf bewust de keuze hebben gemaakt voor één topsector en niet voor twee of drie zoals aanvankelijk nog overwogen is.’
Is dat een moeilijk proces geweest? ‘Ja, maar ook bijzonder. In het verleden slaagden we er nooit in binnen onze strategische visie scherpe keuzes te maken. Waarschijnlijk omdat de noodzaak minder aanwezig was of omdat het niet goed mogelijk was. Door het
SIA Stichting Innovatie Alliantie
9
Marc Hendrikse
Wim Boomkamp
Marc Hendrikse
Wim Boomkamp
Met andere woorden: er is in Nederland een HTSM-sector die wereldwijd een belangrijke speler is en dus een grote waarde heeft voor de BV Nederland.’
rapport van de commissie Veerman werden we uitgedaagd ons te onderscheiden van andere hogescholen. Onmiddellijk na dat rapport hebben we voor deze school strategisch ingezet op twee punten: hoe verbeteren we de kwaliteit van het onderwijs en op welke punten kunnen we ons onderscheiden? Mij werd na de verschijning van dat rapport al heel snel duidelijk dat HTSM het thema voor onze profilering moest zijn. Zeker toen ook in de regio, de provincie en de stedendriehoek Deventer Apeldoorn Zwolle de discussies over samenwerking in de richting van hightech gingen. Ik heb dat zowel regionaal als binnen deze hogeschool sterk bepleit. Iets vergelijkbaars speelde zich af bij het Innovatieplatform Twente, waarin vijf thema’s opgenomen waren: gezondheidszorg, materialen, bouw, veiligheid en hightech. Ook daar ontstond de overtuiging dat toegewerkt moest worden naar HTSM. Vanuit die focus zouden vervolgens verbindingen te leggen zijn met de overige thema’s. Zo ook op de hogeschool. In onze strategische visie hebben we scherp geformuleerd dat elk beroep steeds vaker in aanraking komt met techniek en dus moet dat thema in iedere opleiding terugkeren. Dat geldt ook voor de RAAK-projectaanvragen om zo de relatie met het bedrijfsleven te verdiepen. Dat is een van de mooie kanten geweest van het proces dat zo’n twee jaar heeft geduurd. Er is een positieve grondhouding en iedereen is bereid daarover mee te denken.’
renbeleid. Dat zal een van de majeure veranderingen in het overheidsbeleid zijn. Voorheen was men volkomen vrij in het maken van eigen keuzes.’
hier opleidingen en onderzoek mogelijk te maken. Er is een kwartiermaker gefinancierd en ook in deze vakgebieden komt een lector. Ook in ons recruitmentverhaal willen we een verbinding leggen met techniek. Als we iemand met juridische deskundigheid aannemen, stellen we als eis dat hij ook affiniteit met techniek heeft om vanuit juridische invalshoek te kijken naar de gevolgen van technologische ontwikkeling voor ondernemingen. Dat betekent dat we van bepaalde lectoraten afscheid zullen nemen om die kritische massa groter te maken.’
Bent u tevreden met wat er tot nog toe is gerealiseerd? ‘De topsectoren en dus ook HTSM zijn op de kaart gezet. Herkenning en erkenning zijn in Den Haag enorm verbeterd. Er is focus aangebracht in het overheidsbeleid. Tegelijkertijd zijn het processen die veel tijd vergen. Er is bijvoorbeeld lang onduidelijkheid geweest over de betekenis van de TKI’s. Op sommige punten had ik het best wat sneller gewild, maar dat is nu eenmaal het verschil tussen kleinere ondernemingen en de overheid.’
Zijn de belangen van de toeleveranciers beter geborgd? ‘Vergeleken met eerdere initiatieven in de hightech is er nu beduidend meer aandacht voor de totale ecostructuur, inclusief de tweede- en derdelijnstoeleveranciers, zeg maar de mkb-bedrijven. Ik ben blij dat de overheid bewust gekozen heeft voor een mkb-afvaardiging in het topteam. Mkbvertegenwoordigers van de verschillende topsectoren hebben regelmatig overleg met elkaar en het ministerie over de specifieke problematiek van mkb-bedrijven.’
Is de kritiek terecht dat het topsectorenbeleid te veel het domein is van grote bedrijven en universiteiten? ‘De verdeling van de onderzoeksgelden heeft in de pers veel aandacht gekregen. Daardoor is een verkeerd beeld ontstaan. Mkb’ers willen altijd eerst zien en dan geloven. Hun veronderstelling dat de onderzoeksgelden louter bedoeld waren voor universiteiten klopte niet. Kijk alleen maar naar de inrichting van het mkb-loket. Als dit stelsel een vaste waarde wordt, zal een groter deel van de OCW-gelden geoormerkt worden voor het topsecto-
10
Thematische Impuls HTSM
Dat zal de nodige consequenties hebben voor de interne organisatie van uw school. ‘Daar is nog iets bijgekomen. In het begin van het proces heb ik benadrukt dat als er één hogeschool is die iets met nanotechnologie gaat doen, wij dat moeten zijn. De Universiteit Twente heeft daarin een sterk trackrecord. Dat voornemen heeft een enorme dynamiek tot stand gebracht. Mkb-bedrijven die bezig zijn met nanotoepassingen willen graag met het hbo samenwerken, omdat universiteiten uiteraard veel academischer te werk gaan. Onze studenten doen voor diverse bedrijven onderzoek naar de toepassing van nanotechnologie en er zijn twee lectoren aangesteld. Eenzelfde verdieping is ontstaan bij mechatronica en robotica. Bedrijven hebben geïnvesteerd om
Hoe kan een mkb-onderneming deelnemen aan het HTSM-programma? ‘Mkb-bedrijven zullen betrokken worden bij ontwikkelingen binnen grote bedrijven, maar natuurlijk geen grote bijdrage leveren aan cofinanciering voor onderzoek bij kennisinstellingen. De initiatieven van mkb-bedrijven voor hun eigen ontwikkeling en hun tijdstip van marktintroductie zijn anders dan bij grote OEM’s. ASML kan onderzoek doen met een tijdshorizon van vijf tot tien jaar. Een mkb-bedrijf heeft een horizon van hooguit twee jaar. Op dat punt mogen we geen al te hoge verwachtingen hebben van het mkb. Positief was wel dat van al die bedrijven die ingetekend hebben op de roadmaps ongeveer tachtig procent afkomstig was uit het mkb. Dat betekent dus dat ze bereid zijn mee te gaan in een bepaalde ontwikkeling.’
Hoe is de situatie van starters en snelle groeiers? ‘Dat is een lastig punt. Als een starter in dit vakgebied met een nieuw idee komt, krijgt hij bijna altijd te maken met dure equipment en een hoog risicogehalte. Juist op het gebied van financiering hebben mkb-bedrijven ondersteuning nodig. De plannen zijn er, maar er moet doorgepakt worden.’
Waar liggen in uw ogen de belangrijkste uitdagingen voor de komende jaren? ‘Toeleveringsbedrijven zullen vervolgstappen moeten zetten in maaktechnologie, bijvoorbeeld op het punt van vacuümtoepassingen, nauwkeurigheid en additieve productie. Daarvoor zijn forse onderzoeksbudgetten nodig. Dat moeten ze gezamenlijk oppakken, want de OEM’s doen dat niet meer.’
Is dat onderdeel van de onderzoeksprogramma’s die nu in voorbereiding zijn? ‘Dergelijke vraagstukken zijn opgenomen in de roadmap Mechatronics/
DEEL 1 HTSM
‘Samenwerking tussen hogescholen en universiteiten moet je niet structureren of bestuurlijk organiseren, dat moet ontstaan vanuit die disciplines die bereid zijn dat met elkaar op te pakken.’
Is het hbo in staat actiever te opereren richting mkb, met name op het gebied van praktijkgericht onderzoek? ‘Mijn indruk is dat het hbo te veel in verband gebracht wordt met de Human Capital Agenda (HCA). Dat is belangrijk en waardevol, maar ik vind dat praktijkgericht onderzoek en bijdragen aan innovaties bij mkb-bedrijven ook een belangrijke plaats moeten krijgen in de verdere ontwikkeling. Ik ben wel eens bang dat dat alleen weggelegd is voor onderzoeksinstituten zoals universiteiten en TNO. Op dat punt zal het hbo zelf een actievere rol moeten vervullen.’
Is valorisatie voor het hbo belangrijk om zich te profileren? ‘Valorisatie is een belangrijk onderdeel van het ecosysteem. De huidige ontwikkeling is ook een motor om valorisatie voor het hbo mogelijk te maken – natuurlijk wel gericht op praktijkgericht onderzoek. Dan bedoel ik starters, spin-offs en octrooien, die hier nu worden aangevraagd en waarvoor we een fonds hebben opgericht. Vijf jaar geleden was dat nog ondenkbaar. Om spin-offs mogelijk te maken hebben we een bv opgericht. Dat doen we samen met de universiteit en Kennispark, de valorisatiemotor in Twente. Daaruit ontstaat veel bedrijvigheid waar in toenemende mate hbo-studenten bij betrokken zijn. Via praktijkgericht onderzoek werken we met de Universiteit Twente samen in de valorisatie van onderzoek naar hergebruik van textielmaterialen.
SIA Stichting Innovatie Alliantie
11
regio zie ik het breder. Hoe kun je meer mensen verleiden hier naartoe te komen? Niet alleen door ze aan kennisinstellingen te verbinden maar ook aan bedrijven.’
Marc Hendrikse
Wim Boomkamp
Manufacturing. Ik schat in dat het landschap zich zo ontwikkelt dat OEM’s steeds meer kop-staartbedrijven zullen worden, met een eerste laag van toeleveranciers die een behoorlijke omvang hebben en verantwoordelijkheid kunnen nemen voor submodules vanaf het ontwikkelen tot en met het maken. Overigens zullen ze niet alles zelf maken, maar gebruikmaken van specialisten in de keten. Tweede- en derdelijnsleveranciers worden steeds meer specialisten op deelgebieden en moeten dus investeren om hun kennisniveau op peil te houden. Dat wordt de grote uitdaging. Eerstelijnsleveranciers krijgen in toenemende mate een internationaler karakter. Als deze trend zich voortzet, zal deze ecostructuur wereldwijd leidend worden en opdrachten aantrekken voor ecostructuren van buitenlandse OEM’s. Bij NTS Group is in vijf jaar tijd de omzet van buitenlandse klanten gestegen van 5 naar 33 procent.’
Een andere mogelijkheid ons te profileren is de nieuwbouw waarmee we bezig zijn. Daar willen we hightech, het onderzoek en de samenwerking met bedrijven letterlijk in de etalage zetten. Nu gebeurt alles in laboratoria op de vierde verdieping. Dat willen we zichtbaar maken.’
Dat heeft consequenties voor de opleiding van mensen. Wat is de rol van het hbo daarbij?
Hoe belangrijk is de Human Capital Agenda?
‘Bij de OEM’s zijn het wo’ers die het voortouw nemen. Maar toeleverende bedrijven in deze sector worden in toenemende mate gerund door hbo’ers, dan wel mbo-plus, op het gebied van engineering, werkvoorbereiding, productieaansturing en ook algemene leiding. Er is nog een achterstand in de relatie tussen dit type bedrijven en hogescholen. De relatie van bedrijven met mbo-instellingen en roc’s is veel nauwer dankzij leerwerktrajecten en stageplekken bij bedrijven. Bij hogescholen begint dat langzaam te ontstaan. Via de RAAK-projecten komt er van alles op gang. Dat heeft tijd nodig, maar bij Fontys, Avans en Saxion zie ik een switch. Lectoren krijgen een actievere rol en de betrokkenheid van besturen groeit. Ik zie een kentering, maar er is nog een slag te maken.’
Hoe kunnen hogescholen het best een profielkeuze maken? ‘Topsectorenbeleid houdt in dat elke regio moet kiezen waarop zij wil inzetten. Als de regio Eindhoven hightechapparatuur als speerpunt kiest, dan moet
12
Thematische Impuls HTSM
Bent u optimistisch over het contact tussen de hogeschool en de universiteit? ‘Dat is afhankelijk van de bereidheid elkaars specialiteiten en identiteiten te erkennen en in de keten op elkaar aan te sluiten. Op een aantal punten is dat al gaande, zoals in Kennispark en op het gebied van nanotechnologie. Als zich dat voortzet, zal dat de samenwerking ten goede komen. Maar dat moet je niet structureren of bestuurlijk organiseren, dat moet ontstaan vanuit de disciplines die bereid zijn dat met elkaar op te pakken.’
‘In relatie tot de topsector en de regio zie ik het breder. Hoe kun je meer mensen verleiden hier naartoe te komen? Niet alleen door ze aan kennisinstellingen te verbinden maar ook aan bedrijven. Een van de punten in onze HCA is modern werkgeverschap. Mkb-werkgevers zijn vaak niet in staat tot het bieden van doorstroommogelijkheden en loopbaanontwikkeling. Dat is wel noodzakelijk om een regio en het bedrijfsleven aantrekkelijker te maken. Nog voordat de topsectoren dat geformuleerd hadden is in deze regio een visie over human capital ontwikkeld, met name gericht op de hightechsector en hoger opgeleiden. Daar horen ook mbo’ers van niveau 4 bij, met andere woorden het vakmanschap. Dat is een regiobrede aanpak geworden waarin kennisinstellingen een belangrijke rol speelden. Mij is toen gevraagd daar trekker van te worden. Een halfjaar later, toen de topsectoren zich gingen uitkristalliseren en een HCA opnamen, is ons gevraagd een voorbeeldregio te worden. Die beide zaken zijn op elkaar gelegd.’
Wim Boomkamp
een hogeschool zich afvragen hoe zij daarvoor de geschikte mensen op kan leiden. Instellingen moeten beseffen dat ze niet overal goed in kunnen zijn. Vanuit de topsector bepleiten we scherpere keuzes. Het is logisch dat ze een aantal vakgebieden blijven aanbieden, zoals zorg of pabo, maar beter is om opleidingen te schrappen. Ik verwacht veel van de centres of expertise. Daarbij moet je rekening houden met het feit dat het gebied waar hogescholen hun studenten vandaan halen vooral regionaal is. Bij mbo is het zelfs lokaal en bij wo is het veel breder en kun je er anders naar kijken. HTSM zou in ieder geval een centre of expertise in Twente en Eindhoven moeten hebben om op die manier een nauwe verbinding te creëren tussen hbo en bedrijfsleven. Daarmee ontstaat draagvlak en daaruit ontstaan vanzelf projecten. Een van de RAAK-projecten in deze regio is adoptieve robotica dat uitstekend past in ons vakgebied. Mkb-bedrijven opereren qua toepassing op hbo-niveau en daartussen zal echt een betere brug geslagen moeten worden. Fontys heeft bijvoorbeeld op het gebied van ICT een goede samenwerking met bedrijven. Dat proberen we te kopiëren naar HTSM-bedrijven.’
Hoe is dat in zijn werk gegaan?
Op welke manier gaat dat in zijn werk? ‘We zijn bezig met een centrum voor innovatief vakmanschap, een shared facility centre waar state-of-the-artmachines staan, hopelijk op het terrein van de TU. Met toeleveranciers bekijken we of ze in te richten zijn als demonstratieruimte en testlocatie. Zie het als verzamelplaatsen waar studenten, zowel op mbo-, hbo- als wo-niveau, in het kader van hun opleiding onderzoek doen met mensen van TNO. Laat ook mbo-plus toe, want we moeten af van het idee dat iedere mbo’er een hbo’er moet worden. Sommigen willen helemaal geen manager worden, maar gewoon een goede vakman. Als bedrijfsleven moeten we beseffen dat wij geen verstand hebben van didactiek, zoals hogescholen niet weten wat state-of-the-art is in onze business. Als we dat van elkaar accepteren, kunnen we gebruikmaken van elkaars kracht. Zo’n shared facility centre, waar bedrijven en opleidingsinstituten samenwerken, was een paar jaar geleden nog onbespreekbaar. Hier ligt een forse uitdaging. Er is schaarste aan mensen. Dat neemt de komende jaren alleen maar toe en belemmert onze groei. Ik denk dat het mkb best bereid is daarin te investeren, zolang het hun concreet iets oplevert.’
‘Vanuit bedrijven ontstond de vraag hoe ze in de toekomst om moeten gaan met vacatures en personeelstekorten. Je kunt nog zoveel doen aan onderwijs en bedrijvigheid, je moet ook als regio aantrekkelijk zijn. Kun je de branding van deze regio zo organiseren dat hightech de focus wordt? Dat ligt gevoelig in de toeristensector. Het is een prachtige regio met veel evenementen en hotels, maar de vraag is of je je zo wilt positioneren als regio met een universiteit, een hogeschool, bedrijven en veel spin-offs die allemaal vanuit de universiteit en hogeschool zijn ontstaan. We zijn erin geslaagd die focus en branding op innovatie en hightech te leggen. Ons argument was dat dit een positief effect op andere sectoren zou hebben. Een belangrijk onderdeel van de HCA is dus de relatie onderwijs, arbeidsmarkt, meer hoger opgeleiden en betere aansluiting op bedrijfsleven.’
Waar is binnen de HCA nog winst te behalen? ‘In het onderwijs. Onderzoek heeft aangetoond dat als kinderen op tweejarige leeftijd een taalachterstand hebben, ze later nooit in de techniek terechtkomen. Als je affiniteit met techniek wilt aankweken, moet je op de basisschool beginnen. Maar als daar alleen onderwijzeressen werken met weinig technische belangstelling, dan lukt dat niet. Een ander probleem in deze regio is dat leerlingen die in het voortgezet onderwijs met techniek in aanraking komen altijd geconfronteerd worden met verouderde beelden. Er is een industriemuseum in Hengelo waar alleen oude machines staan. Vanuit cultuuroverdracht interessant, maar ik denk niet dat jongeren daar warm van worden. Gelukkig is daar nu ook een roboticapaviljoen gevestigd, want we moeten hightech en technologische vernieuwing veel zichtbaarder maken in het onderwijs. Mijn droom is tien procent van het onderwijs te laten verzorgen door het bedrijfsleven. Geen gastlessen, maar structureel. Het is altijd lastig bedrijven over te halen geld te investeren in een project. Maar als je ze vraagt te investeren in het onderwijs door medewerkers in te zetten, dan is dat enthousiasme er wel degelijk.’
DEEL 1 HTSM
‘In relatie tot de topsector en de
Marc Hendrikse
Zijn er wezenlijke slagen gemaakt in de Human Capital Agenda? ‘In deze regio is de instroom verbeterd. Een van de belangrijke toegevoegde waarden van TOA (Taskforce voor onderwijs en arbeid) is het bij elkaar brengen van mbo-, hbo- en wo-instellingen, ketenverbindingen leggen, aansluiting zoeken met het bedrijfsleven. De TOA-structuur heeft daar zeker aan bijgedragen. Het gaat nog langzaam maar het is aan het draaien.’
Hoe kijkt u aan tegen het valorisatieproces? ‘Bij valorisatie denk ik vooral aan universiteiten waar wetenschappelijk onderzoek wordt gedaan in de hoop dat het ooit een toepassing vindt. Hbo is toch meer applied science. Het belangrijkste aspect van valorisatie voor het hbo is het afleveren van goede bachelors. En wij als bedrijfsleven kunnen daarbij helpen door ze bij te spijkeren op het gebied van state-ofthe-artapparatuur toepassingen.’
SIA Stichting Innovatie Alliantie
13
(van links naar rechts)
Henk Bos Jean-Pierre Heijster Hermie Heijnen Frank Rieck Joop Pauwelussen
Secretaris, Vereniging FOCWA Carrosseriebouw Programmamanager eco-systemen, AutomotiveNL Projectadviseur, Syntens Lector Future Mobility, Hogeschool Rotterdam (HR) Lector Mobiliteitstechnologie, Hogeschool van Arnhem en Nijmegen (HAN)
Niet op de foto: Henk Lupker Riné Pelders Ignace Karthaus
Lector Automotive control, Fontys/ACE Senior Program & Knowledge Manager, TNO Gespreksleider, SIA DEEL 1 HTSM
Deelnemers:
Samenwerking en focus verhogen ambitieniveau
Automotive in de lift 14
Thematische Impuls HTSM
SIA Stichting Innovatie Alliantie
15
Automotive is een succesverhaal. De diversiteit van onderwerpen binnen
‘Als hogeschool zitten we al dicht
automotive en de kring van lectoraten is groeiende. Samenwerking en focus hebben
tegen de markt aan, omdat we goed
een versnelling teweeggebracht bij kennisinstellingen en bedrijven. Automotive-
gekeken hebben naar ontwikkeliNGen
experts over toegankelijke universiteiten, effectieve centres of expertise, een lijmlab
en vragen die daar leven.’
op de Rotterdamse campus en de toegevoegde waarde voor het mkb.
Samenwerking en focus verhogen ambitieniveau
Bij het ministerie van Economische Zaken stond automotive volstrekt niet op de kaart. Pas na de eeuwwisseling kwam daar verandering in. Met name dankzij de lobby die vanuit het ATC (Automotive Technology Centre) in gang werd gezet, aldus Henk Lupker, lector aan Fontys Hogescholen en directeur van het Automotive Centre of Expertise (ACE). ‘Automotive in Nederland is weliswaar klein ten opzichte van het buitenland, maar zeker niet onbelangrijk qua werkgelegenheid en opbrengst. Uit die lobby is destijds het HTAS-programma (HighTech Automotive Systems) voortgekomen,
waaraan ik als een van de auteurs heb meegewerkt. We hebben geïnventariseerd wat belangrijk is voor de Nederlandse industrie. Duidelijk werd dat het niet moeilijk is grote bedrijven bij het programma te betrekken, maar wel het mkb. Met name in het tweede en derde jaar hebben we daar stevig op ingezet en voor een deel is het gelukt het mkb aan boord te krijgen. Het is niet de makkelijkste groep. Een jaar geleden vroeg TNO ons nog hen te helpen met het mkb. TNO is gewend aan grote bedrijven die in termijnen van jaren denken, terwijl het mkb veel meer gericht is op de korte termijn.’ Riné Pelders (TNO): ‘Wij proberen zo actief mogelijk aan te haken, hoewel het lastig is omdat op veel punten nog onduidelijk is wat dat topsectorenbeleid precies inhoudt. Dat geldt ook voor de rol van de hogescholen. We proberen in elk geval de programmering van onze onderzoeken aan te laten sluiten bij de roadmaps en de agenda van de topsectoren. Dat lukt inderdaad gemakkelijker met grote bedrijven dan met mkb-ondernemingen die toch meer met ad-hocvragen vragen komen. We zoeken in zo’n situatie naar mogelijke aansluitingen bij onze kennisbasis en de bestaande onderzoeksprogramma’s. Het mkb speelt nu nog een beperkte rol in onze programmering. Maar door de krachtenbundeling van hogescholen rond het thema automotive, de rol van ACE en de verbindingen die gelegd worden met mkb-bedrijven kan er een betere koppeling gemaakt worden met de TNO-programma’s. Ook internationaal gezien, want TNO heeft een sterk programma in Europees onderzoek waarin we zo veel mogelijk Nederlandse bedrijven mee willen nemen, zowel grote als kleine.’ Henk Lupker (Fontys/ACE): ‘Ik ben er heilig van overtuigd dat hogescholen veel meer Europa in moeten en meer naar de horizon 2020 moeten kijken. Dat is niet makkelijk, er is veel competitie, maar met ACE ligt er een kans om een vuist te maken.’
16
Thematische Impuls HTSM
Henk Bos (FOCWA): ‘Wij zijn de afgelopen jaren veel nadrukkelijker gaan samenwerken met hogescholen. Dat heeft te maken met veranderingen binnen TNO, waar wij in het verleden veel mee samenwerkten. Onze maakindustrie, meer behorend tot de metaalsector, wordt bij TNO niet als speerpunt gezien, maar dat kan heel goed ingevuld en opgevangen worden door hogescholen. Met de hogeschool in Arnhem hebben we inmiddels iets opgebouwd waarvan we kunnen zeggen dat het zich ontwikkeld heeft tot een kenniscentrum voor onze sector. Dus er is zeker wat veranderd. De RAAKregeling is zeer bruikbaar voor die samenwerking met het hbo.’ Jean-Pierre Heijster (AutomotiveNL): ‘Ik zie bij mkb-bedrijven in de automotive-industrie behoefte aan samenwerking op mbo-niveau, want daar is behoefte aan instroom. Ook is er behoefte om onderzoek bij hogescholen neer te leggen. Die samenwerking is er al, want mkb’ers zien daarvan de toegevoegde waarde. Ik hoop dan ook dat hogescholen een sterkere visie ontwikkelen over samenwerking met mkb. Grotere partijen hebben daar minder behoefte aan omdat ze zelf veel in huis hebben. Ze vinden het wel prettig om met hogescholen samen te werken, maar ze zien het meer als een missie dan een must. Voor jullie hogescholen zijn die grote partijen ook erg plezierig om mee samen te werken. Maar ze zuigen jullie ook makkelijk leeg als het om studenten gaat. Als je kijkt naar de lijn in HTSM, dan begrijp ik wel dat de blik naar boven is gericht. Maar als je puur kijkt naar de initiële behoefte van het mkb, dan denk ik dat de focus ook een trapje lager, het mbo-niveau, moet komen te liggen. Daar zit ook de instroom en het bestaansrecht van het hbo.’ Henk Bos (FOCWA): ‘Ik vertegenwoordig maar een klein stukje van het automotive-mkb en heb dus het meest te maken met het automotivedeel binnen het HTSM-programma. Ik denk niet dat wij in het topsectorenbeleid erg actief aanwezig kunnen zijn. De maat van onze bedrijven staat gewoon geen grote projecten toe. We proberen meer in clusters van gelijkgestemden een vraag op te lossen. Dat werkt goed, daar zijn we aan gewend. Samen iets onderzoeken op deelconstructies bijvoorbeeld. Het niveau
waarop men binnen de topsectoren bezig is past niet bij onze bedrijven. Wij zitten veel meer aan de toegepaste kant. RAAK is voor ons een zeer succesvol programma. Het is jammer dat IPC (Innovatie Prestatie Contract) uit budgettaire overwegingen verdwenen is, want dat was een instrument dat zichzelf bewezen heeft. Daarnaast kijken we ook naar kennisoverdracht en programma’s voor praktijkimplementatie die door het ministerie van Economische Zaken worden aangeboden.’
DEEL 1 HTSM
Automotive in de lift
Henk Lupker
Joop Pauwelussen (HAN): ‘We moeten er wel voor waken dat we als hogescholen niet te veel denken: oh ja, we moeten iets met het mkb. Je moet zo’n proces wel de ruimte en de tijd geven om problemen helder te formuleren en vertrouwen te krijgen.’ Henk Bos (FOCWA): ‘Als je het over onderzoek hebt, is het vaak een definitiekwestie. Gaat het over fundamenteel onderzoek, industrieel onderzoek of over kleine onderzoekjes zoals wij die regelmatig laten doen bij het hbo? Dan kijk je naar nieuwe ontwikkelingen of het verbeteren van bestaande technologieën. Misschien moet je dat geen onderzoek noemen, maar applicatie of implementatie. Het is een vorm van kennisoverdracht die je gebruikt als toepassing in een bedrijf. Dat gebeurt op alle niveaus.’ Joop Pauwelussen (HAN): ‘Ik vind dat wel degelijk onderzoek. Want een wezenlijk aspect is dat wij als hogeschool heel goed moeten snappen hoe een bedrijf met producten omgaat. Het is niet zo dat wij een product alleen maar afleveren. Wij zijn nauw betrokken bij het implementatieproces. Onze taak is het bedrijfsleven helpen met hightech systems, want dat vraagt nogal wat kennis. Vooral voor kleine bedrijven is dat vaak lastig. Al die hightech systems moeten ook getoetst en gecheckt worden, op de weg, in een simulator of met prototypes. Volgens mij zitten we als hogeschool al dicht tegen de markt aan, omdat we goed gekeken hebben naar ontwikkelingen en vragen die daar leven. Je moet aan de buitenkant beginnen, volgen wat de markt van plan is.’
SIA Stichting Innovatie Alliantie
17
Joop Pauwelussen (HAN): ‘Wij nemen ook initiatieven voor projecten met universiteiten en TNO. Dat zie ik overal gebeuren. Toen ik in 2002 aantrad als lector, was het moeilijk met de universiteit in Eindhoven tot onderzoeksafspraken te komen. Nu hebben we meerdere samenwerkingen, onder andere via een aantal promovendi. Dat verloopt naar beider tevredenheid. Dus er is in de afgelopen jaren echt veel in gang gezet.’ Henk Lupker (Fontys/ACE): ‘Als je dat goed aanpakt is het een mooi proces. Je doet toegepast onderzoek met het bedrijfsleven. Hetgeen je daarvan leert introduceer je in bijzondere programma’s voor derde- en vierdejaars. Tegen de tijd dat het een goed doordacht programma is, zakt het door naar het eerste en tweede jaar. Intussen ben je alweer bezig met nieuwe impulsen voor de hogere jaren. Zo draait dat door en verdwijnen er aan de onderkant onderwerpen uit het curriculum die niet meer van deze tijd zijn. Toen ik vijf jaar geleden bij Fontys kwam richtte de opleiding zich meer op kennis absorberen dan op het maken en onderzoeken. Nogal klassiek en encyclopedisch ingericht en niet op ontwerp en mechatronica. We hebben een geheel nieuwe opleiding ontworpen die zich richt op intelligente voertuigsystemen. De oude opleiding wordt nu uitgefaseerd. Met het college van bestuur is afgesproken dat we op de Automotive Campus in Helmond gaan zitten. In de eerste twee jaar van de opleiding concentreren we ons op synergie met andere opleidingen en de laatste twee jaar op synergie met de industrie.’ Joop Pauwelussen (HAN): ‘Over synergie binnen de hogescholen zelf gesproken, je bent als lector altijd op zoek naar geschikte partners. Vanuit het onderzoek gaat dat steeds beter, maar vanuit het onderwijs was dat not done. Bepaalde afdelingen die naast elkaar zaten, wisten van elkaar niet waar ze mee bezig waren. Er werd alleen maar in onmogelijkheden gedacht. Dat is echt veranderd. Die muren zijn geslecht. Dat komt omdat de
18
Thematische Impuls HTSM
docenten die bij engineering, automotive en andere disciplines zitten nu via het lectoraat met elkaar verbonden zijn.’ Henk Lupker (Fontys/ACE): ‘Ik merk ook dat de samenwerking tussen hogescholen aan het toenemen is. Bij automotive, maar ook bij aanpalende onderwerpen. Wij werken samen met ICT, met mechatronica, met mobiliteit. Dus de diversiteit van onderwerpen en de kring van lectoraten binnen automotive worden steeds groter. Dankzij HTAS is een zeer belangrijke stap gezet in de onderwijsketen door mbo, hbo en wo dichter bij elkaar te brengen. Als je nu in het huidige ACE-programma op hbo-niveau afstudeert, mag je meteen de master van het wo instromen.’ Joop Pauwelussen (HAN): ‘Ik denk dat de bundeling van kennis, zeker in zo’n automotive centre of expertise, het zoeken naar samenwerking gestimuleerd heeft. Maar als je een lab gaat opzetten dan weet je ook dat je vaste kosten hebt per jaar. Je moet niet iets neerzetten wat alleen geschikt is voor onderwijs. Dan weet je van tevoren dat je er niet komt. Je moet vanuit de markt redeneren en dus nadenken over hoe je de faciliteiten veel flexibeler in kunt zetten.’ Henk Lupker (Fontys/ACE): ‘Het is onbetaalbaar als je als hogeschool alles zelf wilt doen. Wij gaan bij Fontys niet een mooie proefopstelling kopiëren waarvan we weten dat die ook ergens anders staat.’
Riné Pelder
‘Bundeling van kennis, zeker in zo’n automotive centre of expertise, heeft het zoeken naar samenwerking gestimuleerd.’
Henk Lupker (Fontys/ACE): ‘Een mooi voorbeeld is DITCM, Dutch Integrated Testsite for Cooperative Mobility. Wij zagen op zeker moment het grote belang van cooperative mobility, slimme systemen waarmee auto’s met elkaar en hun omgeving kunnen communiceren. Daar wilden we mee aan de slag. Dat kan met behulp van computers en laboratoria, maar het liefst wilden we dat op de openbare weg testen. De gemeente Helmond, waar wij gevestigd zijn, en ook de provincie waren bereid daarover mee te denken, zodat er nu een stuk rijksweg is geïnstrumenteerd door TNO waar wij proeven kunnen uitvoeren. Daar hebben we een heel project omheen gebouwd met zo’n dertig à veertig geïnteresseerde partners, waaronder de drie TU’s, TNO en een paar hogescholen. Daarnaast hebben we onderzocht of in Nederland meer van dergelijke initiatieven plaatsvinden en ook hebben we geïnventariseerd wat er op dit gebied elders in Europa gebeurt. Op basis daarvan is een roadmap opgesteld.’
DEEL 1 HTSM
Frank Rieck (HR): ‘Faciliteiten zijn altijd het probleem en altijd te duur. Toch kan je niet zonder, want je moet studenten wel gevoel voor de materie bijbrengen. Dus je moet partners daarbij zien te betrekken. In Rotterdam hebben we samen met het Albeda College, een mbo-instelling, op de RDM Campus het lijmlab opgezet. We zijn nu aan het puzzelen hoe we dat goed bezet kunnen krijgen. Ons uitgangspunt was het benaderen van de TU Delft. Het gaat om een interessante lijmtechniek uit de vliegtuigbouw die ook voor andere markten rijp gemaakt kan worden. Het is een vernieuwing, dus daar hoort het wo bij. Maar ook het hbo om het in ontwerp te brengen en het mbo vanwege de vaklieden die je nodig hebt. Zo moet je dat aanpakken. Er is iets nieuws aan de gang in de markt en dat heeft effect tot aan de basis. Ik ga me niet bezighouden met het in de markt brengen van meer lassers. Dat kan het mbo zelf. Het is een fysiek lab met een samenwerking tussen onderzoek, onderwijs en praktijktrainingen en onderzoekswerk voor mkb’ers. Daar zijn dus ook commerciële partijen bij betrokken.’
Frank Rieck (HR): ‘Dat is inderdaad een mooi initiatief. Dat moet je via het topsectorenbeleid en ACE verder zien uit te bouwen. Bij ons in de Rotterdamse haven zijn ook diverse automatiseringsprocessen gaande. Vorig jaar hadden we Common Cargo, waarin universiteit en hogescholen hebben samengewerkt. Dat heeft geleid tot een groot project voor de Tweede Maasvlakte. Ik denk wel dat we meer moeten focussen op een ACE-achtige visie en dat we sommige zaken gewoon moeten proberen, ook al is het resultaat misschien niet gegarandeerd. In tweede instantie kunnen we dan het mkb erbij betrekken. Dat is de vertaalslag die wij moeten zien te maken. Wat we in elk geval bereikt hebben, is dat de TU’s ons weer zien staan en soms zelfs jaloers zijn omdat wij meer directe contacten hebben met bedrijven. Vanuit die natuurlijke kracht ontstaan vanzelf samenwerkingen. Als je alleen maar onderwijs geeft, dan lukt dat niet, dan kun je elkaar niet veel wijzer maken. De intentie om meer samen te werken, zowel op onderwijsniveau als op onderzoeksniveau, heeft volgens mij een groot effect gehad op het ambitieniveau. Dat zijn we nog altijd aan het opkrikken. Hoe we het gaan doen en hoe we het commercieel oppakken, dat is zich nog aan het uitkristalliseren. Maar het proces is in volle gang.’
SIA Stichting Innovatie Alliantie
19
Hightech Solutions for Global Challenges
Materialen (HTSM) onderscheiden zich door hun technologische excellentie en behoren in hun marktsegmenten tot de wereldtop. De groeiambitie van de topsector is het verdubbelen van de export van € 32 miljard in 2009 tot € 77 miljard in 2020. De Nederlandse HTSM-sector biedt pragmatische geheeloplossingen voor maatschap pelijke uitdagingen op het gebied van gezondheid, duurzame energie, mobiliteit, klimaat en veiligheid.
Binnen de topsector zijn vier programmalijnen benoemd. Innovatie, Human Capital, Versterken van de toeleverketen en (inter)nationale branding onder het label Holland Hightech. De uitvoering van deze programmalijnen is cruciaal voor de verdere ontwikkeling van deze topsector.
Innovatie: gezamenlijke uitvoering van R&D-activiteiten en groei van het mkb Om als Nederlandse hightechsector voorop te kunnen blijven lopen is voortdurende innovatie noodzakelijk. Daarvoor is geld nodig. Geld dat minder beschikbaar is in tijden van economische crisis. Daarom moeten ondernemers slim omgaan met de financiële ruimte die er is. Dit kan door open innovatie handen en voeten te geven samen met het mkb. En ook door het stimuleren van het samenwerken met kennisinstituten, zoals universiteiten en gespecialiseerde onderzoeksinstellingen. Holland Hightech speelt tevens in op de belofte van de Nederlandse overheid om een percentage van de overheidsbestedingen aan de innovatieve industrie te gunnen.
Human Capital: meer en betere technici beschikbaar voor de technologische industrie ‘Maak het met mense’ zou een slogan kunnen zijn voor de maakindustrie en de toeleverende bedrijven. Maar mensen met een technische opleiding zijn schaars. Zelfs in tijden van recessie en crisis is er grote bezorgdheid over het geringe aantal jonge mensen dat kiest voor een opleiding in de techniek. En dat is meer dan jammer, want de technologische industrie biedt een vrijwel zekere toekomst en loopbaan. Daarom werkt Holland Hightech aan het vergroten van de instroom. Ook werken bedrijven nauw samen met scholen die technisch onderwijs bieden om dit te behouden en samen verder inhoud te geven. Centra voor Innovatief Vakmanschap (CIV’s) en Centres of Expertise (CoE) zijn hier voorbeelden van.
20
Thematische Impuls HTSM
Versterken van de toeleverketen De Nederlandse industrie bestaat uit onderling samenhangende systemen van maakbedrijven en toeleverende bedrijven. De toeleveringsketen speelt een belangrijke rol in innovatieversnelling en is mede bepalend voor het succes en de structurele groei van de hightechsector. Daarmee biedt de onderlinge afhankelijkheid ook een kans om elkaar te versterken en de huidige marktpositie uit te bouwen. Het versterken van de toeleverketen is cruciaal voor de bedrijven die daartoe behoren, maar evenzo voor hun afnemers, de maakindustrie.
DEEL 1 HTSM
Holland Hightech
Nederlandse bedrijven en kennisinstellingen in de topsector Hightech Systemen en
Holland Hightech-branding in binnen- en buitenland Onder het label Holland Hightech wil de Nederlandse HTSM-sector zich in binnen- en buitenland profileren als ‘place to be’. Nederland is het land om hightechproducten, -kennis en -concepten te halen. Het land voor topbanen voor (buitenlandse) kenniswerkers, vakmensen/knowhow én voor scholing. Voor research & development op het gebied van technologie en innovatie, en voor samenwerkingsverbanden met technologische partners. Met een prettig vestigingsklimaat voor internationale technologische bedrijven. Een aantrekkelijk land om te wonen en te werken voor ondernemers, onderzoekers en studenten.
Meer informatie: www.hollandhightech.nl
SIA Stichting Innovatie Alliantie
21
Van opleidingsinstituut tot kennisinstelling
DEEL 1 HTSM
Hogescholen groeien in nieuwe rol
22
Deelnemers:
(van links naar rechts)
Ad van Bemmel Ineke van der Wal Johan Vlugter Richard Slotman Ad Vissers Marinka Copier
Beleidsadviseur, HBO-raad Directeur Techniek & ICT, Windesheim Consultant, Fontys Gespreksleider/programmamanager SIA Voorzitter Domein Techniek en Innovatie, Fontys Hoofd Kunst en Techniek, Hogeschool voor Kunsten Utrecht (HKU)
Thematische Impuls HTSM
SIA Stichting Innovatie Alliantie
23
Het topsectorenbeleid heeft onmiskenbaar extra energie teweeggebracht, aldus Ad van Bemmel, beleidsadviseur van de HBO-raad. ‘Hogescholen hebben nu de mogelijkheid veel beter te laten zien waar ze mee bezig zijn. Opleiding en bijscholing, maar vooral ook praktijkgericht onderzoek. Dankzij de RAAK-projecten is de afgelopen jaren een bruikbare voedingsbodem gelegd.’ Een discussie tussen faculteitsdirecteuren over nieuwe businessmodellen, synergie met het bedrijfsleven en de rol van hogescholen als mediator.
DEEL 1 HTSM
Van opleidingsinstituut tot kennisinstelling
Hogescholen groeien in nieuwe rol
‘We zijn in Nederland erg ver met HTSM. We hebben een reputatie op dat gebied. Voor de HKU is dat de reden geweest van start te gaan met het domein Kunst en Techniek’, vertelt Marinka Copier. ‘Doel is verschillende creatieve disciplines zo te benutten dat technologie voor mensen op een betekenisvolle manier wordt ingezet. Niet alleen binnen de creatieve industrie, zoals entertainmenttoepassingen, maar ook steeds meer voor maatschappelijke toepassingen zoals in de gezondheidszorg en zakelijke dienstverlening, want technologie – sensoren, ICT – kom je overal tegen. Als je kijkt naar de vraag bij bedrijven, niet alleen in de regio Utrecht, maar in heel Nederland en zelfs Europa, dan kunnen wij een onderscheidende rol spelen in onderzoek. Het gaat niet alleen om het maken van datgene wat gangbaar is, maar vooral om het in gang zetten van nieuwe ontwikkelingen. Zo proberen we studenten op te leiden. Dat ze een belangrijke functie kunnen vervullen voor de industrie die nog geen stappen heeft gezet omdat men daar geen tijd of capaciteit voor heeft. Dat betekent voor ons dat de bijdrage vanuit het bedrijfsleven erg belangrijk is. Zowel hun vraagarticulatie als hun investering in uren of financiën.’ ‘Voor ons, en eigenlijk de hele provincie Overijssel, heeft het topsectorenbeleid de aanzet gegeven de krachten te bundelen op het thema HTSM’, zegt Ineke van der Wal. ‘Windesheim is bezig samen met Saxion een topinstituut op te bouwen voor onderzoekers, docenten en studenten in de vorm van een netwerkorganisatie. Daarbij worden we ondersteund door de
24
Thematische Impuls HTSM
provincie en we hebben natuurlijk de Universiteit Twente in de achtertuin. Enerzijds richten we ons op technologieën zoals ICT, smart materials en nanotechnologie en op toepassingen in sectoren die voor Overijssel van belang zijn. Anderzijds brengen we bedrijven bij elkaar om gebruik te maken van elkaars knowhow en onderzoek te doen om het mkb te innoveren. Dat is een grote operatie die in volle gang is.’
Hoe kijken jullie aan tegen het sectorplan waarin technische opleidingen zich verenigd hebben om aansluiting te vinden bij het topsectorenbeleid? Marinka Copier (HKU): ‘Hogescholen hebben daarin een belangrijke mediatorfunctie. Bij het topsectorenbeleid draait het om de driehoek overheid, bedrijfsleven, kennisinstellingen. De universiteiten doen het fundamentele onderzoek, terwijl hogescholen de koppeling naar het bedrijfsleven kunnen maken om dat vervolgens te verwerken in het onderwijs. Een ander belangrijk punt zijn de cross-overs. Hogescholen zijn in staat de mogelijkheden te zien van maatschappelijke toepassingen. Hoe je topsectoren op een slimme manier met elkaar kunt verbinden om tot oplossingen te komen in een maatschappelijk gebied. Het lastige is dat we in Nederland alles ingedeeld hebben op basis van domeinen en disciplines. In Europa is de shift al gemaakt naar werken op basis van maatschappelijke vraagstukken. Die zijn complex en multidisciplinair en vragen om kennis uit verschillende
topsectoren. Juist op hogescholen zijn de vaardigheden aanwezig om die kennis met elkaar te verbinden.’ Ineke van der Wal (Windesheim): ‘Door al deze ontwikkelingen wordt de hogeschool een steeds aantrekkelijker werkomgeving. Een paar jaar geleden kon je amper gepromoveerden aan je binden, nu is dat geen enkel probleem. Met een nieuw type docenten verrijk je het onderwijs op zo’n manier dat het studenten uitdaagt techniek te studeren. Het onderwijs krijgt een enorme impuls door excellente studenten in te zetten bij onderzoek, docenten te laten promoveren en symposia en workshops te organiseren.’
‘De topsectoren bieden alle kans ons als hogeschool te ontwikkelen en te professionaliseren.’
Is het lastig de opgestelde ambities te vertalen binnen de instelling? Ad Vissers (Fontys): ‘Je moet niet denken in afstanden. Bedrijven begrijpen dat er wederzijds geïnvesteerd moet worden als ze goede professionals willen hebben. Omdat in de regio Eindhoven, in feite het centrum van de maakindustrie, zo’n behoefte is aan afgestudeerden, trekken bedrijfsleven en opleidingen samen op bij het werven van nieuwe studenten. Bij de instroom is er al die verwevenheid met het bedrijfsleven. We verkopen studenten meer een beroep en toekomst in de regio dan een opleiding. Bedrijven zeggen: kom hier studeren, want dan heb je gegarandeerd vijftig jaar werk. In het verleden hadden studenten nauwelijks een idee waar ze na hun studie terechtkwamen. Nu komen ze terug voor onderzoek of bijscholing in leeromgevingen met professionals. Zo ontstaat synergie met bedrijven. Die gedeelde verantwoordelijkheid is essentieel en moet je verder ontwikkelen. Overheid, bedrijfsleven en kennisinstellingen hebben dezelfde ambities en maken langetermijnplannen voor oplossingen in de verschillende regio’s, zoals het aantrekken van buitenlandse studenten of afgestudeerden om tekorten het hoofd te bieden. Al deze kansen moet je als kennisinstelling grijpen. Zolang je jezelf als “schooltje” blijft zien, neem je jezelf onvoldoende serieus als de onmisbare kennisorganisatie voor de ruime regio die wij zeker zijn.’
SIA Stichting Innovatie Alliantie
25
‘Zolang je jezelf als “schooltje” blijft zien, neem je jezelf onvoldoende
serieus
als
onmisbare
kennisorganisatie.’
Ineke van der Wal (Windesheim): ‘Die verandering is al gaande, alleen de wetgever loopt er nog achteraan.’ Ad Vissers (Fontys): ‘Een overheid die continu regels bedenkt, gedreven door politieke ambities en scoringsdrift, is lastig. Dat belemmert ons, want we moeten nog sterker transformeren van opleidingsinstituut naar kennisinstelling. We zijn een maatschappelijk partner en niet langer een gesubsidieerd instituut dat studenten opleidt naar een diploma. Als je dat benadrukt, bekleed je vanzelf een andere positie.’
Hoe zien jullie de sector in een internationale context? Ineke van der Wal (Windesheim): ‘Ik zie langzaamaan een buitenlands netwerk ontstaan. Wij hebben zes double degree programma’s met Fachhochschules en universiteiten in Zwitserland, Zweden, Finland, Duitsland en uitwisselingen van studenten en docent/onderzoekers.’ Marinka Copier (HKU): ‘Wij doen veel onderzoeksprojecten met EUfinanciering. Dergelijke projecten hebben vaak een regionaal karakter. Ze zijn interessant voor bedrijven, met name in nieuwe ICT-ontwikkelingen, om netwerken op te bouwen. Met onze docenten en studenten doen we gezamenlijk vernieuwend onderzoek. Maar het gaat verder, omdat in die onderzoeken nieuwe producten ontworpen worden waar licenties op gegeven kunnen worden en binnen een paar jaar bedrijfsvoordeel mee te behalen
is. Als je met zo’n project begint, dan komen de bedrijven die daar iets mee kunnen vanzelf. Er ontstaan consortia waaruit weer nieuwe projecten voortkomen. Zo bouw je een netwerkorganisatie op.’ Johan Vlugter (Fontys): ‘Naast de grote mondiale bedrijven in ZuidoostNederland zitten in het HTSM-segment veel kleine en middelgrote bedrijven, die in hun niche vaak internationaal leidend zijn. In Veghel zit een bedrijf dat onder meer gespecialiseerd is in bagageafhandelsystemen dat mondiaal tot de top behoort. Zo zijn er meer bedrijven die veelal onder het maaiveld verstopt zitten, maar overal hun klanten hebben. Dat is de kracht van het Nederlandse bedrijfsleven. Die internationalisering moeten we niet veronachtzamen.’
Hogescholen hebben een specifieke rol in de innovatieagenda. Welke beren zien jullie op de weg en wat zijn de uitwegen? Marinka Copier (HKU): ‘Sommige kleine bedrijven bereiken de top d ankzij nieuwe businessmodellen. Ze meten zich niet meer met grote b edrijven of juist op een totaal andere manier, waardoor ze naast elkaar kunnen bestaan. Maar voor succesvolle innovatie heb je ruimte nodig voor nieuwe businessmodellen. Daarin kan de hogeschool een belangrijke rol spelen door het meehelpen ontwikkelen van die modellen en ook door s tudenten te stimuleren bedrijven te starten volgens nieuwe principes. Want waarom lukt het die bedrijfjes tot de top door te dringen? Niet omdat ze alles in hun eentje doen, maar omdat ze in een netwerkstructuur opereren en strategische partners zoeken in aangrenzende gebieden. Daar kun je studenten in trainen. Daarnaast kun je uit toegepast onderzoek ook nieuwe bedrijfjes laten ontstaan samen met andere bedrijven of als spin-offs.’ Ineke van der Wal (Windesheim): ‘Kennisinstellingen zijn bij veel mkb’ers nog nauwelijks bekend. Ze kennen ons als onderwijsinstelling waar ze hun kinderen naartoe sturen, maar beseffen niet dat je daar ook terechtkunt voor iets anders. Dat moet beter, zoals ook de vraagarticulatie. Als hogeschool kun je helpen het probleem van een bedrijf scherp te krijgen, vervolgens een businessmodel op te stellen en de boel aan elkaar te knopen.’ Marinka Copier (HKU): Daar zit ook weer die mediatorfunctie. Ineke van der Wal (Windesheim): ‘Maar zelf hebben we ook nog wel wat te doen. Veel docenten zien de mogelijkheden, anderen moeten nog de slag maken dat ze in een kennisinstelling werken. Zoals ook bedrijven moeten wennen aan de nieuwe rol van hogescholen. Maar we zijn inmiddels wel
26
Thematische Impuls HTSM
zo ver dat we begrijpen dat we elkaar nodig hebben. Die topsectoren bieden alle kans ons als hogeschool te ontwikkelen en te professionaliseren.’
DEEL 1 HTSM
Ad van Bemmel (HBO-raad): ‘Maar we blijven schooltjes omdat we vastzitten in een politiek en wettelijk regime. Dat is de afgelopen jaren alleen maar erger geworden. Kennisinstellingen moeten uitdragen dat de wereld veranderd is en je het anders moet organiseren.’
Een instrument in het topsectorenbeleid en het deltaplan techniek zijn de Centres of Expertise. Hoe belangrijk zijn die voor de ambities van hogescholen? Johan Vlugter (Fontys): ‘Die zijn van groot belang. Wij zijn onder andere deelnemer in een centre of expertise automotive op de campus Helmond. In de maak is een Centre of Expertise voor productietechnologie met onder meer steun van Brainport Industries, een coöperatie van 70 mkb-bedrijven die allemaal in die keten van de grote bedrijven zitten en die behoefte hebben aan dergelijke technologie. Zuyd Hogeschool en Fontys ontwikkelen een centre of expertise dat zich richt op zorg en technologie. We hebben in de regio naast Philips Medical een breed scala aan bedrijven die medische apparatuur en apparaten voor thuisgebruik ontwikkelen. Gelet op de vergrijzing en stijgende zorgkosten zal de behoefte aan thuiszorg en bijbehorende systemen groeien.’
Hoe zien jullie de rol van universiteiten en andere kennisinstellingen? Ad Vissers (Fontys): ‘In die hele keten moet je universiteiten, hogescholen en misschien ook ROC’s als complementair beschouwen en niet als concurrerend. Bedrijven zijn niet altijd direct geïnteresseerd in wetenschappelijk onderzoek. Maar binnen de keten kan het een rol spelen als het gekoppeld wordt aan een praktijktoepassing. Bedrijven beseffen echt wel het belang van al die kennisinstellingen en dat ze daarvan kunnen profiteren.’
SIA Stichting Innovatie Alliantie
27
HTSM in beeld ‘We zijn een maatschappelijk partner en niet langer een gesub sidieerd instituut dat studenten opleidt naar een diploma. Als je dat benadrukt, bekleed je vanzelf
Marinka Copier (HKU): ‘Onderzoek aan universiteiten heeft andere kenmerken dan aan een hogeschool. Bij universiteiten gaat het om termijnen van vier tot tien jaar, terwijl de cyclus van toegepast onderzoek op een hogeschool maar één tot drie jaar loopt. Daarin moet je het materiaal dat uit die grovere cyclus van de universiteit komt gebruiken. Dan versterkt het elkaar en kom je verder.’
Johan Vlugter (Fontys): ‘We stellen wel als uitdrukkelijke voorwaarde dat de kennis die een project genereert te allen tijde beschikbaar blijft voor het onderwijs. Maar we zijn alert op IP-aspecten bij samenwerkingsovereenkomsten. Er zijn projecten geweest waarbij we afscheid hebben genomen van partners die zich niet wilden of konden conformeren aan de spelregels binnen het consortium.’
Ad Vissers (Fontys): ‘In onze regio loopt een obesitasonderzoek waar een universiteit, een zorginstelling en een ROC bij betrokken zijn. Dat is dus wetenschap, vertaling en uitvoering in één keten en dat had een universiteit alleen nooit voor elkaar gekregen.’
Ineke van der Wal (Windesheim): ‘Wij hebben meegewerkt aan een project met twee bedrijven, een elektronicabedrijf en een producent van stoelen. Onze rol was beperkt en het was terecht dat die bedrijven het IP kregen. Maar ik heb het gevoel dat we in een nieuwe fase belanden en op een punt komen dat we een toegevoegde waarde hebben. Wij zijn hierover nog aan het nadenken.’
Marinka Copier (HKU): ‘Wij zijn door de universiteiten in Wageningen, Utrecht en Nijmegen verzocht deelonderzoek te doen op het gebied van dierenwelzijn. Doel is een goede wisselwerking te creëren tussen universiteit en bedrijfsleven maar ook tussen fundamenteel en praktijkgericht onderzoek. Universiteiten realiseren zich dat steeds beter en wij zijn daarin de mediator. Wel vind ik dat het bedrijfsleven alerter moet worden om die hele keten aan boord te halen.’
Uit de samenwerking komt kennis voort die aantrekkelijk kan zijn voor de markt. Hoe kijken jullie aan tegen valorisatie en IP? Ad Vissers (Fontys): ‘Wij worden met publiek geld gesubsidieerd om kennis te creëren en te delen. Wij zien onderzoek niet als een commerciële activiteit. Onze partners kunnen dat veel beter en zij zien ons als een toegevoegde waarde om tot een beter IP te komen. Het valt ook onder de exposure van de regio en daar profiteren wij als kennisinstelling weer van.’
28
Thematische Impuls HTSM
Marinka Copier (HKU): ‘Je moet goede modellen ontwikkelen voor valorisatie en disseminatie, want het hangt met elkaar samen. Beide gaan over output. Wat je ermee doet en wat de waarde ervan is. Output is natuurlijk niet alleen het product. Aan een universiteit is de output primair de publicatie. Bij ons is het ook een product of iets wat je ontwikkeld hebt. Workshops en seminars horen daar ook bij. Er zijn diverse vormen van disseminatie waarin valorisatie plaatsvindt. Ook bij IP zijn diverse modellen denkbaar. Via IP-rechten is bijvoorbeeld nieuw onderzoek te initiëren. Je kunt afspreken een bepaald percentage van IP te gebruiken voor het ontwikkelen van nieuw IP. Er zijn heel veel modellen mogelijk. Daar moeten we ons van bewust zijn. Dat hoort bij een kennisinstelling. Ik geloof niet in die neutrale opstelling. We zijn een partner en dat betekent dat je je als een serieuze partner moet gedragen.’
DEEL 1 HTSM
een andere positie.’
We are DEMCON
DEMCON is een system supplier en ontwikkelt hightech systems en medische producten die worden ingezet voor mechatronische toepassingen in verschillende markten.
SIA Stichting Innovatie Alliantie
29
Lectoren in beeld
Op weg naar een goed businessmodel
Nanotechnologie houdt zich bezig met het maken en bewerken van materialen op zeer kleine schaal. In feite is het niets anders dan het ontwikkelen van nieuwe
DEEL 1 HTSM
Gregor Luthe en Paul Borm, twee ondernemende lectoren over het beter benutten van kennis & kunde
structuren met atomen of moleculaire bouwstenen (het Oud-Griekse ‘Nanos’ betekent ‘dwerg’). Nanotechnologie biedt veel kansen voor economische groei en kan bijdragen aan oplossingen voor maatschappelijke vraagstukken. Denk aan de ontwikkeling van nieuwe medische apparatuur en zuinige auto’s of de productie van zonnecellen.
Veel nanowetenschappers vinden inspiratie in de natuur en in het nabouwen van cellulaire functies of componenten. Volgens veel wetenschappers zullen er revolutionaire toepassingen gaan volgen. Twee vooraanstaande nanowetenschappers van dit moment zijn Gregor Luthe (Saxion) en Paul Borm (Zuyd Hogeschool). Beiden zijn zowel ondernemer als lector. En beiden hebben bewust gekozen voor een werkomgeving binnen de hogeschool. Een uitstekende omgeving om hun ambities te kunnen realiseren en onderzoek gestuurd vanuit de praktijk vorm te geven. Een portret van twee ambitieuze lectoren nanotechnologie.
Innovatief toepassen van bestaande kennis Borm: ‘Als lector zit ik nu heel direct op de praktijk en ben daarmee nauw betrokken bij het directe nut van mijn vak voor de maatschappij. Ik ben toxicoloog en wil mijn bevindingen niet alleen maar omzetten in publicaties
30
Thematische Impuls HTSM
voor academische boekenkasten. In 2003 ben ik in gesprek geraakt met het CvB van Zuyd Hogeschool, dat toen net bezig was met het selecteren en aanstellen van lectoren. Mijn lectoraat is zeer goed te combineren met mijn werk als ondernemer. En juist daardoor levert het veel meer op.’ Luthe: ‘Mijn carrière heeft altijd op twee sporen gelopen, bij en buiten Saxion. Binnen de hogeschool zie ik inderdaad ook veel meer vrijheid en ontwikkelingsmogelijkheden dan in een academische omgeving. En eerlijk gezegd was ik op een gegeven moment wel klaar met het schrijven van artikelen. Ik heb hier al veel bereikt en sommige dogma de wereld uit geholpen. We werken nu bijvoorbeeld met een multidisciplinair team van 25 man en gezamenlijk hebben we de unieke en spannende taak om een heel toegepast onderzoeksinstituut voor hightech, systemen en materialen vorm te mogen geven waarin onderwijs ingebed wordt door een eigen interdisciplinaire studieroute toegepaste nanotechnologie. Wat het bij het hbo
SIA Stichting Innovatie Alliantie
31
zo spannend maakt is dat de taak niet stopt bij het publiceren. Het gaat hier veel verder tot een uiteindelijk product portfolio. Via mijn aandelen in een onderneming in Noorwegen, mijn hoogleraarschap in Iowa en mijn kansen bij de universiteit in Hilo op Hawaii ben ik uiteindelijk toch weer teruggekomen bij Saxion. Tijdens mijn buitenlandse speurtochten heeft Saxion zich prachtig ontwikkeld. Integratie van onderwijs, onderzoek en het mkb, maar vooral de blik over de grens met sterke euregionale impuls voor het be-
Prof. dr. Paul Borm studeerde Biochemie aan de Universiteit Nijmegen en is gepromoveerd in de Farmacologie aan de Universiteit Utrecht. Hij is sinds 2003 lector van het Centre of Expertise Life Sciences (CEL) aan Zuyd Hogeschool. Daarvoor was hij werkzaam bij de Universiteit Maastricht en hoogleraar Toxicologie aan de Universiteit Dusseldorf. Borm focust zich op de ontwikkeling en toepassing van duurzame nanomaterialen en initieert projecten i.s.m. het mkb, kennisinstellingen (RWTH, TNO) en grotere bedrijven (DSM, SABIC). Borm is bestuurslid van de Stichting NanoHouse, die zich richt op disseminatie en toepassing van nanotechnologie in producten en processen.Hij combineert zijn huidige functie met zijn functie als CSO van het bedrijf Nano4Imaging. In 2011 won hij met zijn bedrijf de Science4Life prijs in Duitsland. Zijn bedrijf probeert met nanotechnologie te komen tot veiliger en betere diagnostiek met MRI. DEEL 1 HTSM
Prof. dr. Gregor Luthe studeerde scheikunde in Münster en promoveerde aan de VU in Amsterdam en werkte toen parallel als scheikundedocent bij Saxion. Hij ging als Marie Curie Fellow van de EU naar Noorwegen om als postdoc en aandeelhouder binnen industrie en universiteit onderzoek te verrichten. Als Humboldt Fellow ging hij naar de VS, Berkeley en Iowa, om als toxicoloog geschoold te worden. Hij leidde daar zijn eigen groep en is er nu nog steeds gasthoogleraar en begeleidt promovendi. Luthe heeft een groot aantal publicaties en een aantal patenten op zijn naam staan en werkt sinds 2012 als lector Nanotechnology bij Saxion. Zijn aandachtsgebieden zijn NanoBio- en NanoChem-Interfaces. Hij richt zich hiermee vooral op de ontwikkeling en toepassing van duurzame concepten die van belang zijn voor medische, biologische en chemische toepassingen. Ook is hij oprichter van het bedrijf WindplusSonne GmbH, dat apparatuur voor duurzame energie ontwikkelt met behulp van nanotechnologie.
drijfsleven, heeft tot veel inspirerende werkmodellen geleid. Met de komst van een expertisecentrum voor Hightech Systems and Materials (HTSM) waarin Nanotechnologie, Mechatronica en Smart Materials samen een front vormen, was het besluit voor mij snel genomen. Saxion heeft het lef gehad om te kiezen voor techniek als speerpunt! Onze regio wordt herkend als hightech. Hierbij sluiten wij ons aan en we stellen de brede expertise binnen Saxion ter beschikking om een vliegende start te maken. Techniek is hier niet alleen maar een aspect, maar vormt de basis voor de economie en onze gedachte. Samen met alle anderen sectoren bouwen wij aan deze toekomst. Onze laatste aanwinst is een andere pabo met aandacht voor techniek, waar lesmateriaal ontwikkeld zal worden die kinderen aanspreekt om de toekomst in de techniek te zoeken. Prachtig!
Investeren in eigen capaciteit of in samenwerkingsverbanden? Luthe: ‘De afgelopen jaren is de faculteit Nanotechnologie van Saxion vanuit het niets enorm gegroeid. We hebben heel veel geïnvesteerd in onze eigen capaciteit. Er komt zelfs een apart nieuw HTSM-gebouw met de wens de burger op de straat te bereiken. Saxion krijgt ook een masteropleiding Toegepaste Nanotechnologie die samen met het bedrijfsleven ontwikkeld wordt en door MESA+ (het nanotechnologieinstituut van de Universiteit Twente) ondersteund wordt. Het loopt heel goed en na amper 2 jaar werken we met een breed multidisciplinair team van 25 man en 60 ambitieuze studenten nano, terwijl we ooit met drie man – en veel steun van de UT – zijn begonnen om dit op te bouwen. Het is een prachtige mogelijkheid voor de regio en in feite de BV Nederland om dit traject samen met de
32
Thematische Impuls HTSM
Universiteit Twente en MESA+ vorm te geven. Men heeft begrepen dat we samen sterker staan en samen moeten optrekken om in de toekomst een internationale stem te hebben, werkgelegenheid te behouden en vooral nieuwe werkgelegenheid hier te creëren. Vroeger moesten we bijna smeken om apparatuur en nu klopt het mkb bij ons aan. Ik vind dat een goede zaak. Saxion moet investeren en daardoor worden we aantrekkelijk voor het mkb. Ook wordt het aantrekkelijk voor het mkb om zich hier te vestigen. Toegang tot goed opgeleid personeel is daarbij een key to success. Op dit moment heeft iedere derdejaars bij ons al een plek in het bedrijfsleven gevonden, terwijl ze nog een jaar studie te gaan hebben. Willen wij startende ondernemers een thuis kunnen geven, dan moeten Saxion en de regio hun ook wat te bieden hebben. Hier hoort ook personeel bij dat internationaal ervaring heeft in onderzoek en industrie. Als ik naar ons team kijk, dan zijn we er goed in geslaagd om docenten en onderzoekers aan te trekken met internationale werk- en onderzoekservaring. Die ervaring is zelfs van een zodanig niveau, dat je die alleen aan topuniversiteiten zou verwachten. Dus ook voor high potential docenten en onderzoekers biedt Saxion als werkgever interessante en uitdagende mogelijkheden’.
Borm: ‘Heel interessant om te zien hoe Saxion het aanpakt. Natuurlijk stellen wij bij Zuyd heel directe eisen aan de opleiding van onze docenten in het kader van de teamontwikkeling, maar we zoeken daarbij de samenwerkingsverbanden en netwerken op. We maken daarbij gebruik van de faciliteiten die in de buurt liggen, zoals de Chemelot campus rond DSM, de Health Campus in Maastricht en RWTH in Aken. Samen met al die partijen begint de Chemie en Materialen campus (Chemelot) een ware smeltkroes van ondernemers en onderwijsinstellingen te worden. Op die plaats is apparatuur, kennis en infrastructuur en kan elk project worden uitgevoerd. In feite zitten we daarmee ook precies in het midden van de driehoek mkbonderwijs-onderzoek, alleen hanteren wij een andere aanvliegroute. Bovendien merk ik dat je creatief wordt als je niet over alle middelen beschikt. Dat houd je scherp en pro-actief.’
Internationalisering op de fiets Borm: ‘Als het om het topsectoren beleid gaat: wij liepen in feite bij Zuyd voor de muziek uit. We zijn al een aantal jaren heel intensief aan het samenwerken met bedrijven zoals DSM, Sabic, Sappi maar ook met
SIA Stichting Innovatie Alliantie
33
‘Nanos’ is het Oud-Griekse woord voor ‘dwerg’. Nano staat voor een miljardste deel van iets: een nanometer is een miljardste meter, de orde van moleculen.
Luthe: ‘Dat spreekt mij nou net wat meer aan, top-down. Maar wat voor mij vooral telt is succes oogsten door een rijke kennispositie. Mijn vader was metselaar. Ik heb geleerd dat je ballast op een positieve manier tot je kracht kunt weten te verheffen. Dat moet de BV Nederland ook lukken. Europa is een geweldig fenomeen, maar je moet niet vergeten regionaal te blijven denken. Wij doen hier in Enschede aan ‘internationalisering op de fiets’: je rijdt zo naar Aken in Duitsland. Het is volgens mij niet zo moeilijk om een succes te maken van de huidige kennispositie van Nederland. Gewoon de weg blijven bewandelen en snel tot productontwikkeling komen, en dan blijven doorontwikkelen. Blijf daarbij doen waar je goed in bent, zonder al te veel bureaucratische buitelingen te maken. De Amerikanen zijn daar bijzonder goed in. Ik las net een rapport over de nanosector aldaar. In 2000 werd er een nota van het congres gepubliceerd met een langetermijnvisie en in 2009 werd er al 254 miljard dollar aan omzet gemaakt. Ze weten daar heel goed waar de kansen liggen. En: ze verstaan de kunst om kansen snel en effectief om te zetten naar concrete resultaten en een goed businessmodel.’
34
Thematische Impuls HTSM
Dunne wanden tussen mkb en hogeschool Luthe: ‘Mijn probleem is altijd: ik heb zo’n twee nieuwe ideeën per dag. Maar hoe zet je dat nu om naar een goed model waar alle partijen baat bij hebben en hoe kun je de IP (Intellectual Property, red.) vasthouden? Volgens mij zit hier de bottleneck op dit moment. Het klassieke licentiemodel van de universiteiten werkt volgens mij niet. Wij moeten als hogescholen geen IP willen hebben, dat is weggelegd voor het bedrijfsleven. Als hogeschool moet je streven naar een goede, onafhankelijke opleiding, we moeten een incubator zijn voor praktische real cases. Daarbij dreigt voortdurend het gevaar dat we worden ingehaald door Azië. We moeten niet stil zitten en praten, we moeten vooruit. En naar mijn mening moeten we te allen tijde voorkomen dat we een markt creëren waar de laatste investeerder er met de volledige buit vandoor gaat. Volgens mij moeten bedrijven een contract aangaan met hogescholen, waarbij de hogeschool het IP initieert, en vervolgens goede royalty-afspraken maakt met de betrokken onderneming. Zo creëren we een pot geld waarmee wij weer kunnen investeren en zo meer banen kunnen creëren. Met diezelfde pot geld zouden we ook een verbeteringsslag in het onderwijs kunnen maken en daarmee toekomstige topwerknemers voor deze bedrijven kunnen blijven opleiden. Om dat te kunnen bereiken zijn de belangrijkste randvoorwaarden vertrouwen en een transparante opstelling van de partners. Dan bereiken wij een stadium waar het in de toekomst van de bedrijvigheid rondom Saxion en de UT bruist! Want onze maatschappelijke opdracht is om de maatschappij slimmer te maken, niet om geld te verdienen. RAAK-stimulering kan hierin een sleutelrol vervullen om zo in een hoog tempo de juiste ontwikkelingsstappen te kunnen maken.’ Borm: ‘Het is altijd lastig om een businessmodel door te vertalen in een hogeschool. Ik heb al een paar keer het hele traject doorlopen, maar telkens blijkt dat hogescholen nog niet ver genoeg zijn voor een leidende rol in zo’n traject. De universiteiten hebben valorisatiecentra en patenten, maar dat moet je als hogeschool denk ik helemaal niet willen, omdat het snelle vernieuwingen en open innovatie eigenlijk afremt. Ik wil mensen meenemen in een project, met dunne scheidingswanden. Studenten zien dan alle voor- en nadelen van het traject. Ik ben zelf ondernemer, spreek
DEEL 1 HTSM
het veelzijdige mkb in de regio, met enorm veel resultaat. En op een gegeven moment hebben we NanoHouse opgericht, bedoeld om kennis en bedrijvigheid rondom nano verder te verspreiden en aan te jagen. Inmiddels zorgt ons netwerk voor een gigantisch multiplier effect: met een eerste RAAK mkb-project (Easy2Clean) van € 250.000 werd binnen 3 jaar een serie projecten uitgebreid met een volume van 2,5 miljoen euro. Dat heb ik nog nergens meegemaakt. Ik was in het begin vrij sceptisch over RAAK, maar ik zie nu dat ik daarmee grote groepen mkb’ers kan bereiken. Het programma werpt echt zijn vruchten af. Voor mij is het ontzettend belangrijk om samenwerking te zoeken en vooral: over je eigen grenzen heenkijken. Inmiddels heb ik een groep op me heen waar ik enorm intensief mee samenwerk, met name als het gaat om TKI’s en het topsectoren overleg. En daarmee hebben we veel invloed. Als je het mij op de man af vraagt: ik heb geen idee wat het topsectorenbeleid ons gaat brengen. Volgens mij is veel belangrijker om partijen bij elkaar te brengen door innovatieve product-markt combinaties. Met de boodschap ‘Kijk, dit zou bij jou ook zo kunnen werken’. Ik ben niet zo’n voorstander van de klassieke top-down benadering.’
bij onderhandelingen ook de taal van de andere partij en wijs iedereen op de mogelijkheden en consequenties. Heldere afspraken in het begin en transparantie over echte uitkomsten en gebruik daarvan zijn heel belangrijk. Daar komen dan praktische zaken bij kijken, van licenties tot contracten en geheimhoudingsverklaringen. Kortom: er is nog veel te winnen in de samenwerking tussen kleinere ondernemingen de kennisinstellingen. Nanotechnologie biedt daarvoor legio kansen, en hogescholen zoals Zuyd en Saxion benutten die kansen in een ondernemende rol met ondernemende lectoren.’
SIA Stichting Innovatie Alliantie
35
(van links naar rechts)
Wim Hendriksen Wouter Teeuw Erik Puik Ben Kröse Jacques Walinga Aart Willem Benschop Henk van Leeuwen Arend van de Stadt
Lector Embedded Systemen, Fontys Lector Ambient Intelligence, Saxion Lector Microsysteemtechnologie/ Embedded Systems, Hogeschool Utrecht (HU) Lector Digital Life, Hogeschool van Amsterdam (HvA) Innovatieadviseur Syntens mkb-manager Industriële Innovatie, TNO Lector Ambient Intelligence, Saxion Eagle Vision Systems, Naarden
Niet op de foto: Rim Stroeks Ignace Karthaus
Innovatieadviseur Syntens Gespreksleider, SIA DEEL 1 HTSM
Deelnemers:
Embedded/ICT:
Op zoek naar de latente vragen 36
Thematische Impuls HTSM
SIA Stichting Innovatie Alliantie
37
Embedded/ICT:
Op zoek naar de latente vragen
heden biedt, daar is iedereen het over eens. Voor hogescholen is het een impuls geweest zich te profileren. Lectoren zijn nieuwe wegen ingeslagen. Er zijn samenwerkingen ontstaan waar voorheen niemand aan dacht. Maar evengoed zijn er onzekere factoren. Resultaten in de toekomst blijven ongewis, zeker voor mkb-bedrijven.
Arend van de Stadt, directeur van vision-technologybedrijf Eagle Vision, wil zich niet opwerpen als representant van het hele mkb, maar hij denkt dat veel bedrijven terughoudend zijn om financieel bij te dragen aan onderzoeksprojecten in het kader van het topsectorenbeleid. ‘De voordelen zijn minder duidelijk dan voorheen toen dergelijke onderzoeken gesubsidieerd werden. Zelf heb ik aan verschillende projecten en programma’s deelgenomen, zoals Point One. Dat was een gemoedelijker manier om samenwerking en resultaten te realiseren. Toch zullen we zeker bekijken aan welke projecten we mee kunnen doen. Maar ons doel is en blijft dingen verkopen. Dus we willen in een omgeving terechtkomen van mogelijke klanten. En ik weet niet of ik daarvoor wil betalen met het kopen van kennis van hogescholen. We hebben echt andere belangen.’
gevoeliger dan bij grote bedrijven. Het creëert onzekerheid, omdat het de zoveelste verandering is die ze geacht worden te volgen. Bij RAAKprogramma’s wisten ze waar ze aan toe waren. Ook hebben mkb’ers van nature minder de gewoonte dan grote bedrijven een bepaald percentage van de winst terug te laten vloeien in R&D. Toch heb ik de afgelopen jaren gemerkt dat de horizon van de onderzoeksscope van mkb’ers opgeschoven kan worden als ze daar hogescholen bij betrekken. Dan kunnen ze ambitieuzere projecten aannemen of moeilijkere problemen oplossen. Als ik kijk naar onze succesjes, dan zijn die in deze context tot stand gekomen. We hebben bijvoorbeeld een ingewikkeld probleem met sensoren opgelost voor een camerafabrikant, waar ook toeleveranciers voordeel van hadden.’
Ben Kröse, lector aan de HvA, vindt dat altijd wel de hele keten in ogenschouw genomen moet worden. ‘Hogescholen zijn goed in de breedte, want zij hebben contacten met zorginstellingen, kleine gamebedrijven of een gemeente. Ze bedenken projecten waarvoor een systeem voor de eindgebruiker ontwikkeld moet worden en daar zijn partners voor nodig, zoals technologiebedrijfjes en installateurs.’
Arend van de Stadt (Eagle Vision): ‘Is dat dan het doel van het hbo? Om dat soort dingen op te lossen?’ Erik Puik (HU): ‘Als dat een generiek probleem is en we vervolgens kunnen oogsten bij andere leveranciers ja, dan is dat zeker een doel.’ Wim Hendriksen (Fontys): ‘Je moet ook zoeken naar latente vragen.’
Hoe wordt op hogescholen gekeken naar de positie van mkb-bedrijven? Erik Puik (HU): ‘Mijn angst is dat mkb’ers niet makkelijk aansluiting vinden, onder andere vanwege die financiële bijdrage. Dat ligt bij mkb’ers
38
Thematische Impuls HTSM
Erik Puik (HU): ‘Dat klopt. Je hebt projecten waarin je aan een s pecifiek doel werkt en mkb’ers een concrete oplossing aanbiedt. Maar ook projecten, vaak via RAAK, waarbij je bedrijven clustert en aan een generiek probleem werkt. Dan krijg je generieke oplossingen.’
Henk van Leeuwen (Saxion): ‘Wij hoeven ook geen producten te maken. Dat kunnen bedrijven zelf veel beter en zij weten hoe ze die in de markt moeten zetten. Wij kunnen wel helpen bij concepten en meewerken aan prototypes en demonstratiemodellen.’ Ben Kröse (HvA): ‘Ik ben geen voorstander van contractonderzoek. Een hogeschool heeft als taak het opleiden van goede professionals die weten wat onderzoek is en hoe je moet innoveren. Dat is de corebusiness van hogescholen. Voor dat andere moet je bijvoorbeeld bij TNO zijn.’ Erik Puik (HU): ‘Ik heb zelf bij TNO gewerkt en ik weet dat TNO en mkb een haat-liefderelatie hebben. Mkb’ers weten dat TNO alles kan oplossen maar ook dat ze niet te betalen zijn.’ Arend van de Stadt (Eagle Vision): ‘Dus jouw oplossing is om dat onderzoek door het hbo te laten doen tegen lagere kosten. Dat vind ik een raar model.’
DEEL 1 HTSM
Dat het topsectorenbeleid mogelijk
Erik Puik (HU): ‘Dat is niet zozeer wat ik wil. Wat wij willen is onze docenten op een hoog niveau houden. Dan worden ook studenten goed opgeleid. Daar hoort bij dat ze inzicht krijgen in onderzoek, dat ze kunnen reflecteren en uitgroeien tot innovatieve professionals in plaats van routinematige. En dat is nou net wat het mkb graag wil. Creatieve geesten. Het is niet zo dat wij een tweederangs TNO worden. Dat project met die camera waar ik het net over had, daar zaten ook vier toeleveranciers bij die belang hadden bij een oplossing.’
SIA Stichting Innovatie Alliantie
39
Rim Stroeks (Syntens): ‘TNO is duur, dat klopt. Maar het is ook afhankelijk van het moment waarop je TNO bij een mkb’er naar binnen sluist. Als een mkb’er weet dat hij voor een technologie-idee het hbo nodig heeft en dat er een return of investment zal zijn, dan is hij best bereid zich voor dat laatste deel tot TNO te wenden.’
Wim Hendriksen (Fontys): ‘Vergeet ook niet dat een mkb’er vaak problemen helemaal niet voorziet.’
Ik heb jullie nog niet gehoord over human capital. Ook daar ligt een doelstelling voor hogescholen en bedrijfsleven.
Wim Hendriksen (Fontys): ‘Ik heb een RAAK-project ingediend om mkb’ers beter met elkaar te laten samenwerken en beter na te denken over de embedded software die daarbij aan de orde komt. In de regio Eindhoven werkte een aantal bedrijven samen aan het ontwerpen en op de markt brengen van een product. Ze overlegden wat ze elk zelf in huis hadden en daarmee was de architectuur van het systeem bepaald. Ik kon ze uitleggen dat dat systeem niet optimaal was en dat ze onherroepelijk problemen zouden krijgen, bijvoorbeeld met configuratiebeheer, databases en
Henk van Leeuwen (Saxion): ‘Wij hebben niet voor niets ingezet op HTSM. Dat is gebaseerd op de industrie in de regio en de universiteit. Het is inderdaad de taak van hogescholen afgestudeerden naar bedrijven te leiden. In dat proces spelen studenten en lectoraten een belangrijke rol, via stages en projecten. Bedrijven kunnen daarvan profiteren als ze inzien wat de mogelijkheden zijn van bepaalde technieken.’ Arend van de Stadt (Eagle Vision): ‘Het omgekeerde is ook het geval. Een bedrijf kan trainingen geven. Nu proef ik dat het achterliggende idee is dat bedrijven voor die kennis moeten betalen. Alsof iedereen er een businessmodel van wil maken met licentiestructuren. Dat vind ik een verkeerde route.’
40
Arend van de Stadt (Eagle Vision): ‘Waarom zouden anderen die dan wel voorzien?’
‘Je moet je altijd afvragen wat het doel en belang is van iedere deel-
Wouter Teeuw (Saxion): ‘Dat ben ik niet met je eens. RAAK legt er juist veel nadruk op dat kennisontwikkeling samengaat met kennisoverdracht. In bepaalde niches kan een hogeschool heel goed zijn en uitstekende oplossingen aandragen richting mkb. Maar bij het innovatieve mkb zit aanzienlijk meer kennis dan bij het hbo.’
nemer. Samenwerken is prachtig,
Jacques Walinga (Syntens): ‘Het staat naast elkaar. Een mkb’er moet bij het hbo aanhaken op de punten waar bij hem de lacunes zitten.’
ven werken.’
Thematische Impuls HTSM
maar partijen moeten wel vanuit hun eigen perspectief kunnen blij-
security. Dat bedoelde ik met latente vragen. Zo kan ik een breed probleem aanpakken dat losse mkb’ers waarschijnlijk niet van de grond kunnen krijgen. Docenten zijn het onderzoek gaan doen. Daarmee krijgen ze inzicht in waar hun studenten straks terechtkomen en die kennis kunnen ze in hun onderwijs verwerken. Zo ontstaat een kenniscirculatie waar het mkb een belangrijke rol in speelt.’ Rim Stroeks (Syntens): ‘Daar zit de crux, dat bedrijven zich bewust worden van latente vragen. Syntens kan daarin een functie vervullen. Tussen de verschillende kolommen – universiteiten, hogescholen, kennisinstituten en mkb’ers – staan nog hoge schotten. Want samenwerking is niet iets natuurlijks. Daarom lukt dat vercommercialiseren van kennis bij onderwijsinstituten maar mondjesmaat. Het merendeel van de mkb-bedrijven heeft geen relatie met een hogeschool. Hooguit tien procent begrijpt dat ze externe partijen nodig hebben om te overleven. Dat kan een hogeschool zijn maar evengoed TNO.’ Aart Willem Benschop (TNO): ‘Wij werken intensief samen met Syntens, dat het mkb-loket voor de hightechsector gaat invullen. Eendagsadviezen of technologieconsulten zijn zeer laagdrempelige vormen om een expert bij het mkb te brengen. Syntens heeft een belangrijke rol om te kunnen schakelen naar het hbo, dan wel de mkb-manager van TNO.’
Wat zijn jullie ervaringen met de profilering van hogescholen, de inrichting van labs en Centres of Expertise? Hoe verloopt tot nu toe de samenwerking met andere partijen? Henk van Leeuwen (Saxion): ‘Wij zitten met Ten Cate en enkele chemische bedrijven in OICAM, het Open Innovatiecentrum Advanced Materials. Iedereen heeft daar de gelegenheid zijn proeven te doen. Er staat dure
apparatuur die men niet in zijn eentje zou aanschaffen, zeker mkb’ers niet.’ Arend van de Stadt (Eagle Vision): ‘Daarmee ontstaat een verstrengeling van gevestigde bedrijven en kennisinstellingen. Dat is mooi, maar het belemmert wel de start-ups.’
DEEL 1 HTSM
Rim Stroeks
Aart Willem Benschop (TNO): ‘Wij hebben het van Holst Centre als open innovatiecentrum. Daar moet voor betaald worden en het is lastig een balans te vinden tussen het mkb, dat natuurlijk maar een fractie bijdraagt, en de grote bedrijven. We proberen nieuwe vormen te bedenken om toch die aansluiting te realiseren. We zijn bezig met printed electronics, waarin we vier technologieclusters draaien met drukkerijen en de grafische industrie om hun inzicht te geven in wat er de komende jaren aan gaat komen. Zonder dat ze overigens direct toegang krijgen tot de IP die daar ontwikkeld wordt. Grote bedrijven hebben er belang bij dat hun machines ingezet zullen worden bij de eindgebruikers. Dus laten ze wat sneller in de keuken kijken. Dat project loopt nu en het lijkt erop alsof die bal verder rolt.’ Erik Puik (HU): ‘De Hogeschool Utrecht is van zes specialisaties teruggegaan naar drie. Onze speerpunten zijn duurzaamheid, energie in de stad en creatieve industrie. HTSM is bij ons minder groot. Dat wil niet zeggen dat we geen industriële automatiseerders of elektrotechnici meer opleiden, want daar is veel behoefte aan in de buurt. Dat doen we door te clusteren met andere hogescholen. Met Avans en Fontys hebben we samenwerkingen op het gebied van mechatronica. Zo proberen we als lectoraat onze kritische massa te vergroten. Voor kennisontwikkeling kies ik dus voor grotere clusters met regio’s die op een bepaald vakgebied excelleren, zoals HTSM in Zuid- en Oost-Nederland. Maar kennisdisseminatie ofwel het laten landen van die technologie gebeurt lokaler, bij bedrijven in de buurt van Utrecht.’
SIA Stichting Innovatie Alliantie
41
‘Goed onderwijs betekent dat studenten inzicht krijgen in onderzoek. Dat ze kunnen reflecteren Jacques Walinga (Syntens): ‘Wat betreft dat IP, kijk hoe het gaat op internet. Je verdient je geld omdat je informatie verschaft in plaats dat je het voor jezelf houdt en het niet gebruikt wordt. Dat is een andere manier van denken.’
Rim Stroeks (Syntens): ‘Dat is de ideale verknoping tussen hbo en bedrijfsleven, vergelijkbaar met de activiteiten van lector Paul Borm met zijn lab van Zuyd Hogeschool. Dat zit niet op de hogeschool zelf. Hij heeft – zelf ook ondernemer – goede contacten met het bedrijfsleven en legt de link met de Chemelot campus waar veel gebeurt op het gebied van materiaalonderzoek en nanotechnologie. En via zijn lectoraat ook met de universiteit van Maastricht. Dergelijke dwarsverbanden moet je koesteren. En dan moet je niet bang zijn dat het te commercieel wordt. Er is ook een zelfcorrigerend mechanisme, zeker als de overheid of regionale ontwikkelingsmaatschappijen erbij betrokken zijn. Die zorgen wel dat het ook open is voor het bedrijfsleven in algemene zin en niet alleen voor degenen die eraan meebetalen. Ik denk dat we steeds meer naar dat soort dwarsverbanden toe moeten.’
Erik Puik (HU): ‘Een paar jaar geleden heb ik stevig ingezet op promovendi, omdat ik meer aandacht wilde voor de onderzoekslijn. Er zijn nu vijf promovendi, bij verschillende universiteiten. Zij komen terug met nieuwe achtergrondkennis. Dat is een toegevoegde waarde omdat het kenniscentrum een kruispunt wordt van bijzondere disciplines op een hoog niveau. Dat is een unieke propositie, durf ik te beweren. De diepgang van de universiteit kunnen we in het kenniscentrum verenigen met een praktische aanpak. Dat vertaalt zich naar RAAK-mkb-programma’s en bedrijven met een multidisciplinaire vraag die we naar een hoger niveau kunnen brengen.’
Arend van de Stadt (Eagle Vision): ‘Je moet je afvragen wat het doel en belang is van iedereen die daaraan meedoet. Samenwerken is prachtig, maar partijen moeten wel vanuit hun eigen perspectief kunnen blijven werken. Dat maakt het juist duidelijk. Als een bedrijf een Centre of Expertise gaat runnen, dan vergroot dat de problemen met IP. Dat lijkt me niet de goede route. Kennisinstellingen moeten dat zelf in de hand nemen en daar geen bedrijven zoals het mijne bij betrekken.’
Zijn jullie ook andere competenties aan het ontwikkelen?
en uitgroeien tot innovatieve professionals in plaats van routinematige. Dat is wat het mkb wil.’
DEEL 1 HTSM
Aart Willem Benschop (TNO): ‘In Honselersdijk is het Fieldlab Glastuinbouw. Een particulier initiatief waar Inholland, Wageningen en TNO zich bij aangesloten hebben, maar ook een tiental bedrijven die het als een democentrum gebruiken. Er is ook een fysiek loket geopend voor vragen. Dat is succesvol. Ik denk dat het gunstig is dat het commercieel getrokken wordt door een ondernemer. Dat spreekt ondernemers aan daar naartoe te komen.’
Ben Kröse (HvA): ‘Mijn ervaring is dat op het hbo soms erg lichtzinnig wordt gedacht over promotietrajecten. Opleidingsdirecteuren weten niet wat het betekent en docenten zelf onderschatten het vaak. Bij nieuwe opleidingen, waar dus ook nieuwe docenten binnenkomen, zoals game development en communicatie en media design, kun je daarop selecteren. Maar docenten die al jaren bij traditionele communicatie- en informaticaopleidingen rondlopen krijg je niet mee. Ik maak onderscheid. Enerzijds onderzoekers die je voor twee jaar op de hogeschool aanstelt, die goed zijn in de breedte, die je op een zorginstelling af kunt sturen en die ook nog les kunnen geven. En anderzijds mensen die vier jaar lang de diepte ingaan.’
FME vindt dat hogescholen te veel bezig zijn met onderzoek. Is het lastig onderwijs en onderzoek met elkaar te verbinden? Henk van Leeuwen (Saxion): ‘Voor studenten en de Human Capital Agenda is onderzoek alleen maar gunstig. Het leert kritisch nadenken over probleemstellingen. Als lector moet je wel zorgen dat de band met de opleiding behouden blijft. Bijvoorbeeld door die promovendi bij het onderwijs te betrekken.’ Wim Hendriksen (Fontys): ‘Mijn lectoraat staat ten dienste van het onderwijs. Onderzoeksresultaten landen direct bij het onderwijs. We zijn nu een nieuw lectoraat aan het definiëren. Daarvoor hebben we deskundigen uit de industrie, met name de HTSM-sector, gevraagd wat zij denken dat studenten moeten weten over respectievelijk twee, vijf en tien jaar. Op die manier wordt duidelijk waar het onderwijs tekortschiet. En dus ook op welke onderzoeksthema’s we ons moeten concentreren. Daar worden we allemaal wijzer van.’
42
Thematische Impuls HTSM
SIA Stichting Innovatie Alliantie
43
Nederland heeft een aantrekkelijke sector Hightech Systemen en Materialen (HTSM) die internationaal goed staat aangeschreven. Er zijn legio kansen en samenwerkingsmogelijkheden voor innovatieve mkbondernemers in deze sector.
Bedrijven uit de HTSM-sector hebben een groeiende interesse in het mkb. Merkfabrikanten zien dat het mkb innovatief is en vaak heel flexibel kan werken aan oplossingen voor vraagstukken. En vraagstukken leven er genoeg bij deze grootbedrijven: de internationale concurrentie wordt steeds scherper, de technologische moeilijkheidsgraad neemt toe, levenscycli van producten worden korter en de eisen aan duurzaamheid worden aangescherpt. Tegelijkertijd hebben de bedrijven in de HTSM-sector de ambitie om de export ruim te verdubbelen tot 77 miljard euro in 2020.
Profijt Voor innovatieve mkb-ondernemers in de HTSM liggen kansen om als partner in de keten met hun specifieke kennis en expertise waarde toe te voegen aan het product. Juist ook, omdat het midden- en kleinbedrijf zelf ook worstelt met de toegenomen complexiteit van innovaties. Netwerken met kennisinstituten en samenwerken in de keten met andere toeleveranciers en merkfabrikanten komen zowel de merkfabrikant als de toeleverancier ten goede. Dit zal het innovatieproces versnellen en de complexiteit van de organisatie vereenvoudigen om zo een beter eindproduct tegen lagere kosten te realiseren.
Syntens stimuleert innovatie in high-tech waardeketens 44
Thematische Impuls HTSM
TopketenImpuls Dat is eenvoudiger gezegd dan gedaan. Voor het mkb is het soms lastig om tijd en capaciteit vrij te maken om nieuwe kansen en mogelijkheden te verkennen en te weten welke innovatieve uitdagingen er in de sector en bij de grootbedrijven liggen. Met het programma TopketenImpuls helpt Syntens de ketenbekwaamheden van hightech mkb-ondernemingen te versterken, nieuwe kennis toe te passen en bedrijven binnen de keten sneller en succesvoller te laten innoveren. Het heeft het afgelopen jaar al veel bedrijven geholpen.
Aansluiting Sinds kort bestaat er ook een brede en laagdrempelige toegang voor innovatieve mkb’ers, gericht op kennisopbouw en kennisverspreiding onder het midden- en kleinbedrijf: het mkb-loket.
DEEL 1 HTSM
Syntens Innovatiec entrum helpt daarbij.
Syntens vult dit in voor de topsector HTSM. Het werkt beide kanten op: het beantwoorden van vragen uit de topsector en het mkb, contact over roadmaps, kennis en aansluiting bij de topsector HTSM. Ook zorgen de innovatieadviseurs van Syntens voor het koppelen van mkb-ondernemers onderling en aan kennispartijen om zo te komen tot samenwerkingsverbanden voor innovatieprojecten.
Eerste divisie Als samenwerken eenvoudig was, dan werd het wel vaker gedaan. Voor het mkb is samenwerken met de topsector HTSM als spelen in de eerste divisie. De concurrentie op dit niveau is groot en divers. Vertrouwen in de samenwerking is belangrijk en je moet als ondernemer kunnen beschikken over de nieuwste kennis en over onderscheidende productontwikkeling en processen. Met als uitzicht een structurele samenwerking en nieuwe business. Syntens kan dankzij jarenlange ervaring en wijdvertakte netwerken de passende instrumenten en kennis aanreiken. www.syntens.nl/topketenimpuls
SIA Stichting Innovatie Alliantie
45
DEEL 1 HTSM
Lectoren in beeld
Een noordelijke hotspot voor duurzame energie Peter Joore en Bert Plomp, twee Friese lectoren over open innovatie en praktijkgericht onderzoek
46
Thematische Impuls HTSM
SIA Stichting Innovatie Alliantie
47
De laatste jaren is er zowel in de wetenschap als in het bedrijfsleven steeds meer aandacht voor Open Innovatie. Bedrijven wisselen hierbij ideeën met elkaar uit door processen of uitvindingen met andere partijen te delen.
Op NHL Hogeschool in Leeuwarden is Peter Joore de verantwoordelijke lector op dit terrein. Hij ziet in dat nieuwe (technologische) kennis steeds sneller en op steeds meer locaties tegelijkertijd ontstaat. Hierdoor is het onmogelijk om alle nodige knowhow binnen één organisatie te ontwikkelen en liggen de kansen juist in het delen van kennis. Dat geldt bij uitstek voor duurzame energie. Medio 2011 begon Bert Plomp zijn lectoraat Zonnestroom & Vervoer, dat zich richt op de integratie van PV (Photo Voltaic) technologie in woningen en gebouwen en het gebruik van zonnestroom in voertuigen en vaartuigen. Beide lectoren zetten zich op de NHL in voor de Noord-Nederlandse bijdrage aan een duurzame energievoorziening en schone mobiliteit door het doen van praktijkgericht onderzoek en het verzorgen van onderwijs.
niek in de praktijk wordt toegepast. Ik noem dat altijd de T-shaped form of knowledge: Enerzijds heb je echte specialistische dieptekennis, waarbij je als benchmark eigenlijk de hele wereld neemt: wat gebeurt er in China of Australië en wat kun je daar nog aan toevoegen? Onvermijdelijk leidt dit tot een zeer nauwe, specialistische aanpak. Dat is het staande streepje van de ‘T’. De vraag is vervolgens: hoe sluit deze dieptechnologische kennis aan bij de omgeving? Daarvoor is meer generalistische kennis noodzakelijk: het liggende streepje van de ‘T’. De multidisciplinaire aanpak die hierbij hoort
Ik heb eerst onderzoek gedaan naar brandstofcellen en energieopslag. De laatste jaren heb ik me gericht op zonne-energie. Voor zonnestroomtechnologie is praktijkgericht onderzoek ontzettend belangrijk. Europa heeft in PV (Photo Voltaic) onderzoek altijd een voortrekkersrol gehad, en ik denk dat we hard aan de slag moeten om die rol te behouden. Er is een nieuwe fase aangebroken in de ontwikkeling van PV. Er moet gewerkt worden aan integrale systeemontwikkeling, dus aan het zonnepaneel plus alle componenten eromheen. Dat geheel moet optimaal zijn en aangepast aan de toepassing. In Leeuwarden ligt een mooie kans om daar verder aan te werken in samenwerking met ECN.’
Plomp: ‘Juist praktijkgericht onder-
Van artefact naar duurzame maatschappij
Kruispunt van dieptekennis en praktische toepassing
zoek is nu essentieel voor groot-
Joore: ‘Ik kom vanuit een achtergrond als industrieel ontwerper. Na mijn studie in Delft heb ik eerst een tijd in het bedrijfsleven gewerkt. Daarna heb ik in dienst van TNO contractonderzoek uitgevoerd, steeds op het snijvlak van mens en techniek. Ik hecht veel belang aan de manier waarop tech-
Dr. ir. Bert Plomp studeerde elektrotechniek aan de HTS in Rotterdam, technische natuurkunde aan de TU Delft en is gepromoveerd in de fysische chemie aan de VU in Amsterdam. In september 2012 hield hij zijn inaugurele rede vanuit het lectoraat Zonnestroom & Vervoer. Hij is ook verbonden aan het Energieonderzoek Centrum Nederland, waar hij werkte op het gebied van waterstofbrandstofcellen, integratie van zero emission systems in voertuigen, opslag van elektriciteit en aan de integratie van dunne film zonnecellen in gebouwen en bouwproducten. Hij leidde verschillende Europese onderzoeksprojecten en was operating agent voor de International Energy Agency. Vanaf 2003 is hij tevens verbonden als research professor chemical and environmental engineering aan het Illinois Institute of Technology in Chicago.
48
Thematische Impuls HTSM
Bert Plomp
schalige implementatie van zonnestroomtechnologie.’
Dr. ir. Peter Joore is sinds 2008 lector Open Innovatie aan de NHL. Na zijn opleiding als industrieel ontwerper aan de TU Delft werkte hij als productontwerper aan innovatieve producten en diensten, variërend van check-in desks op vliegvelden tot interactieve speelobjecten voor kinderen. Daarna was hij bij TNO verantwoordelijk voor de ontwikkeling en coördinatie van onderzoeksprojecten waarin innovatieve technologie werd toegepast in nieuwe producten, diensten en systemen. Daarnaast is hij actief bij de Design for Sustainability groep van de TU Delft. Hier is hij betrokken bij onderzoek naar duurzame systeeminnovaties waarmee kan worden bekeken hoe de ontwikkeling van nieuwe producten en het verloop van maatschappelijke veranderingen elkaar wederzijds beïnvloeden.
sluit goed aan bij onderzoek op de hogeschool. Mijn lectoraat bevindt zich op een mooi kruispunt van dieptetechnologie en de praktische toepassing daarvan. Mijn werkveld is daardoor veel breder dan in een puur hightech onderzoeksorganisatie. Bovendien kun je op een hogeschool buiten de traditionele hiërarchie van een universiteit werken en dat geeft veel meer vrijheid. En het werkt: in het begin waren we hier met z’n drieën, nu zijn we met bijna twintig lectoren. Als NHL hebben we een aantal speerpunten gekozen, waaronder duurzame technologie. De Hanzehogeschool Groningen had al gekozen voor fossiele brandstoffen, dus kozen wij voor wind en zon. En zo kwamen we via professor Wim Sinke (programmaleider zonneenergie bij ECN, red.), op het spoor van Bert Plomp.’ Plomp: ‘Ik had destijds bij ECN aangegeven wel interesse te hebben in een lectoraat op mijn vakgebied. En dat is dus gebeurd. ECN is een fantastisch instituut, maar ik vind het ook wel een uitdaging om anderen iets te leren. Zelf ben ik ooit begonnen op de LTS en vanuit daar doorgestroomd naar de HTS. Ik vind het leuk om weer op een hogeschool terecht te komen.
DEEL 1 HTSM
Een noordelijke hotspot voor duurzame energie
Plomp: ‘Vanuit mijn onderzoeksveld, Zonnestroom en Vervoer, beperken we ons niet tot de HTSM-topsector. Er is ook veel contact met de topsector Energie en met name het TKI Solar Energy. Logisch ook wel: het ontwikkelen van PV-technologie en de fysieke integratie ervan in producten gaat nauw samen met systeemontwikkeling.’ Joore: ‘Het is wel even van belang dat we een goede definitie maken van het woord “systeem”, in dit verband. Mij gaat het namelijk ook om het maatschappelijk systeem waarin solartechnologie functioneert, niet alleen om het technische systeem. Bij innovatie kan je verschillende systeem- of aggregatieniveaus onderscheiden. Vergelijk het met de gelaagdheid van een mens: die is opgebouwd uit atomen, die samen moleculen vormen en die weer cellen en die weer organen. De organen vormen de mens en de mens vormt weer onderdeel van een breder ecosysteem. Anno 2012 willen we transformeren naar een duurzame maatschappij. Dat is een veranderingsproces op abstract maatschappelijk niveau: door innovatie naar een schone groene wereld. Op een veel praktischer gebied, verschillende niveaus lager, bevinden zich de nieuwe, innovatieve technieken die worden ontwikkeld. Artefacten, zoals een elektrische buitenboordmotor. Een niveau hoger zitten businessmodellen. Bijvoorbeeld een botenverhuurder die kiest voor elektrische bootjes in plaats van dieselmotoren. Bij het volgend niveau kijk je hoe het systeem maatschappelijk in te passen is: elektrische laadstations moet je bijvoorbeeld niet plaatsen bij benzinestations langs de snelweg, maar in de buurt van parkeerplaatsen, omdat accu’s veel tijd nodig hebben om op te laden. Hoe worden artefacten maatschappelijk geïntegreerd, dat is de vraag. ‘
SIA Stichting Innovatie Alliantie
49
Joore: ‘Ik pleit voor Friesland als praktijklaboratorium, een living lab voor baanbrekende experimenten op het gebied van duurzame
DEEL 1 HTSM
energie.’
Peter Joore
Aanspreekpunt voor ondernemers Plomp: ‘Het belang van consumentengedrag wordt vaak onderschat, terwijl dat een ongelofelijk belangrijke succesfactor is. Is dat nieuwe elektrische voertuig wel iets dat de consument wil? Hoe moet je zoiets introduceren in de markt? Hoe gaan netbeheerders reageren? Als je dat goed onderzoekt kun je de resultaten weer terugkoppelen naar de techniek. Het is vooral een kwestie van goed analyseren van vervoersmodaliteiten. Uit het oogpunt van energie en milieu zou je alle vervoer willen elektrificeren, maar wat komt er het eerst in aanmerking en hoe gaan gebruikers reageren? Je moet daarbij drempels weghalen en technische eisen aanpassen aan de wensen van gebruikers. Bij NHL krijgen we heel concrete verzoeken uit de markt. Bijvoorbeeld een dakdekker die hier langs komt, omdat hij weet dat hij binnen een jaar of vijf PV moet gaan integreren in zijn producten. Alleen hoe, dat is dan de vraag. Zo anticiperen we hier op de toekomst. Dat type onderzoek staat dichter bij de praktijk dan fundamenteel of hightech onderzoek dat overigens ook nodig is om weer nieuwe generaties technologie te ontwikkelen.
50
Thematische Impuls HTSM
We zijn in de regio echt een aanspreekpunt voor veel ondernemers. Als je kijkt naar praktijkgericht onderzoek vind ik de driehoek tussen mkb, hogeschool en kennisinstituten cruciaal. De functie voor de hogeschool is om de kennis aan het front van de wetenschap te vertalen naar een antwoord op praktische vragen van met name het mkb. Een prachtige bestaanspositie voor de hogescholen. Joore: ‘Ik merkte bij grote kennisorganisaties zoals TNO dat deze niet altijd in staat zijn om goed te reageren op individuele vragen van mkb’ers. Daar zijn wij als hogeschool beter in, doordat we dichter op de regio zitten, in de haarvaten van de maatschappij. Uiteindelijk is mijn ideaal dat we al die innovatieve technologie effectief kunnen toepassen in de regio, bijvoorbeeld in de vorm van praktijkexperimenten of ‘living labs’. De regio kiest gelukkig steeds meer de weg van de duurzame energie. Kijk maar naar onze Elfstedentocht voor zonneboten, de DONG Energy Solar Challenge. Dat was in 2004 nog een vaag idee, maar inmiddels een internationaal bekende wedstrijd voor Solar Powered Boats.’
Financiering & patenten Joore: ‘Bij NHL willen we ons op dit moment nog niet te veel gaan toeleggen op het verwerven van intellectueel eigendom en patenten. De discussie over IP kan de voortgang van onderzoek enorm belemmeren, waardoor je meer met juridische problemen bezig bent dan met innovatie. Wij zijn hier vrij praktisch ingesteld en houden ons vooralsnog niet bezig met patenten die pas over tien jaar gaan renderen.’
Plomp: ‘Ik merk dat ook grotere bedrijven anders met hun IP en de bescherming daarvan beginnen om te gaan. Die lopen niet alleen meer de weg van de patentaanvraag. Het hangt ervan af waar je in de keten bezig bent. Met fundamenteel onderzoek zit je vooraan in de keten en dan is IP al snel heel belangrijk omdat veel tijd nodig is voor ontwikkeling en terugverdienen. Achter in de keten is de tijdschaal veel korter. Wat financiering betreft: twintig jaar geleden ben ik voor het eerst in Japan betrokken bij een uitwisselingsprogramma op het gebied van brandstofcellen. Daar werd het onderzoeksprogramma volledig bepaald door de betrokken ondernemingen, ook al werd het door de overheid betaald. In Nederland gaat dat anders. In het topsectorenbeleid worden nu de geldstromen iets gebogen en willen we bedrijven meer richting laten geven. Prima. Persoonlijk denk ik dat als er echt een onderzoeksvraag ligt, bedrijf en kennisinstelling elkaar altijd wel zullen vinden. Daar geloof ik meer in dan in opgelegde financieringsconstructies.
De regionale verantwoordelijkheid Joore: ‘We zijn de kleinste brede hogeschool van het land. Tegelijkertijd zijn we wel de grootste kennisinstelling van Friesland. Dat betekent dat je een maatschappelijke functie vervult. Dan kun je je niet alleen beperken tot één richting en zomaar een opleiding ‘deleten’ omdat die niet in de frontlinie van het onderzoek zou staan. Techniek is een van onze belangrijkste speerpunten, waarbij de vraag naar technische studenten overigens flink groter is dan het aanbod.’ Plomp: ‘Enerzijds hebben we een regionale functie, anderzijds willen we ook internationaal meetellen. En, inderdaad: studenten kiezen nog steeds niet massaal voor de technische hoek, alhoewel het idee van werken aan duurzame energie ook bij jongeren steeds meer begint te leven. Maar we moeten nog meer aan de weg timmeren om studenten voor techniek te laten kiezen.’
SIA Stichting Innovatie Alliantie
51
Chris Mombers (STW) ‘Publiek-private samenwerking in onderzoek is een spel dat je moet leren’
Kennisoverdracht tussen technische wetenschappers en gebruikers. Dat is de doelstelDEEL 1 HTSM
ling van STW dat binnen NWO als trekker fungeert voor HTSM. Om dit te realiseren financiert STW programma’s waarbij wetenschappelijke onderzoekers en bedrijven nauw samenwerken. Daarvoor zijn verschillende financieringsinstrumenten in het leven geroepen. Een daarvan is de experimentele Demonstrator Grant waarmee nu ook de deur geopend is voor hogescholen met RAAK-projecten.
‘Toepasbaarheid, dat is het kernwoord’, aldus Chris Mombers, adjunct-directeur van STW. ‘Het gaat dus niet om toegepast onderzoek, maar om toepassingsmogelijkheden. Daarin onderscheiden we ons van TNO. Projectvoorstellen dienen bij STW dan ook uit twee onderdelen te bestaan. Een beschrijving van het plan, voorzien van de wetenschappelijke voordelen, en een uitleg bij welke gebruikers die toepasbaarheid gestalte kan krijgen. Belangrijk is ook dat we ons naast de financiering concentreren op de begeleiding van het onderzoek. Dat gebeurt onder andere door het instellen van een gebruikerscommissie.’ De doelgroep van STW bestaat uit universiteiten en kennisinstituten zoals KNAW-instellingen. Gebruikers zijn over het algemeen bedrijven, maar kunnen ook overheidsinstanties zijn of maatschappelijke organisaties als Natuurmonumenten. Mombers legt uit dat financiering van onderzoek in de topsectoren consequenties heeft voor NWO en daarmee ook voor STW. ‘Het topsectorenbeleid maakt dat publiek-private samenwerking in onderzoek een drijfveer wordt. Universitaire onderzoekers moeten meer rekening houden met wensen van bedrijven. Van bedrijven kunnen zij niet verwachten dat die zich meteen committeren en bereid zijn tot cofinanciering als niet duidelijk is
52
Thematische Impuls HTSM
wat zij daarvoor krijgen. In dat spel van geven en nemen tellen vragen als: hoe zit het met vertrouwelijkheid, mag je kennis weggeven aan andere partijen, leg je het vast in een overeenkomst en vraag je octrooi aan? Bij STW zit dat inmiddels in de genen, maar bij veel andere partijen niet. Juist omdat we in het topsectorenbeleid nauw verknoopt raken met de industrie via de roadmaps en gezamenlijke inspanningen, zullen we dezelfde taal moeten leren spreken. De uitdaging is hoe we in de praktijk de overdracht regelen van kennis en van kenniseigendom. Bij de begeleiding van onderzoek moeten beide kanten bekeken worden. Het mag niet alleen gaan om een interessant promotieonderzoek, maar ook niet alleen om het industriebelang.’ Alle STW-projecten kennen een gebruikerscommissie van geïnteresseerde partijen. De mate van geïnteresseerdheid kan zeer verschillen, vertelt Mombers. ‘Van concreet, waarbij een bedrijf meebetaalt of in-kind bijdraagt, tot vrijblijvend, omdat marktintroductie voorlopig nog niet aan de orde is. Afgezien van directe kennis die uit een onderzoek voortkomt, blijven bedrijven op deze manier ook op de hoogte van de stand van de techniek. En minstens zo belangrijk is het ontstaan van een informeel netwerk waarin met collega’s van andere bedrijven gesproken kan worden over relevante ontwikkelingen.’
SIA Stichting Innovatie Alliantie
53
Illustratie linkerkant Een overzicht van thema’s, belangrijkste programma’s en samenwerking tussen kennisinstellingen. De grootte van iedere cirkel geeft het aantal STW-relaties aan; de afstand tussen cirkels staat voor de frequentie van samenwerking. Bron: STW
functioneren van het landelijke netwerk gaan bepalen. Met een kaalslag tot gevolg op terreinen die voor de toekomst belangrijk zijn. Dat wordt te weinig beseft en daar is een taak weggelegd voor NWO/STW en ook voor SIA.’ Op welke punten kunnen hogescholen en SIA putten uit de rijke ervaring die STW in de loop der jaren heeft opgebouwd? Mombers adviseert hogescholen aan te haken bij bestaande coalities en lectoren zich op te geven voor de gebruikerscommissies. ‘Tegen SIA zou ik zeggen: ontwikkel een valorisation grant. Dat bevordert een cultuur van ondernemerschap, van competitie en kwaliteit. Dat is een spel dat je al doende moet leren. Onderzoekers aan de ene kant en bedrijven aan de andere kant moeten dezelfde gedrevenheid en bereidheid tot samenwerking hebben. Dat is essentieel voor succesvol publiek-privaat onderzoek.’
Mombers volgt de transformatie die hogescholen ondergaan van onderwijs- naar kennisinstelling, maar hij houdt een slag om de arm waar het deelname aan STW-onderzoeken betreft. ‘Bij STW is het de onderzoeker die een idee heeft en daarover met bedrijven praat. Bij hogescholen is het vaak andersom, lectoraten reageren op vragen van ondernemers of publieke diensten. Dat is een wezenlijk andere benadering.’ Onlangs was hij bij de presentatie van Demonstrator, een nieuw financieringsinstrument van STW dat ook openstaat voor hogescholen. Daar bleek dat er nog veel onduidelijkheden bestaan, met name ten aanzien van IPR-vraagstukken. ‘Hoe organiseer je kennisoverdracht? Een hogeschool streeft naar maximale kennisdeling, maar dat is niet altijd de interesse van een bedrijf. Hoe regel je vertrouwelijkheid als een afstudeerder bij een bedrijf zit? Mag een lector alles publiceren over zijn onderzoek? Daar moeten heldere spelregels over bestaan. De industrie moet precies weten wat ze van kennisinstellingen, inclusief het hbo, kan verwachten bij samenwerkingen. Want hier raakt de private sector de publieke. Je kunt niet zomaar alle kennis uit de publieke sector overhevelen naar de private. Er zijn Brusselse
54
Thematische Impuls HTSM
mededingingsregels die daar grenzen aan stellen. Daarom zijn marktconforme vergoedingen soms nodig als je kennis ontvangt van een kennisinstelling.’ Sprekend over de programma’s van STW [zie kader] wijst Mombers op het grote belang van de kennisinfrastructuur. Meestal wordt daar het totaal mee bedoeld van kennisinstellingen en kennisproducenten die allemaal gefinancierd worden. Zelf ziet hij de kennisinfrastructuur meer als een dynamisch netwerk. ‘Samenwerkingen tussen partijen renderen pas als voortdurend doelgerichte combinaties ontstaan. Ik ben bang dat de kennisinfrastructuur in de toekomst te veel vanuit financieringsmotivaties benaderd wordt in plaats vanuit de vraag wat het systeem werkelijk oplevert.’ Als in het topsectorenbeleid op den duur de nadruk te sterk uitgaat naar cofinanciering door bedrijven, dan dreigt volgens Mombers het risico dat een aantal partijen het met elkaar regelt en dat bijvoorbeeld de rol van het mkb verwaarloosd wordt. Of dat partijen wegvallen en bepaalde onderwerpen niet meer aan bod komen. ‘Dan voorzie ik dat financiële motivaties het
OTP Het Open Technologieprogramma (OTP) staat permanent open en is themavrij. Wetenschappelijke kwaliteit en gebruiksmogelijkheden zijn de criteria waarop onderzoeksaanvragen beoordeeld worden. OTP is laagdrempelig en aanvragers zijn alleen bij omvangrijke projecten verplicht voor medefinanciering te zorgen. Bedrijven moeten wel commitment laten zien. Dit kan in de vorm van faciliteiten of inkind steun. Voor deze competitie is 17,5 miljoen euro per jaar beschikbaar.
VALORISATION GRANT Het Valorisation Grant-programma kent twee rondes per jaar. Het programma is een persoonsgebonden subsidie aan ondernemende onderzoekers voor het financieren van innovatieve hightech bedrijvigheid op basis van reeds ontwikkelde kennis. De formule is geënt op het Amerikaanse SBIR-model (Small Business Innovation Research), waarbij in twee fasen publieke financiering wordt verstrekt en de derde fase privaat moet zijn. Het budget bedraagt per ronde 1,5 miljoen euro.
PERSPECTIEF Perspectief is een competitie waarvoor éénmaal per jaar een aanvraag ingediend kan worden voor publiek-private onderzoeksprogramma’s. Perspectief-programma’s kennen vier karakteristieke eigenschappen: het ontwikkelen van nieuwe technologie via een multidisciplinaire aanpak, samenwerking met een netwerk van gebruikers, medefinanciering door private partijen en specifieke activiteiten gericht op valorisatie en ondernemerschap. Verplicht zijn inpassing in actuele Topsector-roadmaps en deelname van minstens drie universitaire kennisinstellingen. Voor deze competitie is per programma maximaal 4 miljoen euro aan STW-bijdrage beschikbaar.
DEMONSTRATOR GRANT Verwant aan de Valorisation Grant is het eind 2012 gestarte programma Demonstrator Grant. Kennis die uit onderzoek voortkomt vindt in sommige gevallen niet meteen een gebruiker of startende ondernemer die geïnteresseerd is. Demonstrator is bedoeld voor onderzoeksresultaten die volgens STW voldoende potentieel hebben voor toepassing en marktintroductie, maar waar het zicht op een daadwerkelijke gebruiker nog te ver weg is. Op deze ondersteuning kan een beroep gedaan worden door onderzoekers die hun vinding dichter bij de markt willen brengen. Demonstrator is bij wijze van experiment ook opengesteld voor resultaten uit RAAK-onderzoek dat via hogescholen tot stand is gekomen. Het budget bedraagt per ronde circa 1 miljoen euro.
PARTNERSHIP Partnership is bestemd voor vragen en wensen vanuit het bedrijfsleven. In dit programma, dat het gehele jaar openstaat, werkt STW samen met één bedrijf of een consortium van bedrijven. De kosten worden gelijkelijk verdeeld. Een bedrijf kan een voorstel doen voor wetenschappelijk onderzoek dat een bijdrage levert aan duurzame innovatie. Het programma komt tot stand in overleg met het bedrijf of consortium, waarna een call wordt geopend voor onderzoeksvoorstellen. Deze worden beoordeeld door onafhankelijke deskundigen. STW heeft een budget van 3 miljoen voor enkele Partnerships per jaar.
DEEL 1 HTSM
STW-programma’s
Voor meer informatie over STW-programma’s zie: www.stw.nl/nl/ financieringsinstrumenten
SIA Stichting Innovatie Alliantie
55
Een bevlogen fulltime lector Jan Bernards, Fontys Hogescholen Eindhoven
DEEL 1 HTSM
Over dunne films en functionele materialen
Printed Electronics omvat het ontwikkelen en produceren van elektronische toepassingen door middel van print- en drukapparatuur. Daarbij wordt inkjet printen gebruikt als productiemethode. De combinatie van digitaal printen met elektronica en organische materialen biedt grote kansen en voordelen voor b estaande en nieuwe industrieën. Dit door de uitgebreide toepassings mogelijkheden alsmede de toename van efficiëntie en de vermindering van kosten.
56
Thematische Impuls HTSM
Jan Bernards opereert al meer dan tien jaar midden in het fascinerende veld van kunststoftechnologie en functionele ‘dunne laag’ materialen. Niet alleen figuurlijk: in zijn, aan drie kanten door glas begrensde, werkplek bevindt hij zich midden in zijn lab letterlijk tussen zijn studenten. Gepassioneerd praat hij over zijn lectoraat. Hij was indertijd een van de eersten die fulltime lector werd, in de tijd dat onderzoek langzaam maar zeker in zwang raakte op de Nederlandse hogescholen. ‘Ik kwam uit het bedrijfsleven en was hier voor een dag per week aangesteld. Ik had geen idee wat dat betekende: onderzoek op hogescholen. Het was pionierswerk, maar het idee om de aansluiting tussen hogeschool en bedrijfsleven te gaan verbeteren, sprak me enorm aan. Ik kwam op de juiste plek terecht, want op ons domein, ‘de toegepaste natuurwetenschappen’, was onderzoek altijd al een belangrijke competentie. Mijn studenten kwamen er via stages en afstudeerprojecten van oudsher al mee in aanraking.’ Bernards is van mening dat de aansluiting bij het bedrijfsleven door de instelling van zijn lectoraat verstevigd is. Vanaf het begin heeft hij erop gehamerd dat er bij onderzoek naar nieuwe technieken en toepassingen rekening wordt gehouden met behoeften van het bedrijfsleven. Een goed geoutilleerd laboratorium is daarbij in zijn optiek essentieel. Bij het allereerste begin van RAAK, in 2005, was hij een van de eerste lecotoren die een RAAK-mkb-project indiende op het gebied van ‘plastic electronics’ voor het mkb. ‘We werken waar mogelijk samen met het bedrijfsleven, maar het moet twee kanten op werken. Ik let altijd goed op of we de opgedane
Lectoren in beeld SIA Stichting Innovatie Alliantie
57
‘Een bijzondere en gunstige bij komstigheid is dat die partijen nu ook vaak onderling samenwerken. Er ontstonden zienderogen dwars-
Dr. Jan Bernards studeerde scheikunde te Nijmegen met als afstudeerrichting fysische chemie. Hij startte zijn loopbaan bij Philips Research met onderzoek aan dunne magnetische lagen. Op dit onderzoek promoveerde hij aan de TU Twente bij de vakgroep Technische Natuurkunde en Elektrotechniek. Daarna werkte hij bij Philips aan optische disks, waar hij verder ervaring opdeed met het aanbrengen van dunne lagen op substraten en kunststoftechnologie. Dit werk werd voortgezet bij OTB te Eindhoven, van waaruit hij een dag per week werd uitgeleend aan de Fontys Hogeschool Toegepaste Natuurwetenschappen voor het opstarten van een aantal projecten op het gebied van kunststoftechnologie. In 2005 startte hij het lectoraat Thin Films & Functional Materials, waar o.a. onderzoek wordt gedaan aan organic & printed electronics.
58
Thematische Impuls HTSM
ervaring ook in het onderwijs kunnen gebruiken. Zo hebben we momenteel zeven studenten met een stage of afstudeerproject in het kader van ons huidige RAAK-PRO-project inkjet printen.’ Hij is uitgesproken voorstander van het systeem van TKI’s waarin wetenschappers en ondernemers samenwerken aan onderzoek voor vernieuwende producten en diensten. Hij heeft wel een paar kanttekeningen: ‘Ik ben vanuit mijn lectoraat eigenlijk alleen in het begin betrokken geweest bij gesprekken over de topsectoren Chemie en Hightech Systemen en Materialen. Daarna zijn die een beetje buiten mijn gezichtsveld doorgegaan. Wij vielen toen nog buiten de boot. Bij aanvang van de discussies over de topsectoren werden de hogescholen niet eens genoemd. In de werkgroepen hebben we ons toen wel geroerd en ons geprofileerd. Later werden we er gewoon weer minder bij betrokken, maar ondanks dat blijft het een goede zaak dat we ons gaan richten op een aantal belangrijke gebieden. Ik vind dat we onze krachten moeten bundelen om daar in gezamenlijkheid van te kunnen profiteren.’
Het hiermee samenhangende idee van Centres of Expertise, waarbij hogescholen zich zullen moeten gaan profileren, ligt volgens Bernards bij Fontys wat ingewikkelder dan bij sommige andere instellingen. ‘Bij Fontys, dat geen faculteiten kent, delegeert het College van Bestuur veel strategische verantwoordelijkheden naar de verschillende instituten. Om die allemaal strategisch op één lijn te krijgen is niet eenvoudig, zoveel instituten evenzovele meningen. Bovendien kennen wij bij Fontys de situatie dat de lectoraten onder de instituten vallen en er niet naast staan, zoals op andere hogescholen. Wij zitten dus in een instituut ingebed, dat zelf strategische afwegingen maakt. Overigens is voor elke constructie iets te zeggen. Strategisch is onze situatie wellicht lastiger, maar vanuit het oogpunt van onderwijs weer beter. Fontys start een Centre of Expertise voor hightech systems. Wij zouden daar graag met ons onderzoek op het gebied van materialen bij aansluiten.’
van inkjet printing. We zijn in staat gebleken de industrie te helpen bij de verdere ontwikkeling van printed electronics.’ Als voorbeeld noemt hij het feit dat de vakgroep heeft kunnen vaststellen dat het bewerken van oppervlaktes met bepaalde plasma’s leidt tot betere controle op de structuur van inkjet prints.
Bernards wil – ook na het beëindigen van het lopende RAAK-PRO-project inkjet printing – doorgaan op de ingeslagen weg. ‘Dit project is succesvol en bijzonder, omdat er partijen uit de gehele keten van het productieproces bij betrokken zijn. Aan de hardwarekant het toenmalige OTB Solar BV (tegenwoordig Roth & Rau), met hun printdivisie PixDRO, en InnoPhysics, gespecialiseerd in de ontwikkeling van apparatuur voor het genereren van plasma’s voor lokale oppervlaktebehandeling. Vanuit de materialen NeoDec en de TU/e voor de inkten en wat betreft de applicaties het Holst Centre en OM&T. Bernards: ‘Een bijzondere en gunstige bijkomstigheid is dat die partijen nu ook vaak onderling samenwerken. Er ontstonden zienderogen dwarsverbanden. Dit RAAK-PRO-project was veel breder en succesvoller dan ons eerste RAAK-mkb-project. Dit eerste was meer één op één tussen een bedrijf en het lectoraat. Nu werkt iedereen met elkaar samen.’
Wij hebben nu een goede samenwerking met het Holst Centre op gebied van printed electronics. Ik zou het niet erg vinden als er een TKI zou ontstaan op het raakvlak van het Holst Centre, de betrokken bedrijven, de universiteiten en onszelf. Dat zou een goede ontwikkeling zijn, waar wij uitstekend bij passen. Om het onderzoek op het huidige niveau te kunnen handhaven zijn gesubsidieerde projecten essentieel en moeten we blijven investeren in apparatuur. We moeten dus creatief op zoek blijven naar samenwerking met bedrijven en leveranciers, waarbij wederzijdse voordelen kunnen ontstaan.’
Hij ziet nog meer voordelen: ‘We hebben bij dit project een infrastructuur en kennis opgebouwd en we hebben apparatuur aangeschaft, die we blijvend willen inzetten voor samenwerkingsprojecten en het onderwijs. We zouden graag willen aansluiten bij grote nieuwe of vervolgprojecten op het gebied
Bernards heeft een heel heldere visie op de toekomst: ‘Ik wil de belangen van de bedrijven en het instituut blijvend goed op elkaar laten aansluiten. Bedrijven zijn vaak heel divers bezig op grensgebieden van natuurkunde, chemie, engineering, biomedische ontwikkelingen en anderszins. Ze waarderen het dat onze studenten thuis zijn in verschillende disciplines, gelet op hun grensoverschrijdende behoeften. Ik wil onze kennis en vaardigheden op het gebied van dunne lagen en functionele materialen erbij kunnen blijven betrekken.
DEEL 1 HTSM
verbanden.’
‘Ik denk wel dat wij als lectoraat mede succesvol zijn omdat ik me er als lector fulltime op heb kunnen toeleggen. Met één been in het bedrijfsleven staan en met het andere in het onderwijs betekent dat je vaak in een spagaat terechtkomt, als de belangen van beide partijen niet helemaal parallel lopen. Het is ook helderder ten opzichte van andere bedrijven, onder andere met betrekking tot vertrouwelijkheid van veel opdrachten, dat ik niet bij een bepaald bedrijf werk. Je moet als lector gewoon zorgen voor een goed netwerk in het bedrijfsleven, dat in stand houden en je onderwijsfunctie niet vergeten. Dan krijg je veel van de grond en creëer je een gezonde situatie.’
SIA Stichting Innovatie Alliantie
59
DEEL 1 HTSM
HTM: Voldoende zichtbaar of te abstract? Versterkingsplan noodzakelijk voor mkb
60
Thematische Impuls HTSM
Deelnemers: (van links naar rechts) Aart Willem Benschop Murk Peutz Ger Brinks Albert Konter Jan Bernards Christoph Maria Ravesloot (zittend) Rogier Nijssen Kees Kooijman Roelof van der Meer Tom Bouws
Mkb-manager Industriële Innovatie, TNO Gespreksleider, Syntens Lector Smart Functional Materials, Saxion Manager Knowledge Transfer, M2i Materials Innovation Institute Lector Thin Films & Functional Materials, Fontys Lector Applied Sciences, Hogeschool Rotterdam (HR) Lector Groot Composiet, Inholland Stage/afstudeercoördinator, Avans Business Development Manager, BASF Innovatieadviseur, Syntens
SIA Stichting Innovatie Alliantie
61
‘Als we het hebben over zichtbaarheid, dan ligt daar nog een beGer Brinks (Saxion) heeft een vergelijkbare ervaring. ‘Naast mijn lectoraat heb ik ook een ingenieursbureau. We werken samen met diverse bedrijven en ik merk dat zij zeer bezorgd zijn over de financiering vanuit de grote fondsen die niet meer terechtkomt bij het mkb.’
Christoph Maria Ravesloot, lector aan Hogeschool Rotterdam, heeft wel gemerkt dat in de houding van kennisinstellingen en ondernemers het nodige veranderd is. Veel meer wordt gezocht naar samenwerkingen.
Voor TNO hebben de topsectoren geleid tot een verdere focussering, zegt mkb-manager Aart Willem Benschop. ‘Als je specifiek naar materialen kijkt, zie je dat de toepassing van materialen leidend wordt, maar dat het brede materiaalonderzoek onder druk komt te staan. Het wordt steeds lastiger al die vragen uit mkb-hoek te beantwoorden. Gelukkig hebben we voor 2013 de middelen voor het mkb veilig kunnen stellen. Dat is belangrijk, wnt er zijn subsidies verdwenen en het IPC is uitgekleed. Dat geld ligt nu bij de topsectoren maar wat daar precies mee gebeurt is nog niet duidelijk. Het zou goed zijn als er een regeling kwam die de toegang tot kennisinstellingen laagdrempeliger maakt.’
De regio Oost-Nederland is daar een mooie illustratie van. Onderwijsinstellingen, bedrijven en provincie hebben de handen ineengeslagen en gekozen voor het thema HTSM. Ger Brinks, lector bij Saxion, ziet die krachtenbundeling en het ontstaan van expertisecentra als een direct voortvloeisel van het denken in topsectoren. ‘Dat heeft een grote impact, omdat kenniscentra zich op een andere manier zijn gaan structureren en organiseren.’ Jan Bernards heeft het idee dat Fontys zich op de bijeenkomsten voor hogescholen in het kader van HTSM beter heeft kunnen profileren. ‘Aanvankelijk werd alleen gesproken over universiteiten, alsof zij de enige zijn die onderzoek doen. Wij hebben duidelijk kunnen maken dat dit ook gebeurt op hogescholen. Jammer is alleen wel dat de hogescholen toch minder betrokken zijn geweest bij de discussies over de TKI’s.’
Twee jaar topsectorenbeleid. Veel is in gang gezet, maar wat heeft het tot nu toe concreet opgeleverd? In een ronde tafelgesprek met diverse partijen uit de materialenhoek lopen opvattingen, ervaringen en verwachtingen soms sterk uiteen. Lectoren benadrukken geslaagde samenwerkingen met bereidwillige mkbbedrijven. Mkb’ers zelf zien financiële hobbels en ondoorzichtige Europese projectaanvragen.
62
Thematische Impuls HTSM
Kees Kooijman benadrukt vooral de schakelfunctie die hogescholen inmiddels vervullen, zowel tussen kennis en toepassing binnen het mkb als tussen toegepast en fundamenteel onderzoek. ‘Avans heeft aan diverse RAAK-projecten deelgenomen en ook enkele samenwerkingsverbanden opgezet met Wageningen. Ook op die manier is het topsectorenbeleid vorm aan het krijgen.’
Daar is een belangrijke rol weggelegd voor Syntens, onder meer via de inrichting van het mkb-loket. Accountmanager Tom Bouws legt uit dat dit loket bedoeld is om het mkb mee te laten profiteren van ontwikkelingen
Biopolymeren Uit het RAAK-project Biopolymeren van Fontys Hogeschool Toegepaste Natuurwetenschappen en Avans Hogeschool is onder andere een platform van 40 bedrijven en instellingen gevormd binnen het snel groeiende en uitdagende vakgebied biomaterialen. Het project heeft maatschappelijke, milieu- en grondstofvraagstukken op adequate manier opgepakt.
Rogier Nijssen sluit zich daarbij aan. ‘Bij Inholland wordt veel beter gelet op strategische profilering, onderzoeksbeleid en mogelijke aansluitingen op thema’s binnen het topsectorenbeleid. Publiek-private samenwerking zit echt al in het DNA van de lectoraten.’ Maar evenals zijn collega-lectoren kan hij zich niet aan de indruk onttrekken dat er nog altijd een diepe kloof gaapt tussen mkb en het topsectorenbeleid.
Ongekende mogelijkheden van inkjet printen De laatste jaren worden er steeds meer mogelijkheden ontwikkeld met inkjetprinters. Jan Bernhards, lector Thin Films & Functional Materials, onderzoekt in het RAAK-project Inkjet Printen nieuwe toepassingsmogelijkheden. Hierbij staan het verbeteren van de inkjetprinters en printkoppen en het toepassen van nieuwe materialen in inkt – zoals nanodeeltjes en polymeren – centraal.
Mkb-versterkingsplan
Biologisch afbreekbare verf, kwasten en garens Het Saxion lectoraat Smart Functional Materials van lector Ger Brinks is in 2010 samen met elf bedrijven en drie universiteiten een project gestart om biobased pigmenten, verven, kwasten en garens te ontwikkelen. Doel is om concrete productconcepten op te leveren, die de komende jaren de markt kunnen gaan veroveren.
Die scepsis wordt gedeeld door Albert Konter, manager bij M2i Materials Innovation, een publiek-private samenwerking van de Nederlandse overheid, universiteiten en bedrijven. Hij vertelt dat M2i in de afgelopen jaren met zo’n 350 bedrijven projecten heeft gedaan. Daaronder ook veel mkbbedrijven. ‘Ik ben blij met de topsector HTSM, maar door de enorme bezuinigingsoperatie vrees ik dat het contact met mkb-bedrijven zal verdwijnen, omdat er geen cofinanciering meer is.’
langrijke taak, voor Syntens maar VOORAL voor de hogescholen zelf.’
en ambities van de topsectoren. Via het maken en schakelen van kennis en het organiseren en programmeren van kennisvalorisatie. ‘Een van de maatregelen is het ombouwen van geld uit de IPC-regeling naar een mkbversterkingsplan. Een pakket aan regelingen met onder andere vouchers, bijdragen voor technische haalbaarheidsstudies, kenniswerkersregelingen et cetera.’
In-kind of PPS
DEEL 1 HTSM
Voordat er überhaupt sprake was van een topsectorenbeleid, was er al van alles gaande op het gebied van hightech en materiaalonderzoek. Maar of die topsectoren nu zoveel veranderingen teweeg hebben gebracht in de werkwijze van de lectoren zelf, daar wordt verschillend over gedacht.
Waar allen het over eens zijn, is dat in de relatie tussen hogescholen en mkb de nodige stappen zijn gezet. Daarvan getuigen de vele RAAK-projecten die in de achterliggende jaren gestalte hebben gekregen. Brinks (Saxion) signaleert een grote bereidheid onder mkb-bedrijven om mee te doen in dergelijke projecten. Ook de vraagarticulatie, jarenlang een probleem, wordt steeds helderder geformuleerd, zelfs als er tien bedrijven aan tafel zitten. ‘Een van de grote voordelen van de RAAK-regeling is de mogelijkheid voor het mkb om in-kind bijdragen te leveren. Een andere belangrijke factor is dat de projecten sterk gericht zijn op toepassing. Bij al die projecten komt de vraagstelling voort uit een behoefte binnen de industrie. En de tijdspanne is van dien aard dat het snel resultaat oplevert. Die industriële RAAK-projecten zijn uitermate geschikt voor ons type onderzoeken.’ Kooijman (Avans) is het met deze analyse eens. Ook zijn hogeschool heeft positieve ervaringen met RAAK-projecten. Bij sommige daarvan waren ook andere hogescholen betrokken. Maar hij waarschuwt voor het gevaar dat het topsectorenbeleid voor veel mkb’ers te abstract aan het worden is. ‘En als de herkenbaarheid afneemt, ben ik bang dat we ze kwijt zullen raken.’ Bernards (Fontys) denkt dat dit vooral geldt voor de minder innovatieve mkb-bedrijven. ‘Mijn ervaring is dat je de bedrijven die wel gericht zijn op innovatie veel makkelijker mee kunt krijgen. Daar zie ik niet zo snel een kloof ontstaan.’ Nijssen wijst op het overwegend regionale karakter van de hogescholen. ‘Het grote voordeel voor het mkb is de laagdrempeligheid van lectoraten en hogescholen. Men kent elkaar en bedrijven gaan daardoor makkelijker met studenten aan de slag.’
SIA Stichting Innovatie Alliantie
63
Ombouw hogescholen Op de vraag in hoeverre hogescholen zich anders zijn gaan organiseren antwoordt Kooijman dat Avans, en waarschijnlijk ook andere hogescholen, voortdurend aan het zoeken zijn naar de link tussen onderwijs en toepassing in het bedrijfsleven. ‘Dat wordt zeer gestimuleerd door ons college van bestuur. Enerzijds om studenten dynamisch onderwijs aan te kunnen bieden, anderzijds omdat het onderwijs vaak het geld niet heeft om alles state of the art uit te voeren. Daarnaast hebben we kennisbanken en ondernemerskamers ingericht. In feite één loket waar binnenkomende vragen getrechterd en verwerkt worden. Dat laatste is juist voor het mkb van belang om te zorgen dat er een vervolg aan gegeven wordt.’
Ook Bouws (Syntens) ziet een toenemende bewustwording bij het mkb ontstaan om meer aansluitingen te zoeken. Hij refereert aan de intentieverklaring die mkb-bedrijven vorig jaar ondertekend hebben. ‘Voor HTSM waren dat er ruim 500, althans zolang er in-kind bijdragen mogelijk zijn. Dat aantal daalt op het moment dat er PPS-contracten moeten worden afgesloten en cashbijdragen vereist zijn om in een onderzoek met een kennisinstelling mee te draaien. Bedrijven willen wel profiteren van de kennis, maar beschikken eenvoudigweg niet over voldoende financiële middelen.’
Naijleffect Ravesloot (HR) spitst het toe op de bouwsector waarin hij naast zijn lectorschap ook als ondernemer actief is. Hij constateert dat in deze sector niet op dezelfde wijze tegen innovatie wordt aangekeken als in andere sectoren. De bouw is bijvoorbeeld steeds meer geneigd in te zetten op ketensamenwerking om de supply chain beter te organiseren. Ze zien ook de kwaliteitsbevorderende effecten van deelname in onderzoek van lectoraten. Bovendien beseffen ze hoe belangrijk het is de drempel naar de hogescholen te verlagen, want het kaderpersoneel van bouwbedrijven is voor 80 procent afkomstig van een hogeschool.
‘Het
topsectorenbeleid
is
voor
veel mkb’ers te abstract aan het worden. En als de herkenbaarheid afneemt, ben ik bang dat we ze kwijt zullen raken.’
64
Thematische Impuls HTSM
‘Ik heb gemerkt dat als bedrijven eenmaal aan een RAAK-project hebben deelgenomen, ze dat graag nogmaals doen. Zeker als hun inspanningen binnen afzienbare tijd beloond worden. Want de spin-off is zo interessant. Dat weten ze niet als ze voor de eerste keer meedoen, maar daarna zien ze overal samenwerkingsverbanden ontstaan van bedrijfjes op de achtergrond. Daar hebben ze dus helemaal geen geld voor nodig. En ook geen RAAK-aanvraag, al is dat wel de katalysator geweest. Dat beoogde naijleffect, dat werkt echt. Dus zolang ik als lector via RAAK samenwerking kan stimuleren, dan komen die bedrijven heus wel.’
Europese projecten Brinks vertelt dat Saxion naast de RAAK-projecten ook actief is in Europese mkb-projecten. Die beschouwt hij als interessante uitbreidingen van het portfolio. Het gaat om projecten met andere doorlooptijden en een andere inbedding, waar ook universiteiten bij betrokken zijn. Dat biedt zijn school de mogelijkheid toegepast onderzoek aan te laten haken bij wetenschappelijk onderzoek. Dat brengt Ravesloot (HR) op een recente ervaring tijdens een seminar met mkb’ers uit vier landen. Via Europese subsidies werd gepoogd hen te verleiden met partners uit het buitenland aan de slag te gaan. ‘In de polymerenwereld, met name in de toepassingsgebieden, heerst een enorme drang om als Europa sneller te innoveren dan Azië of Amerika. Uit angst de boot te missen moet de kleine mkb’er ineens in internationale termen denken, terwijl hij helemaal niet kan beoordelen of het wel of niet interessant is subsidies aan te vragen en samen te werken met buitenlandse collega’s.’ Konter herkent dit verschijnsel. Ook M2i is met enkele mkb-bedrijven actief geweest in zo’n Europese projectaanvraag. ‘Zo’n aanvraag duurt een jaar. Dat is voor mkb’ers veel te lang en dus haken ze af. Misschien ligt daar een taak voor Syntens.’
Ravesloot, die voor zijn aanstelling op de Hogeschool Rotterdam ook bij de lectoraten van Avans en Zuyd heeft gewerkt, ziet dat men overal bezig is met een ombouw. ‘Avans heeft een zeer goed alumnibeleid. Zuyd heeft zijn docententeams niet meer gekoppeld aan disciplines, maar interdisciplinaire teams samengesteld die gekoppeld worden aan onderzoek. Plus de verplichting dat docenten ieder jaar 10 procent van het onderwijs moeten vernieuwen. De HR heeft een innovation lab en de RDM-campus met een directeur die bedrijven aantrekt om zich daar te vestigen terwijl de hogeschool studenten ter beschikking stelt.’
Doorgaande leerlijn Gaandeweg ontstaat ook een nieuw type student en afstudeerder. Waar bedrijven zich in het recente verleden nog beklaagden over gebrekkige kennis en capaciteiten van afgestudeerde hbo’ers, daar merken de aanwezige lectoren dat mkb-bedrijven inmiddels inzien dat nieuwe generaties over andere en ook onverwachte vaardigheden beschikken. Ze komen met nieuwe ideeën, hebben meer ervaring met onderzoek en hebben competenties aangeleerd waarmee ze in staat zijn sneller in te spelen op veranderingen en kennis kunnen oppakken in afwijkende situaties of contexten. Extra aandacht verdient nog de zogeheten doorgaande leerlijn. Het inschakelen van afstudeerders bij onderzoeksprojecten kostte Ravesloot (HR) over het algemeen weinig moeite. Maar hij is nog altijd zoekende naar de beste manier om onderzoeksvaardigheden vorm te geven bij minoren en vervolgens ook bij eerste- en tweedejaars studenten.
Bernards legt uit dat Fontys al in het eerste jaar kleine materiaalonderzoeken initieert, om vervolgens in het tweede jaar daar ook afstudeerders bij te betrekken. Bij Inholland wordt in het domein Techniek die doorlopende leerlijn al in het eerste jaar geïntroduceerd. Volgens Nijssen kun je studenten dan al trainen in het formuleren van een vraagstelling en het schrijven van een gestructureerd rapport. Kooijman vertelt dat Avans al in het tweede jaar projecten met het bedrijfsleven organiseert. Die krijgen een vervolg in minorenstructuren en projecten van zes maanden in het derde en vierde schooljaar, gecombineerd met stages en afstuderen. Konter (M2i) wil daar een kanttekening bij plaatsen. ‘Wij schakelen in toenemende mate studenten in, maar waar wij tegenaan lopen is dat lang niet alle studenten voldoende kwaliteit kunnen leveren. Maar je vraagt bedrijven wel om te betalen. Daar zul je goede afspraken over moeten maken.’ Een oplossing daarvoor, zo verklaart Kooijman (Avans), is een in-kind overeenkomst. ‘Bedrijven hoeven dan niet te betalen in ruil voor een zinvolle bijdrage aan het onderwijs. Bovendien moeten we accepteren dat niet alle studenten feeling hebben voor onderzoek. Pik degenen eruit die dat wel hebben en geef de anderen de kans pragmatisch in een bedrijf aan de slag te gaan. Dat is dezelfde discussie als indertijd bij het mbo. Moet iedereen achter de boeken? Dus houd die differentiatie. Dat komt de kwaliteit van onderzoek alleen maar ten goede.’
Zichtbaarheid Veelbelovend is het ontstaan van de Centres of Expertise. Daarover bestaan weinig twijfels. Overal blijken ze hun waarde te bewijzen, hoezeer ook nog gediscussieerd kan worden over inrichting, organisatie en structuur. Tal van invullingen zijn denkbaar. Of ze nu fungeren als laagdrempelig loket voor mkb’ers of als plaats waar bedrijven projectaanvragen kunnen laten schrijven, het zijn in elk geval centra waar hogescholen, bedrijven en kennisinstellingen met elkaar verenigd worden. Ravesloot (HR) verwacht dat binnen al die verschillende processen op al die verschillende niveaus steeds meer Centres of Expertise zullen verrijzen. Het zal de ontwikkelingen, in gang gezet door het topsectorenbeleid, alleen maar zichtbaarder maken.
DEEL 1 HTSM
Benschop licht toe dat vanuit TNO gepoogd wordt mkb’ers in dergelijke projecten mee te nemen. ‘Wij beschikken over de kennis om voorstellen en aanvragen te schrijven. De eerste keer is het moeilijkst. Maar als men inziet wat eruit voort kan komen, loopt het soepeler. Zolang men maar weet dat de hele administratieve afhandeling door ons wordt gedaan.’
Dat is het moment dat Roelof van der Meer, Business Development Manager bij BASF, het woord neemt. ‘Voor mij is dit alles wat hier besproken is geheel nieuw, terwijl ik toch met veel bedrijven contact heb. Afgezien van de bedrijven die betrokken zijn geweest bij RAAK-projecten, denk ik dat het merendeel volstrekt geen weet heeft van wat er gaande is op de hogescholen. Dus als we het hebben over zichtbaarheid, dan ligt daar nog een belangrijke taak, voor Syntens maar vooral voor de hogescholen zelf.’
‘Spin-offs zijn zo interessant. Dat weten bedrijven niet als ze voor de eerste keer meedoen, maar daarna zien ze overal samenwerkingsverbanden ontstaan van bedrijfjes op de achtergrond. Daar hebben ze dus helemaal geen geld voor nodig. Dat beoogde naijleffect, dat werkt echt.’
SIA Stichting Innovatie Alliantie
65
Fotografie: Sander van der Torren
nemersorganisatie voor het midden- en kleinbedrijf in de metaal. Met ruim 13.000 leden in alle sectoren van de metaal en techniek. Deze leden genereren samen een omzet van 20 miljard euro en bieden werkgelegenheid aan ruim 150.000 mensen. De aangesloten bedrijven zijn zeer divers en houden zich bezig met een breed scala aan producten en activiteiten, waaronder metaalwaren, elektronica, engineering, staalbouw en gietwerk.
De Koninklijke Metaalunie ondersteunt het Topsectorenbeleid … en let daarbij goed op de kleintjes
66
Thematische Impuls HTSM
Het door de overheid ingezette Topsectorenbeleid wordt door de Koninklijke Metaalunie van harte onderschreven. De unie stimuleert mkb-bedrijven in de metaalsector om nieuwe technieken, technologieën en materialen in hun bedrijfsvoering toe te passen. Zo worden er themabijeenkomsten op het gebied van nanotechnologie en composietmateriaal georganiseerd en wordt de aandacht gevestigd op ontwerpen en produceren met behulp van 3D-printtechnologie.
De Metaalunie is vanaf 2006 penvoerder van verschillende Innovatie Prestatie Contracten (IPC). Als onderdeel van deze contracten worden subsidies verschaft aan samenwerkende mkb-bedrijven in eenzelfde regio, keten of branche, die een meerjarig innovatietraject uitvoeren. Zo’n samenwerking moet leiden tot succesvolle innovatieve business cases. Door bezuinigingen komt deze regeling sterk onder druk te staan en wordt regelmatig aangepast en versoberd. Zo vindt een verschuiving van het IPC2013-budget plaats naar de Topsectoren. De Metaalunie heeft daarbij gepleit voor een aangepaste regeling, waarbij voldoende budget beschikbaar blijft voor bevordering van innovatie binnen het mkb, ook buiten het gebied van de topsectoren. Het blijft zaak ondernemers te stimuleren om juist ook midtech innovaties uit te voeren, met als wenselijk resultaat dat hier op den duur nieuwe hightech innovaties uit voortkomen. Van het totale budget van 22 miljoen euro werd 7 miljoen euro voor een generiek IPC gereserveerd. Echter, zoals het er nu uitziet lijkt dit budget alsnog te worden wegbezuinigd. De resterende 15 miljoen euro gaat naar de ‘MKB Innovatiestimulering Topsectoren’ en wordt verdeeld over de negen Topsectoren. De Topsector Hightech Systems & Materials (HTSM) krijgt hiervan circa 2,7 miljoen euro. In een op te stellen ‘mkb versterkingsplan’ is er nu de vrijheid om aan te geven hoe het beschikbare budget besteed kan worden binnen de zeven mogelijkheden. Vanuit de Metaalunie gaat (gebaseerd op praktische toepasbaarheid) een sterke voorkeur uit naar Innovatievouchers en een kleinschalige IPC-regeling. Hiermee wordt het innovatieve vermogen van met name het kleine en midden mkb blijvend gestimuleerd en blijft de weg naar de top bereikbaar.
DEEL 1 HTSM
De Koninklijke Metaalunie is de onder-
De Koninklijke Metaalunie vervult zo op verschillende manieren een intermediaire rol tussen het Topsectorenbeleid en het kleine en middelgrote mkb in de metaalsector, steeds met de gedachte dat de beperkt beschikbare middelen zo praktisch mogelijk worden ingezet. Slechts dan kan het gevoerde beleid als ‘top’ worden beoordeeld. www.metaalunie.nl
Daarnaast fungeert de Metaalunie als een schakel tussen kennisinstellingen en mkb-bedrijven. Kennis, ontwikkeld op technische universiteiten en hogescholen, moet zo de weg vinden naar het bedrijfsleven. Mkb-bedrijven kunnen hierdoor hun competenties verhogen en op die manier interessante partnersvoor grotere ondernemingen worden, waardoor ook zij een rol binnen de Topsectoren kunnen gaan spelen.
Aandacht voor financiële druk De Metaalunie vraagt de laatste jaren nadrukkelijk om aandacht voor de specifieke rol van mkb-ondernemers en hun niet bepaald riante financiële positie binnen het Topsectorenbeleid. Naast de generieke fiscale middelen, zoals de WBSO, RDA en Innovatiebox, waarop inmiddels fors is gekort, moet deze groep het hebben van aanvullende mkb-regelingen binnen het Topsectorenbeleid.
SIA Stichting Innovatie Alliantie
67
Deelnemers:
(van links naar rechts)
Henk Kiela Wim Hendriksen (voor) Inge Oskam Erik Puik Bart Meijer (voor) Egbert Stremmelaar Paul d’Hondt Simon Bambach Murk Peutz Henny van Doorne
Lector Mechatronica en Robotica, Fontys Lector Embedded Systemen, Fontys
DEEL 1 HTSM
Lector Technisch Innoveren & Ondernemen, Hogeschool van Amsterdam (HvA) Lector Microsysteemtechnologie, Hogeschool Utrecht (HU) Lector Productie- en Procesinnovatie, Saxion Directeur Eriks bv Innovatieadviseur, Syntens CEO VDL Enabling Technologies Group Gespreksleider, Syntens CEO Centre for concepts in Mechatronis (CCM)
Mechatronica vraagt nieuw type vaklui Bedrijven vrezen te veel onderzoek en te weinig praktijk
68
Thematische Impuls HTSM
SIA Stichting Innovatie Alliantie
69
‘De behoefte die wij voor de komende tien jaar hebben dwingt ons contact te zoeken met het onderwijs. Om een grotere in- en uitstroom bij technische opleidingen te realiseren en een inhoudelijke bijdrage te leveren
Hogescholen opereren in een markt die sterk in ontwikkeling is. Routinematige hbo’ers maken plaats voor innovatieve, multidisciplinair opgeleide professionals. Lectoren moeten hierop inspelen. Bedrijven in de mechatronicasector voorzien personeelsproblemen en onvoldoende aansluiting met hogescholen. Behoeftes worden niet beantwoord en de kloof met de beroepspraktijk groeit. Optimistische lectoren in debat met k ritische CEO’s.
70
Thematische Impuls HTSM
Het is Simon Bambach die al meteen de knuppel in het hoenderhok werpt. Bambach, CEO van de Eindhovense vestiging van VDL Enabling Technologies Group, verklaart dat hij ten opzichte van de topsectoren en het subsidiebeleid het spoor volledig bijster is geraakt. ‘Hoewel wij niet eens een echt mkb-bedrijf zijn, kunnen wij het ons niet zoals Philips en ASML permitteren tijd vrij te maken om deze problematiek te volgen. Bovendien vraag ik me af of het niet veel meer aan de inspanningen van burgemeester Rob van Gijzel en VDL-topman Wim van der Leegte te danken is dat de HTSM-industrie in deze regio geagendeerd is dan aan de discussies rond de topsectoren. Ik ben niet zo onder de indruk van het topsectorenbeleid binnen HTSM. Veranderingen zullen toch echt van het bedrijfsleven zelf moeten komen, van de interactie tussen grote bedrijven en het mkb. Vergeet maar dat het van de politiek komt.’
van de mensen nu, moet in de machines van straks. Daarom is die interactie zo belangrijk en zijn wij alleszins bereid onze verantwoordelijkheid te nemen door promovendi en afstudeerders de gelegenheid te geven hier met ons samen te werken.’ Bart Meijer (Saxion): ‘Ik denk dat we daar al mee bezig zijn. Op de universiteit is inmiddels genoeg kennis aanwezig om intelligente machines te bouwen en als hogeschool zoeken wij op regionaal niveau aansluiting met bedrijven. Binnen mechatronica leiden wij inmiddels een ander type vakman op. Opleidingen zijn veel meer multidisciplinair ingericht, zodat we ook elektrotechnici, werktuigbouwkundigen, chemici en nanotechnici aan boord kunnen halen als dat nodig is.’
Egbert Stremmelaar, director supply chain development bij het industrieel dienstverleningsbedrijf Eriks, antwoordt dat hij in elk geval blij is dat de industrie op de politieke agenda is terechtgekomen. ‘Dat is een gevolg van het topsectorenbeleid. Maar het bedrijfsleven zelf is al vijftien jaar bezig om aansluiting te zoeken bij het onderwijs, omdat we beseffen dat we door de vergrijzing en de uitstroom van belangrijke krachten ook zelf iets moeten doen. In die zin is de HTSM-agenda voor ons niet nieuw. Het heeft eerder een kader geschapen met een wetenschappelijke onderbouwing van wat we toch al aan het doen waren.’
Erik Puik (HU): ‘Mechatronica of Hightech systems is een moeilijk vak. Het mkb heeft daar de handen vol aan. Onze docenten beschikken over heel veel domeinkennis en ze leiden studenten zo op dat we bedrijven die bij ons aankloppen verder kunnen helpen. Dat noemen we verbindende basiskennis. Daarnaast is er ook nog zoiets als vrijgestelde dynamiek. Bedrijven kunnen onmogelijk alle technologische vernieuwingen bijhouden. Wij laten studenten al die ontwikkelingen verkennen. Daarover kunnen we in een maand of zes rapporteren. Zo bespeurden we bijvoorbeeld het robot operating system. We voorzagen dat daarover vroeg of laat door geïnteresseerde mkb’ers vragen zouden worden gesteld. Daar hebben wij dan een antwoord op.’
Simon Bambach (VDL ETG): ‘De behoefte die wij voor de komende tien jaar hebben dwingt ons contact te zoeken met het onderwijs. Ten eerste om een grotere in- en uitstroom bij technische opleidingen te realiseren. Ten tweede door een inhoudelijke bijdrage te leveren aan die opleidingen. Er is nogal wat gaande qua globalisering, techniek en zeker ook productietechnieken. Daarvoor zijn mensen nodig met technische interesse en kennis van de processen daaromheen. We zijn afscheid aan het nemen van een generatie die veertig jaar geleden vanuit het lbo binnenkwam en waarvan we decennialang ongelooflijk geprofiteerd hebben. Vaklieden die na verloop van tijd op hbo-niveau konden denken. Die categorie bestaat niet meer. Veel van die toegevoegde waarde zal vertaald moeten worden naar processen die minder mensafhankelijk zijn dan nu. Dat betekent een ander denkkader. Ik ben nu al in gesprek met machinebouwers over bedieningsmethodes voor mensen met veel minder vaardigheden. Dus de kennis
Henny van Doorne (CCM): ‘Toch is de aansluiting niet goed. Ik zit al een paar jaar in de raad van toezicht van Fontys en vanuit de industrie benadrukken we dat afgestudeerden beter moeten matchen met de behoeften. Mensen die van hogescholen en ook universiteiten af komen, hoe talentvol ook, kunnen niet goed multidisciplinair denken en zijn onvoldoende in staat overzicht in een groot project te krijgen en hun eigen rol daarin. Ik hoor lectoren over dwarsspecialisaties praten. Wij werken met afstudeerders en stagiairs van Fontys en Avans en ik zie een grote kloof tussen wat in de praktijk gevraagd wordt en de kennis van docenten en wat de school produceert. Noch bij docenten, noch bij studenten merk ik enig gevoel voor bedrijfseconomische aspecten. Dat zal door de lectoraten echt opgepakt moeten worden.’
Henk Kiela (Fontys): ‘Je moet bij studenten een open blik aankweken. Je kunt ze niet meer opleiden met kennis waar ze veertig jaar mee vooruit kunnen. Dat vereist docenten met zowel theoretische kennis als kennis over praktische toepasbaarheid. Daarvoor is intensieve samenwerking met bedrijven noodzakelijk. Voor beide partijen een intensief leerproces. Maar naast beter onderwijs hebben we ook méér studenten nodig. Er zijn allerlei activiteiten opgezet rondom bètatechniek. Helaas missen we de boot omdat we ons richten op middelbare scholen, terwijl we al op de basisschool moeten beginnen. Dat moet verwezenlijkt worden via de docentenopleidingen door het vak techniek in die opleiding te verwerken, zoals nu bij Fontys gaat gebeuren. Als je dat doet kun je over vijf jaar het vak techniek op de basisschool in een ander jasje steken.’
DEEL 1 HTSM
aan die opleidingen.’
Egbert Stremmelaar (Eriks): ‘Daar komt nog iets bij. Het avo-onderwijs is zo ingericht dat het appelleert aan de sterke punten van meisjes. Tel daarbij op dat docenten vaak vrouwen zijn en dan heb je vanzelf een dalende instroom van techniekstudenten.’ Inge Oskam (HvA): ‘Wij proberen meer meisjes in de techniek te krijgen door bijvoorbeeld verbindingen te leggen met agrofood, duurzaamheid of gezondheidszorg. Maar het blijft lastig.’ Egbert Stremmelaar (Eriks): ‘Bovendien hebben onderwijsinstituten zich veel te veel geconcentreerd op instroom en numerieke aantallen. Het gevolg is dat afgestudeerden in het bedrijfsleven pas na een jaar bijspijkeren
‘In het onderwijs wordt nog te veel gedacht dat de student de klant is. Nee, het bedrijfsleven is de klant en de student is het product.’
SIA Stichting Innovatie Alliantie
71
‘Er
is
nogal
wat
gaande
qua
globalisering, techniek en zeker productietechnieken.
Daar-
voor zijn mensen nodig met technische interesse en kennis van de processen daaromheen.’
niveau. Dan heb je niet één student die stage komt lopen, maar tien of twintig studenten die ergens mee bezig zijn. Als we een binnenkomende vraag niet kunnen beantwoorden, dan verwijzen we naar andere hogescholen. En als zo’n bedrijf toch blijft komen, kunnen we besluiten er een afstudeer- of stageproject van te maken. Positief voor een student en bedrijven kunnen over goedkope mankracht beschikken. Dan zit je in een heel ander krachtenveld. Dus ik nodig jullie uit: kom binnen via de lectoraten. Ik garandeer je, dan komt alles goed.’ Inge Oskam (HvA): ‘Ik denk wel dat als een bedrijf haast heeft met een project, het zich moet afvragen of ze zich tot een hogeschool moeten wenden. De snelheid van projecten kan niet vanuit het onderwijs gereguleerd worden. Afstudeerders en stagiairs zitten ook vast aan bepaalde termijnen. Sommige zaken zijn misschien beter voor een gespecialiseerd ingenieursbureau.’
goed bruikbaar zijn. Het is aan de lectoraten dat te doorbreken. Zij kunnen de verbindende schakel zijn tussen onderwijs en bedrijfsleven. Waarbij niet vergeten mag worden dat het bedrijfsleven tot doel heeft het maken en verkopen van producten en dus nooit de vervanger kan zijn van onderwijs. Het bedrijfsleven wil echt zijn verantwoordelijkheid nemen, maar dan willen we wel het gevoel hebben dat er geluisterd wordt naar wat wij nodig hebben. In het onderwijs wordt nog te veel gedacht dat de student de klant is. Nee, het bedrijfsleven is de klant en de student is het product.’ Wim Hendriksen (Fontys): ‘Met deze analyse heb ik moeite. Docenten bij ons op school zijn tien, vijftien jaar geleden uit de industrie gekomen en hebben vervolgens de deur achter zich dichtgetrokken. Om die open te gooien zijn de lectoraten in het leven geroepen en doen we praktijkgericht onderzoek. Stages en afstudeerders zijn prachtig, maar docenten worden daar te weinig bij betrokken. Ik zou de industrie willen uitdagen: help ons bij het beter opzetten van dat praktijkgericht onderzoek binnen de lectoraten. Als jullie een geschikt onderwerp hebben – iets wat geen haast heeft maar wel belangrijk is – leg het dan eens bij een school neer. En laat ook docenten zich daarop stukbijten, zodat ze de druk van de industrie meekrijgen. Als docenten daar niks van af weten, leren studenten het ook niet. Daar kunnen jullie bij helpen.’ Egbert Stremmelaar (Eriks): ‘Dat willen we dolgraag. Maar wat ik vaak meemaak is dat opleidingsdagen voor docenten verworden zijn tot vrije dagen. Ik heb daar vele voorbeelden van. Je krijgt ze niet zover een dag naar een bedrijf te komen. Er zijn ook positieve voorbeelden, ik weet het. Maar als je dat wilt doorbreken, zul je minimaal één enthousiaste persoon moeten hebben in de opleiding en één bij een bedrijf. Dan krijg je dynamiek.’ Inge Oskam (HvA): ‘Ik ben met je eens dat het moeilijk is docenten naar stages te sturen. Maar wij zijn al sinds de start van mijn lectoraat bezig verschillende opleidingen met elkaar te laten samenwerken aan praktijksituaties. Die werkwijze is inmiddels geïmplementeerd in het onderwijs. Studenten gaan aan de slag met mensen die een achtergrond hebben in
72
Thematische Impuls HTSM
werktuigbouwkunde, elektrotechniek, technische bedrijfskunde of product design aan de hand van vragen van ondernemers en mkb-bedrijven. Dat blijkt uitstekend te werken. Omdat ze beschikken over kennis op het eigen vakgebied, creatieve denktechnieken en voldoende kennis van andere disciplines. Het is ook een manier om de actuele praktijk naar binnen te halen. Wij organiseren ontmoetingen waarin bedrijven hun opdrachten pitchen en studenten kunnen kiezen wat bij hen past. Dat doen we nu in het tweede en derde jaar en straks ook in het vierde. We proberen dat thematisch in te richten – agrofood, medische technologie, duurzame energie – om meer domeinkennis aan te brengen bij studenten en makkelijker een koppeling te maken met bedrijven en sectoren.’ Erik Puik (HU): ‘Ik wil een lans breken voor de docenten die hier niet aan tafel zitten. Zij hebben hun eigen dynamiek. Het hbo ondergaat een enorme revival, omdat de maatschappij steeds veeleisender wordt. Wij zijn volop bezig met die vernieuwing en dat doen we over de as van het onderzoek. Dat onderzoek vertrekt uit de lectoraten rond allerlei nieuwe onderwerpen die via de topsectoren opnieuw gedefinieerd zijn. Het is allemaal vraaggestuurd, en dat is uitermate sterk. In mijn lectoraat zitten vijf promovendi, dat zijn allemaal docenten. Waar we naartoe willen is een hogere dynamiek in de in- en uitstroom van docenten uit het bedrijfsleven die een paar jaar meedraaien op het hbo en daarna zonder schroom terug kunnen naar de industrie. Zonder dat dat beschouwd wordt als een smet op hun cv. En daar zijn we aardig dichtbij.’ Egbert Stremmelaar (Eriks): ‘Dat ben ik niet met je eens. Juist Hogeschool Utrecht is erg introvert. Het werkveld eromheen, zo’n vijftig bedrijven, wil dolgraag meepraten en dat gebeurt niet. Het klopt dat een onderwijsinstituut iets anders is dan een lectoraat, want daar zit wel die verbindende schakel. Maar het bestuur van het instituut reageert niet. Dan kunnen die docenten nog zo goed zijn.’ Erik Puik (HU): ‘Bedrijven moeten veel meer binnenkomen via de lectoraten. Daar vinden ze multidisciplinariteit. Dat is een ander en ook hoger
Wim Hendriksen (Fontys): ‘Hogescholen moeten ook niet een soort klussenbedrijf worden dat door de overheid gefinancierd wordt. Bovendien word je dan een concurrent van het mkb.’ Henk Kiela (Fontys): ‘Je moet één stap hoger kijken. Als je een bepaald probleem bij meerdere bedrijven signaleert, zouden we als hogescholen met die bedrijven kunnen werken aan kennisopbouw. Toch doe ik geen onderzoek ten behoeve van de industrie. Ik wil wel dat de industrie ervan profiteert en meedoet, maar primair gaat het mij om kennisvermeerdering in het onderwijs zelf. Pas daarna kun je kijken of je kunt werken aan kennisdeling met de industrie. Daarvoor blijken die RAAK-projecten ongelooflijk belangrijk te zijn. Maar je kunt als hogeschool niet altijd reageren op actuele vragen.’ Egbert Stremmelaar (Eriks): ‘Dan kom je op het punt dat je je moet afvragen of je nog kunt appelleren aan de dynamiek die in een mkb-bedrijf gevraagd wordt. De horizon van een gemiddeld mkb ligt niet zo ver en met een beetje flexibiliteit moet je daar als hogeschool toch op kunnen inspelen. Tegelijkertijd wijzen wij het mkb op de voordelen van contacten met een hogeschool die over competenties beschikt die men zelf niet heeft. Daarmee creëer je win-winsituaties.’
Erik Puik (HU): ‘Wij maken onderscheid tussen twee soorten hbo’ers. De routinematige en de innovatieve professional. De laatste heeft misschien wat minder vakkennis, maar kan beter reflecteren op zijn eigen werk en zich nieuwe problemen snel eigen maken. Mensen die mee kunnen groeien met een bedrijf. Dat is essentieel gelet op de grote veranderingen die op nieuwe hbo’ers af zullen komen. Op die categorie zetten wij in tijdens de opleiding. Het onderzoek dat zij doen, blijft altijd praktijkgericht.’ Henny van Doorne (CCM): ‘Jullie hebben het over hbo-studenten die onderzoek doen op verzoek van de industrie. Maar ik heb helemaal geen onderzoekers nodig, ik heb productontwikkelaars nodig. Die krijgen bij ons in het bedrijf vervolgens nog een intensieve training. Dat kóst alleen maar geld. Laat staan dat we uit zijn op het binnenhalen van goedkope arbeidskrachten door samen te werken met stagiairs en afstudeerders.’ Egbert Stremmelaar (Eriks): ‘De angst van het bedrijfsleven is te veel onderzoek in plaats van praktijk. Dat als de HU straks naar de Uithof verhuist, het een soort mini-universiteitje wordt. Daar zitten we in het bedrijfsleven echt niet op te wachten.’ Erik Puik (HU): ‘Universiteiten waren daar ook zo bang voor. Wij bedreigen de universiteiten helemaal niet. Wij blijven absoluut in onze rol.’
DEEL 1 HTSM
ook
Bart Meijer (Saxion): ‘Dat geldt ook voor ons. Saxion heeft nadrukkelijk gekozen voor HTSM als thema om zich te profileren. Techniek kwam op de kaart te staan en het heeft geleid tot het initiatief van een Centre of Expertise samen met Windesheim en de provincie. We hebben een lectoraat mechatronica en sinds twee jaar een opleiding. Er is een Human Capital Agenda en aansluiting met het lokale bedrijfsleven. Dus ik ben optimistisch, we hebben de wind mee en er zit duidelijk meer muziek in dan enkele jaren terug.’
‘Ik nodig bedrijven uit: kom binnen via de lectoraten. Ik garandeer je, dan komt alles goed.’
SIA Stichting Innovatie Alliantie
73
Fact & FigureS
De huidige en toekomstige bijdrage van hogescholen aan de topsector HTSM in kaart gebracht. In het najaar van 2012 heeft SIA de lectoren gevraagd naar hun huidige en voorgenomen activiteiten binnen de sector HTSM. Hier kwamen 22 reacties op met uitspraken over 35 RAAK-projecten. Vervolgens zijn de gegevens van nog eens 35 relevante RAAK-projecten toegevoegd.
HTSM Becijferd DEEL 2
Hogescholen & de topsector HTSM Ook is aan het netwerk van hoger technisch en natuurwetenschappelijk onderwijs (HTNO) informatie gevraagd over onderwijs op dit gebied. Het Netwerk HTNO bestaat uit faculteits-, instituuts- en academiedirecteuren in de hbo-sector techniek. Van de 18 hogescholen die zijn benaderd hebben 15 een enquête ingevuld. De resultaten geven een beeld van praktijkgericht onderzoek en onderwijs van hogescholen op het gebied van HTSM. Ook bieden zij meer inzicht in de samenwerking binnen de kennisketens en de beroepspraktijk. Meer informatie over de RAAK-projecten is te vinden op www.innovatie-alliantie.nl/projectenbank
74
Thematische Impuls HTSM
SIA Stichting Innovatie Alliantie
75
Matrixtafel HTSM
Toelichting
Innovatiecontract 2012: applicatie- en technologiecombinaties binnen RAAK-projecten
Technologies
Bedrijven en kennisinstellingen hebben hun gezamenlijke ambities verwoord in het Innovatiecontract HTSM 2012. De kern van dit innovatiecontract wordt gevormd door 16 roadmaps afgebeeld in de figuur op de pagina hiernaast. Deze roadmaps zijn het vertrekpunt voor de enquêtes waarop de infographics in deze bijlage zijn gebaseerd.
In het onderzoek van hogescholen is veel aandacht voor het thema Medische Technologie. Gezien het kader van de topsector HTSM zijn de onderzoeksonderwerpen op dit thema opgenomen onder ‘Healthcare’ en de categorie ‘Other aplications’. De visie op de ontwikkelingen op het gebied van Zorg en Technologie zullen onderdeel uitmaken van de Thematische Impuls Zorg.
ICT
Hightech materials
Embedded Systems
Photonics
Mechatronics / manuf
Components / circuits
Nanotechnologies
De roadmaps zijn onderverdeeld in zeven ‘technologies’ en negen ‘applications’ oftewel zeven technologiegebieden en negen toepassingsdomeinen. De roadmaps geven in hoofdlijnen weer wat de technologische en businessuitdagingen zijn voor de komende vijf jaar.
‘Het lectoraat Serious Gaming ontwikkelt mét en vóór de beroepspraktijk. Het vinden van een goede balans tussen de verschillende stakeholders is cruciaal voor het succes van Serious Gaming als enabling technologie.’ Ir. Hylke van Dijk/lectoraat Serious Gaming/NHL Hogeschool
Printing Lighting Solar applications
Healthcare Security Automotive Aeronautics Space Other applications
Technologies
Applications
De technologieën die binnen HTSM centraal staan zijn:
De focus van deze technologieën is gericht op negen toepassingsdomeinen (applications)
1. Nanotechnologie - materiaalbewerking op zeer kleine schaal 2. Components/circuits - productie van geïntegreerde schakelingen en hardware componenten 3. Mechatronics/manufacturing - integratie van elektronica en mechanica en hoge precisie fabricage 4. Photonics - technologie om (laser)licht op te wekken, te versturen, te detecteren en te schakelen 5. Embedded systems - functionaliteitsbepalende hardware/software systemen in producten 6. Hightech materialen - vezels, polymeren, coatings, metalen, hybride, self-healing, bio- en nanomaterialen 7. ICT - computers, software, internet, (data)communicatie, dwarsdoorsnijdende thema
Meer informatie Scan de QR-code om de complete SIA-projectenbank online te bekijken
1. Semicon Equipment - miniaturisering, optische, draadloze, supergeleidende, sensor/actuator en zelfvoorzienende technologie 2. Printing - grafisch industrieel ‘printen’ van elektronica, zonnecellen, beeldschermen, voeding, 3D-structuren, diagnostica en weefsels 3. Lighting - verlichtingscomponenten, apparaten en materialen, integratie, lichtoplossingen en diensten 4. Solar - photovoltaïsche technologieën zowel op substraat van silicium als halfgeleiders op dunne film 5. Health Care - innovatie van gezondheidszorg in huis en institutioneel via diagnostica, interventies en therapie 6. Security - belangenbeveiliging voor mensen, middelen en maatschappij tegen onjuist handelen, incidenten, crises en rampen 7. Automotive - slimme mobiliteit, slimme voertuigen op slimme wegen, energie-efficiënte voertuigen 8. Aeronautics - Luchtvaartstructuren, motor subsystemen, componenten, onderhoud, vliegtuigsystemen en concepten 9. Space - geavanceerde ruimtetechnologie, instrumenten, systemen en componenten, applicaties en diensten
HTSM Becijferd DEEL 2
Semicon equipment
Bron: lectoren enquête (70 projecten)
76
Thematische Impuls HTSM
SIA Stichting Innovatie Alliantie
77
Aantal projecten & samenwerkingen
Draagvlak voor de HTSM roadmaps
Huidige samenwerking versus voorgenomen samenwerking
De vier belangrijkste samenwerkingspartners, aangegeven door de lectoren, komen overeen met de top vier van kennisinstellingen met de meeste aansluiting op de HTSM roadmaps. Zie figuur ‘Draagvlak voor de HTSM roadmaps’. Bron: lectoren enquête, op basis van respons van 22 lectoren over 35 projecten.
In de grafiek is aangegeven hoeveel HTSM roadmaps de universiteiten en kennisinstellingen hebben ondertekend. Door de roadmap te ondertekenen, geven de kennisinstellingen aan bijzondere aandacht te besteden aan de onderzoeksthema’s genoemd in de roadmap. Dit betreft zowel fundamenteel als toegepast onderzoek. Bron: HTSM Roadmaps.
Volle kleuren geven de huidige samenwerkingen aan, de zachte kleuren de voorgenomen samenwerking. Bron: lectoren enquête (respons van 22 lectoren over 35 projecten)
UT
TNO
80% 60% 40% 20%
TU Delft
0%
TU/e
Andere hogescholen
TU/e
TU Delft
Nauwelijks
UTwente
WUR 0 Fontys HAN
2 Hanze HvA
4
6 KABK NHL
8
10
12
14
Saxion Zuyd
Bron: lectoren enquête, op basis van respons van 22 lectoren over 35 projecten
SRON ESI
80% Holst Centre
60%
AMOLF
Totaal
46
RAAK AgentschapNL Provinciaal EL&I Polymer Innovation Program
35 6 3 1 1
Publieke instellingen
Bedrijfsleven
Altijd
Internationale samenwerking op het gebied van (praktijkgericht) onderzoek
ASTRON
Financieringsbronnen van onderzoeksprojecten hogescholen genoemd in enquête. Bron: lectoren enquête, op basis van respons van 22 lectoren.
Vaak
Mbo-instellingen
RUG UU
Financiering / (subsidie)regeling
Soms
Universiteiten
Dr. drs. ir. Christoph Maria Ravesloot / Innovatie Bouwproces en Duurzaamheid / Hogeschool Rotterdam
40%
NLR
20%
STW
0%
WUR RU Nijmegen 0
2
4
6
8
10
12
Alleen nationaal
Alleen internationaal
Huidige projecten
Voorgenomen projecten
Beide
14
Classificatie praktijkpartners Bron: lectoren enquête, op basis van respons van 22 lectoren over 35 projecten
‘Met ons lectoraat willen wij bijdragen aan het terugbrengen van het tekort aan hoog opgeleide en breed georiënteerde vakmensen voor mechatronica en automotive. Dit doen we door gedegen bacheloropleidingen rond Intelligent Vehicle Systems en Intelligent Transport Systems aan te bieden.’
‘Wij dragen bij aan het implementeren van samenwerkingsvormen die tot top innovatieteams leiden. Wij maken daarmee de ‘softe zijde’ van engineering harder dan techniek.‘
Het lectoraat Thin Films & Functional Materials onderzoekt hoe met verschillende dunnefilmtechnieken (waarbij veelal hightech systems worden toegepast) functionele materialen kunnen worden aangebracht voor het realiseren van nieuwe toepassingen.
HTSM Becijferd DEEL 2
TNO
Dr. Jan Bernards / Lectoraat Thin films & functional materials
Componentleverancier 7,4% Sub assemblage toeleverancier 11,8% OEM 35,3% Systeemontwikkelaar 45,6%
Henk Lupker / Lectoraat Automotive control / Fontys Hogescholen
78
Thematische Impuls HTSM
SIA Stichting Innovatie Alliantie
79
Centres of Expertise
HTSM:
Centres of Expertise (CoE) zijn publiek-private samenwerkingen die zich richten op sectoren die voor het welzijn en de welvaart van Nederland van groot belang zijn.
Factsheet topsector De topsector Hightech Systemen en Materialen (HTSM) is een essentiële motor en aanjager van de Nederlandse economie. HTSM levert technologische producten en diensten voor toepassingen in alle andere topsectoren. De topsector biedt sleuteloplossingen voor maatschappelijke uitdagingen in onder meer energie, gezondheidszorg en mobiliteit.
aantal bedrijven
Totaal wereld
188.830
werkzame personen
64.120
Volle kleuren geven Nederland aan, de zachte kleuren de totale wereld. Bron: Agentschap, NL, NL Octrooicentrum
94,9
aandeel Nederlandse aanvragen wereldwijd
gemiddelde jaarlijkse groei in procenten
aan waarde van geproduceerde goederen
10%
10%
0%
0%
miljard
41
miljard
HTSM Centres of Expertise
aan geschatte waarde voor de export
17.231 41.458 12.711 23.487
Hogescholen 9.114 23.947 5.971 2.436
legenda Life Sciences & Health Chemie Water
Hogeschool van Arnhem en Nijmegen Hogeschool Rotterdam
2,58
Stenden
miljard
aan R&D-onderzoek binnen bedrijven 4.553 11.228 3.245 12.639
miljard
aan toegevoegde waarde
legenda
80
Fontys
Saxion
Agri & Food Tuinbouw en Uitgangsmaterialen Hightech Systemen en Materialen Energie
31,6
Een aantal van de CoE’s richt zich op HTSM. Deze staan vermeld op het bovenstaande kaartje. Hierin worden de hogescholen aangegeven die deelnemen in een CoE in de sector HTSM of met raakvlakken aan deze sector.
63 157 42 181
7.620 10.020 1.480 45.010
Nederland
5.900
444.000
Interpretatie van gegevens over ruimtelijke spreiding van vestigingen in de topsector HTSM. Bron: pbi.nl / cbs.nl
HTSM Becijferd DEEL 2
aantal octrooiaanvragen
Een of meerdere hogescholen werken hierin samen met kennisinstellingen, bedrijven en publieke instellingen. In 2012 werden hogescholen uitgenodigd in hun prestatieafspraken met het ministerie van OCW voorstellen op te nemen voor de oprichting van nieuwe CoE’s. Naast de drie bestaande CoE’s werden 18 voorstellen voor Centres gefinancierd met elk één miljoen euro.
Voornaamste clusters van vestigingen in de topsector HTSM
Thematische Impuls HTSM
Metaalindustrie
7.620 10.020 1.480 45.010
Vervaardiging van transportmiddelen
Zuyd Hogeschool
Automotive Centre of Expertise (ACE) - HAN Chemelot Innovation and Learning Labs (CHILL) - Zuyd Productietechniek en materialen - Fontys Centre of Expertise Smart Polymeric Materials - Stenden Expertisecentrum - Saxion Centre of Expertise TechniekOnderwijs - Saxion
2,58 miljard is +/- 8% van de toegevoegde waarde. Binnen de vervaardiging van machines en apparaten is dit zelfs16% van de toegevoegde waarde. Bron: CBS kerncijfers 2010, Monitoren Topsectoren
Vervaardiging machines en apparaten
Windesheim
Overig
SIA Stichting Innovatie Alliantie
81
HTSM in beeld
Onderzoek van hogescholen geplaatst in de HTSM roadmaps Dit betreft lopende en afgeronde RAAK-projecten (peildatum 2012) Applicatie
Penvoerder
sem
prt
lgts
sol
hlts
sec
Technologie aut
aer
spcn nan
cir
mec
pho
emb htm
ict
Avans Design Academy Eindhoven Fontys Hanzehogeschool Groningen Hogeschool der Kunsten Den Haag Inholland Hogeschool Leiden HRO
HTSM Becijferd DEEL 2
HU HvA HAN Windesheim Zuyd Hogeschool NHL Hogeschool NHTV int. hoger onderwijs Breda Saxion Bron: lectoren enquête (70 projecten) De HKU ontbreekt, omdat het geen HTSM-projecten heeft (wel bevraagd voor de HTNO-enquête). Het lectoraat Nanotechnologie en Mechatronica bij Saxion is in ontwikkeling. legenda: Applicatie sem Semicon Equipment prt Printing lgts Lighting
sol Solar hlts Health Care sec Security
aut Automotive aer Aeronautics spcn Space
legenda: Technologie nan cir mec pho emb htm ict
Nanotechnologie Components / circuits Mechatronics / manufacturing Photonics Embedded systems Hightech materialen ICT
We are Van Frankenhuyzen b.v.
Hightech industrieslijperij Van Frankenhuyzen ontwikkelt en produceert verspanende diamantgereedschappen voor onder andere lucht-, ruimtevaart- en automotive-industrie.
Voor een uitleg van de Applicaties en Technologieën zie pagina 77
82
Thematische Impuls HTSM
SIA Stichting Innovatie Alliantie
83
Fontys HKU HU
Saxion Zuyd Hogeschool Hanzehogeschool Groningen HAN
e
ve
Dr. Annelies de Jeu / Programmamanager Onderzoek HAN
gi
tie va
En
Hogescholen
no
Aeronautics Automotive Healthcare Lighting Printing Security Semicon Equipment Solar Circuits and components Embedded systemen HTM ICT Mechatronics Nano Photonics
Zo rg TS en M Te Te ch ch no ni Au ek lo gi to ond e m e C ot r w he ive ij s m O ie syst ve em ri s O ge: ve W rig at Pr e: er od SE u H ctie ECE ea lth tech In y A ni te e ra gin k C ctie g re at ve Lo ief med gi / IC ia st ie T k
Haagse Hogeschool
Het lectoraat ontsluit hightech tools voor het mkb. Zo draagt het bij aan de human capital agenda voor de HTSM, door hoogwaardige bacheloren masteropleidingen krachtig te ondersteunen.
HRO
HTSM Becijferd DEEL 2
NHL Hogeschool
Verwachte impact op onderzoek door Centres of Expertise (HTNO-enquête)
In de onderstaande grafiek is de verdeling van de HTSM roadmaps over het (HTNO) onderwijsaanbod per hogeschool weergegeven. De indeling van het onderwijsaanbod in de roadmaps is gebaseerd op de resultaten van de HTNO-enquête. Zuyd Hogeschool Inholland HvA Saxion Fontys NHL Hogeschool Haagse Hogeschool HAN HRO Hanzehogeschool Groningen HU Avans Hogeschool Zeeland Windesheim Stenden Hogeschool Hogeschool voor de Kunsten Utrecht
HRO
Het netwerk van hoger technisch en natuurwetenschappelijk onderwijs (HTNO) is om informatie gevraagd over onderwijs op het gebied van HTSM. Het Netwerk HTNO bestaat uit faculteits-, instituuts- en academiedirecteuren in de hbo-sector techniek. Van de 18 hogescholen die zijn benaderd hebben 15 een enquête ingevuld.
er
HTSM opleidingsaanbod per hogeschool (HTNO-enquête)
Hogescholen
HTNO-enquête
H
HKU Stenden Hogeschool Windesheim Hogeschool Zeeland Avans HU Hanzehogeschool Groningen HRO HAN Haagse Hogeschool NHL Hogeschool Fontys Saxion HvA Inholland Zuyd Hogeschool
In
ICT Mechatronics Embedded systemen Healthcare HTM Automotive Solar Printing Photonics Circuits & components Security Nano Lighting Aeronautics Semicon equipment
Verwachte impact op onderwijs door Centres of Expertise (HTNO-enquête)
no v En atie er ve g Zo H ie rg TS en M Te Te ch ch no ni Au ek lo gi to ond e m e C ot r he ive wij s m O ie syst ve em ri s O ge: ve W rig at Pr e: er od SE u H ctie ECE ea lth tech In y A ni te e ra gin k C ctie g re at ve Lo ief med gi / IC ia st ie T k
In de onderstaande grafiek is de verdeling van het (HTNO) onderwijsaanbod over de HTSM roadmaps gegeven. De indeling van het onderwijsaanbod in de roadmaps is gebaseerd op de resultaten van de HTNO-enquête.
In
Hogeschool aanbod per HTSM roadmap (HTNO-enquête)
Fontys HKU HU NHL Hogeschool Saxion Zuyd Hogeschool Hanzehogeschool Groningen HAN Haagse Hogeschool HvA Meer infomatie over Centres of Expertise op pagina 81
84
Thematische Impuls HTSM
SIA Stichting Innovatie Alliantie
85
Culturele instelling int. Gemeente / Overheid Intermediairs (KvK, Syntens) 193
Mkb
58
915
Mkb int.
In 70 RAAK-projecten in de sector HTSM nemen 1261 unieke organisaties deel, sommige organisaties nemen deel in meerdere projecten zodat er in totaal 1680 deelnemersrelaties zijn.
Po, vo en mbo Samenwerkingsverband Samenwerkingsverband int. Ziekenhuis / zorginstelling 915
Uit welke organisaties bestaan deze RAAK-netwerken? Uiteraard zijn dit organisaties die opereren in de Gouden Driehoek: onderzoek, onderwijs en werkveld. De twee figuren hiernaast geven een verdere uitsplitsing van betrokken organisatietypen. De bovenste figuur geeft de verschillende soorten organisaties weer in het werkveld. De figuur daaronder laat de organisaties binnen de kennisketen zien. Ook wordt een uitsplitsing gemaakt naar de rol die de organisatie vervult: consortium-, project- of netwerklid. De internationale partners worden apart weergegeven.
Samenstelling netwerk, kennisketen Aantal deelnemersrelaties. Bron: SIA-projecten database. Hogeschool Kennisinstelling Kennisinstelling int. TNO Universiteit Universiteit int.
Meer informatie Scan de code voor een overzicht van alle RAAK-projecten of kijk op www.innovatie-alliantie.nl/projectenbank
86
Thematische Impuls HTSM
Consortiumlid
Projectlid
a ed ol
Culturele instelling
Netwerklid
in
W
H
s
ad bouwkunde ad chemische technologie ad elektrotechniek ad engineering ad ict service management ad ict-beheer ad industrieel product ontwerpen ad systeemspecialist automotive ad technische informatica ad werktuigbouwkunde b advanced sensor applications b applied science b automotive b autotechniek b aviation b bio-informatica b biometrie b bouwkunde b chemische technologie b elektrotechniek b embedded systems engineering b game architecture and design b gezondheidszorg technologie b hbo-ict b industrieel product ontwerpen b industriele automatisering b informatica b information management b information security management b kunst en techniek b luchtvaarttechnologie b mechatronica b mediatechnologie b medisch ingenieur b netwerk infrastructuur design b orthopedische technologie b technische informatica b technische natuurkunde b werktuigbouwkunde m mfa interactive media and environments
an
Branchevereniging int.
og
opleiding
HTSM Becijferd DEEL 2
De projecten vormen elk een eigen netwerk. Opgeteld nemen meer dan duizend unieke organisaties (o.a. kennisinstellingen, publieke organisaties en bedrijven) deel in deze netwerken. Sommige organisaties nemen deel in meerdere projecten.
es
ch Ieder RAAK-project wordt getrokken door een consortium dat bestaat uit onderzoekers, lectoren, docenten en studenten van de hogeschool en/of andere kennispartners die samen met bedrijven werken aan nieuwe, innovatieve projecten.
Branchevereniging
d Fo esh nt eim y H s aa g H se H an z og In eho esc ho ge h ll s oo H and cho l RO ol G ro H U ni ng en H vA H AN H KU H og e Zu sch yd oo l NH Ho Zee g e TV s lan NH Int cho d L ern ol Sa Hog atio xio es na ch le St n oo Ho en l ge de sc n ho
en
Adviesbureau
Av
In de sector HTSM zijn tot nu toe 70 RAAK-projecten uitgevoerd of in uitvoering. Elk project kent een netwerk van kennisinstellingen en bedrijven.
Br
Hogescholen met HTSM opleidingen
Op basis van RAAK/HTSM-projecten. Bron: SIA-projecten database.
ol
RAAK-netwerken in cijfers
Samenstelling netwerk, werkveld
legenda ad associate degree b bachelor m master
Bron: HBO-raad / CROHO
SIA Stichting Innovatie Alliantie
87
Colofon Deze Thematische Impuls is een uitgave van de Stichting Innovatie Alliantie.
Hoofdredactie vanuit Stichting Innovatie Alliantie: Ignace Karthaus en Richard Slotman Bladcoördinatie
Marianne Kroon
Secretariaat
Tanja Tuc
Redactie Marianne Kroon, Murk Peutz, Krikke Special Books: Enno van der Eerden, Ru de Groen, Michiel Haans Data-analyse
Timothy Sealy, Henk de Poot (Novay)
Redactionele en Krikke Special Books, Haarlem grafische realisatie www.krikkebooks.nl Ontwerp
Bob van der Plas Maikel Kersbergen
Over SIA SIA (Stichting Innovatie Alliantie) is een samenwerkingsverband van MKBNederland, VNO-NCW, Syntens, TNO, HBO-raad en Novay. SIA is opgericht om praktijkgericht onderzoek van hogescholen en kenniscirculatie tussen hogescholen, andere kennisinstellingen, het mkb en publieke instellingen te bevorderen. Doel is het innovatief vermogen van mkb-ondernemingen en organisaties in de publieke sector te vergroten. Organisaties en ondernemingen ondervinden beperkingen bij het verkrijgen van kennis die zij nodig hebben om innovaties te kunnen toepassen. Een verbeterde samenwerking tussen hogescholen, intermediaire organisaties en kennisinstellingen kan die drempels slechten. SIA voert de RAAK-regeling uit. Met deze regelingen worden onderwijs en werkveld met elkaar verbonden. In totaal namen aan de projecten 2.556 professionals en 4.274 mkb-ondernemingen deel. Bij ruim 95 procent van de programma’s zijn lectoren betrokken. Het uiteindelijke resultaat is een snelle toepassing van nieuwe kennis door het werkveld. De resultaten van die projecten werken ook door in het onderwijs van de hogeschool. RAAK draagt bij aan een goede kruisbestuiving tussen beroepspraktijk, kennisinstellingen en hogescholen. Bovendien zorgt de wisselwerking tussen deze drie ervoor dat afgestudeerden met vernieuwende kennis en onderzoekend vermogen de arbeidsmarkt op komen. Binnen RAAK zijn er drie regelingen, een gericht op samenwerking met het mkb, een voor projecten met de publieke sector en RAAK-PRO voor vierjarige onderzoeksprogramma’s.
Interviews Enno van der Eerden, Ignace Karthaus, Murk Peutz, Richard Slotman Teksten interviews Enno van der Eerden Fotografie
Bert Strootman
februari 2013 © Stichting Innovatie Alliantie www.innovatie-alliantie.nl
De medewerkers aan deze publicatie hebben een zo groot mogelijke zorgvuldigheid betracht bij het formuleren en redigeren van de Thematische Impulsen HTSM. Toch kan de mogelijkheid niet uitgesloten worden dat in deze publicatie onjuistheden staan. SIA staat open voor kanttekeningen, opmerkingen en aanvullingen en nodigt de lezer daartoe uit.
p/a Prinsessegracht 21 Postbus 10236 2501 HE Den Haag Tel. (070) 312 21 27
[email protected] www.innovatie-alliantie.nl
‘Samenwerking is de grootste bottleneck bij innovatie in de HTSM. Wij dragen bij aan het implementeren van samenwerkingsvormen die tot top innovatieteams leiden. Wij maken de softe kant van engineering harder dan techniek.’ Christoph Ravesloot, RDM Campus Rotterdam