onschendbaar
Heleen van der Kemp
Onschendbaar
2013 de bezige bij amsterdam
Cargo is een imprint van Uitgeverij De Bezige Bij, Amsterdam Copyright © 2013 Heleen van der Kemp Omslagontwerp Wil Immink Design Omslagillustratie © Ayal Ardon / Arcangel Images Foto auteur Billie Glaser Vormgeving binnenwerk Adriaan de Jonge, Amsterdam Druk Bariet, Steenwijk isbn 978 90 234 7849 2 nur 305 www.uitgeverijcargo.nl
Voor Janny
Proloog
In een weelderig gedecoreerde balzaal dansten twee gemaskerde vrouwen wellustig met elkaar. De ene vrouw had een lichaam dat uit ebbenhout leek te zijn gesneden, terwijl de andere een melkwitte huid en vlammend rood haar had. Eveneens gemaskerde en gesluierde mensen liepen langs hen alsof ze niet meer waren dan een levend schilderij. Nonchalant leunend tegen een pilaar in Romeinse stijl nam hij het tafereel in zich op. Hij was gekleed in een zwartleren broek met een fluwelen dieprode cape. Zijn gespierde torso was bloot en geolied. Het donkere haar was met brillantine strak achterovergekamd en de bovenste helft van zijn gezicht was bedekt met een leren masker. Zijn door de zonnebank gebruinde strakke kaaklijn en spierwitte tanden hield hij onbedekt. Daar had hij niet voor niets een fortuin aan uitgegeven, vond hij. Verveeld keek hij weg van de kronkelende vrouwen en liet zijn blik ronddwalen langs de gasten die gehuld waren in capes, dure lingerie en getooid met exclusieve leren of veren maskers. Precies zoals het stond aangegeven op de uitnodiging. Iedereen hield zich aan de dresscode en dat was begrijpelijk: de anonimiteit die een masker bood was hier gewenst. Hij wist wel ongeveer wie er aanwezig waren, maar ook hij kon niet precies zeggen wie wie was. Bij elkaar waren deze mensen zeker goed voor een paar miljard euro en niemand zat erop te wachten dat er iets van wat er onder dit dak gebeurde in de openbaarheid zou komen. Dan zou deze maandelijkse uitspatting snel tot het verleden behoren. Hij
7
moest het aan zichzelf toegeven dat hij daar soms naar verlangde. Er waren dagen dat hij zich zo leeg en verveeld voelde dat hij wilde dat het zou stoppen. Dat hij verlost zou worden uit zijn wereld, die door een gruwelijke spin met kwade draden aan elkaar gesponnen leek. Hij haatte het als deze sombere, destructieve gedachten opborrelden, dus liep hij snel dwars over de dansvloer, waar bezwete lijven langs elkaar heen schuurden, naar de zwartgelakte, glanzende bar die de hele lengte van de zaal besloeg. Het thema van de avond was ‘Water en vuur’ en de zaal was ingericht met fonteinen en vuurhaarden. De ingehuurde modellen dansten en hadden seks tussen het water én het vuur. Buiten stond een brandweerwagen klaar voor het geval er iets mis zou gaan. Hij nam plaats op een met bont beklede barkruk. Vanavond waren er geen specialties gepland, wist hij. Op de paar aanwezige minderjarige meisjes na. Maar de gasten vermaakten zich desondanks prima. Of het nou op de beursvloer, in een boardroom of een operatiekamer was, deze mensen maakten het verschil in de maatschappij. Zij zorgden ervoor dat de wereld draaide. En hoe gek was het dan dat ze daar af en toe iets voor terugnamen? Je kon het beschouwen als een offer. Ja, een offer voor al het goede dat ze deden, dacht hij tevreden, zo zat het. Hij wenkte de naakte bardame, die een masker droeg van bordeauxrode veren. Ze had een waanzinnig mooi lichaam, met borsten die hem stevig en rechtop begroetten. Ter hoogte van haar kruis zat een vijgenblad dat met dunne gouden kettinkjes op zijn plaats gehouden werd. Toen ze heupwiegend naar hem toe liep, bemerkte hij tot zijn plezier het begin van een erectie. Hij voelde zich direct een stuk beter. De laatste tijd moest hij steeds vaker zijn toevlucht nemen tot Viagra en dat stond hem niet aan. Hij had meer en meer stimulans nodig en waar stopte het dan? Veel verder dan hij nu
8
al ging, kon hij niet gaan. De irritatie borrelde weer op en hij schoof onrustig heen en weer. ‘Je weet wat ik wil,’ zei hij nors tegen de vrouw die wulps over de bar heen boog en haar hand over zijn gladgeschoren torso liet glijden. Haar nagels waren puntig en hadden dezelfde kleur als haar verentooi. ‘Ja, meester,’ zei ze lispelend en met een zwaar accent. Haar hand gleed geroutineerd naar beneden en kneedde zijn penis, die direct slap werd in haar hand. Snel trok ze terug en liep met strakke pas richting de drankflessen die op kleur aan de achterwand hingen. Haar billen zouden in een Victoria’s Secret-reclame niet misstaan. Kutwijf, dacht hij, en hij visualiseerde hoe het zou zijn om die stomme kop van haar perfecte romp te scheuren. Hij duwde met zijn gelaarsde voet tegen de bar en draaide zo de barkruk richting dansvloer. Hij gunde het haar niet om zijn avond te bederven, maar zag toen iets wat hem nog meer in de mineurstemming bracht. Een man duwde een mooi meisje de trap op naar de vertrekken boven. Het was een goedgebouwde, jonge kerel, vast zo potent als een hengst. Een steek van jaloezie trok venijnig door zijn lijf toen de bardame op zijn rug tikte. ‘Uw wodka, meneer,’ fleemde ze. Hoorde hij een denigrerend ondertoontje? Met een ruk draaide hij zich om, sloeg een arm om haar nek, trok haar over de bar naar zich toe en beet hard in haar rechterborst. Hij voelde het zachte vlees wijken voor zijn scherpe hoektanden en proefde de bekende, metaalachtige smaak van bloed. Hij liet los en de vrouw gilde kort en hoog. Snel trok hij een briefje van honderd euro uit de zak van zijn broek. Hij stak het haar toe en ze hield direct op met gillen. Ze nam het geld aan met trillende vingers. Met de wijsvinger van haar andere hand maakte ze een ‘kom hier’-gebaar. Hij zuchtte, greep weer in zijn broekzak en gaf haar nog een briefje. Ze pakte het aan, knikte kort en keek hem aan. In
9
haar ogen las hij een mengeling van angst, afgrijzen en minachting. Een dun straaltje bloed liep uit de vuurrode tandafdruk in de perfecte huid. Hard greep hij haar pols en trok haar weer naar zich toe. Ze verzette zich niet. Brave meid, dacht hij. ‘Eyes wide shut, schat, remember?’ siste hij in haar oor. Hij liet haar los, keek haar nog een keer diep in haar blauwe poppenogen voordat hij oploste in de menigte met zijn cape zwierend achter hem aan.
10
Een 20 september
In een twee-onder-een-kapwoning in een rustige woonwijk van Weesp zat de tienjarige Jochem van Dijk op de bank met over elkaar geslagen armen boos voor zich uit te staren. Wat kon zijn moeder zeuren zeg, niet normaal. Waarom was hij altijd degene die Ronja uit moest laten? Zijn zus ging vanmiddag alwéér weg met die vriendinnen van haar en dan kon hij er zeker nog een keer op uit met de hond. Niet dat hij Ronja niet lief vond, ze was zijn maatje, vooral nu zijn zus sinds deze zomervakantie niets meer van hem moest hebben. Alles vond ze stom aan hem en dat was wederzijds. En hij had haar wel door, met haar stiekeme gedoe op de computer en het gefluister aan de telefoon met haar beste vriendin. Ze had gewoon een vriendje en volgens hem was het die gast die zo vaak langs scheurde op z’n lelijke scooter. Stoer hoor, wat een sukkel. Als ze nog een keer zo naar tegen hem deed zou hij het aan papa en mama vertellen. Die vonden het vast niet goed dat ze iets had met een jongen van minstens zestien. Hij glimlachte toen hij dacht aan het gezicht van zijn zus. Ze zou een kop krijgen zo rood als een boei. ‘Jochem, ik vraag het je nog één keer,’ klonk het uit de keuken. Hij sloeg zijn handen over zijn oren en maakte zich klein op de bank. Hij sloot zijn ogen en probeerde zichzelf weg te denken, ver weg van hier, want zo leuk was
11
het niet meer om thuis te zijn. Er was niks meer aan sinds papa aan mama had verteld dat hij iets had met ‘die vieze slet’, zo noemde zijn moeder die mevrouw. Mama liep ’s nachts huilend door het huis en papa was er vaker niet dan wel. Alleen Ronja was nog lief tegen hem. Hij miste vroeger, toen het nog gezellig was en ze met z’n vieren altijd leuke dingen deden. Toen zijn zus nog met hem speelde en papa en mama met elkaar lachten en… De pijn kwam onverwacht en hij gilde het uit. Als een veer uit een balpen schoot hij overeind en staarde zijn moeder geschokt aan. Ze zag bleker dan ooit en in haar rechterhand hield ze Ronja’s riem. Ze had hem geslagen! Hij keek verbijsterd naar zijn arm, waar een vurige streep op verscheen. ‘Ik had je gewaarschuwd,’ zei ze, terwijl ze naar de grond keek en niet naar hem. ‘Je gaat nú.’ Jochems lip begon te trillen en hij rukte de riem uit zijn moeders hand. Hij rende naar de keuken waar Ronja in haar mandje lag. Snel klikte hij de riem aan de halsband en schudde haar wakker. Ze sprong blij kwispelend op en keek hem met haar glanzende zwarte ogen vol verwachting aan. ‘Kom,’ zei hij met een harde stem en veel stoerder dan hij zich voelde. ‘We gaan een heel eind lopen en misschien komen we wel nooit meer terug.’ Boos en tegelijk verdrietig opende hij de achterdeur en liep met Ronja door de tuin richting straat. Daar keek hij naar binnen. Zijn moeder stond nog op dezelfde plek bij de bank, alsof ze een standbeeld was. Even wilde hij terugrennen en zijn armen om haar heen slaan. En zeggen dat hij het wel begreep. Dat het goed was en hij van haar hield. Maar dat deed hij niet, daarvoor deed zijn arm te veel pijn. ‘Loop maar, Ronja,’ zei hij zachtjes, terwijl hij een traan van zijn wang veegde. ‘Alles komt vast wel weer goed.’ Dat had zijn moeder hem altijd verteld, dat alles altijd weer
12
goed kwam. Maar was dat wel zo? Ze had hem nooit eerder geslagen, dat zou ze nooit doen en nu toch wel. Hij wist ineens niets meer zeker en nieuwe tranen welden op. Een kwartier later zat Jochem met Ronja naast zich op het bankje bij de speeltuin. Het was nog vroeg en er was verder niemand. Hij had het koud, zo zonder jas, en hij wreef over zijn arm. Het deed al niet meer zoveel pijn gelukkig, maar het werd vast helemaal blauw. Hij stroopte de mouw van zijn T-shirt omhoog en zag de rode striem die de riem had achtergelaten. Ronja jankte zachtjes en hij aaide haar over haar kop. Ze likte zijn hand. Verscholen achter een boom stond hij op nog geen tien meter afstand naar het jongetje te kijken. Het kind zag er vandaag een tikje verloren uit, daar in zijn eentje op die bank. Hij droeg alleen een T-shirt en die gekke, onafscheidelijke hond lag aan zijn voeten. Niet dat hij er verstand van had, van kinderen, maar de afgelopen week had dit exemplaar een stuk pittiger uit zijn ogen gekeken. Het leek wel of er iets met zijn arm aan de hand was. Hij bleef er maar overheen wrijven, alsof er vuil op zat dat eraf moest. Was dit het moment waarop hij had gewacht? Het kon in zijn voordeel werken, deze onverwachte kwetsbaarheid. Hoe minder weerstand, hoe beter. Dit bleef het moeilijkste onderdeel en ook nu was hij flink zenuwachtig. Het mocht niet misgaan! In opperste concentratie staarde hij naar de jongen, alsof het antwoord op zijn T-shirtje te lezen viel. De speeltuin lag er totaal verlaten bij. Het was nog vroeg, er was niemand te zien. Maar het was nou niet bepaald het platteland of een stil bos. En wat als dat beest het op een blaffen zou zetten? Wat moest hij dan doen? Hij streek met zijn hand over zijn broekzak en voelde de vertrouwde vorm van het mes. Tot nu toe had hij het niet hoeven gebruiken,
13
maar hij wist dat hij niet zou aarzelen. Niets zou hem van zijn droom afhouden. En er was niet veel tijd meer. Wat als er geen beter moment kwam? Wat als het niet zou lukken? Hoe moest het dan verder? Hij keek nog een keer goed om zich heen en nam het besluit. Hij stapte achter de boom vandaan en overbrugde de laatste meters naar het kind, dat met afhangende schouders zijn hond aan het aaien was. Nog drie meter, nog twee… Hij schraapte zijn keel. ‘Dat is een lelijke striem die je daar op je arm hebt, jongen.’
Jochem schrok zich rot en draaide zich met een ruk om. Schuin achter hem stond een man. Shit zeg! Waar kwam die ineens vandaan? De man schrok ook, zag Jochem, maar al snel trok er een brede glimlach over zijn gezicht. ‘Ho, ho, niet zo schrikken, joh,’ zei de man en hij hief zijn armen op alsof Jochem hem onder schot hield. ‘Slecht geweten?’ Jochem trok Ronja dicht tegen zich aan en staarde de man aan. Hij zag er heel gewoon uit. Ongeveer net zo oud als zijn opa, een beetje te dik en hij droeg een geruit hemd. Hij zweette, viel Jochem op en dat vond hij raar, want zo warm was het niet. Moest hij wegrennen? Hij herinnerde zich maar al te goed wat zijn moeder hem had verteld over vreemde mannen. Maar luisteren naar zijn moeder was iets waar hij vandaag dus echt geen zin meer in had. En wat kon er gebeuren? De man zag er aardig en heel normaal uit. En het was wel grappig, hoe hij daar stond met zijn armen zo omhoog. Hij was heus geen zwerver of iemand die drugs gebruikte. Zo’n junk die zijn moeder zo eng vond. Voorzichtig lachte hij terug naar de man en hij gebaarde dat hij zijn armen wel kon laten zakken. ‘Dank je wel, dat is beter,’ zei de man lachend en hij wreef over zijn bovenarmen. ‘Sorry jongen, ik dacht dat je me
14
wel gezien had. Ik ben chauffeur, ik sta hier op iemand te wachten. Kijk, dat is mijn wagen daar.’ Jochem keek in de richting die de man aanwees en zag een grote, donkere wagen met een blauwe nummerplaat staan. Jochem knikte en tilde Ronja op die zachtjes gromde. ‘Sssst meisje,’ fluisterde hij in haar oortje en vervolgens glimlachte hij naar de man die leek op meester Pieter van groep acht. Hij keek toe hoe de man een zakdoek tevoorschijn trok uit de zak van zijn spijkerbroek en ermee over zijn gezicht veegde. ‘Fel beestje heb je daar.’ De man wees naar Ronja. Jochem knikte en zei: ‘Zo is ze altijd als ze iemand niet kent, maar ze doet niets hoor.’ ‘Mooi…’ zei de man nadenkend en nu lachte hij niet. Jochem schrok ervan, hij zag er ineens een stuk minder aardig uit. De man leek het te merken en lachte weer. ‘Mag ik even bij je komen zitten? Even een sigaretje roken?’ Zonder Jochems antwoord af te wachten ging hij naast hem zitten. Jochem schoof een stukje op om de man meer ruimte te geven. Uit zijn borstzak haalde de man een baal shag en hij begon een sigaret te rollen. Grappig, dacht Jochem, dat deed meester Pieter precies zo. Hij keek naar de vaardige vingers van de man. Roken was slecht, maar toch had het iets gezelligs. Jochem ontspande een beetje en trok zijn T-shirt wat verder over de striem op zijn arm. Daar wilde hij niet over praten, met niemand, ook al leken ze nog zoveel op meester Pieter. Ronja vond het nog steeds niks en gromde zachtjes. ‘Fijn zo, jongen,’ zei de man, die ineens heel erg om zich heen begon te kijken. De net gerolde sigaret stak hij niet aan, maar deed hij achter zijn oor. Jochem keek hem vragend aan.
15
‘Wat is er, meneer?’ ‘Niets, jongen,’ was het antwoord, terwijl de man zijn zakdoek weer tevoorschijn trok. In zijn andere hand had hij ineens een flesje. ‘Ik heb astma. Dit is mijn medicijn.’ Jochem zag hoe de man vliegensvlug het flesje opendraaide en het omdraaide op de zakdoek. Hij keek gefascineerd toe en net toen hij bedacht dat dit toch wel heel vreemd was, sloeg de man een arm om hem heen en duwde de doek vol in zijn gezicht. Hij wilde schreeuwen, hij hoorde Ronja grommen, en… De jongen zakte als een lappenpop ineen en leunde zwaar tegen hem aan. Hijgend haalde hij adem en de adrenaline schoot door zijn aderen. Het was verdomme gelukt. Maar nu? Hij moest snel handelen. Hij keek over zijn schouder en zag verderop een vrouw lopen. Nog ver genoeg van hen vandaan, maar toch. Ergens startte een auto. Shit. Wat een risico. Het zweet liep in zijn ogen en het gewicht van het kind drukte steeds zwaarder tegen hem aan. En die rothond bleef maar grommen. Hij schopte naar het beest, maar dat maakte het alleen maar erger. Kon hij het doodsteken? Hij overwoog het, maar besloot het niet te doen. Want wat nou als hij niet in één keer raak stak en dat beest de hele buurt bij elkaar jankte? Dan had hij pas echt een probleem. Hij keek opnieuw om zich heen. Oké, nu dan, sprak hij zichzelf toe. Nu of nooit. Hij draaide zich naar het kind toe en schoof zijn handen onder de oksels. Vervolgens stond hij op en tilde het kind van het bankje af. Hij trok het dicht tegen zich aan als een opa die zijn slapende kleinzoon koestert. Het was een stevig ventje en het dode gewicht trok aan al zijn spieren. ‘Stt, rustig,’ siste hij tegen de blaffende hond. Het was maar een klein geval, maar verdomme, wat een fel ding. Rotbeest, had hij nou maar een worst of zo bij zich gehad.
16
Zo snel hij durfde liep hij met het kind naar zijn wagen. De hond volgde hem op de voet en begon naar zijn broekspijpen te happen. De vrouw verderop stopte, keek in zijn richting, maar leek hem niet te registreren. Zijn hart bonkte hard tegen zijn ribben. Verdomme. Dit was slecht voor zijn gezondheid. Hij trok het achterportier open en schoof de jongen op de achterbank. Hij rolde het kind van de bank af zodat het met een doffe klap op de vloer tussen de stoelen en de achterbank belandde. Hij gooide de deken over hem heen die hij had klaargelegd. De hond was nu door het dolle heen en probeerde jankend de auto in te springen. Met een harde, goedgemikte trap legde hij het beest het zwijgen op. Even bleef het roerloos liggen op het trottoir, om vervolgens verdwaasd en met de staart tussen de benen af te druipen. Opgelucht gooide hij de deur dicht en liep vlug om de auto heen om zelf in te stappen. De vrouw was alweer doorgelopen. Niks aan de hand! Hij startte en reed fluitend de straat uit.
17
Politie tast in duister omtrent vermissing kinderen 10 oktober, 23:46 Nederland is al enkele weken in de ban van de verdwijning van twee jonge kinderen. De elfjarige Sem ter Aar en de tienjarige Jochem van Dijk zijn nog altijd niet gevonden. Sem en Jochem, die op respectievelijk 15 augustus en 20 september vermist raakten, lijken van de aardbodem te zijn verdwenen. De politie maakt zich ernstige zorgen over de twee kinderen. ‘We blijven mensen oproepen om contact met ons op te nemen als ze iets gezien hebben. Aarzel niet, alles kan helpen,’ zegt de politiewoordvoerder. De politie heeft meer dan honderd tips binnengekregen naar aanleiding van het Amber Alert en de opsporingsberichten op tv, maar dat heeft tot nu toe niet tot resultaten geleid. De woordvoerder van politie roept op tot kalmte. ‘Het is niet zeker dat de kinderen slachtoffer zijn geworden van een misdrijf, al is het uitblijven van informatie gezien de leeftijd en duur van de vermissing absoluut zorgelijk.’ Op de vraag of ouders zich zorgen moeten maken over hun kinderen weigerde de woordvoerder in te gaan. ‘Ouders met jonge kinderen moeten altijd alert zijn,’ was het enige commentaar. Heeft u meer informatie? Neemt u dan contact op met onze redactie via deze link.
18
Twee 14 oktober
Rechercheur Britt Franken stond op een bruggetje in het Amsterdamse Rembrandtpark aan de kant van de Van Walbeeckstraat. Het was bijna drie uur ’s middags en na een lange periode van slecht weer eindelijk zonnig. Toch merkte je goed dat het herfst was. De zon voelde aangenaam, maar verwarmde niet meer echt. Ook de natuur trok zich terug en de blaadjes begonnen al flink te verkleuren. Britt viel dit allemaal nauwelijks op, want ze was met haar gedachten mijlenver weg. Bovendien was ze doodmoe en lag er nog veel werk op haar te wachten. Gisterochtend was er een melding binnengekomen van een bejaard echtpaar dat in elkaar getrapt was voor een paar rotcenten. Samen met haar team was ze druk bezig alles in kaart te brengen en de daders op te sporen. Dit soort zaken maakte haar zowel woedend als moedeloos. Want hoe kon je in vredesnaam zoiets doen? Gerrit en zijn vrouw Edith waren ver in de tachtig, maar hadden nog volop genoten van het leven en van elkaar. En nu was het maar de vraag of ze zouden herstellen van hun verwondingen. De daders hadden veel meer afgepakt dan wat geld, kunst en sieraden; ze hadden het stel beroofd van de glans van hun laatste mooie jaren samen. Onvoorstelbaar wreed, maar het gebeurde helaas maar al te vaak. Zinloos geweld was de ziekte van deze maat-
19
schappij, vond Britt. Maar geen ongeneeslijke ziekte, en ze bleef zich ertegen verzetten, samen met haar team. Al gaf het haar soms het gevoel dat ze een schip met een flinke scheur in de romp aan het leegscheppen was. Leunend tegen de brug wond ze zich opnieuw op over de zaak. Wat deed ze hier eigenlijk? Hoe haalde ze het in haar hoofd om deze kostbare tijd aan zichzelf te besteden? En dan aan zoiets triviaals als dit? Ze kon nog terug. Later zou ze wel bellen om haar excuses aan te bieden. Besluiteloos sloot ze de ogen en kantelde haar hoofd zo dat de najaarszon op haar gezicht viel. Negenendertig was ze, maar door haar geringe lengte en jongensachtige figuur leek ze jonger. Pas als je goed keek zag je de kraaienpootjes rond haar ogen en een paar springerige grijze haren tussen de zwarte krullen. Ze had een donkere, mediterrane uitstraling en keek van nature wat nors, waardoor ze anderen op afstand hield. Niet dat ze dat erg vond, ze hield van haar solistische bestaan, al neigde dit de laatste tijd naar eenzaamheid nu haar dochter Bo op kamers woonde en ze een time-out had ingelast met haar vriend Thomas. Ze schrok op uit haar gedachten doordat haar telefoon in haar hand piepte. Ze keek op het schermpje. Een sms. Van Bo, las ze en ze opende het bericht. Mam, je gaat wel hè? Laat me niet merken dat je afhaakt! xxMij Britt lachte hardop. Het leek verdorie wel telepathie en dat was niet de eerste keer. Ze belden regelmatig, maar vooral Bo’s sms-berichten waren vaak precies raak. Op dit bericht ging ze echter niet reageren, want dan zou Bo direct bellen. En normaal gesproken vond ze dat fanatieke gedrag van haar dochter wel grappig, maar dit keer was het anders. Hier wilde ze zelf controle over houden. Of beter gezegd: krijgen. Ze borg haar telefoon op in haar tas, die schuin over haar borst hing. Een gewoonte die ze zich
20
had aangemeten nadat ze bruut van haar tas was beroofd toen ze net in Amsterdam woonde. Ze zuchtte bij de herinnering aan die dag. Ze was toen nog samen met Rob en een werkzoekende lerares geweest. Als iemand haar nu probeerde te beroven zou die persoon niet weten wat hem overkwam. Wat was ze veranderd, maar of het allemaal ten goede was? Was ze niet veel te hard en koud voor een vrouw? Te hard om lief te hebben? Ze keek op haar horloge. Shit, het was nu echt bijna tijd. Met opgetrokken schouders en haar handen diep weggestoken in de zakken van haar jas liep ze het bruggetje af, dat nog glibberig was van de regen. Ze stak de straat over en legde de laatste meters af naar het hoekhuis waar ze had afgesproken. Voor de deur bleef ze staan. De praktijk van Erika Zwart was gevestigd in een voormalig winkelpand. Aan de gevel zaten de gietijzeren letters nog bevestigd: Bakkerij de Graaf. Voor al uw brood. De benedenverdieping had grote ramen, ooit een etalage vol met brood en banket. Nu hingen er gekleurde lappen voor, waarachter licht brandde. Het gaf een warm, oranje schijnsel. In de lage vensterbanken stonden wat beeldjes, waaronder boeddha’s in verschillende vormen en maten. Britt fronste toen ze de boeddha’s zag. Ze had altijd al een hekel gehad aan het dikke figuurtje met die eeuwige glimlach. Het leven was gewoon niet altijd om te lachen. Want als dat wel zo was, dan had ze hier zeker niet gestaan. Bo was degene die deze afspraak voor haar had geregeld. De moeder van haar hartsvriendin Emma ging al jaren naar deze vrouw. ‘En die heeft ook veel meegemaakt, mam,’ had Bo gezegd, ‘net als jij.’ Net als zij. Ja, dat klopte. Ze had veel meegemaakt, maar ze kon het prima aan. De moord op Rob was verdorie alweer dertien jaar geleden en met Bo ging het ook weer vrij
21
goed na de brute aanval op hun beider levens een paar jaar geleden. Heftige gebeurtenissen, absoluut, en er waren ook zeker periodes geweest dat ze dacht dat ze nooit meer zou lachen en dat het zwarte gat in haar er altijd zou blijven zitten. Maar ze had het een plek kunnen geven. Dus wat moest ze met zo’n vrouw die haar diep in de ogen ging kijken en van adviezen voorzien? Haar herinneringen zouden er niet door verdwijnen. Sterker nog, misschien scheurden de door de tijd geheelde wonden juist weer open. Maar Bo had haar antwoord al klaargehad: ‘Je moet erdoorheen, mam. Het is echt niet normaal dat je denkt papa te zien. En dat je telkens weer droomt over wat er met mij is gebeurd.’ En daar moest ze haar wel gelijk in geven. Dat was zeker niet normaal, dat was zelfs nogal gestoord. Ze deed, ineens vastberaden, een stap naar voren. Erika Zwart, Medium en healer stond er op een koperen plaatje dat naast de bel hing. Britt drukte op de bel. De deur zwaaide bijna direct open. Een kleine, breekbaar uitziende vrouw van onbestemde leeftijd stond in de deuropening. Britt rook wierook en hoorde zachte muziek. ‘Dag Britt,’ zei de vrouw met een glimlachje. ‘Fijn dat je er bent. Ik ben Erika. Kom binnen.’ Overrompeld stapte Britt het domein van Erika Zwart binnen; een kleine ruimte, volgestouwd met boeken, schilderijen, beelden, opgezette dieren, gebatikte doeken, aangevuld met zo ongeveer de hele inventaris van een wereldwinkel. In het midden stond een tafel met zes verschillende stoelen en aan de zijkant was een aanrecht met een kookplaat. Er stond een fluitketel te stomen. De weeë wierookgeur die binnen erg sterk was, deed Britts maag geen goed en ze ging door haar mond ademen. Medium en healer? Heks zul je bedoelen, dacht Britt. Maar wel een lieve heks, voegde ze aan haar gedachten toe. Ze had direct een zwak voor Erika Zwart.
22
‘Wat kan ik voor je doen, Britt?’ vroeg Erika. Ze stond met haar rug naar Britt toe bij het aanrecht en was druk in de weer met een stuk gember. Erika had een grote bos springerig haar dat bij elkaar gehouden werd met een leren koord. Haar handen met lange slanke vingers werkten snel en hakten de gember in flinterdunne plakjes. Ze verdeelde de plakjes over twee mokken en goot er kokend water op uit de fluitketel. Britt vond gember vies, maar durfde dat niet te zeggen. Nou ja, neus dicht en snel drinken, dan ging het vast wel. Britt zat aan de tafel en rilde. Het werd best aangenaam warm in de ruimte door de gaskachel, maar de kilte van de herfst liet zich niet zo gemakkelijk verdrijven. Net als de spoken in haar hoofd, bedacht Britt. Ze schraapte haar keel. Oké, wat kwam ze hier doen. Bijzonder goede vraag. ‘Ik weet het niet zo goed,’ begon ze. ‘En ik moet eerlijk zeggen dat ik behoorlijk heb staan twijfelen buiten of ik wel zou gaan. Mijn dochter Bo heeft me gestuurd, ze had goede verhalen over je gehoord.’ ‘Goede verhalen, aha,’ zei Erika en ze keek glimlachend over haar schouder. ‘Ik geef jou trouwens wel wat anders, want volgens mij ben jij niet zo’n gembermens. En wat is er met je been gebeurd? Je hebt het gebroken, bijna drie jaar geleden. Klopt dat?’ Britt lachte, maar voelde zich ineens erg ongemakkelijk. Wat was dit? Had ze zo vies naar de gember gekeken? Maar haar been dan, hoe wist ze dat? Erika leek dwars door haar heen te kijken en als Britt ergens moeite mee had, dan was het dat wel. ‘Vertel maar gewoon wat je voelt, Britt. Dat wordt wel eens tijd.’ Dat wordt wel eens tijd? Britt schoof onrustig heen en weer op haar stoel. Erika gaf haar een aardewerken mok aan waar een zoetige geur uit opsteeg. Vooruit dan maar, dacht ze en ze haalde diep adem. 23
‘Ik zit vast,’ gooide ze er vervolgens uit. ‘Muurvast.’ Haar woorden klonken afgemeten en ze klemde haar handen strak om de theemok. ‘Ik maak er een zootje van en ik eindig nog eens helemaal alleen, ergens op een zolderkamertje.’ Britt probeerde de brok in haar keel weg te slikken en voelde zich opgejaagd. Door een vreemde ingeving keek ze over haar schouder. Wat was hier aan de hand? ‘Zijn geest is niet hier, Britt,’ zei Erika. ‘Neem dat maar van me aan, dat zou ik direct gevoeld hebben. Vertel het me maar. Wat heb je de laatste tijd allemaal gezien in je dromen?’ Erika legde haar hand op die van Britt en de zachte aanraking voelde troostend. Britt kreeg het ineens heel warm. Wat was dit bizar. Had ze het nou over Rob? En zou ze het gewoon doen, zou ze vertellen waar ze mee zat? Aan deze vrouw met haar grijze gebreide jurk en haar gezicht zo teer en bleek als een sneeuwklokje? Haar eigen moeder wist niet eens waar ze zo mee worstelde. Maar nog voordat ze een besluit kon nemen keek Erika haar ineens fel aan met een strakke, beangstigende blik. Britt schrok ervan en schoot overeind. ‘Jezus! Wat is er?’ ‘Er is iets ergs gaande, Britt,’ zei ze en ze balde haar vuisten. ‘Iets heel ergs. Heb je een zoontje?’ Nog geen kwartier later liep Britt via het park terug naar haar auto. Wat moest ze hier nou mee? Er was iets helemaal mis, bleef Erika herhalen. Iets met kinderen. Doorvragen leverde echter niets op. ‘Wat bedoel je?’ had ze gevraagd. Erika had niet geantwoord en langs Britt heen gekeken alsof er een Bengaalse tijger achter haar stond. ‘W-wanneer is het Halloween?’ had ze gestameld. Britt
24
had haar meewarig aangekeken en de rechercheur in haar had het overgenomen. De magie, die er even geweest was, was vanaf dat moment totaal verdwenen. Halloween? Waar sloeg dat op? Erika was duidelijk de weg kwijt. Iets met kinderen? Britt dacht direct aan de zaak met de twee vermiste kinderen waar ze niet verder mee kwamen. Het team grootschalige opsporing dat geformeerd werd nadat het tweede kind als vermist was opgegeven, was zelfs alweer afgeschaald. Werkten er eerst ruim dertig rechercheurs aan de zaak, nu waren dat er nog maar tien. Britt had in de stormfase van het onderzoek ook meegewerkt, maar nu het zich in deze fase bevond was ze door het hoofd recherche weer op andere, actuelere zaken gezet. Het ene kind was al twee maanden zoek en het andere ruim drie weken. Je kon op je vingers natellen dat dat slecht nieuws was. Iedere dag, nee, ieder uur dat een jong kind vermist bleef, nam de levensverwachting dramatisch af. Erika zou door haar aanwezigheid toch niets over de zaak van de vermiste kinderen opgepikt hebben? Britt drukte dat idee direct weer weg. Het was onzin en meer iets voor een tv-programma op de commerciële zenders. Google was vaak helderziender gebleken dan de bejubelde paragnosten zelf. Ook Erika kwam niet goed uit de test. Ze bleef zichzelf maar herhalen. Er was iets ergs gaande. Iets met kinderen, jongetjes. Uit beleefdheid was Britt nog even gebleven en had haar kop kruidenthee leeggedronken. Erika was langzaamaan weer rustiger geworden en had haar hand opnieuw op die van Britt gelegd. Britt had haar hand snel weggetrokken. ‘Ik moet gaan,’ had ze gezegd. ‘Ik moet nog werken.’ Erika had geknikt en gelukkig niet aangedrongen op een nieuwe afspraak. Want die ging er zeker niet komen, besloot Britt. Verspilde tijd, dacht ze grimmig. Er was iets ergs gaande. Ja, dat kon je wel stellen. Twee vermiste kinderen.
25
Erika had de krant maar hoeven openslaan om dat te weten. Maar waarom koppelde ze dat zo expliciet aan haar? Ze zat niet meer op die zaak en Erika wist niet eens dat ze rechercheur was. Toch? En bedoelde ze dat wel? Ze ging harder lopen door het rustige park en voelde zich opgejaagd. Haar bezoek aan Erika had er niet voor gezorgd dat ze zich beter voelde. Integendeel, ze voelde zich beklemder en akeliger dan ooit.
26
Drie
In een verbouwde, monumentale woonboerderij in Abcoude smeet Erik Janssen woedend zijn telefoon neer. Het liefst had hij dat mens van het uwv door de telefoon getrokken en eigenhandig gewurgd. ‘Nee, meneer, ik kan verder niets voor u doen,’ imiteerde hij zijn werkcoach. Zijn stem klonk hoog en schril. ‘Werkcoach’ noemde dat mens zichzelf. Flikker toch op zeg. Wat was er in vredesnaam coach-waardig aan haar mededeling dat zijn uitkering over een paar maanden echt zou stoppen? Nou? En aan haar kille advies om tijdig bijstand aan te vragen, omdat dat wel even kon duren? Daar was verdomme niets coachends aan, dat bezorgde hem niets minder dan acute hartklachten. Een bijstandsuitkering. Het woord alleen al, hij kreeg er een vieze smaak van in zijn mond. Hij had een tijd terug al eens opgezocht hoeveel dat zou zijn, zo’n bijstandsuitkering. Nee, wacht, dat was verkeerd geformuleerd. Hoe wéínig dat zou zijn. Verschrikkelijk weinig. Hij had zich er na zijn ontslag niet eens echt in verdiept, in al die regeltjes van het uwv, al was hij zich rot geschrokken van hoe weinig er overbleef van zijn salaris. Zeventig procent klonk best aardig. Vooral van zijn riante salaris. Maar zijn werkcoach had hem fijntjes uitgelegd dat het toch even anders in elkaar zat toen hij met het stoom uit zijn oren zijn beklag had gedaan.
27
Vanaf dat moment had hij continu een venijnig stuiterend balletje in zijn maag dat hem goed misselijk kon maken. Hij had zijn vrouw Susanna niets verteld. Zij zat toen net in de moeilijke eerste periode van de zwangerschap, ze was moe, misselijk en huilde om het minste of geringste. Dit nieuws kon ze er niet bij hebben, had hij voor haar besloten. En belangrijker nog, ook al wilde hij dat in eerste instantie niet toegeven, hij kon háár er op dat moment niet bij hebben. Daarom besloot hij het zelf te regelen. Hij vulde zijn uitkering aan met spaargeld en solliciteerde zich suf. Alleen: geen hond die hem wilde hebben. Eenenveertig jaar, met de juiste papieren en ervaring. In de drie jaar dat Erik bij Your Solution had gewerkt, had hij zich opgewerkt tot de prachtige functie van Director of Communications, met hoofdletters en bijbehorend salaris. Zijn laatste salarisverhoging was zelfs zo fors geweest, dat Susanna was gestopt met werken om zich te storten op haar passie: beeldhouwen. Ze was goed, ze begon te verkopen en naam te maken in het wereldje. Erik was zo trots op haar geweest: zijn donkere schone, met vegen op haar gezicht en schaafsel in haar weelderige haar. Maar dat deed er allemaal niet toe, dat hielp hem geen bal. De postbode bracht iedere dag weer nieuwe teleurstellingen: Helaas is onze keuze op een andere kandidaat gevallen. Helaas sluit uw cv niet aan bij onze wensen. Totaal gestoord werd hij ervan. Als hij nou maar eens op gesprek mocht komen, dan zouden ze er wel anders over denken. Eenmaal aan tafel lulde hij zichzelf zo een nieuwe baan in. Maar zijn kans kwam maar niet. En hun spaargeld raakte in een akelig snel tempo op. De boerderij hadden ze gekocht voor ruim acht ton. Een enorm bedrag, zelfs met zijn riante salaris, maar de makelaar had hen verzekerd dat het een fantastische investering was die alleen maar meer
28
waard zou worden. Ze zouden het huis zo weer kwijt zijn als ze zouden willen; geen enkel probleem. Ja, ja, dacht Erik. Geen enkel probleem. Toen hij gisteren bij dezelfde makelaar was om hem te polsen over verkoop had hij een minder rooskleurig beeld geschetst. ‘Het kan een jaar duren, maar ook twee,’ had hij gezegd. ‘Maar u kunt natuurlijk geluk hebben.’ Geluk. Hij? Nou nee. Van Your Solution had hij zes maandsalarissen meegekregen, maar dat hadden ze er vrijwel direct doorheen gejaagd met een vakantie naar het Caribisch gebied, een auto en een draaitafel voor in het atelier van Suus. Ze hadden wel een verzetje verdiend, en de leaseauto die zijn baas Mark de Wilde hem nog had aangeboden kon hij in zijn reet steken. Van Mark wilde hij niks meer, nooit meer. Ze gingen zich prima redden met z’n drieën, en straks vieren. Toen ze na de vakantie gebruind en ontspannen door azuurblauw water en margarita’s hun huis in Abcoude weer waren binnengekomen, en Erik staand bij de trap de brief van het uwv las, was hij daar anders over gaan denken. Door het absurd lage maandbedrag van zijn ww sloeg de haat weer toe als een spijkerbom. Die klootzak, die gódvergeten klootzak van een Mark. Hij had zich goed proberen te houden, zich vastgeklemd aan de trapleuning, en met een strak glimlachje rond zijn mond naar de brief gestaard. ‘Gaat het?’ had Susanna gevraagd vanuit de deuropening naar de woonkamer. Hun tienjarige zoontje Luca stond voor haar en samen leken ze zo uit een olijfolieadvertentie gestapt. Haar gebloemde zomerjurk was veel te bloot voor het regenachtige Nederlandse weer en spande om haar beginnende buikje. ‘Uitstekend,’ had hij gezegd terwijl hij de brief zo klein mogelijk opvouwde en in zijn kontzak stopte.
29
‘Waarom tril je dan zo, papa?’ had Luca gevraagd. Hij droeg zijn Ajaxshirt en zijn blauwe ogen vlamden in zijn gebruinde gezicht. ‘Ik tril niet, papa’s trillen nooit. Ik ben even boven naar de wc,’ had hij gezegd zonder de twee paar vragende ogen aan te kijken. Hij liep zo rustig mogelijk de trap op en de badkamer in. Hij deed de deur op slot en liet zich met zijn broek nog aan op de wc-bril zakken. Hij voelde zich net zoals toen hij op negenjarige leeftijd in de zee zijn zwembroek was verloren en zeker honderd meter naakt naar zijn ouders had moeten rennen. Hij stond op het punt de deur uit te gaan toen zijn speciale mobiel afging. Het vrolijke deuntje joeg hem de stuipen op het lijf. Nu alweer een nieuwe opdracht? Nee toch? Het was zo’n gedoe, zo’n geregel. Alle ballen die hij hoog moest houden. Op zijn werk, op de sportschool, bij zijn moeder en zijn broer. Niemand mocht argwaan krijgen en dat werd steeds moeilijker. De telefoon bleef gaan en hij viste hem uit zijn jaszak. Het was een doodgewone Nokia en hij kneep zijn ogen samen om op het schermpje te turen. Hij was de jongste niet meer, maar hij weigerde zo’n suf brilletje te kopen. Dan kon hij het wel schudden bij de vrouwtjes. Ja hoor, het was hem. Dat kon ook niet anders, niemand anders had dit nummer, maar je kon niet voorzichtig genoeg zijn. Hij drukte op het groene knopje en luisterde. ‘Hallo, ben je daar?’ vroeg zijn baas, beheerst als altijd. ‘Wat ben je aan het hijgen? Heb je hardgelopen of zo?’ ‘Nee,’ antwoordde hij, verbaasd over de persoonlijke vraag. Dat was uitzonderlijk, raakte hij soms in hem geïnteresseerd? Zijn baas gebruikte altijd zo weinig mogelijk woorden. Ook dat vond hij hoogst irritant, het gaf hem het gevoel dat hij een domme aap was die je met simpele commando’s liet bewegen. Verdorie, hij was heus wel iemand!
30
Dat hij vroeger niet zo goed had kunnen leren, daar kon hij toch niets aan doen? Hij wilde net wat zeggen toen zijn baas verder sprak. ‘Luister. Over twee weken heb ik iets nieuws nodig.’ ‘Wat? Dan alweer?’ ‘Ja, ik krijg speciale gasten uit het buitenland en ik wil ze trakteren op iets bijzonders.’ Hij viel stil. Speciale gasten. Iets bijzonders. Hij wist wat dat betekende. Een simpel minderjarig Oostblokgrietje was dan niet genoeg. ‘Ben je er nog?’ klonk de stem van zijn baas ongeduldig. ‘Ja, ja,’ antwoordde hij snel. God, wat haatte hij die dominante lul. ‘Vraagt u wat ik denk dat u vraagt? En over twee weken alweer? Ik weet niet hoor, maar is dat niet wat snel? Het is pas net wat rustiger in het nieuws. Ik kan ook naar Polen rijden en daar…’ ‘Vroeg ik om je mening?’ onderbrak zijn baas hem. Godverdegodver. ‘Sorry, meneer,’ zei hij en hij dacht aan de twee kinderen. Snel verdrong hij zijn gedachten, hij wilde niet verder denken. Hij moest zakelijk blijven. Tenslotte voerde hij gewoon een klus uit. Het was niet anders, het was die kinderen of hij. En dan koos hij voor zichzelf. Voor het geld. Daar had hij verdomme recht op! Hij was zo klaar met zijn leven, het geld was een way out. Een ticket naar een tropisch oord waar ze hém eens op zijn wenken zouden bedienen. ‘Hallo? Ben je daar verdomme nog?’ ‘Ja, ja. Was de vorige naar wens?’ vroeg hij snel. ‘Ja. Stukken beter dan die eerste, die was te mager. Ik spreek je later voor de details.’ ‘Wacht!’ riep hij uit. ‘Niet ophangen!’ Hij begon te zweten. Het was nu of nooit. ‘Wat?’ ‘Ik wil meer geld,’ piepte hij en de telefoon plakte tegen zijn gloeiende wang.
31
‘Hoeveel?’ ‘Vijftigduizend.’ Hij had het gezegd! Het bleef stil. Hij hoorde zijn baas diep ademhalen. O god, o god, o god. Hij kneep zijn ogen dicht. Nu ging je het krijgen. Hij werd vast ontslagen en dan was het bye bye mooie toekomst. ‘Veertig,’ zei zijn baas uiteindelijk. ‘Maar dan wil ik een bééldschoon exemplaar.’ Vervolgens verbrak hij abrupt de verbinding. ‘Yes,’ riep hij uit en hij stootte met zijn vuist in de lucht. ‘Thailand here I come!’ Fluitend verliet hij even later zijn huis om aan het werk te gaan. Dat kind ging er komen, hoe dan ook. Dit liet hij zich niet afpakken, en zijn humeur kon niet meer stuk.
32