Hazelmuisinfopakket Dit hazelmuisinfopakket wordt u aangeboden in het kader van het “Hazelmuisproject”, een Limburgs biodiversiteitsproject dat wordt uitgevoerd door: Natuurpunt Studie (Zoogdierenwerkgroep)
Regionaal Landschap Haspengouw & Voeren
Gemeente Voeren
met ondersteuning van de Provincie Limburg
Wij hopen u te mogen ontmoeten op onze hazelmuisinfonamiddag op 16 oktober in Teuven! De hazelmuisjes kunnen alle hulp gebruiken!!! (een organisatie van Natuurpunt Studie/Zoogdierenwerkgroep en Regionaal Landschap Haspengouw & Voeren)
© Goedele Verbeylen
Universiteit van Luik
Lot van de hazelmuis in Voerense handen! Hoge eisen aan de omgeving
Met een lichaamslengte tot 9 cm is de hazelmuis de kleinste vertegenwoordiger van de familie van de slaapmuizen, die hun naam danken aan het feit dat ze – in tegenstelling tot andere muizen – een lange winterslaap houden. De oranjekleurige hazelmuis is met haar grijppootjes en dichtbehaarde staart goed aangepast aan het leven in bomen en struiken. Het is een nachtdiertje dat leeft onder het bladerdek van vaak stekelige planten, zoals braam, meidoorn en sleedoorn. Door haar verborgen bestaan zijn er maar weinig mensen die dit schattige diertje kennen.
Hazelmuisjes hebben bossen nodig met goed ontwikkelde randvegetaties die een geleidelijke overgang vormen naar het omliggende land (mantelzoomvegetaties), en brede, soortenrijke, aaneensluitende houtkanten die de verschillende bossen verbinden. In deze randvegetaties vinden de hazelmuisjes in het najaar allerlei vruchten, bessen en noten om hun buikje vol te eten en vetreserves op te slaan voor de winterslaap. Braam, bosrank, hazelaar, adelaarsvaren, hop, hulst, meidoorn, sleedoorn, Gelderse roos, rode kornoelje, kardinaalsmuts, hondsroos enzovoort: het zijn allemaal favoriete planten van de hazelmuis. Verbindingen tussen de bossen zijn belangrijk om uitwisseling mogelijk te maken en te vermijden dat er te kleine, geïsoleerde populaties ontstaan.
© Goedele Verbeylen
© Marc Herremans
Onopvallend
Enkel nog in Voeren Tot voor kort wisten we heel weinig over de verspreiding van de hazelmuis. Sinds 2003 kamt de Zoogdierenwerkgroep van Natuurpunt bossen over gans Vlaanderen uit en kregen we een veel beter beeld van het verspreidingsgebied. De gegevens wijzen erop dat de hazelmuis in Vlaanderen heel sterk achteruit gegaan is en nu enkel nog maar voorkomt in de oostelijke helft van de gemeente Voeren. Hier vormt ze een grensoverschrijdend geheel met de Nederlandse hazelmuispopulatie.
Belangrijk Europees burger De hazelmuis is opgenomen in de Europese “Habitatrichtlijn”, wat betekent dat het een belangrijke doelsoort is voor het natuurbehoud in Europa. Ook bij ons is ze wettelijk beschermd. Omdat ze hier op het punt van uitsterven staat, moeten er hoogdringend maatregelen genomen worden om de kwaliteit van haar leefgebied te verbeteren.
Moeilijk verleden In het verleden heeft de hazelmuis zwaar te lijden gehad onder bosversnippering, te weinig variatie binnen onze bossen in boomleeftijd en aantal boom- en struiksoorten, degradatie van mantelzoomvegetaties, houtkanten en hagen en het verdwijnen van hakhoutbeheer. Ook het uitvoeren van beheerwerkzaamheden op een foutieve manier of in de verkeerde periode kan fatale gevolgen hebben. Voorbeelden hiervan zijn het besproeien met herbiciden of het maaien of klepelen van randvegetaties (bv. randen van akkers en graslanden, houtkanten en hagen) in het najaar als de hazelmuisjes er hun nestjes met jongen hebben.
De Gemeente Voeren is trots dat ze de laatste Vlaamse hazelmuispopulatie herbergt op haar grondgebied, maar is er zich ook terdege van bewust dat beschermingsmaatregelen uiterst dringend zijn. Daarom heeft ze in het kader van het GALS-project (“Gemeenten Adopteren Limburgse Soorten”) voor de hazelmuis gekozen als adoptiesoort. Dit betekent dat de Gemeente Voeren zich gaat inzetten om de hazelmuis te redden en effectieve beschermingsmaatregelen gaat uitvoeren. Niet enkel de Gemeente Voeren, maar ook een heleboel andere organisaties zullen een belangrijke rol spelen in het welslagen van deze “reddingsactie”: • Natuurpunt Studie/Zoogdierenwerkgroep • ANB/INBO, NMBS/Infrabel • Regionaal Landschap Haspengouw & Voeren, Provincie Limburg/LIKONA, Natuurpunt Voeren, VLM, Heem & Natuur Voeren, Bosgroep ZuidLimburg, Nederlandse en Waalse collega’s, ... Naast al deze organisaties, ligt het lot van de hazelmuis in Vlaanderen ook in handen van de PRIVEEIGENAARS en GRONDBEHEERDERS in Voeren. De hazelmuis beperkt zich namelijk niet tot de bossen, maar woont ook in houtkanten en hagen die daar op aansluiten. Als je dus in de oostelijke helft van de gemeente Voeren (Sint-Martens-Voeren, Sint-PietersVoeren, Plank, Teuven, Sinnich en Remersdaal) eigendommen hebt of gronden beheert, kan je werkelijk iets betekenen bij de “redding” van de hazelmuis. Meer bepaald gaat het over de omgeving van: • Broekbos en Konenbos • Teuvenerberg/Gulpdal/Obsinnich • Veursbos/Roodbos/Vossenaerde • Vrouwenbos/Stroevenbos/Sint-Gillisbos • de spoorwegbermen ten oosten van het centrum van Sint-Martens-Voeren.
Hazelmuisinfonamiddag op zaterdag 16 oktober 2010 Om de Voerense bewoners binnen te leiden in de wondere wereld van de hazelmuis, organiseren de hazelmuisexperts van de Vlaamse Zoogdierenwerkgroep en het Regionaal Landschap Haspengouw & Voeren een infonamiddag op zaterdag 16 oktober 2010 in de Green Valley (Varn 13 in Teuven). Ook in 2011 gaat er een infonamiddag door, eveneens op 16 oktober (ditmaal een zondag, in het dorpshuis in Teuven). Hier kom je alles te weten wat nodig is om de resterende hazelmuispopulatie in Voeren een handje toe te steken en zo je verantwoordelijkheid op te nemen om deze soort in Vlaanderen te behouden. De infonamiddag start om 13 u. Programma: - voordracht over de levenswijze van de hazelmuis, welke beheermaatregelen dit diertje kunnen helpen, wat de mogelijke knelpunten hierbij zijn en oplossingen daarvoor - overzicht van de subsidieregelingen voor privé-eigenaars die beheermaatregelen nemen (bv. aanplanten en onderhouden van houtkanten en hagen) - leer de hazelmuis ontdekken in het bos (a.d.h.v. nestjes, aangeknaagde hazelnoten en pitten) - voorstelling en uitdeling van de hazelmuisbrochure en handleiding hazelmuisbeheer - wandeling in hazelmuisland - afsluiting met vlaai en koffie Iedereen is welkom, vooral alle privé-eigenaars en grondbeheerders uit de omgeving van de hazelmuiswoongebieden! Gelieve in te schrijven via teL 0476590392 of
[email protected]. Met jouw hulp zijn deze rakkers er ook nog in de toekomst! Meer info op www.hazelmuis.be.
© Goedele Verbeylen
Betere toekomst? Ook jij kan ons adoptiemuisje helpen!
Hazel- en andere muizen De hazelmuis is de kleinste vertegenwoordiger van de familie van de slaapmuizen, waartoe ook de eikelmuis en de relmuis behoren. Ze heeft een lichaamslengte van 6-9 cm en een dicht behaarde staart van nog eens 5-8 cm. De pels is oranjekleurig met een bleke crèmekleurige buikzijde. De jongen hebben een doffere, grijzere pels. De hazelmuis heeft grote, zwarte ogen en is met haar grijppootjes goed aangepast aan het leven in bomen en struiken.
eikelmuis
© Vilda/Rollin Verlinde
© Goedele Verbeylen
hazelmuis
De eikelmuis of fruitrat is een stuk groter dan de hazelmuis. Ze heeft grote ogen en oren. Onmiskenbaar zijn het zwarte “Zorro”masker en de harige penseelstaart.
Bosmuis en huismuis zijn de kleine broertjes van de bruine en zwarte rat. Ze hebben grote oren en een lange, kale staart. De bosmuis heeft een witte buik en (geel)bruine rug, met een scherpe overgang tussen beide. Ze heeft ook opvallend grote ogen en wordt vaak de “Mickey Mouse” van de muizen genoemd. De huismuis is egaal (bruin)grijs, zonder witte buikzijde. Nog kleiner is de rosbruine dwergmuis, die men soms zou kunnen verwarren met een jonge bosmuis. De lange, kale grijpstaart met zijn soepel uiteinde is onmiskenbaar. De oren zijn opvallend behaard en vaak niet zichtbaar door de vacht. Ze heeft een vrij stompe snuit.
huisspitsmuis
rosse woelmuis
© Vilda/Ludo Goossens
© Vilda/Lars Soerink
© Vilda/Rollin Verlinde © Goedele Verbeylen
Woelmuizen hebben een stompe kop, kleine ogen en de oren steken niet ver of helemaal niet buiten de vacht. Het kale staartje is veel korter dan het lichaam. De rosse woelmuis - zo genoemd wegens de rosse vacht - kan net als bovenstaande soorten in bomen klimmen. Andere woelmuissoorten die bij ons voorkomen zijn de aardmuis, veldmuis, ondergrondse woelmuis en de grotere woelrat.
© Vilda/Rollin Verlinde
dwergmuis
huismuis
bosmuis
Spitsmuizen zijn geen knaagdieren zoals de andere hier vermelde soorten, maar hoofdzakelijk insecteneters. Ze hebben een zeer spitse snuit en piepkleine oogjes. Wil je meer weten over onderscheid tussen de spitsmuissoorten (huis-, bos-, dwerg-, veld- en waterspitsmuis), lees dan onze waterspitsmuisfolder op www.waterspitsmuis.be of bestel hem (gratis) bij Natuurpunt.
Nootjes en pitten Hazelmuizen draaien een hazelnoot rond terwijl ze een gaatje knagen. Ze schrapen hierbij stukjes van de opening af volgens de richting van de rand. Hierdoor krijg je een gladde ronde rand zonder dwarse knaagsporen. Rond de opening is er een band met knaagspoortjes naar buiten toe onder een hoek van 45°, zodat deze aan een stralend zonnetje doet denken. Ook pitten (van kersen, mirabellen, meidoorn- en sleedoornbessen, ...) en andere zaden (van haagbeuk, Spaanse aak, ...) worden op een zeer specifieke manier opengeknaagd: met een mooi rond gaatje erin en een glad snijvlak.
Hazelmuis
Bosmuis
Bosmuizen en rosse woelmuizen knagen net als de hazelmuis een ronde opening in de hazelnoot, maar ze doen dit dwars op de opening en laten zo een bijtvlak met dwarse knaagsporen na. Bij bosmuis zie je rond de opening nog een extra band met kleine tandafdrukken. Gelijkaardige knaagsporen maken ze op pitten, waarbij de hoek tussen bijtvlak en buitenzijde van de pit meestal veel minder scherp is bij rosse woelmuis dan bij bosmuis. Rosse woelmuis
Eekhoorns bijten een hazelnoot meestal in één keer in de lengterichting middendoor of bijten er in één keer een groot stuk uit. Er zijn dan ook geen tandafdrukken op de breukrand. Enkel aan de top van de hazelnoot is vaak een vrij grote tandafdruk te zien. Ook relmuizen en eikelmuizen kunnen in één keer een groot stuk uit een hazelnoot bijten, maar zijn net iets minder sterk en laten daardoor meer tandafdrukken en meer gehakkelde breukvlakken na. Boomklever
Eekhoorn
Meer info op www.zoogdierenwerkgroep.be/ index.php?id=130.
Ook grote bonte specht en boomklever hakken vaak in één keer een groot stuk uit de hazelnoot. Hierbij zie je natuurlijk nooit tandafdrukken, maar soms wel een indruk van de snavelpunt op de zijkant.
Snuitkever
Larven van snuitkevers maken een heel klein rond gaatje in noten en pitten als ze zich een weg naar buiten zoeken.
Nestkasten en -buizen
achter
4,5 cm
voor
27 cm
25 cm
14 cm
14 cm
bodem
links
27 cm
14 cm
dak 11,6 cm*
© Dominique Verbelen
rechts
14 cm dikte = 3-3,5 cm
18 cm
14 cm 18 cm * aan te passen aan de houtdikte (hier 12 mm)
scharnier
Met dit bouwplannetje kan je zelf een slaapmuizennestkast maken. Deze nestkast is op maat gemaakt voor de eikelmuis, maar kan ook allerlei andere dieren huisvesten. Voor haar kleine zusje de hazelmuis is een ingangsopening van 3 cm al voldoende. Dikkere wanden zorgen voor een stabieler klimaat in de nestkast, wat vele dieren verkiezen. Gaatjes in de bodem of smalle spleten kunnen zorgen voor een betere verluchting en voorkomen dat het binnenin te nat wordt. Als je het dak bevestigt met een scharnier, dan kan je het gemakkelijk openen.
Je kan deze nestkasten (iets groter formaat, houtdikte 25 mm, uit duurzaam ThermoWood) bestellen bij: - Regionaal Landschap Haspengouw & Voeren, Daaleindestraat 2, 3720 Kortessem, tel. 011-313898,
[email protected] (€ 20, kunnen in Voeren geleverd worden) - Natuur.winkel, Stationstraat 40, 2800 Mechelen, tel. 015-431688,
[email protected] (€ 25, leden 10% korting, zelf af te halen) Speciaal voor hazelmuizen (maar ook gebruikt door bosmuizen en rosse woelmuizen) bestaan er ook nestbuizen. Deze zijn licht en goedkoop en worden door hazelmuizen gebruikt om slaapnestjes in te bouwen (www.nhbs.be, “dormouse nest tube”).
© Goedele Verbeylen
Hang de nestkast bij voorkeur in dichte struiken of aan begroeide bomen (bv. met klimop, bosrank of braam), waar de dieren beschutting en voedsel vinden. Hoogte en windrichting zijn minder belangrijk.
© Goedele Verbeylen
© Goedele Verbeylen
Waar te weinig boomholtes zijn, kan je de dieren meer nestgelegenheid bieden door nestkasten te voorzien. Om het hazel- en andere muizen iets gemakkelijker te maken om in de nestkast te kruipen, kan je een speciale slaapmuizennestkast ophangen, die haar ingang aan de zijde van de stam heeft. Dergelijke nestkasten kunnen – net als mezennestkasten – gebruikt worden door allerlei soorten: kool- en pimpelmees, bosmuis, eikelmuis, hazelmuis, rosse woelmuis, bos- en dwergspitsmuis, ...
© Goedele Verbeylen
© Goedele Verbeylen
Nestkastbewoners
© Guido Quaghebeur
© Dominique Verbelen
Een bosmuisnest is niet meer dan een los hoopje blaadjes en eventueel nog andere materialen zoals versnipperd gras en stengels en mos. Bosmuizen leggen ook voedselvoorraden aan van bv. hazelnoten of eikels.
© Goedele Verbeylen
© Goedele Verbeylen
Eikelmuizen vullen de nestkast meestal met een dikke laag mos. De ingang van het nest zit vaak ergens opzij en is niet altijd zichtbaar. Voorjaars- en zomernesten worden flink bevuild met uitwerpselen (die je vaak ook aan de ingang van en op de nestkast kan terugvinden), terwijl winternesten properder blijven.
Soms kan je ook rosse woelmuizen in nestkasten aantreffen, in wat summier nestmateriaal of een oud mezennest. Ook dwergspitsmuizen zitten af en toe in een nestkast. De bodem is dan bedekt met een dikke laag mos met in één van de hoeken een klein ingangsholletje.
© Goedele Verbeylen
© Goedele Verbeylen
Hazelmuizen maken ook in nestkasten hun typische dichtgeweven bolvormige blader- en grasnestjes. Soms bouwen ze zelf geen nest en maken ze gebruik van nestmateriaal dat door mezen of bosmuizen werd binnengebracht, of liggen ze gewoon open en bloot te slapen. Ze brengen meestal zelf geen voedsel mee binnen.
Kool- en pimpelmezen maken in het voorjaar een nestje dat vooral bestaat uit mos, waar in de laatste fase een komvorm in wordt gemaakt, die dan bekleed wordt met zacht materiaal als veren, haren en wol. Na het broedseizoen blijft een bevuild hoopje mos en soms wat resten van eischalen achter.
Nestenbouwers
© Dominique Verbelen © Goedele Verbeylen
© Goedele Verbeylen © Dominique Verbelen
© Dominique Verbelen
Hazelmuizen nestelen in boomholten en achter loshangende boomschors, gebruiken oude vogel- en eekhoornnesten en maken ook vrije nesten vlak onder het dichte bladerdek van vaak doornige struiken of in braam- of bosrankstruweel of adelaarsvaren. Deze nesten zijn bolvormige, gesloten vlechtwerkjes van (gras)stengels, bladeren en soms mos of zaadpluis. Er zijn twee types: de grotere voortplantingsnesten (doorgaans zo groot als een pompelmoes en bestaande uit verschillende lagen), bewoond door een moeder met haar jongen, en de kleinere slaapnesten (doen eerder aan een tennisbal denken), gebruikt door alleenstaande dieren. De nesten liggen meestal vrij los bovenop een paar horizontale stengels of takken.
Bosmuizen (en ook rosse woelmuizen) gebruiken meestal nesten die gebouwd zijn door andere dieren (vogels, hazelmuizen, ...) om in te slapen en als “platform” om op te zitten eten (waarbij ze voedselresten en keutels achterlaten). Ze maken soms ook zelf nesten van mos, blaadjes, bosrank- of distelpluis, gras, ..., maar dit zijn dan losse proppen zonder veel structuur in.
© Goedele Verbeylen
Voortplantingsnest (boven) en slaapnest (rechts) van dwergmuis
De bolvormige nestjes van dwergmuizen zijn even groot of net iets kleiner dan een slaapnestje van een hazelmuis. Ze bestaan uit bladeren van allerlei grassen, die dwergmuizen met de tanden over de ganse lengte in fijne reepjes van 2 mm breed splitsen (maar ook in hazelmuisnesten kan je soms gesplitste halmen terugvinden). Langs de binnenzijde zijn ze soms afgewerkt met mos of distelpluis. De slaapnesten zijn minder stevig dan een hazelmuisnest, maar de voortplantingsnesten zijn vaak wel stevig gevlochten. Ze hangen vrij laag in de vegetatie (tot ca. 1 m hoog, terwijl hazelmuisnesten tot 6 m en hoger kunnen hangen). In tegenstelling tot hazelmuisnesten zijn ze goed vastgemaakt en verweven met de draagplant en vaak via grasstengels nog verbonden met de graspollen.
Bosmuisnest van bosrankpluis en mos Voedselplatform van bosmuis
Mosnest van eikelmuis in meidoornstruikje De meeste vogelnesten verschillen van hazelmuisnesten doordat ze niet bolvormig maar komvormig zijn. Nesten van winterkoninkjes zijn wel min of meer bolvormig. Het zijn stevige nesten die vaak grotendeels uit mos bestaan. Je kan er vaak ook veren in terugvinden en ze hebben een duidelijke ingang (“stoep”).
© Goedele Verbeylen
© Goedele Verbeylen
Eikelmuizen gebruiken ook oude vogel- en eekhoornnesten, maar maken eveneens vrije nesten. Dit zijn meestal losse mosnesten zonder veel structuur in.
Nest van een winterkoning
Nest van een kleine zangvogel
© Goedele Verbeylen
Keutels Hazelmuiskeutels 8 mm lang
In en op nestkasten en nesten liggen soms keutels, die verraden wie er geweest is. Muizenkeutels zijn moeilijk aan een soort toe te wijzen. De keutels van bosmuis, huismuis en rosse woelmuis zijn amper 5 mm (max. 10 mm) lang en tot 2 mm breed. In gedroogde toestand zijn ze vrij hard. Keutels van hazelmuis zijn soms wat dikker en meer afgestompt. Ze zijn zachter en vallen gemakkelijker uiteen. Uitwerpselen van spitsmuizen bevatten zeer veel insectenresten en verpulveren gemakkelijk.
© Joeri Cortens
© Joeri Cortens
Eikelmuiskeutels zijn opvallend groot (tot 4 x 25 mm en langer), vaak ingesnoerd en smeuïg indien vers. De uiteinden zijn afgerond. Net als bij vleermuizen en spitsmuizen verpulveren gedroogde eikelmuiskeutels soms gemakkelijk bij lichte druk. Je kan er vaak pitjes en resten van insecten en slakkenhuisjes in terugvinden. Ze worden meestal gedeponeerd op vaste plaatsen (latrines). De uitwerpselen van mezen en andere vogels zijn gemakkelijk herkenbaar aan de kleur. Het ene uiteinde is donker, terwijl de andere zijde iets verdikt en wit is. Meer info over het herkennen van sporen die (zoog)dieren (zoals vleermuizen, huisspitsmuis, huis- en bosmuis, zwarte en bruine rat, eikelmuis en steenmarter) in en om huizen kunnen achterlaten, evenals tips voor preventie en eventueel een diervriendelijke bestrijding kan je vinden in onze folder “Gebolder op zolder” (zie www.eikelmuis.be of bestel hem gratis bij Natuurpunt).
Gebolder op zolder Kleine zoogdieren in en om huizen
Waarnemingen van zoogdieren of hun sporen kan je doorgeven via www.waarnemingen.be of Natuurpunt Studie (Coxiestraat 11, 2800 Mechelen, 015-297244,
[email protected]). Voeg er indien mogelijk een duidelijke foto bij. Aangevreten nootjes of pitjes mag je ook opsturen ter determinatie.
Subsidieregelingen In Vlaanderen bestaan er allerlei subsidieregelingen voor maatregelen die ook hazelmuizen ten goede kunnen komen. Zo worden alle particuliere boseigenaars met een bos van meer dan 5 ha verplicht om een bosbeheerplan op te stellen. Indien dit bos geheel of gedeeltelijk binnen het afgebakende Vlaams Ecologisch Netwerk ligt, moet zelfs een uitgebreid bosbeheerplan worden opgesteld. Maar voor deze opdracht kan de particuliere boseigenaar een subsidie aanvragen bij het Agentschap voor Natuur en Bos (ANB) en ook bij de Bosgroep Zuid-Limburg kan advies worden verkregen. Voor kleinere boseigendommen hoeft geen bosbeheerplan te worden gemaakt. Toch kunnen ook kleine boseigenaars zich met anderen verenigen in een groter “boscomplex” en een gezamenlijk (uitgebreid of beperkt) bosbeheerplan opstellen. Eens goedgekeurd, biedt een uitgebreid bosbeheerplan immers een aantal voordelen. Zo kan jaarlijks een subsidie voor de bevordering van de ecologische bosfunctie worden aangevraagd bij het ANB, middelen waarmee onder andere een hazelmuisvriendelijk bosrandbeheer kan worden uitgevoerd. Bijkomend pluspunt: de Bosgroep Zuid-Limburg kan de administratie voor de subsidieaanvragen op zich nemen, zodat de boseigenaars er praktisch geen werk aan hebben. Agentschap voor Natuur en Bos (ANB), Buitendienst Limburg, Koningin Astridlaan 50/5, 3500 Hasselt, tel. 011-742450, www.natuurenbos.be Bosgroep Zuid-Limburg, Universiteitslaan 1, 3500 Hasselt, tel. 011-238325, www.bosgroep.be/site/ bosgroepen/zuid_limburg.htm
Landbouwers kunnen met de Vlaamse Landmaatschappij (VLM) een beheerovereenkomst van vijf jaar afsluiten, onder andere voor het aanplanten of onderhouden van een heg of houtkant. Als aanvulling kan er aan perceelrandenbeheer langs heggen, houtkanten, houtwallen, wegbermen en holle wegen gedaan worden. Dit verkleint de kans dat bestrijdingsmiddelen in hazelmuisbiotoop terechtkomen. De bedrijfsplanner van de VLM kan landbouwers hierin adviseren en ondersteunen. Vlaamse Landmaatschappij (VLM), Bedrijfsplanner voor het RLH, Koningin Astridlaan 10, 3500 Hasselt, tel. 011-298755, www.vlm.be
Daarnaast kunnen beheerders die een houtkant met hazelmuisnesten op hun eigendom hebben een ondersteuningsovereenkomst van maximaal drie jaar afsluiten met de Provincie Limburg (subsidie van 250 euro per jaar per houtkant). Via een dergelijke overeenkomst verbindt de beheerder zich ertoe om bepaalde beheerhandelingen te stellen ten voordele van de soort en de aanbevelingen en adviezen van de Provincie Limburg op te volgen. Een ondersteuningsovereenkomst kan afgesloten worden via LIKONA, waar je ook terecht kan voor meer informatie. LIKONA, Het Groene Huis, Domein Bokrijk, 3600 Genk, tel. 011-265450, www.limburg.be/likona
Maar ook mensen die geen bos bezitten of geen landbouwer zijn, kunnen iets doen als ze eigendommen hebben in (potentieel) hazelmuisgebied. Zo heeft Voeren een subsidiereglement voor de aanleg en het onderhoud van kleine landschapselementen, waaronder heggen en houtkanten. Voor advies over praktische zaken en hulp bij subsidieaanvragen, kunnen de inwoners van Voeren terecht bij de Milieudienst of bij het Landschapsloket van het Regionaal Landschap Haspengouw & Voeren (RLH). Voor geïnteresseerde terreineigenaars/beheerders in hazelmuisgebied kan een voorstel opgemaakt worden om hun tuin/terrein aan te planten met autochtoon plantmateriaal. De uitvoering hiervan wordt grotendeels gefinancierd via het Landschapsloket (waardoor de terreineigenaars/beheerders slechts 30% zelf moeten bijdragen) en andere projecten of subsidieregelingen. Binnen het “Hazelmuisproject” (biodiversiteitsproject met ondersteuning van de Provincie Limburg) is een bijkomende financiering (de hiervoor vermelde 30%) voorzien om de aanplant van in totaal 1000 m haag op privéterrein kosteloos te laten uitvoeren. In anker- en relictzones (bijna heel Voeren) kan aan landschapsherstel gedaan worden, onder andere door heggen en houtkanten aan te planten. Bij het Agentschap RO-Vlaanderen (ARO), Onroerend Erfgoed, kunnen hiervoor subsidies aangevraagd worden. De landschapsanimator van het RLH coördineert deze projecten. Gemeente Voeren, Milieudienst, Gemeenteplein 1, 3798 ’s Gravenvoeren, tel. 04-3819059, www.voeren.be Regionaal Landschap Haspengouw & Voeren (RLH), Daaleindestraat 2, 3720 Kortessem, tel. 011-313898, landschapsloket: www.rlh.be/zelf/zelf_06.htm, landschapsanimator: www.rlh.be/project/project_01a.htm De hazelmuis: over leven op de grens
De hazelmuis
over leven op de grens
De hazelmuis: een verhaal van eten en slapen Sterk bedreigd in Nederland en Vlaanderen
Brochure, poster, beheerhandleiding
Voedt zich met bessen, knoppen, (hazel)noten, bloesems en insecten Leeft in het najaar in voedselrijke houtkanten, hagen en bosranden, waar ze bolvormige nesten bouwt Behoort tot de familie van slaapmuizen en slaapt ongeveer 5 maanden per jaar
Er gebeuren nog te vaak nadelige ingrepen (zoals het maaien of klepelen van randvegetaties in het najaar) op plaatsen waar hazelmuizen hun nesten bouwen. Aangezien zorgvuldig beheer van randvegetaties van groot belang is voor de overleving van de hazelmuis in Vlaanderen en Nederland, is er dringend meer sensibilisatie nodig. Hiervoor werkten we een prachtige voorlichtingsbrochure uit met informatie over hazelmuisecologie, verspreiding, bedreigingen, wettelijke verplichtingen, hazelmuisvriendelijk beheer en subsidiekanalen in Vlaanderen, Nederland en Wallonië. Er zijn ook hazelmuisposters beschikbaar die kunnen opgehangen worden op allerlei openbare plaatsen (scholen, bibliotheek, ...). Voor wie eigendommen heeft in hazelmuisgebied maakten we een uitgebreide “Handleiding hazelmuisbeheer” met de nodige tips om zelf aan de slag te gaan en zo de hoeveelheid en kwaliteit van het hazelmuishabitat mee te helpen verhogen.
Voorlichtingsbrochure over een hazelmuisvriendelijk beheer
Deze uitgave werd mogelijk gemaakt door een financiële bijdrage van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, Directie Natuur Foto’s: Ruud Foppen, Norbert Huys, Griet Nijs, Dominique Verbelen, Goedele Verbeylen, Hugo Willocx
Gebaat bij een aangepast beheer Goed beheer = fasering & maatwerk Optimaal is een geleidelijke overgang van bos naar omliggend land Het in kaart brengen van de leefgebieden is de basis voor een goed beheer
Verbinden van geschikt boshabitat door aanplant van brede houtkanten, singels en hagen In het kader van het Nederlandse Actieplan Hazelmuis Limburg 2006-2010 en het Soortbeschermingsproject Hazelmuis van de Vlaamse Zoogdierenwerkgroep is onlangs de brochure ‘De hazelmuis: over leven op de grens’ verschenen, waarin je informatie kan terugvinden over een hazelmuisvriendelijk beheer. Deze folder is gratis te verkrijgen. Meer info bij de Vlaamse Zoogdierenwerkgroep (www.zoogdierenwerkgroep.be) of bij de Nederlandse Zoogdiervereniging VZZ (www.vzz.nl) en de Stichting Instandhouding Kleine Landschapselementen (www.ikl.nl)
De hazelmuisbrochure en dit infopakket kan je gratis verkrijgen bij: - Milieudienst van de Gemeente Voeren (Gemeenteplein 1, 3798 ’s Gravenvoeren, tel. 04-3819053,
[email protected], www.voeren.be) - Gemeentelijke Openbare Bibliotheek Voeren (Berneauweg 40, 3798 ‘s Gravenvoeren, tel. 04-3813428,
[email protected]) - VVV Voerstreek (Pley 13, 3798 ‘s Gravenvoeren, tel. 04-3810736,
[email protected], www.voerstreek.be) - Regionaal Landschap Haspengouw & Voeren (Daaleindestraat 2, 3720 Kortessem, tel. 011-313898,
[email protected], www.rlh.be) - Natuurpunt Studie (Coxiestraat 11, 2800 Mechelen, tel. 015-297244,
[email protected]) Bij het Regionaal Landschap Haspengouw & Voeren en Natuurpunt Studie kan je ook de hazelmuisposter en Handleiding hazelmuisbeheer gratis bestellen. Alles is ook digitaal beschikbaar op www.hazelmuis.be.
Vuistregels hazelmuisbeheer In voorjaar en zomer (april-augustus) bevinden hazelmuizen zich voornamelijk hoog in de bomen. Vermijd in deze periode dus grootschalige ingrepen in het bos! In het najaar (augustus-november) zakt een deel van de hazelmuispopulatie af naar de randvegetaties (bosranden, hagen, houtkanten, graften, singels, wegbermen, struwelen langs bospaden en akkers/weilanden, …), waar ze zich ook voortplanten. Snoeien, maaien en klepelen van deze randvegetaties is in deze periode dan ook fataal voor hazelmuizen en hun jongen! De beste periode voor alle beheer is de winter (december-maart, of bij zachte winters januari-februari). Hazelmuizen slapen dan op grondniveau op locaties die voldoende vochtig zijn, dus draag er hier zorg voor dat winterslapende hazelmuizen niet vertrappeld, overreden of bedolven worden. Bij een bevroren bosbodem is de verstoringskans het geringste. Hoe vroeger op het jaar de beheerwerken uitgevoerd worden, hoe beter ontwikkeld de vegetatie in het najaar zal zijn, dus hoe meer dekking en voedsel voor de hazelmuizen. Indien beheer van randvegetaties noodzakelijk is (om te vermijden dat struwelen zich te ver gaan uitbreiden over het naastliggende land en om de randvegetaties op zich te onderhouden), is het uitermate belangrijk dat het kleinschalig, gespreid in tijd en ruimte en niet vaker dan echt noodzakelijk uitgevoerd wordt. Hierdoor verdwijnen niet alle voedselplanten en dekking gelijktijdig en vormt het beheerde gedeelte geen onoverkomelijke barrière voor verplaatsingen tussen de naastliggende gebieden. De effecten van een onderhoudsingreep kunnen geminimaliseerd worden door maatwerk en overleg: ga bijvoorbeeld na bij deskundigen hoe het staat met de hazelmuispopulatie ter plekke en bedenk een geschikte fasering en intensiteit van de ingreep. Hazelmuizen hebben van april tot november continu voldoende voedsel en veilige nestplaatsen nodig. Dus hoe meer verschillende soorten voedselplanten en struweelvormers die dekking bieden, hoe beter. Bes- en vruchtdragende struwelen, struiken en loofbomen geschikt voor hazelmuis zijn onder meer meidoorn, sleedoorn, braam, bosrank, hazelaar, vlier, mirabel, kardinaalsmuts, Gelderse roos, rode kornoelje, hulst, brem, kamperfoelie, hondsroos, Spaanse aak, haagbeuk, zoete kers, zomer- of wintereik, es en esdoorn. Plant deze bij aan waar nodig en ontzie ze zoveel mogelijk bij dunningen en kappingen. Vuistregels voor de ontwikkeling van een mooie mantelzoomvegetatie langs de bosrand: - Bewerk randzones van aangrenzende akkers niet over een breedte van 2 à 15 m. - Plaats rasters van aangrenzende weilanden 5 à 15 m buiten de bosrand zodat deze niet kan worden begraasd, of stel een uitgekiend extensief graasbeheer met koeien of schapen in. - Braamstruwelen langs weilanden worden vaak kortgezet en besproeid met herbiciden om de omheining vrij te houden. Meestal is dit niet nodig aangezien de grazers er toch voor zorgen dat het struweel zich niet al te ver uitbreidt. Een elektrisch raster moet wel vrijgehouden worden, maar kan een paar meter van de bosrand geplaatst worden om de randvegetatie kans te geven zich te ontwikkelen. - Plant bes- en vruchtdragende struwelen of gemengd loofbos langs de bosrand aan. Stel na 5-10 jaar niets doen een kleinschalig hakhoutbeheer, dunning of extensieve begrazing in om bosvorming tegen te gaan. - Indien er geen plaats is voor ontwikkeling van een mantelzoomvegetatie langs de bosrand, dun de bosrand dan of zet hem terug door winterkap (15 à 25 m diep). - Voer kappingen en dunningen gefaseerd uit, bijvoorbeeld afwisselend in stroken van 100 of 200 m lang en liefst over meer dan 5 jaar gespreid. - Gooi geen snoeiafval of maaisel op de randvegetatie en ondergroei in het bos. Voer dit af, verhaksel het of leg er takkenhopen of takkenrillen mee aan.
- Geef de voorkeur aan behoud en verbetering van randvegetaties op zonbeschenen plaatsen (op het zuiden, zuidoosten en zuidwesten gerichte randen), omdat hier de vruchtzetting het hoogst is en de mantelzoomontwikkeling beter zal zijn. Vuistregels voor de ontwikkeling van een bos met hoge leeftijds- en structuurvariatie: - Kap en dun variabel en slechts kleine oppervlaktes (bv. 30 are) tegelijk. Laat een aantal voedselbomen als overstaanders staan. - Laat het bos op natuurlijke wijze ontwikkelen tot een gevarieerd bos, waarbij door het omvallen van oude of zwakke bomen open plekken met meer ondergroei ontstaan. - Zorg op deze wijze voor meer licht en ruimte in het bos, wat leidt tot een beter ontwikkelde kruid- en struiklaag en mantelzoomvegetatie en een betere vruchtzetting. Struiken kunnen zo ook breder uitgroeien met vele laterale takken die als verbindingen dienen. Vuistregels voor het onderhoud van graften, hagen, houtkanten en singels: - Deze elementen zijn zeer belangrijk voor hazelmuizen, als verbinding of permanente woonplaats. Hoe breder (bij voorkeur minstens 5-6 m), hoger (bij voorkeur minstens 4 m) en soortenrijker deze elementen zijn, hoe geschikter voor hazelmuis. Plant vruchtdragende struiken aan waar te weinig voedsel of variatie is. - Te vaak snoeien (bv. jaarlijks) is nadelig voor de bloem- en vruchtproductie, maar onderhoud is nodig om te vermijden dat er gaten ontstaan. Snoei daarom maximaal om de 3 jaar en bij voorkeur pas elke 5-6 (of zelfs 8-10) jaar (behalve waar veiligheid of toegankelijkheid het beletten). - Snoei ook niet alles in hetzelfde jaar, zodat er altijd stukken met veel vruchten aanwezig zijn. Snoeien aan beide zijden, aan de top of aan beide zijden en de top is nadelig voor hazelmuizen. Snoei daarom aan één zijde, en 2-3 jaar later aan de andere, zodat alle oude takken met bloemen en vruchten niet tegelijk verwijderd worden. Een andere optie is gefaseerd snoeien binnen elke zijde, waarbij niet meer dan 50 m tegelijk wordt gesnoeid. - Zet hakhout periodiek af met overstaanders in een cyclus van 10-25 jaar over een lengte van maximaal 50 m. Niet enkel bomen tot de grond afzetten maar ook knotten is een goede optie. Struwelen en jonge bomen (< 10 jaar) worden beter niet afgezet. - Voorzie waar mogelijk extra strook (5-15 m) langs de zonkant voor de ontwikkeling van struweel (braam, bosrank, …). - De meeste vuistregels voor de ontwikkeling van een mooie mantelzoomvegetatie langs de bosrand zijn hier ook van toepassing. Alles moet zo goed mogelijk verbonden worden: - Verbind binnenin het bos hoge bomen met de struik- en kruidlaag en ook onderling via de kruinen. Door dichte bossen te dunnen krijg je meer ondergroei en breder uitgroeiende bomen en struiken met vele overlappende en bijna horizontale takken ertussen. - Overbrug barrières zoals bospaden en wegen door takken van bomen en struiken aan weerszijden van het pad elkaar te laten raken (of door ze naar beneden te trekken en aan elkaar vast te binden over het bospad, bv. om de 50 m). - Verbind graften, houtkanten, hagen en singels met het bos en dicht gaten erin door struweelvormers aan te planten. - Verbind bossen met elkaar door zoveel mogelijk tussenliggende aaneensluitende brede (liefst minstens 10 m), soortenrijke hagen, houtkanten, graften en singels en kleine bosjes als stapstenen. Al deze beheermaatregelen zullen niet enkel de hazelmuis, maar ook een hele reeks andere soorten ten goede komen. De hazelmuis is beschermd in Vlaanderen, wat betekent dat je voor activiteiten die kunnen leiden tot het doden, vangen of verstoren ervan een ontheffing van het Soortenbesluit moet aanvragen. Hiervoor kan je terecht bij het Agentschap voor Natuur en Bos (Cel Fauna en Flora, Graaf de Ferrarisgebouw, Koning Albert II-laan 20/8, 1000 Brussel, tel. 02-5537504, www.soortenbeleid.be).