HARMONISATIE VAN DE RE-INTEGRATIEPRAKTIJK IN AFRIKA
INHOUDSTAFEL 3
Inleiding
7 Context 7
Belgische vrijwillige terugkeercontext
7 Asielprocedure 8 11
Vrijwillige terugkeer en re-integratie
Nederlandse vrijwillige terugkeercontext
11 Asielprocedure 11 15
Duurzame terugkeer en herintegratie
Afrikaanse vrijwillige terugkeercontext
15
Terugkeer naar Afrika
15
Het netwerk van Caritas en van Maatwerk bij
Terugkeer in Afrika
18
De Europese terugkeercontext
18 Terugkeerrichtlijn 18 Europees terugkeerfonds 18 ERSO 21
Observaties en aanbevelingen
21
Voorbereidingen op terugkeer
22 Sociale begeleiding 23 Micro-Business 26
Netwerken van terugkeerders in landen
van herkomst 27 Kwetsbare groepen 28
Preventie en sensibilisering
31 Conclusie V.U.: G. Dopchie, directeur Caritas International, Liefdadigheidstraat 43, 1210 Brussel
Inleiding Begeleiding bij vrijwillige terugkeer en re-integratie is een essentieel onderdeel geworden van de migrantenondersteuning in Europa. Deze hulp bij terugkeer komt enerzijds voort uit een humanitair en sociaal oogpunt (het aanbieden van een waardige terugkeer met perspectieven voor hen die in Europa geen toekomst hebben) en anderzijds vanuit een pragmatisch oogpunt (vrijwillige terugkeer is veel goedkoper dan gedwongen uitzetting). Vele Europese landen ontwikkelden daarom verschillende terugkeerprogramma’s. Caritas International en Maatwerk bij Terugkeer (MbT) zijn sinds vele jaren betrokken bij het terugkeerproces en hebben specifieke expertise verworven m.b.t. vrijwillige terugkeer. Daarbij wordt zo veel mogelijk rekening gehouden met de behoeftes van de terugkeerders (op economisch, sociaal, psychologisch en medisch vlak). Een bepaalde expertise is echter niet zomaar toepasbaar op alle terugkeerlanden. Re-integratie in Brazilië is anders dan in Nepal en terugkeer naar een land van herkomst verloopt niet op dezelfde manier in Mongolië als in Angola. De verschillende profielen van de migranten, de politieke en economische situatie in de landen van terugkeer, de familiale context, maar ook de migratieroute bepalen deze verschillen. Een clandestiene Mongoolse migrant die naar Antwerpen is getrokken heeft een ander soort parcours afgelegd dan een asielzoeker uit Kameroen die in een asielcentrum in Wallonië verbleef. Door de vele ontmoetingen met de diverse migranten of asielzoekers, alsook door de begeleiding bij hun terugkeer en re-integratie in samenwerking met onze lokale
partners hebben we ons een beeld kunnen vormen van de verschillende aspecten van vrijwillige terugkeer.
Specifieke kenmerken van terugkeer naar Afrika Binnen de vijf continenten waar wij werkzaam zijn en de 60tal landen waar we samenwerkingsverbanden hebben opgebouwd met lokale NGO-organisaties voor de opvang en begeleiding van de terugkeerders, is Afrika een continent waar we sterk vertegenwoordigd zijn. Het lijkt simplistisch om te spreken over "dé Afrikaanse realiteit". Toch stelden MbT en Caritas International op basis van hun ervaringen en terreinbezoeken in diverse Afrikaanse landen (Togo, Benin, Guinee, Kameroen, Senegal, Rwanda, Burundi en Angola) vast dat Afrikaanse migranten van verschillende nationaliteiten ondanks hun diverse achtergronden dezelfde problemen, angsten, behoeften en wensen delen. Begeleide vrijwillige terugkeer in Afrika kan op twee manieren worden beschouwd: • Een noodzakelijke ondersteuning voor zij die naar Europa zijn gekomen om een beter leven op te bouwen en die met lege handen terugkeren. • Een overbodige ondersteuning voor de "avonturiers" die de verkeerde keuze hebben gemaakt en niet de hulp nodig hebben die de achterblijvers in het land van herkomst wel nodig hebben.
Terugkeer naar Afrika wordt gekenmerkt door specifieke problemen: • De familiale druk: de bemiddeling van de lokale partner is nodig om conflicten te voorkomen met teleurgestelde familieleden die niet kunnen begrijpen dat de migrant niet succesvol was in Europa. • Moeilijkheden met het vinden van adequate huisvesting: een zeer kleine huurmarkt en hoge waarborgen/huurprijzen. • Het profiel van de terugkerende migranten: veelal jonge mannen, vaak met een gezin in het land van terugkeer. • De gevraagde assistentie na terugkeer: 90% vraagt hulp bij het opzetten van een inkomensgenererende activiteit, ondanks de geringe financiële hulpbudgetten. Onze ervaring toont aan dat deze problemen in het merendeel van de Afrikaanse landen voorkomen, maar dat de lokale ondersteuningsmogelijkheden zeer verscheiden zijn. Het is belangrijk dat we kunnen rekenen op een lokale partner die de noodzaak van hulp bij terugkeer begrijpt en zich reeds bewust is van die problematiek. Een goede samenwerking is onmisbaar voor het slagen van een re-integratieprogramma. Deze vaststelling heeft ons ertoe geleid een conferentie te organiseren in Dakar over de vrijwillige terugkeer naar Afrika. Op die conferentie kwamen verschillende partners samen: vertegenwoordigers van Caritas International en Maatwerk bij Terugkeer, lokale partners in de terugkeerlanden, vertegenwoordigers van Fedasil (Belgische overheidsinstantie verantwoordelijk voor vrijwillige terugkeer), lokale bureaus van de OFFI (Office Français pour l’Immigration et l’Intégration) in Senegal en Mali en vertegenwoordigers van het Senegalese middenveld en de Senegalese politiek.
Inter-Afrikaanse conferentie De beslissing om deze conferentie in Afrika te organiseren, was een bewuste keuze: enerzijds kon er zo een Afrikaans netwerk opgericht worden en anderzijds konden de partners uit het noorden de lokale realiteit in Afrika beter leren ken-
Harmonisatie van de re-integratiepraktijk in Afrika
3
nen. Bovendien kon door de media-aandacht de werking van vrijwillige terugkeer in Afrika gedemystificeerd en beter onder de aandacht gebracht worden. Dit effect zou moeilijker gerealiseerd zijn d.m.v. een traditionele "partnerweek" zoals Caritas International die al sinds 5 jaar organiseert in Brussel. Deze jaarlijkse bijeenkomsten waarop partners vanuit de 5 continenten elkaar ontmoeten, worden georganiseerd om de grote programmalijnen uiteen te zetten en alle aspecten van terugkeer en re-integratie te bespreken. In het geval van de vrijwillige terugkeer naar Afrika leek het ons essentieel om de debatten te specifiëren en om ons te concentreren op ons werk in dit continent. Waarom in Senegal? Allereerst om praktische redenen: Senegal is gemakkelijk te bereiken voor Europeanen en Afrikanen en is bovendien een ware ontmoetingsplaats voor conferenties in West-Afrika. Verder speelden er ook historische redenen mee, zoals de reeds lange en gewaardeerde samenwerking tussen Caritas Senegal en diens directeur abt Ambroise Tine, en Caritas International. Caritas Senegal heeft sinds 2007 veel terugkeerdossiers opgevolgd die vooraf begeleid werden door Caritas International. Caritas Senegal is bovendien ook erg actief op het vlak van migratie via hun programma P.A.R.I. (Point d’accueil pour les réfugiés et les immigrés) dat ‘gestrande’ Afrikaanse migranten opvangt die op doorreis zijn naar Europa. De keuze voor Dakar was dus een voordehandliggende en logische keuze. Van 18 tot 21 oktober 2010 kwamen we samen in Dakar voor een intensieve vierdaagse conferentie. De volgende landen waren vertegenwoordigd: Angola, Burkina Faso, Burundi, Kameroen, Ivoorkust, Ghana, Equatoriaal-Guinee, Mali, Marokko, Nigeria, Republiek Congo, Senegal, Sierra Leone en Togo. Enkele partners hadden al meegewerkt aan meerdere terugkeerdossiers terwijl andere nog maar net kennis begonnen te maken met deze thematiek. De debatten waren dan ook sterk gevarieerd en uiteenlopend, waarbij de beperktere kennis van het ene land werd gecompenseerd door de uitgebreide expertise van het andere.
4
Harmonisatie van de re-integratiepraktijk in Afrika
De beoogde doelen
AFKORTINGEN
Een van de vooropgestelde doelen van de conferentie was het creëren van een meer gestructureerd netwerk door informatie, ervaringen en ‘best practices’ te bundelen. Het hoofddoel was de harmonisatie van de verschillende manieren waarop migranten vertrekkend vanuit België en Nederland bijgestaan worden bij hun terugkeer naar Afrika. De volgende specifieke doelstellingen werden daarom in acht genomen:
AC: Aanmeldingscentrum
• Een bijdrage leveren aan de harmonisatie van de huidige vrijwillige terugkeerprogramma’s naar Afrika en bijdragen tot een homogene ondersteuning in dit continent. • Onze kennis vergroten over de economische situatie in de landen van terugkeer in Afrika. • Onze kennis vergroten over de lokale mogelijkheden wat betreft re-integratiebijstand die een meerwaarde zouden kunnen zijn voor onze huidige projecten. • Het Afrikaanse Caritasnetwerk sensibiliseren wat betreft het onderwerp vrijwillige terugkeer. • Het creëren en levend houden van het debat tussen de diverse lokale Caritasorganisaties over dit gevoelige thema. • Het uitwisselen van resultaten en lessen van deze conferentie binnen het ERSO1-netwerk, met als doel de ondersteuning bij re-integratie in Afrika te verbeteren in die landen waar de ERSO-leden werkzaam zijn.
CIRE:
AMA:
Alleenstaande Minderjarige Asielzoekers
AZC: Asielzoekerscentrum BCGO:
Bureau de Conseil en Gestion des Organisations
BZ:
Ministerie van Buitenlandse Zaken
CGVS:
Commissariaat-generaal voor de Vreemdelingen en Staatlozen
Door de uiterst positieve balans van de ontmoetingen en de debatten kunnen we spreken van een succesvolle conferentie. Deze bijeenkomst is het begin van een netwerk van Afrikaanse experten op het vlak van vrijwillige terugkeer en de re-integratie.
COA:
Centraal Orgaan opvang asielzoekers
DT&V:
Dienst Terugkeer en Vertrek
ERSO:
European Reintegration Support Organisations
EU:
Europese Unie
Fedasil: Federaal agentschap voor de opvang van asielzoekers HRT:
Herintegratie Regeling Terugkeer
IMF:
Institution de Micro-Finance
IND:
Immigratie- en Naturalisatiedienst
IOM:
Internationale Organisatie voor Migratie
LOI:
Lokaal Opvang Initiatief
NBMV:
Niet-begeleide minderjarige vreemdeling
OFII:
Office Français de l’Immigration et de l’Intégration
P.A.R.I.: Point d’Accueil pour les Réfugiés et les Immigrés REAB:
Return of Ex Asylum seekers ex Belgium
REAN:
Return and Emigration of Aliens from the Netherlands
RVV:
Raad voor Vreemdelingenbetwistingen
STAVR: Strengthening Tailor-made Assisted Voluntary Return VBL:
De publicatie die u in handen heeft, heeft als doel de lessen, vaststellingen en aanbevelingen die we uit deze conferentie kunnen trekken, toe te lichten. Het is een nuttig naslagwerk met betrekking tot de terugkeer en de re-integratie van migranten in Afrika.
Coordination et Initiatives pour et avec les Réfugiés et Etrangers
1
Vrijheidsbeperkende locatie
European Reintegration Support Organisations, www.erso-project.eu, netwerkproject waarvan Caritas International België en Maatwerk bij Terugkeer medeoprichters zijn.
Getuigenis Sierra Leone: landbouw en kleinhandel Georges (fictieve naam) is in 2008 naar Sierra Leone teruggekeerd. Tijdens een missie in 2009 ontmoetten we hem in een dorp ergens tussen Bo en Kenema, waar ook zijn vader en andere familieleden woonden. Hij teelt nu zoete aardappelen, rijst en groenten op grote stukken grond in de buurt van het dorp. Hij heeft bovendien ook andere gewassen geplant (zoals cacao, palmolie), die hem inkomsten op langere termijn opleveren. Dankzij landbouwcoöperaties kan de grond nu op een efficiënte manier bewerkt worden. In 2009 (tijdens de eerste missie) was Georges nog maar vier maanden teruggekeerd en toch was hij er al in geslaagd zijn eigen gewassen te telen. Hij kreeg een microkrediet t.w.v. € 1500 van James Sandi van de Christian Brothers, maar kreeg uitstel van betaling doordat zijn gewassen hem niet voldoende opbrengsten opleverden op korte termijn. Om meer geld te verdienen werkte Georges ook in Conakry (in Equatoriaal-Guinea). Het geld dat hij daar verdiende, investeerde hij in een kleine kantine die hij oprichtte in een nieuwe wijk van Freetown, (Idoncare). Hij verkoopt er nu bonenbrood (van eigen kweek), telefoonkaarten, thee, koffie, frisdranken, enz. Tijdens ons tweede bezoek, in mei 2010, stelden we vast dat zijn zaak winstgevend was. Hij verzwijgt dit echter voor zijn familieleden. Hij vertelt hen dat hij een bureau heeft en hen daarom enkel via een aparte telefoonlijn kan contacteren. Georges wil zo vermijden dat zijn familie naar Freetown komt om van hem te profiteren. Op het einde van ons bezoek vroeg Georges ons om een extra krediet, met name om een koelkast te kunnen kopen. Dit was echter onmogelijk daar hij de eerste lening nog altijd niet terugbetaald had.
Harmonisatie van de re-integratiepraktijk in Afrika
5
6
Harmonisatie van de re-integratiepraktijk in Afrika
verlaten verstreken is, zal de gemeente of de politie verifiëren of de uitgewezen asielzoeker zijn verblijfplaats ook effectief heeft verlaten. Indien dit niet het geval is, kan het Bureau Sefor instructies geven aan de politie om de betrokkene aan te houden met het oog op gedwongen verwijdering. De vreemdeling zal in dit geval overgebracht worden naar een gesloten centrum of een terugkeerwoning.
CONTEXT
Afrikaanse asielzoekers
Belgische vrijwillige terugkeercontext Asielprocedure In België kan een persoon asiel aanvragen aan de grens (bijvoorbeeld in de luchthaven) of op de Dienst Vreemdelingenzaken (DVZ) in Brussel. De asielaanvraag wordt geregistreerd en een eerste vragenlijst m.b.t. de identiteit van de asielzoeker en de reisroute wordt ingevuld. België zal dan nagaan of het verantwoordelijk gesteld kan worden voor de behandeling van de aanvraag. Als dit het geval is, wordt de asielaanvraag doorgestuurd naar het Commissariaat-generaal voor de Vluchtelingen en de Staatlozen (CGVS). Het CGVS roept de asielzoeker op voor een interview waarin hij/zij verder wordt ondervraagd over zijn/haar identiteit, reisparcours en redenen voor de asielaanvraag. Na onderzoek van het dossier kan het CGVS het statuut van erkend vluchteling of subsidiair beschermde toekennen aan de asielzoeker. Als erkend vluchteling mag men gedurende onbepaalde tijd in België blijven. Een subsidiair beschermde heeft recht op een wettelijk verblijf van één jaar. Deze vergunning kan wel elk jaar vernieuwd worden. Indien de situatie in het land van herkomst na vijf jaar nog niet duurzaam gewijzigd is, wordt dit tijdelijke verblijfsrecht omgezet in een verblijf van onbeperkte duur.
Indien het CGVS een negatieve beslissing neemt, heeft de asielzoeker 30 dagen de tijd om beroep aan te tekenen bij de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen (RvV). Als ook de RvV een negatief besluit uitspreekt, kan de asielzoeker een cassatieberoep indienen bij de Raad van State. Tijdens de hele asielprocedure heeft de asielzoeker recht op opvang die bestaat uit materiële hulp, namelijk huisvesting, voedsel, en sociale, medische en psychologische bijstand. Het agentschap Fedasil is verantwoordelijk voor het organiseren van deze hulp. Wanneer een asielaanvraag definitief wordt afgewezen, krijgt de asielzoeker een bevel om het grondgebied te verlaten. Hij krijgt daar in principe 30 dagen voor, tenzij anders beschreven in het uitwijzingsbevel. Het Bureau Sefor, dat deel uitmaakt van de DVZ, volgt de geweigerde asieldossiers op. De gemeente waar de uitgeprocedeerde asielzoeker verblijft, moet hem informeren over de verschillende terugkeermogelijkheden. Hij/zij moet in principe zelfstandig het land verlaten. Wie niet zelfstandig kan terugkeren, kan beroep doen op een vrijwillig terugkeerprogramma. Wanneer de termijn om het land te
Het Afrikaanse continent bekleedt de tweede plaats na Azië m.b.t. het aantal asielaanvragers (met name Afghanistan, Irak, Iran en Pakistan). Guineërs vormen de grootste groep, gevolgd door Congolezen en Kameroeners. In 2010 maakten enkel de Republiek Equatoriaal-Guinea en de Republiek Congo deel uit van de "top 10", met respectievelijk 1398 en 786 asielaanvragen gedurende dat jaar. Maar toch worden slechts weinig mensen van die landen ook effectief erkend. Op basis van de statistieken van het CGVS stellen we vast dat weinig landen zich duidelijk onderscheiden als landen naar dewelke regelmatig vrijwillig teruggekeerd wordt (behalve de Republiek Equatoriaal-Guinea, Republiek Congo, Rwanda en Kameroen). De asielaanvragen uit Afrika zijn verspreid over het hele continent, maar met een logische meerderheid uit West-Afrika.
Evolutie asielaanvragen Afrika (Sub-Sahara) in België 2007-2010 50%
46,50%
40%
43,70% 35,90%
37,50%
2009
2010
30% 20% 10% 0% 2007
2008
% in vergelijking met het totaal aantal asielaanvragen
Harmonisatie van de re-integratiepraktijk in Afrika
7
Vrijwillige terugkeer en re-integratie REAB Het programma voor vrijwillige terugkeer in België dateert van 1984. Dit programma, genaamd REAB, werd ontwikkeld door de IOM met de financiële steun van Fedasil. Het doel was om de (uitgewezen) asielzoekers en migranten die zonder geldige verblijfsdocumenten in ons land verbleven de mogelijkheid te bieden gratis en op een waardige manier terug te keren. Ze kregen daarvoor een vliegtuigticket en begeleiding bij vertrek. In 26 jaar tijd hebben 48000 migranten hiervan gebruik gemaakt. Gedurende de laatste jaren keerden tussen 2500 en 3000 personen per jaar vrijwillig terug dankzij het REAB-programma.
8
Harmonisatie van de re-integratiepraktijk in Afrika
Re-integratieondersteuning in Afrika Caritas International - 2010
12 10 8 6 4 2 0
10
1
ge
ria Rw an d Zim a ba bw e
1
Ni
i
ku or
nd
2
st
2
Ivo
ru
e
2
Bu
ine
ga
l
3
Gu
ne
a
4
Se
o
an
ng
oe
6
Gh
n
6
Co
Aantal asielaanvragen
Het vrijwillige terugkeerprogramma in België onderscheidt zich van gelijkaardige programma’s in andere landen doordat het onder de bevoegdheid van het Ministerie van Sociale Zaken valt, terwijl in veel andere landen Justitie, Binnenlandse Zaken of Buitenlandse Zaken verantwoordelijk worden gesteld voor dit thema. In België zorgt deze "sociale" dimensie van terugkeer ervoor dat sociaal assistenten en terugkeerconsulenten bespaard worden van "resultaatverplichtingen" of specifieke targets. Het werk van Caritas International is niet overtuigen, maar wel informeren en alternatieven aanbieden. Door deze "sociale" doelstellingen kunnen we een vertrouwensrelatie opbouwen met de migranten zonder hen te moeten dwingen tot terugkeer. We kunnen dus een onderscheid maken tussen de beslissingname met betrekking tot de asielprocedure (verantwoordelijkheid van het CGVS - Ministerie van Binnenlandse Zaken), repressieve beleidsmaatregelen als detentie en/of verwijdering van het grondgebied (verantwoordelijkheid van de DVZ - Dienst Binnenlandse Zaken) en de vrijwillige terugkeer van migranten (verantwoordelijkheid van Fedasil - Ministerie van Sociale Zaken, zoals we reeds vermeldden).
er
la
153
go
or
ku
st
ië rit
173
Ivo
an
o au
To g
206
An
246
M
ne
ga
l
252
Se
ali
ë
294
m
da
So
n oe er
337
Rw an
o
m Ka
Co
ng
e ine
DR
Gu
786
Aantal dossiers REAB
Re-integratieondersteuning is nog een relatief jong fenomeen in België. Diverse proefprojecten werden uitgevoerd eind jaren 1990 en begin jaren 2000, vooral door CIRE en OCIV (tegenwoordig Vluchtelingenwerk Vlaanderen). Deze projecten beperkten zich echter tot een aantal landen en ontwikkelden zich niet tot structurele programma’s. Volgens de lokale partners werd de nadruk bovendien al te zeer gelegd op de voorbereidingen van het re-integratiedossier nog voor het vertrek, waardoor de kandidaten soms afhaakten en afzagen van de re-integratiebijstand, om eindelijk gewoon te kunnen terugkeren.
DR
DR
DR
Top 10 asielaanvragen in 2010 landen Afrika (Sub-Sahara)
357
11 10 9 8 7 6 3 3 3 3 3 2 2 2 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1
Co ng o Gh an a Gu ine An e go Ta la nz an Bu ia ru M ndi au M ritiu au s rit an ië To go Be nin Ke Oe nia Sie gan rra da Le Zim one ba bw e
rië
388
Aantal asielaanvragen
1500 1348 1000 500 0
14 12
Re-integratieondersteuning
m
786
Sy
en ië
on ië
Ar m
rv ië
ac
ed
Se
21
986
M
Ko so vo
Ira k Ru sla nd Af gh an ist an Gu ine e
1526 1411 1398 1233 1082
Co ng o
1848 1769
2000 1500 1000 500 0
Hulp bij vrijwillige terugkeer Afrika (REAB) Caritas International - 2010
Ka
Top 10 van de landen van herkomst in 2010
Aantal dossiers van re-integratieondersteuning
De rol van Caritas International In 2004 lanceerde Caritas International een analyse over re-integratie, hetgeen geleid heeft tot een pilootproject voor re-integratieondersteuning in Bulgarije en Oekraïne. Met dit pilootproject probeerden we gehoor te geven aan de toenemende vraag van sociaal assistenten die soms een beetje gefrustreerd waren omdat de hulp binnen het REAB-programma stopte eens de migrant het vliegtuig was opgestapt. Dit pilootproject dat gefinancierd werd met eigen fondsen, werd in 2006 opgepikt door de toen pas opgerichte Cel vrijwillige terugkeer van Fedasil, en werd uitgebreid naar Servië (inclusief Montenegro en Kosovo), Armenië en Georgië. Het doel was hierbij om met name actief te zijn in de belangrijkste herkomstlanden van de asielzoekers waarbij het potentieel voor vrijwillige terugkeer groot was. Sinds 2007 is Caritas, vanwege haar omvangrijk internationaal netwerk (in meer dan 160 landen), naast IOM aangesteld als "operationele partner” voor vrijwillige terugkeer en re-integratie met als mandaat om de aanvragen tot re-integratieondersteuning wereldwijd te behandelen. In samenwerking met onze lokale partners in de terugkeerlanden zoeken we naar individuele oplossingen voor de specifieke problemen van de terugkeerders tijdens hun re-integratieproces. Concreet proberen we een antwoord te bieden op verschillende noden zoals tijdelijke huisvesting, onderwijs en vorming, herregistratie in het administratieve systeem zowel op lokaal als op nationaal niveau enz. Sinds 2010 kan Caritas International dankzij het Europese Terugkeerfonds bovendien extra intensieve en professionele begeleiding voorzien voor kwetsbare groepen1 en personen die een microbusiness willen opstarten. Aangezien we echter niet zomaar kunnen veronderstellen dat elke terugkeerder een ondernemer is en zijn of haar eigen microbusiness wil opstarten, is er sinds 2011 ook speciale aandacht voor migranten die na terugkeer opnieuw aan het werk willen als werknemer en niet als zelfstandige ondernemer. Zij kunnen begeleid worden bij hun zoektocht naar een baan op de reguliere arbeidsmarkt.
De meerderheid van de terugkeerders naar Afrika die begeleid worden door Caritas zijn asielzoekers. Hun procedure kan nog bezig zijn (REAB A), of hun asielaanvraag kan reeds afgewezen zijn (REAB B). Meer dan 60% van de vrijwillige terugkeerkandidaten zijn op zijn minst ooit gestart met een asielprocedure in België. Dit cijfer moet echter verder gespecifieerd worden, aangezien landen zoals bijvoorbeeld Ghana of Senegal geen enkele terugkeer van asielzoekers blijken te hebben. Dat kan verklaard worden doordat migranten uit deze landen over het algemeen geen asiel aanvragen, ook al merken we een plotselinge toevloed van aanvragen uit Senegal in 2009 en 2010 (respectievelijk 113 en 252 aanvragen, ten opzichte van 50 in 2008, wat dus meer dan het dubbele is). Slechts in zeer weinig gevallen kregen deze asielzoekers echter het vluchtelingenstatuut. In tegenstelling tot terugkeerders naar de Kaukasus (Ingoesjetië, Tsjetsjenië en Dagestand), komt het in het geval van terugkeer naar Afrika zelden voor dat we personen moeten bijstaan met een gegronde vrees voor hun veiligheid als ze zouden terugkeren naar Afrika. Zij geven vaak gemakkelijk toe dat ze om economische redenen asiel hebben aangevraagd. Hun vrees is meestal gebaseerd op problemen van strafrechterlijke aard. Wanneer een van de kandidaten een zekere angst uitdrukt over de veiligheid in zijn of haar land van herkomst, proberen wij (op een discrete manier) en in de mate van het mogelijke mogelijk meer te weten te komen over de lokale situaties via onze lokale partners. Op basis van die informatie kunnen we de migranten soms adviseren niet terug te keren naar hun land van oorsprong al blijft een dergelijk negatief advies vrij uitzonderlijk.
Voor deze re-integratiebijstand kan IOM rekenen op haar internationale netwerk en het zijn met name de lokale bureaus in het buitenland die, in samenspraak met het IOM bureau in Brussel, verantwoordelijk zijn voor de re-integratiebijstand op het terrein. In deze context bestaan er twee soorten bijstand: de re-integratiebijstand, en de specifieke bijstand voor kwetsbare personen. Afhankelijk van het profiel en de kwetsbaarheid van de terugkeerkandidaten kunnen deze twee soorten bijstand gecombineerd worden waarbij men de specifieke noden van de migranten in acht neemt. In 2010 heeft IOM 4 specifieke projecten ontwikkeld in het kader van het Europees Terugkeerfonds: • "Verbeterde Bijstand bij Vrijwillige Terugkeer en Re-integratie vanuit België" • "DR Congo en Marokko: een geïntegreerde aanpak voor Bijstand bij Vrijwillige Terugkeer en Re-integratie naar bepaalde landen" • "Uitwisseling van Informatie en Praktijken in 6 EU-lidstaten over de Bijgestane Vrijwillige Terugkeer en de Re-integratie (AVRR) van personen met mentale en fysieke afwijkingen" • "Sensibilisering en Capaciteitopbouw van medewerkers in verband met de Bijstand bij de Vrijwillige Terugkeer en de Re-integratie in Gent, Luik en Brussel door middel van Innovatieve Informatiehulpmiddelen" Naast het REAB programma, heeft IOM ook andere projecten ontwikkeld die eveneens te maken hebben met vrijwillige terugkeer, zo is er bijvoorbeeld het IRRiCO II project (Informatie over Terugkeer). Verder bouwt IOM ook andere activiteiten uit op het vlak van familiehereniging, resettlement, of met betrekking tot Niet-Begeleide Minderjarige Vreemdelingen.
De rol van IOM Naast het organiseren van praktische terugkeer (REAB), is IOM sinds 2006, net als Caritas International operationele partner van Fedasil voor het organiseren van de re-integratiebijstand.
2
Onder kwetsbare groepen wordt verstaan: personen met medische problemen, zwangere vrouwen, niet-begeleide minderjarige vreemdelingen en slachtoffers van mensenhandel.
Harmonisatie van de re-integratiepraktijk in Afrika
9
10
Harmonisatie van de re-integratiepraktijk in Afrika
Nederlandse vrijwillige terugkeercontext Asielprocedure In Nederland worden asielaanvragen behandeld door de IND (Immigratie- en Naturalisatiedienst). De asielprocedure begint met de asielaanvraag in een AC (Aanmeldingscentrum). Na de aanvraag begint de algemene asielprocedure die maximaal acht werkdagen in beslag neemt. Tijdens de algemene procedure verblijft de aanvrager in het AC of in een TNV (Tijdelijke Noodvoorziening). Als na het eerste interview blijkt dat de IND de aanvraag niet binnen de acht werkdagen zal kunnen behandelen, treedt de verlengde asielprocedure in werking en wordt de behandeling doorgestuurd naar een behandelkantoor. Asielzoekers van wie de aanvraag wordt behandeld door een dergelijk kantoor worden ondertussen gehuisvest in een Asielzoekerscentrum (AZC). Dit centrum is gespecialiseerd in de oriëntatie en integratie en wordt geleid door de COA (Centraal Orgaan opvang Asielzoekers). Een positief besluit resulteert in een verblijfsvergunning voor vijf jaar. Na die termijn kan een verblijfsvergunning voor onbepaalde duur worden aangevraagd. Indien de aanvraag wordt afgewezen volgt een overplaatsing naar een Asielzoekerscentrum - Terugkeer en moet de asielzoeker Nederland binnen de 28 dagen verlaten. Als de asielaanvraag geweigerd wordt, kunnen de asielzoekers beroep aantekenen tegen de beslissing bij de IND of de Raad van State. Indien beroep wordt aangetekend bij IND, wordt de terugkeer opgeschort tot de rechterlijke uitspraak. Bij een beroep bij de Raad van State moet men echter de toelating krijgen om tijdelijk in Nederland te mogen blijven in afwachting van de nieuwe uitspraak. Het huidige immigratiebeleid van Nederland stelt terugkeer niet enkel voor als een eventuele optie, maar als een reële en goede mogelijkheid voor migranten. Circa 90% van de asielaanvragen wordt afgewezen, wat
betekent dat al deze mensen op een bepaald moment moeten terugkeren, en liefst vrijwillig. Ex-asielzoekers die het land moeten verlaten worden door de IND overgebracht naar de DT&V (Dienst Terugkeer en Vertrek). Deze dienst zorgt voor de effectieve terugkeer, niet enkel van uitgewezen asielzoekers maar ook van illegale migranten die worden overgebracht door de politie of de Koninklijke Marechaussee. Iedere migrant die is overgedragen aan DT&V krijgt een "regievoerder" toegewezen die het vertrekproces regelt en als contactpersoon fungeert voor de partners waarmee DT&V samenwerkt, de hulpverleningsorganisaties, de rechtbank en de advocaten. Deze regievoerder voert regelmatig gesprekken met de migrant om hem/haar op het vertrek voor te bereiden en dit vertrek ook daadwerkelijk te organiseren. Het uitgangspunt hierbij is dat maatwerk wordt geleverd waarbij wordt geanticipeerd op de omstandigheden in het land van de terugkeerder. Indien dit nodig blijkt, kan de uitgewezen asielzoeker ondertussen verblijven in het VBL (Vrijheidsbeperkende locatie) in Ter Apel.
Duurzame terugkeer en herintegratie In de beleidsnota voor internationale migratie en ontwikkeling van 2008 worden migratie en ontwikkeling aan elkaar gekoppeld. Dit document vermeldt onder andere dat terugkeerders, waaronder ex-asielzoekers, moeten kunnen bijdragen aan de ontwikkeling van dat land. In het geval van ex-asielzoekers is het dus essentieel dat ze duurzaam kunnen terugkeren en herintegreren. Een duurzame re-integratie betekent dat ze op een veilige manier kunnen deel uitmaken van de samenleving en voorzien in hun onderhoud in het land van herkomst. In het kader van deze doelstelling is een van de zes beleidsprioriteiten het bevorderen van duurzame terugkeer en herintegratie van ‘migranten die geen rechtmatig verblijf (meer) hebben’. Volgens de nota is het eveneens belangrijk dat migranten die geen rechtmatig verblijf (meer) hebben Nederland - bij voorkeur vrijwillig (of ‘zelfstandig’) - verlaten. Om zowel de terugkeer als de duurzame herintegratie in het land van terugkeer te bevorderen, worden in de nota een aantal terugkeerbevorderende maatregelen aangehaald, waaronder de voortzetting van de HRT (Herintegratie Regeling Terugkeer) en het verstrekken van een herintegratiebijdrage in natura. De HRT-maatregel wordt gefinancierd door BZ (Ministerie van Buitenlandse Zaken) en wordt opgevolgd door IOM. Als alternatief voor de financiële ondersteuning krijgen exasielzoekers een herintegratiebijdrage, of een persoonlijk ontwikkelfonds in natura. Dit fonds kan worden verleend aan migranten die terugkeren naar de zogenaamde ‘40+ 3 landen’ en kan gebruikt worden voor o.a. scholing, arbeidsbemiddeling en begeleiding bij het opzetten van een eigen bedrijf, inclusief toegang tot microkredieten. De nota verantwoordt dit fonds door de verschillende positieve verwezenlijkingen dankzij deze bijdrage. Het fonds wordt in principe besteed in het land van terugkeer. In de nota wordt eveneens toegelicht dat het beheer van dit fonds wordt uitbesteed.
Harmonisatie van de re-integratiepraktijk in Afrika
11
Vanaf januari 2007 zijn alle terugkeertaken van de Immigratieen Naturalisatiedienst (IND) en de Vreemdelingenpolitie (VP) ondergebracht bij de Dienst Terugkeer & Vertrek (DT&V). Dit geldt ook voor bijna alle terugkeertaken van de Koninklijke Marechaussee (KMar). De DT&V verricht geen toezichtstaken die wettelijk zijn voorbehouden aan de politie en Koninklijke Marechaussee. Re-integratieondersteuning Afrika Maatwerk bij Terugkeer - 2010 20 15 10 5 0
9
7
6
5
3
2
2
1
1
Sie
rra
Le
1
To go
14
on e An go la Bu ru nd i Gh an a Gu ine e Ni ge Ka ria m er oe n Be nin Rw an da Se ne ga So l ed an
18
Aantal dossiers re-integratieondersteuning
In Nederland werken sinds begin 2010 9 organisaties samen in de Stichting Duurzame Terugkeer (SDT). Deze stichting is het loket voor vrijwillige terugkeer van ex-asielzoekers in Nederland. Het is een nieuw samenwerkingsverband van 9 Nederlandse organisaties actief op het gebied van asiel, vluchtelingenproblematiek en migratie. SDT bestaat uit de organisaties Maatwerk bij Terugkeer, COA, IOM, Nidos, VluchtelingenWerk Nederland, Pharos, SMS, HealthNet TPO en Stichting HIT. Deze samenwerking moet de efficiëntie en effectiviteit van de activiteiten van de partnerorganisaties bevorderen. Op die manier kan er een betere dienstverlening aan de ex-asielzoeker worden aangeboden en kunnen de financiële middelen die de overheid beschikbaar stelt efficiënter besteed worden.
De rol van Maatwerk bij Terugkeer Maatwerk bij Terugkeer is ontstaan vanuit Cordaid, de ontwikkelingsorganisatie in Den Haag. Rond 2000 was men binnen Cordaid van mening dat de bestaande terugkeerprogramma’s
12
Harmonisatie van de re-integratiepraktijk in Afrika
onvoldoende aansloten bij de individuele behoeftes van de asielzoekers. Volgens Cordaid deden de bestaande terugkeerprogramma’s te weinig een beroep op de ondersteuningsmogelijkheden in het terugkeerland. Cordaid ondersteunde eerder al partnerorganisaties die werkten aan de re-integratie van terugkerende ontheemden in diverse terugkeergebieden. Om problemen als huisvesting, medische begeleiding, gebrek aan financiële inkomsten en veiligheidsrisico’s proactief aan te pakken en belemmeringen bij terugkeer te beperken, richtte Cordaid in december 2001 Maatwerk bij Terugkeer op. Het doel van MbT was het optimaliseren van de mogelijkheden in de terugkeerlanden voor de zelfstandige terugkeerders. Daarom werkte MbT vanaf dan samen met het Centraal Missie Commissariaat (CMC) en de Internationale Organisatie voor Migratie (IOM).
We zijn inmiddels in 2011 en de destijds gestelde doelstellingen blijven ongewijzigd. Nog steeds wil Maatwerk bij Terugkeer ex-asielzoekers en migranten zonder verblijfspapieren ondersteunen bij de terugkeer naar hun land van herkomst door begeleiding aan te bieden bij hun re-integratie via een lokaal NGO-netwerk. Voor ieder individu wordt er passende hulp gezocht en een begeleiding aangeboden die aansluit bij zijn/haar behoeftes. Migranten en ex-asielzoekers kunnen zich ook bij Maatwerk bij Terugkeer aanmelden als ze zich willen voorbereiden op hun eventuele terugkeer naar het land van herkomst. Ze kunnen zich ook aanmelden als zij al een duidelijk en concreet beeld hebben van wat ze in hun terugkeerland willen doen en waarvoor ze de hulp van MbT nodig hebben. Het uitgangspunt van Maatwerk is dat ieder individu zelf beslist over terugkeer en zijn of haar toekomst. MbT biedt letterlijk maatwerk en laat de eventuele terugkeerders vrij in hun keuze om al dan niet terug te keren zonder hen te dwingen. MbT’s niet-gouvernementele partnerorganisaties kunnen hulp bieden bij huisvesting, onderwijs, medische (na)zorg, kredietverlening voor het opzetten van een eigen onderneming en in de zoektocht naar werk. De ondersteuning bij deze verschillende zaken kan de re-integratie in het land van herkomst zeker bevorderen. De hulp is bedoeld om de terugkeerder een eerste duwtje in de rug te geven. Het gaat niet om structurele langdurige hulp ten aanzien van de re-integratie in het land van herkomst, maar om een relatief kleinschalige bijstand die aangepast is aan de lokale omstandigheden. Maatwerk bij Terugkeer heeft contact met de persoon zelf of met de eventuele begeleider ("regievoerder") van de terugkeerder. De begeleider kan o.a. iemand van een noodopvangcentrum zijn, COA, VluchtelingenWerk, IOM, een advocaat, een migrantenorganisatie of een particulier. In principe neemt MbT altijd contact op met de lokale organisatie in het land van herkomst. Migranten kunnen echter ook zelf contact opnemen met onze partnerorganisatie in het terugkeerland om zodoende een beter beeld te krijgen van de mogelijkheden bij terugkeer. Tevens kunnen (potentiële) terugkeerders de hulp inroepen van een vertrouwenspersoon via de partnerorgani-
satie Stichting Mondiale Samenleving, die de taal uit het land van herkomst spreekt. MbT zorgt voor de financiële afhandeling met de lokale organisatie en bespreekt met hen de integratie van de terugkeerder.
De rol van IOM IOM is geen onderdeel van de Nederlandse overheid, maar voert wel taken uit op hun verzoek. Het REAN-programma (Return and Emigration of Aliens from the Netherlands) voorziet in de basisvoorzieningen van migranten bij hun vertrek uit Nederland, mits ze aan een aantal voorwaarden voldoen. IOM biedt bepaalde doelgroepen een extra (financiële) ondersteuning of individuele begeleiding aan als aanvulling. IOM heeft verschillende programma’s: Duurzame Terugkeer (CRRS): het IOM Counselling Referral and Reintegration Support (CRRS)-project wordt opgevolgd door de Stichting Duurzame Terugkeer. Dit project begeleidt uitgewezen asielzoekers met het oog op een duurzame reintegratie. Herintegratie Regeling Terugkeer (HRT): dankzij de Herintegratie Regeling Terugkeer (HRT) kunnen ex-asielzoekers die vrijwillig uit Nederland willen vertrekken in aanmerking komen voor een herintegratieondersteuning in de vorm van financiële steun. In mei 2009 ging het project Assisted Voluntary Return from Detention II van start. Het project wil de vrijwillige terugkeer van migranten verbeteren als onderdeel van een integraal terugkeerbeleid.
Getuigenis Nigeria: een taxi om zich te kunnen herlanceren Joshua (fictieve naam) keerde terug naar Nigeria in de zomer 2010. Daar werd hij opgevangen door onze lokale partner, de Holy Ghost Vocations Movement. Joshua wilde eerst advies inwinnen bij de partnerorganisatie vooraleer een beslissing te nemen over zijn toekomstig project. Daarom bezocht een maatschappelijk medewerker van Holy Ghost hem meerdere keren in Port Harcourt, waar hij bij zijn tante woonde. Na enkele weken en verschillende gesprekken besliste Joshua om als taxichauffeur in Port Harcourt te werken (zoals hij reeds deed voor zijn vertrek naar Nederland). Hij wilde dus het reïntegratiebudget gebruiken om een taxi te kopen. De maatschappelijk medewerkster onderzocht deze mogelijkheid en besprak met hem de budgetraming. Ze merkte dat Joshua goed op de hoogte was van de mogelijke risico’s van een dergelijke onderneming en stelde voor een tweedehandswagen te kopen en een haalbaarheidsstudie uit te werken. Na deze inlichtingen besliste Joshua om een tweedehandstaxi van ongeveer € 1300 te kopen. De overige € 450 (Maatwerk bij Terugkeer biedt een bedrag aan van € 1750 aan vrijwillige terugkeerders) zou gebruikt worden om de onderhoudskosten van de wagen te betalen. Het gekregen bedrag van Holy Ghost Vocations Movement was dus voldoende om een auto te kopen en de herstellingen te betalen. Zes maanden na zijn terugkeer konden we vaststellen dat alles goed ging en dat Joshua voldoende geld verdiende. Dankzij het gekregen microkrediet kon hij waardig terugkeren en woont hij nog steeds in Nigeria bij zijn tante.
Harmonisatie van de re-integratiepraktijk in Afrika
13
14
Harmonisatie van de re-integratiepraktijk in Afrika
Afrikaanse vrijwillige terugkeercontext Terugkeer naar Afrika In tegenstelling tot wat men wellicht zou kunnen verwachten, zijn de grootste terugkeerlanden in Afrika niet de oude Belgische koloniën: Congo, Rwanda en Burundi. In de loop van de afgelopen drie jaren hebben we uiteraard wel mensen begeleid die wilden terugkeren naar deze landen, maar dat aantal is niet te vergelijken met het aantal asielzoekers of het aantal migranten afkomstig uit deze regio van de Grote Meren. Volgens de vertegenwoordigers van de Congolese, de Rwandese en de Burundese migrantengemeenschappen in België of volgens de sociaal assistenten die met deze doelgroepen werken, zou een verklaring voor de relatief weinig terugkeerders naar deze vroegere koloniën kunnen zijn dat de migranten uit deze landen dikwijls kunnen rekenen op een grote reeds geïntegreerde gemeenschap van Rwandezen, Burundezen en Congolezen in België, wat hun integratie vergemakkelijkt, los van het feit of ze hier al dan niet legaal verblijven. Ze hebben niet enkel toegang tot goede advocaten tijdens de asielprocedure of de gezinsherenigingprocedure, maar - zeker in geval dat hen een wettelijke verblijfsvergunning geweigerd wordt - kunnen ze ook gemakkelijker "verdwijnen” in de gemeenschap en hun leven leiden in België, ondanks hun onwettig en precair statuut. Anderzijds stelt het Centrum voor Gelijke Kansen en Racismebestrijding in haar rapport van 2010 vast dat de Democratische Republiek Congo op de derde plaats van asiellanden staat in België. Ze vormen nog steeds een grote groep vanwege de historische relaties tussen de DRC en België. Toch zijn ze volgens de officiële statistieken niet langer de koploper3. Rapport 2010: http://www.diversite.be/?action=publicatie_
3
detail&id=125&thema=4&select_page=216
Onze focuslanden bevinden zich voornamelijk in West-Afrika, landen waar geen of weinig sprake is van conflictsituaties: Togo, Kameroen, Senegal en Ghana. Uitzondering op de regel blijft Guinee, naar waar de vrijwillige terugkeer is blijven voortduren en zelfs is toegenomen sinds het vooruitzicht op vrije en democratische verkiezingen. Dat gebeurde ondanks de militaire staatsgreep van december 2008 en de repressie in 2009 gevolgd door een toenemend aantal asielzoekers in België. Maatwerk bij Terugkeer krijgt daarentegen voornamelijk aanmeldingen voor re-integratieondersteuning in Angola en Sierra Leone, en in mindere mate in Guinee, waar MbT gedurende de voorgaande jaren geïnvesteerd had in de begeleidingscapaciteiten van haar lokale partnerorganisaties. Het zijn vooral de voormalige NBMV’s die in aanmerking komen voor specifieke re-integratieondersteuning aangezien zij deze ondersteuning dikwijls verkiezen boven een verblijf in Nederland.
Het netwerk van Caritas en van Maatwerk bij Terugkeer in Afrika Caritas International en Maatwerk bij Terugkeer willen een complete begeleiding bij terugkeer aanbieden. Deze ondersteuning beperkt zich niet tot het boeken van een vliegtuigticket of een oriëntatie voor vertrek, maar ook na de terugkeer worden de terugkeerders via lokale partners opgevolgd. We benadrukken regelmatig het belang van deze partners en de meerwaarde en de verscheidenheid van bijstand die ze de migranten kunnen bieden: sociale bijstand, counseling, psychologische assistentie, hulp bij het zoeken naar werk, huisvesting, legalisatie van documenten of administratieve hulp en hulp bij het opzetten van een inkomensgenererende activiteit. Dankzij de "partnerweken" die sinds 2006 elk jaar georganiseerd worden hebben we in de loop der jaren ons programma kunnen aanpassen en de verbeteringen, suggesties en kritieken van de lokale partners t.o.v. ons en Fedasil in acht kunnen nemen. Het netwerk van Caritas International en van Maatwerk bij Terugkeer in Afrika is op verschillende manieren opgebouwd:
Lokale Caritasafdelingen De meest voor de hand liggende manier was om in eerste instantie bij iedere nieuwe aanvraag contact op te nemen met de lokale Caritasafdelingen in de verschillende landen. Samenwerking binnen het Caritasnetwerk biedt namelijk enkele voordelen: tot dezelfde "familie" behoren zorgt voor een impliciet wederzijds vertrouwen. Bovendien is de internationale structuur van het Caritasnetwerk zeer gedecentraliseerd. Er is geen "centrale zetel" die het gemeenschappelijke beleid uitstippelt (in tegenstelling tot het Rode Kruis of IOM in Genève). De nationale Caritassen onderhouden echter wel veelvuldige bilaterale en multilaterale contacten in het kader
Harmonisatie van de re-integratiepraktijk in Afrika
15
van bepaalde thematieken of specifieke projecten. Voordat het vrijwillige terugkeerprogramma van start ging, bestond het netwerk van Caritas International in België vooral uit landen in Centraal-Afrika (Burundi, DR Congo en Rwanda), Ethiopië en Niger, vanwege het mandaat dat Caritas International daar heeft gekregen op het vlak van voedselzekerheid. Maar zoals blijkt uit de statistieken, zijn het niet deze landen waar Caritas International het grootste aantal terugkeerdossiers heeft, zelfs niet nu er sinds kort in Congo een stijging merkbaar is m.b.t. dit aantal terugkeerdossiers. Daar we slechts in beperkte mate beroep konden doen op reeds bestaande interne contacten, heeft onze Cel Vrijwillige Terugkeer haar netwerk dus zelf verder moeten uitbreiden en diversifiëren. Deze zoektocht was niet altijd gemakkelijk aangezien de communicatie soms moeilijk verloopt: het gebrek aan (aangepaste) webpagina’s, verouderde contacten, enz. De geschikte persoon vinden heeft dus heel wat tijd en energie gevraagd waarbij de reeds bestaande contacten in de buurlanden of de regio zo goed mogelijk benut moesten worden. Het werken met nationale Caritasafdelingen heeft een groot voordeel: het interne netwerk. In de meeste landen heeft Caritas niet alleen een hoofdkantoor, dat meestal in de hoofdstad gelegen is, maar ook verschillende diocesane kantoren en zelfs lokale kantoren. Deze lokale kantoren zijn nauw betrokken bij de samenleving en de lokale realiteit en kunnen bijgevolg de terugkeerders van dichtbij opvolgen en ondersteunen, on-
geacht naar waar in het land deze mensen exact terugkeren. De ideale procedure is dus om in contact te staan met een collega op de hoofdzetel die vervolgens het concrete dossier kan doorverwijzen naar het competente lokale bureau dat zal instaan voor de opvolging van het dossier en aan het hoofdkantoor zal rapporteren eens de re-integratiebijstand beëindigd is. Deze regionale afdeling beheert vervolgens het dossier en begeleidt de persoon in kwestie bij zijn of haar re-integratie. Dit "ideale model " is uiteraard altijd afhankelijk van het land, de infrastructuur en de betrokkenheid van de lokale partners. Toch kan dit model over het algemeen steeds toegepast worden en laat het toe de terugkeerders van dichtbij en in hun belang op te volgen.
Andere NGO’s Soms gebeurt het echter ook dat een lokale Caritas niet kan of wil meewerken aan de projecten van vrijwillige terugkeer. Dit gebeurt vooral wanneer hun prioriteiten liggen bij het bieden van noodhulp, landbouwontwikkeling of voedselzekerheid. In dit geval concentreert de lokale Caritas zich logischerwijs op haar eigen domein van expertise en heeft ze vaak niet genoeg middelen, personeel of expertise om daarnaast ook projecten van sociale hulpverlening of ontwikkeling van micro-ondernemingen te beheren. In dergelijke gevallen vragen wij hen om ons door te verwijzen naar een competente organisatie waar ze vanuit de lokale Caritas reeds een goede relatie mee onder-
houden. Als dit niet mogelijk blijkt, richten we ons tot onze Nederlandse partner Maatwerk bij Terugkeer die hun netwerk al voor 2007 ontwikkeld hadden. Het is op die manier dat we bijvoorbeeld zijn beginnen samen te werken met de organisaties Christian Brothers (Sierra Leone), Ligue Iteka (Burundi) en JMJ (Angola) in landen waar de lokale Caritas niet in staat was om met ons samen te werken. Voor sommige andere landen hebben we dan weer een beroep gedaan op het netwerk van de Franse NGO "PSEAU/PMIE"4 onder de bevoegdheid van het Franse Ministerie van Buitenlandse Zaken en sinds 2001 werkzaam op het vlak van economische re-integratiebijstand aan migranten in hun land van herkomst. Deze organisatie is sinds 2001 actief op het gebied van economische re-integratie van migranten. Hierdoor hebben we met name contacten kunnen leggen met 3AE (Guinee), BCGO (Togo) en CCEY-CA (Kameroen). Dankzij de talrijke contacten met deze consultants gespecialiseerd in het oprichten van bedrijfjes, hebben ook wij onze expertise in dit belangrijke domein in het kader van re-integratiebijstand in Afrika verder kunnen ontwikkelen. Eind 2010 dekte het netwerk van Caritas International en Maatwerk bij Terugkeer een groot deel van Afrika en de Maghreb. 4
16
Harmonisatie van de re-integratiepraktijk in Afrika
http://www.pseau.org/pmie/
Getuigenis Benin: verkoper van landbouwproducten Meneer H. (35 jaar) woonde al 12 jaar in België toen hij begin 2011 besliste om ondanks alles terug te keren naar zijn thuisland: Benin. Met een marketingdiploma op zak wilde hij werken als verkoper van landbouwproducten, zoals hij eerder al gedaan had. Zijn plan voorzag dat hij eerst producten uit zijn geboortestreek (in het noorden van Benin dicht bij de stad Djougou in een landbouwzone) zou aankopen, zoals maïs, aardnoten enz. Daarna zou hij die producten opnieuw doorverkopen aan een gunstige prijs in de hoofdstad Cotonou (op 460 km van Djougou), op de lokale markt of via export. Met behulp van een goed doordacht businessplan onderzocht hij nauwkeurig alle verwachte onkosten (transport, verpakking, salaris, loon van de laders van de vrachtwagen…) en opbrengsten. Op basis van deze studie concludeerde hij dat zijn onderneming succesvol zou zijn. Hij nam reeds vanuit België contact op met potentiële leveranciers en eventuele aankopers van landbouwproducten in Benin. Met het nodige enthousiasme en de motivatie om een winstgevende zaak op te starten, vertrok hij vervolgens naar zijn land van herkomst. Na zijn terugkeer besprak hij vrijwel onmiddellijk zijn project met Caritas Benin en belde ons daarna op om te melden dat hij klaar was om zijn project op te starten. Alles verliep exact zoals hij het voorzien had. Door het reïntegratiebudget kon hij zijn project opzetten en stap voor stap ontwikkelen. Nu reist hij geregeld van het noorden naar het zuiden van zijn geboorteland met een vrachtwagen gevuld met goederen achter zich…
Harmonisatie van de re-integratiepraktijk in Afrika
17
De Europese terugkeercontext
samenwerking te verbeteren en om de verschillende programma’s op elkaar af te stemmen werd begin 2007 het ERSO-project opgestart.
2007: ERSO I
Terugkeerrichtlijn De EU besteedt meer aandacht aan migratie sinds de Top van Tampere in december 1999, maar is tot op heden nog niet overeen kunnen komen over een gemeenschappelijk EUmigratiebeleid. Tot 2005 werden de besluiten over asiel- en visumbeleid uitgesloten van de medebeslissingsprocedure en behield de Europese Commissie het laatste woord met betrekking tot dit thema. De onderhandelingen over de terugkeerrichtlijn, die in 2005 van start gingen na de goedkeuring van het "Haags programma" werden in juni 2008 beëindigd toen door het Europees Parlement over de goedkeuring van de terugkeerrichtlijn werd gestemd. Het was de eerste keer dat het parlement iets te zeggen kreeg over een politiek migratieinstrument. Ook al wordt vrijwillige terugkeer beschouwd als "prioritair" en "te verkiezen", toch leggen de normen van de richtlijn een grote druk op de schouders van de migrant. De beperkte voorafgaande begeleiding en voorbereidingstijd op terugkeer (7-30 dagen) laten niet toe dat de migrant volledig geïnformeerd is voor hij/zij kan beslissen over een eventuele terugkeer. De voorziene minimumnormen van de richtlijn gaan niet gepaard met een zogenaamde "standstill" waardoor de lidstaten die soepelere normen hebben dus zouden kunnen
profiteren van deze nieuwe richtlijn om hun wetgeving te verstrengen. De richtlijn voorziet bovendien ook verschillende uitsluitingsclausules die kunnen leiden tot de weigering van de vrijwillige terugkeer voor vele kandidaten.5
Europees terugkeerfonds Een positievere ontwikkeling is de oprichting van het Europees Terugkeerfonds6 met een bedrag van 676 miljoen euro voor de periode 2008-2013. Dit fonds maakt het mogelijk voor EU-lidstaten om hun terugkeerbeleid te financieren en biedt ook ruimte voor de ontwikkeling van vrijwillige terugkeerprogramma’s. Een projectoproep in mei 2009 heeft België in staat gesteld om sinds oktober 2009 dit fonds, beheerd door de Dienst Vreemdelingenzaken, te gebruiken. Het is in deze context dat met name het STAVR-project 2010 van Caritas International heeft kunnen profiteren van Europese financiering voor de verdere ontwikkeling van het vrijwillige terugkeerprogramma dat tot dan toe volledig gefinancierd werd door Fedasil.
ERSO (European Reintegration Support Organisations) De lidstaten van de Europese Unie hebben onafhankelijk van elkaar verscheidene re-integratieprogramma’s ontwikkeld. In de meeste gevallen zijn de verschillende afdelingen van het Caritasnetwerk elk met hun eigen expertise verantwoordelijk voor de terugkeer van migranten. Om de toekomstige
In de eerste fase van het ERSO-project hebben de verschillende organisaties van Caritas in verschillende fases samengewerkt om het re-integratieproces te verbeteren, te flexibiliseren en te professionaliseren. Er werden twee conferenties gekoppeld aan ontmoetingsdagen met de partners van de projecten in het buitenland. Concreet gezien ontwikkelden de verschillende NGO’s van West-Europa en hun buitenlandse partners een nauw samenwerkingsverband om zo op een coherentere en efficiëntere manier samen te werken op het vlak van vrijwillige terugkeer en re-integratie. Er waren verschillende onderwerpen die moesten besproken worden gezien de verschillende wetgevingen en subsidies. De Europese partners waren: Cordaid (Nederland), British Refugee Action (Verenigd Koninkrijk), Caritas Bulgarije, Caritas International (België), Caritas Essen en Caritas Hamburg (Duitsland), JRS Portugal, ICMC (België), Caritas Oostenrijk en Caritas Europa (EU, Brussel).
2008-2009: ERSO II Sinds 2008 kende ERSO een grote uitbreiding. Deze groei was niet enkel het gevolg van de intrede van verschillende nieuwe partnerorganisaties zoals Accem (Spanje) of Caritas Hongarije, waardoor er in totaal 12 Europese landen vertegenwoordigd waren, maar ook van de activering van verschillende sociale diensten overal in Europa. Sinds deze uitbreiding werkt het netwerk op volle toeren en acht maanden na de lancering van de internationale ERSO-website zijn er dagelijks tientallen nieuwe online registraties. 5
http://www.caritas-int.be/fileadmin/word/parole_vluchtschrift/6-2008-parole.doc voor meer details over reikwijdte van de terugkeerrichtlijn. Beslissing 575/2007/CE
6
18
Harmonisatie van de re-integratiepraktijk in Afrika
De lokale partners in de terugkeerlanden binnen het ERSOnetwerk zijn: Caritas Oekraïne, Caritas Mongolië, Caritas Armenië, UNITAS (Bolivia), CSI Nadez (Macedonië), Caritas Bolivia, Caritas Belgrado, Mother Theresa Society (Kosovo), Christian Brothers (Sierra Leone), Deutsches Büro für wirtschaftliche und soziale Entwicklung (Bosnië). De (flexibele) budgetten worden altijd besproken tussen het verantwoordelijke Europese land en de lokale partner, en worden aangepast aan de behoeftes van de betrokken terugkeerder. Het advies van de lokale partner speelt hierin een cruciale rol. Per slot van rekening kent deze partner het best de realiteit en de mogelijkheden van het land van terugkeer.
2011-2013: ERSO III West In 2010 werd het ERSO III-project goedgekeurd. Dit is een complementair project dat specifiek gericht is op de regio’s die zich concentreren op de terugkeer en de re-integratie in verschillende Afrikaanse landen: Kameroen, Senegal, Togo, Sierra Leone en Marokko. France Terre d’Asile voegde zich bij de reeds aangesloten partners van de vorige ERSO-projecten. Naast de begeleiding en re-integratie van migranten zijn de lokale organisaties, elk in het eigen land van terugkeer, nog actiever betrokken bij alle aspecten van het project: inhoud en aanpassingen, budgetbeheer en conferenties in Europa. Het project ziet als eindbegunstigde de hele gemeenschap die de teruggekeerde ontvangt, aangezien de ondersteunde terugkeer een positief proces in de ontwikkeling van het land kan betekenen. ERSO is een absoluut noodzakelijke stap vooruit in een professionele, Europese aanpak en zal hopelijk binnenkort ook in andere regio’s worden hernieuwd.
Harmonisatie van de re-integratiepraktijk in Afrika
19
20
Harmonisatie van de re-integratiepraktijk in Afrika
Observaties en aanbevelingen De conferentie van Dakar duurde vier dagen en in die tijd werden er heel wat thema’s met betrekking tot vrijwillige terugkeer en re-integratie besproken: oriëntatie voor het vertrek, sociale opvolging, opstarten van een microbusiness, kwetsbare groepen, nood-zuid-samenwerking en samenwerkingen tussen de verschillende partners van het netwerk. De uitdaging was om hierbij niet te veel af te wijken van het concrete thema van vrijwillige terugkeer naar meer algemene migratiethema’s. Aan de andere kant is het onmogelijk vrijwillige terugkeer van de bredere migratiecontext te isoleren. De conferentie heeft dan ook de kans gegeven aan de verschillende partners om hun ervaringen en visies op het vlak van andere migratiedomeinen toe te lichten en uit te wisselen. Daarbij heeft de grote verscheidenheid in de profielen van de deelnemers zonder twijfel tot een verrijking van de debatten gezorgd.
Voorbereiding op terugkeer De lokale partners hebben aangedrongen op de absolute noodzaak om hen te betrekken in het voorbereidingsproces op de terugkeer. Vanaf het moment dat een persoon specifieke vragen stelt over zijn terugkeer, of hij/zij al definitief beslist heeft om terug te keren, moet de lokale partner worden gecontacteerd. Het is belangrijk dat de migrant de mogelijkheid krijgt om zijn plan te herzien en te veranderen, in die mate dat de vooraf afgesproken financiële ondersteuningsenveloppe het toelaat. Zo sprak meneer Biack van CCEY-CA in Kameroen
over twee migranten die na hun terugkeer naar Kameroen afgestapt waren van hun initiële plan dat samen met de verantwoordelijken in Europa was afgesproken, en wier nieuwe plan toch een succes is gebleken. De les die we hieruit kunnen trekken is dat we niet zomaar kunnen veronderstellen dat we alles kunnen regelen en beslissen vanuit het vertrekland en dat de lokale partner voldoende flexibiliteit moet hebben voor eventuele aanpassingen en voor de definitieve besluitvorming. Meneer Bah van 3AE uit Guinee bracht nog een ander aspect in de aandacht door erop te wijzen dat, los van wat het vooronderzoek dat de lokale partner uitvoert naar de situatie van de familie van de migrant (huisvesting, middelen, schulden?) oplevert, het re-integratiebudget en de ondersteuning die aangeboden wordt steeds dezelfde blijven. Het Belgische re-integratieprogramma is in principe wel flexibel, maar laat door de erg strikte criteria in praktijk weinig financiële manoeuvreerruimte toe. Enkel een uitzonderlijke tussenkomst met eigen fondsen van Caritas International kan, in de beginfase van het project bijdragen tot een bijkomende hulp voor de terugkeerder en zijn familie. In bepaalde gevallen, zoals in Senegal, beschikt de lokale Caritas over voldoende, zij het bescheiden, middelen om een bijkomende steun te geven. Maar in de meeste andere landen bestaat die mogelijkheid niet. Deze vaststelling maakt duidelijk dat we de re-integratie van een cliënt zorgvuldig moeten voorbereiden. De minimale wachttermijnen voorgesteld door de terugkeerrichtlijn (de "7
tot 30 dagen") blijken vaak onrealistisch om een goede voorbereiding te bewerkstelligen. Tijdens deze voorbereidingsperiode is het belangrijk om tijdelijke huisvesting te voorzien in België of op zijn minst het verblijf van afgewezen asielzoekers die in opvangcentra of LOI’s7 verblijven te verlengen tot aan de dag van hun vertrek. Onze partner uit Kameroen illustreerde deze noodzaak door te verwijzen naar een dossier van een jonge asielzoeker die praktisch van de ene op de andere dag uit het LOI waar hij verbleef werd gezet en zo overhaast en onvoorbereid de beslissing had moeten nemen om terug te keren, waardoor zijn sociale re-integratie bijzonder moeilijk was. De partners benadrukten de noodzaak van een dialoog gebaseerd op wederzijds vertrouwen en begrip tussen de Europese en de Afrikaanse partners. De Afrikaanse partners worden best zo spoedig mogelijk voor het vertrek van de terugkeerder op de hoogte gebracht zodat ze zich ter plaatse optimaal kunnen voorbereiden. Eerst moet de familie ingelicht worden, wat niet altijd een gemakkelijke taak is: de reactie van de familie kan immers leiden tot nieuwe behoeftes en vragen. De lokale partners begrepen anderzijds ook hoe belangrijk het is om zo juist en gedetailleerd mogelijke informatie te verstrekken over de lokale omstandigheden naar waar de migrant zal terugkeren. De lokale partners benadrukten ook het belang van bijkomende informatie over het profiel van de migrant. Dergelijke informatie is echter niet altijd gemakkelijk te verkrijgen aangezien de terugkeerkandidaten niet altijd veel details over hun persoonlijke situatie willen prijsgeven. Ondanks het feit dat Caritas International en MbT NGO’s zijn die onafhankelijk van asielinstanties zoals het Ministerie van Binnenlandse Zaken of van de Dienst Vreemdelingenzaken werken, zorgt de context van een illegaal verblijfsstatuut er vaak voor dat de terugkeerkandidaten erg karig zijn met informatie over hun afgelegde parcours en verleden aangezien ze soms onder een valse naam of nationaliteit asiel hebben aangevraagd. De rol van de Europese partners is niet de rol van politie, en de terugkeerconsulenten moeten de wens van de migranten res7
Lokaal Opvang Initiatief
Harmonisatie van de re-integratiepraktijk in Afrika
21
pecteren en zich dus vaak tevreden stellen met de absoluut noodzakelijke informatie. Over het algemeen zal de migrant vaker een groter vertrouwen hebben in de lokale partner eens hij/zij zeker is van de hulp na zijn/haar "fysieke" terugkeer. Een goede voorbereiding in het gastland vereist ook specifieke aandacht voor het project van de migrant: wat wil hij exact doen? De partners in het Zuiden zijn zich ervan bewust dat NGO’s in het noorden niet altijd in staat zijn om in te schatten wie ze precies voor zich hebben. Ze bevelen daarom een nauwere samenwerking aan met de consulaten en met de migrantenorganisaties om op die manier een betere identificatie mogelijk te maken. De samenwerkingen met de consulaten zijn echter bijna uitsluitend de verantwoordelijkheid van de IOMkantoren. Bovendien vertrouwen de terugkeerkandidaten niet altijd volledig op hun eigen autoriteiten terwijl de neutraliteit van Caritas International en Maatwerk bij Terugkeer een belangrijke factor voor het vertrouwen is. De lokale partners die de migranten ontvangen, worden vaak geconfronteerd met wantrouwen en vooroordelen: bij ons werk in het gastland krijgen we maar al te vaak de vraag te horen: "Is jullie partner een lokale of een Europese partner?”. In het begin dachten we een beetje naïefweg dat de migranten meer vertrouwen zouden hebben in hun landgenoten, maar dit bleek al snel een misvatting: ze vrezen dat de lokale partners corrupt zijn, hun geld zullen verduisteren, diensten zullen beloven maar niet aanbieden, enz. Het is dus fundamenteel om, in geval van twijfel, de migrant gerust te stellen, in contact te brengen met de lokale partner voor zijn vertrek en te zorgen dat de partner klaarstaat op het vliegveld om hem/haar op te wachten. De twijfels worden dan al vaak weggenomen. De partners zijn zich bewust van deze vooroordelen en begrijpen ze. Het is bovendien ook belangrijk om ervoor te zorgen dat de verwachtingen van de migranten wat betreft de re-integratiebijstand realistisch zijn. De Europese partners informeren de terugkeerkandidaten systematisch dat de ondersteuning niet contant zal worden uitbetaald en dat de terugkeerders ver-
22
Harmonisatie van de re-integratiepraktijk in Afrika
plicht zijn om samen te werken met de lokale partner. Deze verplichting moet ervoor zorgen dat de fondsen enkel worden gebruikt voor duurzame re-integratiedoeleinden. Toch worden de partners nog vaak onder druk gezet en soms zelfs geïntimideerd, vooral in een land zoals Kameroen waar het bijzonder lang duurt vooraleer de fondsen die vanuit België en Nederland worden overgeschreven ter plaatse aankomen.
Sociale begeleiding De begeleiding van de lokale partner kan soms meer nodig zijn dan aanvankelijk verwacht. Soms wil de migrant koste wat het kost zijn plan uitvoeren en oefent daarom druk uit op de partner die vaak verder gaat dan wat de financiële enveloppe voorziet (telefoon- en verplaatsingskosten, enz.). De sociale realiteit maakt het vaak moeilijk om na zes maanden de hulpverlening stop te zetten, zoals dat is vastgelegd in het contract. Zoals meneer Biack van CCEY-CA in Kameroen aangeeft, blijft de partner een "oriëntatiepunt” voor de terugkeerder. De ontwikkeling van een enveloppe voor de specifieke noden van sociale begeleiding zou ervoor kunnen zorgen dat de migrant niet ten laste komt van de lokale partner. Het is onrealistisch om te verwachten dat de terugkeerder op kosten van zijn familie gaat leven. Voorzien in huisvesting en voedselpaketten kunnen gezien worden als het minimum. Maar er zouden daarnaast ook activiteiten moeten worden voorzien t.a.v. de familie om zo ook een sociale re-integratie te bekomen. De opvang en begeleiding in de dagen en weken onmiddellijk na de terugkeer zijn van cruciaal belang, maar de lokale partners hebben hier vaak de middelen niet voor. Bovendien hebben de betrokken landen vaak geen opvangstructuur voor teruggekeerde of uitgewezen migranten. "We verwachten daarom flexibiliteit in de financiering en er moet ook rekening gehouden worden met het sociale aspect”, aldus de directeur van Caritas Senegal, abt Ambroise Tine.
In deze context kan het project dat Maatwerk bij Terugkeer en zijn lokale partner Christian Brothers in Sierra Leone al enkele jaren uitvoeren als voorbeeld dienen. De terugkeerders worden in dit project meteen na aankomst opgevangen op de luchthaven in Freetown en worden vervolgens bijgestaan bij de immigratieprocedure en begeleid naar tijdelijke huisvesting die door het project voorzien wordt en waar ze gedurende twee weken kunnen verblijven. Of ze worden gehuisvest door andere migranten die recent zijn teruggekeerd. Het doel van dit "YOS”- project (Youth of Sierra Leone) is om terugkeerders te stimuleren om in contact te blijven met andere terugkeerders zodat ze elkaar kunnen ondersteunen in hun re-integratieproces. Deze strategie van "empowerment” van de groep is fundamenteel en bovendien ook innovatief in het kader van vrijwillige terugkeerprojecten. Een dergelijke aanpak impliceert wel enkele voorwaarden: je moet kunnen rekenen op een stroom van reguliere terugkeerders, een gevestigde gemeenschap in het gastland (in dit geval Nederland), en de bereidheid van de terugkeerders om in contact te blijven met elkaar en deel te nemen aan een collectief project. In dit geval fungeren de leeftijd (meestal jongeren tussen 20 tot 35 jaar oud), de ervaring in eenzelfde gastland (Nederland), dezelfde economische realiteit en dezelfde ondervonden moeilijkheden als verbindende elementen. Het feit van opgewacht en ondersteund te worden, laat voor de migrant een periode van readaptatie toe. Sommigen gebruiken die tijd om hun families terug te zien, anderen blijven liever even anoniem voor ze de confrontatie met hun familie of kennissen aangaan. De lokale partner is steeds betrokken bij bemiddelingssessies met de familie om hen de keuze van de migrant om terug te keren uit Europa te doen helpen begrijpen en accepteren. De lokale partner Christian Brothers gaat samen met de migrant op zoek naar huisvesting op langere termijn. Vervolgens stellen ze de migrant de verschillende externe ondersteuningsmogelijkheden voor en neemt de organisatie de dringende medische zorgverlening voor zijn rekening. De echte re-integratie, met name het opstarten van
een inkomensgenererende activiteit of de toeleiding naar een opleiding, wordt pas na de initiële aankomst- en ontvangstfase opgestart. Sinds de oprichting van dit project hebben 27 terugkeerders uit Nederland en 4 uit België reeds kunnen meewerken aan dit project. Ze blijven in contact met elkaar door middel van sociale activiteiten die aangemoedigd worden door de lokale partner. Dit type project zou uiteraard structureel gefinancierd moeten worden door de Europese partners en is enkel realiseerbaar door een NGO met een sociaal karakter die sociaal assistenten tewerkstelt die opgeleid zijn om met deze doelgroepen te werken. Dit project geeft echter wel een interessante denkpiste aan over de noodzakelijke sociale ondersteuning voor mensen die terugkeren uit Europa en tot kwetsbare groepen behoren en dus vaak niet kunnen rekenen op een lokaal vangnet.
Micro-business Zoals eerder in deze publicatie al werd aangegeven, gebeurt het soms dat Caritas International niet samenwerkt met de lokale Caritas in het terugkeerland. Dit is bijvoorbeeld het geval in Togo waar we sinds 2008 samenwerken met BCGO (Bureau du Conseil en gestion des organisations) en de directeur meneer Gozo. BCGO, opgericht in 1991, is een private commerciële organisatie die sociale en economische ondernemers ondersteunt, die kunnen bijdragen aan de ontwikkeling van het land. Ongeveer 95% van hun activiteiten is gericht op het oprichten van bedrijven, management consulting, auditing en marktonderzoek. Het begeleiden van vrijwillig teruggekeerde migranten is een nieuwe activiteit, die oorspronkelijk ontwikkeld werd in het kader van het PSEAU/ MedWIP8-project om (reguliere) migranten in Frankrijk te helpen om een bedrijf op te richten in Togo. De zoektocht naar een lokale partner in Togo, door Caritas International en Maatwerk bij Terugkeer, alsook door Caritas Duitsland, heeft geleid tot nieuwe ideeën binnen het team van BCGO wat ertoe geleid heeft dat ze zich
8
http://www.pseau.org/pmie/
Harmonisatie van de re-integratiepraktijk in Afrika
23
vandaag ook specialiseren in het begeleiden van terugkeerders. De terugkeerders kunnen nu ten volle profiteren van de expertise en het uitgebreide netwerk van BCGO op het gebied van ondernemerschap. Bij de analyse van het dossier van een migrant baseren BCGO en de andere lokale partners zich steeds op de relevantie van het project, de sector waarbinnen de activiteit zich zal ontwikkelen, en het profiel en de motivatie van de terugkeerder. De benadering van Caritas International en MbT bij de ondersteuning voor het opstarten van inkomensgenererende activiteiten berust grotendeels op het vertrouwen in de lokale partners en het besef dat de experten zich in de terugkeerlanden bevinden. Veel projecten in Europa zijn gebaseerd op complexe en gedetailleerde business plannen die ontwikkeld worden vóór het vertrek, eventueel na kort contact te hebben gehad met de lokale partner. Dergelijke projecten wijken echter te vaak af van de lokale economische en sociale realiteit omdat er met allerlei elementen geen rekening wordt gehouden, omdat de kosten onderschat worden, omdat de markt al verzadigd blijkt te zijn, enz. De lokale partners waarmee wij samenwerken kunnen daarentegen het initiële project, zoals het ontwikkeld is door de migrant en de terugkeerconsulent in Europa, herevalueren. BCGO hecht veel belang aan de voorbereiding en de studie
24
Harmonisatie van de re-integratiepraktijk in Afrika
van de haalbaarheid van het project. Verschillende aspecten die belangrijk zijn voor het welslagen van het bedrijf worden daarbij geverifieerd: het profiel van de ondernemer of de potentiële kopers (en hun voeling met het project), de reglementering, de behoefte aan personeel, materiaal of locaties, alsook een marktstudie over het type product of dienst of andere aspecten van de geplande activiteit. De migrant wordt uiteraard actief betrokken bij elke fase van de voorbereiding en het marktonderzoek. Eens de sleutelvragen aangaande de haalbaarheid van het project beantwoord zijn en het project mogelijks succesvol kan worden, begeleidt de BCGO de migranten-terugkeerders bij de nodige stappen en contacteren ze microfinancieringsinstellingen (MFI’s) en banken. BCGO kan ook helpen in de fase van de daadwerkelijke uitvoering, bijvoorbeeld bij de legalisering van het bedrijf, de uitvoering van management tools en de boekhouding. De opvolging van de re-integratie van de migrant en de ontwikkelingen van zijn of haar bedrijf wordt verzekerd door de programmamedewerker van Caritas International of Maatwerk bij Terugkeer gedurende 6 maanden. Het BCGO onderhoudt echter ook nog regelmatig contact met de begunstigden om te kunnen beantwoorden aan hun eventuele noden of om hen bij te staan met bijkomend advies. Volgens meneer Gozo worden terugkeerders dikwijls geconfronteerd met een aantal negatieve factoren. Enerzijds kunnen
de kosten van hun basisbehoeften zoals huisvesting, voedsel en gezondheidszorgen de oprichting van hun inkomensgenererende activiteit belemmeren, en anderzijds kan de druk van de familie de terugkeerders demotiveren om hun project op te starten en hun leven weer op te bouwen. Familieleden staan namelijk vaak vijandig tegenover hun terugkeer of geloven niet dat ze als armen uit Europa terugkeren. De lokale partner is bijgevolg een belangrijke bemiddelaar en ‘buffer’ tussen de terugkeerder en zijn familie. Caritas Senegal heeft via het P.A.R.I.-project (steunpunt voor vluchtelingen en immigranten) de taak op zich genomen om zowel aan asielzoekers als aan terugkeerders sociale ondersteuning te bieden. Ze verdelen voedsel- en materiaalpakketten om de teruggekeerde migrant en zijn familie te helpen voorzien in hun basisbehoeften gedurende de eerste maanden na terugkeer. Op die manier krijgt de terugkeerder wat ruimte om een inkomensgenererende activiteit op te starten en om op die manier zichzelf en zijn familie op lange termijn van een inkomen te kunnen voorzien. Deze extra bijstand van P.A.R.I., is echter eerder uitzonderlijk en ligt over het algemeen niet binnen het bereik van de andere lokale partners van Caritas International en MbT. Sommige partners hebben zich gespecialiseerd in het opzetten van ondernemingen en economische activiteiten en hebben de noodzakelijke middelen niet om ook in sociale behoeftes te voorzien. Andere partners hebben geen eigen fondsen om iets "extra” aan te bieden naast de hulp voorzien door het re-integratieprogram-
ma. We moeten ook benadrukken dat door de hoge levenskost de "installatiepremie" van IOM (250 euro) dikwijls slechts een beperkt deel van de eerste kosten voor het levensonderhoud kan dekken.
Microkrediet Een microkrediet in Afrika is niet gemakkelijker te krijgen dan een lening in Europa. Wij werken met beperkte budgetten waardoor het moeilijk is om een inkomensgenererende activiteit "uit het niets" op te zetten. De grootste succesverhalen komen van terugkeerders die naast de hulp van Caritas International of MbT ook toegang hadden tot aanvullende financiële hulp of tot andere financieringsmiddelen, zoals bezittingen in het terugkeerland (grond, gebouwen), spaargeld of investeringen die geld opgebracht hebben tijdens hun verblijf in Europa. Om toegang te hebben tot microfinanciering zijn startkapitaal en garanties noodzakelijk. Daarom adviseren we migranten-terugkeerders steeds om hun project altijd op kleine schaal op te starten. Microfinancieringsinstellingen (MFI’s) kunnen eventueel bijspringen in een vervolgfase van de onderneming of het project, wanneer reeds aangetoond werd dat het project potentieel heeft. In deze specifieke context zorgt de samenwerking met lokale partners die regelmatige contacten onderhouden met de MFI’s voor een aanzienlijk voordeel aangezien ze de migrant reeds vanaf de beginfase van het project in contact kunnen brengen met microkredieten. Caritas International en MbT proberen, in landen waar vrijwillige terugkeer vaker voorkomt, overeenkomsten met MFI’s te sluiten opdat deze voor een aanvullende ondersteuning kunnen zorgen voor de terugkeerders.
Alternatieve financiering Een andere manier van financiering is het gebruik van middelen van arbeidsprogramma’s in het land van terugkeer zelf. Een
voorbeeld van een dergelijke financiering zien we in Kameroen, waar na een missie in oktober 2009 een overeenkomst werd bereikt met PAJER-U (een ondersteuningsprogramma voor jonge ondernemers op het platteland en in de steden) zodat onze begunstigden nu kunnen rekenen op interessante kredieten tegen een gunstige rente. Het dossier van de migrant kan worden ingediend vóór vertrek en hij/zij kan dan na aankomst een investerings- en vormingsplan volgen. In Accra in Ghana zal een interessant programma opgestart worden in 2011 op initiatief van de Nederlandse organisatie IntEnt9. Het betreft een investeringsfonds mede gefinancierd door de Ghanese diaspora en de Ghanese overheid. Het fonds is beschikbaar voor zowel ex-asielzoekers en teruggekeerde migranten als voor personen die nooit hun land verlaten hebben. Migranten die kiezen om terug te keren naar hun land van oorsprong via een programma voor vrijwillige terugkeer krijgen eveneens toegang tot dit fonds. Het betrekken van de achtergebleven gemeenschappen en de diaspora in de vrijwillige terugkeerprogramma’s verloopt momenteel wel nog vrij moeizaam. Vanuit de samenwerking van Caritas International en MbT met de diaspora bleek dat de rol van deze verenigingen zich vooral beperkt tot de voorlichting over terugkeer en doorverwijzing naar mogelijke diensten. Deze verenigingen zijn dikwijls niet representatief voor de volledige bevolking van een land, zoals dat in Kameroen en Guinee het geval is. "Vertegenwoordigers” van deze gemeenschappen hebben over het algemeen een permanente status, verblijfspapieren of een stabiele baan en zijn inmiddels niet meer zo nauw betrokken bij de leefwereld van hun landgenoten die asielzoekers zijn of geen wettige verblijfsdocumenten hebben.
partners bewustmaken van het belang van een netwerkuitbreiding en van het zelf zoeken naar mogelijke bijkomende financieringsmogelijkheden voor de migranten. Zo geeft Caritas Nigeria migranten die terugkeren naar Abuja de kans om gebruik te maken van een microfinancieringsprogramma dat beheerd wordt door de diocesane Caritas. Het gaat om (bescheiden) leningen met een veel interessantere rente dan die van MFI’s (rentes van meer dan 20%) en ze kunnen dan ook een belangrijke aanvulling zijn op de re-integratiebijstand. Ons doel is niet om "klassieke" bedrijven met veel personeel te financieren waarvoor aanzienlijke investeringen nodig zijn, maar wel het ondersteunen van ondernemingsprojecten op "kleine schaal". We ontmoeten regelmatig migranten, met name studenten, die ons een businessplan van 10, 15 of zelfs 20 000 euro voorstellen. Doordat we werken met Europese overheidsfondsen zijn we sowieso beperkt tot de financiering van kleine en individuele activiteiten, of zoals onze partner in Senegal het noemt, "des TPP” (Touts Petits Projets). In WestAfrika kan je met een bedrag van 2000 à 3000 euro echter toch al een kleinschalig project opstarten. Het is uiteraard beduidend minder dan de 7000 euro die aangeboden wordt door het kantoor van OFII in Mali en Senegal maar het is toch al een aanzienlijk groter bedrag dan de 700 euro waar tot januari 2010 mee gewerkt moest worden. Een dergelijke som is veel meer
De mogelijkheden verschillen uiteraard van land tot land. Caritas International en MbT werken op vraag en passen zich aan waar mogelijk, maar het is onmogelijk om exact hetzelfde pakket en diensten aan te bieden aan alle migranten. De mogelijkheden voor verdere bijstand moeten ontwikkeld worden van geval tot geval en van land tot land. Een van de doelstellingen van de conferentie in Dakar was daarom ook vooral de lokale
http://www.intent-ghana.com/
9
Harmonisatie van de re-integratiepraktijk in Afrika
25
dan wat veel mensen die nooit de kans hebben gekregen om te migreren, kunnen verdienen over verschillende jaren, maar het is minder dan de kostprijs van een "overtocht naar Europa". De regeringen van België en Nederland hanteren deze beperkte budgetten om te voorkomen dat de financiële ondersteuning als "migratiepremies" worden beschouwd en mensen aantrekken om naar Europa te migreren. Hoewel veel partnerorganisaties van Caritas International en MbT ons regelmatig verzoeken om extra financiering voor de terugkerende migranten te voorzien, erkennen zij ook dat dit bescheiden maar toch acceptabel bedrag de migranten-terugkeerders in staat stelt om een kleine economische activiteit op te starten.
Bijkomende steun voor succesverhalen Het voorstel van een "stimuleringsfonds" werd al door meerdere partners naar voren gebracht sinds het begin van het project. Terugkeerders die er mede door de re-integratieondersteuning in geslaagd zijn een project op te starten, komen na een bepaalde tijd op een drempelmoment wanneer het project stabiliseert. Mochten ze dan een iets hoger bedrag kunnen krijgen zouden ze een nieuwe dimensie aan hun activiteit kunnen geven en extra cashflow genereren waardoor hun project duurzamer wordt. Het project van een terugkeerder in Senegal dat we bezocht hebben tijdens de vierdaagse conferentie, illustreert het nut van deze ‘stimuleringspremie’. Met 300 euro meer had deze persoon een waterput van goede kwaliteit kunnen graven wat hem continu toegang tot proper water voor zijn kippenfokkerij zou geven. Hij moet dat water nu een paar honderd meter verder ophalen of laten bezorgen, waardoor er veel tijd en extra geld verloren gaan. Een ander project dat we in 2008 in Kameroen hebben bezocht en waar een extra premie nuttig was geweest, was een bakkerij die belemmerd werd in zijn groei door het ontbreken van een generator. Regelmatige stroomonderbrekingen zorgden ervoor dat de eigenaar geen brood kon bakken. In dit geval zou een investering van 600 of 700 euro genoeg geweest zijn om een generator te kopen om hem in staat te stellen om onafhankelijk van de stroomonderbrekingen zijn activiteiten voort te
26
Harmonisatie van de re-integratiepraktijk in Afrika
zetten. Caritas International en MbT overwegen dan ook om te pleiten voor het oprichten van een jaarlijks fonds bedoeld als aanvulling op de re-integratiebijdrage van 1750-2000 euro voor die activiteiten die een hoog potentieel hebben (na een evaluatie van het project door de lokale partner). Een dergelijke premie zou de stagnatie van potentieel succesvolle projecten kunnen voorkomen. Volgens de huidige voorwaarden is een dergelijke additionele ondersteuning echter nog niet mogelijk. De re-integratiebijdrage wordt eenmalig gegeven en is niet verlengbaar volgens de regels die vastgelegd werden door Fedasil. Het zou echter niet gaan om een extra sociale hulp die zorgt voor een grotere afhankelijkheid van de terugkeerders, maar om een bedrag dat hen toelaat om hun project te ontwikkelen tot een duurzame inkomensgenererende activiteit, wat een belangrijk intrinsiek aspect is van ons concept van duurzame re-integratie. Het Ministerie voor Buitenlandse Zaken in Senegal heeft een financiering van 15 miljoen euro beschikbaar gesteld voor Senegalezen die in het buitenland verblijven. Alle projecten, met uitzondering van de immobiliënsector en transport, mogen een aanvraag indienen om financiële steun van dit fonds te krijgen. Het ministerie voert voorlichtingscampagnes op de consulaten en ambassades, die langzaam hun vruchten beginnen afwerpen. De samenwerking tussen het ministerie en de NGO’s dient echter nog versterkt te worden. Dit fonds kan vooral dienen als een garantiefonds om de ontwikkeling van bestaande activiteiten te stimuleren.
Andere pistes Het is interessant om ook andere kansrijke sectoren m.b.t. werkgelegenheid te identificeren. De migrant start dikwijls een project op zonder een specifiek plan. Niet iedere migrant is bovendien een geboren ondernemer. Onze partners moeten daarom investeren in de ontwikkeling van de werkgelegenheid en in het onderzoek naar het investeringsklimaat. Om ontwikkelaars van microprojecten beter te kunnen begeleiden, moet de bedrijfswereld van het land in kwestie eerst grondig geanalyseerd worden. Het is bovendien belangrijk om trainingen
à la carte te organiseren binnen de lokale structuren om zo een technische expertise in management, marketing, enz. aan te leren. De opleidingskosten moeten worden opgenomen in het project, zonder die te laten bekostigen door de micro-onderneming. Het schoolgeld van de kinderen zou eveneens opgenomen moeten kunnen worden in de re-integratiefondsen. Het is echter ook noodzakelijk dat de kandidaat-terugkeerder de beperkingen kent van de hulp die aangeboden kan worden door de lokale partner. Op die manier kunnen eventuele teleurstellingen voorkomen worden, zoals Mr. Yambasu van de Christian Brothers in Sierra Leone uitlegt: "We kunnen professionele begeleiding aanbieden en de terugkeerders helpen hun vaardigheden en opleidingsbehoeften te identificeren. We kunnen echter geen beurzen verstrekken, noch opleidingsfondsen op lange termijn. Wel kunnen we de verschillende programma’s, de mogelijkheden voor microkredieten, de fondsen van de overheid en de werkgelegenheid in kaart brengen.”
Netwerken van terugkeerders in landen van herkomst De netwerken in de verschillende landen zijn erg verschillend, zowel met betrekking tot hun aanbod als hun organisatiestatuut. De oprichting van een netwerk wordt dikwijls beperkt door het gebrek aan kennis van de terugkeerproblematiek op het terrein. Er is bovendien dikwijls geen eenduidige respons en de situatie kan compleet verschillend zijn per land. Het uitbouwen van een dergelijk netwerk is dus een complexer proces dan men zou denken. Daarom zijn de terreinbezoeken van de partners uit het Noorden zeker een grote meerwaarde: tijdens de missies van Caritas International en MbT in Togo (2008) en Kameroen (2009) kon de lokale partner gebruik maken van het bezoek van een Europese NGO om contact op te nemen met diverse NGO’s en gouvernementele organisaties.
Die connecties maakten het mogelijk om echte samenwerkingen op langere termijn te ontwikkelen. Dergelijke ontmoetingen kunnen dus echt een positief effect hebben wat betreft de uitbreiding van de netwerken. Het zou verkeerd zijn om ervan uit te gaan dat de publieke overheid van de Afrikaanse landen allemaal onverschillig zijn met betrekking tot het lot van hun landgenoten en de voorwaarden voor hun terugkeer, maar het gebrek aan informatie en inspanning leidt tot een status quo die niet simpelweg kan doorbroken worden door een proactieve aanpak.
Sociale hulp Het is soms echter moeilijk om een netwerk voor sociale hulp op te zetten. In Kameroen contacteert de partner meestal wel het Ministerie voor Sociale Zaken, maar er is weinig concrete hulp. Congo kan ondanks alles beroep doen op een interdiocesaan netwerk en Caritas Senegal op eigen middelen. Meneer Eboma van Caritas Congo benadrukt de noodzaak om het netwerk "Zuid-Zuid” te versterken door optimaal gebruik te maken van de conferentie. Er wordt best niet gewacht tot het moment dat de noordelijke partners een impuls geven. Onze ervaring leert dat inter-Afrikaanse netwerken ervaringen kunnen delen met betrekking tot gemeenschappelijke kwesties, waardoor het gemakkelijker wordt om ook een dialoog met de partners in het Noorden te voeren. De partners zijn voor een globale kijk op Afrikaanse migranten en niet alleen voor de terugkeerders uit Europa. De problematiek van de terugkeerdossiers die gedwongen worden terug te keren uit Sub-Saharisch Afrika en uit de Maghreb-landen is sterk aanwezig in Senegal, alsook in de meeste landen van West-Afrika. Slechts enkele programma’s zijn gericht op de ondersteuning van deze terugkeerders, terwijl zij mogelijk kwetsbaarder zijn dan hun landgenoten die terugkeerden uit Europa. Er moet dus zeker duidelijk worden gemaakt dat terugkeerders niet noodzakelijk vanuit het Noorden naar het Zuiden komen. Het netwerk van Caritas en de verschillende instanties wil een
goede ondersteuning voorzien voor de migranten-terugkeerders en het is belangrijk om te onderzoeken hoe dit zo goed mogelijk kan aangepakt worden. De Europese organisaties zouden daarom moeten streven naar een uitwisseling van ervaringen en bezoeken laten plaatsvinden op het Zuid-Zuid niveau om zo de lokale partners uit derde landen te betrekken bij hun ontmoetingen met terugkeerders in Afrika. Daarnaast creëren ze een platform via internet. Eén afzonderlijk type netwerk (Noord-Noord, Noord-Zuid, Zuid-Zuid) is minder efficiënt en daarom moeten de verschillende netwerken samengebracht worden en met elkaar in dialoog staan. De synergie tussen deze verschillende netwerken speelt een belangrijke rol in het al dan niet slagen van de re-integratie. Het is belangrijk dat de partners in het Zuiden proactief naar beschikbare hulpbronnen zoeken. De partners in Europa moeten dan weer werken aan de harmonisatie van de re-integratiepraktijken. Caritas en andere NGO’s moeten samenwerken met IOM in alle Europese landen zodat er geharmoniseerde steunprogramma’s aangeboden kunnen worden. De partners zijn er tevens van overtuigd dat er geïnvesteerd moet worden in de huidige ontoereikende budgetten.
zijn ondernemers: de doelstelling is om een actieplan te ontwikkelen zodat ze kunnen onderhandelen over de voordelen van hun project voor de staat, een voorbeeld kunnen stellen voor toekomstige migranten en zo hun re-integratie op een lokaal niveau kunnen vereenvoudigen. In Burundi kwamen eveneens dergelijke verenigingsinitiatieven tot stand. Deze projecten vormden een inspiratiebron voor Togo. Ildephonse Nsabimana van Ligue Iteka uit Burundi bracht verslag uit over de uitwisselingen tussen de verschillende migranten en het oprichten van netwerken die toegang verschaffen tot kredieten. Een lokaal radiostation werd benaderd voor een tweewekelijks programma waarin terugkerende migranten konden praten over hun leven in het buitenland en over de redenen voor hun terugkeer naar Burundi. Diasporaleden kunnen eveneens vertellen over hun ervaringen via de telefoon.
De partners waren het er ook over eens dat de Afrikaanse regeringen de problematiek van vrijwillige terugkeer niet als primordiaal beschouwen aangezien de toevloed van terugkeerders uit Europa eerder beperkt is (in vergelijking met het aantal interne vluchtelingen of grensvluchtelingen). Het is dus een illusie om specifieke beleidsmaatregelen te verwachten voor onze doelgroep en we moeten daarom eerder proberen om de migranten bij te staan door middel van reeds bestaande programma’s die uitgewerkt zijn voor de hele maatschappij.
Migranten met medische problemen vertegenwoordigen slechts een klein deel van de vrijwillige terugkeerders in Afrika, maar er moet wel rekening gehouden worden met de mogelijkheden die worden aangeboden door het netwerk. Het gaat vaak over dossiers die begeleiding nodig hebben bij het oprichten van een inkomensgenererende activiteit en voor wie een behandeling van een medisch of psychologisch probleem absoluut noodzakelijk is om de economische re-integratie niet te belemmeren. Enkele van onze partners hebben veel ervaring met dergelijke dossiers en hebben tot op heden al een goed uitgewerkt netwerk ontwikkeld. Anderen, zoals consultants die helpen bij de oprichting van bedrijven, hebben hun netwerk moeten uitbouwen in korte tijd om zo aan de vraag van de Europese partners te kunnen voldoen. Meneer Bah, van de organisatie 3AE uit Guinee geeft het voorbeeld van een netwerk dat in 2008 werd uitgebouwd voor het begeleiden van HIV-patiënten. Dit netwerk bevat verschillende instanties, zoals het Ministerie van Volksgezondheid, het Nationaal Comi-
Het oprichten van een netwerk voor terugkeerders In Togo werd een netwerk van terugkeerders opgericht om migranten te verenigen zodat ze samen sterk staan en kunnen onderhandelen met de staat over hun mogelijkheden. Onze lokale partner BCGO ondersteunt deze groep zodat ze wettelijke erkenning kunnen krijgen. De meeste van deze migranten
Kwetsbare groepen Medische gevallen
Harmonisatie van de re-integratiepraktijk in Afrika
27
té ter bestrijding van aids en een nationaal preventieprogramma gefinancierd door de EU. De migranten-terugkeerders die door ons programma begeleid zijn kunnen met die instanties contact opnemen zonder gebruik te maken van hun budget voor re-integratiebijstand. Caritas heeft in Congo een netwerk dat 40% van de gezondheidsdiensten van het land vertegenwoordigt. Er is in elk bisdom een diocesane raad van medische diensten (BDOM). Elk bisdom beheert ziekenhuizen, gezondheidscentra of klinieken. Voor Caritas Congo is er dus geen enkel probleem om in deze sector contacten te leggen en om de terugkeerders met een medisch probleem goed op te volgen. Caritas Congo werkt ook samen met andere gespecialiseerde NGO’s, o.a. in de strijd tegen aids, tuberculose en psychische problemen. In Ivoorkust zien we een gelijkaardige situatie aangezien de gezondheidscentra worden beheerd door de Kerk. De samenwerking met Caritas International leidt tot het uitbouwen van een breder netwerk en het activeren van het potentieel van de lokale Caritas in Ivoorkust. Secours Catholique (Caritas Frankrijk) heeft van zijn kant een project gefinancierd om de mogelijkheden van het katholieke systeem in Ivoorkust te onderzoeken. Caritas Mali verwijst op haar beurt migranten naar Médecins du Monde. De boodschap die uit de werkgroep rond gezondheidszorg is voortgekomen, is dat HIV in het algemeen goed behandeld wordt en dat er goede toegang is tot gratis en kwaliteitsvolle medische zorg. Er moet vooral op worden toegezien dat medische problemen de ontwikkeling van een economisch project niet belemmeren. De economische ontwikkeling blijft prioritair aangezien een inkomensgenererende activiteit leidt tot een grotere zelfstandigheid van de terugkeerder; maar als de psycho-medische problemen niet goed behandeld worden, kunnen ze de kans op een succesvolle terugkeer in gevaar brengen. Veel organisaties beschikken echter zelf niet over de nodige middelen of expertise om dergelijke medische dossiers op zich te nemen. Vaak vinden ze die expertise wel in het lokale, publieke of private netwerk. Het is dus belangrijk om het netwerk uit te breiden naar gespecialiseerde publieke diensten, die vaak niet genoeg benut worden wegens te gebrekkige informatie en communicatie. Onze Togolese partner werkt zo bijvoorbeeld samen met
lokale gemeentes, terwijl de partner in Burundi vooral samenwerkt met kleine initiatieven onder impuls van de overheid.
Preventie en sensibilisering De rol van preventie werd vele malen ter sprake gebracht tijdens de debatten. Mensen die vertrekken op zoek naar avontuur zien vaak niet hun kwaliteit en potentieel. De partners zijn van plan om hier meer aandacht aan te besteden. Volgens de lokale partners is de druk van de familie de belangrijkste factor die jonge Afrikanen naar Europa "duwt”. Dat blijkt ook uit de vele gesprekken die we in Europa hebben met potentiële terugkeerders. Terugkeerders maken zich zorgen over de teleurstelling, het onbegrip, en de afwijzing van hun familie in hun thuisland. Sommige partners wijzen op de enorme druk die jonge vrouwen uitoefenen op mannen van hun leeftijd (zoals dat bijvoorbeeld vaak het geval is in Senegal). De vrouwen geven dikwijls de voorkeur aan geëmigreerde mannen in plaats van jongeren die in hun land gebleven zijn, wat vaak leidt tot "verstandshuwelijken" die uitmonden in gezinsdrama’s. Daarnaast zijn er ook migranten die naar huis terugkeren en hun geld verspillen door te pronken met luxeproducten. Soms gaat al hun zuurverdiende geld uit Europa op aan cadeaus en feestjes. Kunnen we het hen kwalijk nemen? Aantonen dat ze succesvol zijn geweest in het buitenland is als het ware een verplichting, om de familie en de moeder tevreden te stellen, om een potentiële echtgenote te verleiden… Hoe gaan we het best om met deze realiteit? De verschillende experimenten hebben tot op heden weinig vruchten afgeworpen. De serie "Surprising Europe”10 (gefilmd in Nederland) toont aan dat de boodschap van migranten om de achtergeblevenen te ontmoedigen hetzelfde te ondernemen maar weinig gehoor krijgt. Tijdens een vertoning in Kampala (Oeganda) kon worden geconstateerd hoe de "potentiële migranten” overtuigd leken te zijn door de risico’s die in de film aan bod kwamen, terwijl terzelfder tijd de moeders, zusters, en tantes onvermoeibaar bleven herhalen "ze moeten vertrekken” en hierbij de gevaren van een leven in ballingschap
volledig ontkenden. De partners waren het er bovendien ook over eens dat 95% van het geld dat door de migranten vanuit Europa naar hun thuisland wordt opgestuurd vaak aan doeleinden wordt gespendeerd die niet noodzakelijk "vitaal" zijn. Een deel wordt besteed aan voeding, onderdak, kleding en het onderwijs van de kinderen, maar daarnaast ook aan schoenen, tassen en notebooks en vooral ook voor aankopen waar tijdens de traditionele feesten ostentatief mee geëtaleerd kan worden, waardoor het imago van "rijke geëmigreerde familie" nogmaals benadrukt wordt en de verwachtingen aanwakkert. Meneer Biack zegt dat de waarden veranderd zijn in Afrika als gevolg van de mondialisering: de jongeren zijn stoutmoediger en veeleisender geworden en koesteren verwachtingen die niet stroken met de realiteit. "In een regio waar de ideale schoonzoon ‘komende van’ is (‘venant de’ - een uitdrukking waarmee men de emigranten bedoelt) hebben jonge meisjes maar één droom: trouwen met een geëmigreerde leeftijdsgenoot die hen het nodige materiële comfort belooft. Ze spreken zich heel openlijk uit over het feit dat ze enkel en alleen met een emigrant willen trouwen omwille van het financiële comfort. Ondanks de moeilijkheid van zo’n vicieuze cirkel, hebben de jonge meisjes alleen oog voor de geëmigreerden. Om hun doel te bereiken, wagen zij hun kans en hopen ze een "Modou-Modou (een geëmigreerde in het Wolof) te vinden. Het lukt ze vaak nog ook.”11 "Tijdens een enquête in de regio, gaven de meeste vrouwen van migranten aan het gevoel te hebben dat hun leven een aaneenschakeling van lijden is. De studie toonde aan dat ze met enorme problemen geconfronteerd worden. Problemen die te maken hebben met de afwezigheid van hun echtgenoot en waarbij eenzaamheid en geldgebrek leiden tot
10
www.surprisingeurope.com
11
http://yahoo.bondyblog.fr/201005260001/a-la-recherche-de-l-hommeideal/
28
Harmonisatie van de re-integratiepraktijk in Afrika
echtscheidingen, ziektes enz. Deze vrouwen lijden onder het dictaat van een traditionele samenleving die vaak moeilijk te verzoenen is met gendergelijkheid."12
Welk programma en welke sensibilisering moeten het best worden toegepast om te vermijden dat jongeren uit Afrika zwaar teleurgesteld en gedesillusioneerd zijn door de hoge verwachtingen van hun landgenoten? Dat is de sleutel voor meer en meer vrijwillige terugkeerdossiers. "Vooral de schaamte houdt veel Afrikanen in Europa. Ze kunnen zich niet inbeelden dat ze moeten terugkeren naar hun familie zonder een fortuin mee naar huis te nemen”. Het moet daarom duidelijk worden dat Europa niet noodzakelijk "het land van melk en honing” is en dat het steeds moeilijker wordt om toegang te krijgen tot Europese landen en om er werk te vinden. De terugkeerders zijn vaak heel erg negatief over hun tijd in Europa en de onwetendheid die heeft geleid tot hun vertrek: slechts een laag percentage asielaanvragen wordt erkend, ze moeten uitputtend, vuil, vernederend en onderbetaald werk doen en ze worden uitgebuit als moderne slaven. Daarnaast hebben ze ook een voortdurende angst voor opsluiting en uitzetting. Dallé Biack, van de organisatie CCEY-CA in Kameroen, licht het als volgt toe: "wat ik altijd herhaal, is dat ik in Europa ook blanken op straat zie slapen, zowel in België, als in Frankrijk en in Nederland”. In verschillende Afrikaanse landen begrijpen slechts weinigen dat ook in Europa het niet altijd eenvoudig is om geld te verdienen en waarom geëmigreerden willen terugkeren naar Kameroen. Velen moeten dus nog gesensibiliseerd worden zodat het verkeerde imago van Europa bijgesteld wordt. Sensibilisering zou migrantennetwerken in Sierra Leone, Togo of Angola kunnen inspireren om te getuigen over hun werkelijke terugkeer, waardoor hun verhaal niet in twijfel zou kunnen getrokken worden. Ambroise Tine, de directeur van Caritas Senegal, vermeldt het beginsel van Caritas Internationalis dat verwijst naar het feit dat mensen niet kunnen belemmerd worden in hun verplaatsingen. De be-
12
doeling van de oriëntatie bij vrijwillige terugkeer en integratie is daarom het informeren en het aanbieden van alternatieven, maar uiteraard steeds met respect voor het recht voor het vrije verkeer van personen (uit 1948). Preventie is de werkelijkheid weergeven, zonder die op te dringen. De positieve en negatieve aspecten van migratie moeten worden besproken. We moeten de realiteit van migratie uitleggen met de positieve en negatieve aspecten. We wijzen op iemands verantwoordelijkheid, maar ook op zijn eigen vrijheid. Ambroise Tine formuleert het als volgt: "Het preventiebeleid in de EU is repressief door de politiek van Frontex. Daarom zeggen we "neen” tegen de uitwijzing en de onderdrukking.” De directeur van Caritas Senegal durft zelfs de link te leggen met slavernij:
"De afschaffing is geen initiatief van Afrika. Het zijn de slavendrijvers die op een bepaald moment "nee” hebben gezegd. In dezelfde lijn heeft Europa op een bepaald moment maatregelen getroffen wanneer honderden Afrikaanse jongeren stierven in de Atlantische Oceaan of de Middellandse Zee (…). Dat deed ons nadenken over onszelf en over onze geschiedenis. We zitten vastgehecht aan onze rechtsbeginselen. We geven informatie over de risico’s, maar we hebben niet het recht om hen te verbieden naar Europa te komen of om hen aan te moedigen in hun land te blijven. De begeleiding bij de ontwikkeling van een project draagt bij tot betere levensomstandigheden voor de teruggekeerden. De rijkdom is aanwezig, wij zijn het rijkste continent ter wereld.”
Deze visie op ontwikkeling als een noodzakelijk aspect van migratie wordt door de partners in het Noorden en door sommige in het Zuiden in vraag gesteld. Zoals we reeds weten en
vaak herhaalden zijn het niet "de armsten” die Afrika verlaten. De ervaringen van Caritas International en Maatwerk bij Terugkeer bevestigen dat ze vooral terugkeerders ontmoeten van wie de voornaamste ambitie was om weer op te bouwen wat zij bezaten voor hun vertrek. Zo had iemand zijn garage in Nigeria verkocht om zijn reis te betalen, een ander had zijn baan bij de bank opgezegd in Togo, of zelfs een publieke functie in Kameroen in de hoop op het vinden van een beter leven in Europa. Deze mensen leven niet in extreem slechte omstandigheden. Ze kunnen hun gezin onderhouden, bezitten een woning en kunnen dus vooral wat verliezen door naar Europa te trekken. De meesten hebben ook effectief veel verloren. Welke boodschap moeten we dan overbrengen aan deze mensen? Ontwikkeling en armoedebestrijding zijn dus niet de alomvattende middelen om illegale migratie aan te pakken. Volgens David Yambasu van de Christian Brothers (Sierra Leone) moeten de reële cijfers kenbaar gemaakt worden. Precies 7% van de Sierra Leoners die asiel aanvraagt in Europa heeft de kans om erkend te worden. Alle anderen worden het land uitgezet of opgesloten in detentiecentra. Hij vindt dat deze grafieken beter toegankelijk moeten worden in Afrika. Radio en televisie moeten worden gebruikt als media om de werkelijke informatie te verstrekken. Verschillende uitzendingen moeten discussies, debatten en vragen uitlokken. Ook getuigenissen kunnen een actieve rol spelen. De meeste mensen hebben geen idee van het migratiebeleid, de beperkingen, risico’s en procedures. De partners moeten de realiteit vertalen in de lokale talen en de veelvoorkomende problemen toelichten. Aloïse Sarr, van het P.A.R.I. in Dakar, vraagt de Europese NGO’s om bewijzen te verzamelen van Afrikanen in moeilijke omstandigheden in Europa, bijvoorbeeld door video’s te sturen naar Afrikaanse partners die kunnen dienen als nuttige instrumenten in de communicatie en sensibilisering. Dergelijke preventie kan betrekking hebben op verschillende gebieden: de openbare, politieke, en religieuze.
http://yahoo.bondyblog.fr/news/201005250001/louga-des-hommesfantomes-et-des-femmes-seules
Harmonisatie van de re-integratiepraktijk in Afrika
29
30
Harmonisatie van de re-integratiepraktijk in Afrika
Getuigenis Kenia: terug naar school en de verkoop van zuivelproducten
Conclusie De conferentie in Dakar was vier dagen van discussie en uitwisseling van ideeën en opinies waarin zowel de Afrikaanse partners als Caritas International en Maatwerk bij Terugkeer vanuit hun expertise en ervaringen aan hebben bijgedragen. Het volledige terugkeerproces is de revue gepasseerd: van de voorbereiding vóór terugkeer tot de re-integratieondersteuning na aankomst, over de sociale begeleiding en het lokale ondersteuningsnetwerk in de terugkeerlanden. Bovendien zijn ook algemene thema’s als preventie en sensibilisering rond migratie uitvoerig besproken.
Wat betreft de Afrikaanse partnerorganisaties:
We vatten hier kort enkele belangrijke conclusies en aanbevelingen van de conferentie samen.
1. De partner dient voldoende tijd en (achtergrond)informatie van de terugkeerder te hebben om zijn/haar komst voor te bereiden. Bovendien is het ook aangewezen om reeds voor de effectieve terugkeer voor telefonisch contact te zorgen tussen de terugkeerder en de lokale partner, om verwachtingen op vlak van wensen en noden af te stemmen op de realiteit. 2. Binnen de lokale partnerorganisatie dient één persoon verantwoordelijk te worden gesteld voor de opvang en begeleiding van terugkeerders en daar waar nodig in getraind of versterkt te worden.
Wat betreft de terugkeerders:
Wat betreft de Europese organisaties:
1. De terugkeerder dient voldoende voorbereidingstijd te hebben voor zijn/haar terugkeer om de mogelijkheden in het land van herkomst te verkennen. 2. De terugkeerder moet kunnen rekenen op de steun van de lokale partnerorganisatie, maar ook op een breder netwerk van economische organisaties en gezondheidsorganisaties. 3. De terugkeerder moet zich bewust zijn van eventuele beperkingen en moet zijn/haar verwachtingen realistisch houden. 4. Wat betreft de familie en de sociale omgeving van de terugkeerder in het land van herkomst is er meer aandacht nodig voor sensibilisering over de daadwerkelijke situatie van het leven van een migrant in Europa.
1. Verder investeren in het maken van heldere samenwerkingsafspraken met de lokale partners over wie waar exact verantwoordelijk voor is en investeren in linken en leren tussen de diverse Afrikaanse partnerorganisaties. 2. Inzetten op verbreding van de netwerken met meer economische organisaties en gezondheidsorganisaties in de landen van herkomst. 3. Meer lobby en advocacy richting de EU en onze nationale overheden rond harmonisatie van het vrijwillige terugkeerbeleid met oog op duurzame re-integratie in de landen van herkomst.
In de zomer van 2010 kwam de zestienjarige M. in België aan nadat haar ouders haar in de steek hadden gelaten. Ze was met haar studies gestopt en vertrokken naar Europa. Na zes maanden besloot ze echter dat ze niet langer de beslissing over haar asielaanvraag zou afwachten en liever zo snel mogelijk naar Kenia wilde terugkeren. Daarom vroeg ze Caritas International of ze steun kon krijgen om haar leven in Kenia opnieuw te kunnen lanceren. “Het was een grote vergissing om naar Europa te komen”, zei ze ons. Ze wilde naar Kenia terugkeren om er opnieuw naar school te gaan en haar diploma te behalen. Ze wilde bovendien een koe kopen om zuivelproducten op de lokale markt te verkopen en zich zo zeker te stellen van een beperkt inkomen. Ze had haar ideeën heel nauwkeurig uitgewerkt in een businessplan: binnen de 6 maanden zou ze een “melkbar” openen (productie, aankoop en verkoop van melk) en na een jaar hoopte ze genoeg geld gespaard te hebben om een stuk land te kunnen kopen. Caritas International besliste daarom om haar te steunen door haar schoolinschrijving te betalen en een koe te kopen. Aangezien ze elke dag op school verwacht werd, moesten we ook iemand vinden die haar kon onderhouden en ondersteunen bij de realisatie van haar project. We kwamen daarom overeen dat de tante van M. voor de koe zou zorgen, terwijl zij naar school ging. Bij haar terugkeer naar Kenia, zocht M., onder begeleiding van de lokale Caritaspartner, naar een school en enkele weken later kocht ze een melkkoe. Alle afspraken met haar tante werden vastgelegd in een contract (wederzijdse verwachtingen, vergoeding voor de tante enz.) door de lokale Caritaspartner zodat M. opnieuw naar school kon gaan en haar project kon realiseren.
Harmonisatie van de re-integratiepraktijk in Afrika
31
Caritas International, vzw Dienst Begeleide vrijwillige terugkeer en re-ïntegratie Liefdadigheidstraat 43 1210 Brussel - België T: +32 2 229 35 86
[email protected] www.reintegrationcaritas.be www.caritas-int.be Maatwerk bij Terugkeer Goeman Borgesiuslaan 77 3515 ET Utrecht Postbus 9769 3506 GT Utrecht T: +31 30 755 15 80 F: +31 30 755 15 82
[email protected] www.maatwerkbijterugkeer.nl
Medegefinancierd door het Europees Terugkeerfonds 32
Harmonisatie van de re-integratiepraktijk in Afrika