Handreiking besteding OGGz middelen voor toeleiding
Enschede, 7 november 2006 SS/06/2994/puog ir. L.E. Drouven mw. drs. S.J.M. Schutte
Handreiking besteding OGGz middelen voor toeleiding
Inhoudsopgave
1.
Doel van de publicatie.....................................................................................3
2.
Wat is OGGz? ................................................................................................3
3.
De OGGz-doelgroep ........................................................................................4
4.
Toeleidingsactiviteiten voor de OGGz doelgroep ..................................................4
5.
Waarom de toeleidingsmiddelen?......................................................................4
6.
Wat verandert er? ..........................................................................................5
7.
Wat valt wel en niet te financieren uit de toeleidingsmiddelen? .............................6
8.
Besliskader....................................................................................................6
9.
Verhouding centrumgemeente en regiogemeenten ..............................................7
10. Voorbeelden van activiteiten in de huidige situatie ..............................................8 10a. Toelichting activiteiten die wel zijn beoogd..................................................8 10b. Toelichting activiteiten die niet zijn beoogd ............................................... 10 11. Enkele uitgewerkte praktijksituaties ................................................................ 11 11a. Meldpunt OGGz voor een aantal samenwerkende regiogemeenten................ 12 11b. Doorstroom tussen centrumgemeenten .................................................... 14 11c. Assertive community treatment (ACT) vanuit een GGZ-instelling .................. 16 11d. OGGz team in grote centrumgemeente (fictief).......................................... 17 12. Veelgestelde vragen inclusief antwoorden ........................................................ 20
HHM/SS /06/2994/puog, © HHM 2006
P agi n a 2 v an 2 5
Handreiking besteding OGGz middelen voor toeleiding
1.
Doel van de publicatie Deze publicatie is bedoeld voor de 43 centrumgemeenten MO/VB/OGGz en omringende gemeenten1 2 (hierna te noemen ‘regiogemeenten’). De specifieke uitkering maatschappelijke opvang en verslavingsbeleid3 wordt per 1 januari 2007 uitgebreid met de OGGz. Daarvoor ontvangen de centrumgemeenten gezamenlijk 60,6 miljoen euro. Centrumgemeenten zijn in principe vrij in de besteding van deze middelen (althans binnen het kader van de specifieke uitkering). Echter, het beoogde bestedingdoel is toeleiding op het gebied van de OGGz in het gehele verzorgingsgebied van de betreffende centrumgemeente. De middelen zijn afkomstig uit verschillende bronnen. In deze publicatie worden deze middelen verder ‘toeleidingsmiddelen’ genoemd. Om centrumgemeenten te ondersteunen bij de overgang en omdat gemeenten hebben aangegeven hier behoefte aan te hebben, is in deze publicatie beschreven wat moet worden verstaan onder toeleidingsactiviteiten op het gebied van de OGGz. Hiermee wordt beoogd centrumgemeenten (in overleg met regiogemeenten) een handreiking te bieden als het gaat om keuzes ten aanzien van welke doelgroepen en activiteiten zij met de toeleidingsmiddelen kunnen financieren. De kernvraag is: Wat wordt wel en wat wordt niet beoogd te worden gefinancierd met de toeleidingsmiddelen? Voordat deze vraag wordt beantwoord, zal eerst het kader van de OGGz worden geschetst.
2.
Wat is OGGz? OGGz is het achtste prestatieveld uit de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo). Hierin staat centraal ‘het bevorderen van openbare geestelijke gezondheidszorg, met uitzondering van het bieden van psycho-sociale hulp bij rampen’. Hieronder vallen alle activiteiten van gemeenten op het terrein van openbare geestelijke gezondheidszorg, namelijk: ‘Het signaleren en bestrijden van risicofactoren op het gebied van de OGGz, het bereiken en begeleiden van kwetsbare personen en risicogroepen, het functioneren als meldpunt voor signalen van crisis of dreiging van crisis bij kwetsbare personen en risicogroepen en het tot stand brengen van afspraken tussen betrokken organisaties over de uitvoering van de OGGz.’ Toeleiding is hiervan een onderdeel. In paragraaf 4 wordt aangegeven wat toeleiding inhoudt.
1
2
3
Zie de bijlage voor een actueel overzicht van de regio-indeling voor de specifieke uitkeringen Maatschappelijke Opvang, verslavingsbeleid en OGGz. Gezien de vele partijen die betrokken zijn bij uitvoering van OGGz beleid, wordt de publicatie ook breder verspreid. Overal waar de specifieke uitkering wordt genoemd, geldt dat voor de 27 GSB centrumgemeenten de BDU/SIV van toepassing is. HHM/SS /06/2994/puog, © HHM 2006
P agi n a 3 v an 2 5
Handreiking besteding OGGz middelen voor toeleiding
3.
De OGGz-doelgroep De OGGz-doelgroep bestaat uit mensen die niet of slecht in staat zijn om in de eigen bestaansvoorwaarden4 te voorzien. Het zijn mensen met meervoudige problematiek, die overlast geven of overlast dreigen te gaan geven alsmede mensen bij wie sprake is van ‘stil leed achter de voordeur’. Ze zijn veelal zorgmijdend en vragen niet zelf om professionele hulp. De doelgroep wordt hiermee breed opgevat. Binnen de lokale situatie zijn hier vervolgens verschillende subdoelgroepen te onderscheiden. De OGGz-doelgroep verenigt veelal in zichzelf zowel aanspraken op reguliere gezondheidszorg (Zvw), als langdurige onverzekerbare zorg (AWBZ), maatschappelijke ondersteuning (Wmo inclusief OGGz) en andere aanspraken zoals op de Wet Werk & Bijstand. Deze aanspraken bestaan in het algemeen niet volgtijdelijk, maar veelal gelijktijdig. Dat betekent dat het moeilijk is af te bakenen wie op welk moment vanuit welke geldstroom inzet moet plegen voor cliënten uit deze doelgroep. Vaak moet tegelijkertijd een veelheid aan acties rondom een cliënt worden ingezet. Daarvoor is een goed afsprakenkader tussen alle partijen die betrokken zijn bij OGGz-cliënten een essentiële voorwaarde. De gemeente is bij uitstek de regisseur die zo’n afsprakenkader (niet vrijblijvend) kan en moet realiseren. De gemiddelde cliënt van de doelgroep is moeilijk te benaderen. Hoewel de multiproblematiek vraagt om inzet op meer hulpvragen, is de cliënt veelal niet bereid met meer hulpverleners tegelijkertijd aan de slag te gaan. Dit betekent dat veelal zal moeten worden gewerkt met één contactpersoon of vertrouwenspersoon.
4.
Toeleidingsactiviteiten voor de OGGz doelgroep Onder toeleidingsactiviteiten worden de volgende activiteiten verstaan: Signaleren, opsporen en melden: De activiteiten om risicogroepen te onderkennen, het nagaan waar problemen dreigen, het tijdig onderkennen van signalen uit de samenleving; het nagaan waar de leden van de doelgroep zich bevinden en op welke wijze deze zijn te benaderen en het melden van mensen uit de doelgroep. Contact leggen, contact houden en het toeleiden: Het benaderen van leden van de doelgroep (gevraagd of ongevraagd) teneinde hen te motiveren tot het accepteren van zorg, hulp, begeleiding of behandeling gericht op het verhogen van de levenskwaliteit, verminderen van de problematiek en de gevolgen daarvan voor de cliënt zelf alsmede de omgeving van de cliënt. Ongevraagde nazorg: Het houden van contact met de cliënt nadat hij/zij alsnog uit het beoogde reguliere circuit terugvalt. In feite is dit gelijk aan het opnieuw trachten toe te leiden.
5.
Waarom de toeleidingsmiddelen? De toeleidingsmiddelen zijn bedoeld om meer zorgmijders in zorg te krijgen en daardoor zowel verloedering als overlast te bestrijden. Het gaat vaak om een moeilijke groep waarvoor extra inspanning is vereist. De toeleidingsmiddelen zijn bij de centrumgemeen4
Bijvoorbeeld huisvesting, voeding, inkomen, sociale contacten en zelfverzorging. HHM/SS /06/2994/puog, © HHM 2006
P agi n a 4 v an 2 5
Handreiking besteding OGGz middelen voor toeleiding
ten neergelegd om de regiefunctie van deze gemeenten te versterken. Met name de regie over de toeleidingsactiviteiten voor deze doelgroep die door de diverse instellingen en organisaties in de eigen regio worden uitgevoerd. In het bijzonder gaat het om de GGzinstellingen, maar ook om instellingen voor verslavingszorg, instellingen voor opvang, de GGD’en, de politie, maatschappelijk werk, thuiszorgorganisaties, woningbouwcorporaties et cetera. Met deze middelen kan de centrumgemeente bijvoorbeeld GGz-expertise ten behoeve van toeleiding inkopen. Dit betekent dus dat de toeleidingsmiddelen kunnen worden gebruikt voor: toeleidingsactiviteiten of het versterken daarvan; maar (deels) ook voor het versterken van de regie over toeleidingsactiviteiten en de samenwerking tussen partijen.
6.
Wat verandert er? Met ingang van 1 januari 2007 ontvangen de centrumgemeenten gezamenlijk 60,6 miljoen euro aan toeleidingsmiddelen. Deze middelen zijn voor een deel afkomstig uit de AWBZ middelen voor dienstverlening (ongeveer 50%), uit de groeiruimte 2007 (ongeveer 40%) en tot slot uit de overheveling van de OGGz subsidie (de voormalige AFBZsubsidieregeling OGGz: ongeveer 10%). Het gaat dus deels om nieuwe middelen (ongeveer 40%) en deels om overgehevelde middelen (ongeveer 60%). Voor de centrumgemeenten zijn het extra middelen. Centrumgemeenten financieren nu al diverse OGGz-activiteiten onder andere op het gebied van toeleiding. Zij doen dat vanuit de specifieke uitkering maatschappelijke opvang en verslavingsbeleid en vanuit middelen uit het Gemeentefonds (Wcpv). Dit hoeft niet te veranderen. Echter, voor toeleiding van de OGGz doelgroep worden extra middelen ingezet. Daarnaast wordt extra nadruk gelegd op de versterking van de regie waarvoor de gemeenten (centrumgemeenten in overleg met de regiogemeenten) verantwoordelijk zijn. Ook deze gemeentelijke verantwoordelijkheid is niet nieuw. De gemeenten hebben en hadden de taak OGGz te bevorderen. Ook de kerntaken van de diverse andere bij de OGGz betrokken partijen die worden gefinancierd vanuit de reguliere geldstromen veranderen niet (het gaat hier bijvoorbeeld om instellingen voor GGz, verslavingszorg, maatschappelijke opvang of maatschappelijk werk). Wat wel kan veranderen is de wijze waarop in het verleden de genoemde AWBZ middelen voor dienstverlening zijn ingezet. Uit onderzoek uit 20055 is gebleken dat 38% van het AWBZ-budget gemoeid met dienstverlening feitelijk anders had moeten worden bekostigd omdat de aard van de betreffende activiteiten niet horen bij de AWBZ. Het ging dan onder meer om voorlichting, onderzoek, training en stagebegeleiding en niet om individuele zorglasten. Het zijn deze middelen die zijn overgeheveld naar de OGGz. Het verleden is hierbij dus niet leidend voor de inzet van deze middelen. Wat eveneens wel kan veranderen is dat gemeenten wellicht meer en anders dan in het verleden zullen moeten overleggen over toeleiding met zorgkantoor, GGz-instellingen, regiogemeenten en andere betrokkenen bij de OGGz doelgroep. 5
Quick scan splitsing gelden dienstverlening GGz, bureau HHM (kenmerk JT/05/2561), 2005. HHM/SS /06/2994/puog, © HHM 2006
P agi n a 5 v an 2 5
Handreiking besteding OGGz middelen voor toeleiding
7.
Wat valt wel en niet te financieren uit de toeleidingsmiddelen? Beoogde bestemming voor de toeleidingsmiddelen zijn alle activiteiten zoals gedefinieerd in paragraaf 4 (hoewel centrumgemeenten in principe vrij zijn in de besteding van deze middelen binnen het kader van de specifieke uitkering). Het gaat om de activiteiten signaleren, opsporen en melden, contact leggen, contact houden en het toeleiden en tot slot ongevraagde nazorg. Deze activiteiten zijn niet altijd zonder meer te onderscheiden van reguliere zorg- en hulpverlening. Dit wordt veroorzaakt door het feit dat, om toeleiding goed te laten verlopen, het veelal van belang is tijdens de toeleiding al deels reguliere zorg- en hulpverlening in te zetten. Dit gebeurt gedoseerd en vaak door één vertrouwenspersoon van een cliënt (de ‘toeleider’). Het betreft echter zorg- en hulpverlening die bij bereidwillige cliënten kan worden gefinancierd vanuit de reguliere middelen. De mate waarin al zorg kan en moet worden ingezet verschilt van persoon tot persoon. Onder reguliere middelen wordt verstaan: alle bestaande structurele financiering voor de doelgroep zoals de AWBZ, de financiering via de specifieke uitkering (de Wmo), de Wcpv (Gemeentefonds) en de Zvw. Wat de discussie over ‘wat toeleiding is en wat niet’ verder vertroebelt, is het feit dat de doelgroep veelal ook om gelijktijdige inzet vanuit diverse financieringskaders van de gemeente vraagt. Als cliënten gebruik maken van voorzieningen als schuldhulpverlening, maatschappelijk werk en maatschappelijke opvang, dan zijn dat voorzieningen die vallen onder reguliere zorg- en hulpverlening, maar niet onder toeleiding. De gemeente is echter zowel voor dit reguliere zorg- en hulpverleningsdeel als voor de toeleiding de beoogde financier. Op welke wijze kan nu de volgende vraag worden beantwoord: ‘Wat wordt wel en wat wordt niet beoogd te worden gefinancierd met de middelen voor toeleiding?’ Niet wenselijk is om op voorhand minutieus te onderzoeken welke de stappen zijn in een traject of welke de onderdelen in een voorziening zijn en deze vervolgens specifiek te koppelen aan één van de financieringsvormen voor deze doelgroep. Het is namelijk van groot belang steeds voor ogen te houden dat het gaat om een doelgroep die vraagt om een integrale en multidisciplinaire aanpak: integraal gericht op de continuïteit van toeleiding naar reguliere zorg en multidisciplinair omdat er veelal meerdere problemen spelen. In paragraaf 8 wordt een en ander uitgewerkt in een besliskader.
8.
Besliskader De vraag: ‘Wat wordt wel en wat wordt niet beoogd te worden gefinancierd met de middelen voor toeleiding?’, kan nu als volgt worden beantwoord: Vooraf zal moeten worden vastgesteld in hoeverre bestaande of nieuwe projecten/ initiatieven voor de OGGz doelgroep integraal en multidisciplinair zijn. Binnen de huidige wet- en beleidskaders betekent dit ook betrokkenheid van alle financieringskaders (gemeente, zorgkantoor en (straks) zorgverzekeraar) bij het project/initiatief. Aanvragen voor financiering van monodisciplinaire toeleidingsprojecten in de OGGz, waarin geen sprake is van samenwerking tussen verschillende partijen met elk hun eigen deskundigheid, komen niet in aanmerking voor financiering vanuit de HHM/SS /06/2994/puog, © HHM 2006
P agi n a 6 v an 2 5
Handreiking besteding OGGz middelen voor toeleiding
toeleidingsmiddelen. Multidisciplinaire programma´s waarin meerdere partijen samenwerken daarentegen wel. Vervolgens kan binnen afzonderlijke projecten/initiatieven voor deze doelgroep worden bepaald welke onderdelen wel en welke niet via de toeleidingsmiddelen maar via reguliere middelen kunnen worden gefinancierd. De activiteiten in paragraaf 4 zijn hiervoor leidend. Toeleiding eindigt daar waar cliënten bereid zijn om in zorg te gaan. Omdat de aard van de doelgroep complex is en cliënten soms wel deels bereid zijn om in zorg te gaan, maar deels ook niet, zal bovenstaande niet altijd heel gedetailleerd mogelijk zijn. Er zullen in eerste instantie grijze gebieden blijven bestaan, waarbij moet worden volstaan met een benadering gebaseerd op schattingen en statistische gemiddelden door afspraken te maken over gemiddelde cliënten en gemiddelde trajecten. Wanneer de betrokken financiers (ten minste centrumgemeente, regiogemeente en zorgkantoor) per grijs gebied samen om de tafel gaan en een verdeelsleutel maken voor een gezamenlijke financiering zal er steeds minder ‘grijs’ overblijven. Hierdoor kan op termijn een sluitend geheel ontstaan. De centrumgemeente is hierin de regisseur. Een gemeenschappelijk doel zoals neergelegd in het Plan van aanpak maatschappelijke opvang Rijk & G4 kan bijvoorbeeld helpen om afspraken te maken. Schematisch kan het beoogde bestedingsdoel voor de toeleidingsmiddelen alsmede het grijze gebied als volgt worden voorgesteld: Toeleidingsactiviteiten Monodisciplinair van aard
Niet bereid
Niet beoogd
Multidisciplinair van aard Wel beoogd
Grijs gebied
De cliënt Wel bereid
Niet beoogd
Niet beoogd
Tabel 1: Beoogd bestedingsdoel en grijs gebied
Het grijze gebied betreft het overgangstraject van de cliënt van toeleiding naar reguliere zorg afhankelijk van de bereidheid van de cliënt.
9.
Verhouding centrumgemeente en regiogemeenten De toeleidingsmiddelen worden toegekend aan de centrumgemeenten. De OGGz doelgroep bevindt zich uiteraard niet alleen in de centrumgemeente, maar ook in de regiogemeenten. De aard en omvang van de problematiek kan per gemeente wel aanzienlijk verschillen. De centrumgemeente zal samen met de regiogemeenten vast moeten stellen welke toeleidingsactiviteiten waar worden ingezet. De verantwoordelijkheid voor planning van toeleidingsactiviteiten en de financiering daarvan ligt in handen van de centrumgemeenten. Daarbij is de centrumgemeente verplicht tot overleg en afstemming met de regiogemeenten over het beleid en de financiering. Wat betreft de financiering dient HHM/SS /06/2994/puog, © HHM 2006
P agi n a 7 v an 2 5
Handreiking besteding OGGz middelen voor toeleiding
tevens rekening te worden gehouden met de inzet van reeds bestaande eigen middelen van de betrokken gemeenten in het kader van de OGGz (Wcpv en andere eigen middelen).
10.
Voorbeelden van activiteiten in de huidige situatie Hieronder is van enkele concreet bestaande activiteiten aangegeven welke wel en welke niet in aanmerking zouden komen voor financiering vanuit de toeleidingsmiddelen. Voor financiering geldt vooraf de eis dat het gaat om multidisciplinaire programma’s waarin wordt samengewerkt tussen de partijen die betrokken zijn bij OGGz cliënten. Te financieren uit de toeleidingsmiddelen OGGz? Wel beoogd (Versterking van) toeleidingsactiviteiten binnen de dagopvang, nachtopvang, gebruikersruimten, locaties voor verslaafde prostituees et cetera; Contact zoeken met de doelgroep op straat of specifieke locaties vanuit instellingen; Training en regie vroegsignalering; (Versterking) meldpunten OGGz/ meldpuntfunctionaris OGGz en OGGz team; Het opsporingsdeel en toeleidingsdeel binnen een ACT-team in GGz-instellingen; Outreachende activiteiten gericht op toeleiding; Versterking van de OGGz-regie voor toeleiding en signalering gericht op integraliteit en samenhang via een OGGz-platform en/of OGGznetwerk. Een cliëntvolgsysteem ontwikkelen en uitvoeren.
Niet beoogd Crisisopvang; Algemene Preventie; Casemanagement en outreachende activiteiten bij cliënten die reeds zorg of andere hulpverlening ontvangen; Bemoeizorg aan mensen die reeds in een hulpverleningstraject zijn geplaatst.
Tabel 2: schematisch overzicht wat wel en niet te financieren vanuit de middelen voor toeleiding
10a.
Toelichting activiteiten die wel zijn beoogd Toeleidingsactiviteiten binnen de dagopvang, nachtopvang, gebruikersruimten, locaties voor verslaafde prostituees et cetera en contact zoeken met de doelgroep op straat of specifieke locaties vanuit instellingen Binnen diverse bestaande voorzieningen en op diverse specifieke locaties vindt casefinding plaats. Daar waar de eerste contacten zijn gericht op toeleiding naar (multidisciplinaire) zorg is dit wel te financieren vanuit de toeleidingsmiddelen. Zodra de zorg eenmaal is ingezet vervalt het predikaat ‘toeleiding’ en zijn de toeleidingsmiddelen hier in principe niet voor bedoeld. Echter zoals al eerder aangegeven is een scherpe inhoudelijke scheiding hier moeilijk te maken. De financierende en uitvoerende partijen zullen moeten volstaan met een afspraak om de (integrale en multidisciplinaire) activiteiten naar redelijke evenredigheid (naar rato van de omvang en aard van de problematiek) deels te financieren uit de toeleidingsmiddelen en deels uit de reguliere middelen. Een dergelijke evenredigheid moet ook worden gezocht tussen de betrokken gemeenten als er sprake is van een verdeling van eigen gemeentelijke middelen (lees een aanvulling uit eigen bronnen op de rijksmiddelen).
HHM/SS /06/2994/puog, © HHM 2006
P agi n a 8 v an 2 5
Handreiking besteding OGGz middelen voor toeleiding
Training en regie vroegsignalering Vroegsignalering is het tijdig signaleren van dreigende dakloosheid (dreigende woonuitzetting wegens schulden of vervuiling of overlast voor buren) en/of het tijdig signaleren van verslaving of verloedering waarbij niet direct sprake is van dreigende dakloosheid. Vroegsignalering vindt plaats via huisartsen of maatschappelijk werk, de thuiszorg, cliëntenorganisaties, vrijwilligersorganisaties of woningbouwcorporaties en wordt veelal verricht binnen het kader van de reguliere middelen. Activiteiten gericht op het trainen of scholen van partijen die met de potentiële doelgroep te maken hebben, zijn wel vanuit de toeleidingsmiddelen te financieren. Echter, alleen voor zover de training/scholing is gericht op het vroeg signaleren (bijvoorbeeld van medewerkers van scholen, nutsbedrijven, woningbouwcorporaties en/of thuiszorgorganisaties). Eveneens te financieren is het houden van regie op ofwel het bewaken van de vroegsignalering. (Versterking) meldpunten OGGz/meldpuntfunctionaris OGGz en OGGz team Onder een meldpunt OGGz wordt verstaan: een collectief punt waar diverse partijen melding kunnen doen van gesignaleerde mensen uit de doelgroep. Vanuit het meldpunt wordt de informatie doorgegeven aan partijen die actie ondernemen richting de gemelde cliënten. Ook kan het meldpunt adviseren aan gemeenten en andere partijen waar risico’s liggen. Een meldpunt of een meldpuntfunctionaris kan wel worden gefinancierd uit de toeleidingsmiddelen (uiteraard alleen als dit is ingebed in multidisciplinaire samenwerking) in aanvulling op hoe dit reeds wordt gefinancierd. Een meldpunt of meldpuntfunctionaris heeft in de praktijk veelal verbinding met een OGGz team. Een concrete bruikbare optie is het werken met een OGGz team van generalisten met elk een eigen aandachtgebied. Een dergelijk team kan worden gevoed uit de diverse instellingen. Het team als geheel kan dan generalistisch werken, maar specialistisch deskundige uitvoerders kunnen hiervan deel uitmaken. Ook een dergelijk team kan, voor zover gericht op toeleiding, wel worden gefinancierd vanuit de toeleidingsmiddelen (eveneens) in aanvulling op hoe dit reeds wordt gefinancierd. Het opsporingsdeel en toeleidingsdeel binnen een ACT-team in GGz-instellingen en andere outreachende activiteiten gericht op toeleiding ACT-teams in GGz-instellingen werken voornamelijk outreachend. Zij benaderen OGGzcliënten na een aanmelding of via casefinding. Hun outreachende activiteiten zijn gericht op signaleren en opsporen, het leggen en opbouwen van contact, het in kaart brengen van de noodzaak tot hulp en het toeleiden naar zorg. Dit valt onder de definitie van toeleiding binnen de OGGz en is derhalve wel te financieren (uiteraard wederom alleen als dit is ingebed in multidisciplinaire samenwerking). Bovenstaande geldt eveneens voor het ‘oude’ straathoekwerk. Versterking van de OGGz-regie voor toeleiding en signalering gericht op integraliteit en samenhang via een OGGz-platform en/of OGGz-netwerk Zoals aangegeven hebben de toeleidingsmiddelen onder andere als doel om de regierol van gemeenten te versterken. Bij de OGGz zijn in het algemeen de volgende partijen betrokken: centrumgemeente; regiogemeenten; instellingen voor opvang (maatschappelijke opvang, vrouwenopvang, zwerfjongeren); instellingen voor verslavingszorg; instellingen voor geestelijke gezondheidszorg; huisartsen; voorzieningen voor schuldhulpverlening; HHM/SS /06/2994/puog, © HHM 2006
P agi n a 9 v an 2 5
Handreiking besteding OGGz middelen voor toeleiding
politie/justitie (openbare orde en veiligheid); gemeentelijke gezondheidsdiensten; woningbouwcorporaties; maatschappelijk werk; sociale dienst, arbeidsrehabilitatie; diverse andere zorgorganisaties (bijvoorbeeld voor jeugdzorg). Op tenminste twee niveaus is sprake van een regiefunctie: (1) de bestuurlijke regie (convenant), gericht op afstemming met de regiogemeenten, de opdrachtverlening en aansturing van de gesubsidieerde instellingen en het stimuleren, dan wel afdwingen van ketensamenwerking. Daarnaast is er (2) de regie op uitvoeringsniveau6: er is afstemming nodig in het samenwerkingsproces van uitvoerende medewerkers van een grote diversiteit aan uitvoeringsorganisaties. Ten behoeve hiervan wordt veelal een OGGzplatform of -netwerk in het leven geroepen. Dit wordt reeds gefinancierd in het kader van de regiefunctie die (centrum)gemeenten hebben voor de maatschappelijke opvang, de verslavingszorg en de openbare geestelijke gezondheidszorg, onder meer vanuit de specifieke uitkering en de Wcpv (Gemeentefonds). Van de toeleidingsmiddelen kan een deel worden besteed aan het opzetten en/of in stand houden van een OGGz-regie (bestuurlijk zowel als in de uitvoering). Een cliëntvolgsysteem ontwikkelen en uitvoeren Van belang is dat cliënttrajecten goed gevolgd kunnen worden om onder andere terugval te leren voorkomen. Dit beperkt op termijn de toeleidingsactiviteiten. Het cliëntvolgsysteem dient uiteraard veel meer doelen. Een deel van de toeleidingsmiddelen kan hiervoor worden besteed. Dit deel kan naar rato van het doel van dit cliëntvolgsysteem worden vastgesteld (in de praktijk functioneert het grootste deel immers voor de reguliere zorg- en hulpverlening).
10b.
Toelichting activiteiten die niet zijn beoogd Crisisopvang Crisisopvang (GGZ/MO in diverse vormen) is een kernfunctie die wordt gefinancierd uit bestaande middelen en wordt niet beschouwd als een vorm van toeleiding of signalering. De cliënt komt vrijwillig of wordt er na signalering naar toegeleid. De toeleidingsmiddelen zijn niet bedoeld voor versterking of intensivering van mogelijkheden voor crisisopvang zelf. Crisisopvang is uiteraard wel een voorziening die nauw aansluit bij toeleiding. Stimulering van een goede coördinatie tussen toeleidingsactiviteiten en crisisopvang is wel te financieren uit de toeleidingsmiddelen (te denken valt bijvoorbeeld aan de deelname van een medewerker crisis aan het teamoverleg van een meldpunt). Algemene preventie Algemene preventieactiviteiten/deskundigheidsbevordering of consultatie aan mensen die te maken hebben met de doelgroep kunnen niet worden gefinancierd uit de over te hevelen middelen. Uitzondering hierop is de deskundigheidsbevordering/consultatie ten behoeve van het (vroeg) signaleren (zie ook hierboven).
6
Het gaat hier niet om de zogenaamde trajectregie over een individuele cliënt. HHM/SS /06/2994/puog, © HHM 2006
P agi n a 10 va n 25
Handreiking besteding OGGz middelen voor toeleiding
Casemanagement en outreachende activiteiten bij cliënten die reeds zorg- of andere hulpverlening ontvangen Casemanagement volgt veelal op de toeleidingscontacten met de cliënt. De professional die het eerste contact weet te leggen met de cliënt is vanuit de cliënt gezien vaak een vertrouwensfiguur die in de situatie dat de cliënt in zorg is ook contact blijft houden en die betrokken is bij de coördinatie van de veelal multidisciplinaire zorg- en hulpverlening. Ook als de cliënt terugvalt kan deze casemanager trachten contact te blijven houden met de cliënt om de cliënt alsnog later weer in zorg te krijgen. Theoretisch zijn de toeleidingsmiddelen dan alleen van toepassing voor financiering van het toeleidingstraject en het contact blijven houden na terugval. De toeleidingsmiddelen zijn niet bedoeld om te worden ingezet zolang de cliënt in zorg is. Bemoeizorg aan mensen die reeds in een hulpverleningstraject zijn geplaatst Toeleiding en bemoeizorg zijn veelal lastig te onderscheiden: ze lopen in elkaar over. Onder bemoeizorg wordt verstaan ‘de ongevraagde bemoeienis van hulpverleners met verkommerde en verloederde mensen die hulp nodig hebben, maar daar zelf niet om vragen of deze hulp niet willen accepteren’7. Om mensen toe te leiden, zal het veelal noodzakelijk zijn bemoeizorg te verlenen. Daar waar cliënten eenmaal zijn toegeleid (en als het AWBZ betreft: een indicatie hebben) maar zich (tijdelijk) onttrekken, blijft de hulpverlenende instantie verantwoordelijk en is de bemoeizorg niet te financieren vanuit de toeleidingsmiddelen. Als echter na verloop van tijd blijkt dat cliënten zich meer structureel onttrekken, ontstaat een nieuwe toeleidingssituatie: de hulpverlenende instantie zal dit moeten melden, waarna de toeleiding wel kan worden gefinancierd vanuit de toeleidingsmiddelen (eventueel door een nieuwe instelling). Gemeenten zullen hierover afspraken moeten maken met de hulpverlenende instanties.
11.
Enkele uitgewerkte praktijksituaties Hieronder worden enkele praktijksituaties geanonimiseerd beschreven van OGGzactiviteiten. Hiermee wordt nader aangescherpt op welke wijze aanvullende financiële middelen kunnen worden ingezet. De volgende casussen komen aan bod: Par.
Casus
Type vraagstelling
11a
Meldpunt OGGz voor een aantal samenwerkende regiogemeenten
Relatie centrumgemeente - overige financiers Relatie centrumgemeente – regiogemeenten Relatie toeleiding – reguliere zorg
11b
Doorstroom tussen centrumgemeenten
Het gebruik van toeleidingsmiddelen bij de doorstroom van een cliënt tussen twee centrumgemeenten.
11c
ACT vanuit een GGz-instelling
Relatie toeleiding – reguliere zorg
11d
OGGz team in een grote centrumgemeente
Relatie toeleiding – reguliere zorg
Tabel 3: overzicht casussen
7
GGz Nederland, Uitvoering van Bemoeizorg, taken en verantwoordelijkheden van de geestelijke gezondheidszorg (29-08-2006). HHM/SS /06/2994/puog, © HHM 2006
P agi n a 11 va n 25
Handreiking besteding OGGz middelen voor toeleiding
In onderstaande subparagrafen wordt per casus eerst de feitelijke situatie beschreven. Daarna volgt een reactie voor wat betreft de financiering. Deze reactie is steeds cursief weergegeven.
11a.
Meldpunt OGGz voor een aantal samenwerkende regiogemeenten Het betreft een OGGz meldpunt dat in opdracht van de regiogemeenten wordt opgericht. De centrumgemeente participeert niet in het Meldpunt (binnen de centrumgemeente is een eigen Meldpunt voor de OGGz). De definitie van de OGGz doelgroep is breed. De opdracht voor de verdere ontwikkeling en implementatie van het Meldpunt OGGZ is aan de gemeenschappelijke gezondheidsdienst gegeven. Het gaat om een triage model (inhoudelijke selectie- of rangschikkingsmethodiek), waarbij er naar wordt gestreefd een cliënt na melding bij een Meldpunt OGGz, zo snel mogelijk over te dragen naar een zorginstelling in de frontoffice. Deze zorginstelling zal verdere toeleiding naar reguliere zorg (= backoffice) verzorgen. Mocht na overdracht blijken dat er beter een andere zorginstelling had kunnen worden ingeschakeld, dan wordt de cliënt niet terugverwezen naar het meldpunt. De instelling zorgt dan zelf voor overdracht naar een meer passende instelling. Het Meldpunt is nadrukkelijk niet bedoeld voor mensen die al bekend zijn bij een instelling (in behandeling of onder begeleiding) en functioneert niet als crisisdienst. Naast de toeleiding tot zorg beoogt men ook de cliënten uit de regio op te sporen, te volgen en de zorg te coördineren. Dit alles om de cliënt de meest passende zorg te kunnen bieden en te voorkomen dat de problematiek van de cliënt verergert. Dit is niet alleen in het belang van de cliënt zelf, maar ook van de naaste omgeving. De exacte werkwijze moet nog worden uitgewerkt. Globaal ziet de werkwijze er als volgt uit:
Meldpunt/ Triage
Frontoffice/ toeleiding
Een melding kan zowel telefonisch, schriftelijk als per mail binnenkomen. Het meldpunt wordt bemenst door een triagist (functionerend vanuit de eigen werkplek in de eigen organisatie). De triagist registreert en analyseert de melding en verzamelt waar nodig aanvullende informatie over de cliënt. Dit kan onder meer gebeuren door een huisbezoek. De triagist analyseert vervolgens wat het vermoedelijke hoofdprobleem is. De melding wordt in het team besproken, de hoofdproblematiek wordt vastgesteld en vervolgens wordt (in principe) in teamverband besloten aan welke instelling de cliënt zal worden overgedragen.
De nadruk ligt op de noodzakelijke toeleidingsactiviteiten naar reguliere zorg. Onder toeleiding vallen in deze casus alle taken die in de frontoffice moeten worden gedaan om de zorgverlening in de backoffice feitelijk tot stand te brengen, zoals onder meer: het contact leggen met de cliënt en hem/haar motiveren voor hulp; het (verdere) analyseren van het probleem; het opstellen van een trajectplan en vervolgens besluitvorming hierover; het begeleid overdragen van de cliënt naar de meest passende instelling in de backoffice, die de reguliere zorg aan de cliënt kan leveren. De toeleidingsactiviteiten zijn niet zozeer gericht op het oplossen van de problemen van de cliënt, maar omvatten wel de eerste noodzakelijk zorg.
HHM/SS /06/2994/puog, © HHM 2006
P agi n a 12 va n 25
Handreiking besteding OGGz middelen voor toeleiding
Backoffice/ reguliere zorg/nazorg
Als de problematiek van de cliënt in kaart is, alsmede wat er aan hulp geboden moet worden en door wie en er zijn hierover afspraken met de desbetreffende instelling gemaakt (oftewel het plan van aanpak is gerealiseerd), dan wordt de cliënt overgedragen naar de backoffice. Dit kan een andere instelling zijn dan de instelling van de frontoffice. Maar in sommige gevallen zal het dezelfde instelling zijn. In de backoffice krijgt de cliënt de (reguliere) zorg, die hij nodig heeft. Ondanks dat het hier om reguliere zorg gaat, wordt er wel van uitgegaan dat de backoffice instelling in staat is om (indien nodig) outreachende bemoeizorg te kunnen bieden.
De vraagstelling in deze casus is drieledig: 1) Er is onvoldoende duidelijkheid over de financiering van de frontoffice vanwege de onduidelijkheid over wat toeleiding is: welk deel moet door de centrumgemeente en welk deel door de overige financiers worden opgebracht. 2) Er is onvoldoende duidelijkheid over welk deel van het meldpunt en welk deel van de frontoffice door de centrumgemeente respectievelijk regiogemeenten moet worden opgebracht. 3) Er is onvoldoende duidelijkheid over wie de onderhandelingen moet voeren met de zorgpartijen over het meldpunt en de frontoffice. Reactie in relatie tot de financiering De toeleidingsmiddelen zijn bedoeld voor toeleidingsactiviteiten in de OGGz. Over de besteding van middelen moeten de centrumgemeenten in overleg treden met de regiogemeenten (zoals reeds de praktijk is (zou moeten zijn) rond maatschappelijke opvang, vrouwen opvang en verslavingsbeleid). De verantwoordelijkheid voor het vormgeven van dit overleg ligt bij de centrumgemeente. De financiering van het Meldpunt is helder. In het geschetste model past het Meldpunt onder de definitie van toeleidingsactiviteiten. De kosten van het Meldpunt zouden dan ook kunnen worden gefinancierd uit de aan de centrumgemeente toebedeelde toeleidingsmiddelen (na overleg tussen centrumgemeente en regiogemeenten). Uiteraard kunnen de gezamenlijke gemeenten hierover ook andere afspraken maken. De financiering van de backoffice is eveneens helder. Hier vindt zorg (of andere hulpverlening) plaats, al dan niet outreachend. Dit betekent financiering uit de reguliere middelen, door het zorgkantoor als het gaat om AWBZ-zorg (op basis van indicatie door het CIZ), door de zorgverzekeraar als het gaat om somatische zorg of straks geneeskundige GGz en door de (regio)gemeenten als het gaat om MO, Amw, schuldhulpverlening en andere gemeentelijke zorg- en hulpverlening. Hiervoor kan geen beroep worden gedaan op de toeleidingsmiddelen. Minder eenduidig is de frontoffice. Hierin vindt naast toeleiding ook deels diagnostiek/ indicatiestelling of zorg (dan wel andere hulpverlening) plaats. De volgende activiteiten in de frontoffice zijn toeleidingsactiviteiten en zijn te financieren vanuit de toeleidingsmiddelen: Het contact leggen met de cliënt en hem/haar motiveren voor hulp. Het (verdere) analyseren van het probleem (nog geen uitgebreide diagnostiek). De overige activiteiten betreffen deels toeleiding en deels diagnostiek/indicatiestelling en zorg- (of overige hulpverlening). HHM/SS /06/2994/puog, © HHM 2006
P agi n a 13 va n 25
Handreiking besteding OGGz middelen voor toeleiding
Het opstellen van een plan van aanpak en vervolgens besluitvorming hierover (onder meer over welke reguliere zorg); feitelijk is dit zorg (of overige hulpverlening), derhalve kan dit deel niet worden gefinancierd worden uit de toeleidingsmiddelen. Het begeleidt overdragen van de cliënt naar de meest passende instelling in de backoffice, die de reguliere zorg aan de cliënt kan leveren. Dit valt onder ‘toeleiden’ en kan wel worden gefinancierd vanuit de toeleidingsmiddelen. Toeleiding zal niet altijd (of niet altijd direct) succesvol zijn. Sommige cliënten zullen niet (of nog niet) worden toegeleid, hetgeen betekent dat binnen de frontoffice een deel van de cliënten naar zorgcontacten worden geleid terwijl een ander deel toeleidingscontacten zal moeten blijven ontvangen. In deze casus zullen dan ook nadere afspraken moeten worden gemaakt over de invulling van de frontoffice, bijvoorbeeld als volgt. De centrumgemeente zal (samen met de regiogemeenten) de onderhandelingen over de toeleiding moeten voeren met de zorgpartijen. Daarbij kan de centrumgemeente (samen met de regiogemeenten), vanuit haar verantwoordelijkheid voor de activiteiten op het gebied van toeleiding, in eerste instantie een normatieve afspraak maken voor het aandeel aan contacten dat gerekend wordt tot toeleiding en het aandeel dat meer het karakter heeft van diagnostiek en indicatiestelling (door de zorgpartijen vanuit de reguliere middelen te financieren). Dit kan na evaluatie van registraties worden bijgesteld. Hiertoe zullen afspraken moeten worden gemaakt met de instellingen dat zij hun resultaten terugkoppelen (onder meer welk deel blijkt wel en welk deel blijkt niet te kunnen worden toegeleid en in welk gemiddeld aantal contacten; welke cliënten vallen terug; et cetera). Wanneer bepaalde cliënten structureel niet zijn toe te leiden, kan dit nopen tot andere afspraken over de contacten in de frontoffice (bijvoorbeeld contacten met een ander observatieniveau en derhalve een ander tarief).
11b.
Doorstroom tussen centrumgemeenten Het betreft de geschiedenis van een individuele cliënt waarbij vragen spelen over het gebruik van toeleidingsmiddelen bij de doorstroom tussen twee centrumgemeenten. Achtergrond en hulpverleningsgeschiedenis K is 35 jaar en komt uit Centrumgemeente A. Hij heeft daar een vaste hulpverlener bij de dagopvang. K is thuisloos en in totaal zo’n 14 jaar dakloos. Hij heeft, behalve marginale huisvesting bij kennissen (‘op de bank’), altijd buiten geslapen in een tent. K zegt niet naar de nachtopvang te durven omdat hij dan met meerdere onbekenden op een zaal moet slapen. K gebruikt veel softdrugs en alcohol. K is van 2004 tot 2005 in Centrumgemeente B omdat zijn vader hier woont. In januari 2006 besluit hij voorgoed naar Centrumgemeente B te komen omdat hij niet langer in Centrumgemeente A durft te blijven. Hij zegt mishandeld te zijn en ontvoerd door kennissen van de straat. Hierdoor staakt het traject dat men bij de dagopvang in Centrumgemeente A voor K heeft georganiseerd (wonen/werken/psycholoog). In Centrumgemeente B heeft K eveneens contact met mensen van de dagopvang. Zijn uitkering in Centrumgemeente A is stopgezet omdat hij in Centrumgemeente B is, en in Centrumgemeente B mag hij geen nieuwe aanvragen omdat hij geen binding heeft met Centrumgemeente B. Dit geldt HHM/SS /06/2994/puog, © HHM 2006
P agi n a 14 va n 25
Handreiking besteding OGGz middelen voor toeleiding
eveneens voor het aanvragen van een postadres in Centrumgemeente B of het invullen van een formulier toegang MO om ergens in Centrumgemeente B te gaan wonen. Hij heeft geen ID-bewijs meer omdat deze in Centrumgemeente A is gestolen. K verdient geld als straatnieuwsverkoper. Doorlopen traject In eerste instantie is door hulpverleners in Centrumgemeente B gepoogd K terug te leiden naar Centrumgemeente A en diens hulpverleners daar (via regelmatig telefonisch contact en drie afspraken waarbij is beloofd K’s treinkaartje te betalen en begeleiding door iemand van Centrumgemeente B). K is geen van de keren op de afgesproken tijd langsgekomen. Duidelijk werd dat K niet mee wil werken aan terugkeer naar Centrumgemeente A. Daarom werd een nieuw traject ingezet om K in Centrumgemeente B te laten blijven. Door de hulpverlener uit Centrumgemeente A is een verklaring afgegeven dat K inderdaad meerdere malen is mishandeld en wordt bedreigd. Aan de hand van deze verklaring kan met spoed een advies toegang MO worden gevraagd. Met dit advies krijgt K vervolgens toestemming een uitkering aan te vragen. Duidelijk wordt dat K’s intensieve softdruggebruik een zelfmedicatie is voor ADHD. K stemt in met behandeling bij een instelling voor verslavingszorg in Centrumgemeente B, in eerste instantie voor het softdruggebruik, maar ook om te observeren of hij kan minderen qua alcoholgebruik. Sinds september 2006 woont K in een woongelegenheid met woonbegeleiding in de Centrumgemeente B. Vraagstelling In deze casus zitten veel contacten waar de cliënt zelf niet bij betrokken is (regelzaken in het voortraject, afstemming met collega’s). Een eventuele financiering vanuit de AWBZ is niet dekkend. Alleen de werkelijke contacten met de cliënt worden gefinancierd waarin een kleine marge zit voor indirect cliëntgebonden contacten. In zijn algemeenheid vallen de contacten tot het moment van indicatie (of opstellen behandelplan) onder toeleiding en zijn niet te financieren uit de reguliere middelen. Verder is ook hier het trajectmanagement niet expliciet geregeld, de MO instelling doet de woonbegeleiding en de instelling voor verslavingszorg behandelt/begeleidt de verslaving. Er is in de huidige praktijk onvoldoende continuïteit en samenhang vanwege het ontbreken van trajectmanagement. De kans op terugval of uit beeld raken van de cliënt is groot. Reactie in relatie tot de financiering Binnen de Centrumgemeente B kunnen de toeleidingsmiddelen worden gebruikt voor het traject van overgaan naar Centrumgemeente B tot het moment waarop de cliënt regulier in behandeling is bij de instelling voor verslavingszorg en/of een woonruimte met begeleiding heeft. Voor de afstemming (trajectmanagement) in het geval van cliënten die een hoog terugvalrisico hebben, moet worden afgesproken dat de reguliere middelen ook worden gebruikt voor periodiek overleg tussen de partijen over de voortgang. Dit ligt namelijk dicht aan tegen casemanagement. Bij multidisciplinaire samenwerking moet het afzonderlijk werken van de verschillende hulpverleners zonder onderlinge raadpleging en uitwisseling worden voorkomen. Een geheel ander punt is de intergemeentelijke afstemming (Centrumgemeente A schrijft de cliënt uit en Centrumgemeente B laat hem niet binnen). In dit vacuüm moeten de toeleidingsmiddelen uitkomst kunnen bieden.
HHM/SS /06/2994/puog, © HHM 2006
P agi n a 15 va n 25
Handreiking besteding OGGz middelen voor toeleiding
11c.
Assertive community treatment (ACT) vanuit een GGz-instelling Binnen een GGz-instelling opereert een multidisciplinair team voor een specifiek deel van de OGGz doelgroep. Dit ACT team behandelt een kleine specifieke doelgroep en is onderdeel van het circuit langdurig zorg afhankelijken van een GGz-instelling. Deze doelgroep bestaat uit mensen die last hebben van zeer ernstige en blijvende symptomen ten gevolge van een psychiatrische ziekte. Door de ernst van de symptomen, is het voor hen erg moeilijk om simpelweg te voorzien in hun dagelijkse levensbehoeften. Mensen die in aanmerking komen voor ACT-diensten hebben vaak een lange geschiedenis van opnames achter de rug en/of leven op straat ten gevolge van hun ziekte. De hulp wordt thuis of op een ander plek buiten de gevestigde GGz voorziening geboden. De teamleden passen hun agenda aan rond de zorg die nodig is voor de doelgroep. Als er vandaag een probleem ontstaat dan biedt het team ook vandaag hulp. De cliënt hoeft dan niet te wachten tot een volgende afspraak. Bij het ACT is er geen limiet voor de duur dat een cliënt diensten kan blijven ontvangen. Dit betekent dat het ACT-team beschikbaar is zolang dit nodig is. Het ACT-team zal geen cliënt ontslaan omdat deze ‘te moeilijk’ is of omdat er te weinig ‘vooruitgang’ wordt geboekt. Het team is er om te behandelen, wat er ook gebeurt. Het ACT team kan hulp bieden op verschillende gebieden: dagelijkse activiteiten (boodschappen doen en koken, zorg voor kleding, gebruik maken van (openbaar) vervoer); sociale en familierelaties, gezinsleven/omgeving van de cliënt, coördinatie van zorg rond de kinderen, ondersteunen in de ouderrol; contacten met diverse instanties; behandeling bij middelenmisbruik; crisismanagement; hulp in relatie tot werk; woonbegeleiding; ondersteuning bij medicatiegebruik; ondersteuning gezondheid; seksuele voorlichting; begeleiding bij financiën en schuldsanering. De zorg wordt geïntegreerd aangeboden. Er is dus geen absolute scheiding aan te brengen. Samenstelling ACT-team Het ACT-team bestaat uit een tiental professionals, te weten een psychiater, een arts, sociaal psychiatrisch verpleegkundigen, een maatschappelijk werker, een woonbegeleider, een werkbegeleider en een specialist op het gebied van middelenmisbruik. De teamleden werken samen. Het is niet zo dat één van de teamleden in het bijzonder de behandelaar is. Er wordt waar mogelijk en nodig van een ieders expertise gebruik gemaakt. Wijze van aanmelding Er worden cliënten vanuit de eigen organisatie aangemeld (cliënten die al in zorg zijn) en daarnaast doet het team aan casefinding. Dat betekent dat het team actief op zoek gaat
HHM/SS /06/2994/puog, © HHM 2006
P agi n a 16 va n 25
Handreiking besteding OGGz middelen voor toeleiding
naar mensen die hulp nodig hebben. Deze mensen hoeven zich niet apart aan te melden. Het ACT-team zorgt in die situatie zelf voor de inschrijving en afwikkeling. Reactie in relatie tot de financiering Het gaat hier om een multidisciplinair proces, echter geheel onder regie van een instelling voor geestelijke gezondheidszorg. Er is geen directe samenwerking met andere organisaties die ook betrokken zijn bij de OGGz cliënten, terwijl dat in deze situatie wel is aan te bevelen. De activiteiten voor de reeds in zorg zijnde cliënten vallen geheel onder de reguliere financiering. Casefinding kan beschouwd worden als een vorm van toeleiden. Financiering vanuit de OGGz middelen voor toeleiding is bedoeld om samenwerking te stimuleren met andere initiatieven onder centrale regie bij de gemeente(n). In dit geval wordt aanbevolen de toeleidingsmiddelen hier niet voor te gebruiken. Aanvullende observatie door auteurs Elementen als begeleiding bij financiën en schuldsanering (schuldhulpverlening), behandeling bij middelenmisbruik (ambulante verslavingszorg), hulp in relatie tot werk en woonbegeleiding lenen zich uitstekend voor samenwerking met andere partijen in de OGGz. Deze hierboven genoemde activiteiten zijn in het algemeen voorzieningen die vanuit de reguliere gemeentelijke financiering kunnen worden betaald. Er zijn situaties denkbaar waarbij een ACT team wordt gevormd uit een gelijksoortige set aan disciplines die uit verschillende instellingen afkomstig zijn en waarbij ook een brede doelgroep wordt benaderd. In die situatie is wel sprake van samenwerking en het financieren van casefinding past dan beter bij de doelstelling voor de toeleidingsmiddelen.
11d.
OGGz team in grote centrumgemeente (fictief) Onderstaande casusbeschrijving is opgebouwd uit elementen van verschillende aangeleverde casussen. Het betreft een OGGz team in een grote centrumgemeente. In dit OGGz team zijn deskundigen gedetacheerd vanuit de diverse instellingen en instanties die te maken hebben met de doelgroep. Deze detachering is voor een deel van hun aanstelling bij de instelling van herkomst (om de band te onderhouden). De teamleden zijn specifiek generalistisch opgeleid voor het benaderen van de doelgroep in brede zin, echter elk teamlid komt uit een specialistische achterban en brengt specialistische kennis in. Het OGGz team heeft als hoofdtaak het benaderen en toeleiden van de doelgroep naar de reguliere zorg. In het OGGz team zijn de volgende partijen betrokken: GGD, GGz, opvang instellingen, maatschappelijk werk, verslavingszorg, schuldhulpverlening. Daarnaast zijn er actief signalerende partijen zoals politie, woningbouwcorporaties en thuiszorg die deelnemen in het regieoverleg maar geen teamleden detacheren. In het regieoverleg zijn ook vertegenwoordigers vanuit de regiogemeenten betrokken. Er is een meldpunt OGGz dat bij de centrumgemeente is gesitueerd en wordt bemenst door de teamleden. De OGGz teamleden werken voornamelijk outreachend. Zij benaderen OGGz-cliënten of na een aanmelding of via casefinding. Hun outreachende activiteiten zijn gericht op signaleren opsporen, contactleggen en opbouwen hulpnoodzaak in kaart brengen en toeleiden van de doelgroep.
HHM/SS /06/2994/puog, © HHM 2006
P agi n a 17 va n 25
Handreiking besteding OGGz middelen voor toeleiding
Hieronder worden de volgende activiteiten besproken in het kader van de financiering: 1. De toeleiding van nieuwe cliënten. 2. De bij de toeleiding behorende diagnostiek voor de doorgeleiding van de cliënt naar reguliere zorg en de diagnostiek na doorgeleiding 3. Het toeleidingsproces bij moeilijk toe te leiden cliënten. 4. Trajectregie na toeleiding 5. Opnieuw toeleiden van cliënten die terugvallen. 1. D E TOELEIDING VAN NIEUWE CLIËNTEN Als een signaal of melding met betrekking tot een (potentiële nieuwe) OGGz cliënt binnenkomt bij het meldpunt OGGz wordt beoordeeld welk teamlid deze cliënt krijgt toegewezen om verdere actie te ondernemen. Dit gebeurt door het teamlid dat op dat moment het meldpunt bemenst op basis van de voorhanden zijnde informatie. Door een van de teamleden wordt contact gezocht met de cliënt. Hierbij wordt indien nodig de expertise van diverse andere teamleden gebruikt. Over cliënten met complexe problematiek wordt in het team overleg gevoerd. In het algemeen wordt het teamlid dat via casefinding het eerste contact met de cliënt heeft gemaakt ook degene die de toeleiding verder zal trachten af te handelen. Het gaat bij toeleiding om het scheppen van voorwaarden dat de cliënt de stap maakt om in zorg te gaan. Dit betekent onder andere de eerste nood ledigen door de betrokkene van het OGGz team (medicatie, wondverzorging), afstemmen met partijen (vaak financieel, maar soms ook sociaal) zodanig dat de cliënt rust krijgt en een stap richting reguliere zorg durft of wil doen. Vervolgens moet er worden afgestemd met de partijen van de reguliere zorg. Tijdens de eerste contacten wordt ook reeds een deel van de problematiek geïnventariseerd. Reactie in relatie tot de financiering Alle bovenstaande activiteiten kunnen in deze samenwerkingssituatie uit de toeleidingsmiddelen worden gefinancierd.
2. D E
BIJ DE TOELEIDING BEHORENDE DIAGNOSTIEK VOOR DE DOORGELEIDING VAN DE
CLIËNT NAAR REGULIERE ZORG EN DE DIAGNOSTIEK NA DOORGELEIDING
Door de leden van het OGGz team moet een gefundeerd besluit kunnen worden genomen over de verdere doorgeleiding van de cliënt. Daarvoor is in een bepaalde mate een inventarisatie van de problematiek noodzakelijk. Als de cliënt en de problematiek bekend zijn of er is directe bereidheid, kan een cliënt relatief snel (bijvoorbeeld binnen twee weken) worden overgedragen aan de reguliere zorg (bijvoorbeeld opname in een 24-uurs voorziening (Opvang, GGz, verslavings- of ambulante zorg). In dat geval wordt volstaan met een beperkte inventarisatie van de problematiek tijdens de toeleidingsfase en wordt de verdere diagnostiek binnen de reguliere zorg gedaan. De cliënt wordt dan volledig overgedragen. Reactie in relatie tot de financiering De beperkte diagnostiek tijdens de toeleiding is te financieren uit de toeleidingsmiddelen. De diagnostiek en zorg na overdracht komen voor rekening van de reguliere financiering.
HHM/SS /06/2994/puog, © HHM 2006
P agi n a 18 va n 25
Handreiking besteding OGGz middelen voor toeleiding
3. H ET TOELEIDINGSPROCES BIJ MOEILIJK TOE TE LEIDEN CLIËNTEN Indien de cliënt niet direct kan worden overgedragen (omdat de cliënt daartoe niet bereid is) wordt zo lang mogelijk en zo goed mogelijk contact onderhouden met de cliënt. Er wordt zo veel mogelijk informatie voor diagnostiek verzameld en zo mogelijk wordt al enige zorg verleend door die leden van het team die contact kunnen houden met de cliënt. Hierbij wordt gebruik gemaakt van de deskundigheid van het gehele team en wordt de cliënt ook besproken in het team. Men streeft naar een geleidelijke vaak stapsgewijze toeleiding naar reguliere zorg. De cliënt accepteert eerst één bepaalde vorm van zorg of behandeling en vervolgens een volgende aanvullende noodzakelijke hulpvorm. Reactie in relatie tot de financiering Dit is deels te financieren uit de toeleidingsmiddelen en deels uit de reguliere middelen. Indien voor de reguliere zorg een indicatie kan worden afgegeven is het evident om dat aandeel als reguliere zorg te onderkennen en regulier te financieren. Indicatie is op dit moment alleen van toepassing op AWBZ zorg. Ook duidelijke afgebakende vormen van gemeentelijk gefinancierde reguliere voorzieningen zoals schuldhulpverlening, ambulante verslavingszorg en bijbehorende medicatie zullen, zodra de cliënt meewerkt, als regulier kunnen worden beschouwd. Een toedeling van de financiering op basis van activiteiten heeft de voorkeur. Een knelpunt hierbij is dat het aandeel cliënten dat niet direct en slechts stapsgewijs naar de reguliere zorg kan worden toegeleid relatief groot is en er vaak per cliënt een lange tijd sprake is van een combinatie van toeleidingsactiviteiten en zorgpogingen. Een scherpe toedeling op basis van activiteiten per cliënt is daarbij moeilijk te maken. In dat geval wordt aanbevolen een generale schatting op teamniveau te maken van het totaal aan activiteiten die moeten worden gefinancierd uit de verschillende financieringsbronnen voor de gehele geschatte omvang van de subdoelgroep. Hierbij is een periodieke onderlinge afstemming tussen alle financiers op basis van de verantwoordingsrapportage van het OGGz team sterk aan te bevelen.
4. T RAJECTREGIE NA TOELEIDING De cliënten uit de OGGz doelgroep hebben een relatief hoog risico op terugval. Verder is er vaak gelijktijdig zorg nodig vanuit verschillende disciplines. Belangrijk is dat, nadat deze cliënten in reguliere zorg zijn, periodiek wordt nagegaan hoe het verloop van de zorg is en of er risico’s zijn ten gevolge van onvoldoende aansluiting in de zorg. Reactie in relatie tot de financiering In deze trajectregie of trajectbegeleiding moet binnen de reguliere zorg via de reguliere financiering worden voorzien (ongeacht de persoon die het uitvoert). Indien nodig kan een OGGz teamlid of een hulpverlener uit de primaire reguliere hulpverlening fungeren als trajectbegeleider. In ieder geval worden alle in zorg gebrachte OGGz cliënten periodiek besproken in een overleg tussen trajectbegeleider en betrokken hulpverleners.
5. O PNIEUW TOELEIDING VAN CLIËNTEN DIE TERUGVALLEN Indien een OGGz cliënt zich echter alsnog aan alle reguliere zorg onttrekt en terug valt, wordt de cliënt weer overgedragen aan het OGGz team dat opnieuw tracht de cliënt toe te leiden naar reguliere zorg, of ten minste tracht contact te blijven houden met de cliënt. HHM/SS /06/2994/puog, © HHM 2006
P agi n a 19 va n 25
Handreiking besteding OGGz middelen voor toeleiding
Dit kan direct zijn of via contactpersonen bijvoorbeeld in een andere gemeente of in detentie. Reactie in relatie tot de financiering Voor het opnieuw toeleiden van cliënten die teruggevallen zijn kan er weer aanspraak worden gemaakt op de toeleidingsmiddelen. Het is echter wel zaak dit zo veel mogelijk te voorkomen zeker als gevolg van onvoldoende aansluiting van de zorg in het traject. In dat geval kan immers het traject voorafgaand aan terugval ten gevolge van onvoldoende aansluiting gezien worden als verspilling.
12.
Veelgestelde vragen inclusief antwoorden 1. Wat is de herkomst middelen OGGz? Antw.: Zie paragraaf 6. 2. Is er een definitie van OGGz? Antw.: Zie paragraaf 2. 3.
De centrumgemeenten krijgen de plannings- en financieringsverantwoordelijkheid over de OGGz. In dat verband wordt de huidige doeluitkering MO opgehoogd met OGGz gelden. Is het juist dat de centrumgemeente voor de hele regio beleid moeten maken met betrekking tot de OGGz en dat ze verplicht is haar beleid OGGz af te stemmen met de regiogemeenten? Antw.: Ja, met dien verstande dat het hier gaat om de toeleidingsactiviteiten. Aan de uitkering MO/VB/OGGz is namelijk als voorwaarde verbonden dat de centrumgemeenten voor de besteding van de middelen overleg voeren met regiogemeenten. Zie ook voorgaande paragrafen. 4. Zijn de OGGz gelden die de centrumgemeenten ontvangen geoormerkt? Antw.: De middelen zijn niet geoormerkt voor OGGz. De gemeenten zijn vrij in besteding binnen het doel van de specifieke uitkering maatschappelijke opvang, verslavingsbeleid en OGGz (MO/VB/OGGz) 5. Antw:
Moet er een 4-jarig beleidsplan OGGZ komen (net als het Wmo beleidsplan)? In het kader van de Wmo zijn de gemeenten verplicht een of meerdere plannen vast te stellen voor een periode van ten hoogste vier jaar. In het plan wordt in ieder geval aangegeven wat de gemeentelijke doelstellingen zijn op de verschillende prestatievelden, dus ook voor het bevorderen van OGGz (zie verder artikel 3 van de Wmo). Verder geldt voor de OGGz dat wordt aanbevolen een verbinding te leggen met de plannen van aanpak maatschappelijke opvang, zoals het plan van de G4 (zie de brief van VWS van 27 juli 2006, kenmerk DMO/SSO2697376).
6.
Uit het overleg bij de VNG op 26 september 2006 is begrepen dat gemeenten deze middelen rechtstreeks van VWS gaan krijgen conform het overzicht verdeling 2007 OGGz middelen op bijlage 1. Klopt dat? Antw.: Ja, behalve de GSB-centrumgemeenten (zij krijgen de middelen via de Brede Doeluitkering Sociaal, Integratie en Veiligheid via BZK).
HHM/SS /06/2994/puog, © HHM 2006
P agi n a 20 va n 25
Handreiking besteding OGGz middelen voor toeleiding
7. Moeten/mogen de middelen in het Plan van Aanpak gestopt worden? Antw.: Ja, dit wordt aanbevolen. 8.
Moet/mag het restant vervolgens aan dergelijke activiteiten buiten het plan besteed worden en welk beleidskaftje moet daaromheen? Antw.: Nee, de middelen mogen alleen ingezet worden voor het doel MO/VB/OGGz. 9. Moeten/mogen ze alleen aan toeleidingsmaatregelen/activiteiten besteed worden? Antw.: Dat wordt aanbevolen, maar is niet verplicht. Zie ook voorgaande paragrafen. Wel moeten de middelen worden ingezet voor het doel MO/VB/OGGz. 10. Moet/mag er voor 30% reserve mee gevormd worden? Antw.: Er mag jaarlijks 30% van de totale uitkering MO/VB/OGGz worden gereserveerd. 11.
In het verleden zijn de middelen voor dienstverlening ingezet om de zogenaamde brandwachtfunctie voor een crisisdienst in de GGz te financieren. Het gaat dan om de bereikbaarheid/aanwezigheidsfunctie van de crisisdienst en niet om het stuk individuele zorg dat daadwerkelijk wordt geboden zodra iemand in crisis binnenkomt. In hoeverre kunnen de toeleidingsmiddelen hier ook voor worden ingezet? Antw.: Hiervoor zijn de toeleidingsmiddelen niet bedoeld. Het betreft hier reguliere zorg en geen toeleiding! Nog enkele overwegingen: In het algemeen geldt dat in de uurtarieven voor acute zorg is verdisconteerd dat medewerkers gedurende enige tijd niet direct met cliënten werken. Het is aan de instelling die deze dienst biedt om dit zodanig te organiseren dat er minimaal verlies is van efficiency. Zie hiervoor bijvoorbeeld hoe huisartsen werken (en veelal Riagg’s): georganiseerd kan worden dat een crisismelding telefonisch kan worden gedaan. Zodra een crisis binnenkomt kan gedurende kantooruren een beroep worden gedaan op reguliere medewerkers die met cliënten werken (daarin kan uiteraard worden meegenomen wat het gemiddeld aantal crisismeldingen op een dag is). In geval van nood gaat crisis dan voor en wordt een nieuwe afspraak gemaakt met de cliënt zonder crisis. Buiten kantooruren kan koppeling worden gezocht met andere 24-uursdiensten. In steden waar crisiscontacten structureel duurder zijn dan in de tarieven is verdisconteerd, kan worden gepoogd separate afspraken te maken, met de financier van de AWBZ/Zvw. 12. Aan welke doelgroepen mogen de toeleidingsmiddelen worden besteed? Antw.: Als het gaat om de keuze voor welk deel van de doelgroep de over te hevelen middelen specifiek worden aangewend, zijn de centrumgemeenten (in overleg met de regiogemeenten) vrij om hier lokale accenten te leggen. Zie ook paragraaf 3.
HHM/SS /06/2994/puog, © HHM 2006
P agi n a 21 va n 25
Bijlage 1.
Handreiking besteding OGGz middelen voor toeleiding
Centrumgemeente
Regiogemeenten
1
Groningen
Appingedam Bedum Bellingwedde De Marne Delfzijl Eemsmond Grootegast Haren
Hoogezand Sappemeer Leek Loppersum Marum Menterwolde Pekela Reiderland Scheemda
Slochteren Stadskanaal Ten Boer Veendam Vlagtwedde Winschoten Winsum Zuidhorn
2
Friesland
Achtkarspelen Ameland Boarnsterhim Bolsward Dantumadeel Dongeradeel Ferwerderadiel Franekeradeel Gaasterlan Sleat Harlingen Heerenveen
Het Bildt Kollumerland en Nieuwkruisland Leeuwarderadeel Lemsterland Littenseradiel Menaldumadeel Nijefurd Ooststellingwerf Opsterland Schiermonnikoog
Skarsterlan Smallingerland Sneek Terschelling Tytsjerksteradiel Vlieland Weststellingwerf Wunseradiel Wymbritseradiel
3
Emmen
Borger Odoorn
Coevorden
4
Assen
Aa en Hunze De Wolden Hoogeveen
Meppel Midden Drenthe Noordenveld
Tynaarlo Westerveld
5
Zwolle
Dalfsen Elburg Ermelo Hardenberg Harderwijk
Hattem Kampen Nunspeet Oldebroek Ommen
Putten Staphorst Steenwijkerland Zwartewaterland
6
Almelo
Borne Hellendoorn
Rijssen Holten Tubbergen
Twenterand Wierden
7
Enschede
Dinkelland Haaksbergen
Hengelo O Hof van Twente
Losser Oldenzaal
8
Deventer
Aalten Lochem
Olst Wijhe Raalte
Zutphen
9
Apeldoorn
Brummen Epe
Heerde Voorst
10 Arnhem
Doesburg Duiven Lingewaard Overbetuwe
Renkum Rheden Rijnwaarden Rozendaal
Westervoort Zevenaar
11 Ede
Barneveld Renswoude
Rhenen Scherpenzeel
Wageningen
12 Doetinchem
Berkelland Bronckhorst
Montferland Oost Gelre
Oude IJsselstreek Winterswijk
HHM/SS /06/2994/puog, © HHM 2006
P agi n a 22 va n 25
Bijlage 1.
Handreiking besteding OGGz middelen voor toeleiding
Centrumgemeente
Regiogemeenten
13 Nijmegen
Beuningen Buren Culemborg Druten Geldermalsen Gennep
Groesbeek Heumen Lingewaal Millingen aan de Rijn Mook en Middelaar Neder Betuwe
Neerijnen Tiel Ubbergen West Maas en Waal Wijchen
14 Utrecht
Abcoude Breukelen Bunnik De Bilt De Ronde Venen Houten
IJsselstein Loenen Lopik Maarssen Montfoort U Nieuwegein
Oudewater Utrechtse Heuvelrug Vianen Wijk bij Duurstede Woerden Zeist
15 Amersfoort
Baarn Bunschoten Leusden
Nijkerk Soest Veenendaal
Woudenberg
16 Almere
Dronten Lelystad
Noordoostpolder Urk
Zeewolde
17 Hilversum
Blaricum Bussum Eemnes
Huizen Laren Muiden
Naarden Weesp Wijdemeren
18 Den Helder
Anna Paulowna Harenkarspel Niedorp
Schagen Texel Wieringen
Wieringermeer Zijpe
19 Alkmaar
Bergen NH Graft De Rijp
Heerhugowaard Heiloo
Langedijk Schermer
20 Hoorn
Andijk Drechterland Enkhuizen Medemblik
Noorder Koggenland Obdam Opmeer Stede Broec
Wervershoof Wester Koggenland Wognum
21 Haarlem
Bennebroek Beverwijk Bloemendaal Castricum
Haarlemmerliede Spaarnwoude Heemskerk Heemstede
Uitgeest Velsen Zandvoort
22 Amsterdam
Aalsmeer Amstelveen
Diemen Haarlemmermeer
Ouder Amstel Uithoorn
23 Zaanstad
Oostzaan
Wormerland
24 Purmerend
Beemster Edam Volendam
Landsmeer Waterland
Zeevang
25 Leiden
Alkemade Alphen aan den Rijn Hillegom Jacobswoude Katwijk Leiderdorp
Liemeer Lisse Nieuwkoop Noordwijk Noordwijkerhout Oegstgeest
Rijnwoude Ter Aar Teylingen Voorschoten Zoeterwoude
HHM/SS /06/2994/puog, © HHM 2006
P agi n a 23 va n 25
Bijlage 1.
Handreiking besteding OGGz middelen voor toeleiding
Centrumgemeente
Regiogemeenten
26 Den Haag
Leidschendam Voorburg
Rijswijk Wassenaar
Zoetermeer
27 Delft
Bergschenhoek Berkel en Rodenrijs
Bleiswijk Midden Delfland
Pijnacker Nootdorp Westland
28 Gouda
Bergambacht Bodegraven Boskoop Moordrecht Nederlek
Nieuwerkerk aan den IJssel Ouderkerk Reeuwijk Schoonhoven
Vlist Waddinxveen Zevenhuizen Moerkapelle
29 Rotterdam
Albrandswaard Barendrecht
Capelle aan den IJssel Krimpen a/d IJssel
Ridderkerk
30 Vlaardingen
Maassluis
Schiedam
31 Spijkenisse
‘s Gravendeel Bernisse Binnenmaas Brielle Cromstrijen
Dirksland Goedereede Hellevoetsluis Korendijk Middelharnis
Oostflakkee Oud Beijerland Rozenburg Strijen Westvoorne
32 Dordrecht
Alblasserdam Giessenlanden Gorinchem Graafstroom Hardinxveld Giessendam
Hendrik Ido Ambacht Leerdam Liesveld Nieuw Lekkerland Papendrecht Sliedrecht
Zederik Zwijndrecht
33 Vlissingen
Borsele Goes Hulst Kapelle
Middelburg Noord Beveland Reimerswaal Schouwen Duiveland
Sluis Terneuzen Tholen Veere
34 Bergen op Zoom
Halderberge Roosendaal
Rucphen Steenbergen
Woensdrecht
35 Breda
Aalburg Alphen Chaam Baarle Nassau Drimmelen
Etten Leur Geertruidenberg Moerdijk Oosterhout
Werkendam Woudrichem Zundert
36 Tilburg
Dongen Gilze en Rijen Goirle
Heusden Hilvarenbeek Loon op Zand
Oisterwijk Waalwijk
37 Den Bosch
Boxtel Haaren Maasdriel
Schijndel Sint Michielsgestel Vught
Zaltbommel
38 Oss
Bernheze Boekel Boxmeer Cuijk Grave
Landerd Lith Maasdonk Mill en Sint Hubert Sint Anthonis
Sint Oedenrode Uden Veghel
HHM/SS /06/2994/puog, © HHM 2006
P agi n a 24 va n 25
Bijlage 1.
Handreiking besteding OGGz middelen voor toeleiding
Centrumgemeente
Regiogemeenten
39 Eindhoven
Bergeijk Best Bladel Cranendonck Eersel
Geldrop Mierlo Heeze Leende Nuenen ca Oirschot Reusel De Mierden
Son en Breugel Valkenswaard Veldhoven Waalre
40 Helmond
Asten Deurne
Gemert Bakel Laarbeek
Someren
41 Venlo
Thorn Kessel Hunsel Meijel Heel Sevenum Meerlo Wanssum Roggel en Neer Swalmen
Arcen en Velden Haelen Roerdalen Ambt Montfort Heythuysen Maasbracht Bergen L Maasbree Beesel
Nederweert Helden Horst aan de Maas Echt Susteren Venray Weert Roermond
42 Heerlen
Brunssum Kerkrade Landgraaf
Nuth Onderbanken Simpelveld
Voerendaal
43 Maastricht
Beek Eijsden Gulpen Wittem Margraten
Meerssen Schinnen Sittard Geleen Stein
Vaals Valkenburg aan de Geul
Tabel 4: regio-indeling Maatschappelijke Opvang, Verslavingsbeleid en OGGz
HHM/SS /06/2994/puog, © HHM 2006
P agi n a 25 va n 25