Handreiking aanbod jongeren 16 – 23 jaar De transitie naar volwassenheid
Naam project: Opdrachtgever: Opsteller advies: Versienummer: Datum:
Handreiking aanbod jongeren 16 tot 23 FoodValley Gemeenten Ernst van Berkum 1.1 7 mei 2014
Inhoudsopgave _Toc387924594 Inleiding...................................................................................................................................................................... 2 Aanbevelingen...................................................................................................................................................................... 2 Leeswijzer .............................................................................................................................................................................. 2 1.
Doelgroep.......................................................................................................................................................... 4
1.1 Beschrijving doelgroep.............................................................................................................................................. 4 1.2 Behoefte jongeren ...................................................................................................................................................... 4 1.3 Aantallen ........................................................................................................................................................................ 5 2.
Rol gemeente .................................................................................................................................................. 7
2.1 Knelpunten in hulpverlening ................................................................................................................................... 7 2.2 Verantwoordelijkheid gemeente............................................................................................................................ 7 2.3 Maatschappelijk rendement .................................................................................................................................... 8 3.
Eigen kracht ....................................................................................................................................................10
3.1 Eigen Kracht-conferenties...................................................................................................................................... 10 3.2 Sociale Netwerk Strategieën................................................................................................................................. 11 4.
Informele ondersteuning..........................................................................................................................13
4.1 Mentorproject ............................................................................................................................................................. 13 5.
Zorg.....................................................................................................................................................................15
5.1 JIM en het verbindingsteam.................................................................................................................................. 15 6.
Wonen................................................................................................................................................................17
6.1 Kamertraining............................................................................................................................................................. 17 6.2 Begeleid wonen.......................................................................................................................................................... 17 6.3 Kansrijk wonen........................................................................................................................................................... 18 6.4 Kamers met Kansen................................................................................................................................................. 19 6.5 U-Turn ........................................................................................................................................................................... 20 7.
Werk ...................................................................................................................................................................22
7.1 Het 250-jongerenplan ............................................................................................................................................. 22 8.
Onderwijs.........................................................................................................................................................25
8.1 New Arts ....................................................................................................................................................................... 25 9.
Vrije tijd / sociaal netwerk......................................................................................................................27
9.1 Together 4 Adventure.............................................................................................................................................. 27 10. Integrale ondersteuning ............................................................................................................................29 10.1 Team 16 tot 27........................................................................................................................................................ 29
1
Inleiding Jongeren van 16 – 23/27 jaar staan voor de uitdaging om een zelfstandig leven op te bouwen. Niet alle jongeren slagen er in de overgang naar volwassenheid goed te maken, vooral diegenen die het ontbreekt aan de benodigde competenties en een steunend netwerk. Zij lopen dan ook grote kans om maatschappelijk uit te vallen. Te denken valt aan voortijdig schoolverlaten, (jeugd)werkloosheid, schulden, verslaving en (uiteindelijk) een zwervend bestaan. Deze jongeren hebben ondersteuning nodig, maar vallen overal buiten boord. Voor jeugdzorg/jeugdhulp zijn ze te oud en de volwassenenzorg sluit niet aan omdat ze (nog)niet volwassen zijn. Een introductie van de doelgroep ‘jongvolwassenen’ is nodig om hier vorm en inhoud aan te geven. Met de 3 decentralisaties (jeugdzorg, AWBZ en Participatiewet) komt de verantwoordelijk voor deze doelgroep steeds duidelijker bij gemeenten te liggen. Deze handreiking is bedoeld om gemeenten een beeld te geven van hoe zij deze jongeren kunnen ondersteunen. Het is een menukaart voor aanbod voor jongeren van 16 tot 23/27 jaar waarin diverse ondersteuningsvormen/good practices op een rij worden gezet. Het is een dynamisch document in de zin dat het in de loop van 2014 aangevuld kan worden andere ondersteuningsvormen. Aanbevelingen Op grond van de eigenheid van de doelgroep, gemeentelijke beleidsvoornemens en de werkzame factoren van de ondersteuningsvormen worden de volgende aanbevelingen gedaan: 1. Zet in op de eigen kracht door middel van Eigen Kracht-conferenties of Sociale Netwerk Strategieën. In deze ondersteuningsvormen worden oplossingen door de jongere en het eigen netwerk geformuleerd en zijn daardoor duurzamer dan oplossingen die door professionals worden aangereikt. Ondersteuningsvormen als JIM (paragraaf 5.1) en Kansrijk Wonen (paragraaf 6.3) laten goed zien hoe eigen kracht ook aanvullend kan zijn op professionele ondersteuning. 2. Realiseer een mentorproject (zie paragraaf 4.1) per gemeente. De kracht van een mentor is dat deze géén hulpverlener is, waardoor de jongere eerder geneigd is wat van deze persoon aan te nemen. Van mentorprojecten gaat een preventieve werking uit omdat ze helpen voorkomen dat kleine problemen groot worden, ze zijn relatief goedkoop en snel te realiseren. Een mentorproject is een mooie tussenvorm tussen eigen kracht en professionele hulp. 3. Start een project naar het voorbeeld van het 1000-jongerenplan uit de provincie Overijssel (zie paragraaf 7.1). Dit project helpt jongeren met een grote afstand tot de arbeidsmarkt aan betaald werk. Dit project kan budgettair neutraal worden uitgevoerd; de ‘opbrengsten’ op korte termijn zijn net zo hoog als de kosten. 4. Introductie van de doelgroep ‘jongvolwassenen’ is wenselijk. Geef hier vorm aan door een (regionaal) team te realiseren dat zich richt op transitie naar volwassenheid (zie paragraaf 10.1). Dit team bestaat uit ondernemende professionals van verschillende organisaties en richt zich op de ondersteuning van jongeren bij het vinden en behouden van een baan en het zelfstandig wonen. Zij maken hierbij actief gebruik van de eigen kracht van de jongere en waar nodig wordt informele ondersteuning ingeschakeld. Begin klein om te zien of het aanslaat en bouw het langzaam maar zeker uit. Bij een keuze voor deze optie vervalt aanbeveling 3. Leeswijzer Deze handreiking is als volgt opgebouwd. In hoofdstuk 1 wordt de doelgroep beschreven. Wie zijn deze jongeren, voor welke uitdagingen staan ze en welke ondersteuningsbehoefte hebben zij? Het blijkt dat ze geen jeugd meer zijn, maar ook nog niet volwassen. Ze hebben behoefte aan ondersteuning bij het regelen van praktische zaken als werk, inkomen en wonen. Ook wordt een indicatie gegeven om hoeveel jongeren het gaat in de regio. Hoofdstuk 2 beschrijft wat de rol van de gemeente(n) is in het ondersteunen van deze jongeren. Dat is niet alleen in het belang van de jongeren, het dient ook een maatschappelijk belang. Het voorkomen van uitval kan over het hele leven gezien een baat van tussen de € 70.000,- tot € 500.000,- per jongere opleveren.
2
Vervolgens worden de verschillende (bestaande) ondersteuningsvormen op een rij gezet, geordend aan de hand van ondersteuningsniveaus en leefgebieden: eigen kracht, informele ondersteuning, zorg, wonen, werk, onderwijs en vrije tijd. Tot slot wordt er ook een voorstel gedaan voor een integrale manier om de doelgroep te ondersteunen. Elke ondersteuningsvorm wordt op een zelfde manier gepresenteerd: • De doelgroep. • De aanpak. • Het (beoogde/bereikte) resultaat. • Kosten (en eventueel financiering). • Rol gemeente(n), op welk niveau te organiseren? • Voor- en nadelen van de ondersteuningsvorm.
3
1. Doelgroep Dit hoofdstuk beschrijft de doelgroep jongeren van 16 tot 23/27 jaar. De leeftijdsgrens is niet heel hard omdat de ene jongere soms wat verder is in zijn ontwikkeling van de andere. Ook heeft het te maken met de verschillende wetten en regelingen die van toepassing zijn (zie paragraaf 2.2).
1.1 Beschrijving doelgroep Het gaat om jongeren van tussen de 16 en 23/27 jaar, die het niet lukt om zelfstandig de transitie naar volwassenheid te maken. Hoewel jongeren op hun 18e voor de wet volwassen zijn, wil dat niet zeggen dat ze in hun ontwikkeling ook volwassen genoeg zijn om zelfstandig te functioneren. Jongeren die in de overgang naar volwassenheid zitten hebben behoefte aan begeleiding en aansturing hierbij1. Voor het merendeel van de jongeren is dit geen probleem, aangezien zij voldoende steun krijgen vanuit hun sociale omgeving. Er is echter ook een groep kwetsbare jongeren die het ontbreekt aan voldoende rolmodellen. De kans is groot dat zij de overgangsfase niet goed doorkomen en maatschappelijk uitvallen. Een deel redt het dan niet en komt later met zwaardere problematiek weer in beeld. Concreet betekent dit onder andere géén startkwalificatie, geen baan, geen eigen inkomen, schulden, verslaving in welke vorm dan ook en in het ergste geval zwerven, etc2. Meestal gaat het om de volgende groepen jongeren3: • Zwerfjongeren, die vaak problemen op meerdere leefgebieden hebben, zonder ‘harde’ indicatie voor psychiatrische of LVG-problematiek. • Jongeren uit een residentiële jeugdzorginstelling, gesloten jeugdhulp en justitiële jeugdinrichtingen. Deze hebben vaak een beperkt of geen sociaal netwerk. • LVG-jongeren. De verstandelijke problematiek wordt vaak niet herkend, waardoor deze jongeren in een zorgtraject komen die niet aansluit. Daarnaast kunnen deze jongeren minder goed beoordelen welke hulp voor hen het beste is. • Pleegkinderen, waarvan het pleeggezin en dus het sociaal netwerk wegvalt als ze 18 jaar worden. Deze jongeren hebben een verleden met meerdere of grote problemen, waardoor het voor hen moeilijk is om zonder netwerk de transitie naar volwassenheid te maken. Afbakening Deze handreiking is bedoeld voor jongeren die het zonder een steun(tje) in de rug zelf niet redden. Er moet sprake zijn van problemen op meerdere leefgebieden. Jongeren die bijvoorbeeld vanwege de hoge jeugdwerkloosheid geen werk hebben, maar dat wel zullen vinden als de economie verder aantrekt vallen niet onder doelgroep.
1.2 Behoefte jongeren Veel jongeren zijn niet gemotiveerd om na hun achttiende zorg te ontvangen. Een voorbeeld: jongeren die in de jeugdzorg zitten kunnen na hun 18e een beroep doen op verlengde jeugdzorg. 1
Jeugdzorg houdt niet op bij 18 jaar. Verwey-Joncker, 2009. Zie ter illustratie de documentaire “Het leven begin bij 18”, die op 3 februari 2014 werd uitgezonden door de e NCRV. De film verhaalt over Hyba, een meisje met LVB-problematiek, die op haar 18 jeugd (LVB-)zorg verlaat en binnen de kortste keren een zwervend bestaan leidt. De documentaire is terug te zien op www.uitzendinggemist.nl. 3 Jeugdzorg houdt niet op bij 18 jaar. 2
4
Zij maken daar slechts mondjesmaat gebruik van. Ze willen graag op eigen benen staan en hebben geen behoefte aan zorg zoals ze dat kennen. De volwassenenzorg aan de andere kant vraagt een bepaalde mate van zelfstandigheid, het duidelijk kunnen articuleren van de eigen vraag en een motivatie om zelf actief met de problemen aan de slag te gaan. Dit sluit niet aan op wat deze jongeren nodig hebben. Deze doelgroep vraagt daarom een specifieke wijze van benaderen. Dit laat zich goed illustreren aan de hand van de piramide van Maslow.
Jongeren willen ondersteuning bij het op orde krijgen van praktische zaken. Ze willen werk, een inkomen, een opleiding en een plek om te wonen. Zolang niet voldaan is aan deze behoeften op het niveau van ‘veiligheid en zekerheid’, is een jongere ook niet gemotiveerd tot het ontvangen van zorg. Andersom werkt wel; als begeleiding en ondersteuning bijdraagt aan behoeftevervulling op dit niveau accepteren ze dat eerder, mits deze begeleiding ze op een juiste manier benadert. Op zorg zitten ze niet te wachten; wel op outreachende, langdurige en licht pedagogische ondersteuning. Afbakening Uit ervaringen van diverse projecten blijkt dat 80% van de doelgroep geholpen kunnen worden bij hun transitie naar volwassenheid. Voor 20% van de jongeren geldt dat er altijd een bepaalde mate van begeleiding en ondersteuning nodig zal zijn.
1.3 Aantallen Het is moeilijk om precies aan te geven hoeveel jongeren van 16 /18 tot 23/27 jaar moeite hebben om de transitie naar volwassenheid te maken. Dat is nooit als zodanig bijgehouden, omdat deze jongeren óf als jeugd worden gezien, óf als volwassen en niet als aparte doelgroep. Op basis van de beschikbare gegevens is er wel een indicatie om hoeveel jongeren het gaat. In de tabel op de volgende pagina wordt een aantal cijfers gepresenteerd, geordend naar verschillende thema’s. Gemeente(n) Onderwerp
85-15 norm4 Totaal aantal jongeren
Barneveld
Ede
Nijkerk
Renswoude
Rhenen
Scherpenzeel
Veenendaal
Regio
7000
13.800
5.100
-
2.000
.
7.900
35.800
4
Een landelijk geaccepteerde norm luidt dat het met 85% van de jongeren goed gaat, dat 15% met problemen te maken heeft en dat 5% met ernstige problemen te maken heeft.
5
tussen 17 en 275 Aantal jongeren (1727) met problemen (15%) Aantal jongeren (1727) met grote problemen (5%) Specifieke doelgroepen (17 en 27 jaar) LVG-jongeren (15%)6 Psychische stoornis (18%)7 Onderwerp: Uitstroom uit jeugdzorg, 16 – 18 jaar Voortijdig schoolverlaters, 16 – 23 jaar Werkloze jongeren 18 – 27 jaar8 met uitkering Werkloze jongeren 18-27 jaar zonder uitkering Zwerfjongeren
1.050
2.070
765
-
300
-
1.185
5.370
350
690
255
-
100
-
395
1.790
1.050
2.070
765
-
300
-
1.185
5.370
1.260
2.484
918
-
360
-
1.422
6.444
22
74
9
?
?
2
?
160 165
95
175
65
2
17
13
105
472
180
356
156
8
71
24
364
1.159
300
650
170
20
100
50
350
1.640
59
5
CBS Staline. Aantal jongeren tussen 15 – en 25 jaar op peildatum 1 januari 2012. Licht verstandelijk gehandicapten in de GGZ, Trimbos-Instituut. Utrecht, 2010. 7 GGZ in tabellen. Trimbos-Instituut. Utrecht, 2010. 8 Peildatum: april 2013. De ervaring leert dat slechts 30% van de werkloze jongeren daadwerkelijk ingeschreven staan bij de gemeente. 70% van de werkloze jongeren is niet in beeld. 9 Precieze aantal zwerfjongeren in de regio is onbekend. Laatste bekende cijfer is dat er 5 geregistreerde zwerfjongeren zijn (Telling Zwerfjongeren, Drummelhuis en Drouven, Bureau UHM, 2011). Het aantal daadwerkelijk thuis- of dakloze jongeren ligt hoger. 6
6
2. Rol gemeente In dit hoofdstuk staat de gemeente centraal. Beschreven wordt welke knelpunten er zijn in de bestaande hulpverlening voor de doelgroep, de verantwoordelijkheid van de gemeente daarin, ook met het oog op de 3 decentralisaties per januari 2015 en het maatschappelijke rendement van het voorkomen van maatschappelijke uitval.
2.1 Knelpunten in hulpverlening In de hulpverlening aan deze jongeren is een aantal duidelijk herkenbare knelpunten10: • Er is een tekort aan adequaat aanbod. Doordat deze jongeren nooit als een aparte groep zijn gezien, is er ook geen aanbod waar ze gebruik van kunnen maken. Daardoor zijn er nauwelijks aanvragen en wordt er ook geen aanbod ontwikkeld. Dit beeld komt ook in de FoodValley naar voren. • De hulpverlening na het 18e jaar heeft een vrijwillig karakter. Dit geldt ook in de nieuwe Jeugdwet, waar net als in de oude situatie een leeftijdsgrens van 18 jaar wordt gehanteerd. • Er is een slechte aansluiting tussen de jeugdzorg en de volwassenenzorg. In het kader van het regionale project Begeleiding en ondersteuning na jeugdzorg zijn hierover afspraken gemaakt met beide Bureaus jeugdzorg, de jeugdzorgaanbieders aan de ene kant en de CJG’s en de lokale gebiedsgebonden teams aan de andere kant. • Vanwege de versnippering is/was er onduidelijkheid over de bestuurlijke en financiële verantwoordelijkheid.
2.2 Verantwoordelijkheid gemeente Met de decentralisatie van de jeugdzorg, de overheveling van delen van de AWBZ naar de Wmo en de invoering van de Participatiewet ligt de verantwoordelijkheid voor het ondersteunen van jongvolwassenen steeds duidelijker bij de gemeenten. Op grond van de Jeugdwet is het de verantwoordelijkheid van de gemeente(n) om te voorzien in een kwalitatief en kwantitatief toereikend aanbod. Hoewel de leeftijdsgrens van 18 jaar het uitgangspunt voor jeugdhulp en de uitvoering van kinderbeschermingsmaatregelen is, kan jeugdhulp doorlopen tot maximaal het 23e levensjaar. Dat geldt mits deze hulp niet onder een ander wettelijk kader valt en mits voldaan wordt aan de voorwaarden. De memoire van toelichting zegt hierover: “Het bereiken van de meerderjarigheidsleeftijd betekent in de praktijk niet altijd dat de noodzaak en mogelijkheid tot opvoeding voorbij is. Ouders houden immers ook niet ogenblikkelijk op met opvoeden als hun kind meerderjarig wordt. Ook kan het nodig zijn om na het de leeftijd van 18 jaar jeugdhulp voort te zetten in verband met arbeidstoeleiding.” Met de overheveling van de functie begeleiding naar de Wet maatschappelijke ondersteuning worden gemeenten verantwoordelijk voor begeleiding op het gebied van onder andere sociale redzaamheid van alle mensen van 18 jaar en ouder met psychiatrische, verstandelijke en lichamelijke handicap. Zij worden daarmee dus ook verantwoordelijk voor de begeleiding van jongvolwassenen met LVB of GGZ-problematiek. De laatste grote decentralisatie is de invoering van de Participatiewet. Vanaf 2015 wordt de gemeente verantwoordelijk voor alle mensen met arbeidsvermogen van 18 jaar en ouder die
10
Jeugdzorg houdt niet op bij 18 jaar. Verwey-Joncker, 2009.
7
ondersteuning nodig hebben. Een deel van deze mensen zitten nu in de Wet Werk en Bijstand (WWB), de Wet Sociale Werkvoorziening (WSW) en de Wet werk en arbeidsondersteuning jonggehandicapten (Wajong). Bij jeugdwerkloosheid wordt vaak uitgegaan van jongeren tussen de 18 en 27 jaar. Jongeren tot 27 jaar hebben namelijk geen recht op bijstand als zij door de overheid gefinancierd onderwijs volgen. Een deel van deze mensen is momenteel niet in beeld. Het is aan de gemeente om deze hele groep te ondersteunen bij het vinden van een baan. Tot slot zijn gemeenten op grond van de Kwalificatieplicht en de Aanval op schooluitval verplicht om het aantal voortijdig schoolverlaters terug te dringen. De kwalificatieplicht geldt van jongeren van 16 en 17 jaar. De Aanval op schooluitval richt zich op jongeren tot 23 jaar die geen startkwalificatie hebben. Ondersteuning van jongvolwassenen die moeite hebben om de transitie naar volwassenheid te maken vraagt een integrale aanpak van gemeenten. Door verbindingen te leggen met welzijn, maatschappelijke opvang, onderwijs/RMC, de Wmo, de Participatiewet en de Jeugdwet kan een ondersteuningscontinuüm ontstaan waar mensen met participatiebelemmeringen – van licht tot zeer zwaar – van kunnen profiteren. In reactie op kamervragen over nazorg na gesloten jeugdzorg gaf staatssecretaris Van Rijn aan veel te verwachten van deze drie decentralisaties. Het is nu in het belang van gemeenten om jongvolwassenen, die kampen met één of meerdere omstandigheden, langer te ondersteunend, zorg te bieden en te begeleiden, zodat zij een goede plaats in de maatschappij weten te verwerven11.
2.3 Maatschappelijk rendement Het realiseren van aanbod voor deze doelgroep is allereerst van belang voor de jongeren zelf. Hierdoor hebben zijn de kans om – met ondersteuning – aansluiting te vinden bij de maatschappij en daarmee betekenis te geven aan het eigen leven. Daarnaast dient het realiseren van aanbod een maatschappelijk belang. Deloitte & Touche heeft uitgerekend hoeveel er op maatschappelijke kosten bespaard kan worden als voorkomen wordt dat een jongere (maatschappelijk) uitvalt12. In de onderstaande tabel wordt een aantal maatschappelijke baten genoemd en gekwantificeerd. Kwalitatieve baat 1.
2. 3. 4. 5. 6.
Vermindering schooluitval / verhogen arbeidsparticipatie Voorkomen van overlast en criminaliteit Minder betaalproblemen rondom huur Minder zorgkosten jongere Vermindering belasting ouders Goede doorstroom vanuit jeugdzorg en nazorg. Totaal
Besparing op de bijstand, meer inkomstenbelasting. Een ‘negatief’ effect zijn de hogere kosten voor het onderwijs Besparing bureau HALT, besparing justitiële taakstraf, besparing detentie Besparing huisuitzetting, besparing maatschappelijke opvang Besparing schuldhulpverlening, besparing verslavingszorg, besparing zorgkosten Besparing huisartsenbezoek, besparing medicatiegebruik Minder gebruik van geïndiceerde jeugdzorg (door jongeren onder 18 jaar)
Gemiddelde kwantitatieve baat € 7.338,-
€ 5.008,€ 4.200,€ 3.446,€ 754,€ 6.000,€ 26.826,-
Het gemiddelde maatschappelijk effect per jeugdige bedraagt volgens deze berekening bijna € 27.000,- per jaar. In het kader van een afstudeeronderzoek voor een opleiding bedrijfseconomie in Groningen is berekend dat dit over het hele leven gezien een baat van bijna € 70.000 tot ruim € 500.000,- per jongere kan opleveren13. 11
Bespreking van kamervragen op 4 maart 2014. “Maatschappelijke businesscase Woonvoorziening Pitstop. Deloitte & Touche, Amersfoort, 2011. Het betreft hier gewogen bedragen, aangezien de baat per jongere verschilt. 13 Maatschappelijk rendement Campus Diep, Metzlar, Groningen, 2011 12
8
In onderzoek14 t.b.v. het 1000-jongerenplan (zie paragraaf 7.1) komt het volgende naar voren: • De jongeren maken door ondersteuning minder gebruik maken van zorg. Een residentieel zorgtraject kost tussen de 60.000 en 100.000 euro per jaar. Detentie kost 200 euro per dag (6000 euro per maand, 72.000 euro per jaar). Intensieve ambulante trajecten kosten tussen de 5.000 en 10.000 euro per jaar. • Jongeren krijgen door ondersteuning een inkomen en sociale zekerheid. Een jongere met een startkwalificatie levert de samenleving € 70.000,- per jaar op. Daarnaast wordt er bespaard op de bijstand. Een jongere van 21 of ouder krijgt 677 euro per maand (inclusief vakantiegeld). Op jaarbasis is dat 8.127 euro. Iedere jongere die werk vindt hoeft geen uitkering . Over het hele werkzame leven bekeken (uitgaande van een AOW-leeftijd van 67 jaar) is de besparing op de bijstand 373.853 euro per jongere.
14
Publieke waarde analyse. Jongeren, problemen en oplossingen in regio Twente, Kruiter en Kruiter, 2012.
9
3. Eigen kracht In dit hoofdstuk worden twee ondersteuningsvormen uitgewerkt; Eigen Kracht-conferenties en Sociale Netwerk Strategieën.
3.1 Eigen Kracht-conferenties Eigen Kracht-conferenties worden aangeboden door de Eigen Kracht-centrale. Deze onderscheiden zich van andere vormen van eigen kracht door de inzet van een onafhankelijke coördinator. Doelgroep Leeftijd
Alle leeftijden, dus ook voor jongeren van 16/18 tot 23/27 jaar. Met name voor jongeren die uit een OTS komen
Problematiek
Voor jongeren die lange tijd geen regie over het eigen leven hebben kunnen voeren, omdat zij gedwongen hulpverlening hebben gehad. Transitie van kennis van de systeemwereld naar de leefwereld, om de jongere en het netwerk weer regie over het eigen leven te geven.
Doel
Aanpak Een Eigen Kracht-conferentie is een overlegmoment waar de jongere samen met het netwerk een plan maakt om een oplossing te vinden voor de uitdaging waar hij/zij voor staat. De Eigen Krachtconferentie wordt georganiseerd door een onafhankelijke coördinator, de geen relatie met de betrokkenen of de hulpverlening heeft. Dat maakt het mogelijk om de hoofdpersoon daadwerkelijk de eigenaar van het proces en de uitkomst te laten zijn. Eigen Kracht-conferenties zijn met name geschikt voor mensen die lange tijd geen eigen regie hebben gehad en biedt de mogelijkheid om kennis van de systeemwereld over te dragen naar de jeugdwereld. Professionals hebben allereerst een informerende rol en kunnen uitgenodigd worden om hun deskundigheid in te brengen. Daarnaast kunnen professionals mede-uitvoerders van het plan worden als de jongere en het netwerk daarom vragen. Het plan is dan de leidraad voor de verdere uitvoer van de hulpvelening. Beoogd resultaat Uit meerdere onderzoeken blijkt dat de opbrengsten van Eigen Kracht-conferenties groot zijn, ook in complexe situaties als jeugdbescherming en multiproblemgezinnen. Deelnemers zijn tevreden en de kwaliteit van de plannen is goed. De meerderheid van de plannen wordt uitgevoerd en leidt tot het oplossen van de problemen en het voorkomen van escalatie. Daarnaast komen de volgende opbrengsten naar voren: • De sociale cohesie wordt bevorderd. • Familie en bekenden worden geactiveerd. • De verantwoordelijkheid ligt waar die hoort. • Er zijn minder aanspraken op zorg. • De regie ligt meer bij direct betrokkenen. Kosten Bij de inkoop van een Eigen Kracht-conferentie wordt onderscheid gemaakt tussen de activeringsfase en de conferentiefase. In de activeringsfase richt de coördinator zich op het vergroten van de kring van betrokkenen en het voorbereiden van de deelnemers op de
10
conferentie. In de conferentiefase vindt de Eigen Kracht-conferentie plaats. De tarieven voor de Eigen Kracht-conferenties in 2014 zijn:
Eigen Krachtconferenties
Activeringsfase
Conferentiefase
Totaal
1 tot 10 10 of meer
€ 2.804,-
€ 1.558,-
€ 4.362,€ 3.895,-
Rol gemeente Eigen Kracht-conferenties kunnen op lokaal niveau worden ingekocht. De gemeente kan er voor kiezen een aantal conferenties in te kopen en deze beschikbaar stellen voor jongeren. Daarnaast biedt de Eigen Kracht-centrale ook trainingen voor professionals. Deze is gericht op situaties waar het vraagstuk van zelfregie minder groot is (geweest). Deze training kan zowel door gemeenten als door lokaal werkende organisaties worden ingekocht. Voor- en nadelen • Omdat de coördinator geen organisatie- of hulpverleningsbelang heeft wordt het plan ervaren als een eigen plan, wat bijdraagt aan de motivatie om er actief mee aan de slag te gaan. • Eigen Kracht-conferenties sluiten goed aan bij het beleidsvoornemen om meer in te zetten op eigen kracht en informele ondersteuning. • Eigen Kracht-conferenties zijn in vergelijking met professionele ondersteuning relatief goedkoop. • Het is onduidelijk hoe de continuïteit van het plan wordt gewaarborgd. De Eigen Krachtcoördinator neemt enkel na 3 maanden nog eenmaal contact op met de betrokkene. • De Eigen Kracht-werkwijze kan als aanvullende op andere vormen van hulpverlening worden ingezet.
3.2 Sociale Netwerk Strategieën Sociale Netwerk Strategieën (SoNeStra) lijken op Eigen Kracht-conferenties, maar werken niet met een onafhankelijke coördinator. Ze richten zich op een andere manier van werken van professionals. De professional faciliteert dat de jongere samen met het netwerk besluiten neemt, plannen maakt en de voortgang daarvan bewaakt. Doelgroep Leeftijd
Alle leeftijden, dus ook voor jongeren van 16/18 tot 23/27 jaar.
Problematiek Doel
Elke problematiek De jongere en het netwerk weer regie geven over het eigen leven.
Aanpak In de Sociale Netwerk Strategieën nemen jongeren samen met belangrijke mensen uit de familie en het sociale netwerk besluiten over kwesties, maken samen een plan voor de toekomst en volgen de voortgang van het plan. Ook bepalen zij welke professionals eventueel een bijdrage kunnen leveren om hun actieplan tot een succes te laten worden. Zij worden hierin gefaciliteerd door een professional. De Sociale Netwerk Strategieën bestaan uit drie onderdelen: het netwerkkompas, het familienetwerkberaad en het samenwerking in een actieteam. In het netwerkkompas bepaalt de cliënt of het gezin, met één of meerdere mensen uit de familie of het sociaal netwerk de koers. Tijdens het familienetwerkberaad maakt de jongere samen met het sociaal netwerk een plan voor
11
de toekomst. Voor de uitvoering van het plan wordt vaak samengewerkt in een actieteam, bestaande uit de jongere, het sociaal netwerk en eventuele professionals . Resultaat Het Werken vanuit Sociale Netwerk Strategieën heeft o.a. de volgende effecten: • Behoud en vergroten van het sociaal kapitaal van jongeren. • Het versterkt jongeren in eigen kracht en zij nemen regie over eigen leven. • De handelingsverlegenheid van familie en sociaal netwerk verandert in inzicht in beperking, mogelijkheden in contact en samen werken aan actieplan. • Het voorkomt overbelaste mantelzorgers omdat veel mensen een klein stukje doen. • Oplossingen hebben op langere termijn meerwaarde door continuïteit in samenwerking cliënt, gezin, familie, sociaal netwerk en professionals die eventueel een rol spelen. • Er wordt een aanzienlijk minder beroep gedaan op professionele hulpverlening. • Het verbetert de samenwerking tussen jongere, familie, sociaal netwerk, vrijwilligers en professionals en hun organisaties . Kosten Sociale Netwerk Strategieën kunnen ingekocht worden in de vorm van training van professionals. De kosten van een training bedragen € 380,- per deelnemer, uitgaande van 16 tot 18 deelnemers. Daarnaast biedt SoNeStra ook diverse coachingsprogramma’s. Daarnaast moet rekening worden gehouden met de kosten voor de uren voorbereiding en uitvoering die de professional er in moet steken. Rol gemeente(n) Sociale Netwerk Strategieën kunnen op lokaal niveau ingezet worden. Gemeeneten en lokaal werkende organisaties kunnen er voor kiezen professionals hierin te trainen. Voor- en nadelen • Sociale Netwerk Strategieën sluiten goed aan bij het beleidsvoornemen om meer in te zetten op eigen kracht en informele ondersteuning. • Sociale Netwerk Strategieën zijn relatief goedkoop in vergelijking met professionele ondersteuning. • Er wordt niet met een onafhankelijke coördinator gewerkt. • De opvolging van het plan is geborgd. • Sociale Netwerk Strategieën kunnen aanvullend op andere vormen van hulpverlening worden ingezet.
12
4. Informele ondersteuning In dit hoofdstuk wordt één ondersteuningsvorm op het gebied van informele ondersteuning uitgewerkt; een mentorproject.
4.1 Mentorproject Een mentorproject wordt vaak ook wel een maatjesproject of een coachingsproject genoemd. In de gemeenten Barneveld, Ede en Veenendaal zijn al dergelijke projecten. Deze richten zich echter maar op een deel van de doelgroep of worden niet financieel door de gemeente ondersteund, waardoor samenwerking binnen de zorgstructuur lastig is. Doelgroep Leeftijd
Mentorprojecten richten zich vaak op (een deelcategorie van) jongeren tussen de 12 en 23 jaar. Dat kan zijn van 12 – 16 jaar, van 18 – 23 jaar of voor alle jongeren van 12 – 23 jaar.
Problematiek
Gebrek aan doorzettingsvermogen, negatief/passief gedrag, matig tot zwakke sociale vaardigheden, een laag zelfbeeld, internaliserend of externaliserend gedrag. Het gaat om jongeren die weinig tot geen succes hebben gehad met wat ze ondernamen en die daardoor teleurgesteld zijn in zichzelf en de maatschappij. Deze jongeren zijn nog geen grote zorg, maar kunnen wel een grote zorg worden. Het vergroten van de kansen van kwetsbare jongeren om te voorkomen dat ze later in beeld komen met zwaardere problematiek.
Doel
Aanpak Mentoring is een vorm van begeleiding waarbij een mentor een jongere vaak gedurende een langere periode (maximaal één jaar) op weg helpt door eigen kennis en ervaring te delen en door te fungeren als een rolmodel voor de jongere. Daarnaast kan gebruik gemaakt worden van het bedrijfsleven, van waaruit senior vrijwilligers mentoren coachen bij hun taak en zich inzetten voor stage- en werkervaringsplaatsen. Een belangrijke rol wordt ingenomen door de projectcoördinator. Deze matcht een jongere en een mentor aan de hand van vaardigheden, interesses en voorkeuren. Het wel of niet maken van een goede match bepaalt het succes van het mentorproject. Daarnaast werft en bindt de projectcoördinator mentoren en monitort hij/zij het project. Een mentorproject is bij voorkeur goed ingebed in de lokale zorgstructuur, waardoor het ook – waar mogelijk – ingezet kan worden ter vervanging of als aanvullend op professionele ondersteuning. Resultaat Door een mentorproject worden de kansen van kwetsbare jongeren in de samenleving vergroot. Vaak is er na 6 maanden als een stap genomen doordat jongeren werk hebben gevonden of aan een opleiding zijn begonnen. Jongeren geven na die periode zelf aan tevreden te zijn over de resultaten van de begeleiding en de stappen die zijn genomen. Bijkomende resultaten zijn: • Vergroting van de vrijwillige inzet. • Betrokkenheid van het maatschappelijk middenveld.
13
Kosten en financiering De kosten voor een mentorproject bestaan uit coördinatiekosten, huisvestingskosten en een werkbudget. Afhankelijk van keuzes die daarin gemaakt worden kost een mentorproject tussen de € 1.200,- en € 2.000,- per jongere. Een mentorproject vraagt wel enige schaalgrootte. Per 20.000 inwoners kunnen – afhankelijk van de gekozen leeftijdsgroep – tussen de 10 en 20 koppelingen worden gemaakt. Daarvoor is de inzet van een coördinator voor 1 dag per week nodig. Dat komt neer op een bedrag van tussen € 20.000,- tot € 35.000,- per jaar. Financiering Vaak kan er in de opstartfase subsidie worden aangevraagd bij het Oranjefonds of het VSB-fonds. Zij financieren dan een deel van de kosten, mits het project goed ingebed is in de lokale situatie, ondersteund wordt door de gemeente en er zicht is op continuïteit. Rol gemeente(n) Mentorprojecten worden meestal uitgevoerd door lokale welzijnsorganisaties, ondersteund met subsidie van de gemeente. Ze kunnen dus goed op lokaal niveau georganiseerd worden. In Scherpenzeel en Renswoude is het gezien de omvang lastig om een zelfstandig mentorproject op te zetten. Voor hen is samenwerking met andere gemeenten aan te raden. Voor- en nadelen • Vrijwillige mentoren hebben een voordeel waar weinig professionele hulpverleners tegen op kunnen boksen; omdat zij vrijwillig jongeren begeleiden (en niet omdat het ‘moet’) zijn jongeren veel meer geneigd wat van ze aan te nemen en staan ze open voor begeleiding. • Een mentorproject sluit goed aan bij het beleidsvoornemen om meer in te zetten op eigen kracht en informele ondersteuning. • Een mentorproject is relatief goedkoop in vergelijking met professionele ondersteuning. • Een mentorproject werkt preventief; het voorkomt dat problemen van jongeren erger worden. • Het is niet geschikt voor zwaardere problematiek. Wel kan een mentorproject dienen als aanvulling op professionele zorg, zodat er een optimale mix tussen formele en informele ondersteuning georganiseerd kan worden.
14
5. Zorg In dit hoofdstuk wordt één ondersteuningsvorm op het gebied van zorg uitgewerkt; de JIM en het verbindingsteam.
5.1 JIM en het verbindingsteam JIM staat voor “door Jullie Ingezette Mentor”. Momenteel wordt dit aangeboden in de regio Veenendaal. Het wordt gecoördineerd door Youké. Doelgroep Leeftijd
12 – 23 jaar
Problematiek
Voor jongeren voor wie het niet langer vanzelfsprekend is dat hij/zij thuis kan blijven wonen. Deze jongeren dreigen vast te lopen op school, werk en thuis doordat er al langere tijd sprake is van diverse problemen zoals drugsgebruik en geweld. Er voor zorgen dat jongeren kunnen blijven wonen op een vertrouwde en veilige plek, zodat ze naar school kunnen gaan, kunnen werken en hun mogelijkheden kunnen ontwikkelen.
Doel
Aanpak De jongere wordt op twee manier ondersteund: door een JIM (door jullie ingezette mentor) en een verbindingsteam. De JIM is iemand uit de eigen omgeving van de jongere. Aan het begin van het traject wordt besproken wie in het netwerk het juiste profiel heeft. Dit kan een sportcoach, de moeder, een leerkracht of de beste vriend zijn. Aan deze persoon wordt gevraagd zich voor een jaar aan de jongere te verbinden en wekelijks contact te hebben. De JIM wordt ondersteund door een verbindingsteam. Samen met het team zoekt de JIM naar personen die de jongere verder op weg kunnen helpen, in samenwerking met lokale partners zoals school, politie of huisarts. Het verbindingsteam werkt in de wijk samen met de aanwezige zorgteams om deze jongeren outreachende specialistische hulp te geven. Behandeling en begeleiding gebeurt gezamenlijk en is altijd op locatie die voor de jongere prettig is. De ondersteuning vanuit het verbindingsteam duurt een jaar. In het eerste half jaar is er intensieve begeleiding, in het tweede halfjaar wordt deze minder intensief. Het verbindingsteam bestaat uit specialisten afkomstig uit de jeugdzorg, verslavingszorg, geestelijke gezondheidszorg en zorg voor mensen met een licht verstandelijke beperking. Het team wordt ondersteund door een expertteam dat onder andere bestaat uit een klinisch psycholoog, systeemtherapeut, ambulant hulpverlener en sociaal psychiatrisch verpleegkundige. Resultaat Het verbindingsteam draait nog maar recent in het Utrechtse deel van de FoodValley. Het is te vroeg om iets over de resultaten te zeggen. Kosten De kosten bedragen € 18.158,- per traject. Dit is exclusief residentiële opvang. Rol gemeente(n) Het verbindingsteam vraagt een bepaalde schaalgrootte en dient – met uitzondering van Ede – bovenlokaal ingezet te worden. De regio de FoodValley wordt dan verdeeld in drie subregio’s:
15
1. Rhenen, Renswoude, Veenendaal 2. Ede 3. Barneveld, Nijkerk, Scherpenzeel Voor- en nadelen • De inzet van de JIM sluit goed aan bij het beleidsvoornemen om meer in te zetten op eigen kracht en informele ondersteuning. • De combinatie van de JIM met het verbindings- en experteam maakt het mogelijk om per jongere een eigen unieke oplossing te creëren. Het biedt een integrale oplossing met ondersteuning vanuit elk domein. • Ondanks de inzet van de JIM is het verbindingsteam geen goedkope ondersteuningsvorm. Het lijkt dan ook met name geschikt voor jongeren met serieuze problemen.
16
6. Wonen Binnen en buiten de regio zijn er meerdere projecten op het gebied van wonen. In dit hoofdstuk worden er vijf uitgewerkt: kamertraining, begeleid wonen, Kansrijk Wonen, Kamers-met-Kansen en U-Turn. Niet meegenomen in dit overzicht zijn woonvoorzieningen die alleen toegankelijk zijn met een indicatie, zoals het RIBW, begeleid wonen van Reinaerde, etc.
6.1 Kamertraining Kamertraining wordt in de regio aangeboden door zowel Lindenhout als InterMetZo. Doelgroep Leeftijd
16 tot 18 jaar. Kan langer doorlopen als de jongere een vrijwillige verlengde indicatie krijgt.
Problematiek
De jongeren kunnen in verband met problemen niet meer thuis wonen of willen dat niet meer. Ze zijn echter ook nog niet klaar om zelfstandig te wonen. Jongeren voorbereiden op zelfstandig wonen.
Doel
Aanpak In deze ondersteuningsvorm wonen 2 à 3 jongeren samen met een hoofdbewoner in een pand van de jeugdzorgaanbieder. Daarnaast worden ze begeleid door een ambulant hulpverlener. In de laatste fase van de zelfstandigheid heeft de jeugdzorgaanbieder ook nog 3 flatjes waar jongeren onder begeleiding zelfstandig kunnen wonen. Resultaat Onduidelijk. Veel uitstromende jongeren zijn op hun 18e nog niet klaar voor zelfstandig wonen en stromen door naar een andere vorm van begeleid wonen, zoals het kamers-met-kansenproject in Ede. Kosten Nader te bepalen. Rol gemeente(n) Kamertraining kan goed op lokaal niveau georganiseerd worden. In Scherpenzeel en Renswoude is het gezien de omvang lastig om dit zelfstandig op te zetten. Voor hen is samenwerking met andere gemeenten aan te raden. Voor- en nadelen • •
Jongeren worden voorbereid op zelfstandigheid. De kamertraining en zelfstandigheidtraining gaan tot 18 jaar. Je kunt je echter afvragen hoe realistisch kamertraining op deze leeftijd is. Hoe haalbaar is zelfstandigheid voor welke jongere van 18 jaar dan ook?
6.2 Begeleid wonen Begeleid wonen wordt aangeboden door Youké. Zij doen dat in Utrecht, merendeels gefinancierd door de gemeente. In de FoodValley wordt deze ondersteuningsvorm nog niet aangeboden. Doelgroep
17
Leeftijd
Jongeren van 17 tot 23 jaar die zonder deze begeleiding (nog) niet zelfstandig/zelfredzaam kunnen functioneren.
Problematiek Doel
Jongeren die hulpverleningsmoe zijn en/of zorg mijden. Jongeren wonen zelfstandig, hebben werk en/of scholing, kunnen omgaan met een budget en maken constructief gebruik van hun netwerk.
Aanpak Deelnemende jongeren worden begeleid op een plek waar de jongere na beëindiging van de ondersteuning kan blijven wonen. Dat is bij voorkeur in een betaalbare en heterogene omgeving, zoals een studentenhuis of een verpleeghuis met leegstand. Ondersteuning wordt aangeboden door het eigen netwerk en de begeleiding van de zorgaanbieder. Het idee is dat de jongere samen met het eigen netwerk een plan maakt met wie waar hulp kan bieden. De aanvullende begeleiding van de jeugdzorgaanbieder is op maat gemaakt door flexibel te zijn in opstelling, taakopvatting en werktijden. Kernwoorden zijn geduld en vasthoudendheid, vooral omdat de jongeren hulpverleningsmoe zijn. De begeleiding werkt nauw samen met andere organisaties en beschikt daarmee over voldoende professionele kennis. De gebruikelijke duur van een traject is 6 tot 9 maanden. Resultaat Na afloop van het traject beschikt de jongere over voldoende (woon)vaardigheden in een omgeving die rechten en plichten met zich meeneemt. Daarnaast heeft de jongere vaak een regulier inkomen of een stabiele dagbesteding. Als dat – door omstandigheden – niet mogelijk is wordt een jongere doorverwezen naar vervolgaanbod. Het blijkt dat ongeveer 80% van de deelnemende jongeren de stap naar zelfstandigheid kunnen maken. Voor 20% van de jongeren geldt dat zij langdurige ondersteuning nodig zullen hebben. Kosten De kosten bedragen ongeveer € 10.000,- per jongere. Deze schatting is gemaakt op basis van oud en bestaand aanbod en is exclusief woonkosten. Rol gemeente(n) Begeleid wonen kan goed op lokaal niveau georganiseerd worden. Gezien de individuele benadering is het ook goed te realiseren in Renswoude en Scherpenzeel. Voor- en nadelen • Door te voorzien in de behoefte aan zelfstandige woonruimte kan er vanuit de begeleiding ook ingezet worden op het vinden van werk, het volgen van een opleiding en het sociaal functioneren. Het is daarmee een integrale benadering op meerdere leefgebieden. • Het inschakelen van het eigen netwerk sluit goed aan bij het beleidsvoornemen om meer in te zetten op eigen kracht en informele ondersteuning.
6.3 Kansrijk wonen Kansrijk Wonen is een project in de regio Noord-Veluwe. Momenteel zijn er huizen in Harderwijk, Nunspeet en Wezep. Eén van de huizen in Harderwijk richt zich op zwerfjongeren. Doelgroep Leeftijd
17 tot 23 jaar
Problematiek
Jongeren zonder indicatie met problemen op het gebied van schulden, psychische problemen, sociaal functioneren, huisvesting en relatie-systeemproblemen Voorkomen van zwaardere vormen van hulpverlening
Doel
18
Aanpak Kansrijk Wonen is een preventief project en gericht op het voorkomen van zwaardere vormen van hulpverlening. De huizen waar de jongeren wonen zijn eengezinswoningen waar gemiddeld 4 jongeren wonen. De vierde jongere is een hoofdbewoner. Deze is verantwoordelijk voor de sfeer en laat gewenst gedrag zien. Voor het regelen van de huisvesting is er nauwe samenwerking met diverse woningcorporaties. Voorwaarde is dat jongeren een dagbesteding hebben en huur betalen. Als een jongere dat niet heeft wort het één van de eerste doelen van de ondersteuning. De verblijfsduur is gemiddeld 1 tot 1,5 jaar. Ter voorbereiding en ondersteuning van hun verblijf en de toekomst maken de jongeren samen met hun netwerk een plan. Bij voorkeur doen zij dit door middel van een Eigen Krachtconferentie. Elke jongere heeft één of meerdere coaches waarmee ze wekelijks contact hebben. De coaches worden aangestuurd door professionele coördinatoren. Deze zijn verantwoordelijk voor de werving en coaching van de coaches en hoofdbewoners. Ook voeren ze intakegesprekken met de jongeren en zorgen ze voor een goede match in de huizen. Het project wordt aangestuurd door een projectleider. Deze zorgt voor verslaglegging, subsidieaanvragen, visiebewaking, onderhandeling met de woningcorporatie, etc. Resultaat Na het verblijf kunnen de jongeren zelfstandig wonen. Hulpverlening wordt zoveel als mogelijk voorkomen of tot een minimum gereduceerd. Voor de zwerfjongeren is het beoogde resultaat dat de jongere niet terugkeert naar een dakloze situatie. Uit de resultaten van de afgelopen jaren blijkt dat 80% van de jongeren hun leven zelfstandig oppakt. Bij 20% is extra begeleiding nodig of is nog niet het gewenste effect zichtbaar. Kosten De kosten per jongere bedragen € 10.635,- per jongere. Hieruit worden de kosten van de projectleider en de coördinatoren betaald. In de opstartfase van liggen de kosten hoger, omdat er afspraken moeten worden gemaakt met de woningcorporatie, er moet geïnvesteerd worden in de relatie met de buurt, de woning moet aangepast worden, etc. De kosten bedragen in de eerste één à twee jaar rond de € 15.000,- per jongere. Rol gemeente(n) Kansrijk Wonen kan goed op lokaal niveau georganiseerd worden. Gezien de kleinschaligheid is deze vorm ook te realiseren in Scherpenzeel en Renswoude. Voor- en nadelen • De inzet van een Eigen Kracht-conferentie en een vrijwilliger sluiten goed aan bij het beleidsvoornemen om meer in te zetten op eigen kracht en informele ondersteuning. • Door met kleinschalige woningen te werken is deze aanpak ook geschikt voor de kleinere gemeente in de regio. • Kansrijk Wonen focust zich met name op de woonsituatie. Het vinden van een baan of het volgen van een opleiding is geen expliciete doelstelling
6.4 Kamers met Kansen In de regio zijn twee Kamers met Kansen-projecten; in Ede en in Veenendaal. In Veenendaal richt het project zich op jongeren met GGZ-problematiek en is een indicatie van het CIZ nodig. In Ede op jongeren met een lichte problematiek die nog niet in staat zijn om zelfstandig te wonen. De informatie in deze paragraaf is gebaseerd op de Edese aanpak.
19
Doelgroep Leeftijd
Jongeren van 18 tot 25 jaar.
Problematiek
Het gaat om jongeren die nog niet in staat zijn om zelfstandig te wonen vanwege een lichte problematiek op een beperkt aantal leefgebieden. Deze jongeren moeten zelf een hulpvraag hebben. De jongeren worden voorbereid om zelfstandig aan hun toekomst te bouwen. Daarvoor gaan ze op zoek naar werk of een opleiding en leren om vanuit hun eigen kracht een netwerk op te bouwen.
Doel
Aanpak Het Kamers met Kansenproject is gevestigd op de Kenniscampus in Ede. Er wonen 15 jongeren samen met 5 hoofbewoners samen in vier woonunits. In een positieve omgeving met individuele coaching gaan de jongeren op zoek naar werk of een opleiding en leren om een eigen netwerk op te bouwen. Studenten van de CHE hebben een grote rol in de begeleiding van de jongeren; als hoofdbewoner of als coach. Zij worden daarbij ondersteund door een professionele coach. Resultaat Onderzoek bij landelijke Kamers met Kansen-projecten wijst uit dat deelname aan het project vermindering van schooluitval, minder verzuim, hogere cijfers, verhoging van arbeidsparticipatie, minder beroep op een uitkering tot gevolg heeft. Kosten De kosten voor het Kamers-met-kansenproject in Ede bedragen ongeveer € 6.100,- per jongere. De werkwijze sluit aan op diverse beleidsterreinen zoals de aanpak van jeugdwerkloosheid, aanval op schooluitval, jongerenparticipatie en preventief jeugdbeleid. Rol gemeente(n) Kamer-met-kansenprojecten vragen gezien de omvang een forste investering en zijn daardoor alleen haalbaar voor de grotere gemeenten in de regio. Voor- en nadelen • Het werken met studenten sluit goed aan bij het beleidsvoornemen om meer in te zetten op eigen kracht en informele ondersteuning. • Het project kent een integrale benadering en behaalt resultaten op meerdere leefgebieden. • Door de inzet van studenten als hoofdbewoner en begeleider is het project relatief goedkoop. • Kamers-met-kansenprojecten zijn gezien de omvang alleen haalbaar in grotere gemeenten. • Vaak wordt gesteld dat het niet raadzaam is om meerdere jongeren te clusteren. In het project in Ede is geprobeerd dat te ondervangen door jongeren onder te brengen in kleinere woonunits.
6.5 U-Turn Het concept U-Turn is ontwikkeld door Timon en wordt aangeboden in Rotterdam. De aanpak richt zich op het bieden van een veilige woonplek met ambulante begeleiding en vrijwillige coaching. Doelgroep Leeftijd
Jongeren van ongeveer 16 tot 25 jaar.
Problematiek
Jongeren die buiten de maatschappij vallen, onder andere in verband met schooluitval, jong ouderschap, middelenmisbruik, (beginnende) verslavingsproblemen, afglijden in straatcultuur, een geïsoleerd bestaan, gebrek aan contact met leeftijdsgenoten. Geven van houvast en richting, eventueel behalen startkwalificatie met uitzicht
Doel
20
op een betaalde baan. Aanpak De aanpak van U-Turn is gericht op het creëren van ‘Thuishavens’ in de eigen omgeving van de jongere. Een Thuishaven is een netwerk van relaties in de wijk, zoals buurtgenoten, vrienden, familie en omwonenden. Deze vrijwilligers bieden begeleiding en steun, naast de professionele hulp van Timon. Omgekeerd worden de jongeren zelf ook ingeschakeld om iets voor hun buren en de wijk te betekenen. Gedurende een traject van één tot anderhalf jaar ontvang een jongere zorg en heeft hij/zij de kans om een startkwalificatie te behalen met uitzicht op een betaalde baan. Veel jongeren nemen deel aan een leer/werktraject bij het ROC. Na een jaar gaan zij op zichzelf wonen, ondersteund door de wijkbewoners die hen helpen bij huiswerk en het vinden van een stageplek of baan. Resultaat De zorgkosten kunnen omlaag, omdat dankzij de inzet van het sociale netwerk alleen specialistische hulp ingeschakeld wordt als dat echt nodig is. Daarnaast draagt U-turn bij aan een krachtiger wijk. Kosten Nader te bepalen. Rol gemeente(n) U-Turn kan goed op lokaal niveau georganiseerd worden. Deze vorm is ook te realiseren in Scherpenzeel en Renswoude. Voor- en nadelen • Het activeert jongeren, zodat zij weer zelfredzaam worden, gebruik makend van aangeboden zorg en maatschappelijke voorzieningen. • Het werken met vrijwilligers sluit goed aan bij het beleidsvoornemen om meer in te zetten op eigen kracht en informele ondersteuning. • Het biedt een integrale benadering door ontschotting van zorg, onderwijs, werk en samenleven. • Het stimuleert maatschappelijke participatie, onderlinge betrokkenheid (in de wijk) van jongeren en buurtbewoners. • Draagt bij aan lagere zorgkosten door een afname van professionele zorg.
21
7. Werk In dit hoofdstuk wordt één ondersteuningsvorm op het gebied van werk uitgewerkt; het 250jongerenplan.
7.1 Het 250-jongerenplan Het 250-jongerenplan is afgeleid van het 1000-jongerenplan uit de provincie Overijssel (www.1000jongeren.nl). Eén van de regio’s waar dit wordt uitgevoerd is de regio Zwolle waar 500 jongeren naar een betaalde baan begeleid worden. Het project loopt eind 2014 af. Op 1 maart 2014 zijn er al 487 jongeren geplaatst, vooral bij bedrijven in het MKB. Doelgroep Leeftijd
Jongeren van 16 tot 27 jaar.
Problematiek
Het gaat om werkloze jongeren die kwetsbaar zijn (geen startkwalificatie, een afgebroken opleiding, meervoudige sociale en andere maatschappelijke problemen, schulden, verslaving, complexe gezinsproblematiek, stoornissen) en die daardoor geen kans hebben de arbeidsmarkt met succes te betreden. Het gaat om jongeren met een uitkering WWB, Wajong, Wsw, maar ook om thuiszittende (of zwervende) jongeren zonder uitkering. 250 jongeren uit de FoodValley met problemen op diverse leefgebieden aan een baan helpen.
Doel
Aanpak Uitgangspunt voor het project is dat niets beter werkt als een betaalde baan. Dat geeft structuur, stabiliteit en betekenis aan het leven. De aanpak is gericht op het verbinden van twee belangrijke pijlers; een begeleidingspakket voor de jongere én een goed en interessant arrangement voor de werkgever. Jongeren doen maximaal één jaar mee aan de aanpak. De jongeren worden begeleid door intensieve trajectbegeleiders (ITB-ers). Zij hebben verstand van jongeren en hun problematiek, zijn ingebed in de lokale zorgstructuur en hebben en ondernemend karakter. Zij moeten immers de banen creëren voor de jongeren, door met werkgevers in gesprek te gaan en hen te overtuigen de jongere aan te nemen. Deze begeleiders kunnen gerekruteerd worden uit de jeugdzorg, jeugdhulp, (praktijk)onderwijs, welzijnswerk, de gemeente, jeugd-GGZ en de zorg voor jeugd-LVB. Van werkgevers wordt gevraagd om de jongeren voor minimaal 20 uur per week gedurende een jaar in dienst te nemen. Om de drempel daarvoor te verlagen bestaat het arrangement voor de werkgever uit een tegemoetkoming in de begeleiding en opleiding van de jongere in de vorm van een subsidie. Deze is maximaal € 6.000,-. Omdat niet iedere jongere voor een jaar in dienst wordt genomen, bedraagt de gemiddelde subsidie € 4.700,- per jongere. Daarnaast wordt de werkgever gefaciliteerd en begeleid bij het in dienst nemen van de jongere. Het moet eenvoudig zijn om een subsidie te krijgen, er moet een vaste trajectbegeleider zijn die het aanspreekpunt is, etc. Voor de bedrijven dient het arrangement zo regelluw mogelijk te zijn. Resultaat Het 500-jongerenplan werkt. In de regio IJsselvecht zijn vanaf 2010 bijna 800 jongeren in begeleiding geweest. 61% daarvan heeft binnen 3 maanden een betaalde baan gevonden, vaak in combinatie met een opleiding. 70% van die jongeren (43% van de totale groep) krijgt na afloop daarvan een verlenging. 39% van de jongeren vindt geen betaalde baan. Hun problemen zijn dermate groot dat zij (nog) niet toe zijn aan betaald werk. Nagenoeg al deze jongeren zijn naar
22
(andere) zorg/hulp (op maat) begeleid. Ook zij zijn dus – passend bij hun mogelijkheden – door het project geholpen. Categorie Jongeren van wie contract wordt verlengd Jongeren waar contract niet wordt verlengd Jongeren in nog niet toe aan werk, wel in begeleiding Categorie Jongeren met een baan
Percentage 61%
Percentage 70%
Totaal 43%
30%
18% 39%
De werving van de jongeren gaat nagenoeg vanzelf. Al na 1 maand na de start van het project waren er meer jongeren doorverwezen dan de begeleiders aankonden. De belangrijkste verwijzers zijn; werkplein/jongerenloket (43%), gemeenten (21%), jeugdzorg (8%), jongerenwerk (5%), leerplicht (3%) en ouders (3%). De problematiek bij instroom is divers: • 64% van de jongeren heeft schulden. • 15% heeft problemen met huisvesting. • 43% heeft psychische/psychosociale problematiek. • Bij 8% van de jongeren is er sprake van lichamelijke problematiek. • 11% van de jongeren kampt met een verslaving. Het overgrote deel van de jongeren vindt werk aan de onderkant van de arbeidsmarkt bij bedrijven die deze jongeren (laten) opleiden tot een vakman binnen hun bedrijf. Dit is vooral het MKB. Van bouw tot zorg, van groen tot horeca, van detail tot schoonmaak, van recreatieve bedrijven tot ICT. Dit zijn banen die aansluiten bij de capaciteiten en leefwereld van de jongeren. Dat maakt de match duurzaam. Uit de resultaten van de afgelopen jaren blijkt dat 80% van de jongeren hun leven zelfstandig oppakt. Bij 20% is extra begeleiding nodig of is nog niet het gewenste effect zichtbaar. Kosten (en financiering) In de regio IJsselvecht blijkt het project budgettair neutraal te kunnen worden uitgevoerd. De trajectprijs van rond de € 8.000,- wordt op korte termijn terugverdiend met een besparing op de uitgaven voor uitkeringen (WWB en Wajong). De ‘opbrengsten’ op de korte termijn zijn als volgt: Bijna de helft van de deelnemende jongeren komt uit een uitkeringssituatie (WWB, Wajong). Als zij een jaar werken bespaart dat per jongere (vanaf 21 jaar) direct al meer dan € 8.000,- per jaar aan bijstand. Van 70% van de jongeren wordt na afloop van het eerste jaar het contract verlengd. Bij hen wordt in ieder geval voor een jaar nog eens dat bedrag bespaard. Financiering De kosten kunnen worden gedragen door meerdere gemeentelijk afdelingen. De afdelingen jeugdzorg, Wmo, onderwijs/RMC en Werk&inkomen, hebben een gedeeld belang. Daarnaast zijn er regionaal en landelijk maatregelen genomen om jeugdwerkloosheid terug te dringen. In de FoodValley is een beperkt aantal vouchers beschikbaar voor werkgevers die jongeren in dienst. Landelijk is er een premieregeling ingevoerd waardoor werkgevers een korting van maximaal € 3.500,- krijgen per jongere uit de bijstand die zij in dienst nemen. Tot slot is er voor 15 mei 2014 bij de provincie Gelderland een subsidie aan te vragen voor projecten die de economische participatie van kwetsbare groepen stimuleren. Rol gemeente(n)
23
Het project vraagt een bepaalde schaalgrootte. Idealiter wordt op het regionaal niveau uitgevoerd. De ondergrens ligt rond de 100.000 inwoners. Beneden dit aantal wordt het qua personele inzet te kwetsbaar. De regio wordt dan onderverdeeld in drie sub-regio’s: 1. Rhenen, Renswoude, Veenendaal 2. Ede 3. Barneveld, Nijkerk, Scherpenzeel Voor- en nadelen op korte en lange termijn • Het 250-jongerenplan helpt jongeren die normaal gesproken zouden uitvallen aan betaald werk. • Doordat jongeren een inkomen hebben zijn ze in staat deel te nemen aan de samenleving. • Ondersteuning is integraal met resultaat op meerdere leefgebieden. • Werkgevers krijgen zelfopgeleide vakmensen in dienst. • Ook jongeren die niet in beeld zijn bij instanties komen in aanmerking. • Het 250-jongerenplan ‘verdient’ zichzelf binnen korte termijn al terug en is daarmee aantoonbaar budgettair neutraal.
24
8. Onderwijs In dit hoofdstuk wordt één ondersteuningsvorm op het gebied van onderwijs uitgewerkt; het New Arts-project.
8.1 New Arts New Arts College in Arnhem is een opleiding op MBO-niveau waar kunstvakken als middel worden ingezet om jongeren te motiveren voor het behalen van een startkwalificatie. Ze krijgen daarom ook reguliere vakken als Nederlands, Engels, rekenen, Loopbaan&Burgerschap, etc. De studenten worden opgeleid tot Leisure & Hospitality assistant. Eén dag per week wordt besteedt aan kunstvakken, waardoor jongeren gemotiveerd zijn om naar school te komen. Doelgroep Leeftijd
Jongeren van 16 – 26 jaar.
Problematiek
Jongeren met een problematische achtergrond. Denk aan drugsproblematiek, loverboy-circuit, criminaliteit, psychosociale problematiek. Deze jongeren kunnen niet meekomen in het reguliere onderwijs, hebben geen vertrouwen in de omgeving/het systeem en hebben een laag zelfbeeld. Deze jongeren zijn goed aan te spreken op hun talenten en passie, die liggen op het creatieve vak zoals het maken van muziek, dans/theater, beeldende vorming en sport. Het behalen van een startkwalificatie op niveau 2, zodat de jongeren kansen hebben op de arbeidsmarkt of op een vervolgopleiding.
Doel
Aanpak Het New Arts College is onderdeel van een drieluik, waarvan New Arts Projecten en New Arts Expercience de andere twee zijn. Het New Arts College is een officiële MBO-opleiding, waar deelnemende jongeren worden opgeleid tot Leisure & Hospitality assistent. Het College is daarom onderdeel van het ROC Arnhem en maakt gebruik van docenten en ondersteunende faciliteiten zoals schoolartsen, begeleiders, volgsystemen, etc. Het ROC draagt zorg voor de verantwoorde uitvoering van de opleiding door het aandragen van gekwalificeerd personeel. New Arts Projecten en New Arts Experience zijn onderdeel van het Kunstbedrijf Arnhem. Het onderdeel Projecten organiseert evenementen met en door jongeren. Het gaat om ideeën die door jongeren zelf worden aangedragen. Dit biedt de jongeren gelegenheid om informeel te leren en stimuleert hen in de motivatie. Het onderdeel Experience verzorgt workshops bij werkgevers en scholen in Arnhem die deels door de studenten van het New Arts College worden uitgevoerd. Het gaat hier om betaalde opdrachten en geeft de jongeren een gevoel van eigenwaarde. De drie onderdelen zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden door middel van ‘gouden cirkels’. Een student die het goed doet op school kan in aanmerking komen voor een project bij Experience of Projecten. Een jongere die nog niet klaar is voor school kan meelopen bij Projecten, zodat hij/zij hopelijk gemotiveerd raakt voor school. Nieuw concept: Arts Village Het New Arts concept kent een aantal beperkingen. In de eerste plaats blijkt dat niet alle deelnemers in staat zijn om direct in te stromen in een schoolsysteem. Ten tweede is deelname aan Projecten en Experience alleen weggelegd voor de beter presterende studenten, zodat niet alle
25
deelnemers de mogelijkheid tot informeel leren hebben. De projectleider (Caroline Binnenmars, 06 - 57257460) stelt onder de naam Arts Village de volgende wijzigingen voor: • Voortraject ten behoeve van de instroom. Om deel te kunnen nemen aan school is een aantal basisvaardigheden onontbeerlijk; op tijd komen, afspraken nakomen, sociale vaardigheden. Voor deze doelgroep is dat nog niet vanzelfsprekend. • Toevoeging informeel leren. Voor veel jongeren is het moeilijk om zich te conformeren aan een schoolmodel. Door informeel leren toe te voegen aan het formeel leren is het mogelijk om deze doelgroep op een vernieuwende manier te benaderen. Ervaring, kennis, overdrachtvaardigheid en betrokkenheid wordt dan niet op een schoolse manier, maar in de praktijk getoetst. • Vervanging van Projecten en Expercience door de Village. Door een intensieve relatie aan te gaan met evenementenbureaus, uitzendbureaus, theaters, bioscopen, sportorganisaties, werkgevers, scholen, kunstenaars wordt het mogelijk om de jongere ervaring op te laten doen in de eigen maatschappelijke omgeving. Resultaat 75% van de deelnemende jongeren behaalt een startkwalificatie. Kosten De kosten voor het onderwijs op het New Arts College of de New Arts Village bedragen € 10.000,per jongere per jaar. Een onderwijstraject duurt 2 jaar. Voor het opzetten van een New Arts College / Arts Village is (extra) inzet van het ROC, de gemeente, het bedrijfsleven, een jongerenwerker en een projectleider nodig. Dit vraagt een primaire investering van € 150.000,- tot € 250.000,-. Financiering Als het College onderdeel wordt van het neemt deze op basis van de reguliere leerlingfinanciering € 4.500,- per jongere per jaar voor zijn rekening. Rol gemeente(n) Om een New Arts College te kunnen starten is omgeving nodig met voldoende faciliteiten. Denk aan een MBO, kunstorganisaties, theaters en bioscopen, werkgevers, lokale omroep, etc. Dit vraagt een schaalgrootte van 80.000 – 100.00 inwoners. Een dergelijk project is daarmee alleen haalbaar in Ede en Veenendaal. Voor• • •
en nadelen 75% van de jongeren behaalt een startkwalificatie. Er wordt een ‘taal’ gesproken die voor veel doelgroepjongeren aantrekkelijk is. Etc.
26
9. Vrije tijd / sociaal netwerk In dit hoofdstuk wordt één ondersteuningsvorm op het gebied van vrije tijd/sociaal netwerk uitgewerkt; Together 4 Adventure.
9.1 Together 4 Adventure Het project is nog niet van start gegaan. Er is een pilot gestart ter voorbereiding. In eerste instantie start het project met jongeren van Accent Praktijkonderwijs Nijkerk. Doelgroep Leeftijd
Jongeren van 12 tot 19 jaar.
Problematiek
Het gaat om jongeren die in een sociaal isolement leven, al dan niet met een licht verstandelijke en/of lichamelijke beperking. De doelgroep is te goed voor de bestaande vrijetijdsvoorzieningen voor mensen met een zwaardere verstandelijke beperking, maar zijn vaak sociaal niet vaardig genoeg om voldoende aansluiting te vinden bij reguliere organisaties en verenigingen. Jongeren een zinvolle vrijetijdsbesteding te geven, waardoor ze hun sociale netwerk te versterken voor een zo zelfstandig mogelijk leven.
Doel
Aanpak Het project formeert een groep gelijkgestemde jongeren, die regelmatig in kleinere deelgroepen zelf activiteiten met elkaar gaan ondernemen. Dit zijn groepen waar iedere jongere zich veilig voelt en zich gestimuleerd voelt contacten te leggen en te onderhouden, zijn eigen talenten leert te ontdekken en zich gestimuleerd voelt om grenzen te verleggen. Iedere deelgroep is verantwoordelijk voor zijn eigen activiteit. Jongeren worden hierin getraind en gecoacht. Daarvoor worden studenten, vrijwilligers en professionals (bijvoorbeeld een combinatiefunctionaris) ingezet. Enkele • • • • • •
kernbegrippen van de aanpak zijn: Lessen “Versterk je Netwerk”. Creëren van een digitaal netwerk. Inzet van studenten uit MBO en HBO. Aansluiten bij sportclubs, verenigingen en bestaande initiatieven. Inzet van vrijwilligers. Gebruikmaken van een combinatiefunctionaris.
Resultaat Het project is nog niet van start gegaan. Het project wil de volgende zaken voorkomen: • Vereenzaming en isolement met TV en games thuis. • Afhankelijkheid van familie/voorziening gemeente om iets met hen te ondernemen. • Te weinig lichaamsbeweging vanwege gebrekkige aansluiting bij sportverenigingen. • Aansluiting bij verkeerde jongeren/volwassenen, zoals loverboys of drugsdealers. Kosten Deelnemers aan het project gaan – onder begeleiding – zelfstandig fondsen werven voor hun activiteiten. Ze schrijven een dekkingsplan, benaderen sponsoren en gaan vragen subsidies aan bij gemeenten en fondsen. Verder kan de gemeente het project ondersteunen met de inzet van een combinatiefunctionaris. Na afloop van de pilotfase wordt een exploitatieplan opgesteld, waaruit blijkt wat de exacte kosten zijn.
27
Rol gemeente(n) Dit project kan lokaal worden uitgevoerd. Gemeenten ondersteunen dit bij voorkeur door de inzet van een combinatiefunctionaris. Voor- en nadelen • Het project sluit goed aan bij het beleidsvoornemen om meer in te zetten op eigen kracht en informele ondersteuning. • Het project is relatief goedkoop in vergelijking met professionele ondersteuning. • Er wordt aangesloten op bestaande initiatieven zoals de combinatiefunctionaris en het lokale sport- en verenigingsleven. • Met de versterking van het sociaal netwerk krijgt de oplossing een duurzaam karakter. • Het kan breed ingezet worden voor alle jongeren die het ontbreekt aan een zinvolle vrijetijdsbesteding en een sociaal netwerk.
28
10. Integrale ondersteuning In dit hoofdstuk wordt één ondersteuningsvorm op het gebied van integrale ondersteuning uitgewerkt; het team 16 tot 27. 10.1 Team 16 tot 27 Op 7 maart is er een werkbijeenkomst georganiseerd waarbij vertegenwoordigers van alle hierboven genoemde ondersteuningsvormen aanwezig waren. Gezamenlijk bevelen zij de gemeenten aan een integraal team in te richten dat alle jongeren die moeite hebben de transitie naar volwassenheid zelfstandig te maken kan ondersteunen. Doelgroep Leeftijd
16 – 27 jaar
Problematiek Doel
Alle jongeren die ondersteuning nodig hebben bij de transitie naar zelfstandigheid 80% van de jongeren ondersteunen bij het maatschappelijk zelfstandig worden. De overige 20% van de jongeren toeleiden naar geschikte hulpverlening.
Aanpak Deze ondersteuningsvorm combineert deze beste elementen van de hiervoor genoemde ondersteuningsvormen. De basis is het begeleiden van jongeren naar betaald werk, in lijn met het 250-jongerenplan (zie paragraaf 7.1). Door betaald werk kunnen de jongeren immers voldoen aan alle behoeften op het gebied van veiligheid en zekerheid (zie hoofdstuk 1). Toeleiding naar werk wordt gedaan door ondernemende trajectbegeleiders uit verschillende werksoorten die samenwerken in een team. In ieder geval zijn vertegenwoordigd de jeugdzorg, de jeugd-GGZ en de zorg voor jongeren met LVB-problematiek. Het team richt zich – waar nodig – ook op andere leefgebieden zoals het realiseren van woonruimte, naar het concept van Kansrijk Wonen (zie paragraaf 6.3). Deze kleinschalige woonvoorzieningen zijn relatief eenvoudig te realiseren in samenwerking met de lokale woningcorporaties. Niet alle ondersteuning hoeft door deze professionals geboden te worden. Daarvoor worden de professionals in ieder geval getraind in het Eigen Kracht-denken (zie paragraaf 3.1). Een optie is het inzetten van Eigen Kracht-conferenties. Waar nodig en waar mogelijk wordt gebruik gemaakt van een JIM (zie paragraaf 5.1). Heeft de jongere in zijn eigen omgeving niemand die als JIM kan dienen, dan kan er waar mogelijk ook een beroep worden gedaan op een lokaal mentorproject (zie paragraaf 4.1). Binnen dit team is daardoor een aanpak mogelijk op alle leefgebieden, waarbij de ondersteuningszwaarte op maat gemaakt kan worden per jongere. Het is aan te raden om klein te beginnen om te zien of het project aanslaat. Als dat het geval is kan het verder uitgebouwd worden. Resultaat De resultaten van Kansrijk Wonen (paragraaf 6.3) en het 250-jongerenplan (paragraaf 7.1) zijn bij deze ondersteuningsvorm haalbaar. Blijken zal dat ongeveer 80% van de jongeren is toe te leiden naar zelfstandigheid. 20% van de jongeren zal langdurige ondersteuning nodig hebben Kosten Omdat dit (nog) geen bestaande ondersteuningsvorm is, is het moeilijk in te schatten wat de precieze kosten kunnen zijn. Afhankelijk van de ondersteuningsvraag van de jongere zullen de kosten ergens tussen de € 7.500,- tot € 15.000,-per jongere per traject liggen.
29
Net als bij het 250-jongerenplan is een deel van dit bedrag op korte termijn ‘terug te verdienen’ doordat bespaard wordt op uitkeringen en er gebruik gemaakt kan worden van regionale/landelijke regelingen. Rol gemeente(n) Het Team 16 - 27 vraagt een bepaalde schaalgrootte en dient – met uitzondering van Ede – bovenlokaal of regionaal ingezet te worden. Bij een bovenlokale organisatie wordt de FoodValley onderverdeeld in drie subregio’s: • Rhenen, Renswoude, Veenendaal • Ede • Barneveld, Nijkerk, Scherpenzeel In kleine vorm kan het ook lokaal aangeboden worden in gemeenten als Barneveld en Nijkerk. Voor- en nadelen • Met het team 16 tot 27 worden jongvolwassenen als aparte doelgroep erkend. • Het team biedt een integrale benadering op alle leefgebieden én met alle ondersteuningsvormen, variërend van eigen kracht, informele ondersteuning tot professionele ondersteuning. • De aanpak kan per jongere op maat gemaakt worden. • Bij jongeren die begeleid worden naar werk kan een deel van de kosten op korte termijn worden ‘terugverdiend’.
30