Handleiding voor werken met de Monitor de Bibliotheek op school voortgezet onderwijs versie september 2015
Inhoud
Stappenplan Werken met de Monitor de Bibliotheek op school vo 1
Voor wie is deze handleiding bedoeld?
1
Vooraf (Fase 0) - Voorbereiding in de bibliotheek
1
Fase 1 - Scholen werven, uitvoering voorbereiden
1
Fase 2 - Uitvoering 5
Stappenplan Monitor de Bibliotheek op school - feedback naar scholen
8
Stap 1 - Resultaten analyseren
9
Stap 2 - Doelen stellen
20
Stap 3 - Werkwijzen bepalen 21 Stap 4 - Uitvoeren 24
Stappenplan Werken met de Monitor de Bibliotheek op school vo Voor wie is deze handleiding bedoeld? Deze handleiding is in de eerste plaats bedoeld voor de monitorcoördinator. De monitorcoördinator is degene in de bibliotheek, die in het kader van de Monitor de Bibliotheek op school het contact onderhoudt met de school. Het is vaak ook degene die de school voorbereidt op het werken met de monitor en die de docenten van de school informeert over de resultaten. Daarover gaat deze handleiding. De handleiding is ook bedoeld voor de leesconsulent/bibliotheekmedewerker. Zij is verantwoordelijk voor het uitvoerende werk rond de monitor. Zij werkt direct samen met de docenten en (eventueel) de mediathecaris van de school. Afhankelijk van de afspraken over de taakverdeling, kan ook zij degene zijn die de docenten informeert over de monitor en de resultaten. Als de bibliotheek samenwerkt met een groot aantal scholen, ligt het voor de hand dat de contacten met de docenten niet alleen zijn voorbehouden aan de monitorcoördinator. Om hun functie goed te vervullen hebben de monitorcoördinator en de leesconsulent beiden een goede kennis nodig van het werken met de monitor.
Vooraf (Fase 0) Voorbereiding in de bibliotheek Steun van je eigen directeur Deelnemen aan de monitor is een beleidsbeslissing: het betekent dat de bibliotheek doelbewust en doelgericht gaat investeren in de samenwerking met het onderwijs. Verzeker je ervan dat deze beslissing op het directieniveau van de bibliotheek ondersteund wordt. Organisatie in de bibliotheek Welke functie je als monitorcoördinator vervult in de bibliotheek hangt af van de organisatie binnen de bibliotheek. Mogelijk ben je onderwijsspecialist of een leesconsulent. Vaak is de monitorcoördinator een functionaris met een hbo-opleiding. Hoe dan ook, jij bent degene die het werken met de monitor coördineert. Als er meerdere mensen vanuit de bibliotheek betrokken zijn bij het werken met de monitor, ben jij degene die dit werk coördineert, de voortgang volgt en bijstuurt waar nodig. Je hebt contact met de bibliotheekdirectie, de schooldirectie en de leesconsulenten die verantwoordelijk zijn voor het uitvoerende werk rond de monitor.
Fase 1 Scholen werven, uitvoering voorbereiden Rugdekking: bespreking met de directie en de lees-/taalcoördinator1 van de school Bespreek eerst de afname vooraf uitvoerig met enkele sleutelfiguren in de school, bijvoorbeeld het hoofd van de vakgroep Nederlands, mentoren, de coördinatoren of teamleiders en/of de mediathecaris. Bespreek met hen welke klassen je het best kunt betrekken bij de monitor. Bespreek ook of het alleen om lezen gaat, of ook over informatievaardigheden. Spreek af wie verantwoordelijk wordt voor de afname van de monitor (bijvoorbeeld de sectie Nederlands of de mentoren van de tweede klas). Spreek ook af voor wie je je presentatie gaat houden. Het kan handig zijn om in eerste instantie met bijvoorbeeld alleen de sectie Nederlands te werken en docenten van andere vakgroepen pas later bij de monitor te betrekken. Probeer aan te sluiten bij een bestaand overleg of interne scholingsbijeenkomst, mediatheekoverleg, o.i.d. Je kunt zelf het beste inschatten welke mensen bereid zijn (of uren hebben gekregen) om hieraan te werken. Je moet ervan op aan kunnen dat zij je helpen om de docenten te mobiliseren en in actie komen, bijvoorbeeld als de respons onvoldoende is
1
Sommige scholen hebben een leescoördinator, sommige een taalcoördinator, sommige een combinatie van beiden. Voor het leesgemak gebruiken we verder in deze tekst de term taalcoördinator.
1
Bespreek vervolgens de deelname aan de monitor met de directie van de school. Leg het plan dat je met de andere betrokkenen uit de school hebt besproken uit en wijs op het belang van de monitor. Geef aan wat er van de docenten en leerlingen wordt verwacht. Zeg dat het niet om iets eenmaligs gaat, maar om een meting die jaarlijks in het hele land plaatsvindt. Benadruk dat de monitor het mogelijk maakt om effectiever en efficiënter samen te werken. De taalcoördinator en de teamleider zijn nuttige schakels naar de docenten. Zij kennen de docenten goed en hebben geregeld contact met hen. Bespreek met hen hoe jullie de taken rond de monitor verdelen en wat jullie gezamenlijk oppakken. De eindverantwoordelijkheid rond het werken met de monitor ligt bij jou, als specialist op het gebied van bibliotheekwerk en onderwijs. Laat je expertise zelfbewust zien tijdens je presentaties. Als je de monitor niet alleen voor lezen, maar ook voor informatievaardigheden gaat inzetten, zorg er dan voor dat je contact hebt binnen de school met degene die daarvoor verantwoordelijk is.
TIP!
Als de school nog niet ‘toe is’ aan de monitor, houd dan eerst een aparte presentatie over het effect van vrij lezen op de taalontwikkeling. Gebruik hiervoor de brochure Meer lezen, beter in taal (Kunst van Lezen) en de gelijknamige PowerPointpresentatie (www.kunstvanlezen.nl). Deze presentatie is ook te vinden in het eerste deel van de informerende presentatie over de Bibliotheek op school voor onderwijs en gemeente. Hiervoor kun je terecht in de toolkit op www.debibliotheekopschool.nl.
Draagvlak: presentatie bij docentenvergadering Een presentatie voor alle docenten is niet altijd een haalbare kaart. Bespreek vooraf voor wie je de presentatie houdt. Dat kan bijvoorbeeld alleen de groep zijn die betrokken wordt bij de uitvoering. Zij vormen het eerste draagvlak voor de monitor. Voorbereiding: • Neem de PowerPointpresentatie ‘Meedoen met de monitor vo’ (www.debibliotheekopschool.nl) door en bereid de toelichting bij de dia’s voor. Deze is te vinden in de notitiepagina van de powerpoint. Pas de presentatie desgewenst aan volgens je eigen inzichten. • Vul de ontbrekende gegevens in de PowerPointpresentatie in: drie voorbeelden van de samenwerking met de bibliotheek (zie de betreffende dia). • Bedenk samen met je leesconsulent(en) hoe jullie de gegevensverzameling willen plannen. Plan ruim binnen de tijd waarin de monitor openstaat. Zorg ervoor dat er nog tijd over blijft om uit te lopen. Het is aan te raden de afronding van het beantwoorden van de vragenlijsten te plannen voor de kerstvakantie. Je kunt dan na de 2
kerstvakantie desnoods nog wat uitlopen. • Denk samen na over de taakverdeling die je voor ogen hebt. De volgende taken zijn zoal aan de orde: »» docenten selecteren voor deelname. Zie kader steekproef. »» docenten informeren over de vragenlijsten voor henzelf en de leerlingen »» docenten contacteren als de respons achterblijft. • Het presenteren van de resultaten. Het resultaat van de voorbereiding moet zijn: »» een lijst met emailadressen van docenten die de vragenlijst voor docenten gaan invullen en die ervoor zorgen dat een klas de vragenlijst voor leerlingen invult. »» een heldere planning en voorbereiding. • Kopieer de vragenlijsten voor leerlingen en docenten voor de docenten (zie bijlagen 1 en 2). • Als je de monitor ook gaat inzetten voor informatievaardigheden, denk er dan aan om de duur van je presentatie goed te plannen, zodat je voldoende tijd hebt voor dit onderwerp. De steekproef Wat voor steekproef je trekt, hangt af van je project (m.n. op wie is het project gericht?) en van de praktische mogelijkheden. We beschrijven hieronder drie mogelijke situaties. 1. De hele school Als de hele school – het totaal van alle leerlingen en alle docenten – de doelgroep van je project vormt en je wilt
zeker weten dat je steekproef representatief is voor die hele groep, dan moet je een aselecte steekproef nemen van ten minste 25 procent van de leerlingen en de docenten, evenredig verdeeld over de leerjaren en leerwegen. Dit is qua steekproef de ideale situatie. Elk volgende jaar moet je opnieuw een aselecte steekproef trekken, weer evenredig verdeeld; zo blijft de steekproef representatief voor de hele school. 2. Een of twee leerjaren Als je project gericht is op bijvoorbeeld alleen leerjaar 1 en 2, trek dan een aselecte steekproef van ten minste 25 procent van de leerlingen en docenten uit die leerjaren. De resultaten zijn dan uiteraard niet representatief voor de hele school, maar alleen voor die leerjaren. Zolang je je daarvan bewust bent, is er niets aan de hand. 3. Een aselecte steekproef is niet haalbaar Er kunnen praktische beperkingen zijn waardoor een aselecte steekproef geen haalbare kaart is. Je kunt er dan voor kiezen om klassen leerlingen uit de doelgroep van je project te benaderen. Je kiest bijvoorbeeld voor de mentorklassen als plek waar de vragenlijsten worden beantwoord. Je selecteert dan ten minste 25 procent van de mentorklassen in de leerjaren waar je project zich op richt. Of je kiest bijvoorbeeld klas 1a, je slaat klas 1b over, je kiest 1c, je slaat de 1d over etc. Bij de docenten kies je dan voor ten minste 25 procent van de docenten die les geven aan deze jaarklassen. Als het mogelijk is, kies dan docenten uit verschillende vaksecties (aangenomen dat ze deelnemen aan je project). Het is bij het maken van een keuze dus heel belangrijk om je te realiseren bij wie je verandering teweeg wilt brengen met je project. Dat is de totale doelgroep waaruit je de respondenten kiest – leerlingen en docenten – en die kies je zo aselect mogelijk als de praktische beperkingen toelaten. Ook bij de volgende meting kies je je respondenten uit deze groep, plus de groep die het voorgaande jaar heeft deelgenomen aan het project (je wilt immers ook weten hoe langdurig eventuele gemeten veranderingen zijn). Een voorbeeld: in het eerste jaar van je project richt je je op het eerste leerjaar. Je respondenten zijn dan leerlingen in het eerste leerjaar en docenten die in het eerste leerjaar lesgeven. Het tweede jaar laat je de vragenlijsten invullen door leerlingen in het eerste leerjaar, docenten die lesgeven in het eerste leerjaar, leerlingen in het tweede leerjaar en docenten die lesgeven in het tweede leerjaar. Het derde jaar laat je de vragenlijsten invullen door leerlingen en docenten in het eerste, tweede en derde leerjaar, enzovoort. Het voordeel van deze aanpak is dat je beter zicht krijgt op de effecten van je project dan wanneer je bijvoorbeeld direct alle leerlingen zou laten meedoen, terwijl je project alleen wordt uitgevoerd in het eerste leerjaar.
Uitvoering • Laat de teamleider of taalcoördinator het onderwerp introduceren. Hij/zij benadrukt het belang van de monitor en spreekt de verwachting uit dat de docenten hier graag hun medewerking aan zullen verlenen. • Licht de dia’s toe met behulp van de tekst bij de PowerPointpresentatie op de notitiepagina. • Verzamel tijdens de vergadering de e-mailadressen van de docenten die de docentenvragenlijst gaan invullen. Vervolg • Geef de e-mailadressen door aan de leesconsulent. Zij is verantwoordelijk voor de gegevensverzameling op school. • Geef de leesconsulent het advies om de e-mailadressen eerst te checken door alle adressen een bericht te sturen met de inhoud: ‘Beste docent, je ontvangt dit bericht van de bibliotheek om te controleren of je emailadres correct is. Graag direct reageren door deze e-mail te beantwoorden met “OK”.’ • Bespreek met de leesconsulent de planning van de gegevensverzameling. Gegevens invoeren met het dashboard voor de monitorcoördinator Aanmelding door monitorcoördinator • De voorbereiding van de afname van de monitor start met het aanmelden van de bibliotheek door de monitorcoördinator. Dit verloopt via een online registratieformulier. • Bibliotheken kunnen zich aanmelden via de link: https://www.mdbos.nl/vo/registratie
3
• Je voert de gegevens van de bibliotheek (naam en plaats) in en jouw eigen naam en e-mailadres. Na het opslaan van deze gegevens ontvang je automatisch een bevestiging via het e-mailadres dat is opgegeven. • Let op: er kan zich maar één monitorcoördinator vo per bibliotheek aanmelden. En het e-mailadres van de monitorcoördinator kan daarna niet meer via de portal worden aangepast2. Het is dus zaak om intern goed af te spreken wie deze rol op zich neemt en wie deze aanmelding verzorgt. • In de bevestiging staan de gegevens die je hebt ingevoerd. Deze werkinstructie wordt meegestuurd als bijlage. Bewaar deze e-mail goed. Eventueel is de handleiding ook te vinden op de website van de Bibliotheek op school. • Via de link kom je op de eigen beheerpagina van de monitorcoördinator. Je krijgt dan een venster te zien waarop je je wachtwoord moet wijzigen. Dit is verplicht. Dit wachtwoord moet uit minimaal 8 tekens bestaan, minimaal 1 hoofdletter, 1 kleine letter en 1 cijfer. Onthoud het nieuwe wachtwoord goed en zorg dat je het altijd weer kunt achterhalen. Toevoegen scholen en leesconsulenten • Via de beheerpagina kun je het verdere proces voorbereiden. • Nu volgt de extra stap autorisatie. De werkwijze staat beschreven in het document Toelichting autorisatie deelname monitor dBos. • Het tabblad Algemeen geeft je de mogelijkheid om eventuele foutjes in de naam van de bibliotheek, de plaats of je naam te corrigeren. Ook kun je hier aangeven of de bibliotheek informatievaardigheden gaat meten. • Via het tabblad Scholen vul je de gegevens van de scholen uit het werkgebied van jouw bibliotheek in die deel gaan nemen aan de monitor. Klik op ‘Toevoegen’: je kunt dan vervolgens linksboven zoeken naar een school door een BRIN-code, naam van een vestiging en/of een plaatsnaam te typen. De rest van de gegevens wordt dan automatisch aangevuld. Als je al eerder de namen van scholen hebt ingevoerd, dan kun je die hier importeren zonder ze allemaal handmatig in te hoeven voeren. Je krijgt daarvoor een melding te zien. Heb je bij het tabblad door middel van het vinkje aangegeven dat jouw bibliotheek informatievaardigheden wil meten, dan kun je op deze pagina per school nog kiezen om wel/ niet te meten, passend bij de samenwerking. • Via het tabblad Leesconsulenten vul je de gegevens van de leesconsulent in die op deze school werkzaam is. Het systeem vraagt hierbij om naam, achternaam, e-mailadres en telefoonnummer. Als je alles correct hebt ingevuld klik je op ‘opslaan’. Hierna kun je via de knop ‘toevoegen’ weer de volgende school invoeren. Dit gaat op dezelfde manier. • Let op: Als een school meerdere vestigingen kent moeten deze apart worden ingevoerd. Gebruik hiervoor het tabblad Scholen. • Controleer via het tabblad Uitnodigen of de gegevens van de scholen en de gegevens van de leesconsulenten correct zijn ingevoerd. Eventuele correcties kun je weer doorvoeren via het tabblad Scholen. 4
De monitorcoördinator nodigt de leesconsulenten uit • Als alle gegevens kloppen en als de leesconsulenten er klaar voor zijn, kun je via het tabblad Uitnodigen de uitnodigingen versturen aan de leesconsulenten. Om dat te doen druk je op het e-mail-icoontje dat achter de gegevens van de school en de leesconsulent is te zien. Zodra je hier op hebt gedrukt wordt de tekst ‘Niet uitgenodigd’ vervangen door het tijdstip van verzending. Je kunt de e-mail aan de leesconsulent later opnieuw sturen door nogmaals op het e-mail-icoontje te drukken. • Let op: het uitnodigen van de leesconsulenten kan op elk gewenst moment plaatsvinden. Je hoeft dat niet meteen te doen. Je kunt wachten tot een goed en logisch moment. Bijvoorbeeld nadat de leesconsulenten een eerste instructie van je hebben ontvangen. Gegevens invoeren met het dashboard voor de leesconsulent Aanmelding van docenten en klas(sen) • Nadat de monitorcoördinator op de verzendknop klikt, ontvangt de leesconsulent een e-mail. Via de link in de e-mail ga je naar de eigen beheerpagina van de leesconsulent. Je krijgt dan een venster te zien waarop je je wachtwoord moet wijzigen. Dit is verplicht. Onthoud het nieuwe wachtwoord goed en zorg dat je het altijd weer kunt achterhalen. 2 Als het e-mailadres van de monitorcoördinator moet worden aangepast stuur je een e-mail met dit verzoek aan de helpdesk via
[email protected].
• Via de volgende link kun je naar je eigen beheerpagina: https://www.mdbos.nl/vo. • Voor iedere school waarvoor je aangemeld wordt krijg je een aparte e-mail. Het wachtwoord waarmee je in moet loggen is gelijk voor alle scholen die met hetzelfde e-mailadres zijn aangemeld. Dit wachtwoord is dus gelijk aan het wachtwoord dat verstrekt is in de eerst ontvangen e-mail of aan je nieuwe wachtwoord als je dat zelf al hebt aangepast. • Na het inloggen kom je op de beheerpagina terecht met de volgende drie tabbladen. • Het tabblad Algemeen bevat algemene informatie, deze gegevens kunnen alleen gewijzigd worden door de monitorcoördinator. Het tabblad Leesconsulenten bevat informatie over de leesconsulenten die worden ingezet. Via het tabblad Docenten kunnen klassen en docenten toegevoegd en gewijzigd worden (niet verwijderd) en uitnodigingen verstuurd worden. • Klik steeds op het blauwe kruisje om een docent toe te voegen. Voer vervolgens de gegevens van de docent in (voornaam, achternaam, e-mailadres) en de klas die bij deze docent hoort. Klik na het invoeren op ‘opslaan’ en druk opnieuw op het blauwe kruisje voor de invoer van een volgende docent. • Via het potlood-icoontje kun je achteraf wijzigingen doorvoeren als de gegevens niet helemaal juist zijn. • Let op: nadat verzending heeft plaatsgevonden voor een bepaalde docent is de naam van de klas niet meer aanpasbaar. • Let op bij het invoeren van de klassen: de klas kan op verschillende manieren aangegeven worden: »» 1 (er is één klas 1 in de school) »» 1a (er zijn meerdere klassen 1 in de school, dit is klas 1a) • Let op dat je verschillende aanduidingen voor klassen niet door elkaar gebruikt. Dit in verband met rapportagedoeleinden achteraf.
Fase 2 Uitvoering Docenten uitnodigen • Als alle gegevens van de docenten en hun klassen kloppen en als de docenten er klaar voor zijn kun je via het tabblad Docenten de uitnodigingen versturen. Om dat te doen druk je op het e-mail-icoontje dat achter de gegevens van de docent en de klas is te zien. Zodra je hier op hebt gedrukt wordt de tekst ‘Niet uitgenodigd’ vervangen door het tijdstip van verzending. Je kunt de e-mail aan de docent later opnieuw sturen door nogmaals op het e-mail-icoontje te drukken. • Let op: het uitnodigen van de docenten kan op elk gewenst moment plaatsvinden. Je hoeft dat niet meteen te doen. Je kunt wachten tot een goed of logisch moment. Bijvoorbeeld nadat de docenten een mondelinge vooraankondiging van je hebben ontvangen. Het invullen van de vragenlijst voor de bibliotheek De vragenlijst voor de bibliotheek heeft betrekking op de school, de mediatheek en de bibliotheek. Het is daarom aan te raden om deze vragenlijst in te laten vullen door de leesconsulent en/of monitorcoördinator, samen met de mediathecaris. Het gaat erom dat er een duidelijk en zo volledig mogelijk beeld wordt gegeven van de situatie op de betreffende school. Het invullen van de vragenlijst gebeurt in twee fasen: 1. voorbereiden (gegevens verzamelen) 2. invullen 1. Voorbereiden Om de vragenlijst goed te kunnen invullen, is het nodig dat de volgende informatie wordt verzameld: 1. aantal uitleningen uit de schoolbibliotheek/mediatheek van het afgelopen jaar, totaal voor de school en per leerjaar vanaf klas 1. 2. aantal uitleningen uit de openbare bibliotheek en via digitaal reserveren (zoals boek1boek) over het afgelopen jaar, totaal (voor alle leerlingen van de school) en per leerjaar vanaf klas 1. 3. aantal leerlingen dat lid is van de openbare bibliotheek; en het aantal van hen dat nullener is.
5
HOE KOM JE AAN UITLEENGEGEVENS? Vraag ondersteuning van de provinciale helpdesk bij het invoeren en traceren van leerlinggegevens. Leerlingen worden traceerbaar gemaakt in het uitleensysteem d.m.v. toevoeging van een schoolcode en leerjaar in een leeg veld. Ieder systeem is anders en ook de regels in iedere regio/provincie zijn anders. Zoek daarom contact met de helpdesk in de eigen provincie of de provinciaal coördinator de Bibliotheek op school.
2. Invullen Na de voorbereiding kunnen de gegevens ingevuld worden op de vragenlijst. Hiervoor gelden de volgende instructies: • Houd de verzamelde informatie bij de hand. • Gebruik de link die is vermeld in de uitnodigingsmail. • Klik op ‘Monitor de Bibliotheek op school’. • Vul de vragenlijst in. De leesconsulent kan op ieder gewenst moment stoppen en afsluiten en dan op een later moment verder gaan met invullen. Monitoren Vanaf het moment waarop de scholen aan de slag kunnen met de vragenlijsten voor docenten en leerlingen, kun je de voortgang van het invullen volgen via het dashboard. Het dashboard voor de monitorcoördinator Tussentijds kan de monitorcoördinator via de beheerpagina via het tabblad Voortgang in de gaten houden hoe de voortgang op hoofdlijnen verloopt. Het dashboard voor de leesconsulent Tussentijds kan de leesconsulent via de eigen beheerpagina via het tabblad Voortgang in de gaten houden hoe de voortgang op hoofdlijnen verloopt. De leesconsulent kan per klas zien hoeveel leerlingen de lijst al hebben ingevuld. Ook kan de leesconsulent zien hoeveel docenten de vragenlijst al hebben ingevuld.
6
TIP!
Het ligt het meest voor de hand om te bespreken dat de leerlingen de vragenlijst invullen (kost ongeveer 15 minuten per leerling) tijdens de lessen Nederlands of tijdens het mentoruur. Voorwaarde is natuurlijk dat er in het lokaal computers aanwezig zijn. Als de school beschikt over een computerlokaal, is het ook mogelijk om in een lesuur alle leerlingen van de klas te laten invullen.
7
Stappenplan Monitor de Bibliotheek op school - feedback naar scholen Vooraf De gegevens uit de monitor worden gebruikt volgens de aanpak van opbrengstgericht werken. Dat houdt in dat bij iedere meting telkens dezelfde cyclus van activiteiten wordt uitgevoerd: 1. resultaten analyseren 2. doelen stellen 3. werkwijzen bepalen 4. uitvoeren Steeds meer scholen werken volgens deze aanpak met hun leerlingresultaten, al worden de stappen in de cyclus soms anders benoemd. Het uiteindelijke doel is om het onderwijs zo doelgericht mogelijk vorm te geven, op basis van de prestaties van de leerlingen. Als je samenwerkt met een school die opbrengstgericht werkt, kun je hiernaar verwijzen bij het bespreken van de resultaten uit de monitor. Maatwerk en standaardrapportage In deze bijlage beschrijven we aan de hand van de bovenstaande stappen hoe je de informatie uit de monitor (de ‘resultaten’) kunt terugkoppelen naar de school en in overleg met de school kunt komen tot (nieuwe) doelen en werkwijzen. De suggesties die we geven zijn bruikbaar bij de standaardrapportage en bij maatwerkrapportages. De relatie tussen de monitor en het leesplan Bij opeenvolgende metingen wordt zichtbaar of de activiteiten die in de tussenliggende periode zijn uitgevoerd hebben geleid tot de gewenste veranderingen. Suggesties voor het gebruik van deze informatie zijn echter in deze versie van de handleiding niet opgenomen, omdat pas vanaf de meting 2015-2016 vmbo-scholen voor het eerst een tweede keer mee zullen doen met de monitor. Nota bene De voorbeelden die hierna volgen zijn gebaseerd op de gegevens uit de meting 2014-2015. Ze zijn bedoeld om het denken over het planmatig gebruik van gegevens uit de monitor te illustreren. De exacte cijfers van deze meting maken de voorbeelden tijdgebonden, maar de denkwijzen zijn dat niet. Bij volgende metingen kunnen dezelfde redeneringen gevolgd worden, maar zal je zelf de nieuwe cijfers moeten toevoegen. 8
Opbrengstgericht werken in schema:
Resultaten analyseren
Doelen stellen
Uitvoeren
Werkwijzen bepalen
Stap 1
Resultaten analyseren
De monitor levert een schat aan gegevens op over de samenwerking tussen school, bibliotheek en mediatheek, over de uitvoering van het leesbevorderingsbeleid en over het beleid rond informatievaardigheden. Sommige gegevens zijn van belang voor de directe samenwerking, andere voor het eigen beleid van de bibliotheek of voor het lokale of landelijke beeld rond bibliotheekontwikkeling. In deze handleiding richten we ons op de directe samenwerking met de school. Dat is de kernfunctie van de Monitor de Bibliotheek op school. Het gaat immers in de eerste plaats om het optimaliseren van de een-op-een-samenwerking met de school op het gebied van taalstimulering (via leesbevordering) en informatievaardigheden. De feedback naar de school heeft als doel om de docenten te laten zien wat de stand van zaken op school is rond lezen en informatievaardigheden. En om in dialoog met de docenten stappen te formuleren die leiden tot meer lezen en betere informatievaardigheden. Overigens zijn gegevens over informatievaardigheden niet voor iedere school standaard opgenomen in de monitor. Dit onderdeel wordt alleen meegenomen als de school daarvoor kiest. Zelf een analyse maken De analyse is de eerste stap van het opbrengstgericht werken en de basis voor je feedback naar de school. Praktisch gezien is de analyse de voorbereiding op je presentatie aan de docenten. Je richt je analyse in eerste instantie op de kerngegevens in de monitor die van direct belang zijn voor de feedback: • leengegevens • leesplezier • leesgedrag • leesbevorderende activiteiten van docenten • (eventueel) informatievaardigheden Voor lezen kijk je naar de gegevens van je school en naar de landelijke gegevens voor dezelfde onderwerpen, zodat je een beeld hebt van de stand van zaken op de school en hoe die zich verhoudt tot de landelijke gemiddelden in de monitor. Wees je ervan bewust dat ‘landelijk gemiddeld’ in deze context inhoudt: het gemiddelde van alle vmboscholen in de monitor. Voor informatievaardigheden zijn de landelijke gemiddelden minder belangrijk; hier kun je je concentreren op de eigen gegevens van de school. Je trekt voor jezelf een aantal voorlopige conclusies bij ieder onderdeel. Je kunt daarbij gebruikmaken van de suggesties die in het volgende hoofdstuk zijn opgenomen bij elk van deze onderdelen. Schrijf je conclusies op, zodat je er bij het gesprek met de docenten op kunt terugvallen. We hebben bij de analyse per onderdeel ook suggesties opgenomen voor de bespreking. Maatwerk Je kunt ook andere gegevens dan de bovenstaande kerngegevens in je analyse opnemen, passend bij de situatie van je school. Voor een eerste rapportage raden wij echter aan om je te beperken tot de kerngegevens. Je krijgt waarschijnlijk beperkte tijd om je analyse te presenteren en dan is het zaak om snel en duidelijk tot de kern te komen. Presentatie voorbereiden We adviseren om de grafieken die je wilt gebruiken op te nemen in een PowerPointpresentatie of een rapport in Word. Dat kan eenvoudig door de grafieken te kopiëren met de rechter muisknop (zie kader volgende pagina).
9
Hoe verplaats je een tabel naar Word of PowerPoint? 1. Open een lege pagina in Word of PowerPoint 2. Ga terug naar de online database 3. Ga met de muis op de tabel staan en druk de rechter muisknop in 4. Kopieer de afbeelding en plak hem in Word (met: plakken speciaal>bitmap) of PowerPoint (met: plakken of plakken speciaal>bitmap)
Hieronder laten we zien hoe je de gegevens uit de monitor kunt opvragen en analyseren. We hebben daarbij ook tips opgenomen voor selectie van gegevens en de presentatie van de gegevens aan de docenten.
1. Inloggen
Om de gegevens in de monitor te bekijken, maak je gebruik van de volgende link: https://www.mdbos.nl/vo
2. Je weg vinden in de portal
10
1.
Toegang tot de informatie
Om bij de gewenste informatie te komen maak je eerst een selectie in de bovenste vier horizontale balken. Kies achtereenvolgens: (1)
de naam van de leesconsulent
(2)
de gewenste vragenlijst
(3)
de naam van school, werkgebied of gemeente waarvan je de informatie wilt zien
(4)
de vraag waarvan je het antwoord wilt bekijken.
2. Keuzeopties Via de keuzeopties in de linker balk van het scherm kun je de selectie aanpassen: • Vergelijking: kies hoe je de gegevens van de betreffende vraag in de grafiek weergegeven wilt zien, bijvoorbeeld naar leerjaar of geslacht. • Case selectie: kies welke gegevens je binnen de gekozen vergelijking wel en niet wilt meenemen in je tabel, bijvoorbeeld van de leerjaren alleen jaar 1.
Landelijke cijfers Als je wilt zien hoe de respons op een vraag er landelijk uitziet (d.w.z. het totaal van alle respondenten), selecteer dan de volgende opties: Horizontale balk ‘school/gebied’: kies ‘landelijk’. Vraag: de betreffende vraag. Hieronder zie je een voorbeeld van de landelijke cijfers voor ‘totaal uitleen uit de openbare bibliotheek 2014’, ongeacht de aanwezigheid van een mediatheek in de school.
11
3. Leengedrag in beeld brengen Je bent al ingelogd. Selecteer nu de volgende opties: 1. Vragenlijst: leesconsulent 2. School: de naam van de school waarvan je gegevens wilt zien 3. Vraag: totaal uitleningen openbare bibliotheek op jaarbasis N.B. Je vindt uiteraard alleen uitleengegevens als die zijn ingevoerd. Dat is niet overal gebeurd.
Interpretatie leengedrag Landelijk beeld: uitleen is het hoogst in leerjaar 1, het laagst in leerjaar 3. Je kunt hier eventueel naar verwijzen bij je presentatie. Bij je presentatie kun je de volgende punten onder de aandacht brengen: • Zijn er uitschieters bij sommige leerjaren te zien? Zo ja, wat kan hiervoor een verklaring zijn? Leg die vraag open voor aan de docenten. Geef geen oordelen, laat de docenten zelf met suggesties komen. • Geven de cijfers aanleiding tot actie? Zo ja, benoem dat en schrijf het op een flap, bijvoorbeeld: uitleen leerjaar 3 moet omhoog. Hoe je dat gaat aanpakken komt later aan de orde. • Benadruk dat deze cijfers interessanter worden bij opeenvolgende metingen: dan ga je zien of er verschil is met eerdere metingen. N.B. Als je over uitleengegevens van de mediatheek of schoolbibliotheek beschikt, bekijk die dan eerst goed voordat je besluit welke gegevens je laat zien. Het is bijvoorbeeld mogelijk dat de uitleengegevens van de mediatheek een completer beeld laten zien dan de gegevens uit de monitor.
4. Leesplezier in beeld brengen Selecteer de volgende opties: • Vragenlijst: leerling • School: de naam van de school waarvan je gegevens wilt zien • Vraag: hoe vind je het om een boek te lezen? • Vergelijking: geslacht • Vergelijking: leerjaar Interpretatie leesplezier Landelijk beeld: • Verschillen tussen jongens en meisjes: 60% van alle leerlingen vindt lezen vervelend of niet leuk. Meisjes vinden lezen (veel) leuker dan jongens. »» Meisjes: 49% vindt lezen vervelend of niet leuk; 10% vindt lezen heel leuk »» Jongens: 69% vindt lezen vervelend of niet leuk; 4% vindt lezen heel leuk • Verschillen tussen leerjaren: het enthousiasme voor lezen is het hoogst in leerjaar 1 (45% best/erg leuk; 15% vervelend); het laagst in leerjaar 3 (23% best/erg leuk; 32% vervelend). In leerjaar 4 neemt het leesplezier weer toe (45% best/erg leuk; 18% vervelend). 12
• Het percentage leerlingen dat lezen vervelend of niet zo leuk vindt, fluctueert tussen 55 en 77 procent. Je kunt hier eventueel naar verwijzen bij je presentatie, zonder de grafieken te laten zien (kost te veel tijd); zorg ervoor dat je deze informatie in je hoofd hebt.
TIP!
Kies bij je presentatie ofwel voor de invalshoek ‘verschillen tussen jongens en meisjes’ ofwel voor de invalshoek ‘verschillen tussen leerjaren’, afhankelijk van de gegevens voor de school. Kies voor de opvallendste verschillen, dat maakt je verhaal compacter en duidelijker.
• Doel van dit onderdeel is om te laten zien dat het plezier in lezen op het vmbo in het algemeen heel laag is, veel lager dan in het basisonderwijs, terwijl het belang van lezen, als motor van de taalontwikkeling, juist voor vmboleerlingen zo belangrijk is. Er is dus werk aan de winkel! • Een tweede doel van dit onderdeel is om jongens als specifieke doelgroep onder de aandacht te brengen. Als de jongens op jouw school niet als doelgroep naar voren komen (omdat ze ongeveer hetzelfde scoren als de meisjes), dan is dat het vermelden waard.
Bij je presentatie kun je de volgende punten onder de aandacht brengen: • Zijn er opvallende afwijkingen van het landelijke beeld? Zo ja, positief of negatief? Wat kan een verklaring zijn voor een uitschieter? Wat doen docenten in het betreffende leerjaar anders dan andere docenten? • Geven de cijfers aanleiding tot actie? Zo ja, benoem dat en schrijf het op een flap, bijvoorbeeld: meer aandacht voor de jongens; of: leesplezier in leerjaar 3 moet omhoog.
5. Leesgedrag in beeld brengen Selecteer de volgende opties: • Vragenlijst: leerling • School: de naam van de school waarvan je gegevens wilt zien • Vraag: hoe vaak lees je thuis voor je plezier een boek? • Vergelijking: geslacht • Vergelijking: leerjaar Interpretatie leesgedrag Landelijk beeld: • 32% van alle vmbo-leerlingen in de monitor 2014 leest nooit thuis een boek; 9% leest dagelijks. • Verschillen tussen jongens en meisjes: meisjes lezen meer dan jongens »» Van de meisjes leest 43% dagelijks of minstens een keer per week; 24% leest nooit. »» Van de jongens leest 29% dagelijks of minstens een keer per week; 39% leest nooit. • Verschillen tussen leerjaren: het percentage dat dagelijks of ten minste een keer per week leest is het hoogst in leerjaar 1 (42%) en het laagst in leerjaar 4 (18%). »» In leerjaar 1 wordt het meest thuis gelezen. »» In leerjaar 3 wordt het minst thuis gelezen: het percentage dat nooit leest is in dit leerjaar het hoogst: 50 procent. Ook het gecombineerde percentage van nooit en ‘minstens een keer per jaar’ is in dit leerjaar het hoogst: 71 procent.
TIP!
We zagen ook bij de landelijke cijfers over uitleen en leesplezier dat leerjaar 3 in negatieve zin opviel. Bespreek met de docenten wat hiervan de oorzaak zou kunnen zijn (vooral als dit ook op jouw school het geval is). Wat beweegt leerlingen om in leerjaar 4 toch weer wat meer te gaan lezen? 13
Bij je presentatie kun je de volgende punten onder de aandacht brengen: • Zijn er opvallende afwijkingen van het landelijke beeld? Zo ja, positief of negatief? Wat kan een verklaring zijn voor een uitschieter? Vraag eventueel docenten van het betreffende leerjaar om een reactie. • Geven de cijfers aanleiding tot actie? Zo ja, benoem dat en schrijf het op een flap, bijvoorbeeld: leesfrequentie in leerjaar 3 moet omhoog, vooral bij de jongens
6. Boekentips Selecteer de volgende opties: • Vragenlijst: leerling • School: de naam van jouw school • Vraag: wie geeft jou tips voor leuke boeken? • Vergelijking: leerjaar
Interpretatie boekentips Landelijk beeld: • Vrienden, vriendinnen en ouders zijn een belangrijke bron voor boekentips. • De rol van ouders neemt tussen het eerste en het vierde leerjaar af van 30 naar 17 procent. • De rol van de docent Nederlands neemt sterk toe, van 10 procent in het eerste leerjaar tot 25 procent in het vierde leerjaar; andere docenten spelen geen belangrijke rol (5-8%). • Leerlingen zeggen nauwelijks boekentips te krijgen van de mediathecaris en bibliothecaris (percentages variëren tussen 2 en 8 procent). • Een grote groep leerlingen geeft aan van niemand boekentips te krijgen (37-49%). Doel van dit onderdeel is om het belang van de rol van de docent te benadrukken. Docenten zijn belangrijke rolmodellen als het gaat om lezen. Het blijkt echter dat weinig docenten tips geven aan leerlingen. De reden kan zijn dat zij zelf weinig lezen. Geef daarom bij de discussie over dit onderdeel aan dat jij docenten van goede tips kan voorzien, die zij vervolgens aan hun leerlingen kunnen doorspelen. Bij je presentatie kun je de volgende punten onder de aandacht brengen: • Ga in op het belang van de rol van de docenten. Als de score voor de docenten laag is: wat vindt men daarvan? Spreek zelf geen oordeel uit, laat de docenten zelf tot de conclusie komen dat ze meer tips aan de leerlingen moeten geven. • Als docenten Nederlands opvallend hoog scoren, zoals in de landelijke cijfers, vraag dan wat voor tips deze docenten kunnen geven aan hun collega’s. Dit geeft natuurlijk ook aanleiding tot de vraag of leesbevordering wel tot de taak van andere docenten behoort. Laat de docenten hierover onderling discussiëren en conclusies trekken. • Je kunt eventueel laten zien dat de mediatheek en de bibliotheek weinig genoemd worden als bron van boekentips. Als je daarvoor kiest, zeg er dan bij wat jullie gaan doen om hier verandering in aan te brengen. Daarmee laat je zien dat je bereid bent jouw deel van de verantwoordelijkheid te nemen en dat je niet alles op het bord van de docenten legt. • Er is aanleiding tot actie? Zo ja, benoem dat en schrijf het op een flap, bijvoorbeeld: we moeten leerlingen meer tips gaan geven.
7. Informatievaardigheden leerlingen De vragen over informatievaardigheden zijn voor het eerst opgenomen in de meting 2014-2015 en worden niet 14
standaard gesteld. De school moet er, in overleg met de bibliotheek, bewust voor kiezen. Dat betekent dat op voorhand al is besloten dat de informatie uit de vragen gebruikt gaat worden voor het beleid rond informatievaardigheden. Hieronder beschrijven we hoe je dat kunt aanpakken. Het doel van deze vragen is inzicht te krijgen in de vaardigheden van de leerlingen op het gebied van informatievaardigheden, zodat de bibliotheek op basis daarvan het juiste ondersteuningsaanbod kan formuleren voor het versterken van deze vaardigheden. Het mediaplan Als de school over een mediaplan beschikt, dan gebruik je de informatie uit de monitor om te kijken of doelen in het mediaplan rond informatievaardigheden van leerlingen dichterbij komen. Je kijkt in de monitor vooral naar de onderwerpen die in het mediaplan als prioriteit zijn benoemd. Je stelt vast of bij deze onderwerpen de gewenste vooruitgang plaatsvindt. Bij de bespreking van het mediaplan neem je deze resultaten mee om te bepalen of de doelen of activiteiten rond informatievaardigheden in het mediaplan bijgesteld moeten worden. Als de school nog niet over een mediaplan beschikt, gebruik je de gegevens uit de monitor om het mediaplan (deels) in te vullen. Dit is een mooie aanleiding om met betrokkenen uit de school het mediaplan diepgaand te bespreken en in te vullen, inclusief de doelen die de school wil behalen. Gebruik in dit geval alle informatie uit de monitor over informatievaardigheden, zowel van de leerlingen als van de docenten.
Welke vragen laten zien? De keuze van de vragen die je laat zien in het overleg met de docenten wordt bepaald door de aanwezigheid of afwezigheid van een mediaplan. Is er een mediaplan aanwezig, dan laat je de vragen zien die direct aan het plan gerelateerd zijn (al kun je natuurlijk altijd nog opvallende resultaten toevoegen). Is er geen mediaplan, dan kies je de onderwerpen die het dringendst om aandacht vragen. Kies enkele grafieken waaruit het duidelijkst blijkt dat de informatievaardigheden van leerlingen nog niet goed ontwikkeld zijn. Gebruik de overige informatie intern en in vervolgoverleg om tot een goede ondersteuning te komen. De leerlingvragen We geven hier tips aan de hand van trends in de landelijke cijfers van de meting 2014-2015. Laat je door deze tips inspireren voor de lokale situaties waar jij mee te maken hebt. Kijk in de monitor hoe de cijfers er voor jouw school uitzien en bekijk de tips vanuit dat perspectief.
Landelijk beeld: dit laten de cijfers zien
Commentaar en tips
Waar zoek je informatie?
Boeken worden steeds meer een ondergewaardeerde
De vmbo-leerlingen in de monitor zoeken informatie in
bron onder leerlingen. Wijs hierop en laat zien (letterlijk)
grote meerderheid op internet. Boeken worden weinig
dat boeken soms geschikter zijn om informatie te zoeken
geraadpleegd (15 procent doet dit ‘vaak’ of ‘altijd’).
dan internet.
Er zijn hierin weinig verschillen tussen leerjaren en tussen jongens en meisjes. Leerjaar 3 valt wel opnieuw op als leerjaar waarin het minst gebruik wordt gemaakt van boeken. Informatie vragen aan personen komt in alle leerjaren
Dit onderwerp heeft aandacht nodig in programma’s
weinig voor: minder dan een kwart van de leerlingen
voor informatievaardigheden. Zoek sprekende [!]
doet dit ‘vaak’ of ‘altijd’.
voorbeelden die de waarde van deze informatiebron mooi illustreren.
Hoe vaak lukt het om zonder hulp de juiste informatie
Houd er bij de ondersteuning rekening mee dat
te vinden?
leerlingen het meest gebaat zijn bij hulp waarmee zij
Bijna driekwart (72%) van de leerlingen slagen er
uiteindelijk zelfstandig informatie kunnen vinden.
‘nooit’ of ‘soms niet’ in om zonder hulp de informatie
Differentieer in het ondersteuningsaanbod: niet alle
te vinden die zij zoeken. Dit komt het meest voor in
leerlingen hebben hulp nodig en jongere leerlingen
leerjaar 1 en 2.
hebben meer hulp nodig dan oudere leerlingen.
Welke hulp zoek je als het niet lukt?
Het is mogelijk dat ouders vaker geraadpleegd worden,
Als leerlingen de informatie die zij zoeken niet kunnen
omdat leerlingen vaker thuis naar informatie zoeken.
vinden, vragen zij ‘altijd’ of ‘vaak’ hulp aan hun ouders
Niettemin is het raadzaam om ervoor te zorgen dat
(45%), gevolgd door ‘andere leerlingen’ (28%) en
leerlingen er goed van op de hoogte zijn dat zij voor
‘docenten’ (22%). De bibliotheek wordt minder vaak om
informatievragen juist bij de bibliotheek terecht kunnen.
hulp gevraagd (12%). Informatie zoeken op internet
Ook hier is te zien dat ondersteuning nuttig is, maar
Zoeken met slechts een trefwoord komt nog geregeld
niet voor iedereen even belangrijk: de jongere leerlingen
voor. In leerjaar 1 doet nog 39 procent van de leerlingen
hebben meer hulp nodig om te leren zoeken met
dit; het neemt af in de hogere leerjaren.
meerdere trefwoorden.
Doorzoeken nadat informatie is gevonden komt relatief Ondersteuning is nuttig, maar niet voor iedereen even weinig voor: 71 procent van de leerlingen doet dit ‘nooit’ belangrijk. Differentieer daarom de ondersteuning, of ‘soms’.
afhankelijk van het beeld tussen en binnen de groepen.
15
Landelijk beeld: dit laten de cijfers zien
Commentaar en tips
Voorkennis opschrijven
Zie hierboven.
Voor meer dan de helft (53%) van de leerlingen is het een gewoonte om op te schrijven wat zij al weten over een onderwerp voordat zij informatie gaan zoeken. Vooral in leerjaar 3 komt dit veel voor, bij 70 procent van de leerlingen. Lijstje met woorden opstellen die kunnen helpen bij
Zie hierboven.
het zoeken Ongeveer een op de vijf leerlingen doet dit. Voor het zoeken nadenken over geschikte
Gezien het beperkte gebruik van boeken en personen als
informatiebronnen
informatiebron, is het de vraag of leerlingen wel zicht
Voor meer dan de helft (57%) van de leerlingen is dit
hebben op wat in welke situatie de meest geschikte
geen gewoonte.
bronnen zijn. Dit onderwerp verdient zeker aandacht binnen een programma voor informatievaardigheden.
Bronnen controleren
Dit is duidelijk een onderwerp dat aandacht vraagt.
12 procent van de leerlingen geeft aan ‘altijd’ of ‘vaak’ te contoleren wie de informatie die zij hebben gevonden op internet heeft gezet. Dit percentage neemt toe in de hogere leerjaren (26% in leerjaar 4). Controleren of informatie niet te oud is
Zie hierboven.
Bijna de helft (46%) van de leerlingen controleert nooit of de informatie te oud is. Knippen en plakken
Deze onderwerpen zijn wel belangrijk, maar
Bijna driekwart (71%) van de leerlingen neemt
ondersteuning hierbij is alleen nodig voor een
informatie over door te knippen en te plakken. Het
minderheid.
percentage dat zegt dit ‘nooit’ te doen neemt af in de hogere leerjaren. Bijna tweederde (65%) van de leerlingen zegt gevonden informatie ‘altijd’ of ‘vaak’ in eigen woorden op te schrijven. Ongeveer evenveel leerlingen (64%) zeggen informatie te combineren met de eigen kennis. 16
8. De mening van de leerlingen en docenten over de schoolbibliotheek/mediatheek Sinds de meting 2014-2015 zijn vragen over de schoolbibliotheek en de mediatheek opgenomen, omdat uit onderzoek blijkt dat de nabijheid en kwaliteit van boekencollecties invloed hebben op de leesmotivatie van leerlingen (Nielen & Bus, 2014). De informatie die uit deze vragen naar voren komt is vooral bedoeld voor de bibliotheek en de mediatheek. Zij zijn immers verantwoordelijk voor het reilen en zeilen van de schoolbibliotheek c.q. de mediatheek. Het is dus aan hen om uit deze informatie conclusies te trekken en daarnaar te handelen. De landelijke gemiddelden zijn hierin niet belangrijk. Wat voor jullie als monitorcoördinator, leesconsulent of mediathecaris belangrijker is, is hoe de leerlingen op jullie school de bibliotheek/mediatheek ervaren. Als de helft van de leerlingen aangeeft dat zij moeilijk kunnen vinden wat zij zoeken, dan is er werk aan de winkel, ongeacht wat de landelijke gemiddelden aangeven. Omdat inrichting en beheer van de schoolbibliotheek/mediatheek als regel de verantwoordelijkheid zijn van de bibliotheek en de mediatheek is het meestal niet nodig om de mening van de leerlingen en de docenten over de schoolbibliotheek te bespreken met de docenten. De docenten gaan immers geen maatregelen treffen naar aanleiding van deze informatie. Het is wel raadzaam om beknopt deze informatie te presenteren (eventueel zonder dia) en aan te geven wat de bibliotheek en de mediatheek eraan gaan doen om te zorgen dat het beeld (nog) positiever wordt.
Overigens blijkt dat, net als bij veel andere onderdelen van de monitor, het algemene beeld (landelijke gemiddelden) ongunstiger wordt in de hogere leerjaren, met hier en daar flinke uitschieters (in negatieve zin) in leerjaar 3. Als je dit beeld aantreft op de scholen waar je mee samenwerkt, dan pleit dit ervoor om leerlingen in de hogere leerjaren meer aandacht te geven. Je kunt bijvoorbeeld kijken naar de leesvoorkeuren van die leerlingen, die elders in de monitor te vinden zijn. Vervolgens kijk je of die voorkeuren voldoende te vinden zijn in de collectie op school. Ook kun je met leerlingen in gesprek gaan over hun gebruik van de schoolbibliotheek. Als veel leerlingen vinden dat ze niet goed worden geholpen, dan is het zaak te achterhalen wat hiervan de oorzaak kan zijn: zijn er onvoldoende mensen aanwezig; zijn er voldoende, maar zijn zij niet in staat om te helpen; weten de leerlingen hoe zij hulp kunnen vragen? Deze vragen kunnen in gesprek met de leerlingen beantwoord worden. De antwoorden van de docenten moeten apart bekeken worden. Docenten hebben een andere mening over het aanbod in de mediatheek. Bijvoorbeeld: volgens de landelijke gemiddelden vindt 72 procent van de docenten het aanbod aan romans voor hun leerlingen goed en vindt 71 procent het aanbod aan informatieboeken goed. Van de leerlingen is slechts 40 resp. 38 procent het hiermee eens. Een ander belangrijk punt is dat veel docenten aangeven niet op de hoogte te zijn van het ondersteuningsaanbod van de bibliotheek/mediatheek. Deze zaken kunnen ook op jouw school spelen – een goede reden om het beeld van jouw school goed te analyseren.
9. Leesbevorderende activiteiten docenten Selecteer de volgende opties: • Vragenlijst: docent • School: de naam van de school waarvan je gegevens wilt zien • Vraag: alle vragen m.b.t. leesbevorderend docentgedrag • Vergelijking: leerjaar
Landelijk beeld: dit laten de cijfers zien
Commentaar en tips
Ongeveer een kwart van de docenten leest geregeld
Juist voor leerlingen die zelf niet erg gemotiveerd zijn en
voor (dagelijks of ten minste een keer per week).
die weinig boekentips krijgen is het voorlezen belangrijk om kennis te maken met boeken en om ongehinderd door eventuele gebrekkige leesvaardigheid van een verhaal te genieten.
Ongeveer een kwart van de docenten doet geregeld een Een boekintroductie kost weinig tijd en is heel belangrijk boekintroductie.
voor leerlingen die weinig lezen en weinig tips krijgen. Ook vakdocenten kunnen boekintroducties doen. Het gaat immers niet alleen om romans, maar ook om informatieve boeken, passend bij het schoolvak.
Ruim de helft van de docenten gebruikt nooit een aan
Voor leerlingen is het goed om te zien dat boeken kunnen
hun vak gerelateerde boekencollectie in de klas.
horen bij schoolvakken. Voor docenten is het goed om te weten dat het lezen van deze boeken leidt tot verdieping van de vakkennis en uitbreiding van de woordenschat.
Een royale meerderheid (tot driekwart) van de docenten Dit is een goede zaak, maar kennelijk niet voldoende, verwijst leerlingen geregeld naar de openbare
gezien de cijfers over leesplezier en leesfrequentie bij
bibliotheek of de mediatheek/schoolbibliotheek.
leerlingen. Er is nog meer nodig!
80 procent van de docenten vindt het leesniveau van
Dit is een heel sterk argument om leesbevordering hoog
hun leerlingen onvoldoende.
op de agenda te zetten. Kijk hoe dit cijfer eruit ziet voor jouw school en gebruik het als argument om het vrij lezen en vrijetijdslezen te promoten.
17
Landelijk beeld: dit laten de cijfers zien
Commentaar en tips
De gegevens over de perceptie van docenten van de
Bekijk deze gegevens goed voordat je besluit om dit
mediatheek laten een uiteenlopend beeld zien.
mee te nemen in je presentatie. Je kunt de informatie gebruiken voor je eigen beleid (in samenwerking met de mediathecaris); je kunt ook aan de docenten laten zien wat zij vinden van de mediatheek en aan hen vertellen wat jullie gaan doen om dat beeld (nog) positiever te laten worden.
10. Informatievaardigheden docenten De vragen over informatievaardigheden zijn voor het eerst opgenomen in de meting 2014-2015 en worden niet standaard gesteld. De school moet er, in overleg met de bibliotheek, bewust voor kiezen. Dat betekent dat op voorhand al is besloten dat de informatie uit de vragen gebruikt gaat worden voor het beleid rond informatievaardigheden. Hieronder beschrijven we hoe je dat kunt aanpakken. Het doel van deze vragen is inzicht te krijgen in de vaardigheden van de docenten op het gebied van informatievaardigheden, zodat de bibliotheek op basis daarvan het juiste ondersteuningsaanbod kan formuleren voor het versterken van hun vaardigheden en het ontwikkelen van beleid. Het mediaplan Als de school over een mediaplan beschikt, dan gebruik je de informatie uit de monitor om te kijken of doelen in het mediaplan rond informatievaardigheden dichterbij komen. Je kijkt in de monitor vooral naar de onderwerpen die in het mediaplan als prioriteit zijn benoemd. Je stelt vast of bij deze onderwerpen de gewenste vooruitgang plaatsvindt. Bij de bespreking van het mediaplan neem je deze resultaten mee om te bepalen of de doelen of activiteiten rond informatievaardigheden in het mediaplan bijgesteld moeten worden. Als de school nog niet over een mediaplan beschikt, gebruik je de gegevens uit de monitor om het mediaplan (deels) in te vullen. Dit is een mooie aanleiding om met betrokkenen uit de school het mediaplan diepgaand te bespreken en in te vullen, inclusief de doelen die de school wil behalen. Gebruik in dit geval alle informatie uit de monitor over informatievaardigheden, zowel van de leerlingen als van de docenten.
18
Welke vragen laten zien? De keuze van de vragen die je laat zien in het overleg met de docenten wordt bepaald door de aanwezigheid of afwezigheid van een mediaplan. Is er een mediaplan aanwezig, dan laat je de vragen zien die direct aan het plan gerelateerd zijn (al kun je natuurlijk altijd nog opvallende resultaten toevoegen). Is er geen mediaplan, dan kies je de onderwerpen die het dringendst om aandacht vragen. Kies enkele grafieken waaruit het duidelijkst blijkt dat de informatievaardigheden van docenten nog niet goed ontwikkeld zijn. Gebruik de overige informatie intern en in vervolgoverleg om tot een goede ondersteuning te komen. De docentvragen We geven hier tips aan de hand van trends in de landelijke cijfers van de meting 2014-2015. Laat je door deze tips inspireren voor de lokale situaties waar jij mee te maken hebt. Kijk in de monitor hoe de cijfers er voor jouw school uitzien en bekijk de tips vanuit dat perspectief.
Landelijk beeld: dit laten de cijfers zien
Commentaar en tips
Vermeende informatievaardigheid van leerlingen
Dit cijfer laat duidelijk zien dat de informatievaardigheid
Bijna driekwart (72%) van de docenten vindt
van leerlingen wordt gezien als probleem. Temeer omdat
de informatievaardigheid van hun leerlingen
een bijna even groot percentage van de docenten (76%)
onvoldoende.
zegt opdrachten of huiswerk te geven waarbij leerlingen informatievaardigheden moeten gebruiken. Deze situatie biedt een goed aanknopingspunt om de urgentie van het onderwerp aan te geven en de expertise van de bibliotheek op dit gebied te profileren.
Eigen informatievaardigheid docenten
Dit is een belangrijk gegeven. Het kan immers betekenen
Een kwart van de docenten vindt zichzelf onvoldoende
dat de informatievaardigheid van docenten ook in het
informatievaardig.
ondersteuningsprogramma opgenomen moet worden. Het is dan zaak om vast te stellen om welke docenten het gaat.
Expliciete aandacht voor Informatievaardigheden
Dit is duidelijk te weinig voor zo’n belangrijke
64 procent van de docenten geeft geregeld expliciet
vaardigheid.
aandacht aan informatievaardigheden. Welke informatievaardigheden komen ‘vaak’ of ‘altijd’
Deze gegevens laten zien welke accenten er in een
aan bod?
ondersteuningsprogramma gewenst zijn. Het lokale
• Welke informatie zoeken: 67%
beeld zal dit nog preciezer aangeven.
• Hoe en waar zoeken: 51% • Beoordelen kwaliteit: 51%
Beoordelen van het eindproduct en reflectie op het
• Informatie selecteren: 49%
zoekproces zijn echte procesvaardigheden die van groot
• Informatie verwerken: 45%
belang zijn om leerlingen verantwoordelijkheid te
• Bronverwijzing: 51%
kunnen geven voor hun eigen leren.
• Beoordelen eindproduct: 59% • Reflectie op het zoekproces: 40% Didactische aanpak:
Het belang van deze didactische vaardigheden komt uit
• Uitleg over nut: 50%
onderzoek naar voren (van Hoek e.a., 2012).
• Vaardigheden voordoen: 48% • Begeleid, gevolgd door samenwerkend en zelfstandig oefenen: ca. 48% • Procesvragen stellen: ca. 44%
Als de bibliotheek docenten gaat scholen of coachen, zullen deze vaardigheden zeker in het programma opgenomen moeten worden.
• Bespreken transfer: ca. 45%
19
‘Altijd’ of ‘vaak’ gebruikte bronnen bij
Opvallend is dat boeken zowel door leerlingen als door
informatievaardigheden:
docenten minder vaak genoemd worden als bronnen van
• Boeken: ca. 37%
informatie.
• Kranten/tijdschriften: 45% • Internet: 90% Hoe komen informatievaardigheden aan bod?
Integratie in het (zaak)vakonderwijs is een goede zaak,
Ruim driekwart van de docenten geeft aan dit
omdat de vaardigheden dan in een betekenisvolle context
onderwerp te integreren in het (zaak)vakonderwijs.
geleerd en geoefend worden.
Stap 2
Doelen stellen
Presentatie aan docenten De analyse die je bij stap 1 gemaakt hebt, presenteer je bij stap 2 aan de docenten. Vraag voor het onderwerp lezen ten minste een uur tijd op de vergadering. Laat je niet afschepen met minder. Het is een belangrijk onderwerp, dus er moet voldoende tijd zijn om het te bespreken. Overleg dit vooraf met de teamleider of andere sleutelfiguur met wie je samenwerkt in de school. Probeer ruimte te krijgen op een regulier overleg. Dit kan bijvoorbeeld een sectieoverleg zijn. Nadeel is dan wel dat je alleen te maken hebt met de mensen die direct bij de monitor betrokken zijn, terwijl je ook een bredere groep docenten wilt bereiken. Om je bereik te verbreden, kun je vragen of je de resultaten mag publiceren in een memo aan docenten. Als je niet alleen over lezen, maar ook over informatievaardigheden wilt praten, is het aan te raden om ofwel meer tijd te vragen, ofwel de presentatie te verdelen over twee momenten. Doel van de presentatie Het doel van de presentatie is om te laten zien wat de stand van zaken is en op basis daarvan tot afspraken te komen over (nieuwe) doelen en werkwijzen. Het is niet de bedoeling dat jij gaat vertellen wat er op basis van de gegevens moet gaan gebeuren. Je informeert en bevraagt de docenten en zo kom je in onderling overleg tot nieuwe doelen en (in stap 3) werkwijzen. Als het goed is, wijst de analyse die je hebt gemaakt daarin als vanzelf de weg. Rol van de taalcoördinator en/of mediathecaris Zorg ervoor dat je de presentatie goed voorbereidt. Als je samen met de taalcoördinator of mediathecaris presenteert, spreek dan een rolverdeling af. Voorbereiding De docenten moeten doordrongen zijn van het belang van het onderwerp. Vrij lezen heeft een sterke invloed op de taalontwikkeling van leerlingen. Die boodschap moet helder zijn, want dat is de basis van jullie samenwerking. In de diapresentatie bij de introductie van de monitor is daar aandacht aan besteed. Als deze presentatie, om wat voor reden dan ook, niet heeft plaatsgevonden, neem dan alsnog de tijd om dit onderwerp aan het begin van je presentatie goed neer te zetten (15 tot 20 minuten).
20
Wat heb je verder nodig? • PowerPointpresentatie (door jou voorbereid) • Laptop of digibord • Eventueel de rapportage op papier voor de docenten • Flip-over met stiften Presenteren Oefen je presentatie een keer ‘droog’. Je kunt dan oefenen met het juiste tempo. Er is altijd een risico met PowerPointpresentaties dat je te lang aan het woord bent. Dan blijft er te weinig tijd over om over de werkwijzen te praten en dat moet nu juist de opbrengst van deze bijeenkomst zijn.
TIP!
Besteed bij de presentatie niet meer dan vier minuten aan iedere dia. Met zeven dia’s kom je dan tot ongeveer een half uur. Je hebt dan nog een half uur om te praten over nieuwe werkwijzen en daar concrete afspraken over te maken.
Tips: • Introduceer je presentatie door nog even terug te komen op de deelname aan de monitor, het belang van vrij lezen voor de taalontwikkeling en – eventueel – de reden waarom de school ook wil werken aan informatievaardigheden. • Als de school ‘opbrengstgericht’ werkt, verwijs daar dan naar en zeg dat je ook de samenwerking met de bibliotheek volgens die principes wilt versterken. • Benoem duidelijk het doel van je presentatie: je laat straks opbrengsten zien en op basis daarvan gaan jullie nieuwe doelen stellen en werkwijzen afspreken. • Laat bij iedere dia eerst even een stilte vallen zodat iedereen de dia op zich kan laten inwerken. Licht daarna toe wat de dia laat zien. • Geef niet zelf direct je mening over de gegevens. Presenteer de gegevens objectief, eventueel met gebruikmaking van de tips in het vorige hoofdstuk. Vraag de docenten om commentaar. • Probeer bij iedere dia tot een soort conclusie te komen, geformuleerd als doel. Schrijf dat op een flap. • Laat je niet verleiden tot discussies over ‘hoe moeten we dat dan voor elkaar gaan krijgen’. In deze stap gaat het om doelen stellen, nieuwe werkwijzen komen straks aan bod. Doelen hoeven nog niet heel precies geformuleerd te worden, dat gebeurt in de volgende stap (werkwijzen bepalen). Bij stap 2 zijn al enkele voorbeelden genoemd. Andere voorbeelden van doelen zijn: Leesmotivatie: De leesmotivatie moet omhoog in alle leerjaren, vooral bij jongens. Uitleen: De uitleen in leerjaar 3 en 4 moet omhoog. Boekentips: We moeten meer boekentips gaan geven, vooral aan jongens. Mediatheekbezoek: Leerlingen moeten vaker in de mediatheek komen. Informatievaardigheden:We willen meer didactische handvatten hebben voor het onderwijs in informatievaardigheden.
Stap 3
Werkwijzen bepalen
Stap 3 in de cyclus van opbrengstgericht werken is het bepalen van de werkwijzen om de doelen te bereiken die je in de vorige stap hebt geformuleerd. Hier zijn geen gedetailleerde richtlijnen voor te geven, omdat de keuzes afhangen van de situatie op school, het bestaande leesbevorderingsbeleid, het mediabeleid, de uitkomsten van de monitor etc. Hieronder toch enkele tips en voorbeelden.
TIP!
Formuleer de werkwijze zo concreet mogelijk: Wat gaat er precies gebeuren? Wie gaat dat doen? Wanneer? Hoe vaak? Etc.
Leengegevens Als je niet over leengegevens beschikt, dan is deze bespreking een goede aanleiding om aan te geven wat je gaat doen om daar de volgende keer wel over te beschikken. Lezen gebeurt niet zonder lenen, dus dit is een essentieel onderwerp. Je laat zien dat je bewust bent van je rol en dat je verantwoordelijkheid neemt om dit onderdeel van de monitor goed op orde te krijgen.
Voorbeeldwerkwijze: In de loop van het schooljaar maakt de mediatheek de overstap naar de Bibliotheek op school Wise, zodat we vanaf volgend schooljaar precies kunnen zien welke leerlingen wat lenen.
21
Leesmotivatie en leesgedrag Om verandering aan te brengen in leesmotivatie en leesgedrag is een systematische aanpak nodig. Is er een leesplan? Zo ja, wordt het goed uitgevoerd, met voldoende aandacht voor specifieke (doel)groepen? Zo nee, wordt het dan niet eens tijd om dit uit te werken? Verwijs hier naar de relatie tussen leesbevorderingsbeleid en taalbeleid. Dat laatste is typisch een onderwerp dat door de leesconsulent, de taalcoördinator, de mediathecaris en de directeur gezamenlijk opgepakt kan worden. Het is goed om hier heel precies te zijn over specifieke (doel)groepen. Als bijvoorbeeld het leesgedrag in leerjaar 3 uitzonderlijk laag is, dan is in de vorige stap waarschijnlijk als doel genoemd: het leesgedrag in leerjaar 3 moet omhoog. Spreek dan bij ‘werkwijzen’ af hoe dat in leerjaar 3 aangepakt gaat worden.
Voorbeeldwerkwijze: De docenten Nederlands gaan in leerjaar 3 twee keer per maand een boekintroductie doen; [de leesconsulent] en [de mediathecaris] stellen collecties informatieve boeken samen bij de zaakvakken van leerjaar 3, die een speciale plek krijgen in de mediatheek. De vakdocenten van leerjaar 3 gaan de leerlingen meer verwijzen naar de mediatheek.
Boekentips Er zijn niet veel docenten die systematisch omgaan met boekentips voor leerlingen. Waarschijnlijk is bij de vorige stap een doel geformuleerd als ‘alle docenten gaan meer boekentips geven aan de leerlingen’. De werkwijze hiervoor is heel eenvoudig. Je leert de docenten hoe zij een boekintroductie kunnen uitvoeren en je zegt dat je de docenten voldoende boekentips kunt geven, zodat zij niet zelf op zoek hoeven te gaan naar geschikte boeken. Je kunt voor het trainen van de boekintroductie een moment afspreken bij een volgende docentenvergadering of je zegt toe dat je het in de klas komt voordoen bij de docenten.
TIP!
Probeer hier ook een aantal vakdocenten in mee te krijgen. Er zijn voldoende informatieve boeken die met hun vak te maken hebben die zij kunnen aanprijzen bij hun leerlingen.
Voorbeeldwerkwijze: 22
[De leesconsulent] laat de docenten in een workshop op [datum] zien hoe een boekintroductie wordt uitgevoerd; ze geeft de docenten vanaf [maand] iedere maand vijf nieuwe boekentips; ze levert de boeken erbij; de docenten presenteren de boeken in hun klas.
Mediatheekbezoek Het landelijke beeld laat zien dat zowel leerlingen als docenten in meerderheid aangeven dat de mediatheek vaak genoeg open is. Anderzijds blijkt dat leerlingen de mediatheek vaak maar mondjesmaat bezoeken. Als een doel is om ervoor te zorgen dat leerlingen vaker de mediatheek bezoeken, spreek je hier een werkwijze voor af. Je kunt dit combineren met doelen voor het verhogen van de uitleencijfers. Als bijvoorbeeld blijkt dat leerlingen in jaar 3 en 4 het minst in de mediatheek komen en het minst lenen, kan daar in stap 2 dit doel bij geformuleerd zijn: ‘mediatheekbezoek en uitleencijfers in leerjaar 3 en 4 gaan ten minste 20 procent omhoog’. Vervolgens formuleer je daar in deze stap de onderstaande werkwijze bij:
Voorbeeldwerkwijze: De docenten Nederlands van leerjaar 3 en 4 gaan een keer per maand met hun klas naar de mediatheek om boeken te lenen.
Leesbevorderende activiteiten van leerkrachten Activiteit
Tips voor werkwijzen
Voorlezen komt weinig voor.
Spreek af dat er meer voorgelezen gaat worden, hoe vaak precies, door wie en uit wat voor boeken. Ook vakdocenten kunnen voorlezen, uit informatieve boeken.
Docenten doen wel
Spreek af wie dit gaan doen, hoe vaak en vanaf welk moment. Geef aan dat
boekintroducties, maar niet vaak.
je bereid bent om docenten die dit nog helemaal niet doen te leren hoe dit werkt. Maak zo mogelijk ook hier een werkafspraak over.
TIP! Geef een klein voorproefje door een boekintroductie voor te doen. Er wordt weinig gedaan met
Het is mogelijk dat hiervoor als doel is geformuleerd: ‘we gaan meer doen
boekencollecties bij de (zaak-)
met boekencollecties bij zaakvakken’.
vakken.
Een werkwijze kan zijn dat jij docenten voorziet van materiaal en tips voor gebruik. Geef bij de afspraken over de werkwijze aan om welke vakken het gaat, welke thema’s en welke momenten in het schooljaar.
Informatievaardigheden Bij informatievaardigheden is het van belang om werkwijzen aan te geven waarmee school en bibliotheek er samen voor gaan zorgen dat de informatievaardigheden van leerlingen en eventueel docenten versterkt worden. De analyses in stap 1 hebben aangegeven welke accenten hierin gewenst zijn. Vervolgens is in stap 2 hierbij mogelijk een doel geformuleerd als: ‘we willen informatievaardigheden in een leerlijn van leerjaar 1 tot en met 4’. Bij het vaststellen van de werkwijze in stap 3 kan dit leiden tot de volgende afspraak:
Voorbeeldwerkwijze: [De leesconsulent] presenteert op [datum] een voorstel voor een leerlijn informatievaardigheden aan de vakdocenten. In vervolg op deze presentatie maakt [de leesconsulent] afspraken met docenten van de vakgroepen [ … ] om te overleggen hoe de leerlijn geïntegreerd kan worden in het curriculum. Vanaf [datum] wordt de leerlijn stapsgewijs ingevoerd.
Het is ook mogelijk dat de docenten zelf geschoold willen worden in didactische vaardigheden voor het onderwijs in informatievaardigheden. Ook daarover kan een afspraak voor een werkwijze gemaakt worden:
Voorbeeldwerkwijze: [Docenten …] volgen in de periode […] de scholing ‘Didactiek voor informatievaardigheden’, die op school verzorgd wordt door [de leesconsulent]. Na afloop van de scholing wordt besloten of meer docenten deze scholing gaan volgen.
Tussentijdse bijeenkomsten Houd er rekening mee dat je werkwijzen afspreekt voor een beperkte periode. Monitorgegevens komen een keer per jaar beschikbaar. Je kunt dus pas over een jaar zien of de werkwijzen leiden tot veranderingen die met de monitor worden gemeten. Opbrengstgericht werken kent gewoonlijk een kortere cyclus; veel scholen doen dit twee of drie keer per jaar. Je kunt afspreken om daarbij aan te sluiten. Je gebruikt dan voor deze tussentijdse bijeenkomsten niet de monitorgegevens, maar je gebruikt kwalitatieve gegevens van de docenten en leerlingen (bijvoorbeeld via interviews of beknopte vragenlijsten). Als je makkelijk over leengegevens beschikt in je uitleensysteem, dan kun je die gegevens meenemen bij ieder overleg.
23
Stap 4
Uitvoeren
Bij de uitvoering van de afgesproken werkwijzen spelen de docenten, de leesconsulent, de taalcoördinator en de mediathecaris ieder hun eigen rol. De taalcoördinator is het meest aanwezig op school en heeft het meest contact met de docenten. Daarom is het goed om af te spreken dat zij een vinger aan de pols houdt: worden de activiteiten uitgevoerd volgens afspraak? Wat zijn de ervaringen? De taalcoördinator houdt het onderwerp op de agenda, informeel, maar ook tijdens vergaderingen. Het is raadzaam om tussentijds een paar keer per jaar de stand van zaken op te maken met de taalcoördinator en de mediathecaris. Zet opvallende zaken op schrift, die kun je gebruiken bij de voorbereiding op de volgende monitorronde. Volgende meting monitor Kondig de volgende meting van de monitor ruim van te voren aan. Docenten kunnen er dan rekening mee houden in hun planning.
24
Colofon Auteurs Nicolien de Pater, Nicolien de Pater Leesbevordering (i.o.v. Kunst van Lezen) Kees Broekhof, Sardes Eindredactie Anette Heideman, Kunst van Lezen Grafische vormgeving Ingrid de Jong, Cubiss Fotografie iStockphoto, 123rf Copyright © debibliotheekopschool.nl 2015 Kunst van Lezen (Stichting Lezen/Koninklijke Bibliotheek) Nieuwe Prinsengracht 89 1018 VR Amsterdam + 31 (0)20 6230 566 www.debibliotheekopschool.nl Deze publicatie is mogelijk gemaakt door de samenwerking van Stichting Lezen en de Koninklijke Bibliotheek binnen het leesbevorderingsprogramma Kunst van Lezen. Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag zonder voorafgaande toestemming van debibliotheekopschool.nl worden verveelvoudigd of openbaar gemaakt. uitgave september 2015
De Bibliotheek op school Met de Bibliotheek op school slaan school, bibliotheek en gemeente de handen ineen voor kwaliteitsverbetering binnen het onderwijs! Het betreft een structurele meerjarige samenwerking specifiek gericht op het bevorderen van leesplezier, het stimuleren van de taalontwikkeling en het verbeteren van informatie- en mediavaardigheden van jongeren. Door een gezamenlijke strategie op te stellen en bewezen diensten en programma’s van de bibliotheken te benutten wordt de school omgevormd in een ideale lees- en mediaomgeving. Een omgeving waarin lezen en media volop de ruimte krijgen en waar aantoonbaar betere resultaten worden geboekt. Kortom: de Bibliotheek op school betekent samenwerken aan verbetering van de taalvaardigheid, leesvaardigheid en mediawijsheid van jongeren. Door die duurzame samenwerking en structurele aandacht voor taal en mediawijsheid gaan leerlingen meer lezen, worden ze beter in taal, worden ze mediavaardig en verbeteren de leerresultaten, en daarmee vergroten de kansen op een succesvolle schoolloopbaan en op de arbeidsmarkt.