(Rev. 2.2_05-2012)
HANDLEIDING VLOEISTOFRING VACUÜMPOMP TRH - TRS - TRM - TRV - SA & Systeem
HYDROSYS - OILSYS
BEDIENINGSHANDLEIDING VOOR INSTALLATIE, OPSTART EN ONDERHOUD VAN VLOEISTOFRING VACUUMPOMPEN EN COMPRESSOREN Deze handleiding is van toepassing op TRAVAINI enkele-traps vloeistofring vacuümpompen van de series TRM, TRS, TRV, twee-traps TRH serie, compressoren van de SA serie en HYDROSYS en OILSYS systemen, welke gebruik maken van eerder vernoemde pomp series. (Zie hoofdstuk 18 of 19 voor details betreffende deze systemen). OPMERKING: Behalve anders omschreven, wordt de term pomp in deze handleiding gebruikt, maar kan ook betrekking hebben op pomp/motor-samenstelling of systeem type HYDROSYS en/of OILSYS
Producent:
POMPETRAVAINI S.p.A. Via per Turbigo, 44 - Zona Industriale - 20022 CASTANO PRIMO - (Milano) - ITALY Tel. 0331 889000 - Fax. 0331 889090 – www.pompetravaini.it
GARANTIE:
i
Alle door POMPETRAVAINI geproduceerde producten zijn gegarandeerd volgens de algemene leverings- en betalingsvoorwaarden en/of de condities gespecificeerd op de orderbevestigingen. Bij verzuim van een strikte naleving van de instructies en aanbevelingen genoemd in deze handleiding, komt de fabrieksgarantie te vervallen. Garantie zal alleen voorbehouden zijn indien het onderhoud op de pomp is uitgevoerd door POMPETRAVAINI of een geautorizeerde service-organisatie. Iedere modificatie aan de pomp zonder toestemming van POMPETRAVAINI zal leiden tot het vervallen van de garantie. Indien het noodzakelijk is om de pomp te demonteren, raadpleeg de Montage-, en Demontagevoorschriften op onze website “www.pompetravaini.it”.
Deze handleiding is alleen van toepassing op bovengenoemde pompseries. Deze handleiding is niet van toepassing op de totale installatie. Instructies en onderhoudshandleidingen voor de totale installatie moeten verkregen worden van de ontwerper van de totale installatie. De handleiding voor de totale installatie heeft prioriteit boven de pomphandleiding.
Vloeistoffen, gassen en dampen die door de pomp gaan, alsmede pomp-onderdelen kunnen potentieel gevaar opleveren voor personen en de leefomgeving: Zorg voor afvoer conform de huidige wettige regelgeving en een goed en milieuvriendelijk beheer.
Deze handleiding is niet van toepassing op pompen die vallen onder de ATEX 94/9/CE regelgeving. Indien de pomp is opgesteld in een omgeving die valt onder toepassing van de ATEX 99/92/CE regelgeving of indien de pomp is voorzien van een typeplaat met ATEX indicatie, is het ten strengste verboden de pomp op te starten en noodzakelijk om POMPETRAVAINI te consulteren. Voor pompen waarop de ATEX 94/9/CE regelgeving van toepassing is, is een special hiervoor bestemde handleiding beschikbaar. Bij het opstellen van deze handleiding, is een maximale inspanning gedaan om de klant en de gebruiker te helpen bij geode installatie en bedizening van de pomp en/of system. Indien u vergissingen, onduidelijkheden of discrepanties ziet, stellen wij het op prijs deze van u te mogen vernemen.
2
Handleiding vloeistofring vacuümpomp TRH - TRS - TRM - TRV - SA & HYDROSYS - OILSYS
INDEX 1 2 3 4
5 6 7
8
-
Algemene instructies Veiligheid instructies In geval van nood 3.1 - Eerste hulp - Pomp gegevens 4.1 - Werking 4.2 - Bedrijfsvloeistof eigenschappen 4.3 - Pomp model en materiaal tabel - Uitpakken, hijs en verzend instructies - Opslag - Installatie instructies 7.1 - Leidingwerk 7.2 - Accessoires 7.3 - Installatieschema voor vloeistofring vacuümpompen 7.3.1 - Bedrijfsvloeistof: directe aansluiting (open circulatie) 7.3.2 - Bedrijfsvloeistof: koelwater circulatie systeem (deelcirculatie) 7.3.3 - Bedrijfsvloeistof: koelwater circulatie systeem (totaal gesloten) 7.4 - Installatieschema voor vloeistofring compressors 7.5 - Installatie van een “HYDROSYS” systeem 7.6 - Installatie van een “OILSYS” systeem 7.7 - Bedrijfsvloeistof (H2O bij 15°C) verbruik (in m³/h) voor vacuümpompen 7.8 - Bedrijfsvloeistof (H2O bij 15°C) en druk van compressor serie “SA” 7.9 - Installatie schema’s voor vacuümpompen 7.10 - Installatie schema’s voor compressoren 7.11 - Locatie aansluitingen 7.12 - Technische gegevens pompen - Plaatsing en uitlijninstructies 8.1 - Montage op frame 8.2 - Uitlijning procedure voor monoblock en pomp /motor op montageframe 8.3 - Uitlijning instructies
9 10 11
12 13
14 15 16 17
11.1 11.2 11.3 11.4 11.5 11.6 12.1 13.1 13.2 17.1
17.2 17.3
18 19
17.4 19.1
Elektrische aansluitingen Start up check list Starten, werking en stop procedures - Opstarten - Werking - Stoppen - Opstarten van een “OILSYS” systeem - Werking “OILSYS” systeem - Stoppen “OILSYS” systeem Onderhoud tijdens bedrijf - “OILSYS” systeem Onderhoud mechanical seals en lagers - Lagers - Mechanical seals Storing: oorzaken en oplossingen Reparatie en pomp verwijderen uit de installatie Reserve onderdelen Engineering gegevens - Invloed van bedrijfsvloeistof temp. Soortelijk gewicht en viscositeit op de werking van de pomp - Temperatuur verschil bedrijfsvloeistof binnen de pomp - Werkend met deelcirculatie van bedrijfsvloeistof - Omrekentabel Engineering gegevens “HYDROSYS” systeem Engineering gegevens “OILSYS” systeem - Hijsvoorschrift en verplaastsen ‘’OILSYS’’ systemen
SYMBOLEN
i
Indicaties voor het behoud van de pomp
Aanduidingen voor de bediener van de pomp. GEVAAR: dreigend gevaar voor ernstig letsel of dood. VOORZICHTIG: dreigend gevaar voor letsel.
Milieuwaarschuwingen
Elektriciteit: dreigend gevaar voor de bediener van de pomp.
ATEX 94/9/CE regelgeving waarschuwing
Handleiding vloeistofring vacuümpomp TRH - TRS - TRM - TRV - SA & HYDROSYS - OILSYS
3
1 – ALGEMENE INSTRUCTIES Deze handleiding geeft inzicht in het volgende: - toepassingen en veilige bediening - installatie en onderhoud van pomp of systeem - opstart, in bedrijf nemen en stop procedures van pomp of systeem OPMERKING: Alle verwijzingen naar pompen zijn ook van toepassing op de systemen waarin deze pompen zijn geplaatst, tenzij anders vermeld. Bij ontvangst van deze bedieningshandleiding is het belangrijk om de benodigde informatie op de laatste pagina in te vullen. De bedieningshandleiding dient ZORGVULDIG te worden bestudeerd en bewaard op een veilige plek voor mogelijke toekomstige raadpleging. Zorg ervoor dat de handleiding altijd toegankelijk is voor gekwalificeerd bedieningsen onderhoudspersoneel dat verantwoordelijk is voor een veilige werking van het pomp(systeem) (Gekwalificeerd personeel dient op de hoogte te zijn van, en ervaring te hebben met, de Veiligheidsvoorschriften. De verantwoordelijke persoon voor de veiligheid dient het personeel te erkennen als bekwaam. Daarnaast is kennis van eerste hulp bij ongelukken vereist.
i
BELANGRIJK! De pomp dient uitsluitend te worden gebruikt voor toepassingen, zoals gespecificeerd op de order waarop POMPETRAVAINI de pomp heeft geselecteerd, en getest om aan de vereisten te voldoen. De pomp mag NIET worden gebruikt voor toepassingen anders dan omschreven op de order. Indien de pomp wordt gebruikt voor andere toepassingen, gelieve contact op te nemen met het verkoopkantoor, de vertegenwoordiger of de fabrikant. POMPETRAVAINI wijst elke verantwoording af indien de pomp wordt gebruikt voor andere toepassingen dan waarvoor hij ontworpen en geselecteerd is zonder voorafgaande schriftelijke toestemming. De pompen zijn geschikt voor industrieel en onafgebroken gebruik in daarvoor bestemde installaties welke worden bediend door geautoriseerd en gekwalificeerd personeel. Het gebruik in ongeschikte en onveilige/onbeschermde installaties, zonder geschikte veiligheidswaarschuwingen voor ongekwalificeerd personeel en kinderen, is ten strengste verboden.
Indien constructiegegevens van de pomp en bedrijfsomstandigheden niet bekend of ISO 9001 Certified niet beschikbaar zijn dient deze informatie te worden opgevraagd bij S.p.A. 20022 CASTANO PRIMO (MILANO) - ITALY POMPETRAVAINI. Onder vermelding van het serienummer weergegeven op het PUMP TYPE typeplaatje. Refereer altijd naar het serienummer bij het opvragen van technische informatie en/of bij het bestellen van reserve onderdelen. De gebruiker is SERIAL NO. YEAR verantwoordelijk voor de omgevingscondities daar waar de pomp is opgeslagen of in ITEM bedrijf is. Q m3/h KW abs. H m.c.l. mbar Extreem hoge of lage temperaturen kunnen ernstige schade veroorzaken aan zowel de pomp als het systeem indien niet de juiste voorzorgsmaatregelen getroffen zijn. POMPETRAVAINI geeft geen garantie op reparaties of wijzigingen uitgevoerd door de eindgebruiker of door onbekwaam personeel. Speciale ontwerpen of constructies kunnen afwijken van de informatie in deze handleiding. Neem contact op met TRAVAINI POMPEN BENELUX in geval van twijfel of problemen. OPMERKING: De tekeningen in deze handleiding zijn schetsen, en geen constructie tekeningen. Voor constructie tekeningen kunt u contact opnemen met TRAVAINI POMPEN BENELUX
2 – VEILIGHEID INSTRUCTIES OPMERKING! LEES DE VOLGENDE INSTRUCTIES AANDACHTIG DOOR. Neem de volgende instructies strikt in acht om persoonlijke ongevallen en/of materiële schade te voorkomen. - Gebruik de pomp alleen voor de toepassing waarvoor hij besteld is. - Elektrische aansluitingen aan de motor of het plaatsen van accessoires dient ten allen tijde gedaan te worden door gekwalificeerd personeel en volgens de plaatselijke geldende richtlijnen. - Werkzaamheden aan de pomp dienen met twee mensen te gebeuren. - Draag altijd de juiste persoonlijke veiligheidsmiddelen bij het uitvoeren van controles aan de pomp, zoals veiligheidsschoenen, oordoppen. Zorg ook dat u geen loshangende kleding of sieraden draagt. Het dragen van los/lang haar is ten stelligste verboden. - Pomp altijd stoppen als men werkzaamheden aan de pomp wil verrichten. Wacht tot de pomp volledig stil staat en draag er zorg voor dat alle beveiligingen dusdanig zijn ingesteld, dat terugstroom via de pomp wordt voorkomen. - Altijd de spanning van de motor afkoppelen wanneer er aan de pomp of motor gewerkt moet worden. - Werk nooit aan de pomp als deze heet is. - Als men klaar is met werken aan de pomp, plaats dan de veiligheden welke eventueel verwijderd waren, weer terug. - Wees voorzichtig met werkzaamheden aan de pomp als deze met gevaarlijke stoffen in aanraking is geweest. - Zorg dat er altijd een brandblusser in de directe omgeving van de pomp of systeem aanwezig is. Handleiding vloeistofring vacuümpomp TRH - TRS - TRM - TRV - SA & HYDROSYS - OILSYS 4
-
Zorg dat de pomp altijd de goede draairichting heeft. Stop geen hand of vingers in de pomp of andere openingen. Ga nooit op de pomp of op de leidingen van en naar de pomp staan. Zorg dat wanneer er onderhoud gepleegd gaat worden er geen druk of vacuüm aanwezig is in pomp of leidingen. GEVAAR! Mogelijk contact met gevaarlijke vloeistoffen, gassen of dampen. Sommige onderdelen/componenten in de pomp kunnen mogelijk een gevaar vormen voor de mens indien men hiermee in contact komt, zelfs tijdens normale gebruik of gedurende onderhoudswerkzaamheden aan de pomp, Zie tabel 1. Zorg voor afvoer van deze gevaarlijke stoffen, conform de huidige wettige regelgeving en een goed en milieuvriendelijk beheer. LET OP! Gevaar als gevolg van gassen of dampen. Indien er gassen of dampen vrijkomen uit de pomp, niet inhaleren en direct de pomp stoppen voor inspectie.
Tab. 1 MATERIAAL Olie en vet
TOEPASSING / LOKATIE Smering van lagers en smering in het algemeen
Plastic en elastomeer componenten
O-ring, V-ring, Olie keerring
Teflon & Kevlar
Pakkingen
Verf Vloeibare pakking
Buitenkant pomp Tussen vlakke delen
MOGELIJK GEVAAR Huid en oog irritatie Bij oververhitting het vrijkomen van gevaarlijke gassen en dampen Bij oververhitting het vrijkomen van gevaarlijke poeder en dampen Vrijkomen van poeder en gassen bij verfen. Huid, oog en ademhaling irritatie
3 - IN GEVAL VAN NOOD In geval van storing, gas lek of het lekken van spervloeistof dient de voedingspanning onmiddellijk afgeschakeld te worden zoals besproken in hoofdstuk 11. Waarschuw de storingsdienst, welke moet handelen afhankelijk van de toepassing van de pomp.(de pomp kan gebruikt worden voor gevaarlijke vloeistoffen). Als alle problemen zijn opgelost welke de storing heeft veroorzaakt, kan de pomp weer worden opgestart aan de hand van de opstart procedure (zie hoofdstuk 10). 3.1 - EERSTE HULP Wanneer gevaarlijke stoffen zijn ingeademd en of in contact gekomen zijn met de huid, waarschuw onmiddellijk de eerste hulp en volg hun instructies nauwkeurig op.
4 – POMP GEGEVENS De in deze handleiding gegeven instructies gelden voor vloeistofring vacuümpompen en compressoren en voor de type systemen HYDROSYS en OILSYS. OPMERKING: Capaciteit, vacuüm en druk zijn nominale waarden en zijn de maximaal haalbare waarden bij standaard werkingcondities. Voor meer informatie omtrent vloeistofring compressoren serie TR neem dan contact op met TRAVAINI POMPEN BENELUX TRM TRS TRV TRH SA
Enkeltraps vloeistofring vacuümpomp Capaciteit tot 350 m³/h, max. vacuüm 33 mbar Enkeltraps vloeistofring vacuümpomp Capaciteit tot 3500 m³/h, max. vacuüm 150 mbar Enkeltraps vacuümpomp Capaciteit tot 1050 m³/h, max. vacuüm 33 mbar Tweetraps vloeistofring vacuümpomp Capaciteit tot 3500 m³/h, max. vacuüm 33 mbar Dubbelwerkende vloeistofring compressor Capaciteit tot 180 m³/h, max. druk 10 bar
D
A
C
Handleiding vloeistofring vacuümpomp TRH - TRS - TRM - TRV - SA & HYDROSYS - OILSYS
B
5
4.1 – WERKING (zie bovenstaand fig.) Voor ingebruikname moet de pomp gedeeltelijk met vloeistof gevuld zijn. Als de waaier draait, vormt de vloeistof een ring langs de omtrek van het pomphuis. De waaier is excentrisch in het pomphuis geplaatst. Hierdoor dringt de vloeistof zich tussen de schoepen. Iedere halve omwenteling wijkt de vloeistof weer zo dat telkens een zuigende en respectievelijk persende werking wordt verkregen. In de zijde van het huis komen de zuig - en persleiding uit op poorten. Bij het wijken van de vloeistof zuigen de schoepen zich vol met gas via de zuigpoort. Door het binnendringen van de vloeistof worden de meegevoerde gassen samengeperst en verlaten via de uitlaatpoort het pomphuis. De pomp levert de gassen zonder drukstoten af, mede hierdoor is de werking geruisarm. 4.2 – BEDRIJFSVLOEISTOF EIGENSCHAPPEN Voor een goede werking van de vloeistofring vacuümpomp dient de bedrijfsvloeistof schoon, niet schurend en vrij van vaste delen te zijn. De bedrijfsvloeistof mag niet heter worden dan 80°C en het gas niet heter dan 100°C; de vloeistofdichtheid moet liggen tussen de 800 en de 1200 g/dm³, de viscositeit moet minder zijn dan 40 cST (de opbrengst van de pomp verandert als de bedrijfsvloeistof karakteristiek anders is als die van water bij 15°C). Alle ontwerpdata is gebaseerd op bedrijfsvloeistof van 15°C, zie hoofdstuk 17 voor verdere informatie. Neem contact op met TRAVAINI POMPEN BENELUX als men bedrijfsvloeistof wil gebruiken met een andere karakteristiek als hierboven aangegeven. Indien het metalen pomp gedeelte in contact komt met agressieve vloeistoffen, wordt aangeraden om te volgende limieten niet te overschrijden: - pH limiet voor gietijzer en smeedstaal ≥ 6 - pH limiet voor roestvrijstaal ≥ 2,5 De hierboven vermeldde waarden zijn globaal en gelden voor omstandigheden bij kamertemperatuur. Raadpleeg TRAVAINI POMPEN BENELUX indien er twijfels ontstaan, specifieke condities gelden of indien er andere materialen gebruikt worden. 4.3 – POMP MODEL EN MATERIAAL TABEL Op het typeplaatje van de pomp staat pomp serienummer, model en bouwjaar genoteerd. Aan de hand van onderstaand pomptype zal de codering worden verklaard. Voorbeeld van een typenummer:
T R H C 80 - 750 / C - M / GH - Z Fabrikant POMPETRAVAINI Vloeistofring pomp M en V = Enkeltraps pomp voor hoog vacuüm H S = Enkeltraps pomp voor middel vacuüm H = Tweetraps pomp voor hoog vacuüm C Ontwerpcode 80 Ø Flens maat 750 Nominale capaciteit in m³/h T R
C M GH Z
C = Met mechanical seal B = Stopbus pakking Monoblock met motorflens (op verzoek) Constructie materiaal GH - F - RA - A3 (zie onderstaande tabel) Speciaal ontwerp
STANDAARD materiaal VDMA
Beschrijving
GH
F
RA
A3
106 Zuighuis 107 Slijtplaat Gietijzer RVS 316 137 Slijtplaat ASTM-CF8M 110 Pomphuis 210 As Roestvaststaal 420 147 Lagerhuis Staal 357 Lagerhuis Gietijzer 230 Waaier Brons Smeedijzer RVS 316 ASTMA - CF8M Voor aanvullende informatie omtrent standaard of speciale materialen neem dan contact op met TRAVAINI POMPEN. Typenummers voor HYDROSYS en OILSYS systemen bestaan uit een nummer dat de grootte van het systeem weergeeft, gevolgd door het typenummer van de pomp welke gemonteerd is op het systeem. Voorbeeld: HYDROSYS 5 – TRHB 50-420/C – M/GH).
6
Handleiding vloeistofring vacuümpomp TRH - TRS - TRM - TRV - SA & HYDROSYS - OILSYS
5 - UITPAKKEN, HIJS EN VERZEND INSTRUCTIE Controleer bij ontvangst van het materiaal of hetgeen ontvangen is, ook werkelijk geleverd is volgens de paklijst. Let bij het uitpakken op de volgende punten: - controleer op zichtbare beschadigingen aan de verpakking, welke ontstaan kunnen zijn tijdens transport - verwijder het verpakkingsmateriaal - controleer de pomp en/ of accessoires zoals tanks, leidingen, kleppen, enz. op zichtbare beschadigingen zoals deuken en krassen welke veroorzaakt zouden kunnen zijn tijdens transport - in geval van schade dient dit direct aan de transportmaatschappij en TRAVAINI POMPEN BENELUX kenbaar gemaakt te worden. GEVAAR! Gevaar als gevolg van steek-/ snijwonden en wrijving. Verwijder onmiddellijk alle mogelijk verpakkingsmaterialen die verwondingen of risico kunnen veroorzaken. (bijvoorbeeld scherpe randen, spijkers en splinters etc). Zorg voor een goed en milieuvriendelijk beheer ten aanzien van de afvoer van verpakkingsmaterialen, waarvoor gescheiden afvoer noodzakelijk is (bijvoorbeeld plastic, karton en polystyreen), volgens de huidige wettige regelgeving. Bij tijdelijke opslag van de pomp, zoals voorzien in onze bedieningsvoorschriften, dient men olielekkage op de grond te voorkomen. De pomp moet altijd horizontaal vervoerd en verzonden worden. Voor verzending dient het volgende bekend te zijn: - totale gewicht - middelpunt - maximale afmetingen - hijspunten. GEVAAR! Gevaar als gevolg van kantelen of beklemming. Het is aan te raden om touwen, riemen of kettingen op de juiste manier te bevestigen aan de pomp of aan de daarvoor bestemde hijs ogen om persoonlijke ongevallen en materiaalschade te voorkomen. Bediening alleen met geschikte beschermingsmiddelen. (Voor de Oilsys systemen zie hoofdstuk 19). Fig.1 en 2 geven een diverse hijsmogelijkheden weer. Voorkom hijsen waarbij de kettingen of kabels, een driehoek vormen waarbij de hoek groter is dan 90°. (zie fig. 3). Hijsogen welke zijn bevestigd aan onderdelen zoals de pomp of de motor mogen niet worden gebruikt voor het hijsen van de totale installatie. Fig. 4 laat enkele mogelijkheden zien voor het hijsen die vermeden dienen te worden. LET OP! Mogelijk contact met schadelijke (vloei)stoffen. Alvorens een pomp die in bedrijf is geweest te verwijderen, dient u zowel de pomp als het leidingwerk af te tappen en te reinigen van het verpompte medium. Elke uitsparing en opening die rechtstreeks in verbinding staat met de pomp dient op juiste wijze te worden afgesloten. Voor het verwijderen van de pomp uit de installatie zie hoofdstuk 17. Voer alleen werkzaamheden uit met de juiste beschermingsmiddelen.
Handleiding vloeistofring vacuümpomp TRH - TRS - TRM - TRV - SA & HYDROSYS - OILSYS
7
Fig. 2
Fig. 1
GOED (Voor het Oilsys system zie hoofdstuk 19) ------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------Fig. 3
FOUT >90° Fig. 4
8
Handleiding vloeistofring vacuümpomp TRH - TRS - TRM - TRV - SA & HYDROSYS - OILSYS
6 - OPSLAG Als na ontvangst en inspectie, de pomp niet direct wordt geïnstalleerd, dient deze weer ingepakt en opgeslagen te worden. Voor een goede opslag let op de volgende punten: - plaats de pomp in een droge afgesloten, schone trilling vrije ruimte - zorg dat de temperatuur niet beneden de 5°C komt.
i -
-
MOGELIJKHEID TOT BEVRIEZING! 0 Indien de omgevingstemperatuur lager is dan 5 C wordt aangeraden om de pomp, het leidingwerk, de afscheidingstank en de warmtewisselaar af te tappen of om een antivriesmiddel toe te voegen om schade aan de apparatuur te voorkomen. Het is mogelijk om als antivries een mengsel van oppervlakte actieve glycol te gebruiken of andere geschikte producten te gebruiken zoals antivries, zolang ze compatibel zijn met zowel de pakkingen in de pomp als de elastomeren.
vul de pomp tot de helft met conserveringsolie welke de pakkingen en afdichtingen niet aantasten, roteer de pomp as met de hand zodat de hele pomp wordt voorzien van een laag olie. Tap na het roteren het teveel aan olie af. Tap de overtollige vloeistof af van de pomp en het bijhorende leidingwerk (zie hoofdstuk 11) Neem in acht dat pompen met gietijzeren interne onderdelen vóór het transport in de fabriek zijn behandeld met een roestpreventieve vloeistof. Deze vloeistof dient de pomp tegen oxidatie te beschermen voor een periode van 3-6 maanden. Een andere oplossing voor opslag voor langere termijn, is het vullen van de pomp met een roestwerend middel, roteer de pomp-as met de hand om luchtbellen te voorkomen. De vloeistof dient compatibel te zijn met de pakkingen, elastomeren en andere materialen. stop alle openingen af welke het inwendige van de pomp in contact brengen met de omgeving breng een beschermende laag (vet of olie) aan op de niet geverfde delen roteer de pomp as minimaal eens in de drie maanden om eventuele roest opbouw te voorkomen plaats de pomp op een droge en schone plaats zonder dat deze bloot wordt gesteld aan vibraties.
7 – INSTALLATIE INSTRUCTIES VOORZICHTIG! Vermijd installatie van de unit in smalle, ongeventileerde ruimten waar onveilige situaties voor het personeel kunnen ontstaan. Zorg voor een goede verlichting en goede zichtbaarheid van de pomp tijdens de installatie daarvan. VOORZICHTIG! Een goed geïnstalleerde pomp installatie mag geen trillingen naar de directe omgeving veroorzaken waaraan personeel langdurig bloot staat. Informatie omtrent bepaling pijp diameter en de vloer ruimte kunnen worden verkregen van de tekeningen en andere engineering gegevens. De benodigde informatie is: - afmeting en locatie zuig en uitblaas flens - maat en locatie van de bedrijfsvloeistof aansluiting en aansluitingen voor koeling, spoeling, verwarming, aftappen, etc. - locatie en maat van de bevestiging bouten voor monoblock en /of frame. Wanneer er extra accessoires noodzakelijk zijn om de installatie te completeren zoals leidingen, kleppen, separators etc. zie hoofdstuk 7.2 tot 7.8. De pomp unit dient rondom voldoende ruimte te hebben, zodat goed onderhoud gepleegd kan worden en een goede installatie gedaan kan worden. De ruimte rondom de unit is ook van belang vanwege een goede ventilatie van de lucht i.v.m. de koeling van de motor en de eventueel geïnstalleerde lucht koeler, vermijd daarom het instaleren in een stoffige niet goed geventileerde ruimte. Minimaal 0,6 meter vrije ruimte Plaats de unit op een stevige trilling en torderend vrije ondergrond. De installatie mag geen trillingen overbrengen naar de pomp. Het is tevens van belang goede verankering bouten te gebruiken om de pomp (frame) vast te zetten (zie fig. 5).
Handleiding vloeistofring vacuümpomp TRH - TRS - TRM - TRV - SA & HYDROSYS - OILSYS
9
FRAME RING
BETON
VERANKERINGSBOUT
Fig. 5 Betonnen ondergronden dienen voldoende uitgehard en opgedroogd te zijn alvorens pomp units te plaatsen. Zorg dat alle werkzaamheden gerelateerd aan de fundatie van de unit gereed zijn alvorens te beginnen met de mechanische en elektrische installatie van de unit. 7.1 - LEIDINGWERK Bepaal de locatie en afmeting van alle aansluitingen om de pomp aan te sluiten op het bestaande leidingwerk, monteer de zuig en pers leiding aan de pomp, de bedrijfsvloeistof leiding, en alle andere benodigde aansluitingen (zie. fig 6 tot 15). VOORZICHTIG! Mogelijk contact met gevaarlijke vloei(stoffen), koud of heet. Zorg ervoor dat al het leidingwerk in de installatie op de juiste plaats en op de juiste wijze is aangesloten. Bediening alleen met geschikte beschermingsmiddelen. Om te voorkomen dat er oneigenlijke voorwerpen in de pomp komen tijdens de installatie van de pomp mogen de beschermkappen van de flenzen pas verwijderd worden op het moment dat de leidingen worden aangesloten. Controleer of alle vervuiling zoals las spetters, oude lappen, bouten, moeren enz. uit de pijpen en separators verwijderd zijn alvorens de pomp aan te sluiten op deze leidingen. De leidingen dienen spanningsvrij gemonteerd te worden. Het gewicht van de leiding mag niet op de pomp rusten De pakkingen mogen niet de doorlaat van de flenzen beperken.
i
Het leidingwerk dient onafhankelijk te worden ondersteund, en overzichtelijk gemaakt te worden. Het leidingwerk mag geen kracht of druk uitoefenen op de pomp als gevolg van gewicht of uitzetting van de gebruikte materialen.
De pijp diameters mogen niet kleiner zijn dan de aansluitingen op de pomp. Aanzuig en uitblaas flens zijn aangegeven d.m.v. pijlen. Om wrijving en tegendruk te minimaliseren moet de uitlaat leiding minimaal 1 maat groter zijn dan die van de aansluiting op de pomp. Om te voorkomen dat de tegendruk te groot wordt en de pomp volloopt mag de uitblaas leiding niet meer dan 50 cm boven de pomp uitblaas flens liggen. Wanneer de aansluitingen gereed zijn dienen ze getest te worden op lekkage onder vacuüm. 7.2 - ACCESSOIRES De hierna genoemde accessoires kunnen bij de unit geleverd worden of eventueel later toegeleverd worden. Zie fig. 6 tot 15 voor plaats en aansluitmaten. Terugslagklep Voorkomt het terug stromen van vloeistof en gas in de aanzuig en /of uitblaasleiding. Wordt geplaatst op de zuigflens in geval van vacuüm toepassing en op de uitblaas flens in geval compressor toepassing. Vacuüm regelventiel Wordt gebruikt om de pomp te beschermen tegen cavitatie of om het minimum of maximum vacuüm niveau te regelen. Wanneer de pomp capaciteit de instelling van het vacuüm regelventiel overschrijdt, gaat de klep open en laat omgevingslucht binnen. Hierdoor blijft het vacuüm niveau binnen de ingestelde waarde. Automatische overloop klep Deze kan worden gemonteerd op de pomp hartlijn en beschermt de pomp tegen een te hoog vloeistofniveau. Wanneer er een te hoog niveau in pomp aanwezig is bij opstarten, kan dit tot grote schade leiden aan pomp as en waaier. Vacuüm meter Wordt meestal onder de zuigflens gemonteerd en geeft een duidelijke indicatie van het vacuüm in de pomp. Afscheider ketel Deze scheidt de vloeistof van de gasstroom aan de uitblaas zijde van de pomp. Er zijn twee types, te weten de HSF, welke direct op de persflens gemonteerd wordt, en de HSP, welke apart op het pompframe geplaatst is. Beide hebben tot doel om de bedrijfsvloeistof terug te winnen voor hergebruik in gedeeltelijk of totaal gesloten systemen. 10
Handleiding vloeistofring vacuümpomp TRH - TRS - TRM - TRV - SA & HYDROSYS - OILSYS
Warmte wisselaar Indien gemonteerd in een totaal gesloten systeem, koelt dit de bedrijfsvloeistof terug tot een aanvaardbaar niveau. Over het algemeen zijn dit buizen of platen warmte wisselaren, afhankelijk van de toepassing. Filter Beschermt de pomp tegen het indringen van schadelijke deeltjes. Het juist selecteren van de grootte van het filter is van groot belang, daar anders door drukval over het filter de, pomp capaciteit negatief beïnvloedt wordt. 7.3 – INSTALLATIESCHEMA VOOR VLOEISTOFRING VACUÜMPOMPEN VOORZICHTIG! Mogelijk contact met gevaarlijke (vloei)stoffen, koud of heet. beschermingsmiddelen
Bediening
alleen
met
geschikte
Het werkingsprincipe van de vloeistofring vacuümpomp vraagt om een constante aanvoer van koele en schone vloeistof welke de pomp intreedt bij aansluiting Z (zie hoofdstuk 7.11). De toegevoegde vloeistof verlaat de pomp weer samen met het aangezogen gas door de pomp -uitblaas flens. Zorg voor een goede afvoer van het afvalwater volgens de huidige wettige regelgeving ten aanzien van milieu. De hoeveelheid aangevoerde vloeistof varieert naar gelang pompgrootte en vacuüm.(zie ook de opbrengst karakteristiek en/of tabel 3). De bedrijfsvloeistof absorbeert ook de compressiewarmte welke gegenereerd wordt door de pomp compressie waardoor de vloeistof temperatuur stijgt met gemiddeld 3-4 ºC.(zie ook hoofdstuk 17). Hieronder zijn drie basis installatie schema’s uiteengelegd welke overwogen kunnen worden afhankelijk van de beschikbare hoeveelheid spervloeistof en de mogelijkheid tot hergebruik. 7.3.1 - Bedrijfsvloeistof: directe aansluiting (open circulatie) Al de toe te voegen bedrijfsvloeistof wordt door een externe bron geleverd (bijv. leidingwater). De vloeistof wordt in een afscheider ketel gescheiden van het aangezogen medium en geloosd op het riool of op een andere manier verwerkt. Dit is een veelgebruikte manier van installeren en wordt over het algemeen toegepast waar een onbeperkte hoeveelheid bedrijfsvloeistof voor handen is en er geen vervuiling optreedt aan het medium. De bedrijfsvloeistof dient met een overdruk van 0.4 bar maximaal toegevoerd te worden. Wanneer dit niet mogelijk is dient men een water reservoir uitgerust met een vlotter niveau bewaking te gebruiken. De benodigde hoeveelheid water wordt dan dmv het vacuüm aangezogen, afhankelijk van de bedrijfscondities. Het waterniveau in de tank mag nooit hoger staan in ruste dan de hoogte van de pomp-as. (Zie ook fig. 6). 7.3.2 - Bedrijfsvloeistof: koelwater circulatie systeem (deelcirculatie) Dit type installatie wordt veelal gebruikt wanneer er maar een minimale hoeveelheid vers koelwater (vloeistof) voor handen is.(Voor berekeningen zie hoofdstuk 17). De bedrijfsvloeistof komt op dezelfde wijze de pomp binnen en verlaat ook op dezelfde wijze de pomp als bij open circulatie. Echter een deel van de vloeistof welke in de afscheider ketel wordt afgescheiden, wordt hergebruikt. Tevens wordt er een minimale hoeveelheid koele vloeistof toegevoegd om de warmte huishouding in balans te houden. Het surplus aan vloeistof in de tank wordt via een overloop afgevoerd naar het riool of anderszins afgevoerd. De temperatuur van dit mengsel van vers en hergebruikte vloeistof ligt boven de temperatuur van de verse vloeistof. De eindtemperatuur is afhankelijk van de samenstelling van het mengsel. Het is belangrijk om te weten dat met een hogere bedrijfsvloeistof temperatuur, de capaciteit van de pomp naar beneden gaat, (zie hoofdstuk 17). Het is niet uitgesloten dat hierdoor de pomp in het cavitatie gebied komt met alle gevolgen van dien. Wanneer de toegepaste afscheider van het type HSP is (tank op frame), dient men er voor te zorgen dat het vloeistofniveau nooit hoger dan de pomp-as komt te staan. Als er gebruik wordt gemaakt van het type HSF, dan zorgt de positie van de aansluitingen op de ketel voor de juiste hoogte. (Zie fig. 7).
Handleiding vloeistofring vacuümpomp TRH - TRS - TRM - TRV - SA & HYDROSYS - OILSYS
11
7.3.3 - Bedrijfsvloeistof: koelwater circulatie systeem (totaal gesloten) Dit systeem maakt geen gebruik van een toevoer van koele verse vloeistof uit een externe bron. In dit geval wordt er gebruik gemaakt van een warmte wisselaar om de temperatuur laag te houden.; voor berekeningen zie hoofdstuk 17. Een circulatiepomp is benodigd voor die toepassingen waar het vacuüm niveau voor langere tijd boven de 500/600 mbar ligt, of wanneer er een grote drukval over het koelsysteem plaats vindt. Het waterniveau in de tank mag nooit hoger staan in ruste dan de hoogte van de pomp-as. (Zie ook fig.17). Verdamping verliezen in de afscheider ketel dienen te worden gecompenseerd door het toevoegen van de juiste hoeveelheid bedrijfsvloeistof. Figuur 8 verklaart de werking van dit systeem. 7.4 – INSTALLATIESCHEMA VOOR VLOEISTOFRING COMPRESSORS De vloeistofring vacuümpomp kan ook gebruikt worden als compressor met een maximale verschildruk, afhankelijk van het model, van ongeveer 2 bar. De compressor serie SA is speciaal ontworpen om te werken met een verschildruk van maximaal 10 bar, afhankelijk van het model. De werking is in principe hetzelfde als beschreven in de vorige paragraaf (7.3 vacuümpompen) en er zijn drie types van installatie directe aansluiting open circulatie, koelwater circulatie systeem deelcirculatie, koelwater circulatie systeem totaal gesloten. De bedrijfsvloeistof welke de compressor gebruikt moet een druk hebben van 0,4 bar boven de werkdruk van de compressor. Een opvoerpomp is noodzakelijk indien de beschikbare bedrijfsvloeistof niet aan deze eis voldoet. Separator tanks worden gezien als drukvaten en daarom moeten deze ontworpen worden volgens de daarvoor bestaande voorschriften. Accessoires zoals druk ontlastklep, terugslagklep, automatische aftapklep, enz. zijn nodig in een compressor systeem. Fig. 9, 10 en 11 geven de drie mogelijke types weer. 7.5 – INSTALLATIE VAN EEN “HYDROSYS” SYSTEEM HYDROSYS systemen worden compleet samengebouwd op een frame geleverd, d.w.z. inclusief separator, warmtewisselaar (lucht / vloeistof of lucht / lucht), circulatiepomp en alle andere benodigde accessoires. Zie hoofdstuk 18 voor verdere details. Installatie van een HYDROSYS systeem is gelijk aan die van een vacuümpomp of compressor met deelcirculatie of een totaal gesloten circulatie van de bedrijfsvloeistof afhankelijk van de toepassing (zie hoofdstuk 7.3 of 7.4). Het is belangrijk dat de leidingen van de zuig en uitblaas, koelwater, aftap van de juiste diameter zijn. De warmtewisselaar welke gebruikt wordt is zo ontworpen dat de temperatuur van de bedrijfsvloeistof 4 tot 6°C hoger is dan de beschikbare koelvloeistof. Het koelvloeistof gebruik, is ongeveer gelijk aan het bedrijfsvloeistof gebruik van de pomp, bij de heersende werking condities (zie hoofdstuk 7.7 of 7.8). Voor schema’s van open circulatie, deelcirculatie, totaal gesloten circulatie zie fig. 7, 8, 10 en 11. 7.6 – INSTALLATIE VAN EEN “OILSYS” SYSTEEM VOORZICHTIG! Mogelijk contact met gevaarlijke media en pomp oppervlakken, koud of heet. De pomp, de afscheider tank en 0 leidingaansluitingen kunnen temperaturen bereiken boven de 60 C, wanneer het systeem in bedrijf is. Neem de benodigde veiligheidsinstructies in acht om te voldoen aan de wettige regelgeving die van kracht is. Bediening alleen met geschikte beschermingsmiddelen. Een OILSYS systeem is een compleet systeem, inclusief een vloeistofring vacuümpomp welke olie gebruikt als bedrijfsvloeistof. Voor verdere details zie hoofdstuk 19. Het systeem wordt inclusief de volgende onderdelen geleverd; olie circulatiepomp, warmtewisselaar, olienevel afscheider, cycloonfilter voor verwijdering van stof (optioneel). Andere eventuele accessoires kunnen op verzoek geleverd worden. Installatie van het systeem is niet zo ingewikkeld en hoeft geen extra uitleg dan al in vorige hoofdstukken is besproken. Zuig en uitblaas leidingen dienen aangesloten te worden op de respectievelijke pomp flenzen. Het systeem is voorzien van een olienevel afscheider filter, dit wil niet zeggen dat alle olie nevel wordt verwijderd, men dient hier rekening mee te houden i.v.m. de uitblaas. De uitblaas moet in een ruimte zitten waar olienevel geen probleem is. Alle andere aansluitingen (warmte wisselaar, aftapaansluiting, etc) dienen op de juiste wijze te zijn aangesloten. Zie fig. 39.
12
Handleiding vloeistofring vacuümpomp TRH - TRS - TRM - TRV - SA & HYDROSYS - OILSYS
7.7 – BEDRIJFSVLOEISTOF (H2O bij 15°C) VERBRUIK (in m³/h) VOOR VACUÜMPOMPEN De hieronder gegeven waardes refereren naar een systeem met open circulatie, droge lucht van 20°C (voor gespecificeerde waarden zie de pomp grafiek). Om de hoeveelheid bedrijfsvloeistof te reduceren lees de informatie in hoofdstuk 17. Wanneer de pomp verzadigde of gecondenseerde gassen van een relatief hoge temperatuur verpompt zal er in de pomp condensaat achterblijven. In deze gevallen kan de bedrijfsvloeistof hoeveelheid welke hieronder vermeld staat met 25% toenemen om de uitblaas temperatuur te verlagen en om cavitatie bij hoog vacuüm tegen te gaan. Tab. 3 POMP TYPE TRH 32-4 TRH 32-20 TRH 32-45 TRH 32-60 TRH 40-110 TRH 40-140 TRH 40-190 TRH 50-280 TRH 50-340 TRH 50-420 TRH 80-600 TRH 80-750 TRH 100-870 TRH 100-1260 TRH 100-1600 TRH 150-2000 TRH 150-2600 TRH 150-3100
ZUIG DRUK (in mbar) 33 - 200 > 200 - 600 > 600 0,20 0,20 0,16 0,36
0,30
0,28
0,90
0,70
0,60
1,00 2,40 3,00 3,60 2,50 3,00
0,85 1,70 2,22 2,76 1,98 2,40
0,70 0,90 1,20 1,60 1,30 1,60
7,40
5,70
3,80
12,00 13,20 16,20
9,60 11,10 14,10
6,00 6,60 8,70
POMP TYPE TRM 25-30 TRMX & TRVX 257 TRM 32-50 TRM 32-75 TRMX 327 TRM-TRV 40-110 TRM-TRV 40-150 TRM-TRV 40-200 TRMX & TRVX 400 TRM-TRV 50-300 TRV 65-300 TRV 65-450 TRVX 650 TRVX 1000 TRVX 1250
POMP TYPE TRS 32-20 TRS 32-50 TRS 40-55 TRS 40-80 TRS 40-100 TRS 40-150 TRS 50-220 TRS 100-550 TRS 100-700 TRS 100-980 TRS 125-1250 TRS 125-1550 TRS 200-1950 TRS 200-2500 TRS 200-3100
ZUIG DRUK (in mbar) 200 - 600 > 600 0,34
0,24
0,78
0,44
0,96 1,17 2,40 2,90 3,30 9,00 8,70 9,90 18,00 20,10 25,80
0,57 0,72 1,29 1,74 2,10 5,40 4,20 4,50 11,40 11,70 17,40
ZUIG DRUK (in mbar) 33 - 200 > 200 - 600 > 600 0,24 0,18 0,12 0,30 0,23 0,48 0,24 0,15 0,72 0,41 0,34 0,63 0,53 0,36 0,50 1,20 0,80 0,54 1,30 0,90 0,60 1,14 0,72 0,54 1,60
1,20
0,80
2,40
1,68
0,90
2,60 5,25
1,80 3,64
1,30 2,76
Voor de gegevens van bovenstaande pompen als compressor neem dan contact op met TRAVAINI POMPEN.
7.8 – BEDRIOJFSVLOEISTOF (H2O bij 15°C) EN DRUK VAN COMPRESSOR SERIE “SA” Onderstaande waarde gelden bij een barometerstand van 1013 mbar en als het gas lucht is met een temperatuur van 20°C. 3
SA0E3U SA0G2D
= 0,90 m /h 3 = 1,00 m /h
SA0G2G
= 1,50 m /h
3
}
Continue
De aangegeven stroming en druk vereisten zijn geldig voor de compressors totale werking grafiek. SA0E3U = 0,90 m³ /h met een minimum druk van 2,5 tot 3 bar SA0G2D = 1,00 m³ /h met een minimum druk van 2 tot 3,5 bar SA0G2G = 1,50 m³ /h met een minimum druk van 2 tot 3,5 bar Handleiding vloeistofring vacuümpomp TRH - TRS - TRM - TRV - SA & HYDROSYS - OILSYS
13
7.9 – INSTALLATIE SCHEMA’S VOOR VACUÜMPOMPEN
7
1 24
27 2
11
20
Fig. 6
19 18
3
5
16
6
1 Afscheider tank
4
14
2 Terugslagklep
21
27
38
3 Afsluiter 4 Vloeistofring vacuümpomp 5 Magneetklep 6 Elektromotor
2
1
20
28
7 Peilglas
7 18
Fig. 7
8 Vlotter schakelaar
19
9 Warmtewisselaar
6
24
10 Magneetklep
4
27
21
27
11 Aftap afsluiter
14
11 13
38
13 Schuifafsluiter
5
16
3
13A
By-pass afsluiter
14 Druk / vacuümmeter 15 Niveau schakelaar
1
10
7
8 15
19 18 24 25
27
22
13
18 Automatische overloopklep (terugslagklep)
20
28
Fig. 8
16 Filter (Y-zeef)
2
6 4 21
32 27
13A
11
14
9
38
26
14
Handleiding vloeistofring vacuümpomp TRH - TRS - TRM - TRV - SA & HYDROSYS - OILSYS
7.10 – INSTALLATIE SCHEMA’S VOOR COMPRESSOREN
2 14
23
2
1
20
28
7
48
19 18
24
4
27 19 Afsluiter
21
11
20 Vacuümmeter
3
5
16
Fig. 9
6
14 27
38
21 Anti-cavitatie klep 22 Circulatiepomp 23 Overdruk beveiliging
2 23
14
24 Overloopklep
2
1
25 Magneetklep op aftapleiding
20
28
26 Magneetklep op leiding koelvloeistof van de warmtewisselaar
7
48
19 18
24
27 Temperatuurmeter
4
27
21
27
28 Vul aansluiting
14
11
32 By-pass leiding
13 aftap
5
38
38 Stroming opening 48 Automatische voor waterslot
Fig. 10
6
16
3
klep
2 14
23
10
2
1
20
28 Lucht of Gas
7
8 15
Vloeistof-gas mengsel
19 18 24 25
48 27
6 4 21
32
Vloeistof
22 13
27
13A
11
Fig. 11
14
9
38
26
Handleiding vloeistofring vacuümpomp TRH - TRS - TRM - TRV - SA & HYDROSYS - OILSYS
15
7.11 – LOCATIE AANSLUITINGEN
GEZIEN VAN NON DRIVE END
5
GEZIEN VAN DRIVE END
BROEKSTUK
7
V
7
V
5 6
6 1
8 8
2
1
9
S
4
4
S
9
2
S
(Andere kant)
7 TRHE 32-4
Fig. 12 - Pomp type TRH (zie tab. 4) TRMX-TRVX 257 TRMX 327 & 400*
TRMB 32
TRMB & TRVB 40 / 50 V
V
V
A
D IN
SERVICE LIQUID
D
A Z
TRVX 650 / 1000 / 1250
Z A*
S
Z
S
A
Z
S
A
S
VISTA LATO GEZIEN VANCOMANDO DRIVE END TRVA 65
COLLETTORI BROEKSTUKKEN
V
TRVA 65
V
V A
D
Z S
Z
D
Z
A
S
S
A S
S
Fig. 13 – Pomp type TRM – TRV (zie tab. 5) GEZIEN VAN NON DRIVE END
5
GEZIEN VAN DRIVE END
BROEKSTUKKEN
V
4
8 S
9
(Andere kant) Fig. 14 – Pomp type TRS (zie tab. 6) 16
5
8
10
V
9 4
S
10
Handleiding vloeistofring vacuümpomp TRH - TRS - TRM - TRV - SA & HYDROSYS - OILSYS
S
V = VACUUMMETER
V = DRUKMETER
V = VACUUMMETER
V = DRUKMETER
Z Z
Z
S Fig. 15 - Pomp type SA (zie tab. 7) Tab. 4 – Pomp type TRH POMP Ø TYPE Flens maat TRHE 32-4 TRHE 32-20 & 45 G 1 1/4 TRHC 32-20 & 45 TRHE & TRHC 32-60 TRHE 40-110 TRHC 40-110 40 TRHE 40-140 & 190 TRHC 40-140 & 190 TRHB 50 50 TRHC 80 80 TRHE 100 100 TRHA 150 150 Tab. 5 Pomp type TRM - TRV
S
A Locatie ---
D Afmeting ---
Locatie
V Afmeting Afmeting
---
1
Z Locatie 7 8
---
---
4
G 1/4 G 1/2 7 6 7
POMP TYPE TRMB 25-30 & 32-50 TRMX & TRVX 257 TRMB 32-75 TRMX 327 TRMB & TRVB 40 TRMX & TRVX 400 TRMB & TRVB 50 TRVA 65 TRVX 650 TRVX 1000
G 3/8 G 1/2 G 3/4 Ø Flens maat
TRSE 32 TRSC 32 TRSE 40-55 ÷ 150 TRSC 40-55 ÷ 100 TRSC 40-150 TRSE 50-220 TRSC 50-220 TRSB & TRSC 100 TRSE 125 TRSA 200 Tab. 7 Pomp type SA
9
G1 4-5
A
D
Afmeting S
V
---
G 1/8
---
Z
G1 G 1/8
65
G 1/8
G 3/8 G 1/2
G 1/4
G 1 1/4
G 1/4
G 1/4
G 1/2 G1
n° 2 x G 1/4
G 1 1/2 D
Locatie
G¾ G½ G¾ G1
G 1/2
G 1/2
V
Z
Afmeting Afmeting
---
Locatie 8 4
---
---
40
9 G 1/2
100 125 200
1
N° Broekstuk
G 1/4
4
9 - 10 G1 4-5
COMPRESSOR TYPE SA0E3U SA0G2D SA0G2G
---
Ø Flens maat 32 50
2 ---
G1½ N° Broekstuk Afmeting G 3/8 G¾
50
---
G½
G 3/4
100
Ø Flens maat
1
G¼
G 1 1/2 G 1 1/4 40 G 1 1/2 50
125
POMP TYPE
G 1/4
4
N° Afmeting Broekstuk G¼ --G 3/8 G½ G¾ G½ G¾ G½ G1 G1¼ G1½ G2½
2
TRVX 1250 Tab. 6 Pomp type TRS
STER
G½ G¾ G½ G1¼ G1½ G2½
S
Afmeting V
G 1/4
G 1/4
Handleiding vloeistofring vacuümpomp TRH - TRS - TRM - TRV - SA & HYDROSYS - OILSYS
--1 2
Z G 3/8 G 1/2 17
A D S V Z
= = = = =
Aansluiting anti- cavitatie klep Aansluiting voor automatische overloopklep / vacuüm regelventiel Aansluiting voor aftap plug of klep Aansluiting voor vacuümmeter ¼” GAS Aansluiting voor bedrijfsvloeistof
Alle tekeningen zijn algemeen en schematisch. (Voor aanvullende informatie, zie onze specifieke pomp catalogus).
F
F
E
E
Fig. 16 – Pomp serie TRH – TRS – TRVA 65 met Cartridge Mechanische afdichting.
F
E
F
F
E
E
F
E
Fig. 17 - Pomp series TRH –TRS – TRVA 65 met dubbele in tandem, of dubbele back to back mechanische afdichtingen met spoeling door middel van een reservoir.
E = Aansluiting IN voor het spoelen van de mechanische afdichtingen F = Aansluiting UIT voor het spoelen van de mechanische afdichtingen
Opmerking: De tekeningen zijn algemeen en schematisch: Aansluitmaten zijn afhankelijk van het pomp type en van de leverancier van mechanische afdichtingen. Voor meer gedetailleerde informatie gelieve contact op te nemen met TRAVAINI POMPEN BENELUX.
18
Handleiding vloeistofring vacuümpomp TRH - TRS - TRM - TRV - SA & HYDROSYS - OILSYS
7.12 – TECHNISCHE GEGEVENS POMPEN
76 (89) 79 (92) 83 (99) 84 (99)
V2
dB(A)
Klasse
69 (81)
66 (78)
V1 67 (79)
76 (89) 78 (91) 79 (92) 83 (98) 84 (99)
V2
kg 25 19,5 26 21,5 67 47 70 50 72 52 88 57 104 92 225 255 290
---
Gewicht incl. frame
kg 19 15 20 17 54 34 57 37 60 39 71 44 87 74 200 230 250 436 462 1125 1225 1325
---
kg 32 41 34 44 37 47 43 92 74 119 100 137 118 195 212 220 360 377 574 652 690 1805 2095 2245
Gewicht incl. frame
71 (82)
Gewicht monoblock B5 uitvoering
70 (82)
kg 19 31 22,5 34 25,5 36 31 79 61 88 76 105 93 146 170 178 245 280
Gewicht monoblock B5 uitvoering
Vibratie niveau
V1
Pomp gewicht zonder motor
TRSC 32-20 TRSE 32-20 TRSC 32-50 TRSE 32-50 TRSC 40-55 TRSE 40-55 TRSC 40-80 TRSE 40-80 TRSC 40-100 TRSE 40-100 TRSC 40-150 TRSE 40-150 TRSC 50-220 TRSE 50-220 TRSC 100-550 TRSC 100-700 TRSB 100-980 TRSE 125-1250 TRSE 125-1550 TRSA 200-1950 TRSA 200-2500 TRSA 200-3100
65 (77)
kg 14 25 18 28 21 30 26 67 49 79 67 87 75 130 140 145 220 240 412 485 518 1330 1480 1630
Pomp gewicht zonder motor
POMP TYPE
66 (77)
Vibratie niveau
TRHE 32-4 TRHC 32-20 TRHE 32-20 TRHC 32-45 TRHE 32-45 TRHC 32-60 TRHE 32-60 TRHC 40-110 TRHE 40-110 TRHC 40-140 TRHE 40-140 TRHC 40-190 TRHE 40-190 TRHB 50-280 TRHB 50-340 TRHB 50-420 TRHC 80-600 TRHC 80-750 TRHE 100-870 TRHE 100-1260 TRHE 100-1600 TRHA 150-2000 TRHA 150-2600 TRHA 150-3100
dB(A) Klasse 67 (78)
Geluidsniveau Lp (LW)
POMP TYPE
Geluidsniveau Lp (LW)
Tab. 8
kg 39 31 40 33 79 59 82 62 85 64 96 69 122 109 327 380 385 596 634 1600 1700 1800
Toerental
Geïnstalleerd motor verm.
Omw/min kW 50 Hz 60 Hz 50 Hz 60 Hz 1450 1750 0,55 0,75
2900
1450
3500
1750
980
1180
740
890
Toerental
1450
kW 50 Hz 80 A
60 Hz 80 B
1,1
1,5
80 B
90 S
1,5
2,2
90 S
90 L
2,2
3
90 L
100 LA
4
5,5
112 M
132 SB
5,5
7,5
132 SB 132 MA
9 11 15 22
18,5 30
30
37
37 45 75 90 110
45 75 90 110 160
15
Geïnstalleerd motor verm.
Omw/min kW 50 Hz 60 Hz 50 Hz 60 Hz 2900
Frame grootte elektro motor
132 MB 160 L 160 M 160 L 180 M 180 L 200 L 200 L 225 S 225 M 250 M 250 M 280 S 280 S 315 S 315 MA 315 MB 315 MB 355 S 355 S 355 MB
Frame grootte elektro motor kW 50 Hz
60 Hz
1,1
1,5
80 B
90 S
1,5
2,2
90 S
90 L
2,2
3
100 LA
100 LB
3
4
100 LB
112 M
4
5,5
112 M
132 SB
5,5
7,5
132 SB 132 MA
15 18,5 30 37 45
18,5 30 37 45 75 90 110 160
160 L 180 M 200 L 250 M 280 S
3500
1750
980
1180
740
890
75 110
Handleiding vloeistofring vacuümpomp TRH - TRS - TRM - TRV - SA & HYDROSYS - OILSYS
180 M 200 L 225 S 280 S 315 S 315 MB 315 MA 355 S 355 S 355 MB
19
SA0E3U
Db(A) Klasse 64 (74)
69 (80)
Gewicht monoblock (50 Hz motor) Gewicht monoblock (60 Hz motor)
72 (85) V1 70 (84)
76 (89) 78 (91) 79 (92)
133 97 146 115 148 161 171 370 411 456
Klasse
kg
kg
67 (79) V1
56
110
83
135
87
139 157
69 (80)
20
---
dB(A)
SA0G2D SA0G2G
---
1750
---
Gewicht incl. frame
Kg 18 62 60 64 73 78 88 88 155 116 176 136 173 195 205
---
3500
111
Kg
68 (79)
2900
1450
Gewicht monoblock B5 uitvoering
Vibratie Niveau
72 (84)
Geïnstalleerd motor verm.
Omw/min kW 50 Hz 60 Hz 50 Hz 60 Hz 0,75 1,1
106
Pomp gewicht zonder motor
Vibratie niveau
Geluidsniveau Lp (LW)
69 (80)
Gewicht incl. frame
POMP TYPE
V1
Kg 18 27 26 42 45 71
Pomp gewicht zonder motor
TRVX 257 TRVB 40-110 TRVX 403 TRVB 40-150 TRVX 405 TRVB 40-200 TRVX 407 TRVB 50-300 TRVA 65-300 TRVX 653 TRVA 65-450 TRVX 657 TRVX 1003 TRVX 1005 TRVX 1007 TRVX 1253 TRVX 1255 TRVX 1257
68 (79)
kg 17 27 24 37 39 66 69 76 74 103 110 126
Vibratie niveau
POMP TYPE
70 (80)
Geluidsniveau Lp (LW)
TRMB 25-30 TRMX 257 TRMB 32-50 TRMB 32-75 TRMX 327 TRMB 40-110 TRMX 403 TRMB 40-150 TRMX 405 TRMB 40-200 TRMX 407 TRMB 50-300
dB(A) Klasse 65 (75) 64 (74) 69 (79)
Geluidsniveau Lp (LW)
POMP TYPE
Toerental
Kg
50 Hz 80 A
60 Hz 80 B
1,5
2,2
90 S
90 L
3
4
100 LB
112 M
4
5,5
112 M
132 SB
5,5
7,5
132 SB 132 MA
7,5
---
132 MA
Toerental
Geïnstalleerd motor verm.
Omw/min kW 50 Hz 60 Hz 50 Hz 60 Hz 2900 3500 1,5 2,2
---
161 151 201 170 212 225 230 535 580 603
Frame grootte elektro motor
1450
980
Toerental
1750
1180
---
Frame grootte elektro motor 50 Hz 90 S
60 Hz 90 L
3
4
100 LB
112 M
4
5,5
112 M
132 SB
5,5
7,5
132 SB 132 MA
7,5
11
132 MA
160 M
11
15
160 M
160 L
15 18,5 22 30 37 45
22 30 30 37 45 75
160 L 180 M 180 L 225 M 250 M 280 S
180 L
Geïnstalleerd motor verm.
Omw/min kW 50 Hz 60 Hz 50 Hz 60 Hz 15 11 15 22 18,5 11 2900 3500 18,5 37 22 15 22 45
Frame grootte elektro motor 50 Hz 60 Hz 160 MA 160 MB 160 MB 180 M 160 MA 160 L 160 L 200 LB 160 MB 180 M 180 L 225 M
Handleiding vloeistofring vacuümpomp TRH - TRS - TRM - TRV - SA & HYDROSYS - OILSYS
200 L 250 M 280 S 315 S
Het geluidsniveau (gemeten op 1 meter afstand, zonder motor, met pomp geïnstalleerd in het systeem Lw) van de pomp typen TRH, TRM, TRV bij een werkdruk van 80 mbar (a) en van het pomp type TRS bij een werkdruk van 250 mbar (a). De waarden kunnen variëren afhankelijk van de geïnstalleerde motor. Neem contact op met TRAVAINI POMPEN BENELUX voor meer informatie. De klassen van het vibratieniveau (waarden rms mm/s) geven de maximale waarden weer bij voortdurend werk van de pomp indien juist geïnstalleerd. Voor hogere waarden moet onderhoud geschieden volgens onderstaand tabel.
-
Continue bedrijf
Preventief onderhoud
Klasse V1
< 3,5 (3,0 voor TRM)
Klasse V2
<7
> 3,5 (3,0 TRM) < 7 (4,5 TRM) >7 < 11
Buitengewoon onderhoud > 7 (4,5 TRM) > 11
De vermelde gewichten gelden voor gietijzeren pompen inclusief mechanische afdichtingen. (toleranties ±10%). (voor uitvoeringen monoblock en basisplaat), zijn geschikt voor 50 Hz motoren, tenzij anders vermeldt. De vermelde totaal gewichten zijn voor units zonder motor. De geïnstalleerde motor vermogens bestrijken de gehele capaciteitscurve indien gebruikt als vacuümpomp. De elektromotoren met een frame maat groter dan 315M zijn niet gestandaardiseerd. De motor gewichten zijn alleen voor de CVE typen en zijn indicatief. Voor de exacte gewichten raadpleeg de motoren fabrikant.
Om de indicatieve waarden te verkrijgen met betrekking tot het geluidsniveau van een complete pompopstelling (pomp+elektromotor) dient u het geluidsniveau van de pomp bij het geluidsniveau van de motor op te tellen. Het onderstaande tabel geeft enkele waarden weer van het geluidsniveau van de motor. De optelling dient te worden berekend met behulp van onderstaande tabel. Om het totale geluidsniveau te verkrijgen is het noodzakelijk het verschil te berekenen tussen de pomp en het motorgeluid. Bepaal aan de hand van het diagram de waarde die opgeteld moet worden bij het maximale geluidsniveau. Voorbeeld: Motor 80 dB en pomp 75 dB, verschil is 5 dB. Op te tellen waarde is 1,2 dB, hieruit volgt een totaal geluidsniveau van 81,2 dB. Houdt u er rekening mee dat een geluidsniveau van diverse factoren afhankelijk is.
Handleiding vloeistofring vacuümpomp TRH - TRS - TRM - TRV - SA & HYDROSYS - OILSYS
21
VER MOGEN
kW
dB vermenigingvuldiingsgsfactor dB increment to add
0,75 1,1 1,5 2,2 3 4 5,5 7,5 11 15 18,5 22 30 37 45 55 75 90 110 132 160 200 250
8 polen 55 (63) 55 (63) 57 (65) 57 (65) 58 (66) 60 (68) 60 (68) 60 (68) 63 (71) 65 (73) 67 (75) 67 (75) 69 (80) 67 (75) 67 (77) 67 (77) 67 (77) 67 (77) 73 (85) 76 (88)
Geluidsniveau Lp (Lw)
Geluidsniveau Lp (Lw) ATEX
dB(A)
dB(A)
6 polen 50 (58) 50 (58) 53 (61) 55 (61) 57 (65) 57 (65) 57 (65) 63 (71) 64 (72) 64 (72) 66 (74) 66 (74) 68 (78) 70 (81) 72 (84) 72 (84) 77 (87) 77 (88) 77 (88) 77 (88) 78 (89)
4 polen 48 (56) 54 (62) 54 (62) 55 (63) 55 (63) 58 (66) 61 (69) 61 (69) 68 (78) 68 (78) 68 (78) 68 (78) 73 (84) 75 (86) 75 (86) 78 (86) 73 (82) 73 (82) 79 (92) 79 (92) 79 (92) 79 (92) 83 (95)
2 polen 59 (67) 60 (68) 63 (71) 63 (71) 67 (75) 69 (77) 72 (81) 72 (81) 74 (82) 74 (82) 74 (82) 74 (82) 82 (93) 82 (93) 82 (93) 84 (98) 79 (89) 79 (89) 84 (97) 84 (97) 84 (97) 84 (97) 84 (97)
8 polen 54 (62) 54 (62) 56 (64) 60 (68) 60 (68) 64 (72) 64 (72) 64 (72) 66 (75) 67 (77) 70 (81) 70 (81) 70 (81) 62 (74) 62 (74) 63 (77) 65 (77) 65 (79) 65 (79)
6 polen 48 (56) 48 (56) 57 (65) 59 (67) 62 (70) 62 (70) 62 (70) 66 (74) 66 (74) 69 (78) 71 (81) 71 (81) 72 (83) 72 (83) 67 (79) 67 (79) 67 (81) 71 (85) 72 (86) 72 (86)
4 polen 53 (61) 56 (64) 56 (64) 57 (65) 57 (65) 62 (70) 66 (74) 69 (77) 71 (79) 71 (79) 72 (81) 72 (81) 72 (82) 75 (86) 75 (86) 77 (88) 72 (84) 72 (84) 73 (86) 77 (86) 77 (91) 77 (91)
3,0 2,8 2,6 2,4 2,2 2,0 1,8 1,6 1,4 1,2 1,0 0,8 0,6 0,4 0,2 0,0 0
1
2
3
4
5
6
7
8
9
dBdBverschil difference
22
2 polen 64 (72) 64 (72) 71 (79) 71 (79) 74 (82) 74 (82) 75 (83) 77 (85) 77 (86) 78 (86) 78 (86) 76 (85) 78 (88) 78 (88) 80 (90) 80 (91) 77 (89) 77 (89) 77 (91) 85 (99) 85 (99) 85 (99)
Handleiding vloeistofring vacuümpomp TRH - TRS - TRM - TRV - SA & HYDROSYS - OILSYS
10
11
12
8 – PLAATSING EN UITLIJNINSTRUCTIES GEVAAR Mogelijk letsel als gevolg van beklemming of pletten. Verboden de pomp op te starten zonder de noodzakelijke beveiligings voorzieningen op zowel de koppeling en de motor. De koppeling procedure dient uitgevoerd te worden nadat de pomp is gestopt en nadat de veiligheidsprocedures zijn geactiveerd om onopzettelijke start van de pomp te voorkomen(zie ook hoofdstuk 2). Bediening van de pomp mag alleen geschieden met accurate beschermingsmiddelen (helm, veiligheidsbril, veiligheid (hand)schoenen. 8.1 - MONTAGE OP FRAME Wanneer men een pomp heeft aangeschaft met kaal as eind, is het gewenst deze op een deugdelijk montageframe te plaatsen. Het montageframe moet voldoende stijfheid hebben om trillingen en vervorming te voorkomen. Het is aan te raden om het frame van stevig U staal te maken. (zie fig. 16). Wanneer de pomp is aangeschaft zonder elektromotor dient de goede elektromotor te worden besteld voordat men met de plaatsing van de unit begint. Bij het selecteren van de juiste elektromotor moet men op het volgende te letten: - maximaal opgenomen vermogen van de pomp - toerental (RPM) - beschikbaar vermogen (Hertz, spanning, etc) - type elektromotor - montage mogelijkheid (B3, B5 horizontaal, verticaal, C-flens, D-flens, enz.). Bij het selecteren van een flexibele koppeling dient men rekening te houden met de volgende punten: - nominale motorvermogen - toerental motor - de koppeling bescherming moet voldoen aan de standaard volgens - Mogelijke pomp schade. Elastische koppelingen dienen correct te zijn uitgelijnd. Slechte uitlijnen resulteert in falen van de koppeling en schade aan de pomp en motor lagers.
i
Montage instructies MONOBLOCK ontwerp zijn beschreven in 8.3 punt 1, 2, 4, 5, 6. Montage instructies POMP/MOTOR OP MONTAGEFRAME zijn beschreven in 8.3 punt 7, 1, 8, 5, 9, 10, 11. Voor pompen welke aangedreven worden d.m.v. V-SNAAREN kunt u voor verdere informatie contact op nemen met TRAVAINI POMPEN. 8.2 - UITLIJNING PROCEDURE VOOR MONOBLOCK EN POMP/MOTOR OP MONTAGEFRAME De pomp/motor uitvoering is voor het vervoer uitgelijnd in de werkplaats van TRAVAINI POMPEN. Het is echter noodzakelijk de uitlijning na transport goed te controleren, want deze kan door het vervoer niet goed meer zijn. Uitlijn instructies MONOBLOCK ontwerp zijn beschreven in 8.3 punt 3, 4, 5, 6. Uitlijn instructies MONTAGEFRAME ontwerp zijn beschreven in 8.3 punt 7, 5, 9, 10, 11. OPMERKING: De koppeling maten en de toegestane toleranties welke worden beschreven in deze handleiding zijn alleen van toepassing op de koppelingen welke door TRAVAINI POMPEN als standaard worden gemonteerd. Bij montage van andere koppelingen dient u zich aan de toleranties en maten te houden welke bij de betreffende koppeling horen. 8.3 - UITLIJNING INSTRUCTIES Uitlijning dient gedaan te worden bij omgevingstemperatuur, de motor moet losgekoppeld zijn van het elektriciteit net zodat hij niet onverwacht kan starten. Monteer de koppeling niet met kracht op de pomp-as. Verwijder eerst alle elastomeer onderdelen en verhit de 0 koppelingshelft tot 150 C (gebruik geen magnetron hiervoor) Wanneer de bedrijfstemperatuur van de pomp zo hoog is dat deze de uitlijning van de koppeling kan beïnvloeden dan is het noodzakelijk om de uitlijning bij deze temperatuur te controleren. Het is aan te raden werkhandschoenen te dragen bij het uitvoeren van de onderstaande werkzaamheden. OPMERKING: Werk volgens de hieronder en hierboven vermelde richtlijnen.
1 - Maak de motor en pomp as goed schoon, plaats de spieën in de juiste spie banen en monteer beide koppeling helften gelijk met de as einden. Het is mogelijk dat bij het monteren van de koppeling helften een kunststof hamer gebruikt moet worden en/of dat de koppeling helften verwarmd moeten worden (zie fig. 18). Draai de inbusbouten ligt aan en verzeker u ervan dat zowel de pomp as als de motor as vrij ronddraaien.
Handleiding vloeistofring vacuümpomp TRH - TRS - TRM - TRV - SA & HYDROSYS - OILSYS
23
INBUSBOUTEN UITLIJN VLAKKEN HALVE KOPPELING
LANTAARNSTUK
AS POMP/MOTOR ELEKTROMOTOR
KOPPELING HELFT
VOET
Fig. 18
Fig. 19
2 - Plaats de koppeling beschermkap zo in het lantaarnstuk dat de koppeling toegankelijk is door een van de openingen(fig. 20). Koppel de elektromotor aan de pomp en bout deze vast, monteer de voet indien noodzakelijk (fig. 19). Draag er zorg voor dat de twee koppelingshelften elkaar niet raken, bij het aandraaien van de schroeven tussen het lantaarnstuk en de motor. Indien de koppelingshelften elkaar raken, verplaats een koppelingshelft axiaal op de pomp-as en herhaal de procedure.
LANTAARNSTUK
KOPPELING BESCHERMKAP
OPENING
Fig. 20 - VOORBEREIDING MONTAGE MONOBLOCK ONTWERP
KOPPELING BESCHERMKAP
FLEXIBELE KOPPELING
Fig. 21 – UITLIJNING CONTROLEREN MONOBLOCK ONTWERP
3 - Draai de koppeling beschermkap zodat men bij de koppeling kan komen (fig. 21). 4 - Draai aan de koppeling om zo te controleren of beide assen vrij draaien. 5 - Controleer met een voelermaat de afstand tussen beide koppeling helften. De afstand “S” (zie fig. 25) moet zijn volgens tabel 2 of zoals aangegeven door de koppeling fabrikant. Indien de speling “S” bijgesteld moet worden dient men de inbusbouten los te draaien en met een schroevendraaier de koppelinghelft te verplaatsen naar de voorgeschreven speling. Draai de inbusbouten vast en controleer door aan de koppeling te draaien of beide assen vrij ronddraaien. 6 - Draai de koppeling bescherming terug zodat beide openingen in het lantaarnstuk gesloten zijn. Nu is men klaar met het uitlijnen van het MONOBLOCK ontwerp. 7 - Verwijder de koppeling bescherming en verlengstuk (indien aanwezig) door de twee bouten te verwijderen.(zie fig. 22 en 23).
24
Handleiding vloeistofring vacuümpomp TRH - TRS - TRM - TRV - SA & HYDROSYS - OILSYS
KOPPELING BESCHERMKAP
VERLENGSTUK
Fig. 22 – CONTROLE UITLIJNING FRAME GEMONTEERDE POMP
KOPPELING BESCHERMKAP
KOPPELING BESCHERMKAP
VERLENGSTUK
VERLENGSTUK
Fig. 23 – MONTAGE POMP / MOTOR OP POMPFRAME 8 - Plaats de motor zo op het frame dat de afstand tussen de twee koppeling helften ongeveer 2 mm is en de motor en pomp axiaal in lijn staan. Indien de twee assen in hoogte niet in lijn staan dient dit opgelost te worden door vulplaten onder motor en / of pomp te leggen. Markeer de boutgaten van pomp en motor. Verwijder pomp en motor, boor de gaten en tap schroefdraad, maak het frame, pomp en motor schoon plaats pomp en motor en draai de bouten ligt aan (zie fig. 24).
POMP BEVESTIGING
MOTOR BEVESTIGING
BOUTEN
BOUTEN
Fig. 24
9 - Controleer met een liniaal op verschillende punten, 90° versprongen van elkaar (zie fig. 26). OPMERKING: Voor nauwkeuriger en makkelijkere uitlezing kan gebruik gemaakt worden van een meetklok.
ØA
BORG BOUT
Y1
KOPPELING HELFT
KOPPELING HELFT
S
X
BORG BOUT
Fig. 26 Fig. 25
Fig. 27
Y2
Wanneer de maximum waarde “X” groter is als in tab. 2 wordt aangegeven (voor de gegeven koppeling), is het nodig om dit te corrigeren d.m.v. vulplaten onder pomp of motor te plaatsen. Wanneer de gemeten waarden binnen de toleranties vallen kunnen de pomp en motor vast gezet worden. Handleiding vloeistofring vacuümpomp TRH - TRS - TRM - TRV - SA & HYDROSYS - OILSYS
25
10 - De evenwijdigheid kan gecontroleerd worden met behulp van een schuifmaat (zie fig. 27). Meet de afstanden Y1 en Y2 op diverse plaatsen. Wanneer de maximum en minimum maat zijn gevonden trek deze dan van elkaar af om zo Y te bepalen (Y1 – Y2). De maat Y mag de waarden in tab. 2 niet overschrijden. Is de waarde toch groter dan de in tab. 2 aangegeven waarde moet deze gecorrigeerd worden d.m.v. vulplaten onder pomp of motor. Controleer na de bovenstaande handelingen de maat “X” nogmaals om er zeker van te zijn dat beide waarden binnen de toleranties liggen (zie punt 9).Controleer of beide borgbouten vast zitten. Tab. 2
KOPPELING “Ø A” mm 60 ÷ 80 100 ÷ 130 150 ÷ 260 290 330
AFSTAND “S” mm 2 ÷ 2,5
PARALLEL "X" mm 0,10 0,15
3 ÷ 3,5 4÷5 5÷7
EVENWIJDIGHEID "Y" mm 0,20 0,25
0,30
0,30
11 - Monteer de koppeling beschermkap en verlengstuk (indien nodig) op de pomp. De afstand tussen motor en verlengstuk mag maximaal 2 tot 3 mm bedragen (zie fig. 28). 2 ÷ 3 mm
Fig. 28
9 – ELEKTRISCHE AANSLUITINGEN GEVAAR! Elektrocutiegevaar. Werkzaamheden aan elektrische installaties mogen alleen uitgevoerd worden door gekwalificeerd personeel en volgens de richtlijnen van de motorfabrikant alsmede moeten deze voldoen aan de lokale nationale regelgeving. Zorg ervoor dat de elektromotor op de juiste manier geaard is. Het is raadzaam om een elektrische schakelaar te plaatsen naast de pomp voor noodgevallen. VOLG ALLE VEILIGHEIDSVOORSCHRIFTEN ZOALS BESCHREVEN IN HOOFDSTUK 2. SCHAKEL EERST DE STROOMTOEVOER UIT ALVORENS WERKZAAMHEDEN AAN DE INSTALLATIE TE VERRICHTEN.
i
Alle elektromotoren en aangesloten toebehoren dienen te worden beveiligd tegen overbelasting middels stroomonderbrekers en/of zekeringen. Stroomonderbrekers en zekeringen moeten worden gekozen op grootte van de maximale stroomsterkte in overeenstemming zijn met de maximale stroomsterkte. Het is raadzaam om elektromotoren vanaf 5,5 kW op te starten in ster-driehoek, om overbelasting van de elektromotor te voorkomen. Het is raadzaam om een elektrische noodschakelaar naast de pomp te plaatsen. Zorg ervoor dat alle veiligheid voorzieningen op de juiste wijze zijn teruggeplaatst alvorens de stroomspanning in te schakelen.
Alvorens de motor elektrisch aan te sluiten dient men eerst met de hand de pomp as te roteren om er zeker van te zijn dat deze vrij ronddraait. Sluit nu de motor aan volgens de plaatselijke voorschriften, en zorg voor aarding van de motor. De motor moet aangesloten worden zoals aangegeven op het motorplaatje (frequentie en voltage) en zoals beschreven in de motor handleiding. Motoren boven de 5,5 kW dienen in ster/ driehoek te worden opgestart om elektrische overbelasting van de motor en mechanische overbelasting van de pomp te voorkomen. Indien mogelijk controleer de draairichting van de motor voor dat deze aan de pomp wordt gekoppeld, plaats een bescherming om de motor as om ongelukken te vermijden. Indien dit niet mogelijk is start dan de motor kort en kijk of de motor de goede kant opdraait, zie de pijl op de pomp. Wanneer de pomp niet de goede kant op draait verwissel dan twee fasen met elkaar, dit kan aan de motor of in de schakelkast. OPMERKING:Een verkeerde draairichting en of het draaien van de pomp zonder spervloeistof veroorzaakt ernstige schade aan de pomp. Elektrische instrumenten zoals magneet kleppen, niveau schakelaars, temperatuur schakelaars, etc. welke geleverd worden bij een pomp of installatie dienen aangesloten te worden volgens de instructies van de leverancier.
26
Handleiding vloeistofring vacuümpomp TRH - TRS - TRM - TRV - SA & HYDROSYS - OILSYS
10 – START UP CHECK LIST Het is ten strengste verboden om een geïnstalleerde pomp op te starten in een door ATEX 99/92/CE richtlijn toegewezen zone, indien geen ‘ATEX’ vermeld is op het naamplaatje of als de integratieve ATEX handleiding niet is ontvangen of niet is geleverd. In dit geval is het noodzakelijk om contact op te nemen met POMPETRAVAINI voor overleg. VOORZICHTIG Alle vragen hieronder beschreven dienen met JA te worden beantwoord alvorens de pomp op te starten. (Deze lijst kan onvolledig zijn in het geval van speciale installaties, welke verdere voorzorgsmaatregelen vereisen) - Is deze handleiding volledig gelezen en begrepen? - Zijn alle veiligheidsvoorzieningen op de juiste wijze geplaatst en in werking? - Zijn alle elektrische aansluitingen op de juiste wijze aangesloten, geaard en beveiligd? Is de positie van de noodschakelaar van de pomp duidelijk zichtbaar en makkelijk bereikbaar? Is het leidingwerk gespoeld en vrij van (las)deeltjes. Zijn er geen opstructies meer met betrekking tot de pomp en het leidingwerk? Zijn alle aansluitingen en leidingwerk vrij van lekkage en is er geen externe krachten die op het leidingwerk of op de pomp drukken? Zijn de pomp en de motor op de juiste wijze gesmeerd? Is de uitlijning van de pomp en motor gecontroleerd? Werkt de aansluiting voor het spoelen van de mechanische afdichtingen naar behoren, indien noodzakelijk? Staan alle kleppen van de installatie op de juiste positie? Is de draairichting van de pomp gecontroleerd? Is de pomp en installatie klaar voor het opstarten?
i -
11 - STARTEN, WERKING, EN STOP PROCEDURES Controleer bij gereedheid van de installatie en of ontvangst van de unit, voor de elektromotor wordt aangesloten, of de pomp as niet vast staat door deze met de hand te roteren. In het geval de pomp as vast staat gebruik dan een pijpsleutel, welke op de koppeling geplaatst wordt, om de as vrij te krijgen. Bij een monoblock (zonder koppeling) draai een bout in de motor as en plaats hier een pijpsleutel op om de as vrij te krijgen. Mocht het bovenstaande niet helpen vul de pomp dan met een oplosmiddel of een smerende vloeistof en laat dit enkele uren intrekken om de eventuele roest in de pomp op te lossen, laat de pomp leeglopen en herhaal het bovenstaande om de as vrij te krijgen. Het verkregen mengsel van water en oplosmiddel dient te worden opgevangen en, conform de geldende wettige regelgeving.
i
Het gekozen oplosmiddel of smeermiddel dient compatibel te zijn met de pomp, de mechanische afdichtingen en het pakkingmateriaal.
New pumps from the factory and pumps coming from long term storage are likely impregnated with a rust preventative liquid; before the start-up, these pumps should be subjected to fresh water rinsing for approximately 15 minutes. The obtained liquid-water mixture must be collected and, according to the environmental disposal regulations, treated as special liquid. Het verkregen mengsel van water en oplosmiddel dient te worden opgevangen en, conform de geldende wettige regelgeving te worden afgevoerd.
i
WAARSCHUWING: CONTROLEER DE UITLIJNING VAN POMP EN MOTOR! Dit dient te gebeuren voordat de pomp / unit voor het eerst wordt gestart en iedere keer als de motor los gekoppeld is geweest van de pomp. Zie hoofdstuk 8.2.
Alvorens de pomp te starten controleer of de appendages beschikbaar, gereed voor gebruik zijn en waar nodig in de open positie staan (dubbele mechanical seals worden onder druk gezet met buffer vloeistof, koelvloeistofleiding naar de warmtewisselaar, enz.) en de pomp lagers voldoende gesmeerd zijn. Indien het gas en / of de bedrijfsvloeistof temperatuur gevaarlijke waardes bereikt is het aan te raden de pomp, het leidingwerk en separator te isoleren om direct contact met het oppervlak te vermeiden, voorkom bevriezing, verlies van warmte energie. OPMERKING: Zie hoofdstuk 11.4 tot 11.6 voor starten, werking, en stop procedures van OILSYS systeem. 11.1 - OPSTARTEN (Verwijzingen naar bepaalde onderdeel nr. welke in de hierna volgende tekst worden gedaan vindt men terug in fig. 6 tot 11 van hoofdstuk 7 en 18). Open de klep aan de uitblaas zijde, indien gemonteerd, en open gedeeltelijk de klep aan de zuig zijde. Wanneer de pomp als compressor wordt gebruikt moet er een terugslag klep onderdeel 2 aan de uitblaas zijde gemonteerd zijn. Wanneer de pomp onderdeel 4 is geplaatst in een deelcirculatie of totaal gesloten of HYDROSYS Handleiding vloeistofring vacuümpomp TRH - TRS - TRM - TRV - SA & HYDROSYS - OILSYS
27
unit is geplaatst, zoals deze gebouwd worden door TRAVAINI POMPEN, moet aftapklep onderdeel 11 van de afscheider tank onderdeel 1 gesloten zijn, schuifafsluiter onderdeel 13 en overloopklep onderdeel 24 moeten open staan. Afscheider tank overloopafsluiter onderdeel 24 moet aangesloten zijn op de aftapleiding of een opvang bak. VOORZICHTIG! Mogelijk contact met gevaarlijke media en pomp oppervlakken, beiden zowel koud als warm. Gedurende de volgende werkzaamheden is het bijzonder belangrijk om contact met of het inhaleren van mogelijke vrijgekomen vloeistoffen en/ of dampen te vermijden, met als gevolg dat alle benodigde voorzorgsmaatregelen getroffen moeten worden. Voer de werkzaamheden uitsluitend uit indien de juiste veiligheidsmaatregelen zijn getroffen. Voor het starten van de pomp vul deze tot de hartlijn, afscheider tank en leidingen van de unit met bedrijfsvloeistof via de pomp zuigflens of via aansluiting onderdeel 28. Controleer alle componenten op lekkage. Wanneer de automatische aftapklep onderdeel 48 is geïnstalleerd moet de overloopklep onderdeel 24 na het vullen gesloten worden. Controleer of alle appendages werken en aangesloten zijn (temperatuur, druk en niveauschakelaars enz.) open de koelwater en spelleidingen. Start de pomp en open de bedrijfsvloeistof afsluiter onderdeel 3 (indien aanwezig), gevolgd door het starten van de circulatiepomp onderdeel 22 (indien aanwezig) en regel de bedrijfsvloeistof stroom (zie tab.3). Open geleidelijk de afsluiter aan zuigzijde totdat het gewenste vacuümniveau is bereikt. Controleer de werking van de unit (zie hoofdstuk 12 en 14). Wanneer de unit is uitgerust met een circulatiepomp en of bedrijfsvloeistof met een overdruk dan kan de by-pass afsluiter onderdeel 13A (indien aanwezig) of schuifafsluiter onderdeel 13 worden afgesteld om de hoeveelheid bedrijfsvloeistof naar de pomp te regelen en /of om de warmteoverdracht van de warmtewisselaar onderdeel 9 te optimaliseren. OPMERKING: HYDROSYS systemen welke zijn ontworpen met meerdere pompen zijn uitgerust met afsluiters in de zuig, uitblaas en bedrijfsvloeistof leidingen van elke pomp. Wanneer een of meer pompen niet werken is het nodig de niet werkende pompen te isoleren door deze afsluiters te sluiten. Wanneer de pompen weer in bedrijf worden gesteld dient men de genoemde afsluiters te openen. 11.2 – WERKING Na het starten van de vacuümpomp controleer het volgende: - wordt het gewenste vacuümniveau bereikt of regel de afsluiters tot het gewenste vacuümniveau is bereikt - is de stroming en temperatuur van de bedrijfsvloeistof en / of koelvloeistof als verwacht (25% tolerantie) - wanneer in bedrijf het amperage hetzelfde is als op het naamplaatje van de motor is aangegeven - of de pomp motor unit niet overmatig vibreert of lawaai maakt zoals cavitatie - of de mechanical seals, verbindingen, spoel en koelvloeistofleidingen niet lekken - of het vloeistof niveau in de afscheider tank zich tussen het minimum en maximum niveau bevind. - of de bedrijfstemperatuur bij maximaal vermogen niet boven de 85°C komt
i
VOORZICHTIG! Voorkom ten alle tijden het drooglopen van de pomp. VOORZICHTIG! Mogelijk contact met warme/hete oppervlakken. Bedien alleen nadat alle veiligheidsvoorzieningen zijn getroffen.
Wanneer de gas uitblaas niet direct in de atmosfeer uitkomt, maar is aangesloten op een leiding, moet de pomp uitblaas worden gecontroleerd op tegendruk, welke een hoger vermogenverbruik en verlies van pomp capaciteit tot gevolg kan hebben. 1.3 – STOPPEN
GEVAAR! Mogelijk letsel als gevolg botsing en/of afklemming. Wacht tot de complete pomp installatie is tot stilstand is gekomen Neem voorzorgsmaatregelen door de pomp leeg te laten lopen of middels een klep het leidingwerk af te sluiten. Voor de werkzaamheden uitsluitend uit nadat de juiste veiligheidsmaatregelen zijn getroffen. Sluit eerst de bedrijfsvloeistof toevoer en koelvloeistof toevoer (indien toegepast) en stop dan de circulatiepomp onderdeel 22 (indien toegepast). Indien mogelijk laat geleidelijk het vacuümniveau verminderen tot 400/900 mbar in 10 sec. maximaal, indien compressor, verminder de uitblaas druk. De uitgeblazen bedrijfsvloeistof van de pomp onderdeel 4 zorgt voor een geleidelijke afname in plaats van een plotselinge stop. Sluit de spanning van de motor onderdeel 6 af en sluit evt. spoel leidingen. Wees er zeker van dat de terugslag kleppen onderdeel 2 aan de zuig en uitblaas leidingen lekdicht zijn. Wanneer de unit voor langere tijd buiten bedrijf is word aangeraden de elektrische aansluitingen naar de schakelkast te ontkoppelen, alle vloeistoffen welke zich in de pomp, afscheider tank en leidingen bevinden af te tappen. Zie hoofdstuk 6 voor opslag procedures.
28
Handleiding vloeistofring vacuümpomp TRH - TRS - TRM - TRV - SA & HYDROSYS - OILSYS
11.4 – OPSTARTEN VAN EEN “OILSYS” SYSTEEM
WAARSCHUWING! Mogelijk contact met warme/hete oppervlakken. Voer alleen werkzaamheden uit nadat de juiste veiligheidsmaatregelen zijn getroffen. (Verwijzingen naar bepaalde onderdeel nr. welke in de hierna volgende tekst worden gedaan, vindt men terug in figuren en onderdeel nr. lijst van hoofdstukken 12.1 en 19). Open de uitblaasafsluiter volledig (indien toegepast) en gedeeltelijk open de zuigafsluiter. Open de aftapafsluiter onderdeel 11 en de aftapafsluiters onderdeel 13F en 13L welke geplaatst zijn onder de afscheidertank onderdeel 1B; open de afsluiter onderdeel 13D welke is geplaatst tussen de circulatiepomp onderdeel 22 en de afscheidertank onderdeel 1B, vervolgens opent men gedeeltelijk de schuifafsluiter onderdeel 13 tussen de pers van de circulatiepomp onderdeel 22 en de warmtewisselaar onderdeel 9 en de by-pass afsluiter onderdeel 13A. Wanneer het systeem is uitgevoerd met een cycloon afscheider onderdeel 1D en de bijgeplaatste opvangtank onderdeel 1E dan is het noodzakelijk om de afsluiters onderdeel 11A en onderdeel 12 te sluiten en afsluiter onderdeel 13F te openen. Vul de afscheidertank met olie door de vulopening onderdeel 28. Het juiste olieniveau is te controleren door het peilglas onderdeel 7. Zie tab. 12 en 13 voor de benodigde hoeveelheid olie. Start en of bekrachtig de benodigde accessoires (temperatuur, niveauschakelaars, enz.) en het koelwater en spoel circuit. Start vacuümpomp onderdeel 4 direct gevolgd door circulatiepomp onderdeel 22. Regel de opbrengst van de circulatiepomp d.m.v. schuifafsluiter onderdeel 13. Geleidelijk open de systeem zuigafsluiter tot het gewenste vacuümniveau is bereikt. Controleer het systeem op abnormale geluiden en trillingen (zie hoofdstuk 12 en 14). Open de by-pass klep onderdeel 13A geleidelijk om de hoeveelheid olie naar de pomp te regelen en /of om de warmteoverdracht van de warmtewisselaar onderdeel 9 te optimaliseren. OPMERKING: OILSYS systemen welke zijn ontworpen met meerdere pompen zijn uitgerust met afsluiters in de zuig, uitblaas en bedrijfsvloeistof leidingen van elke pomp. Wanneer een of meer pompen niet werken is het nodig de niet werkende pompen te isoleren door deze afsluiters te sluiten. Wanneer de pompen weer in bedrijf worden gesteld dient men de genoemde afsluiters te openen. 11.5 – WERKING “OILSYS” SYSTEEM Controleer na het starten van de vacuümpomp het volgende: - wordt het gewenste vacuümniveau bereikt of regel de afsluiters tot het gewenste vacuümniveau is bereikt - de olietemperatuur tussen de 60° en de 80°C. Wanneer nodig regel de thermostaat op de radiator of in het geval van een water /olie warmtewisselaar regel de koelwater stroom - wanneer in bedrijf het gemeten amperage hetzelfde is als op het naamplaatje van de motor is aangegeven - of de pomp motor unit niet overmatig vibreert of lawaai maakt zoals cavitatie - of de bedrijfstemperatuur niet boven de 85°C komt - of de mechanical seals, verbindingen, spoel en koelvloeistofleidingen niet lekken - of het vloeistof niveau in de afscheider tank zich tussen het minimum en maximum niveau bevind - of de drukmeter van het olienevel afscheider element niet boven de 0,3 bar staat. Wanneer deze waarde wordt overschreden dien het element vervangen te worden. Wanneer de gas uitblaas niet direct in de atmosfeer uitkomt, maar is aangesloten op een leiding, moet de pomp uitblaas worden gecontroleerd op tegendruk welke een hoger vermogenverbruik en verlies van pomp capaciteit tot gevolg kan hebben. 11.6 – STOPPEN “OILSYS” SYSTEEM Sluit, indien toegepast, de koelwater toevoer naar de water/ olie warmtewisselaar onderdeel 9 dan stop de circulatiepomp onderdeel 22. Laat indien mogelijk geleidelijk het vacuümniveau verminderen tot 400 /900 mbar in 10 sec. maximaal. De uitgeblazen bedrijfsvloeistof van de pomp onderdeel 4 zorgt voor een geleidelijke afname in plaats van een plotselinge stop. Stop de motor onderdeel 6, sluit leidingen naar radiator onderdeel 9 en sluit evt. spoel leidingen. Wees er zeker van dat de terugslag kleppen onderdeel 2 aan de zuig en uitblaas leidingen lekdicht zijn. Wanneer de unit voor langere tijd buiten bedrijf is, wordt aangeraden de elektrische aansluitingen naar de schakelkast te ontkoppelen, alle vloeistoffen welke zich in de pomp, afscheider tank en leidingen bevinden af te tappen. Zie hoofdstuk 6 voor opslag procedures.
Handleiding vloeistofring vacuümpomp TRH - TRS - TRM - TRV - SA & HYDROSYS - OILSYS
29
12 – ONDERHOUD TIJDENS BEDRIJF Controleer regelmatig de werking condities van het systeem en of het systeem doet waar het voor is geselecteerd aan de hand van de geïnstalleerde meet instrumentatie. De pomp moet werken zonder abnormale trillingen en geluiden, is dit niet het geval dan dient de pomp onmiddellijk te worden gestopt,de oorzaak dient opgespoord en verholpen te worden. Het is gebruikelijk de uitlijning, de werking condities van de lagers en de mechanical seals minimaal 1 maal per jaar te controleren, ook wanneer er geen bijzonderheden zijn geconstateerd. Wanneer de werking van de pomp minder wordt, en dit niet te wijten is aan veranderingen in het systeem, stop de pomp en voer de nodige reparaties uit. Wanneer de mechanical seals zijn uitgevoerd met externe spoeling, dient men goed de druk temperatuur en de flow in de gaten te houden.
i
Indien de pomp onregelmatig draait, als gevolg van lawaai of trillingen, zet de pomp direct uit en onderzoek de mogelijke oorzaak van het ondeugdelijk functioneren. ZORG ERVOOR DAT DE POMP NOOIT IN HET CAVITATIE GEBIED DRAAIT.
Cavitatie heeft de karakteristieken van een metaalachtig geluid, alsof er knikkers of steentjes in de pomp meedraaien en het veroorzaakt ook trillingen in de pomp. Dit verschijnsel treedt op wanneer de pomp opereert dichtbij of op het dampspanningspunt van de spervloeistof en veroorzaakt grote schade aan de waaiers, poort platen en huisdelen. De cavitatie veroorzaakt erosie welke metaal aantast en zelfs deeltjes van de genoemde onderdelen verwijdert. Dit is in het bijzonder schadelijk wanneer er ook nog corrosieve gassen verpompt worden, zie hoofdstuk 14 voor de oplossingen van dit probleem. De pomp series TRM en TRV zijn ontworpen voor de toepassing van een anti-cavitatie klep welke bij voorkeur open dient te blijven (zie figuur 23 en 24 voor de positie). Deze klep dient te worden aangesloten op het bovenste deel van de afscheider ketel zodat het afhankelijk van het vacuümniveau ofwel proces lucht aan kan zuigen dan wel teveel aan vloeistof kwijt kan. Voor OILSYS systemen is de anti-cavitatie klep (onderdeel 13H) aangesloten vanaf de pomp (onderdeel 4) naar de afscheider ketel in het frame (onderdeel 1B). Gedurende het gebruik van de pomp moet worden vermeden dat het vacuüm niveau plotseling en regelmatig varieert van hoog naar laag (bijv. plotseling aanzuig afsluiter openen en dicht doen bij drukken lager dan 200 mbar). Hierdoor wordt namelijk de hoeveelheid vloeistof in de pomp te veel waardoor de vermogens opname te groot wordt wat slecht is voor de motor en koppeling. Speciale aandacht moet uitgaan naar de hoeveelheid van de spervloeistof. De hoeveelheid is afhankelijk van het type installatie (zie hoofdstuk 9), de pomp grootte, en /of de gewenste temperatuur stijging. De benodigde hoeveelheid spervloeistof bij 15 ºC voor standaard pompen en normale bedrijfsomstandigheden bij verschillende vacuüm niveaus wordt weergegeven in de specifieke pompgrafieken en/of in tabel3 in hoofdstuk 9.7. Wanneer er condenseerbare dampen in het aan te zuigen medium aanwezig zijn, dan wordt de af te voeren warmte groter, waardoor ook de warmte stijging van de spervloeistof groter wordt. De hoeveelheid spervloeistof en de temperatuur zijn van grote invloed op de pompprestaties. In het algemeen kunnen we zeggen dat te weinig vloeistof de pompcapaciteit doet verminderen en een te grote toestroom het opgenomen motorvermogen doet toenemen doordat de pomp volloopt. (zie hoofdstuk 17 voor berekeningen en informatie). Indien er hard water toegepast wordt als spervloeistof, dan moet men er rekening mee houden dat dit kalkaanslag op de diverse pomponderdelen veroorzaakt. De hoeveelheid afzetting is afhankelijk van de temperatuur van het water. Kalk en andere minerale afzetting op de diverse pomponderdelen heeft tot gevolg dat het opgenomen vermogen groter wordt, de pompcapaciteit verminderd, slijtage aan waaier en zijplaten en zelfs eventueel vastlopen van de pomp. Het strekt tot de aanbeveling om de waterhardheid regelmatig te controleren en indien nodig te corrigeren (>18°F). Als er geen alternatieven zijn dan moet de pomp periodiek ontkalkt worden middels het juiste reinigingmiddel of zelfs tot complete demontage worden overgegaan. Hierbij moeten alle onderdelen ontdaan worden van de opgebouwde mineralen. Van compleet gesloten systemen moet de spervloeistof regelmatig ververst worden om de aangroei van algen etc. tegen te gaan. Tevens dient de warmte wisselaar regelmatig gereinigd te worden om een zo groot mogelijke warmte overdracht te waarborgen. Omdat er bij een gesloten systeem toch vloeistof verliezen optreden door verdamping, dient men regelmatig het vloeistof niveau in de afscheiderketel op peil te houden. Dit laatste is niet nodig bij een half gesloten systeem, waarbij het niveau automatisch op peil gehouden wordt door een vlotter kraan. (onderdeel 8). De voordruk op deze kraan dient minimaal 1 bar te zijn. Systemen waarbij condenseerbare dampen aangezogen worden krijgen te maken met een stijging van het spervloeistof niveau in de afscheider tank. Het teveel aan vloeistof dient de tank te verlaten via de overloop aansluiting of klep. Wanneer het soortelijk gewicht van de condenseerbare dampen zwaarder is dan de spervloeistof, dan dient het teveel aan vloeistof in de tank via de onderzijde van de tank te verlaten (onderdeel 11), bij voorkeur wanneer de pompset niet in bedrijf is. 12.1-“OILSYS” SYSTEEM VOORZICHTIG Mogelijk contact met warme/hete oppervlakken. Voor alleen werkzaamheden uit nadat de juiste veiligheidsmaatregelen zijn getroffen.
(Voor de onderdeel nummers, refereer aan fig.27 en de legenda in hoofdstuk 19). 30
Handleiding vloeistofring vacuümpomp TRH - TRS - TRM - TRV - SA & HYDROSYS - OILSYS
Bij OILSYS systemen wordt minerale olie gebruikt als spervloeistof, hetgeen zeer vervuilend en gevaarlijk voor het milieu is. Het is van groot belang om snel en adequaat te reageren bij eventuele lekkage en de olie direct te verwijderen volgens de geldende wetten en regelgeving. Het is zeer belangrijk om de bedrijfsolie temperatuur onder controle te houden; wanneer de olie temperatuur hoger dan 90°C wordt, is de kans zeer groot aanwezig dat de pomp vastloopt of dat pakkingen gaan lekken. Iedere 100-200 bedrijfsuren dient men het oliepeil in het frame reservoir (onderdeel 1B) te controleren en indien nodig aan te vullen. Iedere 4000-6000 bedrijfsuren dient de olie te worden afgetapt en vervangen (afhankelijk van de toepassing en het aangezogen medium). Het frame is uitgerust met twee inspectie openingen (onderdeel 43) welke gebruikt kunnen worden voor inspectie en reiniging doeleinden nadat de olie volledig is afgetapt. Gecondenseerd vocht welke vrijkomt bij het aanzuigen, 1C 14 13G 1D 1B kunnen via de afscheider het systeem verlaten middels verdamping (als ze een laag kookpunt hebben). In het geval dat de machine niet in bedrijf is kan het worden afgetapt via afsluiter 13F of 13L. Tijdens bedrijf raakt het olienevel afscheider element verzadigd met olie; indien de drukmeter (onderdeel 14) meer dan 0.3 bar aangeeft is het raadzaam om het element uit te wisselen. Bij hogere uitblaas drukken gaat de kwaliteit van de uitgestoten dampen achteruit terwijl het opgenomen motor vermogen stijgt De door de olienevel afscheider afgescheiden olie verzamelt zich onderin het filterelement alwaar het middels een leiding van ca. 6 mm diameter terug gevoerd wordt naar de pomp. In deze leiding is tevens een regelafsluiter (onderdeel 13G) gemonteerd waarmee de hoeveelheid terug te voeren olie geregeld kan worden, sluit deze afsluiter nooit helemaal af. Om het olienevel afscheider element te vervangen 11A 13C 1E 12 13E 13F 43 verwijdert men simpelweg de olie retour leiding, tevens het deksel (onderdeel 1C) en neem het element uit. Fig. 29 (Algemene schematische weergave) Reinig de pakkingvlakken, breng nieuwe vloeibare pakking aan op zowel het nieuwe element als de deksel en huisdelen en monteer het nieuwe element. Bouw alle onderdelen weer op hun originele plaats terug. Zorg voor een goede afvoer van het vet volgens de geldende wettige regelgeving teneinde het milieu te beschermen. Voor systemen uitgerust met een cycloon voorafscheider (onderdeel 1B) en een opvang tank (onderdeel 1E), dient men deze regelmatig te ledigen en te reinigen. Men gaat als volgt te werk; sluit afsluiter 13 E tussen de cycloon afscheider en de opvangtank, open het beluchtings ventiel 12 op de opvangtank en wanneer de druk gelijk is aan de omgevings druk kan men de afsluiter 11 A openen. Hierop stroomt de verzamelde verontreinigingen weg. Om nu weer in de uitgangspositie terug te komen dient men de handelingen in omgekeerde volgorde uit te voeren. Het is mogelijk om de olie circulatiepomp te “by-passen” door de afsluiters op de zuig en perspoort van de pomp af te sluiten en afsluiter 13 C in de omloop leiding te openen. Hierdoor stroomt de olie direct vanuit het olie reservoir door de oliekoeler.
Handleiding vloeistofring vacuümpomp TRH - TRS - TRM - TRV - SA & HYDROSYS - OILSYS
31
13 – ONDERHOUD MECHANICAL SEALS EN LAGERS GEVAAR! Gevaar als gevolg van botsing en/of afklemming Wacht tot de complete pompinstallatie is gestopt alvorens over te gaan tot werkzaamheden. Indien de pomp nog vloeistof bevat, is het mogelijk dat de pomp plotseling roteert. Neem voorzorgmaatregelen door de pomp eerst af te tappen of door het leidingwerk af te sluiten door middel van kleppen. Wacht tot de pomp is afgekoeld om mogelijk contact met hete oppervlakken te voorkomen. Onderhoud mag uitsluitend plaatsvinden indien de complete pompopstelling tot stilstand is gekomen en wanneer alle stroomvoorziening naar de pompopstelling is uitgeschakeld. Het inschakelen van de stroomvoorziening naar de pompopstelling mag uitsluitend worden gedaan door de personen die het onderhoud uitvoeren. Het is noodzakelijk om het onderhoud uit te voeren door ten minste 2 gekwalificeerde personen en tenminste 1 persoon dient op de hoogte te zijn van de onderhoudswerkzaamheden. Voer alleen werkzaamheden uit nadat de juiste veiligheidsmaatregelen zijn getroffen. VOLG DE VEILIGHEIDSINSTRUCTIES ZOALS VERMELD IN HOOFDSTUK 2 13.1 – LAGERS De lagers zijn gesmeerd met een kwaliteits-vet met temperatuurlimieten -30°C +140°C. (Voor pomp typen TRHA 150 en TRSA 200 zijn de temperatuurlimieten 20°C +180°C. De lagers in een pomp met normale werkomstandigheden dient zorgvuldig schoongemaakt te worden en voorzien van nieuw vet met goede smeereigenschappen na ongeveer 2000/2500 werkuren. (Zie tab. 9) voor de benodigde hoeveelheid en zie de ‘Montage en Demontage Voorschriften’ voor het vervangen van het smeervet.
Zorg voor een goede afvoer van het vet volgens de geldende wettige regelgeving teneinde het milieu te beschermen. De gesloten voorgesmeerde lagers behoeven niet te worden gesmeerd, echter is het wel raadzaam om ze elke 2000/2500 werkuren te controleren. De lagertemperatuur mag niet boven de 85 C komen bij normaal gebruik en in normale omstandigheden. Lagers kunnen oververhit raken om diverse redenen zoals teveel vet en een slechte uitlijning, verkeerde lagers, buitensporige vibraties en lagerslijtage. Zie tab. 9 voor de typenummers van de lagers van de bijbehorende pompen. 13.2 – MECHANICAL SEALS Mechanical seals bestaan er in verschillende soorten, materialen, en uitvoeringen (zie fig. 30). De selectie is gedaan door TRAVAINI POMPEN tijdens het ontwerpen van de pomp in combinatie met de vloeistof en werkingscondities. De seals worden voorzien van de juiste hoeveelheid vloeistof nodig voor de smering door inwendige openingen. Op aanvraag kan de pomp uitgerust worden met seals welke van vloeisof voorzien worden door een uitwendige bron. Het moet wel zo zijn dat de hoeveelheid vloeistof en de druk van de vloeistof zo zijn als door TRAVAINI POMPEN en of de fabrikant aangegeven. Voor mechanical seal as maat zie tab. 9. De mechanical seals welke normaliter gebruikt worden zijn volgens DIN 24960 standaard. Normaal gesproken benodigd een mechanical seal geen onderhoud, totdat er zichtbaar vloeistof lekt. Mechanical seals mogen nooit droog lopen. Wanneer seals draaien zonder smering en of vloeistof beschadigen deze zo dat deze vervangen moeten worden. Het is aan te raden de seal oppervlakten iedere 4000 draaiuren te controleren.
i
VEER
PAKKING (RUBBER BALG) DRAAIEND DEEL PAKKING (O-RING) STILSTAAND DEEL
STILSTAAND DEEL
STEUNRING
DRAAIEND DEEL
Fig. 30
De Mechanische afdichtingen mogen NIET drooglopen.
Indien mechanische afdichtingen drooglopen zonder de glijvlakken te smeren of te spoelen kunnen deze onherstelbare schade oplopen. Wij raden aan om elke 4000 werkuren de conditie van de glijvlakken na te kijken. Wees bedachtzaam voor mogelijk lekkage via de mechanische afdichtingen indien er een medium aangezogen wordt die schadelijk voor het milieu.
32
Handleiding vloeistofring vacuümpomp TRH - TRS - TRM - TRV - SA & HYDROSYS - OILSYS
Tab. 9
LAGERS
POMP TYPE TRHE 32-4 TRHC & TRSC 32 TRHE 32-20/45/60 - TRSE 32 TRHE 40-110 - TRSE 40 TRMB 25-30 TRMX 257 – TRMB 32-50 TRVX 257 TRMB 32-75 TRMX 327 TRMB 40-110 TRMB 40-150 TRVB 40-110/150 TRMB 40-200 & 50-300 TRVB 40-200 & 50-300 TRMX 403 & 405 TRMX 407 TRVX 403 & 405
Aantal
Type
1
6302.2RSR
2 1 1 1 1 2 1 1 1 1 1 1 1 1 2 1 1 1 1 2
TRVX 407 TRHC & TRSC 40 - TRHE 40-140/190 TRSC & TRSE 50 TRHB 50 - TRVA 50 e 65 TRHB/C 80 - TRSB/C 100 TRVX 650 TRVX 1000 TRVX 1250 TRHE 100 - TRSE 125 TRHA 150 - TRSA 200
1 1 2 1 1 1 1 1 1 1 1 2 1
Hoeveelheid vet in gram
6304.2RSR 6305.2RSR 6205.2RSR 6204.2RSR 6305.2RSR 6205.2RSR 6007.ZZ 6306.2RSR 6206.2RSR 6306-2ZC3 6206-2ZC3 3208.2RSR 6206.2RSR 3208.2RSR 6306.2RSR 6208.2RSR 3210.2RSR 6308.2RSR 6210.2RSR 6208.2RSR 6306-2ZC3 6308-2ZC3 6208-2Z 6208-2Z 6210-2Z
MECHANICAL SEAL Diameter Aantal mm 1 16 2
28 22 24 28 43
---
1
35
45 55 45 55
6306.2RSR 6308 6310 6308 3207B 3210 6310 NU313E 22213E 6314 NU 314 7320B TVP UA 22320 E1 C3
22
35 60
43 55
90 70 55 100 140 280 750
45 2
55 75 110
OPMERKING: De bovengenoemde data is voor standaard pompen. Voor speciale constructie kunt u contact op nemen met TRAVAINI POMPEN BENELUX
Handleiding vloeistofring vacuümpomp TRH - TRS - TRM - TRV - SA & HYDROSYS - OILSYS
33
14 – STORING: OORZAKEN EN OPLOSSINGEN Raadpleeg onderstaande tabel wanneer er problemen zijn of worden verwacht, wanneer de oplossing niet in onderstaande tabel staat beschreven neem dan contact op met TRAVAINI POMPEN. Tab.10 – LIJST MET PROBLEMEN PROBLEEM Pomp haalt zijn vacuüm niet Buitensporig lawaai Hoog stroom verbruik Trilling Lekkage mechanical seal Pomp verliest vloeistof Lager schade Pomp start niet As gedeeltelijk of geheel geblokkeerd Cavitatie OORZAKEN 1
Kapotte motor of bedrading verkeert
2
Lekkage aan zuig leiding
3
Spervloeistof temperatuur te hoog
4 5 6
Lage spervloeistof flow Uitlijning koppeling niet goed Kapot lager
7
Cavitatie
8
Hoge spervloeistof flow
9
Hoge tegendruk
10
Pomp/ motor unit staat niet goed
11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23
Mechanical seal lekt Verkeerde pomp montage Leidingwerk hangt / rust op de pomp Onvoldoende seal smeering Kalk afzetting door het water Vuil in de pomp Lage zuigdruk Verkeerde draairichting van de pomp Kapotte pakking Aansluiting motor verkeert Pomp vastgelopen Pomp te klein Pomp versleten Overmatige vloeistof stroom door zuigleiding
24 25
34
Calibratie instrumenten verkeerd
LIJST MET MOGELIJKE OORZAKEN 1 - 2 - 3 - 4 - 9 - 11 - 18 - 19 - 22 - 23 - 24 - 25 1 - 4 - 5 - 6 - 7 - 10 - 24 1 - 5 - 6 - 8 - 9 - 15 - 24 - 25 5 - 6 - 7 - 8 - 10 - 12 - 13 - 24 11 - 14 11 - 19 - 23 5-6-7 1 - 6 - 20 - 21 6 - 10 - 15 - 16 - 21 3 - 4 - 8 - 9 - 17 - 24 OPLOSSING Controleer het voltage, frequentie, motor type opgenomen vermogen, draairichting bedrading Repareer leiding; controleer kleppen op lekkage Verlaag de spervloeistof temperatuur; controleer spervloeistof niveau;verander koelwater flow; zet de radiator thermostaat naar lagere temp. Vermeerder spervloeistof flow Uitlijning verbeteren Vervang het lager Open de anti-cavitatie klep of regel het vacuümniveau m.b.v. de regelklep naar een lager vacuüm Reduceer de spervloeistof flow; regel de by-pass klep Controleer de uitblaas leiding op blokkades of hooge wrijvingsweerstand verminder tegendruk tot max. 0,1 bar Controleer of alle pompvoeten de grond raken. Zoniet gebruik vulplaaten. Vervang de machanical sael Monteer de pomp opnieuw (zie hoofdstuk 7) Ondersteun het leidingwerk Controleer temp, flow en druk van seal flusch vloeistof Maak de pomp schoon Demonteer de pomp en reinig deze Open het vacuüm regelventiel en / of anti-cavitatie klep Verander de draairichting (zie hoofdstuk 8) Vervang de kapotte pakking Controleer elektrische aansluiting Demonteer en repareer de pomp Selecteer een pomp met een grotere capaciteit Demonteer en repareer de pomp Verminder de vloeistofstroom door de pomp Plaats een cycloon afscheider voor de pomp. Controleer de werking karakteristiek indien nodig vervangen
Handleiding vloeistofring vacuümpomp TRH - TRS - TRM - TRV - SA & HYDROSYS - OILSYS
15 – REPARATIE EN POMP VERWIJDEREN UIT DE INSTALLATIE Mocht het nodig zijn de pomp te repareren dan is kennis van de specifieke montage en demontage instructies een noodzaak. GEVAAR Gevaar als gevolg van botsing en/of afklemming Wacht tot de complete pompinstallatie is gestopt alvorens over te gaan tot werkzaamheden. Indien de pomp nog vloeistof bevat, is het mogelijk dat de pomp plotseling roteert. Neem voorzorgmaatregelen door de pomp eerst af te tappen of door het leidingwerk af te sluiten door middel van kleppen. Wacht tot de pomp is afgekoeld om mogelijk contact met hete oppervlakken te voorkomen. Onderhoud mag uitsluitend plaatsvinden indien de complete pompopstelling tot stilstand is gekomen en wanneer alle stroomvoorziening naar de pompopstelling is uitgeschakeld. Het inschakelen van de stroomvoorziening naar de pompopstelling mag uitsluitend worden gedaan door de personen die het onderhoud uitvoeren. Het is noodzakelijk om het onderhoud uit te voeren door ten minste 2 gekwalificeerde personen en tenminste 1 persoon dient op de hoogte te zijn van de onderhoudswerkzaamheden. Voer alleen werkzaamheden uit nadat de juiste veiligheidsmaatregelen zijn getroffen. VOLG DE VEILIGHEIDSINSTRUCTIES ZOALS VERMELD IN HOOFDSTUK 2. Voordat aan de pomp gewerkt kan worden dient men op de volgende punten te letten: - draag de benodigde veiligheidsmiddelen - sluit de elektrische spanning af en indien nodig demonteer de kabel uit de motor - sluit de isolatie klep bij pomp inlaat, uitlaat en spervloeistof - handel volgens de geldende veiligheid voorschriften wanneer er gevaarlijke stoffen mee verpompt zijn - tap de pomp af en zonodig spoelen met neutrale vloeistof. Om de pomp en de motor uit een installatie te verwijderen dient men als volgt te werk te gaan: - verwijder de bouten van de pomp zuig en uitblaas flenzen - verwijder de koppeling beschermkap - verwijder de koppeling - indien nodig, verwijder de motor bevestigingbouten van de bodemplaat, of de bouten van de adapter flens in het geval van een monoblock - verwijder de pomp bevestigingbouten van de bodemplaat - verwijder de pomp uit de installatie. voorkom beschadiging van andere systeem componenten. Alvorens de pomp te retourneren naar TRAVAINI POMPEN BENELUX of een geautoriseerd servicebedrijf, gelieve de pomp te reinigen. Indien de pomp verwijderd wordt van de installatie, zorg voor een goede afvoer van de unit volgens de geldende wettige regelgeving en neem de juiste voorzorgsmaatregelen teneinde het milieu te beschermen. Nadat reparatie van de pomp heeft plaatsgevonden, installeer de pomp volgens de instructies en uitlijn procedures (zie de bijbehorende hoofdstukken).
16 – RESERVE ONDERDELEN Wanneer men een pomp besteld is het aan te raden om ook de benodigde reserve onderdelen te bestellen, zeker wanneer er geen stand-by pomp aanwezig is. Dit voorkomt onnodige down-time in het geval de pomp kapot gaat of als men onderhoud pleegt. Het is daarom aan te raden de volgende reserve onderdelen van elke pomp op voorraad te hebben: 1 1 1 1 1 1 1 1
Waaier set Complete as Lager set Mechanical seal set Pakking set Radiale pakking ring set Lager vulring set Koppeling rubber
Op het typeplaatje van de pomp staan vermeld het pompmodel, bouwjaar en serienummer. Bij het bestellen van reserve onderdelen altijd het serienummer vermelden. Het vermelden van het pomptype, onderdeel nummers (VDMA) en de beschrijving van de juiste onderdelen zijn hulpzaam bij het leveren van de juiste onderdelen. Wij raden sterk aan om originele onderdelen te gebruiken. In het geval dit niet wordt nageleefd wijst POMPETRAVAINI elke verantwoordelijkheid af met betrekking tot mogelijke schade en het niet juist functioneren van het pompsysteem veroorzaakt door onderdelen die niet origineel zijn.
Handleiding vloeistofring vacuümpomp TRH - TRS - TRM - TRV - SA & HYDROSYS - OILSYS
35
17 – ENGINEERING GEGEVENS 17.1 - INVLOED VAN BEDRIJFSVLOEISTOF TEMP. SOORTELIJK GEWICHT EN VISCOSITEIT OP DE WERKING VAN DE POMP De werking van vloeistofring vacuümpompen is gebaseerd op het gebruik van water van 15°C als spervloeistof. Met water van verschillende temperaturen zal de pomp capaciteit en het maximaal haalbare vacuüm niveau variëren per type pomp, zoals te zien is in fig. 31 en 32.
VOORBEELD: Druk = 60 mbar – watertemperatuur = 24°C – Pomp type TRH – Capaciteit (15°C water) =120 m³/h Uit de grafiek van fig. 32 vinden we een correctie factor van 0,80, hieruit volgt dat de werkelijke capaciteit van de pomp onder de genoemde condities is: 120 x 0,80 = 96 m³/h. De maximale zuig druk voordat cavitatie optreedt zal dan ongeveer 45 mbar zijn. Aangezien de opbrengst varieert vanwege de veranderingen in viscositeit en soortelijk gewicht, kan men er van uitgaan dat het opgenomen vermogen varieert, de veranderingen van capaciteit bij verschillende drukken dienen per geval bekeken te worden. Neem contact op met TRAVAINI POMPEN indien er correcties nodig zijn. ABSOLUTE DRUK 20
30
1,4
100
50
150
200
300
500
700
Torr
10°C
1,3
Fig. 31 Enkel trapspomp (type TRM, TRS, TRV)
12°C
1,2 1,1 1,0
1,0
15°C 16°C
0,9
CAPACITEIT FACTOR
1,1
14°C
0,9
18°C
0,8
0,8
20°C
0,7
0,7
22°C 0,6
0,6
24°C 26°C 28°C 30°C 32°C 35°C
0,5 0,4 0,3
0,5 0,4 0,3 40°C
0,2
25
30
40
50
70
45°C
50°C
100
150
SPERVLOEISTOF TEMPERATUUR 200
500
300
700
0,2 1000
mbar
ABSOLUTE DRUK MAXIMALE WERKDRUK
ABSOLUTE DRUK 20
30
50
100
150
200
500
300
700
Torr
1,4 10°C
1,3
Fig. 32 Twee trap pomp (type TRH)
12°C
1,2 1,1
13°C 14°C 15°C
1,0
1,0
16°C
0,9
0,9
18°C
CAPACITEIT FACTOR
0,8
0,8
20°C 22°C
0,7
0,7
24°C 0,6
0,6
26°C 28°C 30°C
0,5
0,5 35°C
0,4
40°C
45°C
SPERVLOEISTOF TEMPERATUUR
0,3 0,2
0,4
50°C
25
30
40
50
70
100
150
200
300
0,3
500
700
0,2 1000
mbar
ABSOLUTE DRUK MAXIMALE WERKDRUK
36
Handleiding vloeistofring vacuümpomp TRH - TRS - TRM - TRV - SA & HYDROSYS - OILSYS
17.2 – TEMPERATUUR VERSCHIL BEDRIJFSVLOEISTOF BINNEN DE POMP De hoeveelheid warmte QT opgenomen door de spervloeistof van een vloeistofring vacuümpomp berekent men als volgt: QT (kJ/h) = QC + QK + QR
QC QK QR
= 0,9 x P x 3600 = Isothermische compressie warmte = mv x r = Condensatie warmte = mg x cp x ∆Ta = Koelings warmte (meestal te verwaarlozen bij berekening van QT)
mv mg P cp r ∆Ta K
= = = = = = =
Massa aangezogen damp in kg/h Massa aangezogen gas in kg/h Opgenomen vermogen bij bedrijfspunt in kW Soortelijke warmte gas in kJ/Kg x K Verdampingswarmte in kJ/Kg Temperatuur verschil in K, tussen inkomend gas TG en spervloeistof uitblaas temperatuur (T2 + ∆T) Kelvin temperatuur
Wanneer de QT bekend is kan men het temperatuur verschil ∆T van de spervloeistof uitrekenen: ΔT = QT QA ρ cp
QT QA ⋅ ρ ⋅ cp
= = = =
Totale warmte eerder uitgerekend in kJ/h Spervloeistof verbruik in m³/h Soortelijk gewicht spervloeistof in kg/m³ (water = 1000) Soortelijke warmte in kJ/kg x K (Enkele waarden cp: Water = 4,2 – Lucht = 1,0 – Waterdamp = 1,84) OPMERKING: Het is aan te nemen dat de uitgaande gassen en de spervloeistof dezelfde temp. hebben.
17.3 – WERKEND MET DEELCIRCULATIE VAN BEDRIJFSVLOEISTOF Waar de werkingscondities het toe laten kan de temperatuur van de spervloeistof worden verhoogd door een kleinere hoeveelheid verse vloeistof van een uitwendige bron toe te laten. Hierdoor wordt de hoeveelheid vloeistof, welke door de pomp gebruikt wordt ook geregeld. Wanneer de temperatuur van de spervloeistof stijgt, verandert de pompcapaciteit zie hiervoor tab. 31 en 32. Het systeem ziet er uit als fig. 33. Afhankelijk van het te veroorloven capaciteit verlies, kan de spervloeistof temperatuur T2 worden verhoogd, de toevoer van verse vloeistof Qf kan worden berekend:
(
)
QF m 3 h = QF QA ∆T T2 T1
= Vers water verbruik van een uitwendige bron in m³/h = Totale hoeveelheid spervloeistof nodig voor goede werking bij heersende condities in m³/h = Spervloeistof temperatuur stijging (zie hoofdstuk 17.2) = Temperatuur spervloeistof naar de pomp = Temperatuur spervloeistof van externe bron
Fig. 33 toont en schema van spervloeistof met deelcirculatie. Wanneer de afsluiter in de recirculatie leiding wordt gesloten wordt het een open circulatie systeem en daarom: Q A = QF
en
~T2+ΔT
Q A ⋅ ΔT T2 − T1 + ΔT
T2+ΔT
QF
TG RECIRCULATIE LEIDING
kW QA-QF
Fig. 33
QA,T2
QF,T1
T2 = T1
Handleiding vloeistofring vacuümpomp TRH - TRS - TRM - TRV - SA & HYDROSYS - OILSYS
37
38
Handleiding vloeistofring vacuümpomp TRH - TRS - TRM - TRV - SA & HYDROSYS - OILSYS
Verdampingswarmte
Kookpunt van water
Vacuüm
Volume van verzadigde stoom
Absolute druk
Volume van droge lucht bij 15°C
17.4 – OMREKENTABEL
18 - ENGINEERING GEGEVENS “HYDROSYS” SYSTEEM Een HYDROSYS systeem bestaat uit de volgende hoofdcomponenten: een vloeistofring vacuümpomp type TRH, TRS, TRM, TRV, een afscheider tank onderdeel 1, een warmtewisselaar onderdeel 9, dit alles samengebouwd op een compact frame onderdeel 30. Wanneer in gebruik, de vacuümpomp blaast door de pers (Algemene schematische weergave) poort het gas en een deel vloeistof van de ringvloeistof uit. 1 Deze vloeistof moet constant teruggevoerd worden naar de 28 pomp. Het gas /vloeistof mengsel wordt gescheiden in de 8 afscheidertank, het gas wordt aan de bovenkant van de tank 6 4 verwijderd terwijl de vloeistof naar de bodem van de tank 7 valt en hier terug gevoerd wordt naar de pomp. Tijdens de zuig en compressie cyclus van de vacuümpomp wordt alle energie omgezet in warmte en bijna al deze warmte wordt opgenomen door de ringvloeistof. Hierdoor moet de ringvloeistof gekoeld worden voordat deze terug 24 naar de pomp gaat. Dit gebeurd d.m.v. een warmtewisselaar (totaal gesloten systeem) of d.m.v. het toevoeren van extern koud ringvloeistof (deel circulatie systeem). Een TOTAAL GESLOTEN systeem (zie fig. 34 en de stuklijst op de volgende bladzijde) heeft geen constante toevoer van ringvloeistof van een externe bron nodig maar 33 30 9 13 22 27 11 alleen een kleine hoeveelheid welke verloren gaat door verdamping. Fig. 34 - TOTAAL GESLOTEN systeem De warmtewisselaar dient zo gekozen te zijn dat met een minimale hoeveelheid koelwater de ideale temperatuur van de ringvloeistof gehandhaafd blijft zodat de pomp optimaal functioneert. Denk eraan dat hoe hoger de temperatuur van de ringvloeistof des te groter het capaciteit en vacuüm verlies, zie hoofdstuk 17. Dit systeem is vooral aan te bevelen wanneer de ringvloeistof en de gassen niet in de omgeving mogen worden uitgeblazen, vanwege vervuiling of omdat de vloeistoffen te waardevol zijn. 13 Een DEEL CIRCULATIE systeem (zie fig. 35 en de stuklijst op de volgende bladzijde) heeft een constante toevoer van Fig. 35 - DEEL CIRCULATIE systeem koud make up vloeistof uit een externe bron nodig. Deze vloeistof dient hetzelfde te zijn als de ringvloeistof. Het mengsel van de make up en de ringvloeistof welke wordt uitgeblazen door de pomp heeft een constante temperatuur bij intrede in de pomp door de vloeistof aansluiting. De hoeveelheid vloeistof toegevoerd dient ook te worden afgevoerd, dit gebeurd via de overstroom aansluiting, welke zich bevind op hart hoogte van de pomp. Dit systeem wordt toegepast o.a. wanneer de unit geregeld wordt gestart en gestopt, voor lage vacuüm niveaus, en wanneer er geen gevaar voor vervuiling is. Verder kan dit het enig alternatief zijn voor een gesloten systeem wanneer er geen koelwater voor handen is of als het koelwater te warm is. Zie tab. 11 en 12 voor materiaal en engineering data. Tab. 11 – STANDAARD MATERIALEN VOOR EEN “HYDROSYS” SYSTEEM COMPONENT MATERIAAL Vacuüm pomp GH - F – RA A3 Afscheider tank AISI 316 SS Koolstof staal Frame Platen AISI 316 SS Warmtewisselaar Pakking Nitriel rubber / Viton Circulatiepomp Gietstaal AISI 316 SS Leidingen Koolstof staal Kleppen - Thermometer Messing Peilglas Policarbonaat Pirex Glas Voor materiaal van vacuümpompen (GH – F – RA – A3) zie hoofdstuk 4.
Handleiding vloeistofring vacuümpomp TRH - TRS - TRM - TRV - SA & HYDROSYS - OILSYS
39
ENKELE VOORBEELDEN VAN “HYDROSYS SYSTEMEN” 35
14
2
13
20
23
1A 10
17
32
15 33
9
13
Fig. 37 – Optie met buizen warmtewisselaar 25 48
34
33
26
13A
Fig. 36 – Accessoires op aanvraag
30
6
9
4
13
12
8 28 1
24 7 27 12 6
13
4
22
Fig. 38 – Duplex systeem, totaal gesloten
STUKLIJST 1 Afscheider tank 1A Afscheider tank verwijderbare deksel 2 Terugslagklep 4 Vacuümpomp 6 Elektromotor 7 Peilglas 8 Vlotter 9 Warmtewisselaar 10 Magneetventiel 11 Kogelkraan (aftap) 12 Afsluiter 13 Schuifafsluiter 13A By - pass afsluiter 14 Manometer 15 Niveau schakelaar 17 Ejekteur 20 Vacuümmeter 22 Circulatie pomp 23 Overdruk beveiliging 24 Overloop afsluiter 25 Magneetafsluiter voor overloop 26 Magneetafsluiter voor koelwater 27 Thermometer 28 Vul aansluiting 30 Frame 32 By - pass leiding 33 Aansluiting koelwater leiding 34 Temperatuur schakelaar 35 Vacuüm regelventiel 48 Automatische aftapklep (alleen bij compressor uitvoering)
Tab 12. – ALGEMENE EN NIET BINDENDE GEGEVENS VOOR “HYDROSYS” & “OILSYS” SYSTEMEN Droog gewicht zonder Hoeveelheid Hoeveelheid SYSTEEM Motor pomp en motor ringvloeistof olie TYPE vermogen kg liters liters HYDROSYS OILSYS HYDROSYS OILSYS HYDROSYS 3 kW 2 80 180 12 40 OILSYS 2 polig / 50 Hz HYDROSYS 4 kW 3 90 220 35 98 OILSYS 4 polig / 50 Hz HYDROSYS 7,5 kW 4 120 280 50 110 OILSYS 4 polig / 50 Hz HYDROSYS 15 kW 5 150 350 80 145 OILSYS 4 polig / 50 Hz HYDROSYS 30 kW 6 230 500 135 186 OILSYS 4 polig / 50 Hz HYDROSYS 45 kW 7 500 750 320 360 OILSYS 6 polig / 50 Hz
40
Handleiding vloeistofring vacuümpomp TRH - TRS - TRM - TRV - SA & HYDROSYS - OILSYS
19 - ENGINEERING GEGEVENS “OILSYS” SYSTEEM WERKINGS PRINCIPE Een OILSYS systeem bestaat uit de volgende hoofdcomponenten: een vloeistofring vacuümpomp onderdeel 4 type TRH, TRS, TRM, TRV, een afscheider tank onderdeel 1B (dit is ook het olie reservoir), een warmtewisselaar onderdeel 9, en een olienevel afscheider filter onderdeel 1C. Voor spervloeistof wordt een minerale olie gebruikt zie tab. 13. Bij voorkeur Turbine olie. De karakteristiek van de gekozen olie is zo dat bij drukken lager dan 100 mbar, de pomp capaciteit groter is als wanneer er water als spervloeistof wordt gebruikt en een dieper vacuüm mogelijk is. In bedrijf, perst de vacuümpomp het gas met een Tab. 13 – OLIE TYPE deel van de vloeistof in het frame onderdeel 1B welke dient als FABRIKANT TYPE separator van het gas en de olie. Tevens dient het als opvang AGIP OTE 32 voor condensaat en eventuele meegevoerde deeltjes welke door ESSO TERESSO 32 de pomp worden aangezogen. De circulatie pomp onderdeel 22 LUBRA OLNEO 32 pomp de olie naar de vacuümpomp nadat deze door de MOBIL DTE LIGHT 32 warmtewisselaar onderdeel 9 is terug gekoeld tot ongeveer SHELL TURBO OIL 32 60/80°C. TOTAL PRESLIA 32 Het gas wordt nadat het door de olienevel afscheider vrij
gemaakt is van olie uitgeblazen in de omgeving; een manometer onderdeel 14 op het filter huis onderdeel 1C geeft een indicatie van de graad van vervuiling van het filter element. Door de inspectie opening onderdeel 43 kan de tank schoongemaakt worden. Het is niet nodig het inwendige van de pomp te smeren daar er geen contact is tussen bewegende delen onderling. Dit zijn zeer robuuste en betrouwbare systemen met een lange levensduur zelfs wanneer er condenseerbare gassen mee worden verpompt. COMPONENT Vacuümpomp Frame afscheider tank Radiateur Warmte Kast radiateur wIsselaar Waaier olie-lucht omkasting Circulatiepomp Leiding Kleppen - Thermometer Peilglas 6
13
20
2
13G
MATERIAAL
GH - F - RA Koolstof staal Aluminium Koolstof staal
Tab. 14 - STANDAARD MATERIAAL “OILSYS” SYSTEEM Zie hoofdstuk 4 voor de vacuümpomp constructiematerialen (GH-F-RA)
Geplastificeerd koolstof staal Gietijzer Koolstof staal Koper Policarbonaat 4
14
1C
28 (Algemene schematische weergave)
13L
9
7 13 43
11
13F
13A
1B
13H
27
22
13D
13A
1B
13
13D
22
Fig. 40 - Optie met buizen ar
Fig. 39 – STANDAARD ontwerp STUKLIJST 1B - Frame afscheider 1C - Filter huis 1D - Cycloon afscheider 1E - Opvang tank 2 - Terugslag klep 4 - Vacuümpomp 6 - Elektromotor 7 - Peilglas 9 - Warmtewisselaar
9
11 11A 12 13 13A 13C 13D 13E 13F
-
Aftapklep Aftapklep Overloopklep Stroomregel klep By-pass klep By-pass klep Kogelkraan Kogelkraan Aftapkraan
13G 13H 13L 14 20 22 27 28 43
-
Handleiding vloeistofring vacuümpomp TRH - TRS - TRM - TRV - SA & HYDROSYS - OILSYS
Olie aftapklep Anti cavitatieklep Aftapkraan Manometer Vacuümmeter Circulatiepomp Thermometer Vul opening Handgat 41
19.1 HIJSEN EN VERPLAATSEN VAN OILSYS SYSTEMEN
GEVAAR! Kantelgevaar en gevaar voor afklemming. De Oilsys systemen dienen te allen tijde horizontaal te worden verplaatst en of getild zonder enige olie in de tank. Voor het veilig tillen van het systeem is het noodzakelijk om uitsluitend kabels of kettingen te bevestigen aan een horizontale metalen frame met voorzien van hijsogen. De diameter van de horizontale staven dient niet meer dan 5 mm. kleiner te zijn dan de daarvoor bestemde gaten in het frame. Gebruik tijdens het hijsen geëigende en gekeurde hijsbenodigdheden, alsmede beschermende kleding. De diameter van de staven dienen niet meer dan 5 mm kleiner te zijn dan de daarvoor bestemde gaten in het frame. Na plaatsing van de hijs staven moeten deze aan beide uiteinden worden gezekerd om het uitschuiven tijdens het hijsen te voorkomen. Draag er zorg voor dat u te alle tijden rechtstandig vertikaal hijst OPMERKING: Hijsogen geschikt op enkele componenten afzonderlijk te hijsen zijn niet geschil de totale systeem te hijsen. Voor meer informatie of uitleg, neem contact op met een van onze verkoopkantoren.
Fig. 39
42
Handleiding vloeistofring vacuümpomp TRH - TRS - TRM - TRV - SA & HYDROSYS - OILSYS
AANTEKENINGEN POMP type
Serie Nummer Computer Nummer
Bouwjaar
..................................................….….................. ....................... ......…...…........................................... ....................... GAS
Capaciteit
Zuig druk
Pers druk
Temperatuur
3
..................….....................................….............. ...............m /h ....................mbar ....................mbar ...................°C Dodelijk
Giftig
Ringvloeistof
Misselijk makend Capaciteit
Bijtend
..................................
Temperatuur 3
..........................................................……........... ...............m /h ...................°C Totaal gewicht
Maximale afmeting
X =................cm Y =................cm
.......................Kg.
Z =................cm
Lokatie
Geluids niveau (gemeten op 1 mtr)
Druk
=....................dB(A)
Vermogen =....................dB(A)
Onderhoud
Binnen
Buiten
Continue
Gevaarlijke zone
.........…..................
.....................….................................................
Motor type / Frame
Aantal polen
Omwentelingen
Stroom
Periodiek
Geïnstalleerd vermogen
.....................…........... .............…................. .....................….omw ..........................Amp ...............kW /...............Hp Frequentie Spanning Beschermingsklasse Isolatie klasse Opgenomen vermogen .......................…....Hz ...........................Volt IP...............…........... ..............…............... ....….…...kW /..............Hp
OPMERKINGEN
Handleiding vloeistofring vacuümpomp TRH - TRS - TRM - TRV - SA & HYDROSYS - OILSYS
43
ONZE PRODUCTEN
ENKELE-TRAPS CENTRIFUGAALPOMPEN MAGNEET AANGEDREVEN ENKELE-TRAPS CENTRIFUGAALPOMPEN ZELFAANZUIGENDE CENTRIFUGAALPOMPEN MAGNEETAANGEDREVEN ZELFAANZUIGENDE CENTRIFUGAALPOMPEN MEER-TRAPS CENTRIFUGAALPOMPEN VLOEISTOFRING VACUUMPOMPEN VLOEISTOFRING COMPRESSOREN
VACUUMSYSTEMEN MET GEDEELTELIJKE OF TOTALE RECIRCULATIE VAN DE SPERVLOEISTOF
NA4.IS.VUOT.NL00 / PRINTED IN ITALY Manuale Vuoto Olandese
De voortdurende zoektocht naar POMPETRAVAINI heeft als doel de verbetering van het product: om deze reden behouden wij ons het recht voor om specificaties te wijzigen zonder voorafgaande kennisgeving.
S.p.A.
20022 CASTANO PRIMO (Milano) ITALY Via per Turbigo, 44 – Zona Industriale Tel. 0331 889000 – Fax 0331 889090 www.pompetravaini.it 44
Handleiding vloeistofring vacuümpomp TRH - TRS - TRM - TRV - SA & HYDROSYS - OILSYS