224739 AE1 HL 7 vw 22-05-2008 15:24 Pagina 1
HANDLEIDING 7 Hoofdauteurs Rianne Jansens Mieke Knaapen
Auteurs Jeanet de Pee Gerda Végh
Wolters-Noordhoff
224739 AE1 HL 7 vw 22-05-2008 15:24 Pagina 2
Auteurs Gerda Végh, les 1.1 t/m 6.3 (blz. 14 t/m 31) Jeanet de Pee, les 7.1 t/m 12.3 (blz. 34 t/m 51) Vormgeving buro voor vormgeving Marcel van der Heyden bv Gebruikte teksten Blz. 21 (les 3.2): Marjon Hartman, uit: Woorden dansen in mijn hoofd. Wie … waait … over … het … land … De woordenwind, uitgeverij Zirkoon, 1999. Blz. 24 (les 4.2): Maxine Knegt, uit: Woorden dansen in mijn hoofd. Wie … waait … over … het … land … De woordenwind, uitgeverij Zirkoon, 1999. Blz. 35 (les 7.2): Erik van Os, Ik was zo’n steentje in jouw schoen. Divers, Amsterdam, 2001. Blz. 48 (les 11.3): Marian van Gog, uit de musical Weet wat je wilt, 2002. Blz. 51 (les 12.3): Edward van de Vendel, uit: Superguppie, Querido, Amsterdam, 2004.
© 2008 Wolters-Noordhoff B.V., Groningen/Houten Behoudens de in of krachtens de Auteurswet van 1912 gestelde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen of enige andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. Voor zover het maken van reprografische verveelvoudigingen uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikel 16h Auteurswet 1912 dient men de daarvoor verschuldigde vergoedingen te voldoen aan Stichting Reprorecht (postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp, www.reprorecht.nl). Voor het overnemen van korte gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (artikel 16 Auteurswet 1912) kan men zich wenden tot Stichting PRO (Stichting Publicatie- en Reproductierechten Organisatie, postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp, www.cedar.nl/pro). Voor het overnemen van niet-korte gedeelte(n) dient men zich rechtstreeks te wenden tot de uitgever. Vermenigvuldiging van kopieerbladen voor eigen gebruik (vrij van kopieerrechten) is uitsluitend toegestaan aan scholen die werken met deze methode.
SISO 475.24 224739
224739 AE1 HL 7 vw 22-05-2008 15:24 Pagina 3
Voorwoord In groep 3 kregen uw leerlingen toegang tot nieuwe mogelijkheden om te communiceren: ze hebben leren lezen en schrijven. In groep 4 leerden de kinderen de hoofdletters schrijven. Daarnaast werd uitgebreid aandacht besteed aan het automatiseren van het schrijven. In groep 5 kwamen de grafische vormgevingsaspecten zoals verbindingen, lettergrootte en -verhoudingen, hellingshoek, spatiëring en bladspiegel aan bod. Tevens deden de kinderen oefeningen waardoor ze zich bewust werden van het schrijftempo. In groep 6 werd er gericht geoefend op het versnellen van het schrijftempo. Schrijfonderwijs zorgt voor het aanleren van nieuwe vaardigheden, maar vooral ook voor het verstevigen van de opgebouwde vaardigheden. Dit betekent dat er in groep 7 aandacht wordt besteed aan het op peil houden van de schrijfvoorwaarden (zit-schrijfhouding, pengreep, papierligging en -transport, pendruk) en de schrijfbeweging. De grafische vormgevingsaspecten worden regelmatig herhaald. In groep 7 schrijven de kinderen in de standaardliniatuur van 8 mm. Nu de kinderen de schrijfvoorwaarden, de schrijfbeweging en de vormgevingsaspecten beheersen, kunnen ze gericht gaan oefenen met het versnellen van het schrijftempo. Qua vormgeving breiden de doelen zich uit met het toepassen van de juiste interlinie en een evenwichtige bladindeling. In groep 7 wordt aandacht besteed aan het beoordelen of een tekst in het methodeschrift is geschreven en aan het experimenteren met grafische mogelijkheden (met name het verwerken van teksten in tekeningen).
Aan elkaar bestaat uit een reeks uitgebalanceerde lessen die stapsgewijs alle benodigde instructie en oefeningen bieden. De handleiding biedt u het houvast om de lessen volgens het bewezen effectieve directe-instructiemodel te geven. Alle didactische activiteiten in het leerproces, zowel instructies als leergesprekje, zijn volledig beschreven. Daarnaast krijgt u suggesties voor goede introducties en afsluitingen van de lessen om schrijflessen met een hoog leereffect te kunnen geven. Belangrijk hierbij is het bevorderen van het taakanalytisch gedrag. Om dit te bereiken, krijgt u suggesties voor denkstimulerende vragen waarmee het kind kritisch leert te reflecteren op het eigen schrijfproces en op het schrijfproduct. Voor kinderen die extra hulp nodig hebben, zijn er per doel ‘steuntjes’ geformuleerd waarmee u ze gericht kunt begeleiden. Wij wensen u en de kinderen prettige lessen toe, zodat de groeiende schrijfvaardigheid zal leiden tot veel schrijfplezier!
224739 AE1 HL 7 vw 22-05-2008 15:24 Pagina 4
224739 AE1 HL 7 vw 22-05-2008 15:24 Pagina 5
Inhoud I Aan elkaar in groep 7
6
1 Jaarprogramma
6
1.1 Programma voor groep 7
6
1.2 Thema’s en leerstof
6
1.3 Schrijfmaterialen
8
2 Aan elkaar-materialen
8
2.1 Schrijfschrift 7
8
2.2 Wandkaart
9
2.3 Handleiding met kopieerbladen
9
2.4 Computerprogramma
9
3 Toelichting lesbeschrijving
10
3.1 Verklaring pictogrammen
10
II Lesbeschrijvingen
13
Lesbeschrijvingen (1)
13
1 Zingen & swingen
14
2 Ruiken & stinken
17
3 Plagen & pesten
20
4 Zwijgen & spreken
23
5 Groeien & veranderen
26
6 Ziek zijn & beter worden
29
Lesbeschrijvingen (2)
33
7 Piekeren & puzzelen
34
8 Uitvinden & ontdekken
37
9 Verliezen & vinden
40
10 Inpakken & wegwezen
43
11 Internetten & e-mailen
46
12 Hollen & stilstaan
49
III Achtergrondinformatie
53
1 Didactiek en organisatie
54
2 Doelenoverzicht
62
IV Kopieerbladen
65
Oefenbladen bij de lessen
66
Registratiebladen
72
224739 AE1 HL 7 vw 22-05-2008 15:24 Pagina 6
I Aan elkaar in groep 7 Voordat u gaat werken met Aan elkaar, geven we u een beknopt overzicht van het jaarprogramma, de materialen en de opbouw van de lesbeschrijvingen. De achtergrondinformatie (zie hoofdstuk III) gaat uitgebreid in op de didactiek en organisatie van de lessen.
1 Jaarprogramma Het jaarprogramma van Aan elkaar bevat lesmateriaal voor 36 weken. De leerstof is verdeeld over twaalf thema’s van elk drie weken. Per week is er één schrijfles gepland van 25 minuten. 1.1 Programma voor groep 7 In groep 7 leren de kinderen het schrijftempo te versnellen. Als voorbereiding daarop herhalen ze aan het begin van het leerjaar de schrijfvoorwaarden (zit-schrijfhouding, pengreep, pendruk, papierligging en -transport, en de schrijfbeweging). De aandacht voor de schrijfvoorwaarden blijft belangrijk gedurende het hele leerjaar. De vormgevingsaspecten worden regelmatig herhaald. Het gaat hierbij om de vorm en de grootte en verhoudingen van letters, cijfers en leestekens, om de verbindingen, de helling, spatiëring en de bladspiegel. De kinderen schrijven op steunlijnen op 8 mm afstand van elkaar. In groep 6 hebben de kinderen regelmatig gerichte oefeningen gemaakt om het schrijftempo te verhogen. In groep 7 wordt het verhogen van het schrijftempo voortgezet. Het herhalen van de vormgevingsaspecten komt in allerlei varianten aan bod. Het oefenen van een goede bladspiegel krijgt extra aandacht, met name het toepassen van de interlinie van de evenwichtige bladspiegel. In groep 7 worden de kinderen gestimuleerd om zelfstandig te werken. Dit betekent dat ze alleen een schrijfopdracht uitvoeren, en dat ze leren kritisch te reflecteren op het schrijfproces en het schrijfproduct, zowel dat van zichzelf als dat van een ander kind. Het doel ‘beoordelen of een tekst methodisch is geschreven’, sluit hierbij aan.
6
1.2 Thema’s en leerstof Het programma is verdeeld over twaalf thema’s die elk drie weken van het schooljaar in beslag nemen. In het volgende schema ziet u het leerstofaanbod per thema.
224739 AE1 HL 7 vw 22-05-2008 15:24 Pagina 7
Thema
Materiaal
Leerstof
1
Zingen & swingen
schrijfschrift 7
Herhaling schrijfvoorwaarden, schrijfbeweging en vormgeving Beoordelen of een tekst methodisch juist geschreven is Oefenen van het schrijftempo, eerste meting
2
Ruiken & stinken
schrijfschrift 7
Herhaling schrijfvoorwaarden en vormgeving Beoordelen of een tekst methodisch juist geschreven is Oefenen van het schrijftempo, tweede meting
3
Plagen & pesten
schrijfschrift 7 kopieerblad L1
Herhaling schrijfvoorwaarden en vormgeving Oefenen van interlinie en evenwichtige bladindeling Experimenteren met grafische mogelijkheden Oefenen van het schrijftempo, derde meting
4
Zwijgen & spreken
schrijfschrift 7
Herhaling schrijfvoorwaarden, schrijfbeweging en vormgeving Beoordelen of een tekst methodisch juist geschreven is
5
Groeien & veranderen
schrijfschrift 7
Herhaling schrijfvoorwaarden, schrijfbeweging en vormgeving Beoordelen of een tekst methodisch juist geschreven is Oefenen schrijftempo, vierde meting
6
Ziek zijn & beter worden
schrijfschrift 7
Herhaling schrijfvoorwaarden en vormgeving Experimenteren met grafische mogelijkheden Oefenen van het schrijftempo, vijfde meting
7
Piekeren & puzzelen
schrijfschrift 7 kopieerblad L2
Herhaling schrijfvoorwaarden, schrijfbeweging en vormgeving Oefenen van interlinie Oefenen van het schrijftempo, zesde meting
8
Uitvinden & ontdekken
schrijfschrift 7 kopieerblad L3
Herhaling schrijfvoorwaarden, schrijfbeweging en vormgeving Oefenen van marges en evenwichtige bladindeling Oefenen van het schrijftempo, zevende meting
9
Verliezen & vinden
schrijfschrift 7
Herhaling schrijfvoorwaarden en vormgeving Beoordelen of een tekst methodisch juist geschreven is
10 Inpakken & wegwezen
schrijfschrift 7 kopieerblad L4
Herhaling schrijfvoorwaarden, schrijfbeweging en vormgeving Oefenen van interlinie Oefenen van het schrijftempo, achtste meting
11 Internetten & e-mailen
schrijfschrift 7 kopieerblad L5
Herhaling vormgeving Experimenteren met grafische mogelijkheden Oefenen van evenwichtige bladindeling Oefenen van het schrijftempo, negende meting
12 Hollen & stilstaan
schrijfschrift 7 kopieerblad L6
Toets Herhaling schrijfvoorwaarden, schrijfbeweging en vormgeving Toepassen van interlinie en evenwichtige bladindeling Oefenen van het schrijftempo, tiende meting
7
224739 AE1 HL 7 vw 22-05-2008 15:24 Pagina 8
1.3 Schrijfmaterialen Er zijn veel verschillende soorten schrijfmaterialen beschikbaar: potlood, balpen, vulpen, gelpen, fineliner enzovoort. Het is belangrijk om kwalitatief goed materiaal te gebruiken. In groep 7 kunnen kinderen schrijven met materiaal naar uw of naar hun eigen keuze. Hieronder volgt een opsomming van de voor- en nadelen van de verschillende schrijfmaterialen. U kunt dan op basis van de schrijfvaardigheden van ieder individueel kind kiezen wat het meest geschikt is. Betrek het kind bij het zoeken naar geschikte schrijfmaterialen door het te laten experimenteren met diverse pennen en papiersoorten. – Potlood: het potlood heeft een hoekige of driehoekige vorm en is minstens 10 cm lang. De dikte van het potlood kan verschillen. In groep 7 moeten kinderen met de meeste courante doorsnee van 7 mm kunnen schrijven. Het voordeel van een potlood is dat de kinderen zowel de greep als de druk beter onder controle kunnen krijgen. Bovendien is een potlood geschikt voor vele soorten papier. Het enige nadeel is dat een potlood niet documentvast is. – Balpen: het meest gebruikte schrijfmateriaal. Voor kinderen werkt deze pen het beste op niet te glad papier en met een medium penpunt. Een nadeel kan zijn dat een (goedkope) balpen kan vlekken. Daarnaast nodigt een balpen uit tot een verkrampte pengreep en te hoge pendruk. Voordeel is dat deze pennen geschikt zijn voor zowel links- als rechtshandigen. – Rollerbal of floating-ball: een combinatie van balpen en vulpeninkt. De inktafgifte is meestal niet constant, waardoor deze pen is af te raden voor kinderen. – Viltstiften en fineliners: deze schrijfmaterialen vragen goede schrijfvaardigheden, met name wat betreft de pendruk. Een nadeel is dat de punten snel slijten en uitdrogen. Met een fineliner kan klein worden geschreven. Daarom is deze pen geschikt voor de liniatuur in de schrijflessen van groep 7. Ook om mee te tekenen zijn ze uitstekend. – Gelpen: een soort stift die lijkt op een fineliner met als vulling een inktgel. Voordeel is dat de inkttoevoer regelmatig is en dat er op verschillende soorten papier mee gewerkt kan worden. De gelpen is ook verkrijgbaar in driehoekige vorm. De punt verdraagt een lichte of zware pendruk waardoor kinderen die moeite hebben met het doseren van de pendruk dit niet goed oefenen. Nadeel is ook dat de vullingen snel leeg zijn. – Vulpen: schrijven met vulpen vereist een grote routine en beheersing van de pengreep. De stand van de penpunt ten opzichte van het papier is erg belangrijk voor een goede inktafgifte. Nadeel is dat de pen nogal kwetsbaar is en regelmatig schoongemaakt moet worden. Voordeel is dat hij een constante pengreep uitlokt.
8
Bij een goede pen hoort goed papier. Het papier van de Aan elkaar-schriften is hier speciaal op geselecteerd. Probeer zelf of het papier dat u gebruikt voor de kopieerbladen of als kladpapier, geschikt is voor de schrijfmaterialen waarmee kinderen in groep 7 werken. Tachtiggramspapier is geschikt voor alle schrijfmaterialen. Overige benodigdheden bij de lessen Naast het schrijfmateriaal hebben de kinderen bij elke les hulpmiddelen nodig die standaard voorhanden moeten zijn, zoals kleurpotloden en kladpapier waarop ze kunnen (voor)oefenen.
2 Aan elkaar-materialen Voor groep 7 zijn de volgende Aan elkaar-materialen beschikbaar. – Schrijfschrift 7 – Wandkaart met de hoofdletters en kleine letters, cijfers en leestekens – Handleiding met kopieerbladen – Computerprogramma Hieronder vindt u een toelichting bij een aantal van deze materialen. 2.1 Schrijfschrift 7 Pictogrammen Op de bladzijden in het schrift staat steeds één pictogram als geheugensteuntje bij het lesdoel. De kinderen kiezen zelf een tweede lesdoel. Ze kijken hiervoor naar het overzicht voor in hun schrift. Op de aangegeven ruimte tekenen ze bij dit doel een passend pictogram. Ze nemen dit over uit het overzicht, of bedenken zelf iets. Liniatuur De kinderen hebben de lijnen waartussen ze schrijven in groep 3 en 4 naar analogie van de bol, buik en benen van het lettermannetje als volgt leren benoemen: de rompletterlijnen heten onderste en bovenste buiklijn; de bovenste lusletterlijn heet bollijn; de onderste lusletterlijn heet beenlijn. In schrijfschrift 7 schrijven de kinderen op een liniatuur met één steunlijn voor de onderste rompletterlijn (liniatuur 8 mm). Achter in het schrift staan alle (hoofd)letters en cijfers in het correcte methodeschrift. De kinderen kunnen hier zelf kijken hoe een teken correct moet worden geschreven. Op deze plaats staat ook het schema waarin ze de resultaten van de tempometingen zelf kunnen invullen.
224739 AE1 HL 7 vw 22-05-2008 15:24 Pagina 9
2.2 Wandkaart Op de ene zijde van de wandkaart staan de koppels hoofdletter/kleine letter, de leestekens en cijfers in liniatuur afgebeeld. Aan de andere zijde staan de kleine letters, cijfers en leestekens. U kunt de wandkaart ophangen in het lokaal als geheugensteuntje voor de kinderen. 2.3 Handleiding met kopieerbladen De kopieerbladen vindt u achter in deze handleiding. Er zijn verschillende soorten kopieerbladen. – Oefenstof voor de kinderen bij zes lessen waarin geoefend wordt op een los vel in een ander formaat. Het betreft hier vaak een ander soort “schrijfwerk” dan bij de oefeningen in het schrijfschrift. – Registratiebladen.
U kunt het computerprogramma inzetten tijdens de oefenfase in de les. Als kinderen nog moeite hebben met de schrijfwijze van een bepaalde letter of woord, kunt u die nog eens door het programma laten demonstreren met de functie “Voorschrijven”. Met de functie “Oefenbladen” kunt u een oefenblad op maat maken voor kinderen die moeite hebben met de vormgeving. U kunt de oefentekst ook door de kinderen zelf laten samenstellen.
2.4 Computerprogramma Het computerprogramma heeft een aantal mogelijkheden. – Voorschrijven: De computer kan een letter of woord in een instelbaar tempo op het scherm schrijven. Het kind kan de schrijfwijze goed volgen op het beeldscherm, terwijl het programma de verbale ondersteuning geeft. – Oefenbladen: Voor zowel zwakkere als goede schrijvers kunt u extra oefenbladen op maat samenstellen en printen met tekst naar keuze. De liniatuur kunt u zelf kiezen. – Instructiemateriaal: Voor de klassikale instructie van de schrijfwijze zijn hier opgenomen en printbaar: – in liniatuur: kleine letters, cijfers, leestekens, hoofdletters; – in hokjes: cijfers; – voor leerjaar 3: de woorden om verbindingen te instrueren; – pijlenletters: kleine letters, hoofdletters; – pijlencijfers. Bij het computerprogramma is een aparte handleiding beschikbaar.
9
224739 AE1 HL 7 vw 22-05-2008 15:24 Pagina 10
3 Toelichting lesbeschrijving Elke les staat beschreven op één bladzijde. In de smalle grijze kolom vindt u beknopte informatie over de les, zoals doelen en observatiepunten. In de brede kolom is het lesverloop beschreven met concrete aanwijzingen voor het geven van de les. Het lesverloop volgt een vaste opzet: Introductie, Instructie volgens een vast aantal stappen, Oefenen en Afsluiting. Hiernaast staat een verkleinde lesbeschrijving afgebeeld voorzien van korte toelichtingen. Doelen Welke doelen komen aan de orde?
3.1 Verklaring pictogrammen Zit-schrijfhouding
Hellingshoek
Pengreep
Spatiëring
Pendruk
Interlinie
Papierligging en -transport
Bladspiegel
Schrijfbeweging
Grafische technieken
Vorm
Schrijftempo
Grootte en -verhoudingen
Beoordelen
Verbinden
Schrijfwijze
Computerprogramma
10
Materiaal Welke materialen (naast standaardmateriaal) heb ik nodig?
Pictogrammen Deze pictogrammen horen bij de doelen van de les. Observatiepunten Waar moet ik op letten als de kinderen aan het werk zijn?
Steuntje in de rug Hoe kan ik een kind helpen dat moeite heeft met een van de doelen? Per doel wordt verwezen naar een “steuntje” bij een veelvoorkomend probleem. Een uitgebreide omschrijving van een steuntje vindt u in het digitale document ‘Steuntjes bij schrijfdoelen’.
224739 AE1 HL 7 vw 22-05-2008 15:24 Pagina 11
Lesbeschrijving
1 Zingen & swingen 1 Zingen & swingen
Les 3
Marokko swingt
Les 3
Marokko swingt
Muziek is belangrijk in het leven van (31) de Marokkanen. Er is altijd wel een reden (65) om muziek te maken: bij een bruiloft, een (99) geboortefeest of gewoon bezoek. In elk (132) huis is een trommel of een tamboerijn (163) te vinden. (172) Bij muziek horen ook zang en dans. (200) De mannen maken muziek. De vrouwen zingen en (237) dansen. Buikdansen doen ze graag. Hierbij (273) beweeg je je heupen en je buik heel (301) soepel. Dat is moeilijker dan je denkt. (334)
Introductie
+
Welke muziekinstrumenten ken je? Schrijf er minstens vijf op.
3
Schrijfschrift 7, blz. 3
Deze les gaat over Marokkaanse muziek. Laat, als het kan, vooral de Marokkaanse kinderen hierover vertellen. Muziek is heel belangrijk voor de Marokkanen. Bij muziek horen ook zang en dans. Vooral de vrouwen en de meisjes dansen graag. Vertel de kinderen dat ze straks over Marokkaanse muziek gaan schrijven. Daarbij moeten ze goed letten op het tempo, de schrijfbeweging en de papierligging.
Doelen XII II I
Het kind schrijft in een vlot tempo. Het kind voert een soepele schrijfbeweging uit. Het kind past de schrijfvoorwaarden toe.
Materiaal • •
stopwatch of horloge met secondewijzer kopieerblad R5
Pictogrammen
Observatiepunten • •
•
Schrijft het kind in een vlot tempo? Voert het kind een soepele schrijfbeweging uit? Strekken en buigen de wijsvinger en duim zich soepel? Ligt het schrift in dezelfde richting als de schrijfarm en ligt het rechts van het midden voor rechtshandigen of links van het midden voor linkshandigen?
Steuntje in de rug Probleem met het tempo, doel XII-2 (bijv. het kind schrijft te traag, doordat het de wijsvinger en duim niet soepel strekt): 1 Schrijfbeweging bespreken en oefenen. Probleem met de schrijfbeweging, doel II2 (bijv. het kind buigt en strekt de wijsvinger en duim niet soepel): 1 Vingerkras tekenen. Probleem met de papierligging, doel I-3.2 (bijv. het schrift ligt niet in dezelfde richting als de schrijfarm): 2 Driehoek als mal gebruiken.
Instructie Bekijk samen bladzijde 3 van het schrift. Bespreek de schrijfvoorwaarden. Leg het accent op de papierligging en het -transport. Laat de kinderen in tweetallen de papierligging demonstreren en met elkaar bespreken. Bespreek vervolgens het papiertransport. Welke hand verschuift het papier? Neem de tekst door. Ga na of de kinderen alle woorden begrijpen. Bespreek de overige doelen van deze les. Tempo: Vertel de kinderen dat ze tweemaal één minuut gaan schrijven. Ze gaan de letters tellen en zo hun schrijftempo vaststellen. Schrijfbeweging: Laat de kinderen in tweetallen de schrijfbeweging demonstreren. Hierbij buigen en strekken de wijsvinger en duim soepel. Wijs de kinderen op het pictogram (schrijftempo). Laat ze verwoorden waar ze goed op moeten letten. Uit de overige doelen (schrijfbeweging, papierligging en -transport) kiezen ze één doel waar ze speciaal op gaan letten. Ze tekenen in het schrijfschrift hiervoor een passend pictogram. Ze nemen dit over uit het pictogrammenoverzicht in hun schrift, of bedenken zelf iets. Dit geldt ook voor de volgende lessen.
Oefenen De kinderen schrijven op uw teken één minuut. Na die minuut stoppen ze en tellen ze het aantal tekens. Ze schrijven dat naast hun tekst. Daarna schrijven ze de alinea af. De kinderen doen ter ontspanning de ‘kriebelloop’ en schrijven de alinea af. De kinderen schrijven op uw teken weer één minuut. Ze beginnen bij de tweede alinea, bij ‘Bij muziek...’. Ze tellen hoeveel tekens ze in de tweede minuut hebben geschreven en noteren dit aantal achter in hun schrift. De kinderen schrijven de tekst af. U loopt rond en observeert. Laat de kinderen die tijd over hebben de plusopdracht maken.
Introductie Hoe motiveer ik de kinderen? Hoe richt ik ze op de doelen?
Instructie Hoe leg ik de lesdoelen en de oefenstof uit? Hoe betrek ik de kinderen hierin actief?
Oefenen Hoe laat ik de kinderen effectief oefenen? Hoe begeleid ik ze tijdens het oefenen?
Afsluiting Bespreek het werk aan de hand van de pictogrammen en uw observaties. Vonden de kinderen het moeilijk om vlot te schrijven? Waarom? Vraag wie van de kinderen schrijfbeweging als doel gekozen hebben. Waar moesten ze goed op letten? Vraag wie papierligging als doel hebben gekozen. Laat deze kinderen enkele observatiepunten noemen. Hoe lag het schrift op tafel? Konden ze het schrift gemakkelijk verschuiven? Noteer de resultaten van de tweede minuut tempometing op kopieerblad R5.
16
Afsluiting Hoe laat ik de kinderen hun eigen werk controleren? Hoe laat ik ze reflecteren op het schrijfproces? Hoe sluit ik de les af?
11
224739 AE1 HL 7 vw 22-05-2008 15:24 Pagina 12
12
224739 AE1 HL 7 22-05-2008 15:27 Pagina 13
1
Zingen & swingen
Les 1 Les 2 Les 3
Mijn idool JP&N Marokko swingt
14 15 16
2
Ruiken & stinken
Les 1 Les 2 Les 3
Wat is nou poep? Broodje schimmelkaas Geurvlag
17 18 19
3
Plagen & pesten
Les 1 Les 2 Les 3
Een poets bakken Stop! Een potje pesten
20 21 22
4
Zwijgen & spreken
Les 1 Les 2 Les 3
Praten zonder woorden Verliefd! Spreken is zilver
23 24 25
5
Groeien & veranderen
Les 1 Les 2 Les 3
Ik ben het zat! Van ei tot kikker Tatoeages
26 27 28
6
Ziek zijn & beter worden
Les 1 Les 2 Les 3
Beterschap! Vliegend Hert wordt medicijnman Au, mijn hoofd
29 30 31
Lesbeschrijvingen (1)
Lesbeschrijvingen (1)
13
224739 AE1 HL 7 22-05-2008 15:27 Pagina 14
1 Zingen & swingen 1 Zingen & swingen
Les 1
Mijn idool
Les 1
Mijn idool
Schrijf de brief over. Maak de brief zelf af en schrijf er je naam onder. Beste ... Hallo, ik heet ...... Ik ben al heel lang een fan van je. Ik vind je echt geweldig. Daarom wil ik je wat vragen. Hoe oud ben je? Hoe oud was je toen je voor de eerste keer optrad? Hoeveel avonden per week treed je op? Ben je dan ook wel eens zenuwachtig? Heb je wel eens ruzie met de andere muzikanten?
Introductie
+
Heb je nog een ander idool, zoals een sporter of een schrijver? Schrijf op waarom hij of zij jouw idool is.
1
Schrijfschrift 7, blz. 1
Doelen I II IV
Het kind past de schrijfvoorwaarden toe. Het kind voert een soepele schrijfbeweging uit. Het kind maakt de vorm van de letters en leestekens conform het methodeschrift.
Pictogrammen
Observatiepunten •
•
•
Zit het kind met de billen achter in de stoel en staan de voeten plat op de grond? Schuift het kind de onderarm geleidelijk van links naar rechts, met de elleboog als scharnierpunt? Geeft het kind de letters en leestekens de juiste vorm? Is de bocht van het vraagteken rond genoeg?
Steuntje in de rug Probleem met de schrijfvoorwaarden, doel I-1.1 (bijv. het kind zit op het puntje van de stoel): 1 Zit-schrijfhouding vergelijken. Probleem met de schrijfbeweging, doel II1.1 (bijv. het kind schuift de onderarm niet geleidelijk mee in schrijfrichting): 1 Ruitenwisser tekenen. Probleem met de vorm, doel IV-4 (bijv. het kind schrijft het verticale streepje van de H in Hallo, Hoe, Hoeveel, Heb en van de I in Ik niet recht): 2 Met voorbeeld vergelijken.
Aandachtspunt Een uitgebreide omschrijving van een ‘steuntje‘ vindt u in het digitale document ‘Steuntjes bij schrijfdoelen‘.
14
Begin de les met een korte terugblik op de schrijflessen van het vorig schooljaar. Weten de kinderen nog wat ze in groep 6 in de schrijflessen hebben geoefend? Herinner ze aan de schrijfvoorwaarden, de vorm en grootte van de (hoofd)letters en cijfers, en het schrijftempo. Vertel de kinderen dat ze ook in groep 7 het schrijftempo gaan verhogen. Nieuw is het beoordelen van hun eigen werk en het experimenteren met de vormgeving van de tekst. Het thema van de eerste drie lessen is Zingen & swingen. Wie van de kinderen luistert graag naar muziek? Wie van de kinderen heeft een favoriete groep of zanger(es)? Waarom vinden ze die groep of zanger(es) zo fantastisch? Hebben ze hun idool ook wel eens in het echt gezien? Als ze dat zouden ontmoeten, wat zouden ze dan willen vertellen of vragen? Vertel de kinderen dat ze een brief aan een popster gaan schrijven. Daarbij moeten ze goed letten op de zit-schrijfhouding, de schrijfbeweging en op de vorm.
Instructie Bekijk samen bladzijde 1 van het schrift. Vraag om wat voor soort tekst het gaat. Wijs de kinderen op de aanhef waar ze de naam van de popster moeten invullen. In de eerste zin vullen ze hun eigen naam in. Daarna maken ze de brief af door zelf iets te vertellen of te vragen. Tot slot zetten ze hun naam eronder. Bespreek de schrijfvoorwaarden. Leg het accent op de zit-schrijfhouding. Laat de kinderen deze in tweetallen demonstreren en bespreken. Zit het kind met de billen achter in de stoel? Steunen de voeten in een lichte spreidstand op de grond? Neem de tekst door en ga na of de kinderen die begrijpen. Bespreek de overige doelen van deze les. Schrijfbeweging: Demonstreer de schrijfbeweging. De onderarm schuift geleidelijk van links naar rechts, met de elleboog als scharnierpunt. Vorm: Ga in op de vorm van de hoofdletters H en de I. Bespreek de bocht van het vraagteken. Deze moet rond zijn. Wijs de kinderen op het pictogram (zit-schrijfhouding). Laat ze verwoorden waar ze goed op moeten letten. Uit de overige doelen (schrijfbeweging, vorm) kiezen ze er één waar ze speciaal op gaan letten. Ze tekenen hiervoor in het schrijfschrift een passend pictogram in het lege kader. Ze nemen dat over uit het pictogrammenoverzicht in hun schrift, of bedenken zelf iets. Dit geldt ook voor de volgende lessen.
Oefenen De kinderen oefenen in hun eigen tempo. U loopt rond en observeert. Besteed ook aandacht aan de zit-schrijfhouding. Kinderen die tijd over hebben, maken de plusopdracht.
Afsluiting Bespreek het schrijfwerk aan de hand van de pictogrammen en uw observaties. Bespreek de zit-schrijfhouding. Zaten de kinderen met de billen achter in de stoel? Vraag wie van de kinderen het doel schrijfbeweging gekozen hebben. Wat vonden ze hieraan moeilijk? Geef gerichte aanwijzingen. Bespreek de vorm en bekijk de hoofdletters in Hallo en Ik. Vraag de kinderen die dit als doel kozen om enkele observatiepunten te noemen. Laat ze met een kleur een streep zetten onder een goedgelukte H en I.
224739 AE1 HL 7 22-05-2008 15:27 Pagina 15
1 Zingen & swingen
Les 2
JP&N
1 Zingen & swingen
Les 2
JP&N
Popgroep JP&N live in Amsterdam Het popconcert van JP&N in Amsterdam was een groot succes. De hele zaal ging uit zijn dak. Enkele meisjes vielen zelfs flauw. Gitarist Jim trok de snaren van zijn gitaar. Drummer Peter ramde erop los en popzanger Nick rapte of zijn leven ervan afhing. De zaal dreunde! De muziek van deze groep is een mix van hiphop, rap en pop. Een spektakel om nooit te vergeten!
Introductie Begin de les met een gesprek over popconcerten. Wie van de kinderen kijkt wel eens naar een popconcert op de televisie? Wie is er naar een popconcert geweest? Waarom is het leuk om erheen te gaan? Is dat anders dan wanneer je een popconcert op de tv ziet? Lezen de kinderen wel eens in een krant over een popconcert? Vertel de kinderen dat ze straks over een popconcert gaan schrijven. Daarbij moeten ze goed letten op de pengreep en de grootte en verhoudingen van de letters. Ook gaan ze zelf beoordelen of ze de tekst met de goede schrijfletters geschreven hebben.
Instructie Bekijk samen bladzijde 2 van het schrift. Wat voor soort tekst en afbeelding zijn het? Een krantenartikel met bijbehorende foto. Wijs de kinderen op de witregels tussen de kop en de alinea’s. Deze regels slaan zij in hun schrijfschrift over. Bespreek de schrijfvoorwaarden. Leg het accent op de ontspannen pengreep. De kinderen demonstreren dit aan elkaar en bespreken het. Laat de kinderen als ontspanningsoefening de ‘kriebelloop’ doen. Neem de tekst door en ga na of de kinderen die begrijpen. Wat betekent het &-teken? Schrijf dit teken voor op het bord. Wat is uit je dak gaan? En wat is een spektakel? Weten ze wat hiphop, rap en pop zijn? Bespreek de overige doelen van deze les. Grootte en verhoudingen: Ga in op de grootte en verhoudingen van enkele stok- en lusletters. Bekijk popgroep en laat een kind het verschil in grootte tussen de stokletter p en de lusletter g beschrijven. Laat een ander kind het verschil in grootte tussen de stokletter d en de lusletter k in dak verwoorden. Wijs ook op druk. Beoordelen: Vertel de kinderen dat ze straks zelf gaan beoordelen of ze de tekst met de goede schrijfletters hebben geschreven. Vraag hoe ze een letter kunnen beoordelen. Ze kunnen bijvoorbeeld deze letter achter in hun schrift opzoeken. Wijs de kinderen op het pictogram (pengreep). Laat ze verwoorden waar ze goed op moeten letten. Uit de overige doelen (grootte en verhoudingen, beoordelen) kiezen ze één doel waar ze speciaal op gaan letten. Ze tekenen in het schrijfschrift hiervoor een passend pictogram. Ze nemen dat over uit het pictogrammenoverzicht in hun schrift, of bedenken zelf iets. Voor het doel beoordelen mogen de kinderen als pictogram bijvoorbeeld ook een rode pen tekenen.
Oefenen
+
Welke popsterren ken jij? Schrijf er vijf op.
2
Schrijfschrift 7, blz. 2
Doelen I V
Het kind past de schrijfvoorwaarden toe. Het kind schrijft in de juiste grootte en verhoudingen. XIII Het kind beoordeelt of een tekst methodisch juist is geschreven.
Pictogrammen
Observatiepunten • • •
Hanteert het kind een goede pengreep? Zijn de duim en wijsvinger ontspannen? Schrijft het kind de lus- en stokletters in de juiste grootte en verhoudingen? Kan het kind beoordelen of de tekst methodisch juist is geschreven?
Steuntje in de rug Probleem met de pengreep, doel I-2.1 (bijv. de duim en wijsvinger houden krampachtig de pen vast): 1 Verschil tussen een gespannen en ontspannen pengreep ervaren. Probleem met de grootte en verhoudingen, doel V-2 (bijv. de stok- en lusletters p, g, d en k in popzanger, (pop)groep, dak en hiphop zijn even lang): 4 Lus- en stokletters vergelijken.
De kinderen oefenen in hun eigen tempo. U loopt rond en observeert. Laat de kinderen tussendoor nog een keer de ‘kriebelloop’ uitvoeren. Kinderen die tijd over hebben, maken de plusopdracht.
Afsluiting Bespreek het schrijfwerk aan de hand van de pictogrammen en uw observaties. Bespreek de pengreep. Hielden de kinderen de pen ontspannen vast? Vraag wie van de kinderen het doel grootte en verhoudingen hebben gekozen. Bekijk popgroep en vraag deze kinderen om enkele observatiepunten te noemen. Is de stokletter p korter dan de lusletter g? Bekijk ook druk. Tot slot bekijken de kinderen de hele tekst. Is deze met de goede schrijfletters geschreven? Laat de kinderen die beoordelen als doel kozen het schrijfwerk van een ander kind beoordelen. Ze bespreken samen de vorm van de J. U loopt rond en geeft feedback op de wijze waarop de kinderen het schrijfwerk beoordelen.
15
224739 AE1 HL 7 22-05-2008 15:27 Pagina 16
1 Zingen & swingen 1 Zingen & swingen
Les 3
Marokko swingt
Les 3
Marokko swingt
Muziek is belangrijk in het leven van (31) de Marokkanen. Er is altijd wel een reden (65) om muziek te maken: bij een bruiloft, een (99) geboortefeest of gewoon bezoek. In elk (132) huis is een trommel of een tamboerijn (163) te vinden. (172) Bij muziek horen ook zang en dans. (200) De mannen maken muziek. De vrouwen zingen en (237) dansen. Buikdansen doen ze graag. Hierbij (273) beweeg je je heupen en je buik heel (301) soepel. Dat is moeilijker dan je denkt. (334)
Introductie
+
Welke muziekinstrumenten ken je? Schrijf er minstens vijf op.
3
Schrijfschrift 7, blz. 3
Deze les gaat over Marokkaanse muziek. Laat, als het kan, vooral de Marokkaanse kinderen hierover vertellen. Muziek is heel belangrijk voor de Marokkanen. Bij muziek horen ook zang en dans. Vooral de vrouwen en de meisjes dansen graag. Vertel de kinderen dat ze straks over Marokkaanse muziek gaan schrijven. Daarbij moeten ze goed letten op het tempo, de schrijfbeweging en de papierligging.
Doelen XII II I
Het kind schrijft in een vlot tempo. Het kind voert een soepele schrijfbeweging uit. Het kind past de schrijfvoorwaarden toe.
Materiaal • •
stopwatch of horloge met secondewijzer kopieerblad R5
Pictogrammen
Observatiepunten • •
•
Schrijft het kind in een vlot tempo? Voert het kind een soepele schrijfbeweging uit? Strekken en buigen de wijsvinger en duim zich soepel? Ligt het schrift in dezelfde richting als de schrijfarm en ligt het rechts van het midden voor rechtshandigen of links van het midden voor linkshandigen?
Steuntje in de rug Probleem met het tempo, doel XII-2 (bijv. het kind schrijft te traag, doordat het de wijsvinger en duim niet soepel strekt): 1 Schrijfbeweging bespreken en oefenen. Probleem met de schrijfbeweging, doel II2 (bijv. het kind buigt en strekt de wijsvinger en duim niet soepel): 1 Vingerkras tekenen. Probleem met de papierligging, doel I-3.2 (bijv. het schrift ligt niet in dezelfde richting als de schrijfarm): 2 Driehoek als mal gebruiken.
16
Instructie Bekijk samen bladzijde 3 van het schrift. Bespreek de schrijfvoorwaarden. Leg het accent op de papierligging en het -transport. Laat de kinderen in tweetallen de papierligging demonstreren en met elkaar bespreken. Bespreek vervolgens het papiertransport. Welke hand verschuift het papier? Neem de tekst door. Ga na of de kinderen alle woorden begrijpen. Bespreek de overige doelen van deze les. Tempo: Vertel de kinderen dat ze tweemaal één minuut gaan schrijven. Ze gaan de letters tellen en zo hun schrijftempo vaststellen. Schrijfbeweging: Laat de kinderen in tweetallen de schrijfbeweging demonstreren. Hierbij buigen en strekken de wijsvinger en duim soepel. Wijs de kinderen op het pictogram (schrijftempo). Laat ze verwoorden waar ze goed op moeten letten. Uit de overige doelen (schrijfbeweging, papierligging en -transport) kiezen ze één doel waar ze speciaal op gaan letten. Ze tekenen in het schrijfschrift hiervoor een passend pictogram. Ze nemen dit over uit het pictogrammenoverzicht in hun schrift, of bedenken zelf iets. Dit geldt ook voor de volgende lessen.
Oefenen De kinderen schrijven op uw teken één minuut. Na die minuut stoppen ze en tellen ze het aantal tekens. Ze schrijven dat naast hun tekst. Daarna schrijven ze de alinea af. De kinderen doen ter ontspanning de ‘kriebelloop’ en schrijven de alinea af. De kinderen schrijven op uw teken weer één minuut. Ze beginnen bij de tweede alinea, bij ‘Bij muziek...’. Ze tellen hoeveel tekens ze in de tweede minuut hebben geschreven en noteren dit aantal achter in hun schrift. De kinderen schrijven de tekst af. U loopt rond en observeert. Laat de kinderen die tijd over hebben de plusopdracht maken.
Afsluiting Bespreek het werk aan de hand van de pictogrammen en uw observaties. Vonden de kinderen het moeilijk om vlot te schrijven? Waarom? Vraag wie van de kinderen schrijfbeweging als doel gekozen hebben. Waar moesten ze goed op letten? Vraag wie papierligging als doel hebben gekozen. Laat deze kinderen enkele observatiepunten noemen. Hoe lag het schrift op tafel? Konden ze het schrift gemakkelijk verschuiven? Noteer de resultaten van de tweede minuut tempometing op kopieerblad R5.
224739 AE1 HL 7 22-05-2008 15:28 Pagina 17
2 Ruiken & stinken
Les 1
Wat is nou poep?
2 Ruiken & stinken
Les 1
Wat is nou poep?
Voedsel heb je nodig om te groeien. Eerst kauw je het eten fijn. Daarna wordt het voedsel nog kleiner gemaakt, bijvoorbeeld in je maag. Dat noemen we: verteren. Een deel van het voedsel verteert niet. Dat gaat naar de dikke darm. De dikke darm haalt het water eruit, zodat het een dikke brij wordt. En dat is nou poep. Of netjes gezegd: ontlasting.
mond
maag
dikke darm
Introductie Vertel de kinderen dat het nieuwe thema Ruiken & stinken is. Wat vinden de kinderen stinken? Lees de tekst uit het schrijfschrift voor en praat er kort over. Vertel dat de stoffen uit het verteerde voedsel in het bloed worden opgenomen. Weten de kinderen waar deze stoffen voor nodig zijn? Ze zijn nodig voor de groei van het lichaam, voor de levering van energie en om gezond te blijven. En wat gebeurt er met het onverteerde voedsel? Vertel de kinderen dat ze straks hierover gaan schrijven. Daarbij moeten ze goed letten op de verbinding, de hellingshoek en de witruimte tussen de woorden.
Instructie Bekijk samen bladzijde 4 van het schrift. Bekijk oefening 2: de kinderen moeten de juiste betekenis achter het woord schrijven. Wijs op de hoofdletters en op de dubbele punt. Bespreek de schrijfvoorwaarden. Leg het accent op de pengreep en de pendruk. De pengreep moet ontspannen zijn en de druk gelijkmatig. Neem de teksten door. Ga na of de kinderen alle woorden begrijpen. Bespreek zo nodig oefening 2 klassikaal. Bespreek de doelen van deze les. Verbinden: Ga in op enkele verbindingen. Bekijk Eerst en bespreek de verbinding e-r. Wijs de kinderen erop het golfje van de r goed zichtbaar moet zijn. Hellingshoek: Wijs op de stok- en lusletters in dikke. Deze moeten allemaal even schuin staan. Spatiëring: Bespreek de witruimte in En dat is nou poep. Vraag de kinderen hoe groot de ruimte tussen de woorden moet zijn. De woorden mogen niet te dicht bij elkaar staan. Er moet een o tussen passen. Wijs de kinderen op het pictogram (verbinden). Laat ze verwoorden waar ze goed op moeten letten. Uit de overige doelen (hellingshoek, spatiëring) kiezen ze één doel waar ze speciaal op gaan letten. Ze tekenen in het schrijfschrift hiervoor een passend pictogram. Ze nemen dat over uit het pictogrammenoverzicht in hun schrift, of bedenken zelf iets. Dit geldt ook voor de volgende lessen.
Oefenen De kinderen oefenen in hun eigen tempo. U loopt rond en observeert. Besteed ook aandacht aan de pendruk. Kinderen die tijd over hebben, maken de plusopdracht.
Afsluiting Bespreek het schrijfwerk aan de hand van de pictogrammen. Laat de kinderen in tweetallen elkaars werk bespreken. Vraag wie van de kinderen hellingshoek als doel gekozen hebben. Vraag ze om enkele observatiepunten te noemen. Staan alle stok- en lusletters in dikke even schuin? Laat ze met kleur een streep onder een goed gelukt woord schrijven. Bekijk daarna het doel spatiëring. Bespreek de observatiepunten met de kinderen die dit als doel hebben gekozen. Laat de kinderen En dat is nou poep in tweetallen bespreken en in deze zin een o tussen de woorden schrijven. Past de o er overal tussen? Staan de woorden niet te dicht bij elkaar?
Er bestaan veel woorden voor poep. Schrijf de goede betekenis achter het woord. Keutel — Vlaai — Drol — Vijg hondenpoep — poep van een paard — poep van een koe — konijnenpoep
Keutel:
+
Welke woorden lees je in het woord hondendrol? Schrijf ze op.
4
Schrijfschrift 7, blz. 4
Doelen VI VII IX
Het kind verbindt de kleine letters correct. Het kind schrijft met een consequente hellingshoek. Het kind houdt de juiste spatiëring tussen de woorden aan.
Pictogrammen
Observatiepunten • • •
Verbindt het kind de kleine letters correct? Hebben de letters een consequente hellingshoek? Houdt het kind de juiste spatiëring tussen de woorden aan?
Steuntje in de rug Probleem met de verbinding, doel VI (bijv in de verbinding e-r in Eerst is het golfje van de r niet zichtbaar. 3 Op bord oefenen. Probleem met de hellingshoek, doel VII-1 (bijv. de lus- en stokletters in dikke staan niet even schuin): 1 Schuine strepen maken. Probleem met de spatiëring, doel IX-1 (bijv. de ruimte tussen de woorden is te klein): 2 Visualiseren met de letter o.
17
224739 AE1 HL 7 22-05-2008 15:28 Pagina 18
2 Ruiken & stinken 2 Ruiken & stinken
Les 2
Broodje schimmelkaas
Les 2
Broodje schimmelkaas
Stokbroodje schimmelkaas Benodigdheden: klein Frans stokbroodje dikke plakken schimmelkaas enkele blaadjes sla plakjes komkommer plakjes tomaat sprietjes bieslook
Snijd het broodje open. Leg de plakken kaas erop. Leg de blaadjes sla en de plakjes komkommer erop. Versier het broodje tot slot met de plakjes tomaat en de bieslook.
Introductie
eet smakelijk!
+
Hoe eet jij een broodje het liefst? Schrijf het op.
5
Schrijfschrift 7, blz. 5
Doelen X
Het kind gebruikt een goede bladspiegel. VII Het kind schrijft met een consequente hellingshoek. XIII Het kind beoordeelt of een tekst methodisch juist is geschreven.
Pictogrammen
Observatiepunten •
•
•
Gebruikt het kind een goede bladspiegel en houdt het een goede linkermarge aan? Hebben de letters een consequente hellingshoek? Staan de stok- en lusletters s, t, k, b, d, j, p en l in stokbroodje en plakjes even schuin? Kan het kind beoordelen of een tekst methodisch juist is geschreven?
Steuntje in de rug Probleem met de bladspiegel, doel X-1 (bijv. de ingrediënten van het recept staan niet recht onder elkaar): 3 Hulplijn gebruiken. Probleem met de hellingshoek, doel VII-2 (bijv. de stok- en lusletters in stokbroodje en plakjes staan niet even schuin): 2 Controleren met gekleurde lijnen door lusletters. Probleem met de beoordeling of de tekst methodisch juist is geschreven, doel XIII (bijv. het kind ziet niet dat de verbinding m-m in schimmelkaas en komkommer te veel pootjes heeft): 2 Criteria voor het beoordelen bespreken.
18
Begin de les met een gesprek over eten. Wat vinden de kinderen lekker? Wat vinden ze niet zo lekker? Waarom niet? Wie van de kinderen houdt van pittige kaas, zoals Franse schimmelkaas? Waarom houden sommige kinderen er niet van? Vertel de kinderen dat deze kazen zo ruiken vanwege de schimmels. Die schimmels worden er extra aan toegevoegd. Hierdoor krijgen sommige kaassoorten een scherpe geur. Weer andere soorten krijgen een soort schimmelpluis als korst. Vertel de kinderen dat ze straks hierover gaan schrijven. Daarbij moeten ze goed letten op de bladspiegel en op de hellingshoek. Vertel dat ze ook zelf gaan beoordelen of ze de tekst in de goede schrijfletters hebben geschreven.
Instructie Bekijk samen bladzijde 5 van het schrift. Benoem de tekstsoort: een recept. Bespreek de linkermarge: de lijst van benodigdheden springt in en de ingrediënten staan recht onder elkaar. Bespreek de schrijfvoorwaarden. Leg het accent op de zit-schrijfhouding. Het kind zit met de billen achter in de stoel. De voeten steunen op de grond. Ze staan licht gespreid. Neem de tekst door. Ga na of de kinderen alle woorden begrijpen. Wat zijn sprietjes en wat is bieslook? Bespreek de doelen van deze les. Bladspiegel: Bespreek de bladspiegel van het lijstje. Wijs op de dubbele punt achter Benodigdheden. Vraag de kinderen waar ze bij het rijtje op moeten letten. De woorden in het rijtje staan recht onder elkaar en springen in. Wat gebeurt er als ze te veel inspringen? Dan passen de woorden niet meer op de regel. Hellingshoek: Bespreek de stok- en lusletters. Wijs op stokbroodje en plakjes. In welke richting staan de stok- en lusletters? Wijs erop dat de letters allemaal even schuin moeten staan. Beoordelen: Vertel de kinderen dat ze straks zelf gaan beoordelen of de tekst methodisch juist is geschreven. Ze letten daarbij speciaal op de verbinding mm in schimmelkaas en komkommer. Wijs de kinderen op het pictogram (bladspiegel). Laat ze verwoorden waar ze goed op moeten letten. Uit de overige doelen (hellingshoek, beoordelen) kiezen de kinderen één doel waar ze speciaal op gaan letten. Ze tekenen in het schrijfschrift hiervoor een passend pictogram. Ze nemen dat over uit het pictogrammenoverzicht in hun schrift, of bedenken zelf iets. Dit geldt ook voor de volgende lessen.
Oefenen De kinderen oefenen in hun eigen tempo. U loopt rond en observeert. Besteed ook aandacht aan de zit-schrijhouding. Kinderen die tijd over hebben, maken de plusopdracht.
Afsluiting Bespreek het schrijfwerk aan de hand van de pictogrammen. Laat de kinderen naar de marge kijken. Springt het rijtje benodigdheden in en staan de woorden netjes onder elkaar? Laat ze ter controle met een liniaal een lijn langs het rijtje trekken. Past ook elk woord op de regel? Vraag wie van de kinderen hellingshoek als doel gekozen hebben. Zij controleren of de lus- en stokletters in stokbroodje en plakjes allemaal even schuin staan. Laat ze met kleur een streep onder een goed gelukt woord zetten. Wie van de kinderen hebben beoordeling als doel gekozen? Bespreek de verbinding m-m in schimmelkaas en komkommer. Laat ze het werk van een ander kind bekijken en samen bespreken. U loopt rond en geeft feedback op de wijze waarop de kinderen het schrijfwerk beoordelen.
224739 AE1 HL 7 22-05-2008 15:28 Pagina 19
2 Ruiken & stinken
Les 3
Geurvlag
2 Ruiken & stinken
Les 3
Geurvlag
Wist je dat honden dol zijn op luchtjes? Met hun luchtje laten (51) ze aan elkaar zien hoe sterk, mooi of knap ze zijn. (92) Een verliefd vrouwtje heeft een geurtje in haar urine. We (140) noemen dat een geurvlag. Overal waar ze plast, laat ze een (188) geurtje achter. Daarom snuffelt een mannetje zo graag aan bomen (242) en lantaarnpalen. Hij zoekt een lief vrouwtje! (282) Het mannetje heeft ook een geurvlag. Hij zegt daarmee dat hij (333) de baas is in zijn eigen gebied. Een ander mannetje mag er (380) niet komen! (390)
Introductie Begin de les met de vraag waarom een mannetjeshond aan bomen snuffelt. Hij is op zoek naar een lief vrouwtje. Een verliefd vrouwtje heeft namelijk een speciaal luchtje in haar urine. Ze laat dit luchtje overal achter. We noemen dit de geurvlag. Ook het mannetje heeft een geurvlag. Hij plast overal om te laten zien dat hij de baas in het gebied is. Een ander mannetje mag daar niet komen. Overigens hebben niet alleen honden, maar ook andere dieren een geurvlag. Vertel de kinderen dat ze straks over de geurvlag van de hond gaan schrijven. Daarbij moeten ze goed letten op het tempo, de grootte en verhoudingen en op de verbinding van de letters.
Instructie Bekijk samen bladzijde 6 van het schrift. Bespreek de schrijfvoorwaarden. Leg het accent op de pengreep en laat de kinderen de pen goed vasthouden. Duim en wijsvinger bevinden zich op ongeveer 2,5 centimeter van de schrijfpunt en vormen een rondje. Laat de kinderen ter ontspanning ‘in de pen klimmen’. Neem de tekst door. Ga na of de kinderen alle woorden begrijpen. Bespreek de doelen van deze les. Tempo: Vertel de kinderen dat ze in een snel tempo gaan schrijven. Eerst krijgen ze een kort oefendictee. Dan gaan ze drie minuten snel schrijven. Vertel dat een ontspannen pengreep belangrijk is om vlot te kunnen schrijven. Grootte en verhoudingen: Bespreek de leestekens. Laat een kind de grootte en de plaats van het uitroepteken en vraagteken verwoorden. De kinderen wijzen in tweetallen met de penpunt de grootte en de plaats in hun schrift aan. Verbinden: Wijs op de verbindingen. Benadruk de verbinding v-r in vrouwtje: het haakje van de v gaat vloeiend over in de r. Wijs de kinderen op het pictogram (tempo). Laat ze verwoorden waar ze goed op moeten letten. Uit de overige doelen (grootte en verhoudingen, verbinden) kiezen de kinderen één doel waar ze speciaal op gaan letten. Ze tekenen in het schrijfschrift hiervoor een passend pictogram. Ze nemen dat over uit het pictogrammenoverzicht in hun schrift, of bedenken zelf iets. Dit geldt ook voor de volgende lessen.
Oefenen U geeft als dictee de woorden: mannetje, vrouwtje, snuffelt, luchtje, geurvlag. De kinderen schrijven dit op. De kinderen ‘klimmen in de pen’ ter ontspanning. De kinderen schrijven op uw teken drie minuten de tekst. Ze zetten in de voorbeeldtekst een streep achter de letter die ze het laatst schreven, tellen het aantal geschreven letters en delen dit getal door drie. Het resultaat noteren ze in het schema achter in hun schrift. De kinderen schrijven de tekst af. U loopt rond en observeert. Kinderen die tijd over hebben, maken de plusopdracht.
Afsluiting Bespreek het schrijfwerk aan de hand van de pictogrammen. Vraag wie moeite hadden met het tempo. Lukte het om de pen ontspannen te blijven vasthouden? Laat de kinderen in tweetallen elkaars werk bekijken. Laat de kinderen die grootte en verhoudingen als doel kozen enkele aandachtspunten noemen bij de leestekens. Ze bekijken elkaars werk in tweetallen en zetten met kleur een streep onder een goed gelukt leesteken. Laat de kinderen die het doel verbinden kozen aandachtspunten noemen. In tweetallen bekijken ze de verbinding v-r in vrouwtje in elkaars werk. Ze zetten met kleur een streep onder een mooie verbinding. Noteer de resultaten van de tempometing op kopieerblad R5.
+
Welke luchtjes vind jij lekker ruiken? Schrijf er een paar op. Denk bijvoorbeeld aan de geur van gebraden vlees, parfum, ...
6
Schrijfschrift 7, blz. 6
Doelen XII V VI
Het kind schrijft in een vlot tempo. Het kind schrijft in de juiste grootte en verhoudingen. Het kind verbindt de kleine letters correct.
Materiaal • • •
stopwatch of horloge met secondewijzer kleurpotloden kopieerblad R5
Pictogrammen
Observatiepunten • • •
Schrijft het kind in een vlot tempo? Schrijft het kind de leestekens in de juiste grootte? Verbindt het kind de kleine letters correct? Gaat het haakje van de v vloeiend over in het golfje van de r in vrouwtje?
Steuntje in de rug Probleem met het tempo, doel XII-1 (bijv. het kind schrijft te traag, doordat de vingers niet goed op de pen staan en de pengreep krampachtig is): 2 Pengreep bespreken en oefenen. Probleem met de grootte en verhoudingen, doel V-2 (bijv. de grootte van de leestekens (vraagteken en uitroepteken) stemmen niet overeen met de liniatuur): 2 Grootte en plaats van leesteken bespreken. Probleem met de verbinding, doel VI (bijv. het haakje van de v gaat niet vloeiend over in het golfje van de r in vrouwtje): 1 Schrijfwijze met de wijsvinger volgen.
19
224739 AE1 HL 7 22-05-2008 15:28 Pagina 20
3 Plagen & pesten 3 Plagen & pesten
Les 1
Een poets bakken
Kopieerblad L1
Les 1
Een poets bakken
Moppendam, vrijdag 13 oktober De medewerkers van het museum in Moppendam gingen op vrijdag 13 oktober een opgezette haai opereren. Ze hadden een nieuwe techniek bedacht om het beest levend te maken. Iedereen mocht komen kijken. Al vroeg stond er een lange rij mensen te wachten voor het museum. Om 10 uur gingen de deuren open. Blij ging men naar binnen. Maar… de mensen werden niet naar de operatiezaal gebracht, maar naar de kantine. De directeur vertelde dat de operatie niet doorging. De haai voelde zich niet goed! Grapje! Het museum had ze een poets gebakken. De meeste mensen konden er wel om lachen. Ze kregen gratis een consumptie.
Introductie Begin de les met het vertellen van een mopje.
+ 66
Weet jij nog een leuke grap voor een museum? Schrijf hem op.
K O P I E E R B O E K
4
© Wolters-Noordhoff
Kopieerblad L1
Doelen X-3 Het kind zorgt voor een evenwichtige bladindeling. X-2 Het kind past een juiste interlinie toe. IX Het kind houdt de juiste spatiëring tussen woorden aan.
Materialen •
per kind: kopieerblad L1
Pictogrammen
Observatiepunten •
• •
Zorgt het kind voor een evenwichtige bladindeling? Wordt de indeling niet erg rommelig? Past het kind een juiste interlinie toe? Houdt het kind de juiste spatiëring tussen woorden aan?
Steuntje in de rug Probleem met de bladindeling, doel X-3 (bijv. de bladindeling is rommelig): 1 Met voorbeeld vergelijken. Probleem met de interlinie, doel X-2 (bijv. de bovenlussen raken verstrengeld in de onderlussen): 1 Regelverhaking visualiseren. Probleem met de spatiëring, doel IX-1 (bijv. de ruimte tussen de woorden is te groot): 2 Visualiseren met de letter o.
Jantjes moeder laat de hond uit. Ze ziet een portemonnee op de stoep liggen. Ze bukt zich om die op te rapen, maar de portemonnee schuift weg. Ze probeert het nog eens, maar steeds schuift de portemonnee weg. Zo hupt ze er bukkend achteraan. Er klinkt een gierende lach achter de heg. Dat is Jantje met zijn vrienden. ‘Gefopt!’ roepen ze. Ze laten de portemonnee zien: die zit vast aan een doorzichtige draad. Vraag de kinderen of dit plagen of pesten is. Een grap uithalen noemen we ook wel ‘iemand een poets bakken’. Niet alleen kinderen bakken iemand een poets, ook volwassenen doen dat. Soms komt dat in de krant of op tv. Vertel de kinderen dat het nieuwe thema Plagen & pesten is. Straks gaan ze over zo’n grap van volwassenen schrijven. Daarbij moeten ze goed letten op de bladindeling, de ruimte tussen de regels en de witruimte tussen de woorden.
Instructie Bekijk samen het kopieerblad. Bespreek de bladindeling. Wat is het voor tekst? Een krantenartikel. Hoe zien de kinderen dat? Bespreek de schrijfvoorwaarden. Leg het accent op de papierligging. De onderarm ligt op de middenlijn van het schrift. De schrijfhand ligt onder de schrijflijn. Neem de tekst door. Ga na of de kinderen alle woorden begrijpen. Wat betekent opgezette, techniek en consumptie? Bespreek de doelen van deze les. Bladindeling: Wijs de kinderen erop dat ze de tekst na de foto doorschrijven. Ze moeten dus geen kolommen maken, maar de zinnen over de hele breedte uitschrijven. Daarbij moeten ze steeds schatten of een woord nog op de regel past. De linkermarges links en rechts naast de foto moeten gelijk zijn, en de regels moeten recht onder elkaar beginnen. Interlinie: De bovenlussen van de ene zin mogen niet in de onderlussen van de andere zin verstrengeld raken. Vraag de kinderen hoe ze dat kunnen voorkomen. Spatiëring: Hoe groot is de witruimte tussen de woorden? Deze mag niet groter zijn dan de o. Wijs de kinderen op het pictogram (bladspiegel). Laat ze verwoorden waar ze goed op moeten letten. Uit de overige doelen (interlinie, spatiëring) kiezen ze één doel waar ze speciaal op gaan letten. Ze tekenen in het schrijfschrift hiervoor een passend pictogram. Ze nemen dat over uit het pictogrammenoverzicht in hun schrift, of bedenken zelf iets. Dit geldt ook voor de volgende lessen.
Oefenen De kinderen oefenen in hun eigen tempo. U loopt rond en observeert. Besteed ook aandacht aan de papierligging. Kinderen die tijd over hebben, maken de plusopdracht.
Afsluiting Bespreek het schrijfwerk aan de hand van de pictogrammen. Laat de kinderen elkaars werk bespreken. Ziet de bladindeling er netjes uit? Passen de woorden goed op de regels en zijn de linkermarges recht? Bekijk de twee laatste regels. Laat de kinderen die interlinie als doel kozen enkele observatiepunten noemen en in tweetallen hun werk bespreken. Bespreek de spatiëring in de zin De haai voelde zich niet goed!. Laat de kinderen die spatiëring als doel kozen observatiepunten noemen en in tweetallen deze zin bekijken. Ze schrijven met kleur een o tussen de woorden. Wat vonden de kinderen het moeilijkst: de bladindeling, de ruimte tussen de regels of de witruimte tussen de woorden? Geef feedback.
20
224739 AE1 HL 7 22-05-2008 15:28 Pagina 21
3 Plagen & pesten
Les 2
Stop!
3 Plagen & pesten
Les 2
Stop!
Schrijf een eigen tekst in de ballonnen en langs de rand van de poster.
Introductie Lees een gedicht voor, geschreven door een meisje uit groep 6. Pesten Dat meisje wordt gepest, heel erg gepest. Dat meisje is verdrietig, heel erg verdrietig. Hé, dat jongetje slaat haar, hij schopt haar heel, heel hard. Dat meisje is jarig en dat jongetje mag ook komen, gek hè. Vraag de kinderen wat ze van dit gedicht vinden. Vertel dat ze straks over pesten gaan schrijven. Daarbij moeten ze goed letten op de verbindingen tussen en de grootte van de letters. Ze gaan ook experimenteren met het schrift.
Schrijf deze tekst onder in de poster. Rob pest Roxanne zomaar, zonder reden. Roxanne wordt daar zo verdrietig van! Gelukkig komt Roos voor haar op.
+
Wat zou jij zelf onder de poster willen schrijven? Schrijf het op.
7
Schrijfschrift 7, blz. 7
Doelen VI
Het kind verbindt de kleine letters correct. V Het kind schrijft in de juiste grootte en verhoudingen. XIV-1 Het kind experimenteert met grafische mogelijkheden.
Pictogrammen
Instructie Bekijk samen bladzijde 7 van het schrift. Om wat voor tekst gaat het? Een poster. Vertel de kinderen dat ze zelf een tekst mogen verzinnen voor de denken spreekballonnen, en voor de rand. Onder de tekening schrijven ze de tekst uit het schrift. Bespreek de schrijfvoorwaarden. Leg het accent op het papiertransport. De kinderen verschuiven met de niet-schrijfhand het papier, zonder dat de zit-schrijfhouding en het schrijfpunt veranderen. Neem de tekst door. Ga na of de kinderen deze begrijpen. Bespreek de doelen van deze les. Verbinden: Wijs op enkele verbindingen, zoals z-o in zo. De verbinding mag niet te breed zijn. Grootte en verhoudingen: Wijs op Gelukkig. De G en de lusletters l, k en g mogen niet te kort zijn. Grafische mogelijkheden: Teken een tekstballon op het bord. Schrijf er Houd op met schoppen! in. Waar moeten de kinderen op letten? De tekst mag niet buiten de tekstballon komen. De kinderen moeten schatten of de tekst in de tekstballon past of dat ze hun handschrift moeten verkleinen. Bij het schrijven van de randtekst moeten ze schatten of het woord nog vóór de hoek past of niet. Bij de hoek draaien ze het papier en schrijven ze verder. Wijs de kinderen op het pictogram (verbinden). Laat ze verwoorden waar ze goed op moeten letten. Uit de overige doelen (grootte en verhoudingen, grafische mogelijkheden) kiezen ze één doel waar ze speciaal op gaan letten. Ze tekenen in het schrijfschrift hiervoor een passend pictogram. Ze nemen dat over uit het pictogrammenoverzicht in hun schrift, of bedenken zelf iets. Dit geldt ook voor de volgende lessen.
Observatiepunten •
• •
Verbindt het kind de kleine letters correct? Is de verbinding z-o in zo en zomaar niet te breed? Hebben de letters de juiste grootte en verhoudingen? Experimenteert het kind met grafische mogelijkheden?
Steuntje in de rug Probleem met de verbindingen, doel VI (bijv. de verbinding z-o in zomaar, zonder en zo is te breed): 4 Verbinding in andere woorden oefenen. Probleem met de grootte en verhoudingen, doel V-2 (bijv. de hoofdletters R en G en de lusletters in Rob en Gelukkig zijn te kort): 5 Hulplijn gebruiken.
Oefenen De kinderen oefenen in hun eigen tempo. U loopt rond en observeert. Besteed ook aandacht aan het papiertransport. Kinderen die tijd over hebben, maken de plusopdracht.
Afsluiting Bespreek het schrijfwerk aan de hand van de pictogrammen. Laat de kinderen elkaars werk bekijken. Bespreek de verbinding z-o in zo en zomaar. Laat de kinderen met kleur een streep onder een mooie verbinding zetten. Vraag wie van de kinderen grootte en verhouding als doel hebben gekozen. Bekijk Gelukkig en laat ze enkele observatiepunten noemen. Bespreek het doel grafische mogelijkheden. Laat de kinderen die dit als doel kozen enkele observatiepunten noemen. Bekijk de tekstballonnen. Passen alle woorden erin? Vonden ze het moeilijk om in de ballonnen te schrijven? Geef aanwijzingen. 21
224739 AE1 HL 7 22-05-2008 15:28 Pagina 22
3 Plagen & pesten 3 Plagen & pesten
Les 3
Een potje pesten
Les 3
Een potje pesten
Wie pest er nooit? Ik bedoel natuurlijk het kaartspel (45) ‘pesten’! Je pest de andere spelers, zodat ze niet kunnen (93) winnen. Speelkaarten zijn al heel oud. De Arabieren kenden (143) het spel al. (153) Vroeger was kaarten verboden, want het spel eindigde vaak (202) in ruzie of, erger nog, in moord. De spelers speelden ook (249) dikwijls om geld, veel geld. (373) Eerst werd het kaartspel met de hand gemaakt. Nu wordt het (321) machinaal gemaakt. In België maken ze elk jaar 100 miljoen (370) kaartspellen. (383)
Introductie
+
Welke kaartspelletjes ken je nog meer? Schrijf ze op.
8
Schrijfschrift 7, blz. 8
Laat een pak speelkaarten zien. Welke kaartspelletjes kennen de kinderen? Wie kan ‘pesten’? Waarom heet het spel zo? Het kaartspel is al heel oud. In Europa was het al in de middeleeuwen bekend. De kerk en de overheid verboden het spel, omdat het gepaard ging met ruzie, moord en goklust. Daarom werd het kaartspel Het duivels prentenboek genoemd. Vertel de kinderen dat ze hierover gaan schrijven. Daarbij moeten ze goed letten op het tempo, de papierligging en de hellingshoek.
Doelen XII I VII
Het kind schrijft in een vlot tempo. Het kind past de schrijfvoorwaarden toe. Het kind schrijft met een consequente hellingshoek.
Materiaal • • •
stopwatch of horloge met secondewijzer pak speelkaarten kopieerblad R5
Pictogrammen
Observatiepunten • •
•
Schrijft het kind in een vlot tempo? Past het kind een goede papierligging en een goed -transport toe? Komt de middenlijn van de onderarm overeen met de middenlijn van het schrift? Verschuift de niet-schrijfhand het schrift? Hebben de letters een consequente hellingshoek?
Steuntje in de rug Probleem met het tempo, doel XII-1 (bijv. het kind schrijft te traag doordat het het schrift met de schrijfhand verschuift): 3 Papierligging en/of papiertransport bespreken en oefenen. Probleem met de papierligging, doel I-3.1 (bijv. het schrift ligt niet rechts van het midden (voor rechtshandigen) of links van het midden (voor linkshandigen): 1 Handen vouwen en op tafel leggen. Probleem met de hellingshoek, doel VII-1 (bijv. de lus- en stokletters in kaartspel staan niet even schuin): 1 Schuine strepen maken.
22
Instructie Bekijk samen bladzijde 8 van het schrift. Wat betekent een potje pesten? Wijs op de aanhalingstekens en op de spelling van België. Bespreek de schrijfvoorwaarden. Leg het accent op de papierligging en het -transport. Laat de kinderen dit samen bespreken. Het schrift ligt in de juiste hoek als de middenlijn van de onderarm overeenkomt met de middenlijn van het schrift. De hoogte van het schrift wordt bepaald door het schrijfpunt. De schrijfhand ligt onder de schrijflijn. De niet-schrijfhand verschuift het papier. Vertel dat je vlotter kunt schrijven waneer het papier goed ligt en je het op de goede manier verschuift. Neem de tekst door. Ga na of de kinderen die begrijpen. Wat betekent machinaal? Bespreek de overige doelen van deze les. Tempo: Vertel de kinderen dat ze gaan oefenen om snel te schrijven. Eerst gaan ze daarvoor oefenen met een dictee. Als ze de tekst geschreven hebben, tellen ze de letters en noteren ze het resultaat in hun schrift. Vertel dat een goede papierligging belangrijk is om vlot te kunnen schrijven. Hellingshoek: Bekijk kaartspel. Wijs erop dat de stok- en lusletters allemaal even schuin moeten staan. Wijs de kinderen op het pictogram (tempo). Laat ze verwoorden waar ze goed op moeten letten. Uit de overige doelen (papierligging en -transport, hellingshoek) kiezen ze één doel waar ze speciaal op gaan letten. Ze tekenen in het schrijfschrift hiervoor een passend pictogram. Ze nemen dat over uit het pictogrammenoverzicht in hun schrift, of bedenken zelf iets. Dit geldt ook voor de volgende lessen.
Oefenen Geef als dictee het woord speelkaart. De kinderen schrijven op uw teken het in 15 seconden op een kladblaadje. Doe hetzelfde met speeltafel. Als het tempo goed is, schrijven ze beide woorden eenmaal op. Herhaal dit met speelhol en laat de kinderen 24 seconden schrijven. Ze schrijven nu het woord een aantal keren. Dicteer kaartspel (27 seconden) en kaartenhuis (50 seconden). Laat de kinderen ter ontspanning even hun schouders losmaken. De kinderen schrijven de tekst in het schrift gedurende één minuut in snel tempo. Ze tellen de tekens die ze geschreven hebben en noteren het resultaat achter in hun schrift. Ze schrijven de overige zinnen. U loopt rond en observeert. Kinderen die tijd over hebben, maken de plusopdracht.
Afsluiting Bespreek het schrijfwerk aan de hand van de pictogrammen. Bespreek het schrijftempo. Was het moeilijk om in een vlot tempo te schrijven? Waarom? Geef eventueel aanwijzingen. Vraag wie van de kinderen papierligging als doel hebben gekozen. Laat ze enkele observatiepunten noemen. Bespreek het doel hellingshoek. De kinderen die het doel hellingshoek kozen, noemen enkele observatiepunten. Ze kijken in tweetallen naar kaartspel en zetten met kleur een streep onder een goed gelukt woord. Noteer de resultaten van de tempometing op kopieerblad R5.
224739 AE1 HL 7 22-05-2008 15:28 Pagina 23
4 Zwijgen & spreken
Les 1
Praten zonder woorden
4 Zwijgen & spreken
Les 1
Praten zonder woorden
Heb je wel eens dove mensen zien praten? Ze communiceren met hun handen. We noemen dat gebarentaal. Hiermee begrijpen ze elkaar goed. Maar ook mensen die wél kunnen praten, gebruiken gebarentaal. Denk maar aan het gebaar ‘wegwezen!’ of ‘stoppen!’. Iedereen begrijpt deze gebaren, ook mensen die een andere taal spreken. Toch best handig om zonder woorden te kunnen praten.
Introductie Introduceer het nieuwe thema met een gesprekje over dove mensen. Wie van de kinderen heeft wel eens dove mensen met elkaar zien praten of communiceren? Hoe doen ze dat? Hoe noemen we deze taal? Dit heet gebarentaal. Konden de kinderen het gesprek volgen? Vraag de kinderen of ze ook wel eens met gebaren communiceren. Met welke? Vertel dat ze hierover gaan schrijven. Het nieuwe thema is Zwijgen & spreken. In deze les moeten ze goed letten op de grootte en verhoudingen, de pendruk en de schrijfbeweging.
Instructie Bekijk samen bladzijde 9 van het schrift. In de tweede oefening schrijven de kinderen de betekenis van de gebaren op. Ze moeten ook denken aan het uitroepteken of vraagteken. Bespreek de schrijfvoorwaarden. Leg het accent op de pendruk. De kinderen demonstreren eerst in tweetallen de pengreep aan elkaar. De pengreep moet ontspannen zijn. Dan zal de pendruk ook gelijkmatig zijn: niet te hard of te zacht. Neem de tekst door. Ga na of de kinderen die begrijpen. Wat betekent communiceren? Bespreek de overige doelen van deze les. Grootte en verhoudingen: Bekijk gebarentaal en laat een kind de grootte en verhouding van de romp-, stok- en lusletters verwoorden. Schrijfbeweging: De kinderen bespreken samen de schrijfbeweging en demonstreren deze aan elkaar. Bij het schrijven buigen en strekken de duim en wijsvinger soepel. U loopt rond en geeft aanwijzingen. Wijs de kinderen op het pictogram (grootte en verhoudingen). Laat ze verwoorden waar ze goed op moeten letten. Uit de overige doelen (pendruk, schrijfbeweging) kiezen ze één doel waar ze speciaal op gaan letten. Ze tekenen in het schrijfschrift hiervoor een passend pictogram.
Wat betekenen deze gebaren? Schrijf het eronder.
+
Welke gebaren ken je nog meer? Teken ze en schrijf er de betekenis bij.
9
Schrijfschrift 7, blz. 9
Doelen V+XI Het kind schrijft in de juiste grootte en verhoudingen en stemt daarbij zijn schriftgrootte af op de liniatuur. I Het kind past de schrijfvoorwaarden toe. II Het kind voert een soepele schrijfbeweging uit.
Pictogrammen
Observatiepunten •
Is de verhouding tussen de romp-, stoken lusletters juist? Zijn de rompletters in gebarentaal, begrijpen en begrijpt even groot; zijn alle lusletters even lang en is hun rompgedeelte even groot als de rompletters? Zijn de stokletters korter dan de lusletters? Past het kind een goede pendruk toe? Buigt en strekt het kind de wijsvinger en duim soepel?
Oefenen
• •
De kinderen oefenen in hun eigen tempo. U loopt rond en observeert. Besteed ook aandacht aan de pendruk. Kinderen die tijd over hebben, maken de plusopdracht.
Steuntje in de rug
Afsluiting Bespreek het schrijfwerk aan de hand van de pictogrammen en uw observaties. Laat de kinderen in tweetallen elkaars werk bespreken. Laat ze kijken naar gebarentaal. Zijn de romp-, stok- en lusletters in de juiste grootte en verhoudingen geschreven? Bekijk ook begrijpen en begrijpt. Laat ze met een kleur een streep onder een goed gelukt woord zetten. Vraag wie van de kinderen het doel pendruk hebben gekozen. Laat deze kinderen enkele observatiepunten noemen en in tweetallen hun werk bekijken. Vraag wie schrijfbeweging als doel hebben gekozen en laat enkele observatiepunten noemen. Vonden deze kinderen het moeilijk om hun duim en wijsvinger soepel te bewegen? Geef eventueel nog aanwijzingen. Vraag tot slot welk doel de kinderen het moeilijkst vonden: de grootte en verhoudingen, de pendruk of de schrijfbeweging. Bespreek indien nodig de tekeningen in het schrift.
Probleem met de grootte en verhoudingen, doel V-1 (bijv. de rompletters in gebarentaal, begrijpen en begrijpt zijn niet even groot; de lusletters zijn niet even lang en hun rompgedeelte is niet even groot als de rompletters; de stokletters zijn even lang als de lusletters): 3 Demonstreren en lettersoort laten benoemen. Probleem met de schrijfvoorwaarden, doel I-4 (bijv. de pendruk is te zwaar): 1 Met sitspapier oefenen. Probleem met de schrijfbeweging, doel II2 (bijv. het kind buigt en strekt de wijsvinger en duim niet soepel): 1 Vingerkras tekenen.
23
224739 AE1 HL 7 22-05-2008 15:28 Pagina 24
4 Zwijgen & spreken 4 Zwijgen & spreken
Les 2
Verliefd!
Les 2
Verliefd!
Quirine is verliefd op Xander en Xenia op Quint. Xaviera gaat met Yoran en Quirijn gaat met Yentl. Youssef houdt van Yasmin en Quinty houdt van Youp.
Wat hoort bij elkaar? Zoek de goede zin bij de taal. Nederlands — Engels — Frans — Duits — Italiaans — Hongaars — Turks szeretlek — ik houd van jou — ti amo — I love you — ich liebe dich — seni seviyorum — je t’aime
Introductie Lees het gedicht voor, geschreven door een meisje uit groep 8.
Nederlands:
+
Ken je nog meer zinnen in een andere taal? Schrijf er een paar op.
10
Schrijfschrift 7, blz. 10
Doelen IV VII IX
Het kind maakt de vorm van de letters conform het methodeschrift. Het kind schrijft met een consequente hellingshoek. Het kind houdt de juiste spatiëring tussen de woorden aan.
Pictogrammen
Verliefd? Ja, of toch niet? Als ik in mijn bedje lig en zachtjes lig te dromen, denk ik alleen nog maar aan jou. Kon ik maar bij je komen. Ik draai me zachtjes om en denk bij mezelf, eigenlijk is verliefd zijn stom! Vraag de kinderen wat ze van dit gedicht vinden. Herkennen ze iets? Vertel de kinderen dat ze straks over verliefdheid gaan schrijven. Als je verliefd bent, zeg je tegen je vriendje of vriendinnetje ‘Ik houd van jou’. In deze les schrijven de kinderen deze zin in verschillende talen op. Weten ze hoe je dit in bijvoorbeeld het Engels zegt? Of in het Frans? Bij het schrijven moeten ze goed letten op de vorm, de hellingshoek en de spatiëring.
Instructie
Observatiepunten •
• •
Geeft het kind de hoofdletters de juiste vorm? Staan de twee schuine lijnen van de X in Xander, Xenia en Xaviera niet te recht? Begint het haakje van de Q in Quirine, Quint, Quirijn en Quinty in het rondje? Schrijft het kind met een consequente hellingshoek? Houdt het kind de juiste spatiëring aan?
Steuntje in de rug Probleem met de vorm, doel IV-4 (bijv. het haakje van de Q in Quirine, Quint, Quirijn en Quinty begint niet in het rondje): 2 Met voorbeeld vergelijken. Probleem met de hellingshoek, doel VII-1 (bijv. de rompletters a, i en e in Xaviera en Yasmin staan niet even schuin): 1 Schuine strepen maken. Probleem met de spatiëring, doel IX-1 (bijv. de ruimte tussen de woorden is te groot): 2 Visualiseren met de letter o.
Bekijk samen bladzijde 10 van het schrift. Neem zonodig de tweede oefening klassikaal door. Ti amo is Italiaans, szeretlek is Hongaars en seni seviyorum is Turks. Bespreek de schrijfvoorwaarden. Leg het accent op de zit-schrijfhouding. Laat een kind deze verwoorden en aan de groep demonstreren. De romp is opgericht, de billen zijn achter in de stoel. De voeten staan in een lichte spreidstand op de grond. Neem de tekst door. Ga na of de kinderen de tekst begrijpen. Schenk aandacht aan de spelling van de namen. Bespreek de doelen van deze les. Vorm: Bespreek enkele hoofdletters. Kijk naar Xenia en laat een kind de X verwoorden. De lijnen van de X moeten schuin staan. Laat een kind de Q in Quint verwoorden. Het haakje begint in het rondje. Hellingshoek: Bespreek de hellingshoek van de rompletters. Kijk naar Xaviera. De rompletters a, i en e moeten even schuin staan. Spatiëring: Laat een kind de goede witruimte tussen de woorden verwoorden. Er past een o tussen de woorden. Wijs de kinderen op het pictogram (vorm). Laat ze verwoorden waar ze goed op moeten letten. Uit de overige doelen (hellingshoek, spatiëring) kiezen ze één doel waar ze speciaal op gaan letten. Ze tekenen in het schrijfschrift hiervoor een passend pictogram.
Oefenen De kinderen oefenen in hun eigen tempo. U loopt rond en observeert. Besteed ook aandacht aan de zit-schrijfhouding. Kinderen die tijd over hebben, maken de plusopdracht.
Afsluiting Bespreek het schrijfwerk aan de hand van de pictogrammen. Laat de kinderen in tweetallen elkaars werk bekijken. Kijk naar de X in Xander, Xenia en Xaviera. Raken de bollen van de X elkaar? Laat ze met kleur een streep onder een mooie X zetten. Vraag wie van de kinderen hellingshoek als doel hebben gekozen en laat ze enkele observatiepunten noemen. Ze bespreken in tweetallen Xaviera en Yasmin. Staan de a, i en de e even schuin? Laat ze een sterretje bij de goedgelukte namen zetten. Vraag de andere kinderen die spatiëring gekozen hebben enkele observatiepunten op te noemen. Daarna bekijken ze samen de eerste zin. Laat ze een o tussen de woorden schrijven. Is de ruimte tussen de woorden niet te groot?
24
224739 AE1 HL 7 22-05-2008 15:28 Pagina 25
4 Zwijgen & spreken
Les 3
Spreken is zilver
4 Zwijgen & spreken
Les 3
Spreken is zilver
Er bestaan veel spreekwoorden en uitdrukkingen over zwijgen en praten. ‘Spreken is zilver, zwijgen is goud’ betekent: je kunt beter zwijgen dan spreken. ‘Met twee woorden spreken’ betekent dat je beleefd met ‘ja, meneer’ of ‘ja, mevrouw’ antwoordt. Als je ‘goed je woordje kunt doen’, kun je goed voor je zelf opkomen. Maar als je ‘niet goed uit je woorden kunt komen’, vind je het moeilijk om precies te vertellen wat je bedoelt. ‘Onder ons gezegd en gezwegen’ zeg je als je iets gaat vertellen wat verder geheim moet blijven.
Introductie Kijk met de kinderen naar de titel van deze les Spreken is zilver. Kunnen ze dit spreekwoord afmaken? Het spreekwoord luidt: spreken is zilver, zwijgen is goud. Wat betekent dit spreekwoord? Kennen de kinderen nog meer spreekwoorden? Vertel de kinderen dat ze straks spreekwoorden en uitdrukkingen gaan opschrijven die te maken hebben met spreken en zwijgen. Daarbij moeten ze goed letten op de verbinding, de papierligging en het papiertransport. Ze gaan ook zelf hun schrijfwerk beoordelen.
Instructie Bekijk samen bladzijde 11 van het schrift. Wijs op de aanhalingsteken en de dubbele punt in de tekst. Bekijk de rebus en vraag de kinderen of ze de bedoeling hiervan begrijpen. Laat ze de oplossing straks eerst op een kladblaadje schrijven en daarna in het schrift. Bespreek de schrijfvoorwaarden. Leg het accent op de papierligging en het papiertransport. Vraag hoe het schrift moet liggen. De bladzijde waar je op schrijft, ligt rechts van het midden voor rechtshandigen of links van het midden voor linkshandigen. Welke hand verschuift het schrift? Laat de kinderen in tweetallen oefenen en elkaar corrigeren. U loopt rond en geeft aanwijzingen. Neem de tekst door. Ga na of de kinderen de uitdrukkingen begrijpen. Bespreek de overige doelen van deze les. Verbinden: Ga in op enkele verbindingen, zoals de o-o in (spreek)woorden en woordje en o-u in goud en mevrouw. Waar moeten de kinderen op letten? De verbinding tussen beide letters mag geen horizontaal streepje worden. Beoordelen: Vertel de kinderen dat ze straks zelf gaan beoordelen of ze de tekst in de juiste schrijfletters geschreven hebben. Ze letten dan speciaal op betekent. Staan alle stok- en lusletters even schuin? Wijs de kinderen op het pictogram (verbinden). Laat ze verwoorden waar ze goed op moeten letten. Uit de overige doelen (papierligging en -transport, beoordelen) kiezen ze één doel waar ze speciaal op gaan letten. Ze tekenen in het schrijfschrift hiervoor een passend pictogram.
Oefenen De kinderen oefenen in hun eigen tempo. U loopt rond en observeert. Besteed ook aandacht aan de papierligging en het papiertransport. Kinderen die tijd over hebben, maken de plusopdracht.
Afsluiting Bespreek het schrijfwerk aan de hand van de pictogrammen en uw observaties. Vraag wie van de kinderen papierligging en transport als doel gekozen hebben en laat ze enkele observatiepunten verwoorden. Hadden ze hier tijdens het schrijven problemen mee? Wat vinden ze moeilijk? Geef gerichte aanwijzingen. Laat vervolgens de kinderen hun eigen werk beoordelen. Laat ze kijken naar de verbinding o-u en o-o in goud, mevrouw, (spreek)woorden en woordje. Is in deze verbindingen het haakje van de o nog zichtbaar? De kinderen zetten een streep onder een goed gelukte verbinding. Dan bekijken ze de hele tekst. Is deze methodisch juist geschreven? Laat de kinderen die beoordelen als doel kozen het werk van een ander beoordelen. Samen bespreken ze de stok- en lusletters in betekent. Staan ze allemaal even schuin? U loopt rond en geeft feedback. Tot slot bespreekt u de tweede oefening. Welk spreekwoord is in de rebus verstopt en wat is de betekenis?
Los deze rebus op.
+
Ken je nog meer spreekwoorden? Schrijf er drie op.
11
Schrijfschrift 7, blz. 11
Doelen VI
Het kind verbindt de kleine letters correct. I-3 Het kind past een goede papierligging en een goed papiertransport toe. XIII Het kind beoordeelt of een tekst methodisch juist geschreven is.
Pictogrammen
Observatiepunten •
• •
Verbindt het kind de kleine letters correct? Is de verbinding o-o in (spreek)woorden en de verbinding o-u in goud en mevrouw niet te recht? Past het kind een goede papierligging en een goed papiertransport toe? Kan het kind beoordelen of een tekst methodisch juist geschreven is?
Steuntje in de rug Probleem met de verbinding, doel VI (bijv. de verbinding o-o in (spreek)woorden en woordje en de verbinding o-u in goud en mevrouw worden gevormd door een rechte streep: 2 Met voorbeeld vergelijken. Probleem met het papiertransport, doel I-3.3 (bijv. de schrijfhand zorgt voor het papiertransport): 3 Horizontale lijnen trekken en papier opschuiven. Probleem met de beoordeling, doel XIII (bijv. het kind ziet niet dat de stok- en lusletters in betekent niet even schuin staan): 1 Ondersteunen in het analyseren van de taak.
25
224739 AE1 HL 7 22-05-2008 15:28 Pagina 26
5 Groeien & veranderen 5 Groeien & veranderen
Les 1
Ik ben het zat!
Les 1
Ik ben het zat!
Wat een leven! Mijn ouders ben ik zat! Ik ben te jong voor dit te oud voor dat en nooit of nimmer mag ik wat. En alsmaar commanderen: Doe dit! Laat dat! Zit stil! Ga leren! Nu is ’t genoeg. Ik wil hier weg. Ik laat me adopteren!
Introductie Leid het nieuwe thema in met een verhaaltje over Tom. Hoe loopt het af? Teken dat in het lege vak en schrijf het op.
+
Verzin een strip van twee of drie plaatjes en schrijf er een tekst onder.
12
Schrijfschrift 7, blz. 12
Doelen VII V II
Het kind schrijft met een consequente hellingshoek. Het kind schrijft in de juiste grootte en verhoudingen. Het kind voert een soepele schrijfbeweging uit.
Pictogrammen
Observatiepunten •
• •
Hebben de leestekens een consequente hellingshoek? Staan de uitroeptekens en de dubbele punt even schuin? Schrijft het kind de hoofdletters in de juiste grootte en verhoudingen? Voert het kind een soepele schrijfbeweging uit?
Steuntje in de rug Probleem met de hellingshoek, doel VII-1 (bijv. de uitroeptekens en de dubbele punt staan niet even schuin): 1 Schuine strepen maken. Probleem met de grootte en verhoudingen, doel V-2 (bijv. de I in Ik, de M in Mijn en de N in Nu komen niet tot de denkbeeldige lusletterlijn): 7 Grootte met computerprogramma oefenen. Probleem met de schrijfbeweging, doel II-2 (bijv. de duim en wijsvinger buigen en strekken niet soepel): 2 Visgraat tekenen.
Toms moeder doet de tv uit. ‘En nu naar boven en eerst je kamer opruimen! Al die troep. Ik kan er niet eens stofzuigen!’ ‘Nou en?’ antwoordt Tom. ‘Het is toch míjn kamer. Dan zuig je maar niet!’ Zuchtend draait Toms moeder zich om. Zo’n brutaal joch zou je toch... Tom loopt de kamer uit en slaat de deur met een harde knal dicht. Herkennen de kinderen dit? Hebben ze ook wel eens knallende ruzie met hun ouders, eigenlijk om niets? Vertel de kinderen dat de komende drie schrijflessen over Groeien & veranderen gaan. Als je in groep 7 zit, voel je je vaak al heel groot. Maar je ouders behandelen je soms nog als een kleuter. Dit geeft wel eens ruzie. Hierover gaan de kinderen schrijven. Daarbij moeten ze goed letten op de hellingshoek, de grootte en verhoudingen en op de schrijfbeweging.
Instructie Bekijk samen bladzijde 12 van het schrift. Wat voor soort tekst is het? Wijs op de witregels. Wijs op wat. Dit woordje staat helemaal alleen op een regel. De kinderen schrijven dit precies zo over, want het is een gedicht. Bespreek de afbeelding. De kinderen maken als een strip een vervolgtekening in het lege vak. Ernaast schrijven ze een eigen tekst. Bespreek de schrijfvoorwaarden. Leg het accent op de pendruk. Deze moet gelijkmatig zijn. Neem de tekst door. Ga na of de kinderen de tekst begrijpen. Wat betekenen commanderen en adopteren? Bespreek de doelen van deze les. Hellingshoek: Wijs op de uitroeptekens. Deze moeten allemaal even schuin staan. Ook de dubbele punt staat schuin. Grootte en verhoudingen: Bespreek de grootte van de hoofdletters. Kijk naar Ik. Laat een kind verwoorden hoe groot de I is. Hij komt tot aan de denkbeeldige lusletterlijn. Dit geldt voor alle hoofdletters, zoals de M in Mijn en de N in Nu. Schrijfbeweging: Laat de kinderen aan elkaar de schrijfbeweging demonstreren en bespreken. Loop rond en geef feedback. De duim en wijsvinger buigen en strekken soepel. Wijs de kinderen op het pictogram (hellingshoek). Laat ze verwoorden waar ze goed op moeten letten. Uit de overige doelen (grootte en verhoudingen, schrijfbeweging) kiezen ze één doel waar ze speciaal op gaan letten. Ze tekenen in het schrijfschrift hiervoor een passend pictogram.
Oefenen De kinderen oefenen in hun eigen tempo. U loopt rond en observeert. Besteed ook aandacht aan de pendruk. Kinderen die tijd over hebben, maken de plusopdracht.
Afsluiting Bespreek het schrijfwerk aan de hand van de pictogrammen. Laat de kinderen in tweetallen elkaars werk bespreken. Bekijk de hellingshoek. Staan de uitroeptekens en de dubbele punt even schuin? Vraag wie grootte en verhoudingen als doel gekozen hebben en laat deze kinderen enkele observatiepunten noemen. Ze bekijken samen Ik, Mijn en Nu en zetten met kleur een streep onder de goed gelukte hoofdletters. Vraag de kinderen die schrijfbeweging als doel hebben gekozen of dit goed ging. Konden ze hun duim en wijsvinger soepel bewegen? Vraag wat ze moeilijk vinden en geef gerichte aanwijzingen.
26
224739 AE1 HL 7 22-05-2008 15:28 Pagina 27
5 Groeien & veranderen
Les 2
Van ei tot kikker
5 Groeien & veranderen
Les 2
Van ei tot kikker
Wist je dat een kikker enorm verandert? Een vrouwtje legt zo’n 2000 eieren in het water. We noemen dat kikkerdril. Hieruit komen na ruim twee weken kikkervisjes. Het kikkervisje groeit en krijgt een staart en kieuwen. Met de kieuwen kan het onder water ademen. Dan krijgt het pootjes. Daarna worden de kieuwen vervangen door longen. Ook de staart verdwijnt. Nu is de kikker volwassen.
Introductie Begin de les met een gesprekje over kikkers. Weten de kinderen hoe kikkers groeien? De kikker begint als ei (kikkerdril) en eindigt als kikker. Lees de tekst uit het schrift voor en praat er kort over na. Vertel de kinderen dat ze straks over de verandering van de kikker gaan schrijven. Daarbij moeten ze goed letten op de vorm en de verbindingen. Ook gaan ze zelf beoordelen of de tekst met de juiste schrijfletters is geschreven.
Schrijfschrift 7, blz. 13
Instructie
Doelen
Bekijk samen bladzijde 13 van het schrift. Bespreek de tweede oefening. Bespreek de schrijfvoorwaarden. Leg het accent op de zit-schrijfhouding. De kinderen bespreken in tweetallen de goede zit-schrijfhouding en corrigeren elkaar. U observeert en geeft zonodig aanwijzingen. Neem de tekst door. Ga na of de kinderen die begrijpen. Wijs op de schrijfwijze van zo’n. Bespreek de doelen van deze les. Vorm: Ga in op de vorm van de k in kikker. De bovenlus moet goed van vorm zijn en het kleine lusje moet gesloten zijn. Verbinden: Bespreek de verbinding k-i in kikkerdril. Deze mag niet te hoekig zijn. Vraag de kinderen in welke woorden in de tekst deze verbinding ook voorkomt: kikker, kieuw en kikkervisje. Beoordelen: Vertel de kinderen dat ze straks zelf gaan beoordelen of ze de tekst juist geschreven hebben. Ze letten dan vooral op de stok- en lusletters in kikkerdril. Deze letters mogen niet even groot zijn. Wijs de kinderen op het pictogram (vorm). Laat ze verwoorden waar ze goed op moeten letten. Uit de overige doelen (verbinden, beoordelen) kiezen ze één doel waar ze speciaal op gaan letten. Ze tekenen in het schrijfschrift hiervoor een passend pictogram.
Kijk naar de afbeelding en schrijf in de goede volgorde: jonge kikker — kikkervisje — kikkerdril — volwassen kikker
+
Hetduurtweldriemaandenvoordateenkikkerhelemaalvolgroeidis.
13
IV
Het kind maakt de vorm van de kleine letters conform het methodeschrift. VI Het kind verbindt de kleine letters correct. XIII Het kind beoordeelt of een tekst methodisch juist geschreven is.
Pictogrammen
Observatiepunten •
•
Oefenen De kinderen oefenen in hun eigen tempo. U loopt rond en observeert. Besteed ook aandacht aan de zit-schrijfhouding. Kinderen die tijd over hebben, maken de plusopdracht.
Knip de woorden los en schrijf deze zin goed op.
•
Maakt het kind de vorm van de k in kikker en kikkervisje(s) conform het methodeschrift? Is de bovenlus van de k goed van vorm en is het kleine lusje gesloten? Verbindt het kind de kleine letters correct? Kan het kind beoordelen of de tekst methodisch juist is geschreven?
Steuntje in de rug
Afsluiting Bespreek het schrijfwerk aan de hand van de pictogrammen. Laat de kinderen naar de k in kikker en in kikkervisje(s) in de eerste oefening kijken. Is de vorm van de bovenlussen goed en zijn de kleine lussen gesloten? Laat ze met kleur een sterretje bij de goed gelukte k’s zetten. Vraag wie van de kinderen verbinden als doel hebben gekozen. Kijk met hen naar de verbinding k-i in de woorden van de tweede oefening. Zijn deze verbindingen mooi soepel? Laat de kinderen met kleur een streep onder de goed gelukte verbindingen zetten. Vonden ze andere verbindingen ook moeilijk? Welke? Geef feedback. Vraag wie van de kinderen beoordelen als doel hebben gekozen. Laat ze kikkerdril in het schrijfwerk van een ander kind beoordelen en hun beoordeling verwoorden. Kunnen ze aandachtspunten bedenken waarop ze de schrijftekst moeten beoordelen? U loopt rond en geeft gerichte aanwijzingen.
Probleem met de vorm, doel IV-2 (bijv. het kleine lusje van de k in kikker en kikkervisje(s) is niet goed gesloten): 3 Vormkenmerken bespreken en oefenen. Probleem met de verbinding, doel VI (bijv. de verbinding k-i in kikker, kikkervisje en kikkerdril is te hoekig): 4 Verbinding in andere woorden oefenen. Probleem met de beoordeling, doel XIII-2 (bijv. het kind ziet niet dat de stok- en lusletters in kikkerdril even groot zijn): 3 Met voorbeeld in het computerprogramma vergelijken.
27
224739 AE1 HL 7 22-05-2008 15:28 Pagina 28
5 Groeien & veranderen 5 Groeien & veranderen
Les 3
Tatoeages
Les 3
Tatoeages
Mensen versieren al heel lang hun lichaam (35) met tatoeages. Bij sommige volken horen (69) tatoeages bij belangrijke verjaardagen. (105) Bepaalde Afrikaanse stammen versieren bij elke (146) leeftijd een ander deel van hun lichaam. Eerst (185) de borst, dan de rug en tot slot de armen en (219) de benen. (227) Soms wordt het lichaam alleen maar beschilderd. (268) De verf gaat er dan na een tijdje weer af. (301) In Kenia in Afrika beschilderen jongens heel (339) plechtig hun hoofd met rode verf. Zo laten ze (376) zien dat ze vanaf dat moment volwassen zijn. (413)
Introductie
+
Hoe kun je je lichaam nog meer versieren? Schrijf drie manieren op.
14
Schrijfschrift 7, blz. 14
Doelen XII I V
Het kind schrijft in een vlot tempo. Het kind past de schrijfvoorwaarden toe. Het kind schrijft in de juiste grootte en verhoudingen.
Materiaal • •
stopwatch of horloge met secondewijzer kopieerblad R5
Pictogrammen
Observatiepunten • • •
Schrijft het kind in een vlot tempo? Hanteert het kind een goede pengreep? Hanteert het kind de juiste verhouding binnen de letter? Komt de stok van de t in tatoeage en tot tot de denkbeeldige stokletterlijn, terwijl het streepje ter hoogte van de bovenkant van de rompletter o gezet wordt?
Steuntje in de rug Probleem met het tempo, doel XII-1 (bijv. het kind schrijft te traag, doordat de afstand tussen de penpunt en de vingers te klein is): 2 Pengreep bespreken en oefenen. Probleem met de pengreep, doel I-2.1 (bijv. de pengreep is krampachtig): 2 In de pen klimmen. Probleem met de verhouding, doel V-3 (bijv. de stok van de t in tatoeage en tot komt niet tot de denkbeeldige stokletterlijn en het streepje wordt niet ter hoogte van de bovenkant van de rompletter o gezet): 4 Oriëntatiepunten op de liniatuur gebruiken.
28
Begin de les met een gesprekje over tatoeages. Wie van de kinderen heeft er één? Is deze echt of een plakplaatje? Waarom heeft het kind er één? Hoe wordt een tatoeage gezet? Met een naald en kleurstof wordt een tekening in de huid geprikt. Vertel dat de mensen zich al langer dan vijfduizend jaar tatoeëren. Sommige mensen, bijvoorbeeld in Afrika en Australië, laten daarmee zien tot welke stam ze horen. Andere zetten een tatoeage bij een belangrijke gebeurtenis, zoals bij verjaardagen, als kinderen in de puberteit komen of volwassen worden. Vertel de kinderen dat ze straks over tatoeages schrijven. Daarbij moeten ze letten op het schrijftempo, de pengreep en de verhouding.
Instructie Bekijk samen bladzijde 14 van het schrift. Wijs op de spelling van tatoeages. Bespreek de schrijfvoorwaarden. Leg het accent op de pengreep. Vraag de kinderen hoe ze de pen moeten vasthouden. De afstand van de vingers tot de schrijfpunt is 2,5 centimeter. Het topje van de wijsvinger ligt boven op de pen. De duim staat tegenover de wijsvinger. Neem de tekst door. Ga na of de kinderen de tekst begrijpen. Wat betekent plechtig? Bespreek de overige doelen van deze les. Tempo: Vertel de kinderen dat ze snel gaan schrijven en het schrijftempo gaan noteren. Om te oefenen gaan ze straks eerst één minuut lang het woord tatoeage opschrijven. Vertel dat je sneller kunt schrijven als je de pen goed vasthoudt. Verhouding: Ga in op de verhouding binnen de letters. Bespreek de t in tatoeage en tot. Vraag tot waar de stok komt en op welke hoogte het streepje wordt gezet. Wijs de kinderen op het pictogram (tempo). Laat ze verwoorden waar ze goed op moeten letten. Uit de overige doelen (pengreep, grootte en verhouding) kiezen ze één doel waar ze speciaal op gaan letten. Ze tekenen in het schrijfschrift hiervoor een passend pictogram.
Oefenen De kinderen oefenen eerst op een kladblaadje. Op uw teken schrijven ze één minuut lang het woord tatoeage. Als het schrijftempo goed is, schrijven ze het woord ongeveer vijf maal. Laat de kinderen ter ontspanning ‘in de pen klimmen’. De kinderen schrijven op uw teken gedurende drie minuten in snel tempo de tekst in het schrift. Ze rekenen het gemiddeld aantal tekens uit en noteren dit in het schema achter in het schrift. De kinderen maken de oefening af. U loopt rond en observeert. Kinderen die tijd over hebben, maken de plusopdracht.
Afsluiting Bespreek het schrijfwerk aan de hand van de pictogrammen en uw observaties. Bespreek het schrijftempo. Wie van de kinderen vond drie minuten temposchrijven te lang? Waarom? Geef gerichte aanwijzingen, bijvoorbeeld door te wijzen op de algemene schrijfvoorwaarden. Vraag wie van de kinderen pengreep als doel hebben gekozen. Lukte het om de pen goed vast te houden? Schreven ze daardoor sneller en soepeler? Vraag wie grootte en verhouding als doel hebben gekozen. Bekijk de t in tatoeage en tot en bespreek met deze kinderen enkele observatiepunten. Laat ze met kleur een streep onder een goedgelukte t zetten. Noteer de resultaten van de tempometing op kopieerblad R5.
224739 AE1 HL 7 22-05-2008 15:28 Pagina 29
6 Ziek zijn & beter worden
Les 1
Beterschap!
6 Ziek zijn & beter worden
Les 1
Beterschap!
Schrijf deze kaart aan een zieke. Doe het zo: — Schrijf op de lijn van de twee bloemen een wens. — Maak de derde bloem af. Bedenk daarvoor zelf een figuur waarop je een wens schrijft. — Schrijf onder in de kaart de regels vol. Gebruik hierbij de woorden beter en beterschap.
Introductie Vertel de kinderen dat het nieuwe thema Ziek zijn & beter worden is. Wie van de kinderen is wel eens (ernstig) ziek? Vinden ze het dan leuk om een kaartje te krijgen? Wie stuurt er wel eens een kaartje naar een zieke? Welke beterschapkaarten vinden ze het leukst? Vertel de kinderen dat ze straks een beterschapkaart gaan schrijven. Daarbij gaan ze experimenteren met grafische mogelijkheden. Ze moeten goed letten op de zithouding en de verbindingen.
+
Kun je nog meer figuren bedenken? Teken ze en schrijf op de tekenlijnen woorden en zinnen.
15
Schrijfschrift 7, blz. 15
Doelen
Instructie Bekijk samen bladzijde 15 van het schrift. Bespreek de tekening en vertel de kinderen dat ze zelf de laatste bloem gaan afmaken. Ze mogen zelf een mooi figuur verzinnen. Het figuur mag niet te klein zijn, want ze gaan een tekst op de lijnen van de bloemen schrijven. Vraag de kinderen wat je aan een zieke kunt schrijven. Bespreek de schrijfvoorwaarden. Leg het accent op de zit-schrijfhouding. Laat de kinderen in tweetallen de zit-schrijfhouding demonstreren en die bespreken. Zit het kind met de billen achter in de stoel? Steunen de voeten in een lichte spreidstand op de grond? Hoe houden ze hun hoofd? Hoe liggen de onderarmen op tafel? De schouders moeten ontspannen zijn. U loopt rond en geeft aanwijzingen. Neem de instructietekst door. Ga na of de kinderen die begrijpen. Bespreek de overige doelen van deze les. Grafische mogelijkheden: Teken op een vel A3-papier met potlood een spiraal en houd dit papier voor bord. Schrijf langs de lijn de tekst Groetjes en beterschap... en laat zien hoe u het papier tijdens het schrijven draait. De zin mag niet te lang zijn, want dan past deze niet op de lijn. Ook is het mogelijk om het handschrift te verkleinen. Na het schrijven gumt u de potloodlijn weg, zodat de schrijftekening goed zichtbaar is. De kinderen hanteren dezelfde werkwijze in het schrift. Verbinden: Kijk naar beterschap en bespreek de verbinding b-e. Waar moeten de kinderen goed op letten? De letters mogen niet tegen elkaar plakken. Hetzelfde geldt voor beter. Wijs de kinderen op het pictogram (grafische mogelijkheden). Uit de overige doelen (zit-schrijfhouding, verbinden) kiezen ze één doel waar ze speciaal op gaan letten. Ze tekenen in het schrijfschrift hiervoor een passend pictogram.
Oefenen De kinderen oefenen in hun eigen tempo. U loopt rond en observeert. Kinderen die tijd over hebben, maken de plusopdracht.
Afsluiting
XIV Het kind experimenteert met grafische mogelijkheden. I Het kind past de schrijfvoorwaarden toe. VI Het kind verbindt de letters correct.
Materiaal •
Een vel A3-papier
Pictogrammen
Observatiepunten • • •
Experimenteert het kind met grafische mogelijkheden? Heeft het kind een goede zit-schrijfhouding? Verbindt het kind de kleine letters correct? Zijn de b en e in beter en beterschap niet aan elkaar vastgeplakt?
Steuntje in de rug Probleem met de zit-schrijfhouding, doel I-1.8 (bijv. de zit-schrijfhouding is in verschillende opzichten niet correct): 2 Aandachtspunten verwoorden. Probleem met de verbinding, doel VI-1 (bijv. de verbinding b-e in beter en beterschap is tegen elkaar aangeplakt): 7 Verbinding met computerprogramma oefenen.
Bespreek het schrijfwerk aan de hand van de pictogrammen en uw observaties. Bespreek de zit-schrijfhouding. Wie van de kinderen vond het moeilijk om aan alles tegelijk te denken? Wat ging goed en wat ging minder goed? Laat de kinderen in tweetallen elkaars werk bekijken. Bespreek de grafische mogelijkheden. Vonden de kinderen het moeilijk om een tekst langs een kronkelige lijn te schrijven? Paste de zin op de lijn? Vraag wat ze nog meer moeilijk vonden en geef gerichte aanwijzingen. De kinderen bespreken elkaars werk. U loopt rond en geeft feedback. Vraag tot slot wie verbinden als doel hebben gekozen. Bespreek met deze kinderen de verbinding b-e in beterschap en beter en laat ze enkele observatiepunten verwoorden. Laat ze met kleur een streep onder een goed gelukte verbinding zetten.
29
224739 AE1 HL 7 22-05-2008 15:28 Pagina 30
6 Ziek zijn & beter worden 6 Ziek zijn & beter worden
Les 2
Vliegend Hert wordt medicijnman
Les 2
Vliegend Hert wordt medicijnman
Vliegend Hert is opgewonden. Vandaag gaat hij een paar maanden met de medicijnman mee. Dan wordt hij ingewijd in belangrijke geheimen. Een poos geleden kwam de medicijnman bij zijn ouders in de tipi. Hij vroeg of hij hun zoon mocht opleiden tot medicijnman. Trots zeiden zijn ouders: ‘Ja’.
Introductie Het duurt nog jaren voor ik medicijnman ben, denkt Vliegend Hert. Maar ik zal mijn best doen. Reken maar!
+
Wat wil jij later worden? Schrijf vijf leuke beroepen op.
16
Schrijfschrift 7, blz. 16
Doelen VII VI XI
Het kind schrijft met een consequente hellingshoek. Het kind verbindt de kleine letters correct. Het kind stemt zijn schriftgrootte af op de liniatuur.
Pictogrammen
Observatiepunten •
• •
Hebben de letters een consequente hellingshoek? Staan de rompletters in maar en mee even schuin? Verbindt het kind de kleine letters correct? Stemt het kind zijn schriftgrootte af op de liniatuur?
Steuntje in de rug Probleem met de hellingshoek, doel VII-1 (bijv. de rompletters in maar en mee staan niet even schuin): 1 Schuine strepen maken. Probleem met de verbinding, doel VI (bijv. de verbinding n-m in medicijnman heeft te veel pootjes): 1 Schrijfwijze met wijsvinger volgen. Probleem met de schriftgrootte, doel XI (bijv. de lusletters l in Vliegend en k in denkt zijn even groot als de stokletter d): 3 Soorten letters vergelijken.
30
Vraag de kinderen wat een medicijnman is. Hij is een priester, raadgever en genezer van een stam. Vertel vervolgens over de Zwartvoetindianen. Een medicijnman was een belangrijk man, want hij had invloed op vrede, oorlog, regen en dood. Medicijnman van de Zwartvoetindianen werd je niet zomaar. De medicijnman zelf koos je ervoor uit. Het was de droom van iedere jongen om gekozen te worden. De opleiding was zwaar en duurde meer dan tien jaar. De medicijnman wijdde de jongen in de belangrijkste geheimen in. Pas na drie jaar leerde hij de echte medicijnkunst: bezweringen, geestenwereld en de werking van kruiden. In de laatste twee jaar van zijn opleiding maakte de jonge indiaan kennis met de ‘slechte’ geneeskunst. Hij leerde bijvoorbeeld iemand te beheksen. Vertel de kinderen dat ze straks over een medicijnman gaan schrijven. Daarbij moeten ze goed letten op de hellingshoek, op de verbindingen en op de schriftgrootte.
Instructie Bekijk samen bladzijde 16 van het schrift. Bespreek de schrijfvoorwaarden. Leg het accent op de pengreep. Deze moet ontspannen zijn. Laat de kinderen ter ontspanning de ‘kriebelloop’ doen. Hiermee kunnen ze kramp voorkomen. Neem de tekst door. Ga na of de kinderen de tekst begrijpen. Wat betekent ingewijd worden? Wat is een tipi? Een tent van de indianen. Bespreek de doelen van deze les. Hellingshoek: Bekijk maar. Vraag de kinderen naar welke kant de rompletters staan. Wijs erop dat ze allemaal even schuin moeten staan. Hetzelfde geldt voor mee. Verbinden: Wijs op de verbinding n-m in medicijnman. Hoeveel pootjes heeft deze verbinding? Schriftgrootte: Kijk naar Vliegend en vraag of de stokletter d en de lusletter l even groot zijn. Hoe groot is de d en hoe groot is de l? Hetzelfde geldt voor denkt: de lusletter k is langer dan de stokletters d en t. Wijs de kinderen op het pictogram (hellingshoek). Waar moeten ze goed op letten? Uit de overige doelen (verbinden, schriftgrootte) kiezen ze één doel waar ze speciaal op gaan letten. Ze tekenen in het schrijfschrift hiervoor een passend pictogram.
Oefenen De kinderen oefenen in hun eigen tempo. U loopt rond en observeert. Besteed ook aandacht aan de pengreep. Kinderen die tijd over hebben, maken de plusopdracht.
Afsluiting Bespreek het schrijfwerk aan de hand van de pictogrammen. Laat de kinderen elkaars werk bekijken en bespreken. Bespreek de hellingshoek en kijk naar maar en mee. Staan in deze woorden de rompletters even schuin? Vraag wie van de kinderen verbinden als doel gekozen hebben. Vraag ze naar de kenmerken van de verbinding n-m in medicijnman. Was de verbinding moeilijk? Laat ze met kleur een streep onder een goed gelukte verbinding zetten. Vraag wie schriftgrootte als doel gekozen hebben. Bekijk Vliegend en denkt en vraag deze kinderen waar ze bij deze woorden goed op moesten letten. Laat ze een sterretje bij een goed gelukt woord zetten.
224739 AE1 HL 7 22-05-2008 15:28 Pagina 31
6 Ziek zijn & beter worden
Les 3
Au, mijn hoofd
6 Ziek zijn & beter worden
Les 3
Au, mijn hoofd...
Wist je dat de mensen duizenden jaren geleden ook al (43) opereerden? Als iemand hoofdpijn had, opereerden ze zijn hoofd. (98) Ze boorden gewoon een gat in zijn schedel. De mensen meenden dat (151) ze zo de druk in het hoofd konden wegnemen. Of een gezwel konden (203) genezen. Ook dachten ze dat de kwade geesten uit het hoofd (251) konden ontsnappen. (268) Na de operatie werd het hoofd in verband verpakt. Wonder boven (320) wonder overleefden veel patiënten deze operatie. Het gat in de (373) schedel groeide gewoon weer dicht! (403)
Introductie Vertel een verhaaltje over Waki. Waki haalt het huis maar net. Hij barst van de hoofdpijn. Hij gaat op bed liggen en probeert te slapen. Maar de pijn wordt steeds erger. Moeder Mara kijkt bezorgd naar hem. Ze laat Ake halen. Ake heeft immers al meer mensen beter gemaakt. Hij komt met een buidel vol vuurstenen krabbers en messen. Angstig kijkt Waki hem aan. Waki gilt het hele huis bij elkaar als Ake de operatie uitvoert. Met zijn mesjes maakt Ake een gat in Waki’s schedel. Als hij klaar is, bindt hij een stevig verband om het hoofd. ‘Voorlopig geen zwijnenjacht voor jou!’ Alsof Waki daar nu zin in heeft. Een paar weken later rent Waki achter een zwijn aan. Hij heeft geen hoofdpijn meer en de wond is genezen. De kwade geesten zijn weg! Weten de kinderen wanneer dit verhaal zich afspeelt? In de prehistorie. Vertel dat er al in de prehistorie schedeloperaties werden uitgevoerd. Hierover gaan ze straks schrijven. Daarbij moeten ze goed letten op het tempo, de vorm en de verbinding.
+
Wat gebruiken mensen nu bij een operatie? Noem vijf dingen.
17
Schrijfschrift 7, blz. 17
Doelen XII IV
VI
Het kind schrijft in een vlot tempo. Het kind maakt de vorm van de letters en leestekens conform het methodeschrift. Het kind verbindt de letters correct.
Materiaal • •
stopwatch of horloge met secondewijzer kopieerblad R5
Instructie Bekijk samen bladzijde 17 van het schrift. Bespreek de schrijfvoorwaarden. Leg het accent op de zithouding. Zijn de billen achter in de stoel en steunen de voeten op de grond? De schouders zijn ontspannen. De armen liggen lichtjes gespreid op tafel. Neem de tekst door en ga na of de kinderen die begrijpen. Bespreek de doelen van deze les. Tempo: Vertel de kinderen dat ze tweemaal twee minuten snel gaan schrijven. Vertel dat een goede zithouding belangrijk is om in een vlot tempo te kunnen schrijven. Vorm: Wijs op de s in schedel en mensen. Laat de vorm beschrijven. Verbinden: Bespreek de verbinding w-o in gewoon en wonder. Waar moeten de kinderen goed op letten? De verbinding mag niet te diep zijn. Wijs de kinderen op het pictogram (tempo). Laat ze verwoorden waar ze goed op moeten letten. Uit de overige doelen (vorm, verbinden) kiezen ze één doel waar ze speciaal op gaan letten. Ze tekenen in het schrijfschrift hiervoor een passend pictogram.
Oefenen De kinderen schrijven op uw teken twee minuten in tempo. Ze ontspannen de schouders. Ze tellen de tekens en delen het aantal door twee. Dit is het gemiddeld aantal tekens. Ze schrijven dit in de kantlijn. Ze schrijven op uw teken weer twee minuten in tempo. Ze rekenen het gemiddeld aantal tekens uit. Het hoogste getal noteren ze in het schema achter in hun schrift. De kinderen schrijven de les af. Kinderen die tijd over hebben, maken de plusopdracht.
Pictogrammen
Observatiepunten • •
•
Schrijft het kind in een vlot tempo? Geeft het kind de letters en leestekens de juiste vorm? Heeft de s in schedel en mensen een lichte bocht? Verbindt het kind de letters correct?
Steuntje in de rug Probleem met het tempo, doel XII-1 (bijv. het kind schrijft te traag, omdat de zitschrijfhouding niet correct is): 1 Zit-schrijfhouding bespreken en oefenen. Probleem met de vorm, doel IV-2 (bijv. de s in schedel en mensen heeft geen lichte bocht): 3 Vormkenmerken bespreken en oefenen. Probleem met de verbinding, doel VI-1 (bijv. de verbinding w-o in gewoon en wonder is te diep). 3 Op bord oefenen.
Afsluiting Bespreek het schrijfwerk aan de hand van de pictogrammen. Vraag of de kinderen het lang vonden om tweemaal twee minuten in tempo te schrijven. Waarom? Vraag wie vorm als doel gekozen hebben. Bespreek de s en laat ze enkele observatiepunten noemen. Laat ze kijken naar de s in schedel en mensen. De kinderen zetten met kleur een streep onder een goed gelukte s. Laat vervolgens een kind dat als doel verbinden koos, de verbinding w-o beschrijven. Laat de kinderen naar gewoon en wonder kijken en met kleur een streep zetten onder een goed gelukte verbinding. Noteer de resultaten van de tempometing op kopieerblad R5.
31
224739 AE1 HL 7 22-05-2008 15:28 Pagina 32
224739 AE1 HL 7 22-05-2008 15:28 Pagina 33
Lesbeschrijvingen (2) Piekeren & puzzelen
Les 1 Les 2 Les 3
Muziek maken Hoe vind je me? Breinbreker
34 35 36
8
Uitvinden & ontdekken
Les 1 Les 2 Les 3
Gestolen spullen ontdekt Knappe koppen Goed verstopt
37 38 39
9
Verliezen & vinden
Les 1 Les 2 Les 3
Gevonden voorwerpen De weg kwijt Spoorzoeken
40 41 42
10 Inpakken & wegwezen
Les 1 Les 2 Les 3
Een pechdag Ik ga op reis Strafwerk
43 44 45
11 Internetten & e-mailen
Les 1 Les 2 Les 3
Kom je griezelen? Zoekmachine Weet wat je wilt!
46 47 48
12 Hollen & stilstaan
Les 1 Les 2 Les 3
Een nieuwe gitaar Wilde dieren toets Op reis
49 50 51
Lesbeschrijvingen (2)
7
33
224739 AE1 HL 7 22-05-2008 15:28 Pagina 34
7 Piekeren & puzzelen
Les 1
7 Piekeren & puzzelen
Les 1
Muziek maken
Kopieerblad L2
Muziek maken
In deze woordzoeker staan vijftien muziekinstrumenten. Schrijf ze op. V D T M F B
I
R
T D
L
U
I
E
E H O U O E
K
I
T
P
R
I
I
S
A M O M R G A A
F
R
P
A
L
A
P
E
L
U
G E T
S
I
I
T O G
T U B A A
O R G E
L
B A
A M B O E
N N E
E
S
L
R IJ N
Introductie
Schrijf iets op over muziek die jij mooi vindt. Welke zanger of zangeres vind jij goed? Hoe ziet hij of zij eruit? Wat vind je een mooi nummer? Als je zelf muziek maakt, mag je daar ook iets over schrijven.
+
Welke woorden uit deze les vond je moeilijk of zijn niet zo goed gelukt? Schrijf ze nog eens op.
K O P I E E R B O E K
4
© Wolters-Noordhoff
67
Kopieerblad L2
Vertel dat het thema voor de komende drie schrijflessen Piekeren & puzzelen is. Leg de kinderen uit wat een woordzoeker is: een puzzel waarin woorden zijn verborgen. Vertel de kinderen dat ze straks een puzzel gaan maken over muziekinstrumenten. Ze gaan een eigen tekst schrijven over muziek. Daarbij moeten ze goed letten op de interlinie: de ruimte tussen twee regels. Ook moeten ze letten op de grootte en verhoudingen en op het papiertransport
Doelen X-2 Het kind past een juiste interlinie toe. V Het kind schrijft in de juiste grootte en verhoudingen. I Het kind past de schrijfvoorwaarden toe.
Materialen •
per kind: kopieerblad L2
Pictogrammen
Observatiepunten •
•
•
Is de interlinie correct? Passen er twee tot drie o’s tussen de rompletters van twee regels? Staan de onderlussen in een regel los van de bovenlussen in de regel daaronder? Schrijft het kind de letters en cijfers in de juiste grootte en verhoudingen? Zijn de lussen lang genoeg en zijn ze langer dan de stokken? Ligt het papier goed en zorgt de nietschrijfhand voor het papiertransport?
Steuntje in de rug Probleem met de interlinie, doel X-2 (bijv. er passen geen twee tot drie o’s tussen twee regels): 2 Interlinie visualiseren. Probleem met de grootte en verhoudingen, doel V-2 (bijv. de lussen in fluit of fagot zijn te kort): 7 Grootte met computerprogramma oefenen. Probleem met de schrijfvoorwaarden, doel I-3.3 (bijv. het kind schuift het papier niet op, maar buigt de hand): 1 Papiertransport bewust uitvoeren.
34
Instructie Bekijk samen het kopieerblad. Laat de woorden in de woordzoeker opzoeken: bas, drumstel, fagot, fluit, gitaar, harp, lier, luit, orgel, piano, tamboerijn, triangel, trompet, tuba, viool. Laat de kinderen in de puzzel het gevonden woord direct doorstrepen. Kennen de kinderen deze instrumenten? Een lier en een luit zijn instrumenten met snaren. Een fagot is een houten blaasinstrument met een zacht en laag geluid. De bas is het laagste instrument in een orkest of band. Bespreek de opdracht: de kinderen moeten de namen van de muziekinstrumenten in drie rijen onder de woordzoeker schrijven. Bij oefening 2 schrijven ze een eigen tekst over muziek. Voor deze oefening staan er geen lijnen op het blad. Bespreek de schrijfvoorwaarden. Vraag de kinderen de schrijfvoorwaarden te noemen. Vertel dat bij het papiertransport de niet-schrijfhand het papier telkens een stukje naar boven schuift. Als je het papier te weinig opschuift, komen de regels te dicht bij elkaar te staan. Lees de instructietekst van oefening 2 voor en ga na of de kinderen die begrijpen. Bespreek de overige doelen van deze les. Interlinie: Wijs de kinderen erop dat de ruimte tussen regels ter grootte van twee à drie o’s moet zijn, zodat de boven- en onderlussen niet in elkaar haken. Laat ze twee woorden uit de woordzoeker opzoeken waarbij dit zou kunnen gebeuren, en schrijf deze als voorbeeld onder elkaar op het bord. Grootte en verhoudingen: De lussen zijn iets langer dan de stokken. Een rompletter is vaak ongeveer even breed als hoog, bijvoorbeeld de a en o. Wijs op het pictogram (bladspiegel). Laat de kinderen verwoorden waar ze goed op moeten letten. Uit de overige doelen (grootte en verhoudingen, papierligging en –transport) kiezen ze één doel waar ze speciaal op gaan letten. Ze tekenen in het schrijfschrift hiervoor een passend pictogram.
Oefenen De kinderen oefenen in hun eigen tempo. U loopt rond en observeert. Kinderen die tijd over hebben, maken de plusopdracht.
Afsluiting Bespreek het schrijfwerk aan de hand van de pictogrammen en uw observaties. Vraag wie van de kinderen het doel grootte en verhoudingen hebben gekozen. Wat vonden ze moeilijk? Zijn bijvoorbeeld de lussen van de f en l in fluit even lang en is de stok van de t iets korter? Zijn de u en i even groot? Wie hebben het doel papierligging en –transport gekozen? Hoe ging dat? Laat de kinderen elkaars werk in tweetallen bespreken. Wijs ook op de bladspiegel. Is de interlinie goed? Haken de boven- en onderlussen van twee regels niet in elkaar?
224739 AE1 HL 7 22-05-2008 15:28 Pagina 35
7 Piekeren & puzzelen
Les 2
Hoe vind je me?
7 Piekeren & puzzelen
Les 2
Hoe vind je me?
Niets Vindt ze me leuk vindt ze me stom vindt ze me slim vindt ze me dom ze kijkt achterom ziet ze me zitten vindt ze me iets ze zoekt haar gom ze vindt niets.
Introductie Vertel dat veel kinderen piekeren over hoe anderen hen vinden. Vooral als ze zelf iemand leuk vinden, willen ze graag dat die ander hen ook leuk, stoer, knap of grappig vindt. Wie herkent dat? Lees het volgende gedicht voor.
Haifida heeft een nieuwe jurk gekregen van haar oma. Ze vindt hem een beetje tuttig en durft de jurk niet naar school aan. De kinderen vinden haar vast heel ouderwets. Wat moet ik nou doen: die jurk aan of niet?, piekert Haifida.
+
Wie vind jij leuk of aardig en waarom?
18
Niets Vindt ze me leuk vindt ze me stom vindt ze me slim vindt ze me dom ze kijkt achterom ziet ze me zitten vindt ze me iets ze zoekt haar gom ze vindt niets Vertel de kinderen dat ze dit gedicht gaan naschrijven, waarbij ze moeten letten op een soepele schrijfbeweging, de pengreep en het afstemmen van de schriftgrootte op de liniatuur.
Instructie Bekijk samen bladzijde 18 van het schrijfschrift. De kinderen schrijven het gedicht na naast het gedicht en het verhaal schrijven ze onder het verhaal. Bespreek de schrijfvoorwaarden. De kinderen doen dat in tweetallen. Bespreek de pengreep klassikaal: de wijsvinger rust op de pen, de top van de duim houdt de pen vast en de pen rust op het bovenste gewricht van de middelvinger. De kinderen moeten de pen niet te stevig (witte vingers) maar ook niet te los vasthouden. Laat de tekst voorlezen en ga na of de kinderen die begrijpen. Bespreek de overige doelen van deze les. Schrijfbeweging: Vraag de kinderen om een correcte schrijfbeweging te demonstreren, waarbij de onderarm over de tafel schuift en de duim en wijsvinger soepel buigen en strekken. Schriftgrootte: De lussen blijven ongeveer een derde verwijderd van de bovenste en onderste schrijflijn. De l in slim is twee keer zo groot als de rompletters s, i en m. Wijs op het pictogram (schrijfbeweging). Laat de kinderen verwoorden waar ze goed op moeten letten. Uit de overige doelen (pengreep, schriftgrootte) kiezen ze één doel waar ze speciaal op gaan letten. Ze tekenen in het schrijfschrift hiervoor een passend pictogram.
Oefenen De kinderen oefenen in hun eigen tempo. U loopt rond en observeert. Geef tussendoor een ontspanningsoefening. Laat de kinderen de pen neerleggen en rechtop gaan zitten. De armen hangen langs het lichaam. Ze draaien de schouders rond: een paar keer naar voren en paar keer naar achteren. Ze schudden de armen los en maken krabbende bewegingen met de vingers. Kinderen die tijd over hebben, maken de plusopdracht.
Afsluiting
Schrijfschrift 7, blz. 18
Doelen II I XI
Het kind voert een soepele schrijfbeweging uit. Het kind past de schrijfvoorwaarden toe. Het kind stemt zijn schriftgrootte af op de liniatuur.
Pictogrammen
Observatiepunten •
•
•
Voert het kind een soepele schrijfbeweging uit? Schuift de onderarm gelijkmatig over de tafel? Past het kind de schrijfvoorwaarden goed toe? Is de pengreep voldoende stevig maar niet verkrampt? Worden de vingers niet wit? Stemt het kind zijn schriftgrootte af op de liniatuur? Hebben de lussen de juiste afstand tot de volgende schrijflijn, bijv. die in jurk?
Steuntje in de rug Probleem met de schrijfbeweging, doel II-1.1 (bijv. de onderarm schuift niet mee bij het schrijven waardoor de pols achterover strekt): 1 Ruitenwisser tekenen. Probleem met de schrijfvoorwaarden, doel I-2.1 (bijv. het kind heeft de pen krampachtig vast waardoor de vingers wit worden): 2 In de pen klimmen. Probleem met de afstemming van de schriftgrootte op de liniatuur, doel XI (bijv. de onder- en bovenlus in jurk raken de vorige of volgende schrijflijn): 1 Liniatuur markeren of tekenen.
Bespreek het schrijfwerk aan de hand van de pictogrammen en uw observaties. Schoof de onderarm soepel over de tafel en bogen en strekten duim en wijsvinger soepel? Vraag wie van de kinderen het doel pengreep hebben gekozen. Lukte het om de pen stevig genoeg maar niet te krampachtig vast te houden? Wie kozen het doel schriftgrootte? Haken de onder- en bovenlussen van twee regels nergens in elkaar?
35
224739 AE1 HL 7 22-05-2008 15:28 Pagina 36
7 Piekeren & puzzelen 7 Piekeren & puzzelen
Les 3
Breinbreker
Les 3
Breinbreker
Hoe slim ben jij? (14) Kun jij dit raadsel oplossen? (39) Er liggen twintig sokken in een groene mand: (76) tien rode en tien witte sokken. (102) Je mag niet kijken. (118) Hoeveel sokken moet je pakken voor je een paar (156) van dezelfde kleur hebt? (177)
Introductie Schrijf de cijferreeksen na. Hoe gaan ze verder? Vul ze aan met ten minste twee getallen. 2 — 4 — 6 — 8 —
2 — 4 — 8 — 16 —
1 — 2 — 4 — 7 — 11 —
+
Wanneer ben jij geboren? Schrijf de datum op in cijfers, bijvoorbeeld 01-07-1963. Schrijf ook de geboortedatum op van het kind dat naast je zit.
19
Schrijfschrift 7, blz. 19
Doelen XII V VII
Het kind schrijft in een vlot tempo. Het kind schrijft in de juiste grootte en verhoudingen. Het kind schrijft met een consequente hellingshoek.
Materialen • •
stopwatch of horloge met secondewijzer kopieerblad R5
Pictogrammen
Observatiepunten • •
•
Schrijft het kind in een vlot tempo? Schrijft het kind de letters en cijfers in de juiste grootte en verhoudingen? Heeft de stok van de 6 en 7 de juiste afmeting? Schrijft het kind met een consequente hellingshoek? Staan de poten van de 4 evenwijdig? Staan alle cijfers 1 even schuin?
Steuntje in de rug Probleem met het tempo, doel XII-1 (bijv. het kind wisselt regelmatig van houding, waardoor het te traag schrijft): 1 Zit- schrijfhouding bespreken en oefenen. Probleem met de grootte en verhoudingen, doel V-3 (bijv. de stok van de 6 en 7 is te kort): 2 Met cijferkaartje vergelijken. Probleem met de hellingshoek, doel VII-1 (bijv. de cijfers 1 en de poten van de 4 staan niet evenwijdig): 1 Schuine strepen maken.
36
Vertel de kinderen dat ze nu zelf gaan piekeren en puzzelen. Lees de tekst van oefening 1 voor en laat de kinderen het antwoord beredeneren. Het antwoord is drie sokken. Je pakt eerst één sok (wit of rood). Je pakt een tweede sok van een andere kleur (dan heb je één witte en één rode sok). De derde sok is dan altijd goed, of je nu wit of rood pakt. Doe ook gezamenlijk oefening 2. Schrijf de cijferreeksen op het bord. 2 - 4 - 6 - 8 Er komt telkens 2 bij, dus na 8 volgen 10 - 12 - 14. 2 - 4 - 8 - 16 Het getal wordt steeds x 2 vermenigvuldigd, dus na 16 volgt 32 64 - 128. 1 - 2 - 4 - 7 - 11 Er komt steeds een groter getal tussen de cijfers (1 (+1) - 2 (+3) 4(+3) - 7 (+4) - 11 (+5), dus na 11 volgt 16 (+6) - 22 (+7) - 29 (+8) - 37. Vertel de kinderen dat ze straks de breinbrekers na gaan schrijven. Ze gaan daarbij in een snel tempo schrijven en moeten goed letten op de grootte en verhoudingen en de hellingshoek.
Instructie Bekijk samen bladzijde 19 van het schrift. Bij oefening 2 schrijven ze de hele cijferreeks op en vullen die aan. Bespreek de schrijfvoorwaarden. Ga in op de zit-schrijfhouding. De kinderen gaan goed zitten, waarbij u alle onderdelen benoemt. Bespreek de doelen van deze les. Tempo: Herinner ze aan de goede zit-schrijfhouding. Leg uit dat een goede zitschrijfhouding nodig is om vlot te kunnen schrijven. Grootte en verhoudingen: Wijs de kinderen op de grootte en verhoudingen van de cijfers. Het onderste bolletje van de 8 is iets groter dan het bovenste bolletje. Vraag tot waar de stok van de 6: iets boven de bovenste rompletterlijn. Hellingshoek: Alle cijfers 1 moeten even schuin staan, net zoals de poten van de 4. De lussen en de stokken staan evenwijdig aan elkaar en hellen licht naar rechts. Wijs op het pictogram (schrijftempo). Laat de kinderen verwoorden waar ze goed op moeten letten. Uit de overige doelen (grootte en verhoudingen, hellingshoek) kiezen ze één doel waar ze speciaal op gaan letten. Ze tekenen in het schrijfschrift hiervoor een passend pictogram.
Oefenen De kinderen oefenen in hun eigen tempo. U loopt rond en observeert. De kinderen schrijven oefening 1 op uw teken drie minuten in snel tempo. Ze zetten in de tekst een streep achter de letter die ze het laatst geschreven hebben. Ze tellen hoeveel tekens ze geschreven hebben en delen dat door drie. De uitkomst noteren ze in het schema achter in hun schrift. De kinderen maken de oefeningen af. Kinderen die tijd over hebben, maken de plusopdracht.
Afsluiting Bespreek het schrijfwerk aan de hand van de pictogrammen. Lukte het om 45 tekens per minuut te schrijven? Bespreek waardoor dit niet gelukt kan zijn, bijvoorbeeld door een verkeerde zit-schrijfhouding, verkeerde pengreep, of door te moeilijke woorden. Laat de kinderen die dit tempo wél haalden, kritisch naar hun schrijfwerk kijken. Zijn ze tevreden over de vorm van de letters en cijfers, over de grootte en verhoudingen en de hellingshoek? Noteer de resultaten van de tempometing op kopieerblad R5.
224739 AE1 HL 7 22-05-2008 15:28 Pagina 37
8 Uitvinden & ontdekken
Les 1
Gestolen spullen ontdekt
8 Uitvinden & ontdekken
Les 1
Gestolen spullen ontdekt
Kopieerblad L3
De politie laat een poster maken om de verdachte op te sporen. Schrijf de tekst in de poster. Verdeel de zinnen goed. Kleding: zwart spijkerjack met leren kraag, lichtblauwe spijkerbroek, rood petje met daarop de naam New York. Kent u deze man? Bel dan de politie. Auto: groene metallic volkswagenbus, deuk in spatbord links achter, in het kenteken staan de letters JV. Gezocht: de eigenaar van loods 7, Industrieterrein Achteraf, Maarssen. Signalement: lengte 1,85 meter, breed postuur, donkerblond sluik haar.
Introductie Lees de kinderen dit krantenbericht voor. Gisteravond ontdekte de politie bij een inval in een loods in Maarssen een grote partij gestolen goederen. In de loods stonden twintig gestolen brommers, drie auto’s van het merk Mercedes, en tien breedbeeldtelevisies. De politie is op zoek naar de eigenaar van de loods. Vrijdagmiddag rond 4 uur is hij voor het laatst gesignaleerd bij de loods. Vertel de kinderen dat ze straks een tekst in een poster gaan schrijven om deze dief op te sporen. Ze moeten daarbij goed letten op een evenwichtige bladindeling, het aanhouden van de marges en de spatiëring.
Instructie Bekijk samen kopieerblad 3. De kinderen mogen zelf kiezen waar ze de tekst in de poster gaan schrijven. Laat de schrijfvoorwaarden in tweetallen bespreken. De kinderen demonstreren elkaar de goede zit-schrijfhouding en pengreep. Wijs ook op de papierligging: het papier moet iets schuin liggen. Laat de tekst voorlezen en ga na of de kinderen alle woorden begrijpen. Wat is metallic? Glanzend als metaal. Bespreek de doelen van deze les. Bladspiegel: De tekst moet gelijkmatig over de poster verdeeld worden. De boven-, onder-, linker- en rechtermarges moeten ongeveer 2 centimeter breed zijn. Vraag de kinderen om op hun eigen kopieerblad aan te geven tot waar de verschillende marges moeten komen. Vraag ook hoe ze dit kunnen bewaken. Spatiëring: Er moet een o tussen de woorden passen. Demonstreer dit met de zin Kent u deze man? op het bord. Wijs op het pictogram (bladspiegel). Laat de kinderen verwoorden waar ze goed op moeten letten. Ze kiezen zelf bij dit pictogram een aandachtspunt: evenwichtige bladindeling of marges.
Oefenen De kinderen oefenen in hun eigen tempo. U loopt rond en observeert. Kinderen die tijd over hebben, maken de plusopdracht.
Afsluiting Bespreek het schrijfwerk aan de hand van de pictogrammen. Laat de kinderen in tweetallen elkaars werk bekijken. Geef hiervoor observatiepunten. Is de bladindeling evenwichtig? Is de tekst goed verdeeld over de poster? Zijn de marges juist? Is er boven, onder en naast de tekst een ruime en gelijke marge? Past er tussen alle woorden een o? Vraag een paar kinderen die een mooie poster hebben gemaakt om hun blad aan de groep te laten zien.
+ 68
Schrijf jouw eigen signalement op. Hoe zie je eruit? Wat heb je aan? Hoe ziet je fiets eruit?
K O P I E E R B O E K
4
© Wolters-Noordhoff
Kopieerblad L3
Doelen X-3 Het kind zorgt voor een evenwichtige bladindeling. X-1 Het kind houdt een goede boven- en ondermarge, linker- en rechtermarge aan. IX Het kind houdt de juiste spatiëring tussen woorden aan.
Materiaal •
per kind: kopieerblad L3
Pictogrammen
Observatiepunten •
• •
Zorgt het kind voor een evenwichtige bladindeling? Is de tekst gelijkmatig verdeeld? Houdt het kind een boven- en ondermarge, linker- en rechtermarge aan? Houdt het kind de juiste spatiëring tussen woorden aan? Staat er voor een leesteken géén spatie en na het leesteken wel?
Steuntje in de rug Probleem met een evenwichtige bladindeling, doel X-3 (bijv. alle tekst staat bovenaan de bladzijde): 1 Met voorbeeld vergelijken. Probleem met de marges, doel X-1 (bijv. het kind begint elke de regels tegen de bladrand aan): 1 Bladspiegel bespreken. Probleem met de spatiëring, doel IX (bijv. er past geen o achter de dubbele punt): 3 In gedachten de letter o visualiseren.
37
224739 AE1 HL 7 22-05-2008 15:28 Pagina 38
8 Uitvinden & ontdekken 8 Uitvinden & ontdekken
Les 3
Goed verstopt
Les 2
Knappe koppen
Zaterdag over een week wordt Leonoor 11 jaar. Haar verlanglijst is (56) eindeloos lang. Maar bovenaan staat in koeienletters: skateboard. (114) Daar kan haar vader toch niet overheen lezen? Waar heeft hij (164) het cadeau dit jaar verstopt? Leonoor wil de geheime verstopplaats (221) ontdekken. (231)
Introductie Wat zal er nog meer op de verlanglijst van Leonoor staan, denk je? Schrijf dat op. Skateboard!!!
+
Hoe vier jij jouw verjaardag het liefst? Schrijf op wat je graag wilt hebben of wat je wilt gaan doen.
21
Schrijfschrift blz.20
Doelen VI IV V
Het kind verbindt de kleine letters correct. Het kind maakt de vorm conform het methodevoorschrift. Het kind schrijft in de juiste grootte en verhoudingen.
Pictogrammen
Observatiepunten •
•
•
Verbindt het kind de kleine letters correct? Gaat het kind bij de verbinding c-c in vaccins en s-l in versleten langs dezelfde lijn terug? Maakt het kind de vorm conform het methodeschrift? Hebben de k’s in spijkerbroek de juiste vorm? Schrijft het kind in de juiste grootte en verhoudingen? Zijn de rompletters niet te groot in grammofoonplaat?
Vraag de kinderen wat zij een goede uitvinding of ontdekking vinden. Waarvan maken ze gebruik? Bijvoorbeeld de auto, televisie, computer, telefoon. Denk ook aan het ontdekken van medicijnen tegen ziektes of het ontdekken van een nieuwe diersoort. Zijn er ook uitvindingen of ontdekkingen die van de kinderen niet hadden gehoeven? Bijvoorbeeld een pistool, gif. Vertel de kinderen dat ze vandaag gaan schrijven over uitvindingen en ontdekkingen. Daarbij letten ze speciaal op de verbindingen, de vorm van de letters en de grootte en verhoudingen.
Instructie Bekijk samen bladzijde 20 van het schrijfschrift. Welke uitvindingen en ontdekkingen zien de kinderen op de tekeningen? Onder elke tekening gaan ze de bijbehorende tekst schrijven. Bespreek de schrijfvoorwaarden klassikaal. Demonstreer de pengreep en laat de kinderen dit nadoen. Laat ze een ontspannen pengreep aannemen. De kinderen moeten de pen goed vasthouden: de wijsvinger bovenop, de duim ondersteunt de pen en de vingers bevinden zich een stukje boven de punt. Laat de tekst voorlezen en ga na of de kinderen die begrijpen. Bespreek de doelen van deze les. Verbinden: Attendeer de kinderen erop dat ze bij sommige verbindingen zoals de verbinding c-c in vaccins langs dezelfde lijn terug moeten gaan. Vorm: De k’s in spijkerbroek hebben een grote lus en een kleine lus. Vraag de kinderen de kenmerken van de b te noemen. Grootte en verhoudingen: Wijs op de vele rompletters in grammofoon. De f is ongeveer driemaal zo groot als een rompletter en de g ongeveer tweemaal zo groot. Wijs op het pictogram (verbinden). Laat de kinderen verwoorden waar ze goed op moeten letten. Uit de overige doelen (vorm, grootte en verhoudingen) kiezen ze één doel waar ze speciaal op gaan letten. Ze tekenen in het schrijfschrift hiervoor een passend pictogram.
Oefenen Steuntje in de rug Probleem met de verbindingen, doel VI (bijv. het kind gaat niet langs dezelfde lijn terug bij de verbinding c-c in vaccins): 7 Verbinding met computerprogramma oefenen. Probleem met de vorm, doel IV-2 (bijv. de k’s in spijkerbroek hebben geen mooie lussen): 3 Vormkenmerken bespreken en oefenen. Probleem met de grootte en verhoudingen, doel V-2 (bijv. de rompletters in grammofoon zijn te groot): 5 Hulplijn gebruiken.
38
De kinderen oefenen in hun eigen tempo. U loopt rond en observeert. Geef tussendoor een ontspanningsoefening. De kinderen nemen de pen tussen wijsvinger, duim en middelvinger en draaien die rond in een tuimelbeweging. Kinderen die tijd over hebben, maken de plusopdracht.
Afsluiting Bespreek het schrijfwerk aan de hand van de pictogrammen. Zijn de verbindingen gelukt? Gingen de kinderen langs dezelfde lijn terug bij verbinding c-c in vaccins en s-l in versleten? Vraag aan de kinderen die vorm als doel kozen te kijken naar spijkerbroek. Hebben de k’s een grote bovenlus en een kleine lus in het midden? Zijn de lussen niet te smal of te breed? Laat de kinderen die grootte en verhoudingen als doel kozen kijken naar grammofoon. Is de f ongeveer driemaal zo groot als de o’s? Raakt de f de regels erboven en eronder niet?
224739 AE1 HL 7 22-05-2008 15:28 Pagina 39
8 Uitvinden & ontdekken
Les 3
Goed verstopt
8 Uitvinden & ontdekken
Les 3
Goed verstopt
Zaterdag over een week wordt Leonoor 11 jaar. Haar verlanglijst is (56) eindeloos lang. Maar bovenaan staat in koeienletters: skateboard. (114) Daar kan haar vader toch niet overheen lezen? Waar heeft hij (164) het cadeau dit jaar verstopt? Leonoor wil de geheime verstopplaats (221) ontdekken. (231)
Introductie Vertel de kinderen een verhaaltje over Leonoor.
Wat zal er nog meer op de verlanglijst van Leonoor staan, denk je? Schrijf dat op. Skateboard!!!
Leonoor houdt het niet meer uit. Vorige week ging haar vader naar de stad en kocht alvast een cadeau voor haar verjaardag. Leonoor is pas over negen dagen jarig, maar zo lang kan ze echt niet wachten. Als haar vader naar zijn werk gaat, begint Leonoor met haar grote speurtocht. Maar hoe ze ook zoekt... ze vindt niks, helemaal niks. De vader van Leonoor glimlacht als hij denkt aan zijn nieuwsgierige dochter. Maar dit jaar zal ze haar cadeau niet ontdekken. Hij heeft het verstopt in zijn kast op kantoor. Vertel de kinderen dat ze straks gaan schrijven over de verjaardag van Leonoor. Daarbij gaan ze goed letten op de tempo, op de schrijfbeweging en op de zit-schrijfhouding.
Instructie Bekijk samen bladzijde 21 van het schrift. Bij oefening 2 schrijven de kinderen in twee kolommen een verlanglijstje. Bespreek de schrijfvoorwaarden. De kinderen nemen een goede zitschrijfhouding aan. Leg het accent op: de romp recht, billen achter in de stoel, voeten plat op de grond, vuist tussen romp en tafelblad, schouders ontspannen en bijna horizontaal, onderarmen gespreid op tafel, ellebogen op tafel, pols met lichte strekking naar rugzijde hand. Laat de tekst voorlezen en ga na of de kinderen die begrijpen. Wat zijn koeienletters? Bespreek de overige doelen van deze les. Tempo: Vertel de kinderen dat ze vlot door moeten schrijven in een gelijkmatig tempo, zonder de vorm van de letters uit het oog te verliezen. Schrijfbeweging: Laat de kinderen de schrijfbeweging met elkaar bespreken. Hoe beweegt de onderarm? Waar liggen de ellebogen? Wat doen duim en wijsvinger? Wijs op het pictogram (tempo). Laat de kinderen verwoorden waar ze goed op moeten letten. Uit de overige doelen (schrijfbeweging, zit-schrijfhouding) kiezen de kinderen één doel waar ze speciaal op gaan letten. Ze tekenen in het schrijfschrift hiervoor een passend pictogram.
Oefenen Op uw teken schrijven de kinderen drie minuten in snel tempo. Daarna zetten ze een streep achter de laatst geschreven letter. Ze tellen het aantal tekens en delen dat door drie. Dat getal noteren ze in het schema achter in hun schrift. Geef tussendoor een ontspanningsoefening. De kinderen leggen de pen neer en maken de schouders soepel door ze afwisselend omhoog, naar achter en naar voor te bewegen. Ze bewegen de onderarmen door te buigen en te strekken en daarna strekken en buigen ze ook de polsen. Ze nemen weer de goede zit-schrijfhouding aan. De kinderen maken de oefeningen af. Kinderen die tijd over hebben, maken de plusopdracht.
Afsluiting Bespreek het schrijfwerk aan de hand van de pictogrammen en uw observaties. Lukte het de kinderen een goede schrijfbeweging te maken? Schoof de onderarm over de tafel en rustten de ellebogen op tafel? Lukte het een goede zit-schrijfhouding vast te houden? Noteer de resultaten van de tempometing op kopieerblad R5.
+
Hoe vier jij jouw verjaardag het liefst? Schrijf op wat je graag wilt hebben of wat je wilt gaan doen.
21
Schrijfschrift 7, blz. 21
Doelen XII II I
Het kind schrijft in een vlot tempo. Het kind voert een soepele schrijfbeweging uit. Het kind past de schrijfvoorwaarden toe.
Materialen •
kopieerblad R5
Pictogrammen
Observatiepunten • •
•
Schrijft het kind in een vlot tempo? Voert het kind een soepele schrijfbeweging uit? Beweegt de onderarm van links naar rechts met de elleboog als scharnierpunt? Is de pols hierbij een licht gestrekt naar de rugzijde van de hand? Past het kind de schrijfvoorwaarden juist toe? Is de zit-schrijfhouding goed? Zijn schouders ontspannen en bijna horizontaal? Liggen de ellebogen op het tafelblad?
Steuntje in de rug Probleem met het tempo, doel XII-2 (bijv. het kind schrijft door een verkeerde schrijfbeweging minder dan 45 letters per minuut): 1 Schrijfbeweging bespreken en oefenen. Probleem met de schrijfbeweging, doel II-2 (bijv. de arm blijft stil liggen waardoor de pols buigt en overstrekt): 3 Rondjes tekenen. Probleem met de zit-schrijfhouding, doel I-1.5 (bijv. de onderarmen liggen niet goed op het tafelblad): 1 Oriëntatiepunten op tafelblad plakken.
39
224739 AE1 HL 7 22-05-2008 15:28 Pagina 40
9 Verliezen & vinden 9 Verliezen & vinden
Les 1
Gevonden voorwerpen
Les 1
Gevonden voorwerpen
Schrijf de goede tekst bij elk voorwerp. 1 Gevonden in de hal van de school: een fietssleutel aan een sleutelhanger. 2 Het is vierkant met een rood bandje: mijn horloge. Wie heeft het gevonden? 3 In de kleedkamer stond een blauwe sporttas. De eigenaar kan zijn tas afhalen bij de conciërge. 4 Help! Ik ben mijn agenda kwijt. Heb jij hem gevonden? Bel dan 030-6383333.
2
1
4 3
+
Vertel de kinderen het verhaal over Wesley.
Heb jij wel eens iets verloren of gevonden? Schrijf een oproep voor het prikbord.
22
Schrijfschrift 7, blz. 22
Doelen V+XI Het kind schrijft in de juiste grootte en verhoudingen en stemt de schriftgrootte af op de liniatuur. VI Het kind verbindt de kleine letters correct. IX Het kind hanteert de juiste spatiëring tussen de woorden.
Pictogrammen
Observatiepunten •
•
•
Schrijft het kind in de juiste grootte en verhoudingen? Stemt het de schriftgrootte af op de liniatuur? Nemen de rompletters ongeveer een derde van de ruimte tussen twee regels in beslag? Verbindt het kind de kleine letters correct? Gaat het in de verbinding s-t in stond terug over het lijntje van de bocht van de s voordat het de verbindingslijn schrijft? Hanteert het kind een afstand tussen de woorden ter breedte van de o?
Steuntje in de rug Probleem met de grootte en verhoudingen, doel V-2 en XI (bijv. de rompletters in fietssleutel zijn te groot): 7 Grootte met computerprogramma oefenen. Probleem met de verbinding, doel VI (bijv. het kind gaat in de verbinding s-t in stond niet terug over het lijntje van de bocht van de s voordat het de verbindingslijn schrijft): 2 Met voorbeeld vergelijken. Probleem met de spatiëring, doel IX-1 (bijv. de woorden zijn bijna aan elkaar geschreven): 1 Mal gebruiken.
40
Introductie Wesley en Ruben zijn naar de voetbaltraining geweest. Ze hadden veel plezier en ze waren in topvorm. Als Wesley thuiskomt, haalt hij zijn vieze voetbalkleren uit de tas. Dan ontdekt hij dat hij iets kwijt is: zijn favoriete voetbalshirt. Zou het nog in de kleedkamer liggen? Zijn moeder belt naar de club. Gelukkig, ze hebben zijn shirt gevonden. Vertel de kinderen dat als je iets kwijt bent, er vaak wel een eerlijke vinder is die het ergens naartoe brengt. Als je zelf iets vindt, bedenk dan hoe de eigenaar het terug kan krijgen. Bijvoorbeeld via gevonden voorwerpen. Vertel de kinderen dat ze straks over gevonden voorwerpen gaan schrijven. Daarbij moeten ze goed letten op de grootte en de verhoudingen van de letters en die afstemmen op de liniatuur. Ook letten ze op de verbinding en de juiste witruimte tussen de woorden.
Instructie Bekijk samen bladzijde 22 in het schrift. De kinderen zien een prikbord met advertenties voor gevonden voorwerpen. Zo’n prikbord hebben ze vast wel eens gezien: op school, de sportclub of in de supermarkt. De kinderen moeten de oproepen in de vakjes schrijven. Bespreek de schrijfvoorwaarden: zit-schrijfhouding, papierligging en -transport. Besteed ook aandacht aan de beweging van de schrijfarm en de stand van de pols. Demonstreer een correcte pengreep en laat het soepele buigen en strekken zien van de duim en de vingers. Laat de tekst voorlezen en ga na of de kinderen die begrijpen. Bespreek de doelen van deze les. Grootte en verhoudingen: De rompletters nemen ongeveer een derde van de ruimte tussen de schrijflijnen in beslag. De lussen raken de boven- of ondergelegen schrijflijn niet. Verduidelijk dit met horloge. Verbinden: Wijs op de verbinding s-t in stond. Het kind moet terug over het lijntje van de bocht van de s voordat het de verbindingslijn schrijft. Spatiëring: Vraag aandacht voor de witruimte tussen de woorden. Vertel dat de witruimte zo groot als een o moet zijn. Zou de witruimte kleiner of groter zijn, dan is de zin niet makkelijk meer te lezen. Wijs op het pictogram (grootte en verhoudingen). Laat de kinderen verwoorden waar ze goed op moeten letten. Uit de overige doelen (verbinden, spatiëring) kiezen ze één doel waar ze speciaal op gaan letten. Ze tekenen in het schrijfschrift hiervoor een passend pictogram.
Oefenen De kinderen oefenen in hun eigen tempo. U loopt rond en observeert. Kinderen die tijd over hebben, maken de plusopdracht.
Afsluiting Bespreek het schrijfwerk aan de hand van de pictogrammen. De kinderen bespreken in tweetallen elkaars werk. Zijn de rompletters niet te groot in fietssleutel? Zijn de verbindingen goed gelukt? Ging het kind in de verbinding s-t in stond terug over het lijntje van de bocht van de s voordat het de verbindingslijn schreef? Vraag de kinderen met een gekleurd potlood o’tjes te schrijven tussen de woorden in één van de advertenties. Passen die er goed tussen? Vraag de kinderen iets te vertellen over wat ze goed vinden aan het schrijfwerk van het andere kind.
224739 AE1 HL 7 22-05-2008 15:28 Pagina 41
9 Verliezen & vinden
Les 2
De weg kwijt
9 Verliezen & vinden
Les 2
De weg kwijt
Barend en Saïd kunnen de fotowinkel niet meer vinden. Er stond toch een groen bord buiten? Of nee, er hing een vlag aan de gevel. Moest je hier nu rechtsaf of linksaf? Barend weet de naam van de winkel nog: Superprint. Ze vragen de weg aan een voorbijganger.
Introductie
Hoe leg jij aan iemand uit hoe jij van huis naar school fietst of loopt?
Vertel de kinderen over Barend en Saïd die de weg kwijt zijn. Barend en Saïd zijn met de vader van Barend in Dordrecht. Ze gaan op bezoek bij een tante van Barend. Daarna gaan ze nog even de stad in, want de vader van Barend wil een nieuw fototoestel kopen. In de winkel vervelen Barend en Saïd zich suf. Ze mogen een ijsje gaan kopen. Ze gaan op zoek naar de ijsboer die ze op weg naar de fotowinkel hebben gezien. Als ze hun ijsje op hebben, willen ze terug naar de winkel. Maar waar was is die winkel toch? Was hij in deze straat? Of toch verderop? Barend en Saïd kunnen de winkel niet meer vinden. Vertel de kinderen dat ze straks over Barend en Saïd gaan schrijven. Daarbij moeten ze goed letten op de verbindingen en de vorm van de letters. Ze gaan ook zelf beoordelen of ze de tekst juist hebben geschreven.
Instructie Bekijk samen bladzijde 23 van het schrift. De kinderen bespreken in tweetallen de schrijfvoorwaarden. Het ene kind zegt hoe het moet en het andere kind doet het na. Leg het accent op de pengreep en de pendruk. De letters mogen niet te dun of te dik zijn. Laat de tekst voorlezen en ga na of de kinderen die begrijpen. Wat betekent gevel? Bespreek de doelen van deze les. Verbinden: Schrijf Barend op het bord. Wijs op de verbinding a-r: het golfje van de r moet goed zichtbaar zijn. Beoordelen: De kinderen kunnen zelf aangeven welke verbindingen goed of fout zijn en of de vorm van de letters correct is. Vorm: De vorm van de letters is hetzelfde als op de wandkaart. Bespreek de p en t in Superprint. Deze letters hebben een keerpunt waarbij je over dezelfde moet lijn terugkeren. Wijs op het pictogram (verbinden). Laat de kinderen verwoorden waar ze goed op moeten letten. Uit de overige doelen (beoordelen, vorm) kiezen ze één doel waar ze speciaal op gaan letten. Ze tekenen in het schrijfschrift hiervoor een passend pictogram.
Oefenen De kinderen oefenen in hun eigen tempo. U loopt rond en observeert. Kinderen die tijd over hebben, maken de plusopdracht.
Afsluiting Bespreek het schrijfwerk aan de hand van de pictogrammen. De kinderen beoordelen hun schrijfwerk. Ze zetten een + bij woorden die ze goed hebben geschreven en een – bij woorden die minder goed gelukt zijn. Is het keerpunt scherp en ging het kind over dezelfde lijn terug bij de p en t in Superprint? Zijn de letters mooi van vorm? Laat de kinderen in tweetallen elkaars werk bespreken en elkaar uitleggen waarom ze iets goed of minder goed gelukt vinden. Ze vertellen ook hoe het beter kan. Geef feedback op de wijze waarop de kinderen elkaars schrijfwerk beoordelen. Zijn de beoordelingen correct?
+
Ben jij wel eens bijna verdwaald? Schrijf op hoe dat ging.
23
Schrijfschrift 7, blz. 23
Doelen VI
Het kind verbindt de kleine letters correct. XIII Het kind beoordeelt of een tekst methodisch juist is geschreven. IV Het kind maakt de vorm van de letters en leestekens conform het methodeschrift.
Pictogrammen
Observatiepunten •
•
•
Verbindt het kind de kleine letters correct? Is in de verbinding a-r in Barend het golfje van de r goed zichtbaar? Kan het kind beoordelen of een tekst methodisch juist is geschreven? Kan het aangeven welke verbindingen correct zijn? Is de vorm van de letters correct? Keert het kind na het keerpunt in de p en t over dezelfde lijn terug?
Steuntje in de rug Probleem met de verbindingen, doel VI (bijv. in de verbinding a-r in Barend is het golfje van de r niet zichtbaar): 1 Schrijfwijze bekijken en oefenen. Probleem met het beoordelen, doel XIII-3 (bijv. het kind ziet niet dat de kleine letter niet met de hoofdletter is verbonden): 2 Met voorbeeld vergelijken. Probleem met de vorm, doel IV-2 (bijv. het kind keert na het keerpunt in de t in buiten niet over dezelfde lijn terug): 3 Vormkenmerken bespreken en oefenen.
41
224739 AE1 HL 7 22-05-2008 15:28 Pagina 42
9 Verliezen & vinden 9 Verliezen & vinden
Les 3
Spoorzoeken
Les 3
Spoorzoeken
Dieren in het bos laten allerlei sporen na. Weet jij welk spoor van welk dier is? Schrijf de zinnen na en maak ze af. Kies uit: afval - dennenappels - eekhoorn - mol - molshopen - muizen ree - uilenballen - voetsporen - zaadjes De boswachter ziet pootafdrukken van een ...... Een ..... graaft gangen onder de grond. Het grasveld zit vol met ...... Op het bospad liggen afgekloven ...... Een ..... heeft eraan geknabbeld en de ..... opgegeten. ..... zijn grijs en er zitten botjes van ..... in. Laat in de natuur alleen je ..... achter en gooi je ..... in de prullenbak.
Introductie Vertel de kinderen over Karin en haar konijn.
+
Heb jij wel eens sporen van een dier gezien in het bos? Schrijf op wat je zag.
24
Schrijfschrift 7, blz. 24
Doelen VII
Het kind schrijft met een consequente hellingshoek. V en Het kind schrijft in de juiste grootte en XI verhoudingen en stemt de schriftgrootte af op de liniatuur. I Het kind past de schrijfvoorwaarden toe.
Pictogrammen
Observatiepunten •
•
•
Schrijft het kind met een consequente hellingshoek? Staan de lussen en stokken even schuin? Hebben de letters de juiste grootte en verhoudingen? Stemt het kind de schriftgrootte af op de liniatuur? Past het kind de schrijfvoorwaarden goed toe? Ligt het papier goed op tafel en wordt het regelmatig naar boven geschoven?
Steuntje in de rug Probleem met de hellingshoek, doel VII-1 (bijv. de lussen in afgekloven staan niet even schuin): 3 Met schrijfpatronen oefenen. Probleem met de grootte en verhoudingen, doel V-2 (bijv. de lussen zijn te lang): 5 Hulplijn gebruiken. Probleem met de schrijfvoorwaarden, doel I-3.2 (bijv. het papier ligt niet schuin naar het midden): 1 Plakband links op tafel plakken.
42
Karin heeft een konijn gekregen van haar tante. Haar oom heeft een groot hok getimmerd. Pas op dat je het goed dichtdoet, had haar oom nog gezegd. Op een morgen ontdekt ze dat Snuffel niet meer in zijn hok zit. Het klepje zit nog goed dicht, maar Snuffel heeft het gaas losgetrokken. Karin zoekt in de tuin, ze ziet wat keutels liggen en bij de appelboom heeft Snuffel een gat gegraven. Maar ze kan Snuffel niet vinden. Dan ziet ze hem zitten, hij zit onder zijn hok en knabbelt aan zijn hooivoorraad. Vertel de kinderen dat ze straks gaan schrijven over de sporen die dieren in de natuur achterlaten. Ze moeten daarbij speciaal letten op de grootte en de verhoudingen van de letters en die afstemmen op de liniatuur. De hellingshoek moet correct zijn en ze moeten de schrijfvoorwaarden goed toepassen.
Instructie Bekijk samen blz. 24 van het schrift. Bespreek kort de schrijfvoorwaarden. Leg het accent op de papierligging. Het schrift ligt rechts van het midden voor rechtshandigen en links van het midden voor linkshandigen. Het schrift ligt schuin naar het midden. Lees de tekst voor en ga na of de kinderen die begrijpen. Bespreek de doelen van deze les. Hellingshoek: Wijs kinderen op de consequente hellingshoek. De letters hellen naar rechts. Je kunt dit goed zien aan de lussen en de stokken. Schrijf uilenballen op het bord. Laat zien dat alle lussen even schuin staan door met gekleurd krijt lijnen te trekken midden door de lussen van het woord. Grootte en de verhoudingen: De lussen blijven een stukje onder de vorige of boven de volgende schrijfregel. De stokken zijn iets korter dan de lussen, maar duidelijk langer dan de rompletters. Laat de kinderen zelf voorbeeldwoorden opzoeken in de tekst. Wijs op het pictogram (hellingshoek). Laat de kinderen verwoorden waar ze goed op moeten letten. Uit de overige doelen (grootte en verhoudingen, papierligging en -transport) kiezen de kinderen één doel waar ze speciaal op gaan letten. Ze tekenen in het schrijfschrift hiervoor een passend pictogram.
Oefenen De kinderen schrijven in hun eigen tempo. U loopt rond en observeert. Help de kinderen indien nodig met het invullen van de passende woorden. Kinderen die tijd over hebben, maken de plusopdracht.
Afsluiting Bespreek het schrijfwerk aan de hand van de pictogrammen en uw observaties. Hellen alle letters wat naar rechts? Kloppen de grootte en de verhoudingen van de letters en zijn die afgestemd op de liniatuur? Hebben bijvoorbeeld de rompletters de juiste afmeting in boswachter? Hebben de kinderen de schrijfvoorwaarden goed toegepast? Lag het papier goed?
224739 AE1 HL 7 22-05-2008 15:28 Pagina 43
10 Inpakken & wegwezen
Les 1
Een pechdag
10 Inpakken & wegwezen
Les 1
Een pechdag
Wat een pechdag heeft Simone. Vanmorgen ging het al mis. Met haar suffe hoofd vergat ze haar brood. Gelukkig kwam papa het naar school brengen. Gistermiddag moest ze heel veel huiswerk maken, terwijl ze zich niet zo lekker voelde. Had ze de verkeerde opdracht gemaakt! Haar beste vriendin Omaima is ziek thuis. Arme Simone. Ze wil maar één ding: inpakken en wegwezen.
Introductie Vertel de kinderen over Simone. Het is kwart over twee. Eindelijk, deze schooldag is voorbij. ‘Dat was het voor vandaag. Tot morgen,’ zegt meester Koos en hij houdt de deur voor de kinderen open. Inpakken en wegwezen, denkt Simone, wat een rotdag. Alles zat haar tegen vandaag. Het begon er al mee dat ze haar brood was vergeten. Toen bleek dat ze het verkeerde huiswerk had gemaakt. Voor niks zo zitten ploeteren gisteren. Tot overmaat van ramp was haar beste vriendin ziek en kon ze bij niemand klagen. Vertel de kinderen dat ze straks over een pechdag gaan schrijven. Ze moeten daarbij goed letten op de spatiëring, de verbindingen en de vorm van de letters.
Instructie Bekijk samen bladzijde 25 van het schrift. De kinderen schrijven de tekst na onder de tekening. Bespreek kort de schrijfvoorwaarden. Leg het accent op een goede pendruk. Lees de tekst voor en ga na of de kinderen die begrijpen. Bespreek de doelen van deze les. Spatiëring: Vraag de kinderen hoe je kunt nagaan of de witruimte tussen de woorden goed is. Soms moet die ruimte wat breder zijn dan de letter o, omdat anders de lus van een woord haakt in de lus van een woord dat erboven staat. Vorm: Bespreek met de kinderen het verschil in lettervorm tussen g in ging en de G in Gelukkig. Herhaal dit voor de h in het en de H in Had. Wijs op het pictogram (spatiëring). Laat de kinderen verwoorden waar ze goed op moeten letten. Uit de overige doelen (verbinden, vorm) kiezen ze één doel waar ze speciaal op gaan letten. Ze tekenen in het schrijfschrift hiervoor een passend pictogram.
+
Had jij ook wel eens een pechdag? Schrijf op hoe die dag verliep.
25
Schrijfschrift 7, blz. 25
Doelen IX VI IV
Het kind houdt de juiste spatiëring tussen woorden aan. Het kind verbindt de kleine letters correct. Het kind schrijft de vorm van de letters en leestekens conform het methodeschrift.
Pictogrammen
Observatiepunten • • •
Is de spatiëring correct? Past er tussen de woorden een o? Zijn de kleine letters goed verbonden? Is de vorm van de letters correct?
Steuntje in de rug
Oefenen De kinderen schrijven in hun eigen tempo. U loopt rond en observeert. Kinderen die tijd over hebben, maken de plusopdracht.
Afsluiting Bespreek het schrijfwerk aan de hand van de pictogrammen. Past er tussen de woorden een o? Is de vorm van de letters correct? De kinderen controleren de woorden inpakken en wegwezen. Gaan ze langs dezelfde lijn terug in de p? Zijn de oogjes van de k open? Heeft de z twee golfjes?
Probleem met de spatiëring, doel IX-1 (bijv. de ruimte tussen de woorden is te groot): 2 Visualiseren met de letter o. Probleem met de vorm, doel IV-2 (bijv. het oogje van de k is dicht in inpakken of de z heeft geen golfje in wegwezen): 1 Met letterkaartje vergelijken.
43
224739 AE1 HL 7 22-05-2008 15:28 Pagina 44
10 Inpakken & wegwezen
Les 2
10 Inpakken & wegwezen
Les 2
Ik ga op reis
Kopieerblad L4
Ik ga op reis
Wat neem jij mee op: wintersport, safari, een trektocht of een strandvakantie?
lange broeken
zalf tegen muggenbeten
Introductie landkaarten
+
zonnebrandolie
Noem een stad of land waar jij graag naartoe zou willen gaan in de vakantie. Schrijf ook op waarom jij dat wilt.
K O P I E E R B O E K
4
© Wolters-Noordhoff
69
Kopieerblad L4
Doelen X-2 Het kind past een juiste interlinie toe. V Het kind schrijft in de juiste grootte en verhoudingen. II Het kind voert een soepele schrijfbeweging uit.
Materialen per kind: kopieerblad L4
Pictogrammen
Observatiepunten •
•
•
Is de interlinie correct? Passen er twee tot drie O’s tussen de rompletters van twee schrijfregels? Haken de onderlussen van muggenbeten niet in de bovenlussen van het woord eronder? Schrijft het kind de letters in de juiste grootte en verhoudingen? Zijn de lussen in zalf lang genoeg en zijn de rompletters overal even groot? Voert het kind een soepele schrijfbeweging uit?
Steuntje in de rug Probleem met de interlinie, doel X-2 (bijv. de woorden van twee schrijfregels staan te dicht op elkaar, zodat de lussen in elkaar haken): 2 Interlinie visualiseren. Probleem met de grootte en verhoudingen, doel V-3 (bijv. binnen een lusletter in muggenbeten is de romp te groot in verhouding tot de lus): 4 Oriëntatiepunten op liniatuur gebruiken. Probleem met de schrijfbeweging, doel II-1.1 (bijv. de arm schuift niet geleidelijk van links naar rechts waardoor de pols overstrekt): 1 Ruitenwisser tekenen.
44
Vertel de kinderen dat als je op vakantie gaat je van alles moet inpakken, zoals kleren, zwemspullen, spelletjes, boeken en je paspoort. Doe met de kinderen het spelletje ‘Ik ga op reis en neem mee...’. Het eerste kind noemt iets wat het meeneemt op vakantie wat met de letter a begint. Het tweede kind herhaalt het genoemde woord en verzint zelf iets wat hij meeneemt met een beginletter b. Het derde kind herhaalt de twee genoemde woorden en verzint zelf iets met een c. Enzovoort. Als een kind het niet meer weet, mag een ander kind helpen. Vertel de kinderen dat ze straks gaan schrijven over wat je meeneemt op vakantie. Daarbij moeten ze goed letten op de interlinie, de grootte en verhoudingen en de schrijfbeweging.
Instructie Bekijk samen het kopieerblad. Elke tekening gaat over een bepaald soort vakantie. Onder elke tekening schrijven de kinderen een lijstje van spullen die daar goed bij passen. Ze verzinnen zelf wat ze meenemen. Het eerste woord is al gegeven. Bij elke tekening verzinnen ze minimaal vier woorden. Neem de schrijfvoorwaarden door. Leg het accent op de zit-schrijfhouding. De armen en de ellebogen rusten op de tafel. Bespreek de doelen van deze les. Interlinie: Tussen de rompletters van de woorden passen er twee tot drie o’s tussen de rompletters. De lussen van de letters moeten elkaar niet raken. Grootte en verhoudingen: Bespreek met de kinderen de grootte van de diverse letters. Hoe groot moet de k in landkaarten zijn ten opzichte van de a? Anderhalf keer zo groot. Tot waar moet de t of d komen? Schrijfbeweging: Vraag de kinderen hoe de onderarm, duim en wijsvingers moeten bewegen. Benadruk dat dit hetzelfde is voor linkshandige en rechtshandige schrijvers. Wijs op het pictogram (bladspiegel). Laat de kinderen verwoorden waar ze goed op moeten letten. Uit de overige doelen (grootte en verhoudingen, schrijfbeweging) kiezen ze één doel waar ze speciaal op gaan letten. Ze tekenen in het schrijfschrift hiervoor een passend pictogram.
Oefenen De kinderen oefenen in hun eigen tempo. U loopt rond en observeert. Als een kind geen woorden meer weet, mag het woorden aan een buurkind vragen. Kinderen die tijd over hebben, maken de plusopdracht.
Afsluiting Bespreek het schrijfwerk aan de hand van de pictogrammen. Is de interlinie goed? Passen er twee tot drie o’s tussen de rompletters van twee schrijfregels? Haken de lussen van lange, zalf of muggenbeten niet in de lussen van een ander woord? Is de ruimte boven de rompletters overal ongeveer even groot? Hebben de letters de goede grootte en verhouding? Zijn de rompgedeelten van de g’s en b in muggenbeten niet te hoog? Zijn de lussen ongeveer één tot anderhalf keer zo groot als de rompen? Lukte het een soepele schrijfbeweging te maken?
224739 AE1 HL 7 22-05-2008 15:28 Pagina 45
10 Inpakken & wegwezen
Les 3
Strafwerk
10 Inpakken & wegwezen
Les 3
Strafwerk
Mette en Willem spelen in de klas. (28) Ze rollen een stuiterbal naar elkaar. (60) Maar dat is niet de bedoeling! (85) Meester Henk waarschuwt één keer. (114) Mette luistert niet. Voor straf moet (145) zij weg, naar de directeur. (168) Oei, dat wordt strafwerk. (190) Niet zo slim van Mette. (209)
Introductie Vertel de kinderen over Mette. ’Inpakken en wegwezen!’ zegt meester Henk. ‘Pak je spullen en meld je bij de directeur.’ Mette schrikt van de toon van de stem van meester Henk. Wat net nog een leuk spelletje was, is nu uit de hand gelopen. Willem en Mette speelden met een stuiterbal. Over de tafel rolden ze het balletje naar elkaar toe. Meester Henk had al een paar keer gezegd dat ze het balletje op moesten ruimen. Maar Mette bleef ermee spelen. En nu was meester Henk het beu. Balen, nou krijgt Mette strafwerk. Praat met de kinderen over straffen op school. Wie heeft er wel eens straf gehad en waarom? Hoe was dat? Vertel de kinderen dat ze straks gaan schrijven over Mette en Willem. Daarbij moeten ze goed letten op het tempo, de hellingshoek en de schrijfvoorwaarden.
Instructie Bekijk samen bladzijde 26 van het schrift. De kinderen schrijven de tekst na onder de tekening. Bespreek de schrijfvoorwaarden. Waar moet je op letten als je schrijft? Laat de kinderen om de beurt een schrijfvoorwaarde noemen. Leg het accent op de papierligging. Als beide onderarmen op tafel steunen vanuit een symmetrische zithouding en de handen worden samengevouwen, vormen zij op tafel een driehoek. De middellijn van de onderarm van de schrijfhand komt overeen met de middellijn van het schrijfpapier. Demonstreer dit, zowel voor linkshandige als rechtshandige schrijvers. Het papier ligt rechts van het midden voor rechtshandige en links voor linkshandige kinderen. Laat de tekst voorlezen en ga na of de kinderen die begrijpen. Bespreek de overige doelen van deze les. Tempo: De kinderen moeten de tekst in een vlot tempo in vier minuten kunnen schrijven. Als dat lukt is het schrijftempo goed. Hellingshoek: De letters hebben een consequente hellingshoek. Ze staan bijvoorbeeld allemaal een beetje schuin naar rechts of juist allemaal rechtop. Wijs op het pictogram (tempo). Laat de kinderen verwoorden waar ze goed op moeten letten. Uit de overige doelen (hellingshoek, papierligging en -transport) kiezen ze één doel waar ze speciaal op gaan letten. Ze tekenen in het schrijfschrift hiervoor een passend pictogram.
Oefenen Op uw teken gaan de kinderen de tekst in een vlot tempo schrijven. Ze schrijven vier minuten. Geef steeds aan wanneer er een minuut is verstreken, zodat kinderen kunnen inschatten of ze hun tempo moeten opvoeren of op schema liggen. Laat ze na 4 minuten stoppen en tellen hoeveel letters ze hebben geschreven. Dat delen ze door vier en noteren het resultaat in het schema achter in hun schrift. De kinderen maken de oefening af. Kinderen die tijd over hebben, maken de plusopdracht.
Afsluiting Bespreek het schrijfwerk aan de hand van de pictogrammen. Lukte het om in een vlot tempo te schrijven? Lag het papier goed? De kinderen bespreken in tweetallen elkaars werk. Kunnen ze elkaars werk goed lezen? Is het schrijfwerk mooi of is het slordig door het snelle schrijven? Is de hellingshoek consequent? Hebben de lussen en stokken in Willem en Mette eenzelfde hellingshoek? Noteer de resultaten van de tempometing op kopieerblad R5.
+
Verzin een originele straf voor als je op school of thuis niet hebt geluisterd.
26
Schrijfschrift 7, blz. 26
Doelen XII VII I
Het kind schrijft in een vlot tempo. Het kind schrijft met een consequente hellingshoek. Het kind past de schrijfvoorwaarden toe.
Materiaal • •
stopwatch of horloge met secondewijzer kopieerblad R5
Pictogrammen
Observatiepunten •
•
•
Schrijft het kind in een vlot tempo? Schrijft het minimaal 50 letters per minuut? Schrijft het kind met een consequente hellingshoek? Staan alle lussen en stokken in dezelfde richting? Past het kind de schrijfvoorwaarden toe? Is de papierligging correct?
Steuntje in de rug Probleem met het tempo, doel XII (bijv. het kind schrijft trager omdat het het papier niet verplaatst): 3 Papierligging en/of papiertransport bespreken en oefenen. Probleem met de hellingshoek, doel VII-1 (bijv. de lussen en stokken in Willem en Mette hebben geen consequente hellingshoek): 2 Controleren met gekleurde lijnen door lusletters. Probleem met de schrijfvoorwaarden, doel I-3.1 (bijv. het papier ligt precies in het midden): 2 Plakband midden op tafel plakken.
45
224739 AE1 HL 7 22-05-2008 15:28 Pagina 46
11 Internetten & e-mailen 11 Internetten & e-mailen
Les 1
Kom je griezelen?
Les 1
Kom je griezelen ?
Maak met deze zinnen een leuke uitnodiging van Florine aan Eva. Kies zelf in welke volgorde je de zinnen schrijft. Hallo Eva — Op 2 februari word ik 11 jaar. — Dat vier ik op zaterdag 5 februari. — Ik geef een griezelfeest. — Kom je ook? — Verkleed je zo eng mogelijk. — Het feest duurt van 15.00 uur tot 20.00 uur. — Je wordt thuisgebracht. — Griezelige groeten van Florine.
Introductie Vertel de kinderen over Florine en Eva.
+
Was jij wel eens op een griezelfeest? Schrijf op hoe dat was.
27
Schrijfschrift 7, blz. 27 11 Internetten & e-mailen
Les 1
Kom je griezelen?
Kopieerblad L5
Ping. Eva hoort op de computer het geluidje. Er is een e-mail voor haar. Van wie zou die zijn? Yes, een uitnodiging voor een feest! Dat ziet er gezellig uit. Het is een uitnodiging voor het verjaardagsfeest van Florine. Florine wordt elf jaar en ze geeft een griezelfeest. Iedereen moet eng verkleed komen. Eva heeft er zin in. Ze tekent een masker en schrijft daar haar antwoord in. Ze vraagt of haar moeder het wil scannen en naar Florine wil e-mailen.
Schrijf de tekst in het masker en laat ogen, neus en mond vrij. Hallo Florine, Gaaf zeg, daar heb ik zin in! Ik heb meteen een griezelig masker gemaakt voor het feest. Mijn moeder heeft al een leuk idee voor hoe ik me kan verkleden. Maar dat verklap ik niet, want je moet natuurlijk wel schrikken als ik straks voor je deur sta! Griezelige groeten van Eva
Vertel de kinderen dat ze straks een uitnodiging voor een griezelfeest gaan schrijven. Daarna gaan ze een antwoord in een griezelig masker schrijven. Ze moeten daarbij goed op de bladindeling letten en op de vorm.
Instructie + 70
Hoe zou jij je verkleden voor een griezelfeest?
K O P I E E R B O E K
4
© Wolters-Noordhoff
Kopieerblad L5
Doelen XIV-1 Het kind verwerkt geschreven teksten in een tekening. X-3 Het kind zorgt voor een evenwichtige bladindeling. IV Het kind maakt de vorm conform het methodeschrift.
Materiaal •
per kind: kopieerblad L5
Pictogrammen
Observatiepunten •
•
•
Kan het kind geschreven teksten in een tekening verwerken? Schrijft het kind binnen de contouren van het masker en laat het ogen, neus en mond vrij? Zorgt het kind voor een evenwichtige bladindeling? Is de geschreven tekst overzichtelijk? Maakt het kind de vorm conform het methodeschrift?
Steuntje in de rug Probleem met de bladindeling, doel X-3 (bijv. de bladindeling is niet evenwichtig, alle tekst loopt achter elkaar door en een deel van het blad is nog leeg): 2 Bladspiegel beoordelen. Probleem met de vorm, doel IV-1(bijv. er is een opening tussen het dakje van de 5 en de rest van het cijfer): 1 Met cijferkaartje vergelijken. 46
Bekijk samen bladzijde 27 in het schrift en kopieerblad L5. De kinderen schrijven in het schrift de tekst van de uitnodiging na waarbij ze zelf de indeling en de volgorde van de zinnen mogen bepalen. Daarna maken ze het kopieerblad. Bespreek de schrijfvoorwaarden. Leg het accent op de beweging van de schrijfarm en de stand van de pols. Demonstreer een correcte pengreep en het soepele buigen en strekken van duim en vingers. Laat de tekst voorlezen en ga na of de kinderen die begrijpen. Bespreek de doelen van deze les. Grafische mogelijkheden: De kinderen schrijven op het kopieerblad de tekst in het masker. Daarbij moeten ze de ogen en de mond en de neus vrijlaten door voor oog, mond of neus te stoppen met schrijven en erna weer verder te gaan. Bladindeling: Het kind kan in het schrift zelf de uitnodiging opstellen. Wijs de kinderen op de kenmerken van een overzichtelijke bladindeling, zoals marges, inspringende tekst, verdeling in alinea’s, witregels enz. Vorm: Let deze les speciaal op de leestekens en de cijfers. De 5 heeft een penoptilling. Zorg dat de 5 gesloten is en dat de ronding mooi rond is. De 2 heeft geen golfje. De bovenronding van de 3 is iets kleiner dan de onderronding. Wijs op het pictogram (grafische mogelijkheden). Laat de kinderen verwoorden waar ze goed op moeten letten. Uit de overige doelen (bladindeling, vorm) kiezen ze één doel waar ze speciaal op gaan letten. Ze tekenen in het schrijfschrift hiervoor een passend pictogram.
Oefenen De kinderen beginnen met de oefening in het schrift. U loopt rond en observeert. Geef 10 minuten voor het einde van de les aan dat de kinderen kunnen beginnen met het kopieerblad. Kinderen die tijd over hebben, maken de plusopdracht.
Afsluiting Bespreek het schrijfwerk aan de hand van de pictogrammen. Hoe hebben de kinderen geëxperimenteerd met grafische mogelijkheden? Laat wat leuke voorbeelden aan de hele groep zien. Lukte het een overzichtelijke bladindeling te maken in het schrift? Wat hebben ze gedaan om de uitnodiging overzichtelijk te maken? Hebben ze regels wit gelaten? Hebben ze opsommingtekens gebruikt?
224739 AE1 HL 7 22-05-2008 15:28 Pagina 47
11 Internetten & e-mailen
Les 2
Zoekmachine
11 Internetten & e-mailen
Les 2
Zoekmachine
Schrijf in trefwoorden het verhaal op.
Schrijf nu het verhaal in zinnen op, met behulp van de trefwoorden.
Introductie Lees het verhaal voor. ‘Een zoekmachine? Wat is dat nou?’ roept de vader van Timo. ‘Kan ik daar mijn sleutels mee vinden of zo?’ ‘Nee pap,’ zegt Timo, ‘daarmee kun je iets vinden op het internet. Stel dat je iets wilt weten over de bibliotheek in Tilburg. Zet dan eerst je computer aan en open het internet. Type in de adresbalk het adres van een zoekmachine, bijvoorbeeld www.google.nl. Als de zoekmachine open is type je in het lege vakje wat je zoekt, dus: bibliotheek. Dan druk je op enter en krijg je een lijst van de zoekresultaten in beeld. Je ziet dan allemaal korte teksten van websites. Als je denkt dat één daarvan de website van de bibliotheek in Tilburg is, dan moet je daarop klikken. Simpel hè?’ Timo gaat met zijn vader naar de studeerkamer en laat aan hem zien hoe het werkt. Vertel de kinderen dat ze het verhaal op hun eigen manier gaan schrijven. Ze moeten daarbij goed letten op de bladindeling, de grootte en verhoudingen en de verbindingen.
+
Welke websites op het internet bezoek jij graag? Schrijf ze op en vertel wat er te vinden is.
28
Schrijfschrift 7, blz. 28
Doelen X-3 Het kind zorgt voor een evenwichtige bladindeling. V Het kind schrijft in de juiste grootte en verhoudingen. VI Het kind verbindt de kleine letters correct.
Pictogrammen
Instructie Bekijk samen bladzijde 28 van het schrift. De kinderen schrijven bij oefening 1 trefwoorden op uit het verhaal. Bij oefening 2 vertellen ze het verhaal in hun eigen woorden na. De trefwoorden helpen daarbij. Bespreek de schrijfvoorwaarden. Bespreek de doelen van deze les. Bladindeling: Vraag de kinderen hoe je een overzichtelijke pagina maakt. Noem het werken met alinea’s, kopjes, marges, inspringen bij een opsomming. Grootte en verhoudingen: De rompletters hebben een hoogte van ongeveer een derde van de ruimte tussen twee regels. Een lus is ongeveer anderhalf keer zo groot en een stok is iets korter. Verbinden: Vraag de kinderen welke verbindingen ze moeilijk vinden om te schrijven. Laat ze een concreet voorbeeld noemen. Laat ze daarna aan het buurkind vragen om tips te geven voor het schrijven van de moeilijke verbinding. Geef eventueel aanwijzingen. Wijs op het pictogram (bladindeling). Laat de kinderen verwoorden waar ze goed op moeten letten. Uit de overige doelen (grootte en verhoudingen, verbinden) kiezen ze één doel waar ze speciaal op gaan letten. Ze tekenen in het schrijfschrift hiervoor een passend pictogram.
Observatiepunten •
• •
Zorgt het kind voor een evenwichtige bladindeling? Is de bladzijde overzichtelijk? Schrijft het kind de letters in de juiste grootte en verhoudingen? Verbindt het kind de kleine letters correct?
Steuntje in de rug Probleem met de bladspiegel, doel X-3 (bijv. de bladindeling is onoverzichtelijk): 2 Bladspiegel beoordelen. Probleem met de grootte en verhoudingen, doel V-3 (bijv. de lussen zijn te kort): 4 Oriëntatiepunten op de liniatuur gebruiken.
Oefenen Lees het verhaal uit de introductie nog een keer langzaam voor. De kinderen noteren trefwoorden uit het verhaal. De kinderen schrijven het verhaal op in hun eigen woorden. Ze mogen daarvoor gebruikmaken van de genoteerde trefwoorden. U loopt rond en observeert. Kinderen die tijd over hebben, maken de plusopdracht.
Afsluiting Bespreek het schrijfwerk aan de hand van de pictogrammen. Welke trefwoorden hebben de kinderen opgeschreven? De kinderen bespreken in tweetallen de bladindeling van hun werk. Wat zijn de verschillen? Wat vinden ze beter leesbaar? Wat zou anders kunnen waardoor de bladzijde evenwichtiger wordt? Laat wat goede voorbeelden aan de hele groep zien.
47
224739 AE1 HL 7 22-05-2008 15:28 Pagina 48
11 Internetten & e-mailen 11 Internetten & e-mailen
Les 3
Weet wat je wilt!
Les 3
Weet wat je wilt!
Vroeger zocht ik lang in boeken, (27) In een encyclopedie. (45) Maar nu surf ik om te zoeken, (68) en ik weet niet wat ik zie. (89) Alles vind ik op mijn route. (112) Heel de wereld aan mijn voeten (137) als ik ga van a naar z. (154) Zoveel nieuws kom ik te weten. (179) Mijn muismat raakt gewoon versleten (210) op mijn tocht over het net. (232)
Introductie Lees de kinderen een fragment voor uit een musicalliedje.
+
Schrijf op hoe de website van jouw school eruitziet. Heeft jouw school er geen? Schrijf dan op hoe de website er volgens jou uit moet zien.
29
Schrijfschrift 7, blz. 29
Doelen XII IV VI
Het kind schrijft in een vlot tempo. Het kind maakt de vorm van de letters en cijfers conform het methodeschrift. Het kind verbindt de letters correct.
Materialen •
Vroeger zocht ik lang in boeken, in een encyclopedie. Maar nu surf ik om te zoeken, en ik weet niet wat ik zie. Alles vind ik op mijn route. Heel de wereld aan mijn voeten als ik ga van a naar z. Zoveel nieuws kom ik te weten. Mijn muismat raakt gewoon versleten. Op mijn tocht over het net. Vertel de kinderen dat ze straks de tekst van dit lied na gaan schrijven. Daarbij moeten ze goed letten op het tempo, de vorm van de letters en de verbindingen.
kopieerblad R5
Instructie Pictogrammen
Observatiepunten • •
•
Schrijft het kind in een vlot tempo? Schrijft het 50 letters per minuut? Maakt het kind de vorm van de letters conform het methodeschrift? Hebben de letters m, a, n, d, b en v een haakje aan het einde? Verbindt het kind de letters correct? Gaat het haakje van de v en w voldoende omlaag om de verbinding met de e zo te schrijven dat de e niet dichtslibt?
Steuntje in de rug Probleem met het tempo, doel XII-1 (bijv. de pengreep is niet correct waardoor het tempo te laag is); 2 Pengreep bespreken en oefenen. Probleem met de vorm, doel IV-2 (bijv. de m in muismat en mijn heeft aan het eind geen haakje): 3 Vormkenmerken bespreken en oefenen. Probleem met de verbinding, doel VI-1 (bijv. de verbindingslijn tussen de v en de e in versleten gaat niet diep genoeg, waardoor het oogje van de e dichtslibt): 4 Verbinding in andere woorden oefenen.
48
Bekijk samen bladzijde 29 van het schrift. De kinderen schrijven de tekst van het lied na op het beeldscherm. De kinderen bespreken de schrijfvoorwaarden in tweetallen. U loopt rond en geeft aanwijzingen. Ga in op de pengreep. De pen rust op de middelvinger en de wijsvinger en de duim liggen daar bovenop. De greep is niet te krampachtig (geen witte vingers!) en niet te los. Bespreek de doelen van deze les. Tempo: Een goed tempo is 50 letters per minuut. Vertel dat een ontspannen pengreep belangrijk is om vlot te kunnen schrijven. Vorm: De vorm van de letters moet conform het methodeschrift zijn. Hebben de m, a, n, d, b en v een haakje aan het eind? Verbinden: Wijs op de haakjes aan de letters die nodig zijn voor de verbindingen. Alle letters in een woord zijn met elkaar verbonden. De verbindingslijn tussen de letters mag niet te smal zijn omdat de letters dan aan elkaar plakken. Deze verbindingslijn mag ook niet te breed zijn. Wijs op het pictogram (tempo). Laat de kinderen verwoorden waar ze goed op moeten letten. Uit de overige doelen (vorm, verbinden) kiezen ze één doel waar ze speciaal op gaan letten. Ze tekenen in het schrijfschrift hiervoor een passend pictogram.
Oefenen Op uw teken schrijven de kinderen vier minuten. Ze zetten in de voorbeeldtekst een streep achter de letter die ze het laatst schreven, en rekenen uit hoeveel letters ze per minuut geschreven hebben. Dat getal noteren ze in het schema achter in hun schrift. De kinderen schrijven de tekst verder af. Kinderen die tijd over hebben, maken de plusopdracht.
Afsluiting Bespreek het schrijfwerk aan de hand van de pictogrammen. Lukte het om in een vlot tempo te schrijven? Als dat niet lukte, waardoor kwam dat? Was bijvoorbeeld de pengreep goed? Is de vorm van de letters goed? Zijn bijvoorbeeld de haakjes niet hoekig en goed van grootte? Een mooi haakje is nodig voor een mooie ronde verbinding. Zijn de verbindingen niet hoekig, of te smal of te breed? Slibt de e niet dicht na de v of w in veel en weet? Noteer de resultaten van de tempometing op kopieerblad R5.
224739 AE1 HL 7 22-05-2008 15:28 Pagina 49
12 Hollen & stilstaan
Les 1
Een nieuwe gitaar
12 Hollen & stilstaan
Les 1
Een nieuwe gitaar
Joost staat stil voor de etalage. Hij droomt ervan om zanger te zijn. Oeps, hollen! Anders komt hij te laat op de muziekschool.
Ik wil dansen op tv Met de wereld aan m’n voeten Zodat als ik loop op straat Alle mensen mij begroeten Ik wil zingen in een clip Op nummer 1 met stip ‘k wil alleen nog naar een school waar je kunt leren voor... Idool!
Introductie Vertel de kinderen over Joost die bijna te laat komt doordat hij te lang stilstaat. Maar door flink te hollen komt hij toch nog op tijd. Op zijn gemak slentert Joost door de Beethovenlaan. Hij is op weg naar gitaarles. Bij de etalage van de muziekwinkel blijft hij stilstaan. Wauw, dat is een gave gitaar, denkt Joost. Als hij zijn muziekdiploma haalt én als hij overgaat naar groep 8, krijgt hij een nieuwe gitaar. Dat heeft zijn vader hem beloofd. Oh jee, het is al bijna drie uur. Straks kom ik te laat en mis ik mijn les, schrikt Joost. Hij holt en is nog net op tijd bij de muziekschool. Vertel de kinderen dat ze in deze les gaan letten op de schrijfbeweging, de verbindingen en de schrijfvoorwaarden.
Instructie Bekijk samen bladzijde 30 van het schrift. Bespreek de schrijfvoorwaarden. Laat telkens een kind een schrijfvoorwaarde noemen en demonstreren. Leg het accent op de pendruk. Deze moet gelijkmatig zijn en mag niet te licht of te zwaar zijn. Als een letter vet is, is de pendruk te zwaar en als een letter licht en moeilijk te lezen is, is de pendruk te licht. Laat de tekst voorlezen en ga na of de kinderen die begrijpen. Bespreek de overige doelen van deze les. Schrijfbeweging: De schrijfbeweging is goed als de onderarm gelijkmatig van links naar rechts schuift. De wijsvinger en de duim buigen en strekken soepel. Verbinden: De verbindingen moeten vloeiend en niet hoekig zijn. Bijvoorbeeld de verbinding van de n met een andere letter is mooi rond. Laat de kinderen zelf in de tekst een voorbeeld aanwijzen waar ze goed moeten letten op dat een vloeiend en niet hoekig beweging. Wijs op het pictogram (schrijfbeweging). Laat de kinderen verwoorden waar ze goed op moeten letten. Uit de overige doelen (schrijfbeweging, verbinden) kiezen ze één doel waar ze speciaal op gaan letten. Ze tekenen in het schrijfschrift hiervoor een passend pictogram.
Oefenen De kinderen schrijven in hun eigen tempo. U loopt rond en observeert. Na de eerste oefening vraagt u de kinderen om de schrijfbeweging van hun buurkind te observeren. Kinderen die tijd over hebben, maken de plusopdracht.
Afsluiting Bespreek de schrijfbeweging aan de hand van de observatie van het buurkind. Was de schrijfbeweging soepel? Bespreek het schrijfwerk aan de hand van de pictogrammen. Zijn de verbindingen vloeiend? Bijvoorbeeld n-s in dansen en ng in zingen en n-u in nummer. Zijn de verbindingen in diploma correct en de verbinding s-c in school? Was de pendruk gelijkmatig en zijn de letters ongeveer allemaal even dik? Zijn de letters ergens te dik of juist te dun waardoor je het moeilijk kunt lezen?
+
Schrijf een stukje tekst op van een lied dat jij leuk vindt.
30
Schrijfschrift 7, blz. 30
Doelen II VI I
Het kind voert een soepele schrijfbeweging uit. Het kind verbindt de kleine letters correct. Het kind past de schrijfvoorwaarden toe.
Pictogrammen
Observatiepunten •
• •
Voert het kind een soepele schrijfbeweging uit? Buigen en strekken de duim en wijsvinger soepel? Verbindt het kind de kleine letters correct? Zijn de verbindingen vloeiend? Past het kind de schrijfvoorwaarden toe?
Steuntje in de rug Probleem met de schrijfbeweging, doel II-2 (bijv. het kind houdt de duim en wijsvinger stijf gestrekt): 3 Rondjes tekenen. Probleem met de verbinding, doel VI (bijv. de verbinding tussen n-s in dansen is hoekig): 4 Verbinding in andere woorden oefenen. Probleem met de schrijfvoorwaarden, doel I-4 (bijv. de pendruk is te zwaar): 1 Met sitspapier oefenen.
49
224739 AE1 HL 7 22-05-2008 15:28 Pagina 50
12 hollen & stilstaan 12 Hollen & stilstaan
Les 2
Wilde dieren
toets
Les 2
Wilde dieren toets
In Afrika leven cheeta’s of jachtluipaarden. (39) Deze roofdieren jagen op zoogdieren, zoals (76) hazen en gazellen. (92) Cheeta’s kunnen heel hard rennen. Ze kunnen een (132) snelheid halen van ruim honderd kilometer per uur. (175) Dat is ook wel nodig, want ook de gazelle waarop (214) de cheeta jaagt, is snel. Soms lukt het een gazelle (256) zelfs om te ontsnappen aan de kaken van een cheeta. (298) Als een gazelle toch gepakt wordt, verdedigt het dier (343) zich met zijn horens. (361)
Introductie
+
Ken jij nog meer dieren die op de Afrikaanse savanne leven? Schrijf er zoveel mogelijk op.
31
Schrijfschrift 7, blz. 31 12 Hollen & stilstaan
Les 2
Wilde dieren
Kopieerblad L6
Schrijf onder de tekeningen van de dieren een stukje over de cheeta en over de gazelle. Deze woorden helpen je daarbij. Cheeta: jachtluipaard - roofdier - jaagt op kleine zoogdieren - 100 km per uur - kop als een kat en poten als een hond - jaagt vooral ’s nachts Gazelle: Afrika - grote snelheid - verdedigt zich met de horens - kuddedier - graseter
Vraag wie van de kinderen weet wat een cheeta is en vertel wat over het dier. Een cheeta is een roofdier, met de kop van een kat en de poten van een hond. Het is het snelste landdier en haalt in een korte sprint een snelheid van ruim 100 km per uur. Cheeta’s trekken net zo snel op als een Ferrari. Ze leven op de Afrikaanse savanne. Cheeta’s jagen op bijvoorbeeld hazen, gazellen en jonge wrattenzwijnen. Ze kunnen twaalf jaar oud worden. Een andere naam voor cheeta is jachtluipaard. Vertel de kinderen dat ze gaan schrijven over twee snelle dieren. Ze moeten daarbij goed letten op de interlinie, evenwichtige bladindeling en op het tempo.
Instructie
+
De cheeta leeft in Afrika. Welke landen ken je uit dat werelddeel? Schrijf er zo veel mogelijk op.
K O P I E E R B O E K
4
© Wolters-Noordhoff
71
Kopieerblad L6
Doelen X-2 Het kind past een juiste interlinie toe. X-3 Het kind zorgt voor een evenwichtige bladindeling. XII Het kind schrijft in een vlot tempo.
Materiaal • •
per kind: kopieerblad L6 Kopieerblad R1 en R3
Pictogrammen
Bekijk samen bladzijde 31 van het schrift en kopieerblad L6. De kinderen maken eerst de oefening in het schrijfschrift en daarna die op het kopieerblad. Op het kopieerblad moeten ze onder elke tekening een stukje schrijven, zodat er twee kolommen tekst ontstaan. Op het kopieerblad staan geen schrijflijnen. Bespreek de schrijfvoorwaarden. Laat de kinderen de pen goed vastpakken en goed gaan zitten. Loop rond en geef aanwijzingen. Ga in op de pendruk. Die moet gelijkmatig zijn en niet te zwaar of te licht. Ga na of de kinderen de tekst begrijpen. Bespreek de doelen van deze les. Interlinie: Bij een juiste interlinie passen er 2 à 3 o’s tussen de schrijflijnen. De lussen van twee regels mogen niet in elkaar haken. De kinderen moeten met dit in gedachte zelf op het kopieerblad een goede afstand tussen de regels bepalen. Bladindeling: De kinderen moeten erop letten dat de tekst en de witruimte eromheen goed over de bladzijde worden verdeeld. Op het kopieerblad maken ze twee kolommen onder de tekeningen, met een goede linker- en rechtermarge. Laat eventueel een voorbeeld zien van een pagina met twee tekstkolommen, uit een boek of tijdschrift. Tempo: Bespreek met de kinderen wat de voorwaarden zijn om vlot te kunnen schrijven. Wijs op de pictogrammen (interlinie, bladspiegel, tempo). Laat de kinderen verwoorden waar ze goed op moeten letten.
Observatiepunten •
• •
Past het kind een juiste interlinie toe? Is de ruimte tussen de schrijflijnen 2 à 3 o’s? Is de bladindeling evenwichtig? Is de tekst en de witruimte goed verspreid? Schrijft het kind in een vlot tempo? Schrijft het ongeveer 50 letters per minuut?
Oefenen De kinderen maken oefening 1 in het schrijfschrift. Ze krijgen hiervoor vijf minuten, waarvoor u een duidelijk begin- en eindsignaal geeft. Na het eindsignaal zetten de kinderen in de voorbeeldtekst een streep achter de letter die ze het laatst hebben geschreven. Hierna maken de kinderen de opdracht op het kopieerblad. Geef 10 minuten voor het einde van de les aan dat de kinderen hiermee kunnen beginnen. Kinderen die tijd over hebben, maken de plusopdracht. Ze kiezen zelf welke plusopdracht ze maken: die in het schrijfschrift of die op het kopieerblad.
Afsluiting De kinderen tellen de letters die ze in het schrijfschrift hebben geschreven en delen dat door vijf. Dit getal noteren ze in het schema achter in hun schrift. Bespreek het schrijfwerk op het kopieerblad aan de hand van de pictogrammen. Passen er 2 à 3 o´s tussen de rompletters van twee regels? Is de bladindeling evenwichtig? Bespreek een paar goede voorbeelden. Vraag de kinderen wat maakt dat bij deze voorbeelden de bladindeling goed is. Beoordeel na de les het schrijfwerk aan de hand van de observatiepunten op kopieerblad R1 en R3. Noteer de resultaten van de tempometing op kopieerblad R5. 50
224739 AE1 HL 7 22-05-2008 15:28 Pagina 51
12 Hollen & stilstaan
Les 3
Op reis
12 Hollen & stilstaan
Les 3
Op reis
Merel Er lag een merel neergevouwen dood op het station. Ik wist niet dat dat kon. Zoveel mensen die vertrekken, niemand om hem toe te dekken. Ik wist niet dat dat kon. Dat alles zo kon zijn. Dat mama heel hard liep en riep: We missen onze trein.
Introductie Lees het gedicht over een merel voor. Merel Er lag een merel neergevouwen dood op het station. Ik wist niet dat dat kon. Zoveel mensen die vertrekken, niemand om hem toe te dekken. Ik wist niet dat dat kon. Dat alles zo kon zijn. Dat mama heel hard liep en riep: We missen onze trein. Praat even na over het gedicht. Hoe voelt het kind zich dat aan het woord is? Wie heeft ook wel eens zoiets meegemaakt? Vertel de kinderen dat ze het gedichtje gaan schrijven. Ze moeten daarbij letten op de ruimte tussen de woorden, de vorm en de grootte en verhoudingen.
+
Heb jij wel eens hard moeten hollen om de trein, tram of bus te halen? Schrijf op waarom dat was en hoe dat afliep.
32
Schrijfschrift 6, blz. 32
Doelen IV IX V
Het kind maakt de vorm conform het methodeschrift. Het kind houdt de juiste spatiëring tussen woorden aan. Het kind schrijft in de juiste grootte en verhoudingen.
Pictogrammen
Instructie Bekijk samen bladzijde 32 van het schrift. Wijs op de manier waarop het gedicht is geschreven: de dichter heeft de zinnen expres zo verdeeld over de regels. De kinderen moeten het precies zo naschrijven. Bespreek de schrijfvoorwaarden. Leg het accent op de papierligging en het papiertransport. Het schrift moet schuin liggen. De onderarm ligt in de lengte over het midden van de bladzijde. De hand die niet schrijft, schuift het papier naar boven. Laat de kinderen bij elkaar kijken of hun schrift goed ligt. Laat het gedicht nog eens voorlezen. Bespreek de zin ‘Ik wist niet dat dat kon’. Waarom wordt deze zin herhaald? Het kind is verbolgen over het feit dat de mensen geen aandacht hebben voor een dode vogel. Bespreek de doelen van deze les. Vorm: De vorm van de letters is hetzelfde als de vorm van de voorbeeldletters achter in het schrift. Vraag de kinderen waar ze op moeten letten bij de vorm van de letters in vertrekken. Spatiëring: Ga in op de spatiëring. Tussen de woorden moet een letter o passen. Grootte en verhoudingen: de lussen zijn ongeveer twee keer zo hoog als een rompletter. De stokken zijn iets korter dan de lussen. De lussen blijven ruim onder de vorige of boven de volgende schrijfregel. Wijs de kinderen op het pictogram (spatiëring). Laat ze verwoorden waar ze goed op moeten letten. Uit de overige doelen (vorming, grootte en verhoudingen) kiezen de kinderen één doel waar ze speciaal op gaan letten. Ze tekenen in het schrijfschrift hiervoor een passend pictogram.
Oefenen De kinderen schrijven in hun eigen tempo. U loopt rond en observeert. Kinderen die tijd over hebben, maken de plusopdracht.
Observatiepunten •
•
•
Maakt het kind de vorm conform het methodeschrift? Hebben de lusletters ook lussen? Houdt het kind de juiste spatiëring tussen woorden aan? Past er een o tussen twee woorden? Hebben de letters de juiste verhoudingen tot elkaar? Is in vertrekken de t korter dan de k?
Steuntje in de rug Probleem met de vorm, doel IV-2 (bijv. de lussen zijn sterk vervormd): 3 Vormkenmerken bespreken en oefenen. Probleem met de spatiëring, doel IX-1 (bijv. de ruimte tussen de woorden is groter dan een o): 3 In gedachte de letter o visualiseren. Probleem met grootte en verhoudingen, doel V-1 (bijv. de lussen en de stokken zijn te kort en de rompen te hoog in dekken) 3 Demonstreren en lettersoort laten benoemen.
Afsluiting Bespreek het schrijfwerk aan de hand van de pictogrammen. Vraag de kinderen iets te vertellen over hun schrijfwerk. Wat ging goed en wat was moeilijk? Is de vorm van de letters goed? Zijn de lussen niet te breed? Is de vorm van de letters in vertrekken goed? Is de ruimte tussen de woorden goed? Niet te groot en niet te klein? Past er een o tussen de woorden in de zin We missen onze trein.
51
224739 AE1 HL 7 22-05-2008 15:28 Pagina 52
224739 AE1 HL 7 22-05-2008 15:28 Pagina 53
III Achtergrondinformatie 1 Didactiek en organisatie
54
1.1 De doorgaande lijn in Aan elkaar
54
1.2 Schrijfvoorwaarden
54
1.3 Het proces van het leren schrijven
56
1.4 Schrijfdidactiek
56 56
1.4.2 Kenmerken van de schrijfdidactiek van Aan elkaar
57
1.4.3 Instructie en oefenen
59
1.4.4 Het linkshandige kind
59
1.5 Observatie, toetsing en registratie
59
1.6 Extra hulp
60
1.7 Planning en organisatie
60
1.7.1 Planning van de leerstof
60
1.7.2 Differentiatie
61
1.7.3 Combinatiegroepen
61
2 Doelenoverzicht
62
Achtergrondinformatie
1.4.1 Uitgangspunten bij de instructie
53
224739 AE1 HL 7 22-05-2008 15:28 Pagina 54
1 Didactiek en organisatie 1.1
De doorgaande lijn in Aan elkaar
De schrijfontwikkeling vindt plaats volgens een doorgaande lijn. Het schrijfonderwijs kent drie domeinen: – motorisch-technische vaardigheid; – grafische vormgeving; – versnelling van het schrijven. In de groepen 1 tot en met 4 ligt het accent vooral op de motorisch-technische vaardigheid. In groep 4 herhalen de kinderen eerst de vaardigheden uit groep 3 tijdens het schrijven van de kleine letters, leestekens en cijfers. Het gaat daarbij om zit-schrijfhouding, pengreep, papierligging en -transport en schrijfbeweging. In groep 4 leren de kinderen na deze oefen- en herhalingslessen de hoofdletters schrijven. Nadat alle hoofdletters zijn aangeleerd, besteden we aandacht aan de vormgevingsaspecten van het schrijven: verbindingen tussen de kleine letters, lettergrootte en –verhouding, spatiëring, hellingshoek en schrijven zonder methodevoorbeeld. In groep 5 krijgt dit een vervolg met aandacht voor automatisering van het schrijfproces, de vormgeving en het schrijftempo. Qua vormgeving wordt er in groep 5 extra aandacht besteed aan spatiëring en bladspiegel, vooral linker- en rechtermarge. Ook leren de kinderen systematisch schrijven met een voorbeeldtekst in verkleind methodeschrift of de leesletter. In groep 6 worden de schrijfvoorwaarden, de schrijfbeweging en de vormgevingsaspecten regelmatig herhaald, zodat het kind deze vaardigheden op peil kan houden. Nu het kind zich bewust is van de mogelijkheid om het schrijftempo te vertragen of te versnellen en weet welke factoren hierbij een rol spelen, kan het gericht gaan oefenen met het versnellen van het schrijftempo. Dit wordt voortgezet in groep 7, waar de kinderen blijven oefenen in het verhogen van het schrijftempo. Ook blijft er veel aandacht voor de schrijfvoorwaarden en de lettervorm. Nieuw in groep 7 is het experimenteren met grafische mogelijkheden, waarbij vooral het schrijven van teksten in tekeningen wordt geoefend. Daarnaast zijn nieuwe doelen: een evenwichtige bladindeling, een goede interlinie en het kunnen beoordelen of een tekst volgens het correcte methodeschrift is geschreven. Het werken aan deze doelen bereidt het kind voor op het maken van aantekeningen, het zelfstandig verwerken van teksten en op het ontwikkelen van een eigen handschrift. De oefenstof voor groep 7 staat altijd in leesletters en wordt in veel varianten aangeboden.
54
1.2
Schrijfvoorwaarden
Om het schrijftempo te kunnen versnellen, is het beheersen van de schrijfvoorwaarden noodzakelijk. In groep 1 en 2 is er op een evenwichtige manier gewerkt aan de voorbereidingen op het leren schrijven. In groep 3, 4 en 5 is naast het aanleren van de letters, cijfers en leestekens steeds aandacht besteed aan de schrijfvoorwaarden voor een goed schrijfproces. Het gaat dan om: de zit-schrijfhouding, de pengreep en de papierligging en het -transport. Zit-schrijfhouding Bij een goede zit-schrijfhouding aan tafel zien we een rechtopgerichte romp. Het kind zit met de billen achter in de stoel, de bovenbenen steunen op het zitvlak van de stoel, waarbij er in de knieholte een kleine ruimte ter dikte van twee vingers vrij is. De voeten steunen op de grond in een lichte spreidstand. In het heup-, knie- en enkelgewricht wordt er een hoek van 90° gevormd. Bij jonge kinderen steunt de romp tegen de tafel. Bij kinderen vanaf 8 jaar moet er (een vuistdikke) ruimte zijn tussen romp en tafelblad. Het hoofd is licht gebogen in de richting van de niet-schrijfhand. De schouders zijn ontspannen en vormen nagenoeg een horizontale lijn. (Bij 90% van de mensen is de schouder van de niet-schrijfhand lager dan de andere schouder.) De onderarmen liggen lichtjes gespreid op tafel. De ellebogen liggen op het tafelblad. De onderarm van de schrijfhand steunt met de ellepijpzijde op tafel en buigt iets naar binnen. De pols ligt in het verlengde van de onderarm met een lichte strekking richting rugzijde van de hand. De pols steunt licht op de tafel en gaat niet in overstrekking of in buiging.
Pengreep Het kind houdt het potlood vast op ongeveer 2,5 cm van de schrijfpunt. Het topje van de wijsvinger ligt boven op het potlood; dit is immers de schrijfvinger. Tegenover de wijsvinger houdt de top van de duim het potlood vast (iets hoger dan de wijsvinger). De zijkant van het eerste kootje van de
224739 AE1 HL 7 22-05-2008 15:28 Pagina 55
middelvinger vormt de steunbasis. Het potlood moet in een open webspace liggen, d.w.z. dat de wijsvinger en duim een ronde opening vormen, waarbij het potlood op het MCP-gewricht (knokkel van de wijsvinger) ligt. Bovenbeschreven greep wordt de dynamische driepuntsgreep genoemd en is de meest ideale pengreep. De greep waarbij naast de wijsvinger ook de middelvinger op het potlood ligt, kunt u tolereren.
De onderarmen vormen met de romp een driehoek op tafel. De middenlijn van de onderarm van de schrijfhand ligt op de middenlijn van het schrijfpapier.
Pengreep van een rechtshandige
Pengreep van een linkshandige
Papierligging en papiertransport Wanneer beide onderarmen op tafel steunen vanuit een symmetrische zithouding en de handen worden samengevouwen, vormen zij op tafel een driehoek. De middenlijn van de onderarm van de schrijfhand komt overeen met de middenlijn van het schrijfpapier. Hierdoor wordt de hoek bepaald waarin het schrijfpapier moet liggen. Dit geldt zowel voor links- als rechtshandigen. De hoogte van het schrijfpapier wordt bepaald door het schrijfpunt. Dit is het punt waar met schrijven wordt begonnen. De schrijfhand moet onder de schrijflijn liggen. Tijdens het tekenen en schrijven moeten de kinderen het papier verschuiven, zodat de zit-schrijfhouding en het schrijfpunt niet veranderen. De niet-schrijfhand verschuift het papier geleidelijk aan naar boven, regel voor regel.
De juiste papierligging voor een rechtshandige tijdens het schrijven
Pendruk Het kind moet leren schrijven met een goede (niet te hard, niet te zacht), gelijkmatige pendruk. De pendruk wordt beïnvloed door de pengreep. Een goede pengreep is dus een voorwaarde. De pendruk is ook afhankelijk van het schrijfmateriaal dat wordt gebruikt. Een te hoge pendruk kenmerkt zich door vingers die wit wegtrekken, een schrijfbobbel, een potloodpunt die breekt of letters die sterk door het papier heen drukken. Een te lage pendruk kenmerkt zich door een slappe pengreep. Het potlood kan uit de vingers vallen, het handschrift is slecht zichtbaar.
Een te lichte pendruk
De handen worden samengevouwen voor het lichaam.
55
224739 AE1 HL 7 22-05-2008 15:28 Pagina 56
Een te zware pendruk
1.3
Het proces van het leren schrijven
Tijdens het leren schrijven van een cijfer, letter of verbinding wordt de beweging opgeslagen in het geheugen. De hersenen slaan de onderlinge verhoudingen van de op- en neerhalen op, en ook de pendruk, de snelheid waarmee de lijndelen gemaakt worden en de snelle afwisseling van linksen rechtsom draaiende bewegingen. Niet het beeld van de letter wordt onthouden, maar de gemaakte bewegingen. Elke letter heeft zijn eigen “motorisch programma”. Het bewegingsprogramma van elke afzonderlijke letter en alle mogelijke verbindingen moet zorgvuldig worden opgebouwd. Dit gebeurt het best als het kind zintuiglijke informatie verzamelt, door te experimenteren met ondergrond, snelheid en grootte van de bewegingspatronen. Het zelfstandig schrijven is iets anders dan het goed kopiëren van methodevoorbeelden. Het gaat juist om het inoefenen van de motorische vaardigheid. Goed kijken naar het voorbeeld is dus niet effectief. Het gaat er vooral om dat het kind goed kan zien hoe de lettervorm wordt gemaakt en het meteen zelf kan uitproberen. Tijdens het schrijven haalt het kind razendsnel de informatie over de te maken schrijfbeweging uit het motorisch programma in de hersenen op en past die toe in de beweging. Tijdens dat proces is bijsturen mogelijk door geconcentreerd op de eigen bewegingen te letten. De schrijver kan dan snel corrigeren in de beweging als er iets fout dreigt te gaan. Reflecties op de eigen bewegingen maken daarom ook deel uit van het leerproces. Bij het ontwikkelen van Aan elkaar is nadrukkelijk met dit proces rekening gehouden. 1.4
Schrijfdidactiek
1.4.1 Uitgangspunten bij de instructie In Aan elkaar is er gekozen voor een goede visuele input en een taakanalytische benadering. De nieuw aan te leren letter moet voor alle kinderen goed zichtbaar zijn. U laat duidelijk zien
56
hoe je de letter moet maken (visuele input). Nadat u de schrijfwijze van de letter op het bord heeft gedemonstreerd, nodigt u het kind meteen uit om zelf aan de gang te gaan met oefenen van de schrijfwijze door deze met de wijsvinger te volgen op het eigen pijlenkaartje. Zodoende betrekt u het kind meteen actief bij het leren schrijven van een nieuwe letter. Door vragen die u stelt over de schrijfwijze wordt het analytisch denken van het kind gestimuleerd. Vooral de zwakkere leerlingen zijn gebaat bij een taakanalytische aanpak. Na het oefenen op het pijlenkaartje krijgen de kinderen eerst gelegenheid om zich de schrijfwijze van de lettervorm eigen te maken op een kladblaadje zonder liniatuur. Tussendoor nodigt u het kind, aan de hand van vragen, steeds uit om zijn letter kritisch te bekijken, soms individueel en soms met een ander kind. Als dit goed lukt, is de volgende stap het schrijven van de letter tussen de liniatuur. De tot nu toe gehanteerde oefentechnieken zoals luchtschrijven en overtrekken, blijken veel minder effectief voor het inslijpingsproces dan steeds werd gedacht. Een ander belangrijk didactisch uitgangspunt van Aan elkaar is de toepassing van het directeinstructiemodel. Met directe instructie kunt u schrijfvaardigheden effectief onderwijzen. De lesbeschrijvingen zijn zo opgezet en beschreven dat u de directe instructie goed kunt hanteren. Het directe-instructiemodel in Aan elkaar kent vier stappen: Introductie, Instructie, Oefenen, Afsluiting. – Introductie: u legt de relatie tussen wat de kinderen al beheersen en de nieuwe stof, zodat deze gemakkelijker opgenomen wordt. U formuleert helder het (hoofd)doel van deze les. Bovendien zorgt u ervoor dat de kinderen gemotiveerd raken voor het aanleren en oefenen van (nieuwe) vaardigheden. – Instructie: u geeft uitleg over de (nieuw) te verwerven vaardigheden. U instrueert en demonstreert. De kinderen oefenen soms ook gezamenlijk of in tweetallen. Dit helpt ze om kritisch te reflecteren op het eigen handelen en om zich de vaardigheden eigen te maken, wat in groep 7 een geschikte didactische aanpak is. – Oefenen: de kinderen gaan zelfstandig en in hun eigen tempo oefenen in het schrijfschrift. Tijdens dit deel van de les observeert u de kinderen aan de hand van observatiepunten, en het schrijfproces van de kinderen. – Afsluiting: aan het eind van les kijkt u samen met de kinderen terug op wat ze geleerd en geoefend hebben en gaat u na of ze de doelen hebben bereikt. U stimuleert de kinderen om kritisch terug te kijken op het eigen schrijfproces en schrijfwerk en op dat van een ander kind.
224739 AE1 HL 7 22-05-2008 15:28 Pagina 57
Door doelgericht te werken en goed te observeren, is het mogelijk om per les adequaat in te grijpen als een kind de gestelde doelen niet dreigt te halen. Daarbij kunt u gebruikmaken van de Steuntjes, die per doel staan aangegeven. 1.4.2 Kenmerken van de schrijfdidactiek van Aan elkaar In Aan elkaar hebben de hiervoor beschreven didactische uitgangspunten vorm gekregen. We bespreken hier de belangrijkste uitwerkingen. Demonstratie van de schrijfwijze Bij het opslaan van de schrijfwijze is het belangrijk dat kinderen het verloop van deze beweging goed kunnen zien. Wanneer een kind problemen heeft met de schrijfwijze, kunt u de schrijfwijze van de (hoofd)letter of het cijfer demonstreren aan de hand van een voorgeschreven voorbeeld. U kunt dan als volgt werken. Toon de letter als geheel en demonstreer langzaam de schrijfwijze met een aanwijsstokje (dus niet met een vinger omdat dan de hand de letter of het cijfer gedeeltelijk bedekt). Daarbij gaat u eerst in stilte een aantal keren traag over het teken heen met het aanwijsstokje, zodat de kinderen het beeld goed in zich kunnen opnemen en de beweging in haar geheel kunnen bekijken. Daarna stelt u vragen. Heb je gezien waar ik ben begonnen? Waar ben ik opgehouden? Ben ik ook gestopt? Ben ik ook een keer sneller gaan bewegen? De vragen worden ook in deze volgorde gesteld omdat het kind dan eerst een beeld krijgt van het begin en het einde en daarna van de schrijfwijze daartussen. Daarna kunt u de schrijfwijze eventueel nog een aantal keren rustig herhalen met de verbale ondersteuning erbij. De kinderen krijgen zowel visuele als auditieve ondersteuning om het bewegingsbeeld van de letter in te prenten. Het computerprogramma beschikt met de functie “voorschrijven” ook over een didactisch middel om de schrijfwijze te oefenen. De kinderen hebben in groep 3 en 4 de schrijfwijze van cijfers, letters en hoofdletters geoefend met behulp van pijlenkaarten. Deze zou u ook in groep 7 kunnen inzetten bij kinderen met problemen op dit terrein. De pijlen geven de bewegingsrichting aan. Het startpunt geeft aan waar het kind moet beginnen. Door met de vinger de schrijfwijze te volgen, slaan de kinderen het bewegingsverloop op in de hersenen. Ze verwoorden daarbij liefst hardop de schrijfwijze. Liniatuur en lettermannetje In groep 3 en 4 hebben de kinderen het lettermannetje gebruikt. Het lettermannetje helpt
ze om tussen de juiste lijnen te schrijven. Ter hoogte van zijn buik staan de “buiklijnen”. De luslijn boven zijn bolletje is de “bollijn”, de luslijn onder aan zijn voeten is de “beenlijn”. De ingekleurde delen van zijn lijfje wijzen de kinderen op de delen van de liniatuur, die ze voor deze specifieke letter moeten gebruiken. Daarnaast wordt in de schrijfschriften van groep 3 en 4 frequent een startpunt gegeven. Deze helpen om het beginpunt van een letter of een woord te vinden. Met deze twee schrijfhulpjes hebben de kinderen de liniatuur goed leren gebruiken. In groep 7 komen deze schrijfhulpen niet voor. U kunt echter het lettermannetje en de startpunten gebruiken wanneer een kind moeite heeft de letters tussen de juiste regels te schrijven, de drie zones (rompletterzone, bovenluszone en onderluszone) niet respecteert, of wanneer een kind op de verkeerde plaats begint te schrijven. Zelfreflectie De kinderen leren vanaf het begin te reflecteren op hun eigen werk; niet alleen op het eindproduct, de letter, het cijfer of leesteken, maar ook op de schrijfwijze en het toepassen van de schrijfvoorwaarden (zit-schrijfhouding, pengreep, pendruk, papierligging en papiertransport). Het leren reflecteren op de eigen vaardigheden stimuleert u door tijdens de instructie interactief terug te blikken op reeds geleerde vaardigheden en door na het schrijven van de oefeningen met de kinderen het schrijfwerk en het schrijfproces te bespreken. Op deze wijze wordt het kind steeds actief bij zijn eigen leerproces betrokken. In groep 7 krijgt de reflectie op het eigen schrijfwerk nog meer nadruk. Dit realiseert u door met de kinderen tijdens de instructie te praten over de criteria die worden gehanteerd voor het beoordelen van het schrijfproces en het schrijfproduct. Dit bevordert het taakanalytisch gedrag. In de lesbeschrijvingen wordt regelmatig de suggestie gegeven om kinderen in tweetallen te laten terugblikken op het schrijfwerk. Door het samenwerkend leren wordt de zelfreflectie bevorderd. Een nieuw doel in groep 7 is het beoordelen of een tekst methodisch juist is geschreven. Het gaat dan om de vorm en de grootte en verhoudingen van de letters, cijfers en leestekens, om de verbindingen tussen de letters, de hellingshoek en de spatiëring. Voor de ontwikkeling van het eigen handschrift, wat vooral in groep 8 zal plaatsvinden, is het belangrijk dat het kind deze vaardigheid beheerst. Pictogrammen De pictogrammen zijn eenvoudige schematische tekeningen van diverse aspecten van het schrijven,
57
224739 AE1 HL 7 22-05-2008 15:28 Pagina 58
zowel van de schrijfvoorwaarden als vormgeving (zie de uitklapper). De pictogrammen in het schrijfschrift vragen per les aandacht voor twee specifieke onderdelen van het leren schrijven. Zij horen bij de eerste twee doelen van de les. De pictogrammen hebben tot doel het kind cognitief te richten op de vaardigheden die het moet verwerven. Daarnaast kunnen de pictogrammen tijdens het uitvoeren van de oefeningen functioneren als een geheugensteuntje. Geeft u extra begeleiding, dan kunt u de pictogrammen gebruiken om het kind op de goede weg te helpen. Tijdens de afsluiting van de les worden de pictogrammen door u en de kinderen gebruikt voor reflectie op het schrijfproces en schrijfproduct. In groep 7 staan bij de lesbeschrijving de pictogrammen die overeenkomen met de lesdoelen. In het schrijfschrift zien de kinderen alleen het pictogram bij het eerste lesdoel. Het kind kiest uit de overige lesdoelen een tweede aandachtspunt en geeft dat in zijn schrijfschrift aan met een zelfgetekend pictogram in het ‘lege’ hokje daarnaast. Hierdoor wordt het kind gestimuleerd om te reflecteren op het eigen schrijfwerk en zelf te bedenken waar het extra voor moet oefenen. In de lesbeschrijvingen staan suggesties voor de manier waarop u de kinderen kunt begeleiden in het zelf kiezen van een tweede lesdoel. Het kind kan de bestaande pictogrammen natekenen (zie het overzicht voor in deze handleiding), zelf een eenvoudige tekening bedenken of het doel met een letter of woord aangeven. Lettertype In het methodeboek vindt u een uitgebreide verantwoording van het gekozen lettertype. Hier noemen we enkele belangrijke kenmerken. Er is gekozen voor een moderne, aansprekende letter met prettig schrijfbare lettervormen. Bij het ontwerpen van de letter is nadrukkelijk rekening gehouden met het kunnen maken van vloeiende verbindingen. Er is een korte ophaal bij die letters waar dat nodig is voor de lettervorm. De andere letters hebben geen ophaal. Deze ophaal begint halverwege de rompletterhoogte. Onnodige rondingen zijn weggelaten. De hellingshoek is 72° ten opzichte van de basislijn. De letters hebben een korte functionele eindhaal, zodat ze gemakkelijk kunnen worden verbonden. De letter s heeft geen eindhaal. Veel hoofdletters zijn moeilijk te verbinden met de kleine letters. Dit komt doordat veel van deze verbindingen onnatuurlijk en gelast zijn. Onderzoek onder basisschoolleerkrachten bevestigt dat zij relatief veel tijd moeten besteden aan het aanleren van juist deze verbindingen en dat zij dit belastend voor het leerproces vinden. In Aan elkaar
58
is daarom gekozen voor een losse hoofdletterset. Door die losstaande positie ogen de hoofdletters bovendien modern. De eenvoudige vorm maakt dat de hoofdletters visueel niet verward kunnen worden met de kleine letters. Ontspanningsoefeningen Als de kinderen in opperste concentratie hun schrijfopdrachten uitvoeren, ligt verkramping op de loer. Behalve voor de schrijfvoorwaarden is er daarom in de lesbeschrijvingen continue aandacht voor ontspanningsoefeningen. Deze oefeningen helpen vooral bij de zit-schrijfhouding en de pengreep. Schrijftempo In groep 5 zijn de kinderen zich bewust geworden van de mogelijkheden voor het versnellen of vertragen van het schrijftempo en de factoren die dit beïnvloeden. In groep 6 oefenen de kinderen gericht het versnellen van het schrijftempo. De oefenstof daarvoor wordt systematisch aangeboden. In de eerste oefeningen moeten de kinderen een lijn in een bepaald tempo tekenen. Hierdoor ervaren ze de tijd en leren ze hun beweging daar op af te stemmen. In de oefeningen die daarop volgen moeten de kinderen een woord zo vaak en zo snel mogelijk schrijven, binnen een vastgestelde tijd. Hierdoor leren ze hun schrijfbeweging sneller uit te voeren. Het woord is zodanig gekozen dat het zowel schrijfmotorisch als taalkundig gemakkelijk is. De volgende stap is het naschrijven van teksten waarvan het aantal tekens is geteld. De moeilijkheidsgraad van de oefeningen wordt in groep 7 geleidelijk aan hoger: de woorden en zinnen worden langer en de woorden vragen steeds meer van de taalvaardigheid en de schrijfmotoriek. Geleidelijk aan worden de teksten uitgebreider, waardoor het kind een bepaald schrijftempo ook een langere tijd moet kunnen volhouden (bijvoorbeeld 10 minuten). De kinderen moeten zelf het gemiddeld aantal tekens per minuut uittellen en dit invullen in een schema in hun schrijfschrift. In dit overzicht kunnen ze hun vorderingen goed overzien, wat verhelderend en motiverend werkt. Plusopdracht Op elke schrijfpagina staat onderaan een plusopdracht. De kinderen kunnen deze op een apart blaadje maken. Deze opdracht kunt u gebruiken als extra oefening voor snelle schrijvers. U kunt ook zelf sturing geven aan de differentiatie door maatwerk te maken van de plusopdrachten naar aanleiding van uw observaties in eerdere lessen.
224739 AE1 HL 7 22-05-2008 15:28 Pagina 59
1.4.3 Instructie en oefenen In de lesbeschrijvingen is steeds gebruikgemaakt van dezelfde didactische volgorde. Het voordeel hiervan is dat u en de kinderen al na een paar lessen weten wat de werkwijze is. Alle aandacht kan dan uitgaan naar de inhoud van de les. Introductie U leest een verhaaltje voor of maakt een ander uitstapje dat gekoppeld is aan het thema en aan de tekst in het schrijfschrift. U kondigt aan welke doelen centraal staan in de les. Instructie 1 De kinderen oriënteren zich op de schrijftaak en de bladzijde in het schrijfschrift. U bespreekt de tekening en de structuur van de pagina. 2 U bespreekt de schrijfvoorwaarden klassikaal of interactief, of de kinderen doen dit in tweetallen. 3 U neemt de oefenstof door met de kinderen en u gaat na of de kinderen de te schrijven tekst begrijpen. 4 U bespreekt de doelen van de les. Bekende doelen worden regelmatig interactief besproken. 5 U bespreekt aan de hand van het gegeven pictogram het doel, en geeft suggesties waardoor het kind zelf kan kiezen aan welk van de twee andere doelen het extra aandacht wil besteden. Oefenen 1 De kinderen oefenen in hun eigen tempo (met uitzondering van de tempometingen). Het is belangrijk dat ze in hun eigen tempo kunnen schrijven en niet onnodig worden onderbroken. U observeert en begeleidt de kinderen bij het schrijfproces en het schrijfwerk. U stelt vooral vragen waardoor kinderen gestimuleerd worden om zelf te reflecteren. 2 Om een verkrampte zit-schrijfhouding en pengreep te voorkomen geeft u zo nu en dan een ontspanningsoefening. U kunt de kinderen stimuleren om zelf, voordat ze moe worden, een korte ontspanningsoefening te doen. In groep 7 schrijven de kinderen immers al flinke stukken tekst. 3 Kinderen die eerder klaar zijn, maken de plusopdracht op een apart blaadje of in een schrift. Afsluiting U laat de kinderen reflecteren op hun eigen werk aan de hand van de pictogrammen. Doordat de kinderen zelf hun tweede lesdoel hebben gekozen, komen nu waarschijnlijk alle doelen ter sprake. Vraag de kinderen naar concrete aandachtspunten om het schrijfwerk te beoordelen of geef daartoe
zelf suggesties. En u vraagt de kinderen om het oordeel over hun eigen schrijfwerk of dat van het buurkind te beargumenteren. 1.4.4 Het linkshandige kind In de schrijflessen en schrijfschriften wordt geen expliciet onderscheid gemaakt tussen rechts- en linkshandigen. Het enige verschil is de papierligging. Voor linkshandigen ligt het papier iets links van het midden en schuin naar rechts gedraaid. Voor rechtshandigen is dat andersom. Voor het linkshandige kind is het belangrijk om de hand tijdens het schrijven onder de schrijfregel te houden. Dit voorkomt de zogenoemde bokkenpoot (sterk gebogen pols boven de schrijflijn). Een linkshandig kind schrijft vaak wat meer rechtop. Als het handschrift een consequente hellingshoek heeft, is dit geen probleem. Een juiste papierligging is hierbij een belangrijke voorwaarde. Voor linkshandige kinderen is het aan te bevelen om de pen iets hoger vast te houden, zodat de vingertoppen en de duim ongeveer 3 cm van de penpunt verwijderd zijn. Op deze manier wordt voorkomen dat het kind zijn hoofd draait om het geschrevene beter te kunnen zien. Omdat het linkshandige kind tijdens het schrijven meer duwende dan trekkende bewegingen maakt – de schrijfrichting is immers van links naar rechts – moet het schrijfmateriaal daar goed op zijn afgestemd. Driehoekige potloden zijn zowel voor links- als rechtshandigen geschikt. Een vulpen is moeilijk te hanteren voor een linkshandige schrijver. Er zijn echter goede schrijfmaterialen speciaal voor linkshandigen. Elk kind heeft bovendien een eigen voorkeur. 1.5
Observatie, toetsing en registratie
Observatie In elke lesbeschrijving vindt u concrete vragen die u helpen bij het observeren van de kinderen tijdens de schrijfles. De observatiepunten kunnen betrekking hebben op de schrijfvoorwaarden, het schrijfproces en het schrijfresultaat. Ze zijn altijd gekoppeld aan de doelen. Observeren tijdens de schrijfles is belangrijk, omdat u dan goed kunt zien hoe het kind tot het eindresultaat komt. U kunt tijdens het observeren extra doelgerichte aanwijzingen aan individuele kinderen geven. Toetslessen Het doel van de toets is dat u op een vast moment gericht kijkt naar het schrijfproces en het schrijfproduct. De gegevens die u bij het toetsen verkrijgt, legt u zorgvuldig vast, zodat u de ontwikkeling van de kinderen kunt volgen.
59
224739 AE1 HL 7 22-05-2008 15:28 Pagina 60
De registratiebladen (zie kopieerblad R1 t/m R5) zijn dus instrumenten voor een leerlingvolgsysteem. Tijdens de toets probeert u een beeld te krijgen van de kinderen in uw groep. In de les daarna kunt u uw observaties concentreren op kinderen die u extra in de gaten wilt houden. Registratie Er zijn zowel klassikale als individuele registratiebladen (R) waarop u uw observaties ten aanzien van de schrijfvoorwaarden en het handschrift kunt noteren: – kopieerblad R1: hierop kunt u uw observaties van de schrijfvoorwaarden van het individuele kind noteren; – kopieerblad R2: hierop kunt u uw observaties van de schrijfvoorwaarden van de hele groep noteren; – kopieerblad R3: hierop kunt u uw observaties van het handschrift van het individuele kind noteren; – kopieerblad R4: hierop kunt u uw observaties van het handschrift van de hele groep noteren. – kopieerblad R5: hierop kunt u de resultaten van de tempometingen noteren. Individuele registratiebladen (R1 en R3) zijn gedetailleerder dan de registratiebladen voor de hele groep (R2, R4 en R5). U kunt ze gebruiken voor kinderen bij wie u tijdens een observatie problemen op het gebied van schrijven hebt geconstateerd. De wijze van registratie is eenvoudig en snel uit te voeren. Zorgverbreding: acties na observatie Globaal zijn er drie soorten vervolgacties die u aan de observaties kunt verbinden: – extra aandacht in de schrijfles tijdens het oefenen (zie: Steuntje in de rug); – inzet van een remedial teacher of intern begeleider (individueel of met een groepje); – advies voor verwijzing via huisarts naar een ergotherapeut of fysiotherapeut. 1.6 Extra hulp Onder het kopje Steuntje in de rug wordt in het informatieblok van de lesbeschrijving verwezen naar het overzicht Steuntjes bij schrijfdoelen, te vinden in het gelijknamige digitale document. Aan de hand van een voorbeeld leggen we uit hoe de verwijzingen en het overzicht zijn opgebouwd. Voorbeeld In een bepaalde les is het toepassen van een juiste interlinie het belangrijkste doel. Er zullen kinderen zijn die te veel of te weinig ruimte tussen de regels gebruiken. Onder het kopje Steuntje in de rug treft u bij deze les de volgende informatie aan.
60
Probleem met de interlinie, doel X-2 (bijv. er passen geen 2 à 3 o’s tussen twee regels): 1 Visualiseren. Deze informatie is als volgt opgebouwd. – Probleem met de interlinie: het probleem dat samenhangt met het doel van de les. – doel X-2: het nummer van het subdoel dat hoort bij het bewuste probleem. – (bijv. er passen geen 2 à 3 o’s tussen twee regels): een probleem dat in deze les waarschijnlijk zal gaan optreden; met deze toevoeging wordt uw aandacht vooral gericht op dit probleem. – 1 Visualiseren: dit is het eerste Steuntje dat bij dit doel is opgenomen. Zijn er in uw groep kinderen die dit probleem ondervinden en wilt u steun bieden, sla dan het overzicht Steuntjes bij schrijfdoelen erop na. Hierin staat bij subdoel X-2 in de derde kolom de complete beschrijving van het Steuntje. Bij hetzelfde subdoel/ probleem vindt u vaak nog andere Steuntjes. Ook die kunt u gebruiken om (groepjes) kinderen die problemen ondervinden op weg te helpen. 1.7
Planning en organisatie
1.7.1 Planning van de leerstof In groep 7 besteedt u per week gemiddeld één les van 25 minuten aan schrijfonderwijs. Het Aan elkaar-programma voor groep 7 bevat leerstof voor 36 effectieve schoolweken. De lessen zijn verdeeld over twaalf thema’s van elk drie weken. In het schrijfschrift wordt één toets aangeboden. De kopieerbladen zijn verspreid over de diverse thema’s. Kopieerbladen en computerprogramma Naast de oefeningen in het schrijfschrift wordt ook oefenstof aangeboden op kopieerbladen. U vindt deze bladen in deze handleiding. U kunt ze desgewenst bewaren in zelf te maken schrijfmappen per kind. De kopieerbladen bieden oefeningen die geschikt zijn om op A4-formaat uit te voeren. Door het andere formaat en omdat ze op een los vel schrijven, doen de kinderen ook andere schrijfervaringen op. Het computerprogramma biedt u en de kinderen de mogelijkheid om zelf teksten te maken. De liniatuur en de na te schrijven teksten kunt u afstemmen op het niveau van het kind. Hierdoor kunt u differentiatiemogelijkheden creëren met functionele toepassingen.
224739 AE1 HL 7 22-05-2008 15:28 Pagina 61
1.7.2 Differentiatie Kinderen verschillen in ontwikkeling en in tempo. Voor de zwakke schrijvers vindt u bij Steuntjes in de rug aanwijzingen voor extra begeleiding. Voor kinderen die méér aankunnen, maar ook voor de kinderen die u extra moet begeleiden, kunt u met het computerprogramma oefenbladen maken met oefenstof die precies aansluit bij hun mogelijkheden en belangstelling. Tijdens de schrijfles zullen snelle schrijvers eerder klaar zijn met de schrijfoefening. Voor deze kinderen is op elke bladzijde van het schrijfschrift een plusopdracht opgenomen. 1.7.3 Combinatiegroepen Combinatiegroepen zijn in het basisonderwijs geen uitzondering. Het werken met meer groepen in één klas vraagt van de leerkracht enige organisatie en van de kinderen enige gewenning met zelfstandig werken. Bij de opzet van de lessen is rekening gehouden met de eisen die een combinatiegroep stelt aan methodes. In elke les zijn de volgende fasen te onderscheiden: introductie, instructie, oefening en afsluiting.
De eerste twee fasen zijn leerkrachtgebonden. U besteedt alle aandacht aan gerichte instructie omtrent de leerstof. Wanneer u de ene groep instrueert, moet de andere groep zelfstandig kunnen werken en u niet storen. De lesfase Oefenen is daarentegen in hoge mate leerkrachtvrij. In deze fase maken de kinderen zelfstandig de schrijfoefening in het schrijfschrift (of op het kopieerblad). Kinderen die klaar zijn met de oefening, gaan zelfstandig verder met de plusopdracht. Of ze gaan verder met een werkblad dat u met het computerprogramma voor hen hebt gemaakt. Aan het eind van de les zoekt u een moment om de schrijfoefening even na te bespreken in de Afsluiting.
61
224739 AE1 HL 7 22-05-2008 15:28 Pagina 62
2 Doelenoverzicht Het complete steuntjesoverzicht vindt u als aparte uitgave op de site van Aan elkaar. Dat kunt u gratis downloaden en/of uitprinten. Hier beperken we ons Doel I
tot de doelen die de kinderen aan het einde van groep 7 moeten beheersen. Na dit overzicht worden de doelen toegelicht.
Het kind past de schrijfvoorwaarden toe.
I-1
Het kind heeft een goede zit-schrijfhouding.
I-2
Het kind heeft een goede pengreep.
I-3
Het kind past een goede papierligging en een goed papiertransport toe.
I-4
Het kind past een goede pendruk toe.
Doel II
Het kind voert een soepele schrijfbeweging uit.
II-1
Het kind schuift de onderarm geleidelijk van links naar rechts, met de elleboog als scharnierpunt.
II-2
Het kind buigt en strekt de wijsvinger en duim soepel.
Doel III
Het kind voert de schrijfwijze correct uit.
III-1
Het kind voert de schrijfwijze van de cijfers correct uit.
III-2
Het kind voert de schrijfwijze van de kleine letters correct uit.
III-3
Het kind voert de schrijfwijze van de leestekens correct uit.
III-4 Het kind voert de schrijfwijze van de hoofdletters correct uit. Doel IV
Het kind maakt de vorm conform het methodeschrift.
IV-1 Het kind maakt de vorm van de cijfers conform het methodeschrift. IV-2 Het kind maakt de vorm van de kleine letters conform het methodeschrift. IV-3 Het kind maakt de vorm van de leestekens conform het methodeschrift. IV-4 Het kind maakt de vorm van de hoofdletters conform het methodeschrift. Doel V
Het kind schrijft in de juiste grootte en verhoudingen.
V-1
Het kind schrijft de cijfers, letters en leestekens in de juiste verhoudingen tot elkaar.
V-2
Het kind schrijft de cijfers, letters en leestekens in de juiste grootte.
V-3
Het kind hanteert de juiste verhouding binnen een cijfer en letter.
Doel VI
Het kind verbindt de kleine letters correct.
Doel VII Het kind schrijft met een consequente hellingshoek. Doel VIII Het kind schrijft zonder methodevoorbeeld. Doel IX
Het kind houdt de juiste spatiëring aan.
Doel X
Het kind gebruikt een goede bladspiegel.
X-1
Het kind houdt een goede boven- en ondermarge en linker- en rechtermarge aan.
X-2
Het kind past een juiste interlinie toe.
X-3
Het kind zorgt voor een evenwichtige bladindeling.
Doel XI
62
Het kind stemt zijn schriftgrootte af op de liniatuur.
224739 AE1 HL 7 22-05-2008 15:28 Pagina 63
Doel XIII Het kind beoordeelt of een tekst methodisch juist is geschreven. XIII-1 Het kind beoordeelt in een methodisch geschreven tekst de vorm van letters, cijfers en leestekens correct. XIII-2 Het kind beoordeelt in een methodisch geschreven tekst de grootte en verhoudingen van letters, cijfers en leestekens correct. XIII-3 Het kind beoordeelt in een methodisch geschreven tekst de verbindingen van letters correct. XIII-4 Het kind beoordeelt in een methodisch geschreven tekst de hellingshoek correct. XIII-5 Het kind beoordeelt in een methodisch geschreven tekst de spatiëring correct. Doel XIV Het kind experimenteert met grafische mogelijkheden. XIV-1 Het kind verwerkt geschreven teksten in een tekening.
Toelichting doelen groep 7 I Het kind past de schrijfvoorwaarden toe. Zie blz. 54-55. II-1 Het kind schuift de onderarm geleidelijk van links naar rechts, met de elleboog als scharnierpunt. Tijdens het schrijven (en tekenen van kleine figuren) moet de onderarm heen en weer van links naar rechts en terug bewegen, waarbij de elleboog een scharnierpunt vormt. In de pols wordt tijdens het schrijven van een regel een lichte strekking naar de rugzijde van de hand gemaakt. II-2 Het kind buigt en strekt de wijsvinger en duim soepel. De duim en wijsvinger van de schrijfhand moeten tijdens het schrijven soepel en goed gecoördineerd buigen en strekken. III-1 Het kind voert de schrijfwijze van de cijfers correct uit. De (meeste) cijfers zijn opgebouwd uit verschillende onderdelen die het kind in een correcte volgorde schrijft. III-2 Het kind voert de schrijfwijze van de kleine letters correct uit. De letters zijn opgebouwd uit verschillende onderdelen die het kind in een correcte volgorde schrijft. III-3 Het kind voert de schrijfwijze van de leestekens correct uit. De (meeste) leestekens zijn opgebouwd uit verschillende onderdelen die het kind in een correcte volgorde schrijft. III-4 Het kind voert de schrijfwijze van de hoofdletters correct uit. De hoofdletters zijn opgebouwd uit verschillende onderdelen die het kind in een correcte volgorde schrijft.
IV-1 Het kind maakt de vorm van de cijfers conform het methodeschrift. Het kind geeft de cijfers dezelfde vorm als het methodeschrift. Het gaat daarbij om de juiste vorm van de bochten, de rechte lijnen en de (lengte van de) horizontale lijnen. IV-2 Het kind maakt de vorm van de kleine letters conform het methodeschrift. Het kind geeft de kleine letters dezelfde vorm als het methodeschrift. Het gaat daarbij om de juiste vorm van de beginhalen (bijv. bij de m), de bochten (bijv. bij de m en w, de a en o, de s), de golfjes (bijv. bij de r en z), de rechte lijnen (bijv. bij de d en t), het “oogje” (van de e), de lussen (bijv. bij de f en g) en de eindhalen (bijv. bij de o en w). IV-3 Het kind maakt de vorm van de leestekens conform het methodeschrift. Het kind geeft de leestekens dezelfde vorm als het methodeschrift. IV-4 Het kind maakt de vorm van de hoofdletters conform het methodeschrift. Het kind geeft de hoofdletters dezelfde vorm als het methodeschrift. V-1 Het kind schrijft de cijfers, letters en leestekens in de juiste verhoudingen tot elkaar. De verhouding van verschillende letters binnen een woord of in een zin moet correct zijn. De stokletters en lusletters mogen bijvoorbeeld niet even lang zijn. Er moet dus een duidelijk verschil zijn tussen lusletters, stokletters, rompletters. Een kind kan te groot of te klein schrijven, maar toch een juiste verhouding tussen verschillende letters gerespecteerd hebben.
63
224739 AE1 HL 7 22-05-2008 15:28 Pagina 64
V-2 Het kind schrijft de cijfers, letters en leestekens in de juiste grootte. Dit subdoel heeft een relatie met doel XI, want de juiste grootte hangt ook samen met de liniatuur waarop het kind schrijft. Hier gaat het vooral om de vraag hoe groot het cijfer, de letter of het leesteken is. De rompletters moeten de romplijnen raken. De lusletters moeten de luslijnen (boven en/of onder) raken. De stokletters d en t en het vraag- en uitroepteken komen tot halverwege de bovenste rompletterlijn en de bovenste lusletterlijn. De stokletters p en q komen tot halverwege de onderste rompletterlijn en de onderste lusletterlijn. De cijfers steken net iets boven de bovenste rompletterlijn uit.
X-1 Het kind houdt een goede boven- en onder, linker en rechtermarge aan. Voor een goede bladspiegel is het belangrijk dat de juiste marges worden gehanteerd. Zowel de linker-, rechter-, als de boven- en ondermarge zijn belangrijk voor een goede bladspiegel. Dit bevordert de leesbaarheid van de tekst.
V-3 Het kind hanteert de juiste verhouding binnen een cijfer en letter. Hier gaat het om de juiste grootte van de onderdelen van een letter of cijfer. Zo moet bijvoorbeeld de verhouding tussen het lus- en rompdeel van een lusletter, of de verhouding tussen de twee bochten van de 3 in orde zijn.
X-3 Het kind zorgt voor een evenwichtige bladindeling. Het kind kan van gesproken, geschreven of visuele teksten (bijvoorbeeld video, tv, stripverhaal) aantekeningen maken. Hierbij spelen een correcte lay-out en bladindeling een belangrijke rol.
VI Het kind verbindt de kleine letters correct. Het kind verbindt de kleine letters soepel en correct, zowel qua schrijfwijze (bijv. teruggaan over de bocht van de s om de verbindingslijn naar de volgende letter zonder pen-optilling te schrijven) als qua vorm (bijv. lijnvoering, bochtje in de verbinding o-s). VII Het kind schrijft met een consequente hellingshoek. Het handschrift heeft een constante hellingshoek. Vooral aan de stand van de stokken en lussen is de hellingshoek herkenbaar. De zit-schrijfhouding, vooral de papierligging, is van invloed op de hellingshoek. In groep 3 tot en met 6 schrijft het kind methodisch conform het methodeschrift dat in een hellingshoek van 72° staat. In groep 7 en 8 mag het kind afwijken van het methodeschrift, mits de hellingshoek constant blijft. VIII Het kind schrijft zonder methodevoorbeeld. Het kind kan een tekst in methodisch schrift schrijven zonder schrijfvoorbeeld. De tekst wordt in dat geval aangeboden in de leesletter of in verkleind methodeschrift. Of er is geen voorbeeldtekst: het kind moet zelf een tekst produceren. De geschreven tekst kan beoordeeld worden op de juiste vorm, de juiste grootte en verhoudingen van de letters, cijfers en leestekens, op correcte verbindingen en op een consequente hellingshoek. IX Het kind houdt de juiste spatiëring tussen woorden aan. De ruimte tussen de woorden is constant en heeft ongeveer de breedte van een geschreven letter o. 64
X-2 Het kind past een juiste interlinie toe. De interlinie is de ruimte tussen twee schrijfregels. De onderlussen van de bovenste regel mogen niet verhaken in de bovenlussen van de regel eronder. Bij het schrijven op blanco papier moet er tussen de rompletters van twee regels 2 à 3 keer een eigen geschreven letter o passen.
XI Het kind stemt zijn schriftgrootte af op de liniatuur. Dit doel is dus een overkoepelend doel van doel V-1, V-2, V-3. Dit doel komt vooral aan de orde als de kinderen op een kleinere/andere liniatuur gaan schrijven. XIII Het kind beoordeelt of een tekst methodisch juist is geschreven. Een kind moet een methodehandschrift kunnen lezen en beoordelen op grafische vormgevingsaspecten (te weten doelen IV, V, VI, VII, IX, X, XI). XIV-1 Het kind verwerkt geschreven teksten in een tekening. Het kind kan een bepaald figuur vullen met geschreven tekst (bijvoorbeeld een lijntekening van een huis opvullen met teksten). Ook kan het de tekst in bepaalde vormen schrijven, bijvoorbeeld in een spiraal.
224739 AE1 HL 7 22-05-2008 15:28 Pagina 65
IV Kopieerbladen
Inhoud Oefenbladen bij de lessen
blad
blz.
Thema
Les
L1
66
3 Plagen & pesten
1 Een poets bakken
L2
67
7 Piekeren & puzzelen
1 Muziek maken
L3
68
8 Uitvinden & ontdekken
1 Gestolen spullen ontdekt
L4
69
10 Inpakken & wegwezen
2 Ik ga op reis
L5
70
11 Internetten & e-mailen
1 Kom je griezelen?
L6
71
12 Hollen & stilstaan
2 Wilde dieren
Registratiebladen
blad
blz.
R1*
72
Schrijfvoorwaarden (individueel)
R2
73
Schrijfvoorwaarden (groep)
R3.1*
74
Handschrift (individueel)
R3.2*
75
Handschrift (individueel)
R3.3*
76
Handschrift (groep)
R4
77
Handschrift (groep)
R5
78
Schrijftempo (groep)
Kopieerbladen
* Met de kopieerbladen R1 en R3 kunt u (of een intern begeleider of remedial teacher) een kind met schrijfproblemen observeren en zijn schrijfvaardigheden nauwkeurig registeren. Voor het observeren en registreren van de schrijfvoorwaarden heeft u ongeveer 15 minuten nodig. Voor het beoordelen van het handschrift heeft u ook ongeveer 15 minuten nodig; dit kunt u uitvoeren na een schrijfles. Met de geregistreerde gegevens kunt u doelen voor een individueel handelingsplan opstellen om het kind extra te begeleiden. Bij het opstellen van dit handelingsplan kunt u het computerprogramma en de Steuntjes bij schrijfdoelen gebruiken.
65
224739 AE1 HL 7 22-05-2008 15:28 Pagina 66
3 Plagen & pesten
Les 1
Een poets bakken
Moppendam, vrijdag 13 oktober De medewerkers van het museum in Moppendam gingen op vrijdag 13 oktober een opgezette haai opereren. Ze hadden een nieuwe techniek bedacht om het beest levend te maken. Iedereen mocht komen kijken. Al vroeg stond er een lange rij mensen te wachten voor het museum. Om 10 uur gingen de deuren open. Blij ging men naar binnen. Maar… de mensen werden niet naar de operatiezaal gebracht, maar naar de kantine. De directeur vertelde dat de operatie niet doorging. De haai voelde zich niet goed! Grapje! Het museum had ze een poets gebakken. De meeste mensen konden er wel om lachen. Ze kregen gratis een consumptie.
+ 66
Weet jij nog een leuke grap voor een museum? Schrijf hem op.
K O P I E E R B O E K
7
© Wolters-Noordhoff
Kopieerblad L1
224739 AE1 HL 7 22-05-2008 15:28 Pagina 67
7 Piekeren & puzzelen
Les 1
Muziek maken
Kopieerblad L2
In deze woordzoeker staan vijftien muziekinstrumenten. Schrijf ze op. V D
T M F
L
U
I
T
B
R
I
E
P
R
E H O U O E
K
I
I
I
T
D
S
A M O M R G A A
F
R
P
A
L
S
I
A
P
E
L
U
I
T O G
G E
T U B A A
O R G E T
L
B A
A M B O E
R
N N E
E
S
L
IJ N
Schrijf iets op over muziek die jij mooi vindt. Welke zanger of zangeres vind jij goed? Hoe ziet hij of zij eruit? Wat vind je een mooi nummer? Als je zelf muziek maakt, mag je daar ook iets over schrijven.
+
Welke woorden uit deze les vond je moeilijk of zijn niet zo goed gelukt? Schrijf ze nog eens op.
K O P I E E R B O E K
7
© Wolters-Noordhoff
67
224739 AE1 HL 7 22-05-2008 15:28 Pagina 68
8 Uitvinden & ontdekken
Les 1
Gestolen spullen ontdekt
De politie laat een poster maken om de verdachte op te sporen. Schrijf de tekst in de poster. Verdeel de zinnen goed. Kleding: zwart spijkerjack met leren kraag, lichtblauwe spijkerbroek, rood petje met daarop de naam New York. Kent u deze man? Bel dan de politie. Auto: groene metallic volkswagenbus, deuk in spatbord links achter, in het kenteken staan de letters JV. Gezocht: de eigenaar van loods 7, Industrieterrein Achteraf, Maarssen. Signalement: lengte 1,85 meter, breed postuur, donkerblond sluik haar.
+ 68
Schrijf jouw eigen signalement op. Hoe zie je eruit? Wat heb je aan? Hoe ziet je fiets eruit?
K O P I E E R B O E K
7
© Wolters-Noordhoff
Kopieerblad L3
224739 AE1 HL 7 22-05-2008 15:28 Pagina 69
10 Inpakken & wegwezen
Les 2
Ik ga op reis
Kopieerblad L4
Wat neem jij mee op: wintersport, safari, een trektocht of een strandvakantie?
+
lange broeken
zalf tegen muggenbeten
landkaarten
zonnebrandolie
Noem een stad of land waar jij graag naartoe zou willen gaan in de vakantie. Schrijf ook op waarom jij dat wilt.
K O P I E E R B O E K
7
© Wolters-Noordhoff
69
224739 AE1 HL 7 22-05-2008 15:28 Pagina 70
11 Internetten & e-mailen
Les 1
Kom je griezelen?
Schrijf de tekst in het masker en laat ogen, neus en mond vrij. Hallo Florine, Gaaf zeg, daar heb ik zin in! Ik heb meteen een griezelig masker gemaakt voor het feest. Mijn moeder heeft al een leuk idee voor hoe ik me kan verkleden. Maar dat verklap ik niet, want je moet natuurlijk wel schrikken als ik straks voor je deur sta! Griezelige groeten van Eva
+ 70
Hoe zou jij je verkleden voor een griezelfeest?
K O P I E E R B O E K
7
© Wolters-Noordhoff
Kopieerblad L5
224739 AE1 HL 7 22-05-2008 15:28 Pagina 71
12 Hollen & stilstaan
Les 2
Wilde dieren
Kopieerblad L6
Schrijf onder de tekeningen van de dieren een stukje over de cheeta en over de gazelle. Deze woorden helpen je daarbij. Cheeta: jachtluipaard - roofdier - jaagt op kleine zoogdieren - 100 km per uur - kop als een kat en poten als een hond - jaagt vooral ’s nachts Gazelle: Afrika - grote snelheid - verdedigt zich met de horens - kuddedier - graseter
+
De cheeta leeft in Afrika. Welke landen ken je uit dat werelddeel? Schrijf er zo veel mogelijk op.
K O P I E E R B O E K
7
© Wolters-Noordhoff
71
224739 AE1 HL 7 22-05-2008 15:28 Pagina 72
R
schrijfvoorwaarden (individueel)
Naam:
Groep:
Datum:
Observator:
Score
Kopieerblad R1
Schrijfvoorwaarden
Zit-schrijfhouding Meubilair is geschikt wat afmetingen betreft. ˇ Stoel goed aangeschoven, billen achter in de stoel. ˇ Voeten plat op de grond. ˇ Stukje vrij tussen romp en tafel. ˇ Romp is symmetrisch. ˇ Onderarmen liggen op tafel. ˇ Schouders zijn ontspannen en in bijna horizontale lijn. ˇ Hoofd is niet te laag of verdraaid. Pengreep ˇ Schrijft met: linker-/rechterhand.* ˇ Schrijft met: gewoon potlood, driehoekig of kantig potlood, pen, dikker potlood, dikkere pen, vulpen.* ˇ Potlood heeft een goede lengte. ˇ Pengreep is ontspannen. ˇ Wijsvinger en duim tegenover elkaar op de pen, middelvinger ondersteunt. ˇ Ongeveer 2 à 3 cm tussen vingers en penpunt. ˇ Potlood ligt in open webspace. Pendruk ˇ Niet te hard of te zacht. ˇ Gelijkmatig. Papierligging Rechtshandig: ˇ Papier ligt iets rechts van het midden. ˇ Papier ligt schuin naar links gedraaid. Linkshandig: Papier ligt iets links van het midden. ˇ Papier ligt schuin naar rechts gedraaid. Papiertransport ˇ Schrijfhand ligt onder de schrijfregel. Niet-schrijfhand ligt boven aan het papier. ˇ Kind schuift het papier regelmatig omhoog. Schrijfbeweging ˇ Onderarm schuift geleidelijk mee in de schrijfrichting. ˇ Pols is ontspannen. ˇ Duim en wijsvinger buigen en strekken soepel. *
Omcirkel wat van toepassing is.
Vul in: + (Het kind past dit aspect juist toe.) ± (Het kind past dit aspect soms juist toe.) – (Het kind past dit aspect niet of niet juist toe.)
72
K O P I E E R B O E K
7
© Wolters-Noordhoff
224739 AE1 HL 7 22-05-2008 15:28 Pagina 73
Kopieerblad R2 in g Pe n d r u
S c h r ij f
beweg
Pa p ie r transp o
rt Pa p ie r li g g in g
ep Pe n g r e
NAAM LEERLING
Z it s c h r ij f h
o u d in g
schrijfvoorwaarden (groep)
k
R
I-1
I-2
I-3
I-3
I-4
II
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30
Vul in: + (De leerling beheerst dit aspect.) ± (De leerling beheerst dit aspect nog onvoldoende; blijf observeren.) – (De leerling beheerst dit aspect onvoldoende; bied extra hulp.)
K O P I E E R B O E K
7
© Wolters-Noordhoff
73
224739 AE1 HL 7 22-05-2008 15:28 Pagina 74
A
b
B
c
C
d
D
e
E
f
F
g
G
h
H
i
I
j
J
k
K
l
L
m
M
n
N
o
O
p
P
q
Q
r
R
s
S
t
T
u
U
v
V
w
W
x
X
ij
IJ
z
Z
K O P I E E R B O E K
7
© Wolters-Noordhoff
Spatië
ring
k gshoe Hellin
Groott e en ver houdin g
wijze Schrijf
RS LE T T E HOOFD
Spatië
ring
k gshoe Hellin
Groott e en ver houdin g
Vo r m
wijze Schrijf
RS LE T T E KLEINE a
Schrijv en zon der metho devoo rbeeld
Observator: en
Datum:
Schrijv en zon der metho devoo rbeeld
Groep:
en
Naam:
Vul in: + (De leerling beheerst dit aspect.) ± (De leerling beheerst dit aspect nog onvoldoende; blijf observeren.) – (De leerling beheerst dit aspect onvoldoende; bied extra hulp.)
74
Kopieerblad R3.1
handschrift (individueel)
Vo r m
R
224739 AE1 HL 7 22-05-2008 15:28 Pagina 75
Groep:
Datum:
Observator:
1
punt.
2
vraagteken?
3
uitroepteken!
4
komma,
5
gedachtepuntjes...
6
‘aanhalingstekens’
7
dubbele punt:
8
koppel-teken
Spatië
ring
k gshoe Hellin
Vo r m
wijze Schrijf
LE E S T
Spatië
ring
EKENS
k gshoe Hellin
Groott e en ver houdin g
Vo r m
Schrijf
CIJFER
S
wijze
en
en
Naam:
Schrijv en zon der metho devoo rbeeld
Kopieerblad R3.2
handschrift (individueel)
Groott e en ver houdin g
R
9 0
Verbinding naar kleine letter met beginhaal
Verbinding naar kleine letter zonder beginhaal
Verbinding vanaf kleine letter met eindhaal onderaan
Verbinding vanaf kleine letter met eindhaal bovenaan
Verbinding vanaf kleine letter met eindhaal in het midden
-b
-a
c-
b-
f-
-f
-c
e-
o-
-h
-e
g-
v-
-k
-g
h-
w-
-l
-i
i-
-m
-j
j-
-n
-o
k-
-r
-p
l-
-s
-q
m-
-t
-u
n-
-v
-ij
p-
-w
q-
-x
r-
-z
t-
-f
uxijz-
K O P I E E R B O E K
7
© Wolters-Noordhoff
75
224739 AE1 HL 7 22-05-2008 15:28 Pagina 76
Kopieerblad R3.3
handschrift (groep)
2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30
Vul in: + (De leerling beheerst dit aspect.) ± (De leerling beheerst dit aspect nog onvoldoende; blijf observeren.) – (De leerling beheerst dit aspect onvoldoende; bied extra hulp.)
76
K O P I E E R B O E K
7
© Wolters-Noordhoff
r in g S p a t ië
kens Le e s t e
C ij f e r s
le t t e r s Hoofd
tters
tters
1
R o m p le
NAAM LEERLING
S t o k le
L u s le t
ters
HELLING
S c h r ij v en zon der metho devoo r b e e ld
R
224739 AE1 HL 7 22-05-2008 15:28 Pagina 77
Kopieerblad R4
B la d s p
Beoord elen m ethodis geschr ch even t ekst
VI
VII
VIII
X
XIII
IX
gshoe
ie g e l
S c h r ij v en zon der metho devoo r b e e ld S p a t ië r in g
V
k H e ll in
IV
in g e n Ve r b in d
NAAM LEERLING
Groott e en verhou d in g e n
handschrift (groep)
Vo r m
R
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30
Vul in: + (De leerling beheerst dit aspect.) ± (De leerling beheerst dit aspect nog onvoldoende; blijf observeren.) – (De leerling beheerst dit aspect onvoldoende; bied extra hulp.)
K O P I E E R B O E K
7
© Wolters-Noordhoff
77
R
NAAM LEERLING
78
K O P I E E R B O E K
1ste m e t in g Le s 1 . 35 tek 3 ens/m in 2de m e t in g Le s 2 . 35 tek 3 ens/m in 3de m e t in g Le s 3 . 40 tek 3 ens/m in 4de m e t in g Le s 5 . 40 tek 3 ens/m in 5de m e t in g Le s 6 . 45 tek 3 ens/m in 6de m e t in g Le s 7 . 45 tek 3 ens/m in 7de m e t in g Le s 8 . 45 tek 3 ens/m in 8ste m e t in g Le s 1 0 50 tek .3 ens/m in 9de m e t in g Le s 1 1 50 tek .3 ens/m in 10de m e t in g Le s 1 2 50 tek .2 ens/m in
224739 AE1 HL 7 22-05-2008 15:28 Pagina 78
Registratie: schrijftempo (groep)
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
17
18
19
20
21
22
23
24
25
26
27
28
29
30
Vul in: + (De leerling haalt het beoogde schrijftempo.) – (De leerling haalt het beoogde schrijftempo niet.)
7
© Wolters-Noordhoff
Kopieerblad R5
224739 AE1 HL 7 22-05-2008 15:28 Pagina 79
224739 AE1 HL 7 22-05-2008 15:28 Pagina 80