Handhavingsprogramma Inspectie Kinderopvang 2016
Volksgezondheid December 2015
INHOUD
1.
Inleiding
3
2.
Omgevingsanalyse
4
3.
Toezicht en handhaving 2016: prioriteiten
7
- 2Handhavingsprogramma Inspectie Kinderopvang 2016
1.
Inleiding
De kwaliteit van de eerste jaren van een kind heeft grote invloed op de latere ontwikkeling. Het aanbieden van verantwoorde kinderopvang in een gezonde en veilige omgeving heeft daarom onze volle aandacht. De rijksoverheid stelt kwaliteitseisen aan kinderopvanglocaties. Deze eisen staan in de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen (Wko) en aanverwante besluiten, regelingen en beleidsregels. De Inspectie Kinderopvang voert het toezicht en de handhaving uit op grond van de Wko en is verantwoordelijk voor het onderhouden van het Landelijk Register Kinderopvang en Peuterspeelzalen (LRKP). De gemeente Utrecht is hiermee uniek in Nederland. De toezichtstaak wordt in de rest van het land uitgevoerd door de GGD’en, de handhaving en het onderhouden van het Landelijk Register Kinderopvang en Peuterspeelzalen door de gemeenten. Toezicht en handhaving bij kinderopvangvoorzieningen is onlosmakelijk met elkaar verbonden. In Utrecht hebben wij om deze reden gekozen om beide taken binnen de Inspectie Kinderopvang onder te brengen. Op die manier wordt het effcient en effectief ingezet. Het draagt bij aan “korte lijnen”, goede en snelle overdracht, het consequent oppakken van meldingen en signalen en aanpak van overtredingen. Voor het taakveld toezicht kinderopvang stelt de gemeente jaarlijks een handhavingsprogramma vast. Dit programma heeft betrekking op zowel toezicht als handhaving binnen de kinderopvang. Door middel van het handhavingsprogramma wordt jaarlijks stilgestaan bij gemeentelijke wensen en opvattingen en wordt een koers gekozen. De gemeente Utrecht schept op deze manier vooraf helderheid naar de betrokkenen in het veld. In dit handhavingsprogramma wordt een omgevingsanalyse gemaakt en een keuze gemaakt voor de inhoudelijke prioriteiten in 2016. In de tweede helft van 2016 zullen alle ontwikkelingen opnieuw gewogen worden ten behoeve van het handhavingsprogramma voor 2017, dit mede in het licht van Het Nieuwe Toezicht.
- 3Handhavingsprogramma Inspectie Kinderopvang 2016
2.
Omgevingsanalyse
In dit hoofdstuk vindt een analyse plaats van de resultaten uit 2015, actuele ontwikkelingen, (wijzigingen in) het wettelijk kader en de te inspecteren voorzieningen voor kinderopvang. Deze analyse leidt tot een prioriteitstelling in hoofdstuk 3.
Betrokkenen
Kinderen moeten zich in een veilige en vertrouwde omgeving kunnen ontwikkelen. Verschillende partijen dragen daartoe bij aan een goede kwaliteit van de kinderopvang. Ouders zijn primair verantwoordelijk voor hun keuze voor een opvangvoorziening. Naast praktische overwegingen, kunnen zij hun keuze ook baseren op onderscheid in de kwaliteit van de opvang. De houder van de opvangvoorziening is verantwoordelijk voor het bieden van kwalitatief goede kinderopvang. Het gaat dan om kinderopvang die veilig, gezond en pedagogisch verantwoord is. De minimale eisen hiervoor zijn vastgelegd in wet- en regelgeving en dienen door de houder te worden nageleefd. De Inspectie Kinderopvang controleert vervolgens of kinderopvangvoorzieningen voldoen aan deze wettelijke kwaliteitseisen en handhaaft waar nodig conform het lokale handhavingsbeleid.
Inspecties
Op grond van de Wko is de gemeente verplicht jaarlijks alle kinderdagverblijven, buitenschoolse opvanglocaties, gastouderbureaus, peuterspeelzalen en voorscholen te inspecteren. Ten aanzien van gastouders geldt dat een steekproef volstaat. Medio 2016 zal naar verwachting de Wet op de jeugdverblijven in werking treden, op grond waarvan jeugdverblijven dan geïnspecteerd zullen gaan worden. Ook die taak is ondergebracht bij de Inspectie Kinderopvang. In Utrecht betreft het twee internaten. Inspecties bij kinderdagverblijven, buitenschoolse opvang, peuterspeelzalen en gastouders vinden zoveel mogelijk onaangekondigd plaats. Dit geeft een meer realistisch beeld van de feitelijke gang van zaken op de locatie en is efficiënter omdat de toezichthouders flexibeler zijn in hun planning. Insteek bij de inspecties is dat het zwaartepunt steeds meer komt te liggen bij het beoordelen van pedagogisch praktijk en minder bij de administratie. Gastouderbureaus hebben een belangrijke rol bij de inhoudelijke, pedagogische en administratieve begeleiding van gastouders en een belangrijke administratieve rol ten aanzien van het Landelijk Register Kinderopvang en Peuterspeelzalen. Zij zijn verantwoordelijk voor de registratie van de bij hen aangesloten gastouders en voor het afmelden van niet meer actieve gastouders. Er zijn wel zorgen over de kwaliteit van een aantal gastouderbureaus. Landelijk staan gastouderbureaus daarom in de aandacht. In Utrecht is al langere tijd sprake van een samenwerking met de belastingdienst zodat de gastouderbureaus waarvan twijfels zijn over de kwaliteit scherper in beeld gebracht kunnen worden bij de inspecties van de gastouderbureaus. Vanwege de dubbele verantwoordelijkheid van het gastouderbureau, zowel voor de eigen kwaliteit van het gastouderbureau, als voor de kwaliteit van de gastouderopvang, is er een verscherpte aandacht voor de gastouderbureaus. Dit geldt zowel bij de aanmelding van nieuwe gastouderbureaus als bij jaarlijkse inspecties. De hieronder genoemde risicoprofielen worden gebruikt om het te verwachten naleefgedrag in te schatten en te monitoren. Gastouders hoeven niet jaarlijks te worden gecontroleerd. Een steekproef van minimaal 5% per jaar van de gastouders volstaat. Bij het nemen van de steekproef wordt onder andere rekening gehouden met het risicoprofiel van de gastouderbureaus en met signalen. Ondanks een wijziging in de regelgeving, blijft een inspectiebezoek plaatsvinden bij nieuwe aanmeldingen van gastouders. Een strenge selectie aan de poort vinden we van groot belang om de kwaliteit van de opvang te bewaken.
- 4Handhavingsprogramma Inspectie Kinderopvang 2016
Duurzame A-status
In 2015 zijn opnieuw alle verplichte bezoeken uitgevoerd waardoor de A status behouden bleef. Door alle jaarlijks verplichte inspecties ook in 2016 uit te voeren, werken we nu toe naar een duurzame Astatus.
Risicoprofielen
Het risicogestuurd toezicht heeft een professionaliseringsslag gekregen door het gebruik van de door GGD/GHOR Nederland opgestelde risicoprofielen. In het risicoprofiel wordt het risico op overtredingen ingeschat. De locaties waar op basis van deze profielen een groter risico op overtredingen te verwachten is, krijgen een uitgebreidere inspectie dan de locaties met een kleiner risico. Elk jaar worden de risicoprofielen per kinderopvanglocatie opnieuw ingevuld door de toezichthouders.
Handhavingsbeleid kinderopvang
De wijze waarop in Utrecht uitvoering wordt gegeven aan toezicht en handhaving van de kinderopvang is vastgelegd in het lokale handhavingsbeleid en draagt de naam ‘Afwegingsmodel Handhaving Kinderopvang en Peuterspeelzalen’ (Afwegingsmodel). Het Afwegingsmodel wordt gehanteerd bij het uitvoeren van handhavingsacties die nodig zijn indien een houder van een kindercentrum, een gastouderbureau, voorziening voor gastouderopvang of een peuterspeelzaal niet voldoet aan één of meer kwaliteitseisen uit de Wko en alle daaruit voortvloeiende regelgeving. Handhaving is maatwerk en zal in elke situatie apart afgewogen moeten worden. Onder andere proportionaliteit is daarbij van belang. Het Afwegingsmodel is bij handhaving richtinggevend en geeft aan welke overtredingen een hoge prioriteit hebben en welke handhavingsmaatregelen daarop volgen. Dit beleid vormt een belangrijk uitgangspunt bij het onderhavige handhavingsprogramma. Zo staat er in het beleid dat het College niet alleen toezicht houdt en sancties oplegt waar nodig, maar dat naleefgedrag ook wordt bevorderd door de doelgroep te informeren. De Inspectie Kinderopvang richt zich daarom altijd zowel op toezicht en handhaving als op het informeren van houders, natuurlijk binnen de kaders van haar controlerende rol. Die uitgangspunten keren terug in het handhavingsprogramma.
Het Nieuwe Toezicht
Eind 2013 heeft de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid het project Het Nieuwe Toezicht aangekondigd. In samenspraak met de partijen in de sector en de VNG, GGD/GHOR Nederland en de Inspectie voor het Onderwijs, beoogt de minister de kwaliteitseisen te herijken, de regeldruk integraal aan te pakken, een impuls te geven aan het professionaliseren van de sector en toezichthouders beter in staat te stellen zelf een professioneel oordeel te vormen op basis van de kwaliteitseisen.1 In de laatste brief van 7 juli 2015 2 van de Minister aan de Kamer genaamd ‘Het Nieuwe Toezicht’ motiveert Asscher zijn voorstel voor de herijking van huidige kwaliteitseisen voor de dagopvang en buitenschoolse opvang en de aanpassing van wet- en regelgeving. De herijking moet leiden tot eisen die beter uitlegbaar zijn en meer gericht zijn op de pedagogische kwaliteit in de praktijk en minder op structurele randvoorwaarden. De herijking van de kwaliteitseisen impliceert een aanpassing van het huidige toezichts- en handhavingskader en de werkwijze van de toezichthouders en handhavers. Zoals het er nu uitziet zal met ingang van januari 2018 Het Nieuwe Toezicht in werking treden. In 2016 vindt een verdere ontwikkeling van Het Nieuwe Toezicht plaats. Vanaf 2017 worden de kwaliteitseisen voor de kinderopvang en de peuterspeelzalen verder verhoogd. Toezichthouders en beleidsmedewerkers van de Inspectie Kinderopvang nemen deel aan diverse werkgroepen in dit kader.
Ouderparticipatiecrèches (OPC’s)
In het najaar van 2015 is er een wetsvoorstel ingediend waarin de OPC’s een duidelijke positie in de Wko krijgen met een alternatief kwaliteitskader en met eigen financiering, vooralsnog zonder recht op kinderopvangtoeslag. Dit laatste, omdat het recht op kinderopvangtoeslag verbonden blijft met de beroepskwalificatie-eis van de pedagogisch medewerkers en de kwaliteitseisen in de professionele kinderopvang. Kamerbrief Nieuw toezicht voor de kinderopvang, 29 november 2013, http://www.rijksoverheid.nl/documentenen-publicaties/kamerstukken/2013/11/29/kamerbrief-nieuw-toezicht-voor-de-kinderopvang.html 2 Kamerbrief "Het Nieuwe Toezicht: heldere doelen, duidelijke eisen en betere kwaliteit" van 7 juli 2015, https://www.rijksoverheid.nl/documenten/kamerstukken/2015/07/07/kamerbrief-het-nieuwe-toezicht-helderedoelen-duidelijke-eisen-en-betere-kwaliteit 1
- 5Handhavingsprogramma Inspectie Kinderopvang 2016
Dit voorstel is nog niet aangenomen in verband met de start van een wetenschappelijk onderzoek naar de kwaliteit van de OPC’s. Aanleiding hiervoor vormen de vragen uit de Eerste Kamer en het maatschappelijke debat over de kwaliteit van OPC’s. Tot in werking treding van de nieuwe wet zal de huidige gedoogsituatie op de beroepskwalificatie blijven bestaan. Dit betekent dat niet handhavend zal worden opgetreden tegen bovengenoemde kwaliteitseisen waarop de OPC’s afwijken van de reguliere kinderopvang. Als het wetsvoorstel wordt aangenomen, zullen aparte afspraken moeten worden gemaakt over het toezicht en de handhaving op de OPC’s. Dit zal naar verwachting in de loop van 2016 duidelijk worden.
Harmonisatie peuterspeelzalen en kinderopvang
Aanvankelijk zou in 2015 landelijke maatregelen van kracht worden om het verschil tussen kinderopvang en peuterspeelzalen te verkleinen. Dit is uitgesteld naar 1 januari 2018 zodat het peuterspeelzaalwerk meteen onder de nieuwe financieringssystematiek valt (met als doel om de financiering van de kinderopvang overzichtelijker te maken) . Reden van de harmonisatie is om verschillen tussen peuterspeelzalen en kinderopvang weg te nemen en te zorgen voor een betere afstemming tussen kinderopvang, peuterspeelzaalwerk en onderwijs. De harmonisatie van voorschoolse voorzieningen berust op drie pijlers, namelijk het versterken van de pedagogische kwaliteit, één kwaliteitskader voor peuterspeelzalen en kinderdagverblijven en één financieringsstructuur voor werkende ouders.
- 6Handhavingsprogramma Inspectie Kinderopvang 2016
3.
Toezicht en handhaving 2016: taken en prioriteiten
De Inspectie Kinderopvang is verantwoordelijk voor het toezicht en de handhaving op het leveren van kwalitatief goede kinderopvang. Er is sprake van verschillende aandachtsgebieden: toezicht houden, handhaven en informeren. Op basis van de hiervoor beschreven actuele ontwikkelingen komen we tot de volgende taken en prioriteiten voor 2016: A. TOEZICHT 1. Onderzoeken na aanvraag (onderzoeken van nieuwe aanvragen voor registratie) Deze onderzoeken hebben doorlopend hoge prioriteit. Binnen 10 weken na ontvangst van een aanvraag moet hierop een beslissing worden genomen. Gebeurt dat niet, dan wordt de toestemming van rechtswege verleend (Lex Silencio Positivo) en moet de gemeente de opvangvoorziening opnemen in het register. Dit is niet wenselijk. Om te kunnen sturen op de kwaliteit van kinderopvang en op de kwaliteit van gastouderbureaus, worden onderzoeken na aanvraag altijd uitgevoerd. Tevens vindt een onderzoek na aanvangsdatum exploitatie plaats bij kindercentra en gastouderbureaus, binnen drie maanden na opening of start van de locatie. Dit zijn in totaal ongeveer 260 inspecties per jaar. 2. Incidentele onderzoeken en mutaties Regelmatig zijn er meldingen en klachten over kinderopvanglocaties. Deze signalen worden beoordeeld door een toezichthouder. Niet elke melding of klacht leidt onmiddellijk tot een onderzoek op locatie. Wanneer er een risico wordt verwacht voor de veiligheid of gezondheid van de kinderen, vindt er een inspectie plaats. Grote risico's die acuut ingrijpen vereisen, krijgen daarbij altijd de hoogste prioriteit. Ook inspecties ten behoeve van mutaties (bijvoorbeeld een ophoging van het aantal kindplaatsen) vallen onder de incidentele onderzoeken. Dit zijn in totaal ongeveer 85 inspecties per jaar. 3. Reguliere (jaarlijkse) inspecties Alle kinderopvangvoorzieningen worden jaarlijks geïnspecteerd. De zichtbaarheid en aanwezigheid van de Inspectie bij kindercentra en gastouderopvang dragen bij aan het naleefgedrag en komt ten goede aan de kwaliteit van de kinderopvang. Alle kinderopvangvoorzieningen worden jaarlijks geïnspecteerd. Gelet op de rol die de gastouderbureaus moeten vervullen om de kwaliteit van gastouderopvang te borgen en de inspectielast, wordt het minimum van 5% aangehouden bij de steekproef van gastouderinspecties. Daarbij wordt opgemerkt dat als er voldoende capaciteit is om meer inspecties te verrichten, dat zal worden gedaan. Inhoudelijk ligt een zwaartepunt bij de inspecties van de gastouderbureaus in verband met de aantal geconstateerde overtredingen. Dit zijn in totaal ongeveer 370 inspecties per jaar. 4. Nader onderzoek Indien tijdens een onderzoek tekortkomingen zijn geconstateerd kan de toezichthouder nadien een of meerdere onderzoeken verrichten. Deze zijn bedoeld om te controleren of de geconstateerde overtredingen zijn hersteld. Dit zijn in totaal ongeveer 85 inspecties per jaar. De verwachting is dat we in 2016 uitkomen op ongeveer 800 inspecties. Dit is in vergelijking met 2015 een lichte stijging. Het werkelijk aantal uitgevoerde inspecties bedroeg toen 772.
- 7Handhavingsprogramma Inspectie Kinderopvang 2016
B. HANDHAVING In 2016 willen we er meer op inzetten dat een handhavingtraject zoveel mogelijk een ultimum remedium is. De Inspectie Kinderopvang tracht waar mogelijk in overleg en overreding en samen met de houder van een kindercentrum en gastouder de overtreding van de regels voor kinderopvang te beeindigen. Het Afwegingsmodel geeft aan dat voor bepaalde overtredingen met een hoge prioriteit wel direct een handhavingstraject gestart zal moeten worden. In dergelijke situaties is handhaving in beginsel niet te voorkomen. Handhaving is en blijft maatwerk en zal in elke situatie apart afgewogen moeten worden. Telkens zal afgewogen moeten worden of toepassing van de eventueel op te leggen sanctie in het specifiek geval onder meer proportioneel is. Dit is ook van toepassing op strafverhogende omstandigheden als recidive en het opzettelijk niet naleven van de kwaliteitseisen. Handhavingstrajecten blijven een doorlopende prioriteit houden, omdat toezicht op de kwaliteit van kinderopvang alleen effect heeft wanneer, indien nodig, er ook daadwerkelijk en consequent handhavend wordt opgetreden. Dit blijkt ook uit het onderzoeksrapport 'Effectiviteit van de handhaving in de kinderopvang' van Bureau Bartels uit juli 2013. C. INFORMEREN Het bevorderen van het naleven van wet- en regelgeving is erg belangrijk. Het informeren van houders van kindercentra en gastouderopvang is daarom onderdeel van onze taak. De gedachte hierachter is dat kennis over eisen en voorschriften zullen worden vergroot en minder handhavingstrajecten opgestart hoeven te worden. In het bijzonder tijdens inspecties, op basis van gerichte (telefonische) vragen en via de website vindt informatieverstrekking aan houders plaats. Feitelijk is dit een taak van de brancheverenigingen, Inspectie Kinderopvang ziet het als een geste en hoopt dat de gegeven informatie bijdraagt aan het nalevingsgedrag. Verder worden houders geinformeerd door middel van een digitale nieuwsbrief over ontwikkelingen in toezicht, handhaving en regelgeving.
- 8Handhavingsprogramma Inspectie Kinderopvang 2016