Handhavingsprogramma Inspectie Kinderopvang 2015
Volksgezondheid November 2014
INHOUD
1.
Inleiding
3
2.
Omgevingsanalyse
4
3.
Toezicht en handhaving 2015: prioriteiten
6
- 2Handhavingsprogramma Inspectie Kinderopvang 2015
1.
Inleiding
In 2009 is het programmatisch handhaven ingevoerd in Utrecht. Dit betekent dat we in Utrecht handhaven op basis van een jaarlijkse omgevingsanalyse, een weging van de risico's en een daaruit voortvloeiend handhavingsprogramma voor het nieuwe jaar. De Inspectie Kinderopvang voert het toezicht en de handhaving uit binnen de kinderopvang en is verantwoordelijk voor het onderhouden van het Landelijk Register Kinderopvang en Peuterspeelzalen. De gemeente Utrecht is hiermee uniek in Nederland. De toezichtstaak wordt in de rest van het land uitgevoerd door de GGD’en, de handhaving en het onderhouden van het Landelijk Register Kinderopvang en Peuterspeelzalen door de gemeenten. Toezicht en handhaving bij kinderopvangvoorzieningen is onlosmakelijk met elkaar verbonden. Ook voor taakveld kinderopvang stelt de gemeente jaarlijks een handhavingsprogramma op. Dit handhavingsprogramma heeft betrekking op zowel toezicht als handhaving binnen de kinderopvang. Door middel van het handhavingsprogramma, wordt jaarlijks stilgestaan bij de lokale wensen en opvattingen en wordt een gemeentelijke koers gekozen. De gemeente Utrecht schept op die wijze vooraf helderheid naar de betrokkenen in het veld. In dit handhavingsprogramma wordt een omgevingsanalyse gemaakt en een keuze gemaakt voor de inhoudelijke prioriteiten in 2015. In de tweede helft van 2015 zullen alle ontwikkelingen opnieuw gewogen worden ten behoeve van het handhavingsprogramma voor 2016.
- 3Handhavingsprogramma Inspectie Kinderopvang 2015
2.
Omgevingsanalyse
In dit hoofdstuk vindt een analyse plaats van de resultaten uit 2014, actuele ontwikkelingen, (wijzigingen in) het wettelijk kader en de te inspecteren voorzieningen voor kinderopvang. Deze analyse leidt tot een prioriteitstelling in hoofdstuk 3.
Betrokkenen
Kinderen moeten zich in een veilige en vertrouwde omgeving kunnen ontwikkelen. Verschillende partijen dragen daartoe bij aan een goede kwaliteit van de kinderopvang. Ouders zijn primair verantwoordelijk voor hun keuze voor een opvangvoorziening. Naast praktische overwegingen, kunnen zij hun keuze ook baseren op onderscheid in de kwaliteit van de opvang. De houder van de opvangvoorziening is verantwoordelijk voor het bieden van kwalitatief goede kinderopvang. Het gaat dan om kinderopvang die veilig, gezond en pedagogisch verantwoord is. De minimale eisen hiervoor zijn vastgelegd in wet- en regelgeving en dienen door de houder te worden nageleefd. De Inspectie Kinderopvang controleert vervolgens of kinderopvangvoorzieningen voldoen aan deze wettelijke kwaliteitseisen en handhaaft waar nodig conform het lokale handhavingsbeleid.
Handhavingsbeleid kinderopvang 2013
De wijze waarop in Utrecht uitvoering wordt gegeven aan toezicht en handhaving van de kinderopvang is vastgelegd in het lokale handhavingsbeleid, dat in 2013 is herzien. In het beleid is bijvoorbeeld aangegeven welke overtredingen een hoge prioriteit hebben en welke handhavingsmaatregelen daarop volgen. Dit beleid vormt een belangrijk uitgangspunt bij het onderhavige handhavingsprogramma. Zo staat er in het beleid dat het College niet alleen toezicht houdt en sancties oplegt waar nodig, maar dat naleefgedrag ook wordt bevorderd door de doelgroep goed te informeren. De Inspectie Kinderopvang richt zich daarom altijd zowel op toezicht en handhaving als op het informeren van houders. Die aspecten keren terug in het handhavingsprogramma.
Het Nieuwe Toezicht
Eind 2013 heeft de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid het project Het Nieuwe Toezicht aangekondigd. In samenspraak met de partijen in de sector en de VNG, GGD/GHOR Nederland en de Inspectie voor het Onderwijs, beoogt de minister de kwaliteitseisen te herijken, de regeldruk integraal aan te pakken, een impuls te geven aan het professionaliseren van de sector en toezichthouders beter in staat te stellen zelf een professioneel oordeel te vormen op basis van de kwaliteitseisen. 1 Naar verwachting zal met ingang van januari 2017 Het Nieuwe Toezicht in werking treden. In 2015 vindt een verdere ontwikkeling van Het Nieuwe Toezicht plaats. Medewerkers van de Inspectie Kinderopvang nemen deel aan diverse werkgroepen in dit kader.
Duurzame A-status
In de jaren tot 2014 zijn om uiteenlopende redenen niet alle kinderopvanglocaties in Utrecht geïnspecteerd. Daarom vonden de inspecties plaats op basis van een prioriteitsvolgorde, die in het handhavingsprogramma werd vastgelegd. Daarbij werd steeds aangegeven dat de laagste categorie inspecties als eerste zou afvallen, wanneer de capaciteit onvoldoende was om alle voorzieningen te inspecteren. Inmiddels heeft de gemeente Utrecht de A-status gekregen. Door alle jaarlijks verplichte inspecties in 2014 uit te voeren, werken we nu toe naar een duurzame A-status. Omdat voortaan alle verplichte inspecties uitgevoerd zullen gaan worden, wordt geen inspectievolgorde van soorten kinderopvangvoorzieningen meer opgenomen in het handhavingsprogramma. Landelijk zullen we aandacht blijven vragen voor de rol van de interbestuurlijk toezichthouder in relatie tot de rol van de gemeenteraad.
Risicoprofielen
Het risicogestuurd toezicht krijgt een professionaliseringsslag, door het gebruik van de door GGD/GHOR Nederland opgestelde risicoprofielen, waarmee het risico op overtredingen wordt ingeschat. Kamerbrief Nieuw toezicht voor de kinderopvang, 29 november 2013, http://www.rijksoverheid.nl/documentenen-publicaties/kamerstukken/2013/11/29/kamerbrief-nieuw-toezicht-voor-de-kinderopvang.html 1
- 4Handhavingsprogramma Inspectie Kinderopvang 2015
De locaties waar op basis van deze profielen een groter risico op overtredingen te verwachten is, krijgen een uitgebreidere inspectie dan de locaties met een kleiner risico.
Inspecties
Op grond van de Wet Kinderopvang is de gemeente verplicht jaarlijks alle kinderdagverblijven, buitenschoolse opvanglocaties, gastouderbureaus, peuterspeelzalen en voorscholen te inspecteren. Ten aanzien van gastouders geldt dat een steekproef volstaat. Naar verwachting treedt in juli 2015 de Wet op de jeugdverblijven in werking, op grond waarvan privaat-gefinancierde internaten geïnspecteerd gaan worden. Ook die taak is ondergebracht bij de Inspectie Kinderopvang. In Utrecht betreft het voor zover bekend twee internaten. Inspecties bij kinderdagverblijven, buitenschoolse opvang, peuterspeelzalen en gastouders vinden zoveel mogelijk onaangekondigd plaats. Dit geeft een meer realistisch beeld van de feitelijke gang van zaken op de locatie en is efficiënter omdat de toezichthouders flexibeler zijn in hun planning. Zwaartepunt bij de inspecties is steeds meer het pedagogisch handelen van de pedagogisch medewerkers en niet de administratieve controles. Gastouderbureaus hebben een belangrijke rol bij de inhoudelijke, pedagogische en administratieve begeleiding van gastouders en een belangrijke administratieve rol ten aanzien van het Landelijk Register Kinderopvang en Peuterspeelzalen. Zij zijn verantwoordelijk voor de registratie van de bij hen aangesloten gastouders en voor het afmelden van niet meer actieve gastouders. Tegelijkertijd zijn er zorgen over de kwaliteit van een aantal gastouderbureaus en is de kinderopvangtoeslag fraudegevoelig. Landelijk staan gastouderbureaus daarom in de aandacht. Zo loopt er in 2014 een landelijk project waarbij toezichthouders kinderopvang de gastouderbureaus inspecteren samen met de belastingdienst. In Utrecht is al langere tijd sprake van een samenwerking met de belastingdienst. Vanwege de dubbele verantwoordelijkheid, zowel voor de eigen kwaliteit, als voor de kwaliteit van de gastouderopvang, is er een verscherpte aandacht voor de gastouderbureaus. Dit geldt zowel bij de aanmelding van nieuwe gastouderbureaus als bij jaarlijkse inspecties. De hiervoor reeds genoemde risicoprofielen worden gebruikt om het te verwachten naleefgedrag in te schatten en te monitoren. Gastouders hoeven niet jaarlijks te worden gecontroleerd. Een jaarlijkse steekproef van van minimaal 5% van de gastouders volstaat. Bij het nemen van de steekproef wordt onder andere rekening gehouden met het risicoprofiel van de gastouderbureaus en met signalen. Ondanks een wijziging in de regelgeving, blijft een inspectiebezoek plaatsvinden bij nieuwe aanmeldingen van gastouders. Een strenge selectie aan de poort vinden we van groot belang om de kwaliteit van de opvang te bewaken.
Ouderparticipatiecrèches (OPC’s)
De OPC’s krijgen per de streefdatum van 1 januari 2016 een duidelijke positie in de Wet kinderopvang met een alternatief kwaliteitskader en met eigen financiering, dus zonder recht op kinderopvangtoeslag. Dit laatste, omdat het recht op kinderopvangtoeslag verbonden blijft met de beroepskwalificatie-eis van de pedagogisch medewerkers en de kwaliteitseisen in de professionele kinderopvang. OPC's kennen tot 2015 een wettelijke gedoogstatus. Voor 2015, het overgangsjaar naar nieuwe wet- en regelgeving, zullen aparte afspraken moeten worden gemaakt over het toezicht en de handhaving op OPC's.
Harmonisatie peuterspeelzalen en kinderopvang
In 2015 worden landelijke maatregelen van kracht om het verschil tussen kinderopvang en peuterspeelzalen te verkleinen. Het kabinet vindt dat het voor de ontwikkeling van peuters niet moet uitmaken of zij naar de kinderopvang of de peuterspeelzaal gaan. De kwaliteitseisen worden daarom meer gelijkgesteld.
- 5Handhavingsprogramma Inspectie Kinderopvang 2015
3.
Toezicht en handhaving 2015: taken en prioriteiten
Binnen de Inspectie Kinderopvang is sprake van verschillende aandachtsgebieden: toezicht houden, handhaven en informeren. Op basis van de hiervoor beschreven actuele ontwikkelingen komen we tot de volgende taken en prioriteiten voor 2015: A. TOEZICHT 1. Onderzoeken na aanvraag (onderzoeken van nieuwe aanvragen voor registratie) Deze onderzoeken hebben doorlopend hoge prioriteit. Op grond van de Lex Silencio Positivo moet binnen 10 weken na ontvangst op een aanvraag worden beslist. Gebeurt dat niet, dan wordt de toestemming van rechtswege verleend en moet de gemeente de opvangvoorziening opnemen in het register. Om te kunnen sturen op de kwaliteit van kinderopvang en op de kwaliteit van gastouderbureaus, wordt dit altijd uitgevoerd. 2. Incidentele onderzoeken en mutaties Regelmatig zijn er meldingen en klachten over kinderopvanglocaties. Deze signalen worden beoordeeld door een toezichthouder. Niet elke melding of klacht leidt onmiddellijk tot een onderzoek op locatie. Wanneer er een risico wordt verwacht voor de veiligheid of gezondheid van de kinderen, vindt er een inspectie plaats. Grote risico's die acuut ingrijpen vereisen, krijgen daarbij altijd de hoogste prioriteit. Ook inspecties ten behoeve van mutaties (bijvoorbeeld een ophoging van het aantal kindplaatsen) vallen onder de incidentele onderzoeken. Dit zijn in totaal ongeveer 415 inspecties per jaar. 3. Reguliere (jaarlijkse) inspecties De zichtbaarheid en aanwezigheid van de Inspectie in het werkveld dragen bij aan het naleefgedrag van de houders en komt ten goede aan de kwaliteit van de kinderopvang. Vanaf 2014 worden alle kinderopvangvoorzieningen jaarlijks geïnspecteerd. In tegenstelling tot de voorgaande jaren wordt er daarom geen inspectievolgorde ten aanzien van de verschillende soorten voorzieningen meer in dit handhavingsprogramma opgenomen. Inhoudelijk ligt een zwaartepunt bij de inspecties van de gastouderbureaus. Gelet op de rol die de gastouderbureaus moeten vervullen om de kwaliteit van gastouders te borgen en de inspectielast, wordt het minimum van 5% aangehouden bij de steekproef van gastouderinspecties. Daarbij wordt opgemerkt dat als er voldoende capaciteit is om meer inspecties te verrichten, dat zal worden gedaan. Dit zijn in totaal ongeveer 385 inspecties per jaar. B. HANDHAVING Handhavingstrajecten krijgen een doorlopende prioriteit, omdat toezicht op de kwaliteit van kinderopvang alleen effect heeft wanneer er ook daadwerkelijk en consequent handhavend wordt opgetreden indien nodig. Dit blijkt ook uit het onderzoeksrapport 'Effectiviteit van de handhaving in de kinderopvang' van Bureau Bartels uit juli 2013. Begin 2015 vindt een evaluatie van het toezicht, de handhaving en het naleefgedrag van de Utrechtse kinderopvanghouders plaats (nulmeting kwaliteit kinderopvang). De uitkomsten daarvan worden meegenomen bij een toekomstige aanpassing van het handhavingsbeleid en prioriteitsstelling voor het handhavingsprogramma 2016. C. INFORMEREN Conform het handhavingsbeleid, is het informeren van houders onderdeel van onze taak. Met name tijdens inspecties, op basis van gerichte (telefonische) vragen en via de vernieuwde website vindt
- 6Handhavingsprogramma Inspectie Kinderopvang 2015
informatieverstrekking aan houders plaats. Ook informeren wij houders door middel van een digitale nieuwsbrief over ontwikkelingen in toezicht, handhaving en regelgeving. Om kennis te hebben en te houden van de ontwikkelingen in de kinderopvang en daarin de plek van toezicht en handhaving te kunnen positioneren, is het van belang om met de houders in gesprek te blijven. Dit gebeurt uiteraard tijdens de afzonderlijke inspecties. Daarnaast zullen in 2015 houderbijeenkomsten georganiseerd worden en wordt met de houders van de grotere koepels afzonderlijk teruggeblikt op 2014 en vooruitgekeken naar 2015. Ook wordt aandacht besteed aan de bewustwording bij ouders inzake hun rol ten aanzien van de kwaliteit van de kinderopvang, door checklists voor het kiezen van een geschikte kinderopvanglocatie en informatie op de website van het centrum voor jeugd en gezin.
- 7Handhavingsprogramma Inspectie Kinderopvang 2015