Handboek Dataverzameling
2016
Versie: Datum:
2016.2 7 maart 2016
Voor informatie neem contact op met: Saskia Houterman Manager Datamanagement Marloes Marteijn Business Analyst Stichting Meetbaar Beter Postbus 1350 5602 ZA Eindhoven E:
[email protected] T: 040-2396525 I: www.meetbaarbeter.com © 2016 Stichting Meetbaar Beter Dit is een handboek van de stichting Meetbaar Beter. De stichting stelt zich tot doel het bijdragen aan de verdere verbetering van de kwaliteit van zorg voor hartpatiënten door het ontwikkelen, verspreiden en implementeren van een kwaliteitssysteem op basis van patiëntrelevante uitkomstindicatoren.
2
Inhoudsopgave 1. Inleiding 2. Definities 3. Coronairlijden
5 15 28
3.1 Geconsolideerd coronairlijden 28 3.2 Coronaire bypasschirurgie (CABG) 28 3.2.1 Definitie CABG ............................................................................................................... 28 3.2.2 Uitkomstindicatoren CABG............................................................................................ 29 3.2.3 Initiële condities CABG .................................................................................................. 30 3.2.4 Codeboek CABG............................................................................................................. 32 3.3 Percutane coronaire interventie (PCI) 37 3.3.1 Definitie PCI ................................................................................................................... 37 3.3.2 Uitkomstindicatoren PCI................................................................................................ 37 3.3.3 Initiële condities PCI ...................................................................................................... 38 3.3.4 Codeboek PCI................................................................................................................. 40 3.4 Conservatieve behandeling 44 3.4.1 Definitie conservatieve behandeling ............................................................................. 44 3.4.2 Uitkomstindicatoren conservatieve behandeling ......................................................... 44 3.4.3 Initiële condities conservatieve behandeling ................................................................ 45 3.4.4 Codeboek conservatieve behandeling .......................................................................... 46
4. Aortakleplijden
51
4.1 Geconsolideerd aortakleplijden 51 4.2 Aortaklepvervanging (AVR) 52 4.2.1 Definitie AVR.................................................................................................................. 52 4.2.2 Uitkomstindicatoren AVR .............................................................................................. 52 4.2.3 Initiële condities AVR..................................................................................................... 53 4.2.4 Codeboek AVR ............................................................................................................... 55 4.3 Transkatheter aortaklepimplantatie (TAVI) 58 4.3.1 Definitie TAVI ................................................................................................................. 58 4.3.2 Uitkomstindicatoren TAVI ............................................................................................. 58 4.3.3 Initiële condities TAVI .................................................................................................... 59 4.3.4 Codeboek TAVI .............................................................................................................. 61 4.4 Conservatieve behandeling 64 4.4.1 Definitie conservatieve behandeling ............................................................................. 64 4.4.2 Uitkomstindicatoren conservatieve behandeling ......................................................... 64 4.4.3 Initiële condities conservatieve behandeling ................................................................ 64 4.4.4 Codeboek conservatieve behandeling .......................................................................... 66
5. Gecombineerd aortakleplijden en coronairlijden
68
5.1 AVR+CABG 69 5.1.1 Definitie AVR+CABG ...................................................................................................... 69 5.1.2 Uitkomstindicatoren AVR+CABG ................................................................................... 70 5.1.3 Initiële condities AVR+CABG ......................................................................................... 70 5.1.4 Codeboek AVR+CABG .................................................................................................... 72
6. Atriumfibrilleren
75
6.1 Geconsolideerd atriumfibrilleren 75 6.2 Katheter pulmonaal venen-isolatie 75 6.2.1 Definitie katheter PVI .................................................................................................... 75 6.2.2 Uitkomstindicatoren katheter PVI ................................................................................. 76 6.2.3 Initiële condities katheter PVI ....................................................................................... 78 6.2.4 Codeboek Katheter PVI ................................................................................................. 80
3
6.3 Minimaal-invasieve chirurgische pulmonaal venen-isolatie 83 6.3.1 Definitie minimaal-invasieve chirurgische PVI .............................................................. 83 6.3.2 Uitkomstindicatoren minimaal-invasieve chirurgische PVI ........................................... 83 6.3.3 Initiële condities minimaal-invasieve chirurgische PVI ................................................. 85 6.3.4 Codeboek minimaal-invasieve chirurgische PVI ............................................................ 87
7. Mitraliskleplijden 7.1 Chirurgische behandeling voor mitraliskleplijden 7.1.1 Definitie chirurgische behandeling voor mitraliskleplijden 7.1.2 Uitkomstindicatoren chirurgische behandeling voor mitraliskleplijden 7.1.3 Initiële condities chirurgische behandeling voor mitraliskleplijden 7.1.4 Codeboek chirurgische behandeling voor mitraliskleplijden
8. Overzicht wijzigingen Bijlage 1: Bijdrage handboek
90 90 90 90 91 93
96 111
4
1. Inleiding 1. Inleiding Meetbaar Beter is een wetenschappelijk onderbouwd programma dat met behulp van patiëntrelevante uitkomstindicatoren op een arts gedreven én patiëntgerichte manier werkt aan de verbetering van kwaliteit en transparantie van zorg in de deelnemende hartcentra en interventiecentra zonder cardiochirurgie (IZC). Binnen Meetbaar Beter worden de voor de patiënt meest relevante uitkomstindicatoren aan de hand van een evidence-based methodologie geselecteerd (Value Based Healthcare (VBHC) theorie). De gemeten resultaten worden volledig transparant gecommuniceerd. De inzichten in de resultaten van zorg die hierdoor verkregen worden, bieden de basis voor kwaliteits- en verbetercycli. In dit handboek is beschreven welke data door de aangesloten ziekenhuizen aan Meetbaar Beter aangeleverd kunnen worden en op welke wijze dit behoort te gebeuren. Voor patiënten met de onderstaande medische condities kunnen in 2016 data aan Meetbaar Beter aangeleverd worden: Coronairlijden (CABG, PCI en conservatieve behandeling) Aortakleplijden (AVR, TAVI en conservatieve behandeling) Gecombineerd aortakleplijden en coronairlijden (AVR+CABG) Atriumfibrilleren (katheter PVI en minimaal-invasieve chirurgische PVI) Mitraliskleplijden (chirurgische behandeling mitraliskleplijden) Afspraken en verantwoordelijkheden Voor het verkrijgen van betrouwbare inzichten in de resultaten van de hartzorg is een hoogwaardige kwaliteit van het datamanagement van essentieel belang. Binnen Meetbaar Beter zijn daarom duidelijke werkafspraken gemaakt over de verantwoordelijkheid voor de kwaliteit van de gegevens, de minimale vereisten voor publicatie van gegevens en het eigenaarschap van de gegevens. Daarnaast heeft Meetbaar Beter een kwaliteitssysteem vormgegeven, waarin op een systematische manier het datamanagement proces van Meetbaar Beter wordt beschreven. Door te werken volgens het kwaliteitssysteem, dat datacontroles bevat en procedures voor de verwerking van de gegevens, is de kwaliteit van het datamanagement geborgd en toetsbaar. Een beschrijving van dit kwaliteitssysteem wordt gepubliceerd op www.meetbaarbeter.com. Bij alle data uitwisseling wordt voldaan aan de vigerende wet- en regelgeving. De deelnemende centra blijven te allen tijde eigenaar van de aangeleverde gegevens. Er zijn concrete afspraken gemaakt over de analyses voor de Meetbaar Beter rapportages die opgeleverd worden vanuit Meetbaar Beter. Zonder expliciete toestemming van de deelnemende centra kan en mag er naast deze analyses geen bewerking van de gegevens plaatsvinden door Meetbaar Beter. De verantwoordelijkheid voor de kwaliteit, volledigheid en juistheid van de gegevens ligt bij de deelnemende centra. Leeswijzer De beperkte sets van uitkomstindicatoren en initiële condities zijn door de outcomes teams van Meetbaar Beter geselecteerd. In hoofdstuk 2 staan alle definities die generiek binnen Meetbaar Beter gehanteerd worden. In hoofdstuk 3 t/m 7 worden per medische conditie alle items van de registratie in detail beschreven met de definities en coderingen zoals die gehanteerd moeten worden. Deze hoofdstukken zijn zo opgebouwd dat eerst de inclusiecriteria van de medische conditie wordt weergegeven, gevolgd door een definitie van de medische behandeling, vervolgens de uitkomstindicatoren en de initiële condities en tot slot een codeboek. In hoofdstuk 8 wordt een overzicht gegeven van alle wijzigingen die doorgevoerd zijn in deze nieuwste versie van het handboek ten opzichte van de eerdere versie uit 2015. Tenslotte wordt in de bijlage een overzicht
5
1. Inleiding gegeven van de outcomes teams, de medisch experts en het programmateam die hebben meegewerkt aan de totstandkoming en verbetering van de indicatorensets. Een totaaloverzicht van de indicatorensets waarin alle uitkomstindicatoren en initiële condities zijn opgenomen, uitgesplitst naar de medische condities en behandelingen, is te vinden op de website www.meetbaarbeter.com. Hieronder worden de belangrijkste opeenvolgende stappen die tijdens de dataverzameling aan bod komen uitgebreid beschreven. 1. Verzamelen van de ruwe data Toestemmingsverklaring patiënt o Door van alle patiënten prospectief expliciete toestemming te vragen (schriftelijk dan wel digitaal) voor het opvragen en gebruiken van de gegevens wordt aan alle relevante wet- en regelgeving voldaan. Deze toestemming heeft betrekking op de gegevens die opgevraagd kunnen worden bij de huisarts, behandeld medisch specialist en de zorgverzekeraar. Een voorbeeld van een toestemmingsverklaring kan opgevraagd worden via
[email protected]. o Alle patiënten die prospectief om toestemming is gevraagd voor het aanleveren van hun data aan Meetbaar Beter, maar daarvoor geen toestemming geven, geldt dat ze volledig geëxcludeerd worden uit het cohort. Meetbaar Beter wil wel graag op de hoogte gesteld worden van het aantal patiënten dat geen toestemming heeft gegeven. Indien de patiënt expliciet geen toestemming geeft voor het aanleveren van alleen de follow-up gegevens aan Meetbaar Beter, geldt dat de overige gegevens wel aangeleverd kunnen worden. Definities: Binnen Meetbaar Beter worden de data verzameld volgens de vastgestelde definities. Deze definities zijn beschreven in hoofdstuk 2 van het Handboek Dataverzameling 2016. Let op: De wijzigingen die zijn doorgevoerd ten opzichte van het Handboek Dataverzameling versie 2015.3 staan in hoofdstuk 8. Het is belangrijk dat alle personen die betrokken zijn bij de dataverzameling op de hoogte worden gesteld van deze wijzigingen. Houd rekening met mogelijke aandachtspunten die tijdens de audit van vorig jaar aan het licht zijn gekomen.
Patiëntnummer o Vanwege veiligheid en uit privacy overwegingen geldt dat de ziekenhuizen de patiënten voorzien van een unieke code, die niet overeenkomt met de gehanteerde code in het ziekenhuis zelf of het BSN nummer. o Voor de unieke code per patiënt geldt dat deze code voor alle medische behandelingen gebruikt wordt. Dit in verband met de consolidatie (samenvoegen van medische behandelingen van één medische conditie) waarbij Meetbaar Beter dubbele patiënten eruit kan filteren. Inclusie medische behandeling o Voor alle medische behandelingen, op de conservatieve behandeling na, geldt dat een patiënt geïncludeerd wordt zodra er een huidincisie wordt aangebracht dan wel een instrument is ingebracht met de intentie om de medische behandeling uit te voeren. Verschuivende cohorten o Binnen Meetbaar Beter wordt gewerkt met verschuivende cohorten van 5 jaar. Dit betekent dat voor CABG in 2015 werd gerapporteerd over de jaren 2010-2014 en in 2016 wordt gerapporteerd over de jaren 2011-2015.
6
1. Inleiding o De ziekenhuizen leveren elk jaar het gehele cohort aan, dus ook de patiënten die al eerder aan Meetbaar Beter zijn aangeleverd. NB. Eerder aangeleverde datasets worden dus niet meer door Meetbaar Beter gebruikt in een nieuwe rapportage. Let op - voorbeeld: Rapportagejaar 2015 – inclusieperiode 2010-2014: CABG uitgevoerd in 2010 en CABG reïnterventie in 2011, dan deze reïnterventie als uitkomstindicator rapporteren van de primaire CABG in 2010. Rapportagejaar 2016 – inclusieperiode 2011-2015: de CABG reïnterventie in 2011 van de CABG uitgevoerd in 2010, is nu in dit rapportagejaar de primaire CABG.
Compleetheid jaren o Voor alle jaren waarvoor patiënten aangeleverd worden voor een bepaalde medische behandeling, geldt dat alle uitkomstindicatoren en initiële condities ≥ 90% bekend moeten zijn voor die betreffende aangeleverde jaren. Er mogen dus wel minder jaren aangeleverd worden voor de betreffende medische behandeling, maar voor die jaren moeten de uitkomstindicatoren en initiële condities dan wel compleet zijn. NB: Dit geldt niet voor uitkomstindicatoren waar een actieve follow-up voor noodzakelijk is (zoals aangegeven in het codeboek) of variabelen waarvoor een nieuwe definitie vanaf een recente datum is ingevoerd. o Een ziekenhuis dat recent is aangesloten bij Meetbaar Beter kan ervoor kiezen om voor beperkte jaren een complete dataset aan te leveren. Dubbele patiënten o Voor alle medische behandelingen, op PCI na, geldt dat patiënten niet dubbel in het cohort kunnen voorkomen. Dit betekent dat als een patiënt twee of meer dezelfde medische behandelingen heeft ondergaan gedurende de inclusieperiode, enkel de eerste behandeling in de betreffende inclusieperiode geïncludeerd wordt. Variabelen “ziekenhuis”, “ziekenhuis verwezen” en “ziekenhuis hartteam” o Gezien binnen Meetbaar Beter het hartteam centraal staat bij het consolideren van een medische conditie, wordt door elk ziekenhuis geregistreerd in welk ziekenhuis de interventie c.q. de behandeling heeft plaatsgevonden (variabele ziekenhuis), welk ziekenhuis de patiënt heeft verwezen (variabele ziekenhuis_verwezen) en met welk hartcentrum de hartteambespreking heeft plaatsgevonden (variabele ziekenhuis_hartteam). Indien een hartteambespreking binnen een hartcentrum, dus zonder deelname van een interventiecentrum zonder cardiochirurgie (IZC), heeft plaatsgevonden, dan is het ziekenhuis waar de interventie heeft plaatsgevonden hetzelfde als het ziekenhuis waar de hartteambespreking heeft plaatsgevonden. Bijvoorbeeld: 1) een patiënt ondergaat een PCI in een IZC: deze patiënt wordt door het betreffende IZC aangeleverd bij Meetbaar Beter. Bij de variabele ziekenhuis wordt het IZC geregistreerd en bij de variabele ziekenhuis_hartteam wordt het hartcentrum geregistreerd waarmee de patiënt in het hartteam is besproken; 2) een patiënt ondergaat een PCI in een hartcentrum en is binnen dat hartcentrum besproken: deze patiënt wordt door het betreffende hartcentrum aangeleverd bij Meetbaar Beter. Bij zowel de variabele ziekenhuis als de variabele ziekenhuis_hartteam wordt het betreffende hartcentrum geregistreerd, en 3) een patiënt die een PCI ondergaat in een hartcentrum, nadat de patiënt is verwezen vanuit een IZC en is besproken in het gezamenlijke hartteam van het hartcentrum en het IZC: Bij zowel de variabele ziekenhuis als de variabele ziekenhuis_hartteam wordt het betreffende hartcentrum geregistreerd en bij de variabele ziekenhuis_verwezen wordt het betreffende IZC geregistreerd.
7
1. Inleiding
Definitie “verwezen” o Onder een verwezen patiënt wordt verstaan een patiënt waarbij het verzoek om de patiënt te behandelen afkomstig is van een ander ziekenhuis dan waar de behandeling uiteindelijk wordt uitgevoerd. Definitie “hartteambespreking” o Onder een hartteambespreking wordt verstaan een bespreking waar op zijn minst een interventiecardioloog en een cardiochirurg bij aanwezig zijn. Uit deze bespreking volgt o.a. een behandelplan. Deze informatie dient opgezocht te worden in de patiëntendossiers. Hierbij mag er niet vanuit worden gegaan dat alle niet-acute patiënten besproken worden tijdens een hartteambespreking. Eénjaars-uitkomstindicatoren o Voor de uitkomstindicatoren die een follow-upduur hebben van 1 jaar, bijvoorbeeld herhaalde PVI binnen 1 jaar, geldt dat er sprake is van een andere inclusieperiode. De gegevens van het laatste jaar van de inclusieperiode hoeven namelijk niet aangeleverd te worden, vanwege het niet volledig zijn van de éénjaars follow-up van deze patiënten. Reïnterventie-variabelen met een datum o Voor een aantal reïnterventie-uitkomstindicatoren (zoals klepreïnterventie bij AVR en coronaire reïnterventie bij CABG) is het noodzakelijk om één van de volgende datumvelden in te voeren: datum reïnterventie: indien er een reïnterventie heeft plaatsgevonden, dan geldt dat de datum van de reïnterventie ingevuld wordt datum follow-up: indien er geen reïnterventie heeft plaatsgevonden, dan geldt dat de datum ingevuld wordt waarop met zekerheid vastgesteld kan worden dat de reïnterventie niet heeft plaatsgevonden (= datum uitvraag follow-upgegevens) Uitvoeren van follow-up voor uitkomstindicatoren: o Er is een notitie beschikbaar waarin staat beschreven hoe de kwaliteit van leven data en data betreffende follow-up uitkomstindicatoren verzameld kunnen worden (verkrijgbaar via
[email protected]). o Voor de uitkomstindicatoren waarbij een actieve follow-up noodzakelijk is (aangeduid in het codeboek), geldt de vereiste dat de totale populatie aantoonbaar opgevolgd moet worden. Hierbij kan een ziekenhuis er niet vanuit gaan dat een patiënt altijd terugkomt naar het behandelcentrum indien er een complicatie of reïnterventie optreedt. o Het retrospectief verzamelen van de follow-updata kan op verschillende manieren gedaan worden: dossieronderzoek in de verwijzende centra, versturen van brieven naar de patiënten, en/of opbellen van verwijzers of patiënten. Hierbij kan gebruik gemaakt worden van de vragenlijst die door Meetbaar Beter is opgesteld (verkrijgbaar via
[email protected]). o De follow-up start op het moment van de interventie, c.q. bij de start van de conservatieve behandeling (datum hartteambespreking). o Gedurende de gehele follow-up blijft de patiënt in eenzelfde cohort, tenzij er een specifieke uitzondering geldt zoals bij de specifieke interventie/behandeling staat beschreven. Ondergaat een patiënt een andere interventie/behandeling die buiten het huidige cohort valt, dan start ook voor die interventie/behandeling de follow-up in het andere cohort. De follow-up gaat dan door in beide cohorten (tenzij er een specifieke uitzondering geldt, zoals bij de specifieke interventie/behandeling staat beschreven). TIP Voer eerst GBA-check uit voorafgaande aan het retrospectief verzamelen van follow-up data. Zo kan voorkomen worden dat overleden patiënten een brief ontvangen of opgebeld worden.
8
1. Inleiding
Patiënten die zijn overleden voor bereiken volledige follow-up o Indien een patiënt is overleden vóór de volledige follow-upduur van een uitkomstindicator is bereikt (b.v. de patiënt overlijdt na 10 dagen en de follow-up van de betreffende uitkomstindicator is 30 dagen), dan wordt voor de betreffende uitkomstindicator geregistreerd of de uitkomst tot aan het moment van overlijden wel of niet is opgetreden. Vitaliteitsgegevens / GBA-check o Voor alle medische behandelingen geldt dat er een verificatie bij de Gemeentelijke Basisadministratie (GBA) gedaan moet worden met op of na 30-04-2016. o De onderstaande opties zijn mogelijk bij het invullen van de vitaliteitsgegevens: Patiënt levend op 30-04-2016: vitaliteit = levend (0), vitaliteitsdatum = 30-04-2016 Patiënt overleden op 01-01-2016: vitaliteit = overleden (1), vitaliteitsdatum = 01-01-2016 Patiënt levend op 01-01-2016 (laatste poli-bezoek, geen GBA gegevens bekend op 3004-2016): vitaliteit = lost to follow-up (2), vitaliteitsdatum = 01-01-2016 Patiënt overleden op 05-05-2016 (na einddatum 30-04-2016): vitaliteit = levend (0), vitaliteitsdatum = 30-04-2016 Verzamelen Kwaliteit van Leven o Er wordt vanuit gegaan dat de kwaliteit van leven gemeten wordt middels de SF36vragenlijst (versie 2). Een ziekenhuis kan hier eventueel van afwijken en de SF12vragenlijst (versie 2) gebruiken. Meetbaar Beter wil wel graag op de hoogte gesteld worden als van het gebruik van de SF36-vragenlijst wordt afgeweken en de reden hiervoor. o Uitzondering: Voor de medische conditie atriumfibrilleren geldt dat de ziektespecifieke vragenlijst AFEQT gebruikt wordt voor het meten van kwaliteit van leven. o Slechts patiënten waarbij zowel een voor- als nameting beschikbaar is worden geïncludeerd in de kwaliteit van leven analyses (indien enkel een voormeting dan wel nameting beschikbaar is, dan worden deze gegevens wel aangeleverd). o De resultaten van kwaliteit van leven worden door Meetbaar Beter gerapporteerd voor 8 gezondheidsdomeinen: fysiek functioneren, rolfunctioneren fysiek, lichamelijke pijn, ervaren gezondheid, sociaal functioneren, rolfunctioneren emotioneel, geestelijke gezondheid en vitaliteit. Daarnaast worden door Meetbaar Beter de resultaten op hoofddomein-niveau (d.w.z. ‘fysieke gezondheid’ en ‘psychische gezondheid’) gerapporteerd. o Voor elke patiënt moet minimaal 50% van de vragen per domein ingevuld zijn. o Vanwege de vereiste nameting na één jaar worden alle patiënten die een behandeling hebben ondergaan t/m 31-12-2014 geselecteerd. o Bij CABG, PCI, AVR en TAVI patiënten geldt dat het niet noodzakelijk is om kwaliteit van leven voor spoedpatiënten aan te leveren. Deze groep wordt bij het berekenen van het responspercentage geëxcludeerd. o De gegevens worden door de verschillende centra op verschillende manieren verzameld: papier of internet (in het ziekenhuis of thuis ingevuld).
9
1. Inleiding Berekening Kwaliteit van Leven | SF36 (versie 2) Hercodering De scores op de kwaliteit van leven vragen worden zodanig getransformeerd dat een hogere score duidt op een betere gezondheidstoestand. Daartoe worden de volgende ruwe schaalscores gehercodeerd: Hercodering van de volgende vragen 1 | 2 | 6 | 8 | 9a | 9d | 9e | 9h | 11b | 11d 7
Hercodering (1=5) (2=4) (3=3) (4=2) (5=1) (1=6) (2=5) (3=4) (4=3) (5=2) (6=1)
Gezondheidsdimensies Vervolgens worden de scores op de vragen voor alle patiënten, die minimaal de helft van de vragen die horen bij de desbetreffende schaal hebben beantwoord, gesommeerd tot schaalscores en getransformeerd naar een honderdpuntsschaal: Sommering 8 gezondheidsdimensies Fysiek functioneren Rolfunctioneren fysiek Lichamelijke pijn Ervaren gezondheid Sociaal functioneren Rolfunctioneren emotioneel Geestelijke gezondheid Vitaliteit Gezondheidsverandering* *wordt niet gebruikt binnen MB
Rekenkundige som van de vragen: 3a + 3b + 3c + 3d + 3e + 3f + 3g + 3h + 3i + 3j 4a + 4b + 4c + 4d 7+8 1 + 11a + 11b + 11c + 11d 6 + 10 5a + 5b + 5c 9b + 9c + 9d + 9f + 9h 9a + 9e + 9g + 9i 2
Om de scores op de twee hoofddomeinen te bepalen wordt het gemiddelde berekend van de scores op de volgende subschalen: Sommering 2 hoofddomeinen Fysieke gezondheid
Psychische gezondheid
Rekenkundige som van de items: fysiek functioneren + rolfunctioneren fysiek + lichamelijke pijn + ervaren gezondheid sociaal functioneren + rolfunctioneren emotioneel + geestelijke gezondheid + vitaliteit
10
1. Inleiding Berekening Kwaliteit van Leven | SF12 (versie 2) Hercodering De scores op de kwaliteit van leven vragen worden zodanig getransformeerd dat een hogere score duidt op een betere gezondheidstoestand. Daartoe worden de volgende ruwe schaalscores gehercodeerd: Hercodering van de volgende vragen 1 | 5 |6a | 6b
Hercodering (1=5) (2=4) (3=3) (4=2) (5=1)
Gezondheidsdimensies Vervolgens worden de scores op de vragen voor alle patiënten, die minimaal de helft van de vragen die horen bij de desbetreffende schaal hebben beantwoord, gesommeerd tot schaalscores en getransformeerd naar een honderdpuntsschaal: Sommering 8 gezondheidsdimensies Fysiek functioneren Rolfunctioneren fysiek Lichamelijke pijn Ervaren gezondheid Sociaal functioneren Rolfunctioneren emotioneel Geestelijke gezondheid Vitaliteit *wordt niet gebruikt binnen MB
Rekenkundige som van de vragen: 2a +2b 3a + 3b 5 1 7 4a + 4b 6a + 6c 6b
Om de scores op de twee hoofddomeinen te bepalen wordt het gemiddelde berekend van de scores op de volgende subschalen: Sommering 2 hoofddomeinen Fysieke gezondheid
Psychische gezondheid
Rekenkundige som van de items: fysiek functioneren + rolfunctioneren fysiek + lichamelijke pijn + ervaren gezondheid sociaal functioneren + rolfunctioneren emotioneel + geestelijke gezondheid + vitaliteit
11
1. Inleiding 2. Data invoeren in Meetbaar Beter Excel databestand Automatische controles: invoerfouten kunnen tot een minimum beperkt worden doordat geautomatiseerde controles (overeenkomstig het controleprotocol) zijn ingebouwd in het Meetbaar Beter Excelbestand dat gebruikt wordt bij de data-aanlevering. Het advies is om enkele weken voor de deadline van de data-aanlevering deze controles uit te voeren, zodat er nog tijd is voor het mogelijk corrigeren van de data. TIPS
Inventariseer of er in de nieuw aan te leveren dataset opvallende verschillen zijn bij de uitkomstindicatoren en initiële condities ten opzichte van de dataset die vorig jaar is aangeleverd. Inventariseer of er in de nieuw aan te leveren dataset opvallende trends zijn over de jaren heen, die mogelijk kunnen duiden op onwaarschijnlijkheid. Koppel de databestanden van de afzonderlijke medische behandelingen om te controleren of patiënten die in meerdere cohorten zijn geïncludeerd identieke initiële condities hebben (indien mogelijk). Bijvoorbeeld: een patiënt met diabetes mellitus is in zowel het PCI als CABG cohort geïncludeerd, dan geldt dat deze patiënt bij beide registraties de waarde diabetes mellitus = ja moet hebben (tenzij diagnose diabetes is veranderd tussen de twee behandelingen in).
3. Akkoord medisch specialist voor versturen data Het verdient aanbeveling om de kwaliteit van de data voorafgaande aan de data-aanlevering te laten beoordelen door een medisch specialist of een team van medisch specialisten (bijvoorbeeld tijdens een wekelijks overleg). Het ondertekend controleprotocol is voorzien van een handtekening van zowel de datamanager als 1 verantwoordelijk medisch specialist. TIP Controleer de kwaliteit van de data niet alleen op basis van de gemiddelde percentages, maar check ook de ingevoerde data middels een steekproef. De omvang van de steekproef is onder andere afhankelijk van de grootte van het cohort, je kan hiervoor een power berekening uitvoeren. Voor hulp hierbij kan je contact opnemen met
[email protected]. 4. Data-aanlevering Per medische behandeling bestaat de data-aanlevering uit de onderstaande documenten, die beveiligd verstuurd worden naar
[email protected]. o Het Meetbaar Beter Excel databestand: elke medische behandeling heeft een uniek Excel databestand. Dit Excel databestand wordt gebruikt voor de data-aanlevering. Alle velden met automatische controles van de data behoren op groen te staan (correcte invoer). Slechts databestanden met enkel groene velden worden in behandeling genomen. Het ziekenhuis heeft na een foutieve data-aanlevering éénmalig de mogelijkheid aangepaste data aan te leveren. Indien het databestand dan nog rode velden bevat, wordt de betreffende uitkomstindicator en/of initiële conditie niet meegenomen in de rapportage. Na het controleren van de concept figuren krijgt het ziekenhuis nogmaals éénmalig de mogelijkheid aangepaste data aan te leveren. Bij het aanleveren van aangepaste data geldt dat het ziekenhuis expliciet benoemt welke aanpassingen zijn doorgevoerd en de redenen voor deze aanpassingen.
12
1. Inleiding o Ondertekend controleprotocol: het controleprotocol moet volledig doorlopen worden voordat de data wordt aangeleverd aan Meetbaar Beter. Vervolgens dient zowel een datamanager als een medisch specialist het controleprotocol te tekenen, waarbij wordt verklaard dat de verantwoordelijkheid is genomen voor de juiste selectie en aanlevering van de data van alle patiënten aan Meetbaar Beter, conform de door Meetbaar Beter bepaalde inclusiecriteria en definities. Slechts datasets voorzien van een getekend controleprotocol kunnen door Meetbaar Beter in behandeling worden genomen. Het protocol voor het beveiligd versturen van bestanden is op te vragen via
[email protected]. Voor de data-aanlevering gelden de onderstaande deadlines. Voor de data-aanlevering geldt dat Meetbaar Beter ervan uit gaat dat de data door de bij Meetbaar Beter bekende datamanager wordt aangeleverd. Indien de data door een ander persoon wordt aangeleverd, dan wordt Meetbaar Beter hier graag van op de hoogte gesteld. Planning data-aanlevering 2016 (analyses uitgevoerd door business analyst): 1 juli: atriumfibrilleren (Tim van Kemenade) 1 aug: aortakleplijden (Daniela Veldman) AVR + CABG (Daniela Veldman) mitraliskleplijden (Marloes Marteijn) 1 sept: coronairlijden (Marloes Marteijn) Eindverantwoordelijk: manager Datamanagement (Saskia Houterman) 5. Consolidatie Voor de medische condities coronairlijden, aortakleplijden en atriumfibrilleren worden de afzonderlijke medische behandelingen door Meetbaar Beter samengevoegd tot een geconsolideerde dataset. Voor de consolidatie gelden de onderstaande criteria: o Enkel centra die data voor alle afzonderlijke medische behandelingen hebben aangeleverd worden geïncludeerd in het geconsolideerde cohort van de betreffende medische conditie (bijvoorbeeld: voor de consolidatie van coronairlijden moet data aangeleverd zijn voor PCI, CABG en de conservatieve behandeling). o Voor een ziekenhuis worden enkel de jaren geïncludeerd waarvoor van alle afzonderlijke medische behandelingen data zijn aangeleverd en waarin een ziekenhuis een heel jaar volledig operationeel was. 6. Standaard afspraken ontbrekende data Voor alle uitkomstindicatoren en initiële condities (excl. kwaliteit van leven) geldt de norm dat maximaal 10% van de gegevens mogen ontbreken van het gehele aangeleverde cohort. Bij de regressie-analyses worden ziekenhuizen geïncludeerd die maximaal 1 van de initiële condities die meegenomen worden in de regressie-analyse, meer dan 10% ontbrekende data hebben van het gehele aangeleverde cohort. TIP Inventariseer in het Meetbaar Beter boek van vorig jaar per medische behandeling welke initiële condities zijn geïncludeerd bij de regressie-analyses. Streef ernaar om voor alle aangeleverde patiënten van de betreffende medische behandeling deze initiële condities compleet aan te leveren (≥ 90% bekende gegevens van het gehele aangeleverde cohort).
13
1. Inleiding Let op: Initiële condities die bij 25% of meer van de centra niet voldoende aanwezig zijn, worden niet meegenomen in de regressie-analyse. 7. Meetbaar Beter boek In de jaarlijkse rapportage worden de resultaten op 3 niveaus weergegeven: o Ongecorrigeerde percentages: hiermee wordt inzichtelijk hoe vaak een bepaalde uitkomst zich voordoet in de verschillende centra. Voor het berekenen van de ongecorrigeerde percentages worden de werkelijke percentages genomen (exclusief onbekend). o Gesegmenteerde figuren: hiermee wordt de invloed van een initiële conditie op een uitkomstindicator inzichtelijk gemaakt. Patiënten met een ontbrekende waarde op de uitkomstindicator dan wel initiële conditie worden uitgesloten. Indien geen enkel ziekenhuis meer dan 3 events heeft voor een bepaalde uitkomstindicator dan bestaat de weergave enkel uit niet-gesegmenteerde ongecorrigeerde uitkomsten. o Funnelplots: in een funnelplot wordt weergegeven hoe de resultaten van zorg zich verhouden tot de te verwachten resultaten van zorg op basis van de zorgzwaarte van de populatie. De te verwachten resultaten worden berekend met behulp van een regressie-analyse, waarin wordt gecorrigeerd voor de gemeten initiële condities. NB. Er wordt niet gecorrigeerd voor samengestelde initiële condities. Dit betreft de volgende initiële condities: Euroscore I, Euroscore II en CHA2DS2-VASc score. 8. Onderhoudscyclus Elk jaar vindt er voor alle medische behandelingen een onderhoudscyclus plaats. De onderhoudscyclus heeft als doel om de indicatorenset en/of definities verder aan te scherpen. Zodra de dataverzameling is afgerond, krijgen alle betrokken personen (artsen, datamanagers en intern projectleiders) de gelegenheid om input aan te leveren. Tijdens de dataverzameling bieden we ook de mogelijkheid om input te leveren. Deze input kan verstuurd worden naar
[email protected].
14
2. Definities 2. Definities Het is belangrijk dat alle aangesloten ziekenhuizen een uniforme definitie hanteren voor alle geselecteerde uitkomstindicatoren en initiële condities. Daarbij sluiten we zoveel mogelijk aan bij de definities die gehanteerd worden in (inter)nationale vooraanstaande bronnen. Hierbij is de volgende prioritering aangehouden: I. Nationale bronnen (richtlijnen, beroepsverenigingen (NVVC, NVT)) II. Europese bronnen (European Society for Cardiology (www.escardio.org)) III. Internationale bronnen (Amerikaanse verenigingen en/of registraties) In dit hoofdstuk worden alle algemene definities (in alfabetische volgorde) gepresenteerd die binnen Meetbaar Beter bij de verschillende medische condities gehanteerd worden.
Anti-aritmica (AAD) Anti-aritmica (in het Engels anti-arrhythmic drugs – AAD) zijn geneesmiddelen welke antiaritmische eigenschappen hebben en daarom gebruikt worden in de behandeling van ritmestoornissen, zoals atriumfibrilleren. AAD’s worden onderverdeeld in 4 verschillende klassen naar Vaughan Williams, gebaseerd op hun werkingsmechanisme.
Klasse I: membraanstabiliserende middelen (quinidine, procainamide, disopyramide en flecainide) Klasse II: bèta-receptor blokkerende sympathicomimetica (beta-blokkers) † Klasse III: actiepotentiaalverlengende middelen (amiodaron, ibutilide, sotalol) Klasse IV: calciuminstroom remmende medicatie (calcium-blokkers diltiazem en verapamil) †
† = Belangrijk: bèta-blokkers uit klasse II en anti-aritmica uit klasse IV volgens Vaughan Williams worden bij de behandeling van atriumfibrilleren niet beschouwd als een antiaritmicum. Gebruik van bèta-blokkers na zowel een katheter PVI als minimaal-invasieve chirurgische PVI wordt daarom niet beschouwd als gebruik van een AAD (bèta-blokkers zijn klasse II AAD volgens de Vaughan Williams-classificatie, maar worden binnen de elektrofysiologie niet als zodanig beschouwd). Bronvermelding: • Vaughan Williams EM. Classification of antidysrhythmic drugs. Pharmacol Ther B 1975; 1: 115138. • Farmacotherapeutisch kompas (www.fk.cvz.nl)
Atriumfibrilleren (AF) Betreft een ritmestoornis welke gekenmerkt wordt door: 1. Irregulair RR-interval (zonder de aanwezigheid van een repetitief patroon), en 2. Afwezigheid van P-golven op het oppervlakte ECG, en 3. Variabele atriale cycluslengte (indien zichtbaar) en wordt op grond van de tijdsduur ingedeeld in volgende types: Paroxysmaal atriumfibrilleren: het voorkomen van meer dan twee episoden van atriumfibrillatie welke spontaan beëindigen binnen 7 dagen (≤ 7 dagen). Episoden van atriumfibrillatie die minder dan 48 uur (< 48 uur) duren en beëindigd worden door elektrische of farmacologische cardioversie worden ook als paroxysmaal atriumfibrilleren geclassificeerd.
15
2. Definities Persisterend atriumfibrilleren: continue atriumfibrillatie welke langer duurt dan 7 dagen. Episoden van atriumfibrillatie welke na 48 uur (> 48 uur), maar binnen 7 dagen (≤ 7 dagen) beëindigd worden door elektrische of farmacologische cardioversie worden ook als persisterend atriumfibrilleren geclassificeerd. Langdurig persisterend atriumfibrilleren: continue atriumfibrillatie welke langer duurt dan 12 maanden (> 12 maanden). Bronvermelding: • Camm AJ, Kirchhof P, Lip GY et al. Guidelines for the management of atrial fibrillation: the task force for the management of atrial fibrillation of the European Society of Cardiology. Eur Heart J 2010; 31: 2369-2429. PMID 20801924. • Calkins H, Kuck KH, Cappato R et al. 2012 HRS/EHRA/ECAS expert consensus statement on catheter and surgical ablation of atrial fibrillation: recommendations for patient selection, procedural techniques, patient management and follow-up, definitions, endpoints and research trial design. Heart Rhythm 2012; 9: 632-696. PMID 22386883.
Bloeding Bloedingen worden naar gelang hun ernst ingedeeld volgens de gestandaardiseerde Bleeding Academic Research Consortium (BARC) classificatie. De volgende categorieën worden onderscheiden: BARC type 1: bloeding waarvoor patiënt geen medische hulp zoekt en welke geen verdere actie, follow-up of behandeling behoeft. Voor Meetbaar Beter worden enkel bloedingen geregistreerd vanaf BARC type 2. BARC type 2: elke zichtbare bloeding die niet in categorie 3 tot en met 5 valt, maar wel voldoet aan tenminste één van volgende criteria: - vereist niet-chirurgische, medische behandeling door een zorgverlener, en/of - leidt tot ziekenhuisopname of extra behandeling, en/of - vereist medische nazorg of evaluatie. BARC type 3a: elke zichtbare bloeding gepaard gaande met 2 tot 3 mmol/l hemoglobine daling en/of bloedtransfusie. BARC type 3b: elke zichtbare bloeding gepaard gaande met ≥3 mmol/l hemoglobine daling en/of harttamponade en/of bloeding die chirurgische interventie vereist (uitgezonderd tanden, neus, huid en hemorroïden) en/of toediening van vasoactieve intraveneuze medicatie. BARC type 3c: intracraniële bloeding (uitgezonderd microbloeding of hemorragische transformatie) en/of intra-oculaire bloeding. BARC type 4: CABG-gerelateerde bloeding met ofwel peri-operatieve intracraniële bloeding binnen 48h en/of re-sternotomie voor hemostase en/of transfusie ≥5 eenheden volbloed of packed cells binnen 48h en/of thoraxdrainproductie ≥2l binnen 24h. BARC type 5a: waarschijnlijk fatale bloeding zonder bevestiging bij autopsie of beeldvorming. BARC type 5b: bewezen fatale bloeding door middel van autopsie of beeldvorming. Bronvermelding: • Mehran R, Rao SV, Bhatt DL et al. Standardized bleeding definitions for cardiovascular clinical trials: a consensus report from the Bleeding Academic Research Consortium. Circulation 2011; 123: 2736-2747. PMID 21670242.
16
2. Definities Body Mass Index (BMI) De Body Mass Index (BMI) is het quotiënt van het gewicht (in kg) en het kwadraat van de lengte (in meter). Afhankelijk van de waarde van de BMI is de door de WHO voorgestelde classificatie: BMI < 18,5 kg/m2 18,5 kg/m2 ≤ BMI < 25,0 kg/m2 25,0 kg/m2 ≤ BMI < 30,0 kg/m2 BMI ≥ 30 kg/m2
ondergewicht normaal gewicht overgewicht obesitas
Bronvermelding: • Obesity: preventing and managing the global epidemic. Report of a WHO consultation. World Health Organ Tech Rep Ser 2000; 894: 1-253. PMID 11234459.
Cardiale tamponade De aanwezigheid van >5 mm pericardvocht al dan niet met klinische (CVD-verhoging, pulsus paradoxus, hypotensie) en/of echocardiografische (wijde, niet collaberende vena cava inferior, diastolische collaps van rechter atrium en/of ventrikel, >25% respiratoire variatie in mitralisklep inflowpatroon, >50% variatie in tricuspidalisklep inflow patroon) tekenen van tamponade. Het betreft een cardiale tamponade als een interventie (drainage) noodzakelijk is. Bronvermelding: • Maisch B, Seferovic PM, Ristic AD et al. Guidelines on the diagnosis and management of pericardial disease executive summary. Eur Heart J 2004; 25: 587-610. PMID 15120056.
CHA2DS2-VASc score Stratificatiescore op een schaal van 0 tot en met 9, gebaseerd op leeftijd, geslacht en het voorkomen van hartfalen, hypertensie, diabetes, cerebrovasculaire aandoeningen en vaatlijden. De score geeft een inschatting van het risico op trombo-embolische complicaties bij atriumfibrilleren.
C H A2 D S2 V A Sc
Risicofactor Congestief hartfalen/linker kamer dysfunctie Hypertensie Leeftijd ≥75 jaar Diabetes mellitus CVA/TIA/trombo-embolie Vaatlijden Leeftijd 65-74 jaar Vrouwelijk geslacht
Score 1 1 2 1 2 1 1 1
Bij het tot stand komen van deze stratificatiescore werd uitgegaan van de volgende definities: Hartfalen: aanwezigheid van tekenen of symptomen van ofwel rechter- (verhoogde centraal veneuze druk, hepatomegalie, oedeem) ofwel linker- (inspanningsafhankelijke kortademigheid, hoesten, vermoeidheid, orthopnoe, paroxysmale nachtelijke dyspnoe (als orthopnoe dan ook dyspnoe), cardiomegalie, crepitaties, gallop ritme, pulmonale veneuze congestie) hartfalen of
17
2. Definities beiden. Deze tekenen of symptomen zijn bevestigd door middel van (non)invasieve methoden welke objectief aantonen dat er cardiale dysfunctie is. Hypertensie: zie definitie hypertensie. Diabetes mellitus: zie definitie diabetes mellitus. CVA/TIA/trombo-embolie: zie definitie CVA, TIA en trombo-embolie Vaatlijden: Eerdere myocardinfarct, angina pectoris, PCI of CABG. De aanwezigheid van één of meer van volgende aandoeningen: intermitterende claudicatio, voorgeschiedenis van chirurgische of percutane interventie van abdominale aorta of onderste ledematen, abdominale of thoracale vaatheelkundige chirurgie, arteriële of veneuze trombose. Bronvermelding: • Lip GY, Nieuwlaat R, Pisters R et al. Refining clinical risk stratification for prediction stroke and thromboembolism in atrial fibrillation using a novel risk factor-based approach: the EuroHeart Survey on atrial fibrillation. Chest 2010; 137: 263-272. PMID 19762550. • Camm AJ, Kirchhof P, Lip GY et al. Guidelines for the management of atrial fibrillation: the task force for the management of atrial fibrillation of the European Society of Cardiology. Eur Heart J 2010; 31: 2369-2429. PMID 20801924.
Cerebro Vasculair Accident (CVA) Door een neuroloog vastgestelde permanente, neurologische dysfunctie als gevolg van focale ischemie van hersenen, ruggenmerg of retina, veroorzaakt door een acuut infarct van het neurologische weefsel ten gevolge van trombose, embolie, systemische hypoperfusie of bloeding. Bronvermelding: • Sacco RL, Kasner SE, Broderick JP et al. An updated definition of stroke for the 21st century: a statement for healthcare professionals from the American Heart Association/American Stroke Association. Stroke 2013; 44: 2064-2089. PMID 23652265.
Chronische Totale Occlusie (CTO) Atherosclerotische occlusie van een kransslagader die tenminste 3 maanden bestaat en waarbij een TIMI flow 0 of 1 bestaat. Bronvermelding: • Sianos G, Werner GS, Galassi AR et al. Recanalisation of Chronic Total coronary Occlusion: 2012 consensus document from the EuroCTO club. EuroIntervention 2012; 8: 139-45.
Diabetes mellitus Met medicatie behandelde diabetes mellitus. Er zijn twee typen diabetes mellitus, maar voor Meetbaar Beter wordt daarin geen onderscheid gemaakt. Diabetes mellitus type 1: terugkerende of persisterende hyperglycemie ten gevolge van een absoluut insulinetekort waarbij de behandeling bestaat uit insuline. Diabetes mellitus type 2: terugkerende of persisterende hyperglycemie ten gevolge van insulineresistentie waarbij de behandeling bestaat uit dieet, orale medicatie en/of insuline. NB: Zwangerschapsdiabetes ten tijde van de interventie uitsluiten.
18
2. Definities Diabetes mellitus gediagnosticeerd voorafgaande aan de interventie wordt gekarakteriseerd door chronische hyperglycaemie waarbij één van de onderstaande criteria wordt aangetoond: • Nuchter plasmaglucosespiegel ≥ 7,0 mmol/l (≥ 126 mg/dl) • Plasmaglucose ≥ 11,1 mmol/l (≥ 200 mg/dl) twee uur na inname van 75g orale glucose als in de glucosetolerantietest (plasmaglucose meting dient niet plaats te vinden ten tijde van of kort na een glucose infuus) • Symptomen van hyperglycaemie en terloops gemeten plasmaglucose ≥ 11,1 mmol/l (≥ 200 mg/dl) (plasmaglucose meting dient niet plaats te vinden ten tijde van of kort na een glucose infuus) • Geglycosyleerd hemoglobine (HbA1c) ≥ 6,5% Bronvermelding: • American Diabetes Association. Diagnosis and classification of diabetes mellitus. Diabetes Care 2013; 36 (Suppl 1): S67-S74. PMID 23264425. • Rydén L, Grant P, Anker SD et al. ESC guidelines on diabetes, pre-diabetes and cardiovascular diseases developed in collaboration with the EASD. Eur Heart J 2013; 34: 3035-3087. PMID 23996285.
Diepe sternumwondinfectie (DSWI) Diepe sternumwondproblemen mediastinitis die zich ontwikkelen na de interventie: omvat spier, sternum, mediastinum en is positief als er sprake is van één of meer van de onderstaande criteria: • Chirurgische drainage/refixatie • Positieve wondkweken • AB-therapie vanwege de sternumwond Bronvermelding: • BHN Handboek v. 4.0 (1 januari 2014)
Endocarditis Infectieuze ontsteking van het endocardium waarbij de diagnose gesteld wordt op basis van de gemodificeerde Duke criteria (zie tabel); deze criteria zijn gebaseerd op de aanwezigheid van micro-organismen in de bloedbaan en/of het voorkomen van een vegetatie, abces of dehiscentie van een klepprothese bij echocardiografie al dan niet in aanwezigheid van klinische kenmerken (predisponerende hartafwijking, koorts, vasculaire afwijkingen en/of immunologische fenomenen). Major Duke criteria Microbiologie Ten minste twee positieve bloedkweken van micro-organismen die typisch zijn voor infectieuze endocarditis, zoals: a. Streptococcen, met name Streptococcus viridans (S. sanguis, S. mutans, S.mitis); β-hemolytische Streptococcen (S. pyogenes, S. agalactiae) en nonhemolytische Streptococcen (S. bovis) b. Stafylococcen, met name Stafylococcus aureus en coagulase –negatieve stafylococcen (voornamelijk S. epidermidis) c. Enterococcen (Enterococcus faecium, E. faecalis) d. Microorganismen uit de HACEK group (Haemophilus spp, Actinobacillus actinomycetemcomitans, Cardiobacterium hominis, Eikenella corrodens, Kingella kingae), Coxiella burnetii, Gram negatieve micro-organismen en schimmels.
19
2. Definities
Micro-organismen overeenkomend met endocarditis verwekkers die herhaaldelijk geïsoleerd zijn uit de bloedkweken. Met herhaaldelijk wordt het hebben afgenomen van twee positieve bloedkweken bedoeld (minimaal twaalf uur na elkaar) of het hebben afgenomen van minimaal drie positieve bloedkweken of meerdere positieve bloedkweken (met een minimale tijdspanne van 1 uur). Een enkele positieve bloedkweek waaruit Coxiella burnetii wordt geïsoleerd of een fase I IgG antilichaam titer voor C. burnetii groter is dan 1:800
Echocardiografie Positieve echocoardiografische bevindingen, te weten a. Een (discrete) echorijke oscillerende intracardiale massa gelokaliseerd aan dezelfde zijde als de endocardiale laesie b. Een peri-annulair abces c. Nieuwe dehiscentie van een kunstklepprothese d. Een nieuwe klepinsufficiëntie/lekkage (toename van een reeds bestaande insufficiëntie/lekkage is niet voldoende om als criterium gebruikt te worden)
Minor Duke criteria Predispositie voor endocarditis, zoals bij bepaalde hartaandoeningen of intraveneus druggebruik Koorts >38,0°C Vasculaire verschijnselen (splinterbloedingen, conjunctivale bloedingen, Janeway laesies) Immunologische verschijnselen (glomerulonefritis, Osler’s noduli, Roth spots, reumafactor) Positieve bloedkweken van niet-typische micro-organismen De definitieve diagnose infectieuze endocarditis wordt gesteld bij de aanwezigheid van tenminste: 2 major criteria 1 major en 3 minor criteria 5 minor criteria voor de waarschijnlijke diagnose zijn tenminste noodzakelijk: 1 major en 1 minor criterium 3 minor criteria Bronvermelding: • Li JS, Sexton DJ, Mick N et al. Proposed modification to the Duke criteria for the diagnosis of infective endocarditis. Clin Infect Dis 2000; 30: 633-638. • Mylokanis E, Calderwood SB. Infective endocarditis in adults. N Engl J Med 2001; 345: 13181330. • Habib G, Hoen B, Tornos P et al. Guidelines on the prevention, diagnosis and treatment of infective endocarditis. Eur Heart J 2009; 30: 2369-2413. PMID 19713420.
20
2. Definities Ejectiefractie (= linkerventrikelejectiefractie) Ejectiefractie (EF) wordt in de fysiologie gedefinieerd als het quotiënt van slagvolume (einddiastolisch volume – eindsystolisch volume) gedeeld door het einddiastolisch volume. Er wordt geen onderscheid gemaakt tussen gebruikte methode om de ejectiefractie vast te stellen (linker kamer angiografie, SPECT, echocardiografie, MRI of CT). EF > 50% 30 t/m 50% < 30%
goed matig slecht
Bronvermelding: • Lang, R. M., Badano, L. P., Mor-Avi, V., Afilalo, J., Armstrong, A., et al. Recommendations for Cardiac Chamber Quantification by Echocardiography in Adults: An Update from the American Society of Echocardiography and the European Association of Cardiovascular Imaging. European Heart Journal of Cardiovascular Imaging 2015; 16: 233–271
EuroSCORE (logistisch) The European System for Cardiac Operative Risk Evaluation (EuroSCORE) biedt een risicostratificatie om de operatieve mortaliteit van cardiochirurgische procedures in te schatten. Afhankelijk van de gekozen EuroSCORE (I of II), hangt de score af van een aantal kenmerken, te weten leeftijd, geslacht, chronisch obstructief longlijden, extracardiale atherosclerose, neurologische dysfunctie, vroegere cardiale chirurgie, serum kreatinine, actieve endocarditis, kritieke pre-operatieve toestand, onstabiele angina pectoris, linkerkamerdysfunctie, recent myocardinfarct, pulmonale hypertensie, spoedingreep, aantal cardiale ingrepen, gelijktijdige aortachirurgie en postinfarct septumruptuur. Voor definities en/of berekening van de EuroSCORE I wordt verwezen naar de website http://www.euroscore.org/calcold.html en voor EuroSCORE II naar http://www.euroscore.org/calc.html. EuroSCORE I < 10 % 10 t/m 20% > 20%
laag middel hoog
EuroSCORE II <5% 5 t/m 10% > 10%
laag middel hoog
Hartteambespreking Onder een hartteambespreking wordt verstaan een bespreking waar op zijn minst een interventiecardioloog en een cardiochirurg bij aanwezig zijn. Uit deze bespreking volgt o.a. een behandelplan. Deze informatie dient opgezocht te worden in de patiëntendossiers. Hierbij mag er niet vanuit worden gegaan dat alle niet-acute patiënten besproken worden tijdens een hartteambespreking.
21
2. Definities Hypertensie • •
Systolische bloeddruk ≥140 mmHg en/of diastolische bloeddruk ≥ 90 mmHg gemeten gedurende 2 of meer opeenvolgende momenten, onder rustomstandigheden, en/of Actueel gebruik van antihypertensieve medicatie.
Bronvermelding: • Lip GY, Nieuwlaat R, Pisters R et al. Refining clinical risk stratification for prediction stroke and thromboembolism in atrial fibrillation using a novel risk factor-based approach: the EuroHeart Survey on atrial fibrillation. Chest 2010; 137: 263-272. PMID 19762550.
Linkeratriumvolume index Het linkeratriumvolume wordt gemeten aan het einde van de ventriculaire systole, op het moment dat het atrium het grootst in volume is. Het volume gemeten met behulp van Echo, CT of MRI en wordt berekend op basis van de “biplane area -length” methode. Deze methode is gebaseerd op het linkeratriumoppervlakte gemeten in apicale 4- en 2-kamer opnames en de kortste lengte van het atrium (in ofwel apicale 4- dan wel apicale 2-kamer opname). Het linkeratriumvolume bedraagt dan 8/3• π • ((A1• A2)/L). De linkeratriumvolume index wordt gemeten in ml/m2 (geïndexeerd naar het lichaamsoppervlakte). Het linkeratriumvolume mag niet langer geleden dan 12 maanden vóór de interventie zijn vastgesteld. Bronvermelding: • Lang RM, Bieriq M, Devereux RB et al. Recommendations for chamber quantification. Eur J Echocardiogr 2006; 7: 79-108. PMID 16458610.
Meervatslijden Coronaire atherosclerose met ofwel de aanwezigheid van een hoofdstamstenose ofwel de aanwezigheid van een stenose in tenminste twee kransslagaders; de stenose dient tot tenminste 50% diameterreductie te leiden of tot een drukverval (FFR) <80%.
Mitralisklepinsufficiëntie In geval van insufficiëntie van de mitralisklep functioneert het sluitmechanisme van de hartklep onvoldoende, waardoor er tijdens de contractiefase van de linkerhartkamer (systole) een gedeelte van het bloed terug lekt naar de linkerboezem. De mitralisklep is een complex apparaat, bestaande uit linkeratrium, annulus, klepbladen, chordae, papillairspieren en linkerventrikel myocardium. Indien er afwijkingen bestaan in één of meerdere van deze componenten, kan er een insufficiëntie optreden. De ernst van mitralisklepinsufficiëntie wordt bepaald volgens de echocardiografische criteria, zoals vermeld in het richtlijndocument van de European Society of Cardiology (zie bronvermelding). Omdat er verschillende nomenclatuur in den lande gebruikt wordt, onderscheiden we de volgende equivalenten: Ernst geen/mild mitralisklepinsufficiëntie matig mitralisklepinsufficiëntie ernstig mitralisklepinsufficiëntie Bronvermelding: • Vahanina A, Alfieri O, Andreotti et al. Guidelines on the management of valvular heart disease (version 2012). Eur Heart J 2012; 33: 2451-2496. PMID 22922415
22
2. Definities Myocardinfarct Stijging en/of daling van een of meerdere cardiale biomarkers (bij voorkeur troponine) met ten minste één waarde boven het 99e percentiel van de bovengrens waarbij tenminste één van de volgende symptomen aanwezig is: Symptomen passende bij ischemie (pijn op de borst; misselijkheid/braken/transpiratie; kortademigheid t.g.v. linkerkamerfalen; duizeligheid/lichthoofdigheid/syncope), en/of Nieuwe significante ST-segment of T-golf afwijkingen of bundeltakblok, en/of Ontwikkelen van pathologische Q-golven op het elektrocardiogram, en/of Met beeldvorming aangetoond nieuw verlies van viabel myocardweefsel of nieuwe wandbewegingsstoornissen, en/of Identificatie van intracoronaire trombus bij angiografie of autopsie. Speciale situaties (waaronder het periprocedurele infarct) zijn: Myocardinfarct binnen 48 uur na PCI (type 4 myocardinfarct): (voor diagnose van een myocardinfarct ná 48 uur is de algemene definitie van toepassing) De waarde van het troponine moet >5 keer de bovengrens van normaal (99e percentiel) zijn (indien de uitgangswaarde van het troponine normaal was) óf de waarde van het troponine moet >20% stijgen ten opzicht van de uitgangswaarde (indien de uitgangswaarde van het troponine verhoogd is) waarbij tevens één van volgende symptomen: a. Pijn op de borst gedurende ≥20 minuten b. ST-segment afwijkingen passende bij ischemie of nieuwe pathologische Q-golven c. Angiografisch bewijs voor verminderde flow in één der kransslagaders d. Met beeldvorming aangetoond nieuw verlies van viabel myocardweefsel of nieuwe wandbewegingsstoornissen Myocardinfarct binnen 48 uur na CABG (type 5 myocardinfarct): (voor diagnose van een myocardinfarct ná 48 uur is de algemene definitie van toepassing) De waarde van het troponine moet >10 keer de bovengrens van normaal (99e percentiel) zijn (indien de uitgangswaarde van het troponine normaal was) waarbij tevens één van volgende symptomen: a. Nieuwe pathologische Q-golven of linkerbundeltakblok b. Angiografisch bewijs voor nieuwe occlusie van graft of natieve kransslagader c. Met beeldvorming aangetoond nieuw verlies van viabel myocardweefsel of nieuwe wandbewegingsstoornissen Overlijden aan cardiale oorzaak zonder beschikbare biomarkers: nieuwe pijn op de borst of nieuwe ST-elevatie volstaat voor de diagnose van myocardinfarct. Herinfarct: heeft betrekking op een acuut myocardinfarct binnen 28 dagen na een eerder acuut myocardinfarct. Indien de uitgangswaarde van het troponine verhoogd is, dient er een stijging van >20% plaats te vinden. Voor wat betreft de electrocardiografische bevindingen, gelden enkel ST-elevatie ≥0.1 mV of nieuwe pathologische Q-golven als criterium (en dus niet ST-depressie of nieuw linkerbundeltakblok). Bronvermelding: • Cannon CP, Battler A, Brindis RG et al. American College of Cardiology key data elements and definitions for measuring the clinical management and outcomes of patients with acute coronary syndromes. J Am Coll Cardiol 2001; 38: 2114-2130. PMID 11738323. • Thygesen K, Alpert JS, Jaffe AS et al. Third universal definition of myocardial infarction. Eur Heart J 2012; 33: 2551-2567. PMID 22922414.
23
2. Definities ST segment elevation myocardial infarction (STEMI) Stijging en/of daling van cardiale biomarkers (bij voorkeur troponine) met tenminste één waarde boven het 99e percentiel van de bovengrens met tenminste één van de volgende: symptomen passende bij ischemie (pijn op de borst; misselijkheid/braken/transpiratie; kortademigheid t.g.v. linker kamer falen; duizeligheid/lichthoofdigheid/syncope), en/of nieuwe significante ST-segment elevatie van het J-punt in 2 opeenvolgende leads van ≥ 0,1 mV; dit geldt voor alle leads behalve V2-V3, voor deze leads gelden als grenswaarde: ≥0,2 mV (man ≥40 jaar), ≥0,25 mV (man <40 jaar) en ≥0,15 mV (vrouw), en/of ontwikkelen van pathologische Q-golven op het elektrocardiogram, en/of met beeldvorming aangetoond nieuwe verlies van viabel myocardweefsel of nieuwe wandbewegingsstoornissen, en/of identificatie van intracoronaire trombus bij angiografie of autopsie. Bronvermelding: • Thygesen K, Alpert JS, Jaffe AS et al. Third universal definition of myocardial infarction. Eur Heart J 2012; 33: 2551-2567. PMID 22922414.
Nierinsufficiëntie Het voorafgaand aan de ingreep aanwezig zijn van verminderde geschatte Glomerular Filtration Rate (eGFR) <60 ml/min/1,73 m2, gemeten met behulp van de Modification of Diet in Renal Disease (MDRD) formule. Het gemeten kreatinine mag niet langer geleden dan 3 maanden vóór de interventie/behandeling zijn vastgesteld. De laatst gemeten waarde vóór de interventie/behandeling wordt geregistreerd. Bij acute patiënten mag ook serum kreatinine tot 24 uur (≤ 24 uur) na de interventie geregistreerd worden. Bronvermelding: • Stevens PE, Levin A et al. Evaluation and management of chronic kidney disease: synopsis of the kidney disease: improving global outcomes 2012 clinical practice guideline. Ann Intern Med 2013; 158: 825-830. PMID 23732715.
Non-ST segment elevation myocardial infarction (NSTEMI) Stijging en/of daling van een cardiale biomarker (bij voorkeur troponine) met ten minste één waarde boven het 99e percentiel van de bovengrens waarbij tenminste één van de volgende: symptomen passende bij ischemie (pijn op de borst; misselijkheid/braken/transpiratie; kortademigheid t.g.v. linker kamer falen; duizeligheid/lichthoofdigheid/syncope), en/of nieuwe significante ST-segment depressie, T-golf afwijkingen of bundel tak blok, en/of ontwikkelen van pathologische Q-golven op het elektrocardiogram, en/of met beeldvorming aangetoond nieuwe verlies van viabel myocardweefselmyocardinfarct of nieuwe wandbewegingsstoornissen, en/of identificatie van intracoronaire trombus bij angiografie of autopsie.
24
2. Definities NYHA functionele classificatie Classificatie opgesteld door de New York Heart Association (NYHA) is gebaseerd op het inspanningsvermogen van de patiënt. De volgende categorieën worden onderscheiden: Klasse I: Geen beperking van het inspanningsvermogen. Voor leeftijd normale lichamelijke activiteit veroorzaakt geen overmatige vermoeidheid, palpitaties of dyspnoe. Klasse II: Enige beperking van het inspanningsvermogen. In rust geen klachten maar voor leeftijd normale lichamelijke inspanning veroorzaakt overmatige vermoeidheid, palpitaties of dyspnoe. Klasse III: Ernstige beperking van het inspanningsvermogen. In rust geen of weinig klachten maar lichte lichamelijke inspanning veroorzaakt overmatige vermoeidheid, palpitaties of dyspnoe. Klasse IV: Geen enkele lichamelijke inspanning mogelijk zonder klachten; ook klachten in rust. Bronvermelding: • The Criteria Committee of the New York Heart Association . Nomenclature and Criteria for Diagnosis of Diseases of the Heart and Great Vessels. 9th ed Little, Brown & Co; Boston, Mass: 1994. pp. 253–256.
Reanimatie Hartstilstand welke cardiorespiratoire reanimatie (tenminste 2 borstcompressies, of open hart massage) en/of urgente defibrillatie vereist. De reanimatie vindt plaats in de periode tussen het begin van de klachten en vóór het uitvoeren van de interventie, ongeacht de plaats waar de reanimatie gestart is (dit wil zeggen binnen of buiten het ziekenhuis). Bronvermelding: • NCDR USA – Data elements CathPCI Registry (http://www.ncdr.com/webncdr/cathpci/home/datacollection)
Shock Het voorkomen van hypotensie (systolische bloeddruk ≤90 mmHg gedurende tenminste 30 minuten óf noodzaak tot ondersteunende maatregelen om de systolische bloeddruk ≥90 mmHg te behouden) waarbij tekenen aanwezig zijn van hypoperfusie van eindorganen (koude extremiteiten en/of oligurie <30 ml/u en/of hartfrequentie ≥60 slagen per minuut). Het betreft shock op het moment van aanvang van de interventie. Dit betreft alleen de nietelectieve patiënten. Bronvermelding: • Cannon CP, Battler A, Brindis RG et al. ACC Key data elements for measuring the clinical management and outcome of patients with acute coronary syndromes. J Am Coll Cardiol 2001; 38: 2114-2130.
25
2. Definities ST segment elevation myocardial infarction (STEMI) Stijging en/of daling van cardiale biomarkers (bij voorkeur troponine) met tenminste één waarde boven het 99e percentiel van de bovengrens met tenminste één van de volgende: symptomen passende bij ischemie (pijn op de borst; misselijkheid/braken/transpiratie; kortademigheid t.g.v. linker kamer falen; duizeligheid/lichthoofdigheid/syncope), en/of nieuwe significante ST-segment elevatie van het J-punt in 2 opeenvolgende leads van ≥ 0,1 mV; dit geldt voor alle leads behalve V2-V3, voor deze leads gelden als grenswaarde: ≥0,2 mV (man ≥40 jaar), ≥0,25 mV (man <40 jaar) en ≥0,15 mV (vrouw), en/of ontwikkelen van pathologische Q-golven op het elektrocardiogram, en/of met beeldvorming aangetoond nieuwe verlies van viabel myocardweefsel of nieuwe wandbewegingsstoornissen, en/of identificatie van intracoronaire trombus bij angiografie of autopsie. Bronvermelding: • Thygesen K, Alpert JS, Jaffe AS et al. Third universal definition of myocardial infarction. Eur Heart J 2012; 33: 2551-2567. PMID 22922414.
Transient Ischaemic Attack (TIA) Focale neurologische symptomen die zijn vastgesteld door een neuroloog, welke korter duren dan 24 uur (< 24 uur). Bronvermelding: • Lip GY, Nieuwlaat R, Pisters R et al. Refining clinical risk stratification for prediction stroke and thromboembolism in atrial fibrillation using a novel risk factor-based approach: the EuroHeart Survey on atrial fibrillation. Chest 2010; 137: 263-272. PMID 19762550.
Trombo-embolie Trombo-embolie is gedefinieerd als een ischemisch CVA, perifere embolie (een tromboembolisch event buiten de hersenen, hart, ogen en longen), of pulmonaire embolie. Bronvermelding: • Lip GY, Nieuwlaat R, Pisters R et al. Refining clinical risk stratification for prediction stroke and thromboembolism in atrial fibrillation using a novel risk factor-based approach: the EuroHeart Survey on atrial fibrillation. Chest 2010; 137: 263-272. PMID 19762550.
Urgentie De urgentie van een ingreep wordt ingedeeld in 4 verschillende categorieën: • Electief: routine-opname voor de interventie. • Urgent: patiënten die niet electief zijn opgenomen voor de operatie maar om medische redenen wel een interventie nodig hebben binnen de huidige opname. Deze patiënten kunnen niet naar huis gestuurd worden zonder een definitieve procedure. • Spoed: ongeplande interventie die na het besluit om te gaan opereren om medische redenen niet kan wachten tot het begin van de volgende werkdag. • Redding: patiënten die cardiopulmonale resuscitatie (externe cardiale massage) nodig hebben op weg naar de operatiekamer of voorafgaande aan de toediening van anesthesie. Dit geldt niet voor cardiopulmonale resuscitatie die volgt na het toedienen van anesthesie.
26
NB: Voor de registratie binnen Meetbaar Beter worden de categorieën spoed en redding samengevoegd. Bronvermelding: • Euroscore II calculator (http://www.euroscore.org/calc.html)
Vasculaire complicaties Major vasculaire complicaties • Elke aortadissectie, aortaruptuur, annulusruptuur, linkerventrikelperforatie, of een nieuwe apicale aneurysma / pseudoaneurysma OF • Incisie of incisie-gerelateerde vasculaire schade (dissectie, stenose, perforatie, ruptuur, arterioveneuze fistel, pseudoaneurysma, hematoom, onomkeerbaar zenuwletsel, compartiment syndroom, falen van het apparaat waarmee geprobeerd wordt de bloeding percutaan tot staan te brengen) die tot de dood, levensbedreigende of ernstige bloedingen, viscerale ischemie, of neurologische stoornissen leidt OF • Distale embolisatie (non-cerebraal) van een vasculaire bron waarbij operatie noodzakelijk is of resulterend in amputatie of onomkeerbare schade van een eindorgaan OF • Het plaatsvinden van een niet-geplande endovasculaire of chirurgische ingreep geassocieerd met de dood, grote bloedingen, viscerale ischemie of neurologische stoornissen OF • Elke nieuwe ipsilaterale ischemie in de onderste extremiteiten welke blijkt uit symptomen, lichamelijk onderzoek en / of verminderde of afwezige bloedtoevoer op het onderste extremiteitenangiogram OF • Chirurgie voor incisie-gerelateerde zenuwschade OF • Permanente door een incisielocatie-gebonden zenuwletsel Minor vasculaire complicaties • Incisie of incisie-gerelateerde vasculaire schade (dissectie, stenose, perforatie, ruptuur, arterioveneuze fistel, pseudoaneuysma, hematoom, falen van het hulpmiddel waarmee geprobeerd wordt de bloeding percutaan te stelpen), welke niet tot de dood, levensbedreigende of grote bloedingen, viscerale ischemie, of neurologische stoornis leidt OF • Distale embolisatie behandeld met embolectomie en / of trombectomie en die niet leidt tot amputatie of onomkeerbare schade van een eindorgaan OF • Elke niet-geplande endovasculaire of chirurgische interventie die niet aan de criteria voor een belangrijke vasculaire complicatie voldoet OF • Vasculair herstel of de noodzaak voor vasculair herstel (via chirurgie, ultrasoundguided compressie, transkatheter-embolisatie, of stent-graft) Bronvermelding: • Kappetein AP, et al. Updated standardized endpoint definitions for transcatheter aortic valve implantation: the Valve Academic Research Consortium-2 consensus document. J Thorac Cardiovasc Surg 2013;145:6-23.
Verwezen Onder een verwezen patiënt wordt verstaan een patiënt waarbij het verzoek om de patiënt te behandelen afkomstig is van een ander ziekenhuis dan waar de behandeling uiteindelijk wordt uitgevoerd.
27
3. Coronairlijden 3. Coronairlijden Coronairlijden is gedefinieerd als coronaire atherosclerose welke leidt tot progressieve lumenvernauwing van één of meerdere kransslagaderen (coronairen) met myocardiale ischemie tot gevolg. In het cohort voor de medische conditie coronairlijden worden patiënten geïncludeerd met coronairlijden waarbij een geïsoleerde CABG of PCI is uitgevoerd en patiënten met coronairlijden waarbij het multidisciplinaire hartteam heeft besloten om de patiënten conservatief te behandelen.
3.1
Geconsolideerd coronairlijden
Patiënten die gediagnosticeerd zijn met coronairlijden en een geïsoleerde CABG, geïsoleerde PCI of conservatieve behandeling hebben ondergaan, worden geïncludeerd in het cohort geconsolideerd coronairlijden. De indicatorenset voor geconsolideerd coronairlijden is samengesteld uit de overlappende uitkomstindicatoren en initiële condities van de individuele medische behandelingen van coronairlijden. Het totaal overzicht van de uitkomstindicatoren en initiële condities van de afzonderlijke medische behandelingen en van geconsolideerd coronairlijden is te verkrijgen via de website www.meetbaarbeter.com. De geconsolideerde dataset wordt door Meetbaar Beter samengevoegd uit de aangeleverde cohorten voor PCI, CABG en de conservatieve behandeling, en hoeft niet door de ziekenhuizen zelf als dataset aangeleverd te worden. Inclusieperiode = 2011-2015
3.2
Coronaire bypasschirurgie (CABG)
3.2.1 Definitie CABG Definitie CABG = elke patiënt waarbij het de intentie is om een geïsoleerde coronaire bypasschirurgie (CABG) te verrichten† (patiënt dient geïncludeerd te worden vanaf het moment dat er een huidincisie heeft plaatsgevonden). †
Niet includeren: een patiënt waarbij naast de CABG een gelijktijdige klep- of ritmechirurgie of andere vormen van chirurgie zoals bijvoorbeeld aortabifurcatieprothese, carotischirurgie, ventrikelaneurysma of longoperatie wordt uitgevoerd een patiënt waarbij naast de CABG een gelijktijdige, geplande Bentall-procedure wordt uitgevoerd Wel includeren: een patiënt waarbij naast de CABG een gelijktijdige linker hartooramputatie wordt uitgevoerd of een LV pacemaker lead wordt geïmplanteerd een patiënt waarbij naast de CABG een gelijktijdige ongeplande Bentall-procedure wordt uitgevoerd
Inclusieperiode = 2011-2015 NB: Patiënt mag maar één keer voorkomen in het CABG cohort, ontdubbelen dient het ziekenhuis zelf te doen.
28
3. Coronairlijden Ook dient het gebruik van extracorporale circulatie, ofwel buiten het lichaam plaatsvindende bloedsomloop, geregistreerd te worden. Hierbij wordt tijdens de interventie de functie van het hart (en eventueel de longen) door een machine overgenomen. Andere benamingen zijn: Cardio Pulmonary Bypass (CPB), hartlongmachine en perfusie. Aangeven welk type ECC is gebruikt: 1) geen ECC: off-pump chirurgie waarbij de interventie uitgevoerd is zonder gebruik te maken van de ECC 2) ECC soort onbekend: er is gebruik gemaakt van ECC, maar het is niet bekend welk type ECC (conventionele ECC of mini-ECC) 3) CECC: conventionele ECC. 4) mini-ECC: gebruik van Minimal Extracorporeal Circulation (MECC, minimale ECC). 9) onbekend
3.2.2 Uitkomstindicatoren CABG
120-daagse mortaliteit Patiënten die ongeacht doodsoorzaak binnen 120 dagen (≤ 120 dagen) na de interventie overlijden. 1-jaars mortaliteit Patiënten die ongeacht doodsoorzaak binnen 1 jaar (≤ 365 dagen) na de interventie overlijden. Lange-termijn overleving Patiënten die overleven als functie van het aantal verstreken dagen na de interventie met een maximale follow-up duur van 5 jaar. Kwaliteit van leven Kwaliteit van leven van de patiënt gemeten vóór en na de interventie. Meting vóór interventie = gemeten niet langer geleden dan maximaal 2 maanden vóór de interventie. Meting na interventie = gemeten tussen 10-14 maanden na de interventie. Bij voorkeur gemeten met de SF36-2, anders de SF12-2. Van spoedpatiënten kan géén kwaliteit van leven vlak voor de interventie gemeten worden. Chirurgische reëxploratie Iedere rethoracotomie na het initieel sluiten van de thorax binnen 30 dagen (≤ 30 dagen) na de interventie†. • Bloeding / cardiale tamponade*: rethoracotomie t.g.v. een bloeding, tamponade (hieronder valt ook het subxyphoïdaal opheffen van een tamponade door de thoraxchirurg). Punctie valt hier niet onder. • Cardiale problemen: waarvoor operatie met of zonder gebruikmaking van ECC. Hieronder valt revisie van anastomose, reperfusie en dergelijke. Ook het verrichten van een nieuwe ingreep binnen 30 dagen (bijvoorbeeld een CABG-patiënt die na enkele dagen toch een klepvervanging of nieuwe CABG krijgt). • Anders: alle andere oorzaken, uitgezonderd het openen van het sternum i.v.m. drainage vanwege mediastinitis. † = Hierbij wordt er van uitgegaan dat de patiënt teruggaat naar het behandelcentrum.
3 categorieën: 0) geen chirurgische reëxploratie; 1) chirurgische reëxploratie en 9) onbekend Diepe sternumwondinfectie* Diepe sternumwondinfectie die zich ontwikkelt binnen 30 dagen (≤ 30 dagen) na de interventie†. † = Hierbij wordt er van uitgegaan dat de patiënt teruggaat naar het behandelcentrum.
3 categorieën: 0) geen diepe sternumwondinfectie; 1) diepe sternumwondinfectie en 9) onbekend
29
3. Coronairlijden
CVA* Patiënten waarbij de neuroloog heeft vastgesteld dat een postoperatieve CVA binnen 72 uur (≤ 72 uur) na de interventie is opgetreden (exclusief TIA). 3 categorieën: 0) geen CVA; 1) CVA en 9) onbekend Vrijheid van coronaire reïnterventie Patiënten die vrij zijn van reïnterventie (zowel CABG als PCI alsook CABG of PCI in combinatie met andere ingreep (in hetzelfde vat of een ander vat)) als functie van het aantal verstreken dagen na de interventie. 3 categorieën reïnterventie CABG: 0) geen reïnterventie CABG; 1) reïnterventie CABG en 9) onbekend 3 categorieën reïnterventie PCI: 0) geen reïnterventie PCI; 1) reïnterventie PCI en 9) onbekend Vrijheid van myocardinfarct* Patiënten die vrij zijn van een recidief myocardinfarct als functie van het aantal verstreken dagen na de interventie (inclusief periprocedurele myocardinfarcten (myocardinfarct type 5, welke binnen 48 uur na de interventie optreedt): het standaard meten van biomarkers binnen 48 uur na de interventie is een vereiste). 3 categorieën: 0) geen recidief myocardinfarct; 1) recidief myocardinfarct en 9) onbekend
3.2.3 Initiële condities CABG
Diabetes mellitus* Patiënten die diabetes mellitus type 1 of type 2 hebben. 3 categorieën: 0) geen diabetes mellitus; 1) diabetes mellitus en 9) onbekend Eerdere hartoperatie Patiënten die een hartoperatie hebben ondergaan, waarbij opening van het pericardium heeft plaatsgevonden, voorafgaande aan de interventie gedurende het hele leven. 3 categorieën: 0) geen eerdere hartoperatie; 1) eerdere hartoperatie en 9) onbekend Geslacht 3 categorieën: 1) man; 2) vrouw en 9) geen geslacht/onbekend (b.v. transgenders en androgyne personen) Leeftijd Leeftijd in jaren op het moment van start interventie. In de rapportage worden de volgende leeftijdscategorieën gehanteerd: “leeftijd <65”, “leeftijd 65-74”, “leeftijd ≥ 75”. Linkerventrikelfunctie De linkerventrikelfunctie wordt uitgedrukt als ejectiefractie (EF, in %)*. De geregistreerde EF mag niet langer dan 6 maanden vóór de interventie zijn vastgesteld. De laatst gemeten EF vóór de interventie wordt geregistreerd. 4 categorieën: 1) EF > 50%; 2) EF 30-50%; 3) EF < 30% en 9) onbekend Logistische EuroSCORE I* Laatst bepaalde logistische EuroSCORE I gemeten vóór de interventie (continu gemeten in % met 2 decimalen nauwkeurig, bijv. 25,03%). Categorie onbekend = 999,99 In de rapportage worden de volgende categorieën voor de EuroSCORE I gehanteerd: “laag < 10% (≤ 9,49)”, “middel 10-20% (9,50-19,49)”, “hoog > 20% (≥19,50)”. Logistische EuroSCORE II* Laatst bepaalde logistische EuroSCORE II gemeten vóór de interventie (continu gemeten in % met 2 decimalen nauwkeurig, bijv. 25,03%). Categorie onbekend = 999,99 In de rapportage worden de volgende categorieën voor de EuroSCORE II gehanteerd: “laag < 5% (≤ 4,49)”, “middel 5-10% (4,50-9,49)”, “hoog > 10% (≥9,50)”.
30
3. Coronairlijden
*
Meervatslijden* Patiënten met meervatslijden ten tijde van de interventie. 3 categorieën: 0) geen meervatslijden; 1) meervatslijden en 9) onbekend Nierinsufficiëntie* Nierinsufficiëntie wordt gedefinieerd als een verminderde glomerular filtration rate (GFR) <60 ml/min/1,73 m2. De GFR wordt door Meetbaar Beter berekend volgens de MDRD formule. Categorie onbekend = 9999 In de rapportage worden de volgende afkapwaarden voor nierinsufficiëntie aan de hand van de eGFR gehanteerd: “geen nierinsufficiëntie (eGFR ≥ 60 ml/min/1,73 m2)”, “nierinsufficiëntie (eGFR < 60 ml/min/1,73 m2)”. Urgentie van de procedure* 4 categorieën: 1) electief; 2) urgent; 3) spoed+redding en 9) onbekend
Uitgebreide definitie is terug te vinden in hoofdstuk 2 Definities
31
3. Coronairlijden 3.2.4 Codeboek CABG NAAM VARIABLE ALGEMEEN intv_nr
patientnr ziekenhuis
ziekenhuis_verwezen
OMSCHRIJVING
INCLUSIEPERIODE
FOLLOW-UP DUUR
CODERING
specifieke code voor patiënt gerelateerd aan de behandeling (wordt in Excel bestand automatisch toegekend aan de patiënt) patiëntnummer ziekenhuis waar interventie c.q. behandeling plaatsvindt
2011-2015
-
-
2011-2015 2011-2015
-
patïent verwezen uit een ander ziekenhuis
2011-2015
-
1=Catharina 2=Antonius 3=AMC 4=UMCG 5=OLVG 6=Amphia 7=UMCU 8=Isala 9=MST 10=MCL 11=Haga 12=Erasmus MC 13=MUMC 14=Radboud UMC 0=niet verwezen 1=Catharina 2=Antonius 3=AMC 4=UMCG 5=OLVG 6=Amphia 7=UMCU 8=Isala 9=MST 10=MCL 11=Haga 12=Erasmus MC 13=MUMC 14=Radboud UMC 15=Albert Schweitzer ziekenhuis 16= Zuyderland 17=CanisiusWilhelmina Ziekenhuis 18=Jeroen Bosch Ziekenhuis 19=Maasstad Ziekenhuis
32
3. Coronairlijden
ziekenhuis_hartteam
met welk hartcentrum heeft de hartteambespreking plaatsgevonden?
2011-2015
-
intv_dat ECC
datum interventie gebruik van extracorporale circulatie
2011-2015 2011-2015
-
geboortedatum leeftijd geslacht
2011-2015 2011-2015 2011-2015
-
INITIËLE CONDITIES geb_dat leeftijd geslacht
20=MCH Westeinde 21=Meander Medisch Centrum 22=Medisch Centrum Alkmaar 23=Rijnstate 24=Scheper Ziekenhuis 25=Tergooi 26=ElisabethTweeSteden Ziekenhuis 27=VieCuri Medisch Centrum 28=ZorgSaam Zeeuws Vlaanderen 30=overige ziekenhuizen 999=onbekend 0=geen hartteambespreking 1=Catharina 2=Antonius 3=AMC 4=UMCG 5=OLVG 6=Amphia 7=UMCU 8=Isala 9=MST 10=MCL 11=Haga 12=Erasmus MC 13=MUMC 14=Radboud UMC 15=VUMC 16=LUMC 999=onbekend dd-mm-jjjj 1=geen ECC 2=ECC soort onbekend 3=CECC 4=mini-ECC 9=onbekend dd-mm-jjjj 999=onbekend 1=man 2=vrouw 9=geen geslacht / onbekend
33
3. Coronairlijden diabetes
diabetes mellitus
2011-2015
-
urgentie
urgentie van de procedure
2011-2015
-
kreat
kreatinine niveau (μmol/l) linkerventrikelejectiefractie
2011-2015
-
2011-2015
-
2011-2015
-
2015 (indien bekend)
-
999,99=onbekend
vorigHartop
logistische EuroSCORE I (in %, 2 decimalen) logistische EuroSCORE II (in %, 2 decimalen) eerdere hartoperatie
1=EF >50% 2=EF 30-50% 3=EF <30% 9=onbekend 999,99=onbekend
2011-2015
-
multiv
meervatslijden
2011-2015
-
0=geen eerdere hartoperatie 1=eerdere hartoperatie 9=onbekend 0=geen meervatslijden 1=meervatslijden 9=onbekend
LVEF
EuroscoreI
EuroscoreII
UITKOMSTINDICATOREN reexplor chirurgische reëxploratie
2011-2015
DSWI
diepe sternumwondinfecti e
2011-2015
CVA
CVA
2011-2015
MI
recidief myocardinfarct gedurende follow-up (einddatum 31-122015) datum recidief myocardinfarct (einddatum 31-12-
2011-2015
MI_dat
2011-2015
0=geen diabetes mellitus 1=diabetes mellitus 9=onbekend 1=electief 2=urgent 3=spoed+redding 9=onbekend 9999=onbekend
30 dagen
0=geen chirurgische reëxploratie 1=chirurgische reëxploratie 9=onbekend 30 dagen 0=geen diepe sternumwondinfectie 1=diepe sternumwondinfectie 9=onbekend 72 uur, 0=geen CVA actieve follow- 1=CVA up noodzakelijk 9=onbekend 1 jaar tot 0=geen recidief maximaal 5 myocardinfarctI jaar, 1=recidief actieve follow- myocardinfarct up noodzakelijk 9=onbekend 1 jaar tot dd-mm-jjjj maximaal 5 jaar,
34
3. Coronairlijden 2015) followupMI_dat
datum follow-up myocardinfarct (einddatum 31-122015)
2011-2015
reinterv_CABG
reïnterventie CABG verricht gedurende follow-up (einddatum 31-122015) datum reïnterventie CABG (einddatum 31-122015)
2011-2015
followupCABG_dat
datum follow-up CABG (einddatum 31-122015)
2011-2015
reinterv_PCI
reïnterventie PCI verricht gedurende follow-up (einddatum 31-122015) datum reïnterventie PCI (einddatum 31-122015)
2011-2015
followupPCI_dat
datum follow-up PCI (einddatum 31-122015)
2011-2015
vitaliteit
vitaliteitsstatus van de patiënt op 30-042016
2011-2015
vitaliteit_dat
vitaliteitsdatum: indien levend 30-042016; indien overleden overlijdensdatum; indien lost to followup datum laatste contact Score op de kwaliteit van leven vragen
2011-2015
reinterv_CABG_dat
reinterv_PCI_dat
vraag1_T0 .
2011-2015
2011-2015
2011-2014
actieve followup noodzakelijk 1 jaar tot maximaal 5 jaar, actieve followup noodzakelijk 1 jaar tot maximaal 5 jaar, actieve followup noodzakelijk 1 jaar tot maximaal 5 jaar, actieve followup noodzakelijk 1 jaar tot maximaal 5 jaar, actieve followup noodzakelijk 1 jaar tot maximaal 5 jaar, actieve followup noodzakelijk 1 jaar tot maximaal 5 jaar, actieve followup noodzakelijk 1 jaar tot maximaal 5 jaar, actieve followup noodzakelijk GBA-check op of na 30-042016 noodzakelijk GBA-check op of na 30-042016 noodzakelijk
gemeten niet langer geleden
dd-mm-jjjj
0=geen reïnterventie CABG 1= reïnterventie CABG 9=onbekend dd-mm-jjjj
dd-mm-jjjj
0=geen reïnterventie PCI 1= reïnterventie PCI 9=onbekend dd-mm-jjjj
dd-mm-jjjj
0=levend 1=overleden 2=lost to follow-up 9=onbekend dd-mm-jjjj
999=onbekend
35
3. Coronairlijden . . Vraag36_T0
vraag1_T1 . . . Vraag36_T1
vóór de interventie gemeten met de SF36/SF12 (de score per individuele vraag dient geregistreerd te worden) Score op de kwaliteit van leven vragen na de interventie gemeten met de SF36/SF12 (de score per individuele vraag dient geregistreerd te worden)
dan maximaal 2 maanden vóór de interventie
2011-2014
gemeten 999=onbekend tussen 10-14 maanden na de interventie
36
3. Coronairlijden 3.3
Percutane coronaire interventie (PCI)
3.3.1 Definitie PCI Definitie PCI (vanaf 1-1-2015) = elke patiënt waarbij een instrument (guide wire, ballon, trombosuctie katheter, rotablator, etc.) in één van de coronairen of in de coronaire arteriële bypass graft ingebracht wordt met de intentie om een geïsoleerde percutane coronaire interventie (PCI) te verrichten†. † Niet includeren: Geïsoleerde diagnostische metingen
Regels met betrekking tot PCI: Wanneer een patiënt een herhaalde PCI na 365 dagen (>365 dagen) ondergaat, dan start nieuwe follow-up. Inclusieperiode = 2015 Definitie PCI (2011-2014) = elke patiënt waarbij een percutane coronaire interventie (PCI) wordt uitgevoerd met behulp van ballondilatatie en/of stentplaatsing. Regels met betrekking tot PCI: Wanneer een patiënt een herhaalde PCI na 365 dagen (>365 dagen) ondergaat, dan start nieuwe follow-up. Inclusieperiode = 2011-2014
3.3.2 Uitkomstindicatoren PCI 30-daagse mortaliteit Patiënten die ongeacht doodsoorzaak binnen 30 dagen (≤ 30 dagen) na de interventie overlijden. 1-jaars mortaliteit Patiënten die ongeacht doodsoorzaak binnen 1 jaar (≤ 365 dagen) na de interventie overlijden. Lange-termijn overleving Patiënten die overleven als functie van het aantal verstreken dagen na de interventie met een maximale follow-up duur van 5 jaar. Kwaliteit van leven Kwaliteit van leven van de patiënt gemeten vóór en na de interventie. Meting vóór interventie = gemeten niet langer geleden dan maximaal 2 maanden vóór de interventie. Meting na interventie = gemeten tussen 10-14 maanden na de interventie. Bij voorkeur gemeten met de SF36-2, anders de SF12-2. Van spoedpatiënten kan géén kwaliteit van leven vlak voor de interventie gemeten worden. Optreden van TVR Patiënten waarbij revascularisatie (gedefinieerd als behandeling door PCI of CABG) heeft plaatsgevonden in hetzelfde vat (of vaten) die behandeld waren bij de PCI, binnen 1 jaar (≤ 365 dagen) na de PCI. Een CABG van hetzelfde vat uitgevoerd 24 uur na PCI telt als TVR (urgente CABG uitgevoerd ≤ 24 uur dient geregistreerd te worden als uitkomstindicator urgente CABG).
37
3. Coronairlijden 3 categorieën: 0) geen TVR; 1) TVR en 9) onbekend Urgente CABG Patiënten waarbij een CABG binnen 24 uur (≤ 24 uur) na de interventie wordt verricht ten gevolge van acute complicaties (zoals tamponade) of voortdurende ischemie, ongeacht de vaten die zijn behandeld. 3 categorieën: 0) geen urgente CABG; 1) urgente CABG en 9) onbekend Optreden van myocardinfarct* Patiënten die een STEMI of non-STEMI ondergaan binnen 30 dagen (≤ 30 dagen) na de interventie (exclusief periprocedurele myocardinfarcten: myocardinfarct type 4, welke binnen 48 uur na de interventie optreedt). 3 categorieën: 0) geen myocardinfarct; 1) myocardinfarct en 9) onbekend
3.3.3 Initiële condities PCI
Cardiogene shock* Het betreft shock bij aanvang van de interventie. NB: Een electieve patiënt kan geen cardiogene shock hebben gehad. 3 categorieën: 0) geen cardiogene shock; 1) cardiogene shock en 9) onbekend Chronische totale occlusie* Een chronische totale occlusie in tenminste één van de behandelde vaten, waar een geplande interventie voor geldt. 3 categorieën: 0) geen chronische totale occlusie; 1) chronische totale occlusie en 9) onbekend Diabetes mellitus* Patiënten die diabetes mellitus type 1 of type 2 hebben. 3 categorieën: 0) geen diabetes mellitus; 1) diabetes mellitus en 9) onbekend Eerdere CABG Patiënten die een CABG of CABG gecombineerd met andere ingreep (b.v. AVR+CABG) hebben gehad voorafgaande aan de interventie gedurende het hele leven. 3 categorieën: 0) geen eerdere CABG; 1) eerdere CABG en 9) onbekend Eerder myocardinfarct* Patiënten die een myocardinfarct hebben gehad nog voor start interventie gedurende het hele leven, exclusief myocardinfarcten gedurende dezelfde opname die reden zijn voor het uitvoeren van de interventie. 3 categorieën: 0) geen eerder myocardinfarct; 1) eerder myocardinfarct en 9) onbekend Geslacht 3 categorieën: 1) man; 2) vrouw en 9) geen geslacht/onbekend (b.v. transgenders en androgyne personen) Indicatie PCI De status van de patiënt ten tijde van de interventie. Electief = Routine-opname voor de interventie Non-STEMI = Patiënten met acute pijn op de borst, in afwezigheid van ST-elevatie. STEMI = Patiënten met acute pijn op de borst en de aanwezigheid (>20 min) ST-elevatie. 3 categorieën: 1) electief; 2) NSTEMI en instabiele angina pectoris; 3) STEMI en 9) onbekend Leeftijd Leeftijd in jaren op het moment van start interventie. In de rapportage worden de volgende leeftijdscategorieën gehanteerd: “leeftijd <50”, “leeftijd 50-59”, “leeftijd 60-69”, “leeftijd 70-79”, “leeftijd ≥ 80”.
38
3. Coronairlijden
*
Linkerventrikelfunctie De linkerventrikelfunctie wordt uitgedrukt als ejectiefractie (EF, in %)*. De geregistreerde EF mag niet langer dan 6 maanden vóór de interventie zijn vastgesteld. De laatst gemeten EF vóór de interventie wordt geregistreerd. Spoedpatiënten worden geëxcludeerd. 4 categorieën: 1) EF > 50%; 2) EF 30-50%; 3) EF < 30% en 9) onbekend Meervatslijden* Patiënten met meervatslijden ten tijde van de interventie. 3 categorieën: 0) geen meervatslijden; 1) meervatslijden en 9) onbekend Nierinsufficiëntie* Nierinsufficiëntie wordt gedefinieerd als een verminderde glomerular filtration rate (GFR) <60 ml/min/1,73 m2. De GFR wordt door Meetbaar Beter berekend volgens de MDRD formule. Categorie onbekend = 9999 In de rapportage worden de volgende afkapwaarden voor nierinsufficiëntie aan de hand van de eGFR gehanteerd: “geen nierinsufficiëntie (eGFR ≥ 60 ml/min/1,73 m2)”, “nierinsufficiëntie (eGFR < 60 ml/min/1,73 m2)”. Reanimatie* De reanimatie vond plaats in de periode tussen het begin van de klachten (die reden zijn voor het uitvoeren van de interventie) en vóór het uitvoeren van de interventie, ongeacht de plaats waar de reanimatie gestart is (dit wil zeggen binnen of buiten het ziekenhuis). Defibrillatie door een implanteerbare defibrillator (ICD) telt ook mee. 3 categorieën: 0) geen reanimatie; 1) reanimatie en 9) onbekend
Uitgebreide definitie is terug te vinden in hoofdstuk 2 Definities
39
3. Coronairlijden 3.3.4 Codeboek PCI NAAM VARIABLE ALGEMEEN intv_nr
patientnr ziekenhuis
ziekenhuis_verwezen
OMSCHRIJVING
INCLUSIEPERIODE
FOLLOW-UP DUUR
CODERING
specifieke code voor patiënt gerelateerd aan de behandeling (wordt in Excel bestand automatisch toegekend aan de patiënt) patiëntnummer ziekenhuis waar interventie c.q. behandeling plaatsvindt
2011-2015
-
-
2011-2015 2011-2015
-
patïent verwezen uit een ander ziekenhuis
2011-2015
-
1=Catharina 2=Antonius 3=AMC 4=UMCG 5=OLVG 6=Amphia 7=UMCU 8=Isala 9=MST 10=MCL 11=Haga 12=Erasmus MC 13=MUMC 14=Radboud UMC 0=niet verwezen 1=Catharina 2=Antonius 3=AMC 4=UMCG 5=OLVG 6=Amphia 7=UMCU 8=Isala 9=MST 10=MCL 11=Haga 12=Erasmus MC 13=MUMC 14=Radboud UMC 15=Albert Schweitzer ziekenhuis 16=Zuyderland 17=CanisiusWilhelmina Ziekenhuis 18=Jeroen Bosch Ziekenhuis 19=Maasstad Ziekenhuis
40
3. Coronairlijden
ziekenhuis_hartteam
met welk hartcentrum heeft de hartteambespreking plaatsgevonden?
2011-2015
-
intv_dat INITIËLE CONDITIES geb_dat leeftijd geslacht
datum interventie
2011-2015
-
geboortedatum leeftijd geslacht
2011-2015 2011-2015 2011-2015
-
diabetes
diabetes mellitus
2011-2015
-
indicatie
indicatie van de PCI
2011-2015
-
20=MCH Westeinde 21=Meander Medisch Centrum 22=Medisch Centrum Alkmaar 23=Rijnstate 24=Scheper Ziekenhuis 25=Tergooi 26=ElisabethTweeSteden Ziekenhuis 27=VieCuri Medisch Centrum 28=ZorgSaam Zeeuws Vlaanderen 30=overige ziekenhuizen 999=onbekend 0=geen hartteambespreking 1=Catharina 2=Antonius 3=AMC 4=UMCG 5=OLVG 6=Amphia 7=UMCU 8=Isala 9=MST 10=MCL 11=Haga 12=Erasmus MC 13=MUMC 14=Radboud UMC 15=VUMC 16=LUMC 999=onbekend dd-mm-jjjj dd-mm-jjjj 999=onbekend 1=man 2=vrouw 9=geen geslacht / onbekend 0=geen diabetes mellitus 1=diabetes mellitus 9=onbekend 1=electief
41
3. Coronairlijden
kreat
kreatinine niveau (μmol/l) linkerventrikelejectiefractie
2011-2015
-
2011-2015
-
multiv
meervatslijden
2011-2015
-
vorigAMI
eerder myocardinfarct
2011-2015
-
vorigCABG
eerdere CABG
2011-2015
CTO
chronische totale occlusie
2011-2015
-
shock
cardiogene shock
2011-2015
-
reanimatie
reanimatie
2011-2015
-
LVEF
UITKOMSTINDICATOREN emergCABG urgente CABG
2011-2015
TVR
optreden van TVR
2011-2014
MI
myocardinfarct
2011-2015
vitaliteit
vitaliteitsstatus van de patiënt op 30-042016
2011-2015
vitaliteit_dat
vitaliteitsdatum: indien levend 30-04-
2011-2015
2=NSTEMI/instabiele angina pectoris 3=STEMI 9=onbekend 9999=onbekend 1=EF >50% 2=EF 30-50% 3=EF <30% 9=onbekend 0=geen meervatslijden 1=meervatslijden 9=onbekend 0=geen eerder myocardinfarct 1=eerder myocardinfarct 9=onbekend 0=geen eerdere CABG 1=eerdere CABG 9=onbekend 0=geen chronische totale occlusie 1=chronische totale occlusie 9=onbekend 0=geen cardiogene shock 1=cardiogene shock 9=onbekend 0=geen reanimatie 1=reanimatie 9=onbekend
24 uur
0=geen urgente CABG 1=urgente CABG 9=onbekend 365 dagen, 0=geen TVR actieve follow- 1=TVR up noodzakelijk 9=onbekend 30 dagen, 0=geen actieve follow- myocardinfarct up noodzakelijk 1=myocardinfarct 9=onbekend GBA-check op 0=levend of na 30-041=overleden 2016 2=lost to follow-up noodzakelijk 9=onbekend GBA-check op dd-mm-jjjj of na 30-04-
42
3. Coronairlijden
vraag1_T0 . . . Vraag36_T0
vraag1_T1 . . . Vraag36_T1
2016; indien overleden overlijdensdatum; indien lost to followup datum laatste contact Score op de kwaliteit van leven vragen vóór de interventie gemeten met de SF36/SF12 (de score per individuele vraag dient geregistreerd te worden) Score op de kwaliteit van leven vragen na de interventie gemeten met de SF36/SF12 (de score per individuele vraag dient geregistreerd te worden)
2016 noodzakelijk
2011-2014
gemeten niet langer geleden dan maximaal 2 maanden vóór de interventie
999=onbekend
2011-2014
gemeten 999=onbekend tussen 10-14 maanden na de interventie
43
3. Coronairlijden 3.4
Conservatieve behandeling
3.4.1 Definitie conservatieve behandeling Definitie conservatieve behandeling = elke patiënt die lijdt aan coronairlijden (zoals gedefinieerd op pagina 28) en waarbij het multidisciplinaire hartteam het besluit heeft genomen om de patiënt conservatief te behandelen vanwege een sterk verhoogd risico op mortaliteit of complicaties indien er een interventie wordt uitgevoerd. Bij de patiënt is coronaire ischemie is vastgesteld op basis van MRI, FFR (<80%), stressEcho of een SPECT (alléén een fietstest is dus niet voldoende bewijs). Voor deze patiënt geldt dat het niet de intentie is om een CABG dan wel PCI uit te voeren. Samenvattend: De patiënt dient te voldoen aan de onderstaande criteria: 1. Patiënt die lijdt aan coronairlijden en waarbij ischemie is vastgesteld zoals hierboven gedefinieerd 2. Patiënt is besproken in een hartteam 3. Het is niet de intentie om een CABG dan wel PCI uit te voeren Het moment van hartteambespreking is de startdatum van de follow-up. Voor het selecteren van de conservatief behandelde patiënten is een werkprotocol opgesteld. Dit werkprotocol kan opgevraagd worden via
[email protected]. Inclusieperiode = 2011-2015 NB: Patiënt mag maar één keer voorkomen in het conservatieve behandeling cohort, ontdubbelen dient het ziekenhuis zelf te doen.
3.4.2 Uitkomstindicatoren conservatieve behandeling
1-jaars mortaliteit Patiënten die ongeacht doodsoorzaak binnen 1 jaar (≤ 365 dagen) na start conservatieve behandeling overlijden. Lange-termijn overleving Patiënten die overleven als functie van het aantal verstreken dagen na de interventie met een maximale follow-up duur van 5 jaar. Pijn op de borst Patiënten die pijn scoren op de Canadian Cardiovascular Society (CCS) grading scale gemeten tussen 10 en 14 maanden na start conservatieve behandeling. 6 categorieën: 0) geen pijn op de borst; 1) klasse I; 2) klasse II; 3) klasse III; 4) klasse IV en 9) onbekend Kwaliteit van leven Kwaliteit van leven van de patiënt gemeten vóór en na start conservatieve behandeling. Meting vóór interventie = gemeten binnen 1 maand nadat het hartteam het besluit heeft genomen om de patiënt conservatief te behandelen. Meting na behandeling = gemeten tussen 10-14 maanden na start van de conservatieve behandeling. Bij voorkeur gemeten met de SF36-2, anders de SF12-2. Vrijheid van MACE Patiënten die vrij zijn van: - Myocardinfarct* - Interventie (CABG of PCI) - Overlijden ongeacht doodsoorzaak als functie van het aantal verstreken dagen na start conservatieve behandeling. 3 categorieën: 0) geen myocardinfarct; 1) myocardinfarct en 9) onbekend
44
3. Coronairlijden 3 categorieën: 0) geen CABG; 1) CABG en 9) onbekend 3 categorieën: 0) geen PCI; 1) PCI en 9) onbekend Optreden van myocardinfarct* Patiënten die een STEMI of non-STEMI doormaken binnen 30 dagen (≤ 30 dagen) na start conservatieve behandeling. 3 categorieën: 0) geen myocardinfarct; 1) myocardinfarct en 9) onbekend
3.4.3 Initiële condities conservatieve behandeling Diabetes mellitus* Patiënten die diabetes mellitus type 1 of type 2 hebben. 3 categorieën: 0) geen diabetes mellitus; 1) diabetes mellitus en 9) onbekend Eerdere CABG of PCI Patiënten die een CABG, CABG gecombineerd met andere ingreep (b.v. AVR+CABG), PCI of PCI gecombineerd met andere ingreep hebben gehad voorafgaande aan de interventie gedurende het hele leven. 3 categorieën eerdere CABG: 0) geen eerdere CABG; 1) eerdere CABG en 9) onbekend 3 categorieën eerdere PCI: 0) geen eerdere PCI; 1) eerdere PCI en 9) onbekend Eerder myocardinfarct* Patiënten die een myocardinfarct hebben gehad nog voor start conservatieve behandeling gedurende het hele leven. 3 categorieën: 0) geen eerder myocardinfarct; 1) eerder myocardinfarct en 9) onbekend Geslacht 3 categorieën: 1) man; 2) vrouw en 9) geen geslacht/onbekend (b.v. transgenders en androgyne personen) Leeftijd Leeftijd in jaren op het moment van start conservatieve behandeling. In de rapportage worden de volgende leeftijdscategorieën gehanteerd: “leeftijd <75”, “leeftijd 75-84”, “leeftijd ≥ 85”. Linkerventrikelfunctie De linkerventrikelfunctie wordt uitgedrukt als ejectiefractie (EF, in %)*. De geregistreerde EF mag niet langer dan 6 maanden vóór start conservatieve behandeling zijn vastgesteld. De laatst gemeten EF vóór de interventie wordt geregistreerd. 4 categorieën: 1) EF > 50%; 2) EF 30-50%; 3) EF < 30% en 9) onbekend Meervatslijden* Patiënten met meervatslijden voor start conservatieve behandeling. 3 categorieën: 0) geen meervatslijden; 1) meervatslijden en 9) onbekend Nierinsufficiëntie* Nierinsufficiëntie wordt gedefinieerd als een verminderde glomerular filtration rate (GFR) <60 ml/min/1,73 m2. De GFR wordt door Meetbaar Beter berekend volgens de MDRD formule. Categorie onbekend = 9999 In de rapportage worden de volgende afkapwaarden voor nierinsufficiëntie aan de hand van de eGFR gehanteerd: “geen nierinsufficiëntie (eGFR ≥ 60 ml/min/1,73 m2)”, “nierinsufficiëntie (eGFR < 60 ml/min/1,73 m2)”. *
Uitgebreide definitie is terug te vinden in hoofdstuk 2 Definities
45
3. Coronairlijden 3.4.4 Codeboek conservatieve behandeling NAAM VARIABLE ALGEMEEN intv_nr
patientnr ziekenhuis
ziekenhuis_verwezen
OMSCHRIJVING
INCLUSIEPERIODE
FOLLOW-UP DUUR
CODERING
specifieke code voor patiënt gerelateerd aan de behandeling (wordt in Excel bestand automatisch toegekend aan de patiënt) patiëntnummer ziekenhuis waar interventie c.q. behandeling plaatsvindt
2011-2015
-
-
2011-2015 2011-2015
-
patïent verwezen uit een ander ziekenhuis
2011-2015
-
1=Catharina 2=Antonius 3=AMC 4=UMCG 5=OLVG 6=Amphia 7=UMCU 8=Isala 9=MST 10=MCL 11=Haga 12=Erasmus MC 13=MUMC 14=Radboud UMC 0=niet verwezen 1=Catharina 2=Antonius 3=AMC 4=UMCG 5=OLVG 6=Amphia 7=UMCU 8=Isala 9=MST 10=MCL 11=Haga 12=Erasmus MC 13=MUMC 14=Radboud UMC 15=Albert Schweitzer ziekenhuis 16= Zuyderland17=Canisiu s-Wilhelmina Ziekenhuis 18=Jeroen Bosch Ziekenhuis 19=Maasstad
46
3. Coronairlijden
ziekenhuis_hartteam
met welk hartcentrum heeft de hartteambespreking plaatsgevonden?
2011-2015
-
intv_dat INITIËLE CONDITIES geb_dat leeftijd geslacht
datum interventie
2011-2015
-
geboortedatum leeftijd geslacht
2011-2015 2011-2015 2011-2015
-
diabetes
diabetes mellitus
2011-2015
-
Ziekenhuis 20=MCH Westeinde 21=Meander Medisch Centrum 22=Medisch Centrum Alkmaar 23=Rijnstate 24=Scheper Ziekenhuis 25=Tergooi 26=ElisabethTweeSteden Ziekenhuis 27=VieCuri Medisch Centrum 28=ZorgSaam Zeeuws Vlaanderen 30=overige ziekenhuizen 999=onbekend 0=geen hartteambespreking 1=Catharina 2=Antonius 3=AMC 4=UMCG 5=OLVG 6=Amphia 7=UMCU 8=Isala 9=MST 10=MCL 11=Haga 12=Erasmus MC 13=MUMC 14=Radboud UMC 15=VUMC 16=LUMC 999=onbekend dd-mm-jjjj dd-mm-jjjj 999=onbekend 1=man 2=vrouw 9=geen geslacht / onbekend 0=geen diabetes mellitus 1=diabetes mellitus 9=onbekend
47
3. Coronairlijden kreat
kreatinine niveau (μmol/l) linkerventrikelejectie fractie
2011-2015
-
9999=onbekend
2011-2015
-
multiv
meervatslijden
2011-2015
-
vorigAMI
eerder myocardinfarct
2011-2015
-
vorigCABG
eerdere CABG
2011-2015
-
vorigPCI
eerdere PCI
2011-2015
-
1=EF >50% 2=EF 30-50% 3=EF <30% 9=onbekend 0=geen meervatslijden 1=meervatslijden 9=onbekend 0=geen eerder myocardinfarct 1=eerder myocardinfarct 9=onbekend 0=geen eerdere CABG 1=eerdere CABG 9=onbekend 0=geen eerdere PCI 1=eerdere PCI 9=onbekend
2011-2014
10-14 maanden, actieve followup noodzakelijk
1 jaar tot maximaal 5 jaar, actieve followup noodzakelijk 1 jaar tot maximaal 5 jaar, actieve followup noodzakelijk 1 jaar tot maximaal 5 jaar, actieve followup noodzakelijk 1 jaar tot maximaal 5 jaar, actieve followup noodzakelijk 1 jaar tot maximaal 5
LVEF
UITKOMSTINDICATOREN CCS pijn op de borst, gemeten volgens CCS-classificatie
PCI
PCI gedurende follow-up (einddatum 31-122015)
2011-2015
PCI_dat
datum PCI (einddatum 31-122015)
2011-2015
followupPCI_dat
datum follow-up PCI (einddatum 31-122015)
2011-2015
CABG
CABG gedurende follow-up (einddatum 31-122015)
2011-2015
CABG_dat
datum CABG (einddatum 31-12-
2011-2015
0=geen pijn op de borst 1=klasse I 2=klasse II 3=klasse III 4=klasse IV 9=onbekend 0=geen PCI 1=PCI 9=onbekend
dd-mm-jjjj
dd-mm-jjjj
0=geen CABG 1=CABG 9=onbekend
dd-mm-jjjj
48
3. Coronairlijden 2015)
followupCABG_dat
datum follow-up CABG (einddatum 31-122015)
2011-2015
MI
myocardinfarct gedurende follow-up (einddatum 31-122015)
2011-2015
MI_dat
datum myocardinfarct (einddatum 31-122015)
2011-2015
followupMI_dat
datum follow-up myocardinfarct (einddatum 31-122015)
2011-2015
vitaliteit
vitaliteitsstatus van de patiënt op 30-042016
2011-2015
vitaliteit_dat
vitaliteitsdatum: indien levend 30-042016; indien overleden overlijdensdatum; indien lost to followup datum laatste contact Score op de kwaliteit van leven vragen vóór start conservatieve behandeling gemeten met de SF36/SF12 (de score per individuele vraag dient geregistreerd te worden) Score op de kwaliteit van leven vragen na start conservatieve behandeling gemeten met de SF36/SF12 (de score
2011-2015
vraag1_T0 . . . Vraag36_T0
vraag1_T1 . . . Vraag36_T1
jaar, actieve followup noodzakelijk 1 jaar tot maximaal 5 jaar, actieve followup noodzakelijk 1 jaar tot maximaal 5 jaar, actieve followup noodzakelijk 1 jaar tot maximaal 5 jaar, actieve followup noodzakelijk 1 jaar tot maximaal 5 jaar, actieve followup noodzakelijk GBA-check op of na 30-042016 noodzakelijk GBA-check op of na 30-042016 noodzakelijk
dd-mm-jjjj
0=geen myocardinfarct 1=myocardinfarct 9=onbekend dd-mm-jjjj
dd-mm-jjjj
0=levend 1=overleden 2=lost to follow-up 9=onbekend dd-mm-jjjj
2011-2014
gemeten binnen 1 maand nadat het hartteam het besluit heeft genomen om de patiënt conservatief te behandelen
999=onbekend
2011-2014
gemeten tussen 10-14 maanden na start conservatieve behandeling
999=onbekend
49
3. Coronairlijden per individuele vraag dient geregistreerd te worden)
50
4. Aortakleplijden 4. Aortakleplijden Aortakleplijden is gedefinieerd als een medische conditie waarbij een patiënt symptomatisch is en ernstige aortaklepstenose en/of aortaklepinsufficiëntie heeft. Voor ernstige aortaklepstenose dient een patiënt aan ten minste één van de onderstaande criteria te voldoen:
Aortaklepoppervlak (cm2) Geïndexeerd klepoppervlak (cm2/m2 BSA) Gemiddelde gradiënt (mmHg) Maximale jet snelheid (m/s) Snelheidsratio
Aortaklepstenose < 1,0 < 0,6 > 40a > 4,0a < 0,25
BSA= body surface area (lichaamsoppervlak) a Bij patiënten met normale cardiale output/transvalvulaire flow.
Voor aortaklepinsufficiëntie dient een patiënt aan ten minste één van de onderstaande criteria te voldoen:
Effectieve regurgitatie openingsoppervlakte (mm2) Regurgitatie volume (ml/beat)
Aortaklepinsufficiëntie ≥ 30 ≥ 60
Bronvermelding: Guidelines on the management of valvular heartdisease (version 2012). Eur Heart J 2012; 33: 2451– 2496
In het cohort voor de medische conditie aortakleplijden worden patiënten geïncludeerd met aortakleplijden waarbij een geïsoleerde AVR of TAVI is uitgevoerd en patiënten met ernstige aortaklepstenose waarbij het multidisciplinaire hartteam heeft besloten om de patiënten conservatief te behandelen.
4.1
Geconsolideerd aortakleplijden
Patiënten die gediagnosticeerd zijn met aortakleplijden en een geïsoleerde AVR, geïsoleerde TAVI of conservatieve behandeling hebben ondergaan, worden geïncludeerd in het cohort geconsolideerd aortakleplijden. De indicatorenset voor geconsolideerd aortakleplijden is samengesteld uit de overlappende uitkomstindicatoren en initiële condities van de individuele medische behandelingen van aortakleplijden. Het totaal overzicht van de uitkomst indicatoren en initiële condities van de afzonderlijke medische behandelingen en van geconsolideerd aortakleplijden is te verkrijgen via de website www.meetbaarbeter.com. De geconsolideerde dataset wordt door Meetbaar Beter samengevoegd uit de aangeleverde cohorten voor AVR, TAVI en de conservatieve behandeling, en hoeft niet door de ziekenhuizen zelf als dataset aangeleverd te worden. Inclusieperiode = 2011-2015
51
4. Aortakleplijden 4.2
Aortaklepvervanging (AVR)
4.2.1 Definitie AVR Definitie AVR = elke patiënt waarbij het de intentie is om een geïsoleerde aortaklepvervanging (AVR) te verrichten† (patiënt dient geïncludeerd te worden vanaf het moment dat er een huidincisie heeft plaatsgevonden). † Niet includeren: een patiënt waarbij naast de AVR een gelijktijdige CABG of ritmechirurgie of andere vormen van chirurgie wordt uitgevoerd een patiënt waarbij naast de AVR een gelijktijdige, geplande Bentall-procedure wordt uitgevoerd Wel includeren: een patiënt waarbij naast de AVR een gelijktijdige ongeplande Bentall-procedure wordt uitgevoerd Inclusieperiode = 2011-2015 NB: Patiënt mag maar één keer voorkomen in het AVR cohort, ontdubbelen dient het ziekenhuis zelf te doen.
Ook type prothese van de AVR dient geregistreerd te worden: 1) Bioprothese soort onbekend 2) Bioprothese ongestent 3) Bioprothese gestent 4) Mechanisch 5) Homograft 6) Autograft 7) Hechtingloze bioprothese 8) Overig 9) Onbekend
4.2.2 Uitkomstindicatoren AVR
120-daagse mortaliteit Patiënten die ongeacht doodsoorzaak binnen 120 dagen (≤ 120 dagen) na de interventie overlijden. Lange-termijn overleving Patiënten die overleven als functie van het aantal verstreken dagen na de interventie met een maximale follow-up duur van 5 jaar. Kwaliteit van leven Kwaliteit van leven van de patiënt gemeten vóór en na de interventie. Meting vóór interventie = gemeten niet langer geleden dan maximaal 2 maanden vóór de interventie. Meting na interventie = gemeten tussen 10-14 maanden na start van de conservatieve behandeling. Bij voorkeur gemeten met de SF36-2, anders de SF12-2. Van spoedpatiënten kan géén kwaliteit van leven vlak voor de interventie gemeten worden. Diepe sternumwondinfectie* Diepe sternumwondinfectie die zich ontwikkelt binnen 30 dagen (≤ 30 dagen) na de interventie†. † = Hierbij wordt er van uitgegaan dat de patiënt teruggaat naar het behandelcentrum . 3 categorieën: 0) geen diepe sternumwondinfectie; 1) diepe sternumwondinfectie en 9) onbekend
52
4. Aortakleplijden
CVA* Patiënten waarbij de neuroloog heeft vastgesteld dat een postoperatieve CVA binnen 72 uur (≤ 72 uur) na de interventie is opgetreden (exclusief TIA). 3 categorieën: 0) geen CVA; 1) CVA en 9) onbekend Implantatie nieuwe permanente pacemaker Postoperatieve implantatie van een nieuwe (geen vervangende) permanente pacemaker binnen 30 dagen (≤ 30 dagen) na de interventie. Hieronder valt ook een implantatie van ICD indien er sprake is geweest van brady-aritmieën of pauzes als indicatie voor permanente pacemaker. 3 categorieën: 0) geen implantatie nieuwe permanente pacemaker; 1) implantatie nieuwe permanente pacemaker en 9) onbekend Vrijheid van klepreïnterventie Patiënten die vrij zijn van een aortaklepreïnterventie (aortaklepvervanging, aortaklepreparatie of percutane paravalvulaire lekkage (PVL) sluiting (ook niet geïsoleerde ingrepen includeren)) aan dezelfde aortaklep als functie van het aantal verstreken dagen na de interventie. 3 categorieën: 0) geen klepreïnterventie, 1) klepreïnterventie, 9) onbekend
4.2.3 Initiële condities AVR
Actieve endocarditis* Patiënten waarbij endocarditis is gediagnosticeerd aan de aortaklep voorafgaande aan de interventie. 3 categorieën: 0) geen endocarditis; 1) patiënt wordt op het moment van de interventie nog behandeld met een antibiotica vanwege endocarditis en 9) onbekend Diabetes mellitus* Patiënten die diabetes mellitus type 1 of type 2 hebben. 3 categorieën: 0) geen diabetes mellitus; 1) diabetes mellitus en 9) onbekend Eerder CVA* Patiënten die een CVA hebben doorgemaakt voorafgaande aan de interventie gedurende het hele leven (exclusief TIA). 3 categorieën: 0) geen eerder CVA; 1) eerder CVA en 9) onbekend Eerdere hartoperatie Patiënten die een hartoperatie hebben ondergaan, waarbij opening van het pericardium heeft plaatsgevonden, voorafgaande aan de interventie gedurende het hele leven. 3 categorieën: 0) geen eerdere hartoperatie; 1) eerdere hartoperatie en 9) onbekend Geslacht 3 categorieën: 1) man; 2) vrouw en 9) geen geslacht/onbekend (b.v. transgenders en androgyne personen) Leeftijd Leeftijd in jaren op het moment van start interventie. In de rapportage worden de volgende leeftijdscategorieën gehanteerd: “leeftijd <65”, “leeftijd 65-74”, “leeftijd ≥ 75”. Linkerventrikelfunctie De linkerventrikelfunctie wordt uitgedrukt als ejectiefractie (EF, in %)*. De geregistreerde EF mag niet langer dan 6 maanden vóór de interventie zijn vastgesteld. De laatst gemeten EF vóór de interventie wordt geregistreerd. 4 categorieën: 1) EF > 50%; 2) EF 30-50%; 3) EF < 30% en 9) onbekend Logistische EuroSCORE I* Laatst bepaalde logistische EuroSCORE I gemeten vóór de interventie (continu gemeten in % met 2 decimalen nauwkeurig, bijv. 25,03%).
53
4. Aortakleplijden
*
Categorie onbekend = 999,99 In de rapportage worden de volgende categorieën voor de EuroSCORE I gehanteerd: “laag < 10% (≤ 9,49)”, “middel 10-20% (9,50-19,49)”, “hoog > 20% (≥19,50)”. Logistische EuroSCORE II* Laatst bepaalde logistische EuroSCORE II gemeten vóór de interventie (continu gemeten in % met 2 decimalen nauwkeurig, bijv. 25,03%). Categorie onbekend = 999,99 In de rapportage worden de volgende categorieën voor de EuroSCORE II gehanteerd: “laag < 5% (≤ 4,49)”, “middel 5-10% (4,50-9,49)”, “hoog > 10% (≥9,50)”. Nierinsufficiëntie* Nierinsufficiëntie wordt gedefinieerd als een verminderde glomerular filtration rate (GFR) <60 ml/min/1,73 m2. De GFR wordt door Meetbaar Beter berekend volgens de MDRD formule. Categorie onbekend = 9999 In de rapportage worden de volgende afkapwaarden voor nierinsufficiëntie aan de hand van de eGFR gehanteerd: “geen nierinsufficiëntie (eGFR ≥ 60 ml/min/1,73 m2)”, “nierinsufficiëntie (eGFR < 60 ml/min/1,73 m2)”. Urgentie van de procedure* 4 categorieën: 1) electief; 2) urgent; 3) spoed+redding en 9) onbekend
Uitgebreide definitie is terug te vinden in hoofdstuk 2 Definities
54
4. Aortakleplijden 4.2.4 Codeboek AVR NAAM VARIABLE
OMSCHRIJVING
INCLUSIEPERIODE
specifieke code voor patiënt gerelateerd aan de behandeling (wordt in Excel bestand automatisch toegekend aan de patiënt) patiëntnummer ziekenhuis waar interventie c.q. behandeling plaatsvindt
2011-2015
-
-
2011-2015 2011-2015
-
hartteam
hartteambespreking
2011-2015
-
intv_dat prothese_type
datum interventie type prothese
2011-2015 2011-2015
-
1=Catharina 2=Antonius 3=AMC 4=UMCG 5=OLVG 6=Amphia 7=UMCU 8=Isala 9=MST 10=MCL 11=Haga 12=Erasmus MC 13=MUMC 14=Radboud UMC 0=geen hartteambespreking 1=hartteambespreking 9=onbekend dd-mm-jjjj 1=bioprothese soort onbekend 2=bioprothese ongestent 3=bioprothese gestent 4=mechanisch 5=homograft 6=autograft 7=hechtingloze bioprothese 8=overig 9=onbekend
INITIËLE CONDITIES geb_dat geboortedatum leeftijd leeftijd geslacht geslacht
2011-2015 2011-2015 2011-2015
-
diabetes
2011-2015
-
ALGEMEEN intv_nr
patientnr ziekenhuis
diabetes mellitus
FOLLOW-UP DUUR
CODERING
dd-mm-jjjj 999=onbekend 1=man 2=vrouw 9=geen geslacht / onbekend 0=geen diabetes
55
4. Aortakleplijden
2011-2015
-
2015 (indien bekend) 2011-2015
-
999,99=onbekend
endocarditis
logistische EuroSCORE I (in %, 2 decimalen) logistische EuroSCORE II (in %, 2 decimalen) actieve endocarditis
mellitus 1=diabetes mellitus 9=onbekend 999,99=onbekend
-
vorigHartop
eerdere hartoperatie
2011-2015
-
kreat
kreatinine niveau (μmol/l) urgentie van de procedure
2011-2015
-
0=geen endocarditis 1=patiënt wordt op het moment van interventie nog behandeld met een antibiotica vanwege endocarditis 9=onbekend 0=geen eerdere hartoperatie 1=eerdere hartoperatie 9=onbekend 9999=onbekend
2011-2015
-
vorigCVA
eerder CVA
2011-2015
-
LVEF
linkerventrikelejectiefra ctie
2011-2015
-
EuroscoreI EuroscoreII
urgentie
UITKOMSTINDICATOREN DSWI diepe sternumwondinfectie
2011-2015
pacemaker
implantatie nieuwe permanente pacemaker
2011-2015
CVA
CVA
2011-2015
reinterv_klep
klepreïnterventie verricht gedurende follow-up
2011-2015
1=electief 2=urgent 3=spoed+redding 9=onbekend 0=geen eerder CVA 1=eerder CVA 9=onbekend 1=EF >50% 2=EF 30-50% 3=EF <30% 9=onbekend
30 dagen
0=geen diepe sternumwondinfectie 1=diepe sternumwondinfectie 9=onbekend 30 dagen, 0=geen implantatie actieve follow- nieuwe permanente up noodzakelijk pacemaker 1=implantatie nieuwe permanente pacemaker 9=onbekend 72 uur, 0=geen CVA actieve follow- 1=CVA up noodzakelijk 9=onbekend 1 jaar tot 0=geen maximaal 5 klepreïnterventie jaar, 1=klepreïnterventie
56
4. Aortakleplijden (einddatum 31-12-2015)
actieve followup noodzakelijk 1 jaar tot maximaal 5 jaar, actieve followup noodzakelijk 1 jaar tot maximaal 5 jaar, actieve followup noodzakelijk GBA-check op of na 30-042016 noodzakelijk GBA-check op of na 30-042016 noodzakelijk
9=onbekend
2011-2014
gemeten niet langer geleden dan maximaal 2 maanden vóór de interventie
999=onbekend
2011-2014
gemeten 999=onbekend tussen 10-14 maanden na de interventie
reinterv_klep_dat
datum klepreïnterventie (einddatum 31-12-2015)
2011-2015
followupklep_dat
datum follow-up klepreïnterventie (einddatum 31-12-2015)
2011-2015
vitaliteit
vitaliteitsstatus van de patiënt op 30-04-2016
2011-2015
vitaliteit_dat
vitaliteitsdatum: indien levend 30-04-2016; indien overleden overlijdensdatum; indien lost to follow-up datum laatste contact Score op de kwaliteit van leven vragen vóór de interventie gemeten met de SF36/SF12 (de score per individuele vraag dient geregistreerd te worden) Score op de kwaliteit van leven vragen na de interventie gemeten met de SF36/SF12 (de score per individuele vraag dient geregistreerd te worden)
2011-2015
vraag1_T0 . . . Vraag36_T0
vraag1_T1 . . . Vraag36_T1
dd-mm-jjjj
dd-mm-jjjj
0=levend 1=overleden 2=lost to follow-up 9=onbekend dd-mm-jjjj
57
4. Aortakleplijden 4.3
Transkatheter aortaklepimplantatie (TAVI)
4.3.1 Definitie TAVI Definitie TAVI = elke patiënt waarbij het de intentie is om een geïsoleerde transkatheter aortaklepimplantatie (TAVI) te verrichten (patiënt dient geïncludeerd te worden vanaf het moment dat de patiënt is aangeprikt). Inclusieperiode = 2011-2015 NB: Patiënt mag maar één keer voorkomen in het TAVI cohort, ontdubbelen dient het ziekenhuis zelf te doen.
Ook de gebruikte toegangsweg van de TAVI dient geregistreerd te worden: 1) Transfemoraal 2) Transapicaal 3) Via arteria subclavia 4) Direct transaortaal 5) Transaxillair 6) Overig 9) Onbekend
4.3.2 Uitkomstindicatoren TAVI Procedurele mortaliteit Patiënten die ongeacht doodsoorzaak binnen 3 dagen (≤ 3 dagen) na de interventie overlijden. 30-daagse mortaliteit Patiënten die ongeacht doodsoorzaak binnen 30 dagen (≤ 30 dagen) na de interventie overlijden. 120-daagse mortaliteit Patiënten die ongeacht doodsoorzaak binnen 120 dagen (≤ 120 dagen) na de interventie overlijden. Lange-termijn overleving Patiënten die overleven als functie van het aantal verstreken dagen na de interventie met een maximale follow-up duur van 5 jaar. Kwaliteit van leven Kwaliteit van leven van de patiënt gemeten vóór en na de interventie. Meting vóór interventie = gemeten niet langer geleden dan maximaal 2 maanden vóór de interventie. Meting na interventie = gemeten tussen 10-14 maanden na de interventie. Bij voorkeur gemeten met de SF36-2, anders de SF12-2. Van spoedpatiënten kan géén kwaliteit van leven vlak voor de interventie gemeten worden. NYHA klasse* De NYHA (New York Heart Association) classificatie voor hartfalen gemeten vóór en na de interventie. Meting vóór interventie = gemeten niet langer geleden dan maximaal 3 maanden vóór de interventie. Meting na interventie = gemeten tussen 30 en 60 dagen na de interventie. 5 categorieën: 1) klasse I; 2)klasse II; 3) klasse III; 4) klasse IV en 9) onbekend Vasculaire complicaties* Patiënten waarbij binnen 30 dagen (≤ 30 dagen) een vasculaire complicatie optreedt (diagnose volgens de VARC-2-definitie) vanaf het begin van de interventie.
58
4. Aortakleplijden 4 categorieën: 0) geen vasculaire complicatie; 1) major vasculaire complicatie(s); 2) minor vasculaire complicatie(s) en 9) onbekend CVA* Patiënten waarbij de neuroloog heeft vastgesteld dat een postoperatieve CVA binnen 72 uur (≤ 72 uur) na de interventie is opgetreden (exclusief TIA). 3 categorieën: 0) geen CVA; 1) CVA en 9) onbekend Implantatie nieuwe permanente pacemaker Postoperatieve implantatie van een nieuwe (geen vervangende) permanente pacemaker binnen 30 dagen (≤ 30 dagen) na de interventie. Hieronder valt ook een implantatie van ICD indien er sprake is geweest van brady-aritmieën of pauzes als indicatie voor permanente pacemaker. 3 categorieën: 0) geen implantatie nieuwe permanente pacemaker; 1) implantatie nieuwe permanente pacemaker en 9) onbekend Vrijheid van klepreïnterventie Patiënten die vrij zijn van een aortaklepreïnterventie (aortaklepvervanging, aortaklepreparatie of percutane paravalvulaire lekkage (PVL) sluiting (ook niet geïsoleerde ingrepen includeren)) aan dezelfde aortaklep als functie van het aantal verstreken dagen na de interventie. 3 categorieën: 0) geen klepreïnterventie, 1) klepreïnterventie, 9) onbekend
4.3.3 Initiële condities TAVI
Eerder CVA* Patiënten die een CVA hebben doorgemaakt voorafgaande aan de interventie gedurende het hele leven (exclusief TIA). 3 categorieën: 0) geen eerder CVA; 1) eerder CVA en 9) onbekend Eerdere hartoperatie Patiënten die een hartoperatie hebben ondergaan, waarbij opening van het pericardium heeft plaatsgevonden, voorafgaande aan de interventie gedurende het hele leven. 3 categorieën: 0) geen eerdere hartoperatie; 1) eerdere hartoperatie en 9) onbekend Frailty (vanaf 1-3-2016) Gemeten met behulp van de Edmonton Frail Scale voorafgaande aan de interventie. De score per individuele vraag dient geregistreerd te worden. Geslacht 3 categorieën: 1) man; 2) vrouw en 9) geen geslacht/onbekend (b.v. transgenders en androgyne personen) Leeftijd Leeftijd in jaren op het moment van start interventie. In de rapportage worden de volgende leeftijdscategorieën gehanteerd: “leeftijd <75”, “leeftijd 75-84”, “leeftijd ≥ 85”. Linkerventrikelfunctie De linkerventrikelfunctie wordt uitgedrukt als ejectiefractie (EF, in %)*. De geregistreerde EF mag niet langer dan 6 maanden vóór de interventie zijn vastgesteld. De laatst gemeten EF vóór de interventie wordt geregistreerd. 4 categorieën: 1) EF > 50%; 2) EF 30-50%; 3) EF < 30% en 9) onbekend Logistische EuroSCORE I* Laatst bepaalde logistische EuroSCORE I gemeten vóór de interventie (continu gemeten in % met 2 decimalen nauwkeurig, bijv. 25,03%). Categorie onbekend = 999,99 In de rapportage worden de volgende categorieën voor de EuroSCORE I gehanteerd: “laag < 10% (≤ 9,49)”, “middel 10-20% (9,50-19,49)”, “hoog > 20% (≥19,50)”.
59
4. Aortakleplijden
*
Logistische EuroSCORE II* Laatst bepaalde logistische EuroSCORE II gemeten vóór de interventie (continu gemeten in % met 2 decimalen nauwkeurig, bijv. 25,03%). Categorie onbekend = 999,99 In de rapportage worden de volgende categorieën voor de EuroSCORE II gehanteerd: “laag < 5% (≤ 4,49)”, “middel 5-10% (4,50-9,49)”, “hoog > 10% (≥9,50)”. Mitralisklepinsufficiëntie* Patiënten waarbij mitralisklepinsufficiëntie is gediagnosticeerd voorafgaande aan de interventie. Gemeten bij het laatste echocardiogram tot maximaal 1 jaar vóór de interventie. 4 categorieën: 1) geen/mild mitralisklepinsufficiëntie; 2) matig mitralisklepinsufficiëntie; 3) ernstig mitralisklepinsufficiëntie en 9) onbekend In de rapportage worden de volgende categorieën voor mitralisklepinsufficiëntie gehanteerd: “geen/mild mitralisklepinsufficiëntie”, “matig/ernstig mitralisklepinsufficiëntie”. Nierinsufficiëntie* Nierinsufficiëntie wordt gedefinieerd als een verminderde glomerular filtration rate (GFR) <60 ml/min/1,73 m2. De GFR wordt door Meetbaar Beter berekend volgens de MDRD formule. Categorie onbekend = 9999 In de rapportage worden de volgende afkapwaarden voor nierinsufficiëntie aan de hand van de eGFR gehanteerd: “geen nierinsufficiëntie (eGFR ≥ 60 ml/min/1,73 m2)”, “nierinsufficiëntie (eGFR < 60 ml/min/1,73 m2)”. Urgentie van de procedure* 4 categorieën: 1) electief; 2) urgent; 3) spoed+redding en 9) onbekend
Uitgebreide definitie is terug te vinden in hoofdstuk 2 Definities
60
4. Aortakleplijden 4.3.4 Codeboek TAVI NAAM VARIABLE
OMSCHRIJVING
INCLUSIEPERIODE
specifieke code voor patiënt gerelateerd aan de behandeling (wordt in Excel bestand automatisch toegekend aan de patiënt) patiëntnummer ziekenhuis waar interventie c.q. behandeling plaatsvindt
2011-2015
-
-
2011-2015 2011-2015
-
hartteam
hartteambespreking
2011-2015
-
intv_dat procedure_type
datum interventie type procedure
2011-2015 2011-2015
-
1=Catharina 2=Antonius 3=AMC 4=UMCG 5=OLVG 6=Amphia 7=UMCU 8=Isala 9=MST 10=MCL 11=Haga 12=Erasmus MC 13=MUMC 14=Radboud UMC 0=geen hartteambespreking 1=hartteambespreking 9=onbekend dd-mm-jjjj 1=transfemoraal 2=transapicaal 3=via arteria subclavia 4=direct transaortaal 5=transaxillair 6=overig 9=onbekend
INITIËLE CONDITIES geb_dat leeftijd geslacht
geboortedatum leeftijd geslacht
2011-2015 2011-2015 2011-2015
-
kreatinine niveau (μmol/l) logistische EuroSCORE I (in %, 2 decimalen) logistische EuroSCORE II (in %, 2 decimalen)
2011-2015 2011-2015
-
dd-mm-jjjj 999=onbekend 1=man 2=vrouw 9=geen geslacht / onbekend 9999=onbekend 999,99=onbekend
2015 (indien bekend)
-
999,99=onbekend
ALGEMEEN intv_nr
patientnr ziekenhuis
kreat EuroscoreI EuroscoreII
FOLLOW-UP DUUR
CODERING
61
4. Aortakleplijden urgentie
urgentie van de procedure
2011-2015
-
vorigCVA
eerder CVA
2011-2015
-
vorigHartop
eerdere hartoperatie
2011-2015
-
vorigMitrklep
mitralisklepinsufficiëntie
2011-2015
-
LVEF
linkerventrikelejectiefract ie
2011-2015
-
UITKOMSTINDICATOREN NYHA_base NYHA klasse vóór de interventie
2011-2015
NYHA_1
NYHA klasse na interventie
2011-2015
vasc_compl
vasculaire complicaties
2011-2015
gemeten niet langer geleden dan maximaal 3 maanden vóór de interventie gemeten tussen 30-60 dagen maanden na de interventie 30 dagen, actieve followup noodzakelijk
pacemaker
implantatie nieuwe permanente pacemaker
2011-2015
30 dagen, actieve followup noodzakelijk
CVA
CVA
2011-2015
72 uur,
1=electief 2=urgent 3=spoed+redding 9=onbekend 0=geen eerder CVA 1=eerder CVA 9=onbekend 0=geen eerdere hartoperatie 1=eerdere hartoperatie 9=onbekend 1=geen/mild mitralisklepinsufficiëntie 2=matig mitralisklepinsufficiëntie 3=ernstig mitralisklepinsufficiëntie 9=onbekend 1=EF >50% 2=EF 30-50% 3=EF <30% 9=onbekend 1=klasse I 2=klasse II 3=klasse III 4=klasse IV 9=onbekend 1=klasse I 2=klasse II 3=klasse III 4=klasse IV 9=onbekend 0=geen vasculaire complicatie 1=major vasculaire complicatie(s) 2=minor vasculaire complicatie(s) 9=onbekend 0=geen implantatie nieuwe permanente pacemaker 1=implantatie nieuwe permanente pacemaker 9=onbekend 0=geen CVA
62
4. Aortakleplijden actieve followup noodzakelijk 1 jaar tot maximaal 5 jaar, actieve followup noodzakelijk 1 jaar tot maximaal 5 jaar, actieve followup noodzakelijk 1 jaar tot maximaal 5 jaar, actieve followup noodzakelijk GBA-check op of na 30-042016 noodzakelijk GBA-check op of na 30-042016 noodzakelijk
1=CVA 9=onbekend
2011-2014
gemeten niet langer geleden dan maximaal 2 maanden vóór de interventie
999=onbekend
2011-2014
gemeten tussen 10-14 maanden na de interventie
999=onbekend
reinterv_klep
klepreïnterventie verricht gedurende follow-up (einddatum 31-12-2015)
2011-2015
reinterv_klep_dat
datum klepreïnterventie (einddatum 31-12-2015)
2011-2015
followupklep_dat
datum follow-up klepreïnterventie (einddatum 31-12-2015)
2011-2015
vitaliteit
vitaliteitsstatus van de patiënt op 30-04-2016
2011-2015
vitaliteit_dat
vitaliteitsdatum: indien levend 30-04-2016; indien overleden overlijdensdatum; indien lost to follow-up datum laatste contact Score op de kwaliteit van leven vragen vóór de interventie gemeten met de SF36/SF12 (de score per individuele vraag dient geregistreerd te worden) Score op de kwaliteit van leven vragen na de interventie gemeten met de SF36/SF12 (de score per individuele vraag dient geregistreerd te worden)
2011-2015
vraag1_T0 . . . Vraag36_T0
vraag1_T1 . . . Vraag36_T1
0=geen klepreïnterventie 1=klepreïnterventie 9=onbekend
dd-mm-jjjj
dd-mm-jjjj
0=levend 1=overleden 2=lost to follow-up 9=onbekend dd-mm-jjjj
63
4. Aortakleplijden
4.4
Conservatieve behandeling
4.4.1 Definitie conservatieve behandeling Definitie conservatieve behandeling = elke patiënt die lijdt aan aortakleplijden (zoals gedefinieerd op pagina 51) en waarbij het multidisciplinaire hartteam het besluit heeft genomen om de patiënt conservatief te behandelen vanwege een sterk verhoogd risico op mortaliteit of complicaties, indien er een interventie wordt uitgevoerd. Voor deze patiënt geldt dat het niet de intentie is om een AVR dan wel TAVI uit te voeren. Samenvattend: De patiënt dient te voldoen aan de onderstaande criteria: 1. Patiënt lijdt aan aortakleplijden zoals gedefinieerd op pagina 51 2. Patiënt is besproken in een hartteam 3. Het is niet de intentie om een AVR dan wel TAVI uit te voeren Het moment van hartteambespreking is de startdatum van de follow-up. Voor het selecteren van de conservatief behandelde patiënten is een werkprotocol opgesteld. Dit werkprotocol kan opgevraagd worden via
[email protected]. Inclusieperiode = 2011-2015 NB: Patiënt mag maar één keer voorkomen in het conservatieve behandeling cohort, ontdubbelen dient het ziekenhuis zelf te doen.
4.4.2 Uitkomstindicatoren conservatieve behandeling
120-daagse mortaliteit Patiënten die ongeacht doodsoorzaak binnen 120 dagen (≤ 120 dagen) na start conservatieve behandeling overlijden. Lange-termijn overleving Patiënten die overleven als functie van het aantal verstreken dagen na start conservatieve behandeling met een maximale follow-up duur van 5 jaar. Kwaliteit van leven Kwaliteit van leven van de patiënt gemeten vóór en na start van de conservatieve behandeling. Meting vóór interventie = gemeten binnen 1 maand nadat het hartteam het besluit heeft genomen om de patiënt conservatief te behandelen. Meting na behandeling = gemeten tussen 10-14 maanden na start conservatieve behandeling. Bij voorkeur gemeten met de SF36-2, anders de SF12-2.
4.4.3 Initiële condities conservatieve behandeling
Eerdere hartoperatie Patiënten die een hartoperatie hebben ondergaan, waarbij opening van het pericardium heeft plaatsgevonden, voorafgaande aan de interventie gedurende het hele leven. 3 categorieën: 0) geen eerdere hartoperatie; 1) eerdere hartoperatie en 9) onbekend Geslacht 3 categorieën: 1) man; 2) vrouw en 9) geen geslacht/onbekend (b.v. transgenders en androgyne personen)
64
4. Aortakleplijden
*
Leeftijd Leeftijd in jaren op het moment van start conservatieve behandeling. In de rapportage worden de volgende leeftijdscategorieën gehanteerd: “leeftijd <75”, “leeftijd 75-84”, “leeftijd ≥ 85”. Linkerventrikelfunctie De linkerventrikelfunctie wordt uitgedrukt als ejectiefractie (EF, in %)*. De geregistreerde EF mag niet langer dan 6 maanden vóór start conservatieve behandeling zijn vastgesteld. De laatst gemeten EF vóór de interventie wordt geregistreerd. 4 categorieën: 1) EF > 50%; 2) EF 30-50%; 3) EF < 30% en 9) onbekend Logistische EuroSCORE I* Laatst bepaalde logistische EuroSCORE I gemeten vóór start conservatieve behandeling (continu gemeten in % met 2 decimalen nauwkeurig, bijv. 25,03%). Categorie onbekend = 999,99 In de rapportage worden de volgende categorieën voor de EuroSCORE I gehanteerd: “laag < 10% (≤ 9,49)”, “middel 10-20% (9,50-19,49)”, “hoog > 20% (≥19,50)”. Logistische EuroSCORE II* Laatst bepaalde logistische EuroSCORE II gemeten vóór start conservatieve behandeling (continu gemeten in % met 2 decimalen nauwkeurig, bijv. 25,03%). Categorie onbekend = 999,99 In de rapportage worden de volgende categorieën voor de EuroSCORE II gehanteerd: “laag < 5% (≤ 4,49)”, “middel 5-10% (4,50-9,49)”, “hoog > 10% (≥9,50)”. Nierinsufficiëntie* Nierinsufficiëntie wordt gedefinieerd als een verminderde glomerular filtration rate (GFR) <60 ml/min/1,73 m2. De GFR wordt door Meetbaar Beter berekend volgens de MDRD formule. Categorie onbekend = 9999 In de rapportage worden de volgende afkapwaarden voor nierinsufficiëntie aan de hand van de eGFR gehanteerd: “geen nierinsufficiëntie (eGFR ≥ 60 ml/min/1,73 m2)”, “nierinsufficiëntie (eGFR < 60 ml/min/1,73 m2)”.
Uitgebreide definitie is terug te vinden in hoofdstuk 2 Definities
65
4. Aortakleplijden 4.4.4 Codeboek conservatieve behandeling NAAM VARIABLE
OMSCHRIJVING
INCLUSIEPERIODE
FOLLOW-UP DUUR
specifieke code voor patiënt gerelateerd aan de behandeling (wordt in Excel bestand automatisch toegekend aan de patiënt) patiëntnummer ziekenhuis waar interventie c.q. behandeling plaatsvindt
2011-2015
-
-
2011-2015 2011-2015
-
verwezen
patiënt verwezen uit een ander ziekenhuis
2011-2015
-
hartteam
hartteambespreking
2011-2015
-
intv_dat INITIËLE CONDITIES geb_dat leeftijd geslacht
datum interventie
2011-2015
-
1=Catharina 2=Antonius 3=AMC 4=UMCG 5=OLVG 6=Amphia 7=UMCU 8=Isala 9=MST 10=MCL 11=Haga 12=Erasmus MC 13=MUMC 14=Radboud UMC 0=geen verwezen patiënt 1=verwezen patiënt 9=onbekend 0=geen hartteambespreking 1=hartteambespreking 9=onbekend dd-mm-jjjj
geboortedatum leeftijd geslacht
2011-2015 2011-2015 2011-2015
-
EuroscoreI
logistische EuroSCORE I (in %, 2 decimalen) logistische EuroSCORE II (in %, 2 decimalen)
2011-2015
-
dd-mm-jjjj 999=onbekend 1=man 2=vrouw 9=geen geslacht / onbekend 999,99=onbekend
2015 (indien bekend) 2011-2015
-
999,99=onbekend
-
0=geen eerdere hartoperatie 1=eerdere hartoperatie
ALGEMEEN intv_nr
patientnr ziekenhuis
EuroscoreII
vorigHartop
eerdere hartoperatie
CODERING
66
4. Aortakleplijden kreat
9=onbekend 9999=onbekend
2011-2015
-
2011-2015
-
UITKOMSTINDICATOREN vitaliteit vitaliteitsstatus van de patiënt op 30-04-2016
2011-2015
vitaliteit_dat
vitaliteitsdatum: indien levend 30-04-2016; indien overleden overlijdensdatum; indien lost to follow-up datum laatste contact Score op de kwaliteit van leven vragen vóór de interventie gemeten met de SF36/SF12 (de score per individuele vraag dient geregistreerd te worden)
2011-2015
GBA-check op of na 3004-2016 noodzakelijk GBA-check op of na 3004-2016 noodzakelijk
0=levend 1=overleden 2=lost to follow-up 9=onbekend dd-mm-jjjj
999=onbekend
Score op de kwaliteit van leven vragen na de interventie gemeten met de SF36/SF12 (de score per individuele vraag dient geregistreerd te worden)
2011-2014
gemeten binnen 1 maand nadat het hartteam het besluit heeft genomen om de patiënt conservatief te behandelen gemeten tussen 10-14 maanden na start conservatiev e behandeling
LVEF
vraag1_T0 . . . Vraag36_T0
vraag1_T1 . . . Vraag36_T1
kreatinine niveau (μmol/l) linkerventrikelejectiefractie
2011-2014
1=EF >50% 2=EF 30-50% 3=EF <30% 9=onbekend
999=onbekend
67
5. Gecombineerd aortakleplijden en coronairlijden 5. Gecombineerd aortakleplijden en coronairlijden Dit betreft patiënten met zowel aortakleplijden als coronairlijden, waar de onderstaande definities voor gelden: Aortakleplijden is gedefinieerd als een medische conditie waarbij een patiënt symptomatisch is en matig/ernstige aortaklepstenose en/of aortaklepinsufficiëntie heeft. Voor ernstige aortaklepstenose dient een patiënt aan ten minste één van de onderstaande criteria te voldoen:
Aortaklepoppervlak (cm2) Geïndexeerd klepoppervlak (cm2/m2 BSA) Gemiddelde gradiënt (mmHg) Maximale jet snelheid (m/s) Snelheidsratio
Aortaklepstenose < 1,0 < 0,6 > 40a > 4,0a < 0,25
BSA= body surface area (lichaamsoppervlak) a Bij patiënten met normale cardiale output/transvalvulaire flow.
Voor aortaklepinsufficiëntie dient een patiënt aan ten minste één van de onderstaande criteria te voldoen:
Effectieve regurgitatie openingsoppervlakte (mm2) Regurgitatie volume (ml/beat)
Aortaklepinsufficiëntie ≥ 30 ≥ 60
Bronvermelding: Guidelines on the management of valvular heartdisease (version 2012). Eur Heart J 2012; 33: 2451– 2496
Coronairlijden is gedefinieerd als coronaire atherosclerose welke leidt tot progressieve lumenvernauwing van één of meerdere kransslagaderen (coronairen) met myocardiale ischemie tot gevolg.
68
5. Gecombineerd aortakleplijden en coronairlijden 5.1
AVR+CABG
5.1.1 Definitie AVR+CABG Definitie AVR + CABG = elke patiënt waarbij het de intentie is om een coronaire bypasschirurgie (CABG) met gelijktijdige operatieve aortaklepvervanging (AVR) te verrichten† (patiënt dient geïncludeerd te worden vanaf het moment dat er een huidincisie heeft plaatsgevonden). † Niet includeren: een patiënt waarbij aortaklepchirurgie wordt uitgevoerd in de vorm van plastieken en klepingrepen van het type ‘overige ingreep’(voorbeelden hiervan zijn onder andere: refixatie klepprothese, een ingreep in verband met paravalvulaire lekkage, het verwijderen van thrombusmassa wegens een disfunctionerende klep, verwijderen van pannus rond klepprothese, etc.) Wel includeren: een patiënt waarbij een AVR en CABG wordt uitgevoerd in combinatie met een ingreep die niet als zelfstandige ingreep geregistreerd dient te worden bij de BHN, zoals een PM, ICD, lead of niet-cardiale ingreep, ongeacht de primaire oorzaak Inclusieperiode = 2011-2015 NB: Patiënt mag maar één keer voorkomen in het AVR + CABG cohort, ontdubbelen dient het ziekenhuis zelf te doen.
Ook type prothese van de AVR dient geregistreerd te worden: 1) Bioprothese soort onbekend 2) Bioprothese ongestent 3) Bioprothese gestent 4) Mechanisch 5) Homograft 6) Autograft 7) Hechtingloze bioprothese 8) Overig 9) Onbekend Ook dienen bloedtransfusies geregistreerd te worden: Patiënten die een niet-autologe bloedtransfusie krijgen vanaf start interventie t/m 3 dagen (≤ 3 dagen) post-OK. Het aantal eenheden rood bloedcelconcentraat (RBC) die de patiënt heeft gekregen wordt geregistreerd. NB: Pre-operatief gegeven bloedtransfusies tellen niet mee, per-operatief gegeven bloedtransfusies tellen wel mee. Categorie onbekend = 999
69
5. Gecombineerd aortakleplijden en coronairlijden 5.1.2 Uitkomstindicatoren AVR+CABG
30-daagse mortaliteit Patiënten die ongeacht doodsoorzaak binnen 30 dagen (≤ 30 dagen) na de interventie overlijden. 120-daagse mortaliteit Patiënten die ongeacht doodsoorzaak binnen 120 dagen (≤ 120 dagen) na de interventie overlijden. Lange-termijn overleving Patiënten die overleven als functie van het aantal verstreken dagen na de interventie met een maximale follow-up duur van 5 jaar. Kwaliteit van leven Kwaliteit van leven van de patiënt gemeten vóór en na de interventie. Meting vóór interventie = gemeten niet langer geleden dan maximaal 2 maanden vóór de interventie. Meting na interventie = gemeten tussen 10-14 maanden na de interventie. Bij voorkeur gemeten met de SF36-2, anders de SF12-2. Diepe sternumwondinfectie* Diepe sternumwondinfectie die zich ontwikkelt binnen 30 dagen (≤ 30 dagen) na de interventie†. † = Hierbij wordt er van uitgegaan dat de patiënt teruggaat naar het behandelcentrum.
3 categorieën: 0) geen diepe sternumwondinfectie; 1) diepe sternumwondinfectie en 9) onbekend CVA* Patiënten waarbij de neuroloog heeft vastgesteld dat een postoperatieve CVA binnen 72 uur (≤ 72 uur) na de interventie is opgetreden (exclusief TIA). 3 categorieën: 0) geen CVA; 1) CVA en 9) onbekend Vrijheid van reïnterventie Patiënten die vrij zijn van zowel coronaire reïnterventie (CABG als PCI alsook CABG of PCI in combinatie met andere ingreep (in hetzelfde vat of een ander vat)) als aortaklepreïnterventie (aortaklepvervanging, aortaklepreparatie of percutane paravalvulaire lekkage (PVL) sluiting (ook niet geïsoleerde ingrepen includeren)) aan dezelfde aortaklep als functie van het aantal verstreken dagen na de interventie. 3 categorieën reïnterventie: 0) geen reïnterventie; 1) reïnterventie, 9) onbekend
5.1.3 Initiële condities AVR+CABG
Chronische longziekte Patiënten met een gediagnosticeerde chronische longziekte voorafgaande aan de interventie waarvoor zij langdurig gebruik maken van bronchusdilatoren of steroïden. 3 categorieën: 0) geen chronische longziekte; 1) chronische longziekte en 9) onbekend Diabetes mellitus* Patiënten die diabetes mellitus type 1 of type 2 hebben. 3 categorieën: 0) geen diabetes mellitus; 1) diabetes mellitus en 9) onbekend Linkerventrikelfunctie De linkerventrikelfunctie wordt uitgedrukt als ejectiefractie (EF, in %)*. De geregistreerde EF mag niet langer dan 6 maanden vóór de interventie zijn vastgesteld. De laatst gemeten EF vóór de interventie wordt geregistreerd. 4 categorieën: 1) EF > 50%; 2) EF 30-50%; 3) EF < 30% en 9) onbekend
70
5. Gecombineerd aortakleplijden en coronairlijden
*
Geslacht 3 categorieën: 1) man; 2) vrouw en 9) geen geslacht/onbekend (b.v. transgenders en androgyne personen) Leeftijd Leeftijd in jaren op het moment van start interventie. In de rapportage worden de volgende leeftijdscategorieën gehanteerd: “leeftijd <65”, “leeftijd 65-74”, “leeftijd ≥ 75”. Logistische EuroSCORE I* Laatst bepaalde logistische EuroSCORE I gemeten vóór de interventie (continu gemeten in % met 2 decimalen nauwkeurig, bijv. 25,03%). Categorie onbekend = 999,99 In de rapportage worden de volgende categorieën voor de EuroSCORE I gehanteerd: “laag < 10% (≤ 9,49)”, “middel 10-20% (9,50-19,49)”, “hoog > 20% (≥19,50)”. Logistische EuroSCORE II* Laatst bepaalde logistische EuroSCORE II gemeten vóór de interventie (continu gemeten in % met 2 decimalen nauwkeurig, bijv. 25,03%). Categorie onbekend = 999,99 In de rapportage worden de volgende categorieën voor de EuroSCORE II gehanteerd: “laag < 5% (≤ 4,49)”, “middel 5-10% (4,50-9,49)”, “hoog > 10% (≥9,50)”. Nierinsufficiëntie* Nierinsufficiëntie wordt gedefinieerd als een verminderde glomerular filtration rate (GFR) <60 ml/min/1,73 m2. De GFR wordt door Meetbaar Beter berekend volgens de MDRD formule. Categorie onbekend = 9999 In de rapportage worden de volgende afkapwaarden voor nierinsufficiëntie aan de hand van de eGFR gehanteerd: “geen nierinsufficiëntie (eGFR ≥ 60 ml/min/1,73 m2)”, “nierinsufficiëntie (eGFR < 60 ml/min/1,73 m2)”. Recent myocardinfarct* Doorgemaakt myocardinfarct in de 90 dagen (≤ 90 dagen) voorafgaande aan de interventie. 3 categorieën: 0) geen recent myocardinfarct; 1) recent myocardinfarct en 9) onbekend
Uitgebreide definitie is terug te vinden in hoofdstuk 2 Definities
71
5. Gecombineerd aortakleplijden en coronairlijden 5.1.4 Codeboek AVR+CABG NAAM VARIABLE
OMSCHRIJVING
INCLUSIEPERIODE
FOLLOW-UP DUUR
specifieke code voor patiënt gerelateerd aan de behandeling (wordt in Excel bestand automatisch toegekend aan de patiënt) patiëntnummer ziekenhuis waar interventie c.q. behandeling plaatsvindt
2011-2015
-
-
2011-2015 2011-2015
-
hartteam
hartteambespreking
2011-2015
-
intv_dat prothese_type
datum interventie type prothese
2011-2015 2011-2015
-
bloedtransfusie
aantal eenheden rood bloedcelconcentraat
2011-2015
3 dagen
1=Catharina 2=Antonius 3=AMC 4=UMCG 5=OLVG 6=Amphia 7=UMCU 8=Isala 9=MST 10=MCL 11=Haga 12=Erasmus MC 13=MUMC 14=Radboud UMC 0=geen hartteambespreking 1=hartteambespreking 9=onbekend dd-mm-jjjj 1=bioprothese soort onbekend 2=bioprothese ongestent 3=bioprothese gestent 4=mechanisch 5=homograft 6=autograft 7=hechtingloze bioprothese 8=overig 9=onbekend 999=onbekend
2011-2015 2011-2015 2011-2015
-
ALGEMEEN intv_nr
patientnr ziekenhuis
INITIËLE CONDITIES geb_dat geboortedatum leeftijd leeftijd geslacht geslacht
CODERING
dd-mm-jjjj 999=onbekend 1=man 2=vrouw 9=geen geslacht /
72
5. Gecombineerd aortakleplijden en coronairlijden diabetes
diabetes mellitus
2011-2015
-
EuroscoreI
logistische EuroSCORE I (in %, 2 decimalen) logistische EuroSCORE II (in %, 2 decimalen)
2011-2015
-
onbekend 0=geen diabetes mellitus 1=diabetes mellitus 9=onbekend 999,99=onbekend
2015 (indien bekend) 2011-2015
-
999,99=onbekend
-
1=EF >50% 2=EF 30-50% 3=EF <30% 9=onbekend 0=geen chronische longziekte 1=chronische longziekte 9=onbekend 9999=onbekend
EuroscoreII
LVEF
linkerventrikelejectiefra ctie
chr_longziekte
chronische longziekte
2011-2015
-
kreat
kreatinine niveau (μmol/l) recent myocardinfarct
2011-2015
-
2011-2015
-
UITKOMSTINDICATOREN CVA CVA
2011-2015
DSWI
diepe sternumwondinfectie
2011-2015
72 uur, actieve follow-up noodzakelijk 30 dagen
reinterv
reïnterventie verricht gedurende follow-up (einddatum 31-12-2015)
2011-2015
reinterv_dat
datum reïnterventie (einddatum 31-12-2015)
2011-2015
followupreinterv_d datum follow-up at reïnterventie (einddatum 31-12-2015)
2011-2015
vorigMI
1 jaar tot maximaal 5 jaar, actieve follow-up noodzakelijk 1 jaar tot maximaal 5 jaar, actieve follow-up noodzakelijk 1 jaar tot maximaal 5 jaar,
0=geen recent myocardinfarct 1=recent myocardinfarct 9=onbekend 0=geen CVA 1=CVA 9=onbekend 0=geen diepe sternumwondinfectie 1=diepe sternumwondinfectie 9=onbekend 0=geen reïnterventie 1=reïnterventie 9=onbekend
dd-mm-jjjj
dd-mm-jjjj
73
5. Gecombineerd aortakleplijden en coronairlijden
vitaliteit
vitaliteitsstatus van de patiënt op 30-04-2016
2011-2015
vitaliteit_dat
vitaliteitsdatum: indien levend 30-04-2016; indien overleden overlijdensdatum; indien lost to follow-up datum laatste contact Score op de kwaliteit van leven vragen vóór de interventie gemeten met de SF36/SF12 (de score per individuele vraag dient geregistreerd te worden) Score op de kwaliteit van leven vragen na de interventie gemeten met de SF36/SF12 (de score per individuele vraag dient geregistreerd te worden)
2011-2015
vraag1_T0 . . . Vraag36_T0
vraag1_T1 . . . Vraag36_T1
actieve follow-up noodzakelijk GBA-check op of na 3004-2016 noodzakelijk GBA-check op of na 3004-2016 noodzakelijk
0=levend 1=overleden 2=lost to follow-up 9=onbekend dd-mm-jjjj
2011-2014
gemeten niet langer geleden dan maximaal 2 maanden vóór de interventie
999=onbekend
2011-2014
gemeten tussen 10-14 maanden na de interventie
999=onbekend
74
6. Atriumfibrilleren 6. Atriumfibrilleren Atriumfibrilleren is een ritmestoornis welke gekenmerkt wordt door: 1. Irregulair RR-interval (zonder de aanwezigheid van een repetitief patroon), en 2. Afwezigheid van P-golven op het oppervlakte ECG, en 3. Variabele atriale cycluslengte (indien zichtbaar)
6.1
Geconsolideerd atriumfibrilleren
Patiënten die gediagnosticeerd zijn met atriumfibrilleren en een geïsoleerde katheter PVI of minimaal-invasieve chirurgische PVI hebben ondergaan, worden geïncludeerd in het cohort geconsolideerd atriumfibrilleren. De indicatorenset voor geconsolideerd atriumfibrilleren is samengesteld uit de overlappende uitkomstindicatoren en initiële condities van de individuele medische behandelingen van atriumfibrilleren. Het totaal overzicht van de uitkomstindicatoren en initiële condities van de afzonderlijke medische behandelingen en van geconsolideerd atriumfibrilleren is te verkrijgen via de website www.meetbaarbeter.com. De geconsolideerde dataset wordt door Meetbaar Beter samengevoegd uit de aangeleverde cohorten voor katheter PVI en minimaal-invasieve chirurgische PVI, en hoeft niet door de ziekenhuizen zelf als dataset aangeleverd te worden. Inclusieperiode = 2011-2015
6.2
Katheter pulmonaal venen-isolatie
6.2.1 Definitie katheter PVI Definitie katheter PVI = elke patiënt waarbij een instrument in het veneuze systeem ingebracht wordt met de intentie om een geïsoleerde endocardiale katheter pulmonaal venen-isolatie (PVI) te verrichten†. † Niet includeren:
een patiënt die een ablatie uitsluitend ter behandeling van een typische flutter (cavotricuspidale isthmus afhankelijke flutter) ondergaat een patiënt die een geïsoleerde linkerhartoorsluiting dan wel een katheter PVI met een gelijktijdige linkerhartoorsluiting ondergaat Wel includeren: een patiënt die een katheter PVI met gelijktijdig aanbrengen van aanvullende ablatielijnen in het hart ondergaat Inclusieperiode = 2011-2015 NB: Patiënt mag maar één keer voorkomen in het katheter PVI cohort, ontdubbelen dient het ziekenhuis zelf te doen.
Ook de ablatie methode dient geregistreerd te worden: 1) Conventioneel point-by-point RF ablatie 2) PVAC RF-ablatie 3) Cryo-ablatie 4) Laser ballon 5) nMARQ 6) PVAC + MASC/MAAC 7) Overig 9) Onbekend
75
6. Atriumfibrilleren 6.2.2 Uitkomstindicatoren katheter PVI 30-daagse mortaliteit Patiënten die ongeacht doodsoorzaak binnen 30 dagen (≤ 30 dagen) na de interventie overlijden. Kwaliteit van leven Kwaliteit van leven van de patiënt gemeten vóór en na de interventie. Meting vóór interventie = gemeten niet langer geleden dan maximaal 2 maanden vóór de interventie (advies = afnemen op de dag van opname). Meting na interventie = gemeten tussen 10-14 maanden na de interventie. Dient gemeten te worden met de AFEQT vragenlijst. Trombo-embolische complicaties Patiënten waarbij een trombo-embolische complicatie optreedt (CVA* / TIA */ tromboembolie*) binnen 72 uur (≤ 72 uur) na de interventie. 3 categorieën: 0) geen trombo-embolische complicatie; 1) trombo-embolische complicatie en 9) onbekend Bloedingscomplicaties* Patiënten waarbij gedurende de ziekenhuisopname van de interventie een bloedingscomplicatie optreedt (volgens de BARC-classificatie vanaf BARC type 2) die gerelateerd is aan de interventie (exclusief cardiale tamponade*). Wel includeren: Liesbloeding waarvoor chirurgische interventie Bloeding waarvoor transfusie noodzakelijk Niet includeren: Het nogmaals aanleggen van een drukverband 3 categorieën: 0) geen bloedingscomplicatie; 1) bloedingscomplicatie en 9) onbekend Vasculaire complicaties* (vanaf 1-3-2016) Patiënten waarbij binnen 30 dagen (≤ 30 dagen) een vasculaire complicatie optreedt (diagnose volgens de VARC-2-definities) vanaf het begin van de interventie. Hieronder valt onder andere: Aneurysma waarvoor radiologische interventie 3 categorieën: 0) geen vasculaire complicatie; 1) major vasculaire complicatie(s); 2) minor vasculaire complicatie(s) en 9) onbekend Cardiale tamponade* Patiënten waarbij zich binnen 30 dagen (≤ 30 dagen) na de interventie een cardiale tamponade ontwikkelt waarvoor een interventie (drainage) noodzakelijk is†. † = Hierbij wordt er van uitgegaan dat de patiënt teruggaat naar het behandelcentrum . 3 categorieën: 0) geen cardiale tamponade; 1) cardiale tamponade en 9) onbekend Phrenicus paralyse (vanaf 1-3-2016) Patiënten waarbij de phrenicus zenuw minstens 24 uur (≥ 24 uur) na de interventie niet functioneert. Dit kan vastgesteld worden door middel van bijvoorbeeld een sniff test of xthorax met hemidiafragma hoogstand. 3 categorieën: 0) geen phrenicus paralyse; 1) phrenicus paralyse en 9) onbekend Herhaalde PVI binnen 1 jaar Patiënten waarbij binnen 1 jaar (≤ 365 dagen) na de interventie een herhaalde ablatie wordt uitgevoerd met als doel het opheffen van atriumfibrilleren dan wel atriumtachycardie (cavotricuspidale isthmus afhankelijke flutter en ablatie om heel andere reden bijvoorbeeld ventriculaire tachycardie worden geëxcludeerd). Dit betreft zowel een uitgevoerde herhaalde PVI binnen 1 jaar als een herhaalde PVI die binnen 1 jaar na de interventie gepland is (dus op de wachtlijst is geplaatst) om uitgevoerd te worden.
76
6. Atriumfibrilleren
3 categorieën: 0) geen herhaalde PVI binnen 1 jaar; 1) herhaalde PVI binnen 1 jaar en 9) onbekend Herhaalde PVI binnen 3 jaar Patiënten waarbij binnen 3 jaar na de interventie een herhaalde ablatie wordt uitgevoerd met als doel het opheffen van atriumfibrilleren dan wel atriumtachycardie (cavotricuspidale isthmus afhankelijke flutter en ablatie om heel andere reden bijvoorbeeld ventriculaire tachycardie worden geëxcludeerd). Dit betreft zowel een uitgevoerde herhaalde PVI binnen 3 jaar als een herhaalde PVI die binnen 3 jaar na de interventie gepland is (dus op de wachtlijst is geplaatst) om uitgevoerd te worden. 3 categorieën: 0) geen herhaalde PVI binnen 3 jaar; 1) herhaalde PVI binnen 3 jaar en 9) onbekend Outcomes team heeft besloten om deze uitkomstindicator niet te registreren voor Meetbaar Beter rapportage 2016. Aangetoond recidief AF (tot 1-3-2016) Patiënten waarbij tijdens de controle die plaatsvindt 1 jaar (12 maanden ± 2 maanden) na de interventie met behulp van een meting is aangetoond dat recidief AF+ aanwezig is. Indien de patiënt tussen 3 maanden en 1 jaar(12 maanden ± 2 maanden) langs is gekomen op de SEH/EHH/poli wegens AF-gerelateerde klachten en waarbij objectieve aanwijzingen zijn voor recidief AF verkregen middels een meting, dan dient dit ook als aangetoond AF geregistreerd te worden. Van alle patiënten wordt ook vastgelegd welke meting is uitgevoerd. Indien meerdere metingen zijn uitgevoerd, dan moet het resultaat van de meest nauwkeurige methode geregistreerd worden: reveal/pacemaker/ICD boven Holter en ECG, Holter boven ECG. Daarnaast dient geregistreerd te worden of de patiënt 1 jaar (12 maanden ± 2 maanden) na de interventie nog behandeld wordt met AAD*. 3 categorieën aangetoond AF: 0) geen aangetoond recidief AF; 1) aangetoond recidief AF en 9) onbekend 6 categorieën meting: 0) geen meting uitgevoerd; 1) ECG; 2) 24 uurs Holter†; 3) eventrecorder; 4) reveal/pacemaker/ICD en 9) onbekend 3 categorieën gebruik AAD: 0) geen gebruik AAD; 1) gebruik AAD en 9) onbekend + = een gedocumenteerde continue AF episode van minstens 30 s † = bij gebruik van Holter > 24 uur, dan enkel het resultaat van aangetoond AF tijdens de eerste 24 uur rapporteren Let op: Indien er geen meting is uitgevoerd, dan geldt aangetoond recidief AF = onbekend Aangetoond recidief AF (vanaf 1-3-2016) Patiënten waarbij tijdens de controle die plaatsvindt 1 jaar (12 maanden ± 2 maanden) na de interventie met behulp van een 24 uurs Holter is aangetoond dat recidief AF+ aanwezig is. Indien de patiënt tussen 3 maanden en 1 jaar (12 maanden ± 2 maanden) langs is gekomen op de SEH/EHH/poli wegens AF-gerelateerde klachten en waarbij objectieve aanwijzingen zijn voor recidief AF verkregen middels een meting (zoals een ECG met AF), dan dient dit ook als aangetoond AF geregistreerd te worden. Daarnaast dient geregistreerd te worden of de patiënt 1 jaar (12 maanden ± 2 maanden) na de interventie nog behandeld wordt met AAD*. + = een gedocumenteerde continue AF episode van minstens 30 s † = bij gebruik van Holter > 24 uur, dan enkel het resultaat van aangetoond AF tijdens de eerste 24 uur rapporteren Voorbeelden: - Indien patiënt tussen 3 en 14 maanden op de SEH/EHH/poli komt en op basis van een ECG is geen sprake van recidief AF, en er is geen Holter uitgevoerd na 1 jaar, dan geldt aangetoond AF = onbekend. - Indien patiënt tussen 3 en 14 maanden op de SEH/EHH/poli komt en er op basis van een ECG is sprake van recidief AF, en er is geen Holter uitgevoerd na 1 jaar, dan geldt aangetoond AF = ja.
77
6. Atriumfibrilleren -
Indien patiënt tussen 3 en 14 maanden op de SEH/EHH/poli komt en op basis van een ECG is geen sprake van recidief AF, maar bij de Holter na 1 jaar is wel sprake van recidief AF, dan geldt aangetoond AF = ja. - Indien patiënt tussen 3 en 14 maanden op de SEH/EHH/poli komt en op basis van een ECG is geen sprake van recidief AF, en bij de Holter na 1 jaar is ook geen sprake van recidief AF, dan geldt aangetoond AF = nee. - Indien patiënt tussen 3 en 14 maanden op de SEH/EHH/poli komt en er op basis van een ECG is sprake van recidief AF, en bij de Holter na 1 jaar is ook sprake van recidief AF, dan geldt aangetoond AF = ja. 3 categorieën aangetoond AF: 0) geen aangetoond recidief AF; 1) aangetoond recidief AF en 9) onbekend 3 categorieën gebruik AAD: 0) geen gebruik AAD; 1) gebruik AAD en 9) onbekend
6.2.3 Initiële condities katheter PVI
BMI* De lengte (in cm) en het gewicht (in kg) van de patiënt worden gemeten en daaruit wordt door MeetbaarBeter de Body Mass Index (BMI) van de patiënt bepaald. Categorie onbekend = 999 In de rapportage worden de volgende categorieën voor BMI gehanteerd: “BMI < 18,5”, “BMI 18,5-24,9”, “BMI ≥ 25,0”. CHA2DS2-VASc Score* Laatst bepaalde CHA2DS2-VASc Score gemeten voorafgaande aan de interventie op een schaal van 0 tot en met 9. Gemeten tot maximaal 1 jaar vóór de interventie. Categorie onbekend = 99 In de rapportage worden de volgende categorieën voor de CHA2DS2-VASc Score gehanteerd: “laag ≤ 1”, “middel 2-4”, “hoog ≥ 5”. Eerdere ablatie in linkeratrium Patiënten die een eerdere ablatie in het linkeratrium met als doel het opheffen van atriumfibrilleren dan wel atriumtachycardie hebben ondergaan voorafgaande aan de interventie gedurende het hele leven (hieronder vallen o.a. een katheter PVI, minimaalinvasieve chirurgische PVI, hybride behandeling en ook niet-geïsoleerde interventies). 3 categorieën: 0) geen eerdere ablatie; 1) eerdere ablatie en 9) onbekend Linkeratriumvolume index* Volume van het linker atrium gemeten bij de laatste Echo, CT of MRI in ml/m2 tot maximaal 1 jaar vóór de interventie. Categorie onbekend = 999 Linkerventrikelfunctie De linkerventrikelfunctie wordt uitgedrukt als ejectiefractie (EF, in %)*. De geregistreerde EF mag niet langer dan 12 maanden vóór de interventie zijn vastgesteld. De laatst gemeten EF vóór de interventie wordt geregistreerd. 4 categorieën: 1) EF > 50%; 2) EF 30-50%; 3) EF < 30% en 9) onbekend Mitralisklepinsufficiëntie* Patiënten waarbij mitralisklepinsufficiëntie is gediagnosticeerd voorafgaande aan de interventie. Gemeten bij het laatste echocardiogram tot maximaal 1 jaar vóór de interventie. 4 categorieën: 1) geen/mild mitralisklepinsufficiëntie; 2) matig mitralisklepinsufficiëntie; 3) ernstig mitralisklepinsufficiëntie en 9) onbekend In de rapportage worden de volgende categorieën voor mitralisklepinsufficiëntie gehanteerd: “geen/mild mitralisklepinsufficiëntie”, “matig/ernstig mitralisklepinsufficiëntie”. Type AF* (vanaf 1-3-2016)
78
6. Atriumfibrilleren De hoogst bepaalde categorie van type AF voorafgaande aan de huidige interventie. 4 categorieën: 2) paroxysmaal; 3) persisterend; 4) langdurig persisterend; en 9) onbekend *
Uitgebreide definitie is terug te vinden in hoofdstuk 2 Definities
79
6. Atriumfibrilleren 6.2.4 Codeboek Katheter PVI NAAM VARIABLE
OMSCHRIJVING
INCLUSIEPERIODE
specifieke code voor patiënt gerelateerd aan de behandeling (wordt in Excel bestand automatisch toegekend aan de patiënt) patiëntnummer ziekenhuis waar interventie c.q. behandeling plaatsvindt
2011-2015
-
-
2011-2015 2011-2015
-
datum interventie ablatie methode
2011-2015 2011-2015
-
1=Catharina 2=Antonius 3=AMC 4=UMCG 5=OLVG 6=Amphia 7=UMCU 8=Isala 9=MST 10=MCL 11=Haga 12=Erasmus MC 13=MUMC 14=Radboud UMC dd-mm-jjjj 1=conventioneel point-by-point RF ablatie 2=PVAC RF-ablatie 3=cryo-ablatie 4=laser ballon 5=nMARQ 6=PVAC + MASC/MAAC 7=overig 9=onbekend
INITIËLE CONDITIES geb_dat geboortedatum leeftijd leeftijd geslacht geslacht
2011-2015 2011-2015 2011-2015
-
lengte gewicht ablatieAF
2011-2015 2011-2015 2011-2015
-
ALGEMEEN intv_nr
patientnr ziekenhuis
intv_dat ablatie_methode
lengte (cm) gewicht (kg) eerdere ablatie in linkeratrium
FOLLOW-UP DUUR
CODERING
dd-mm-jjjj 999=onbekend 1=man 2=vrouw 9=geen geslacht / onbekend 999=onbekend 999=onbekend 0=geen eerdere ablatie 1=eerdere ablatie 9=onbekend
80
6. Atriumfibrilleren LVEF
linkerventrikelejectiefractie
2011-2015
-
type_AF
type AF
2016
-
grootte_atrium
linkeratriumvolume 2011-2015 2 index in ml/m CHA2DS2-VASc Score 2011-2015 mitralisklepinsufficiëntie 2011-2015
VAS vorigMitrklep
UITKOMSTINDICATOREN trombo trombo-embolische complicaties
2011-2015
bloeding
bloedingscomplicaties
2011-2015
vasc_compl
vasculaire complicaties
2016
tamponade
cardiale tamponade
2011-2015
paralyse
phrenicus paralyse
2016
AF
aangetoond recidief AF
2011-2014
-
1=EF >50% 2=EF 30-50% 3=EF <30% 9=onbekend 2=paroxysmaal 3=persisterend 4=langdurig persisterend 9=onbekend 999=onbekend 99=onbekend 1=geen/mild mitralisklepinsufficiëntie 2=matig mitralisklepinsufficiëntie 3=ernstig mitralisklepinsufficiëntie 9=onbekend
72 uur
0=geen tromboembolische complicatie 1= tromboembolische complicatie 9= onbekend ziekenhuis0=geen bloedingsopname complicatie 1=bloedingscomplicatie 9=onbekend 30 dagen, 0=geen vasculaire actieve follow- complicatie up noodzakelijk 1=major vasculaire complicatie(s) 2=minor vasculaire complicatie(s) 9=onbekend 30 dagen 0=geen cardiale tamponade 1=cardiale tamponade 9=onbekend 24 uur 0=geen phrenicus paralyse 1=phrenicus paralyse 9=onbekend 10-14 0=geen aangetoond maanden, recidief AF
81
6. Atriumfibrilleren
meting_AF
gebruikte meting om recidief AF aan te tonen
2011-2014
AAD
gebruik AAD tussen 1014 maanden
2011-2014
re_PVI
herhaalde PVI binnen 1 jaar
2011-2014
re_PVI_3
herhaalde PVI binnen 3 jaar
2016
vitaliteit
vitaliteitsstatus van de patiënt op 30-04-2016
2011-2015
vitaliteit_dat
vitaliteitsdatum: indien levend 30-04-2016; indien overleden overlijdensdatum; indien lost to follow-up datum laatste contact Score op de kwaliteit van leven vragen vóór de interventie gemeten met de AFEQT (de score per individuele vraag dient geregistreerd te worden) Score op de kwaliteit van leven vragen na de interventie gemeten met de AFEQT (de score per individuele vraag dient geregistreerd te worden)
2011-2015
vraag1_T0 . . . Vraag22_T0
vraag1_T1 . . . Vraag22_T1
actieve follow- 1=aangetoond up noodzakelijk recidief AF 9=onbekend 10-14 0=geen meting maanden, uitgevoerd actieve follow- 1=ECG up noodzakelijk 2=24 uurs holter 3=event-recorder 4=reveal/pacemaker/ ICD 9=onbekend 10-14 0=geen gebruik van maanden, AAD actieve follow- 1=gebruik van AAD up noodzakelijk 9=onbekend 365 dagen, 0=geen herhaalde PVI actieve follow- binnen 1 jaar up noodzakelijk 1=herhaalde PVI binnen 1 jaar 9=onbekend 3 jaar, 0=geen herhaalde PVI actieve follow- binnen 3 jaar up noodzakelijk 1=herhaalde PVI binnen 3 jaar 9=onbekend GBA-check op 0=levend of na 30-041=overleden 2016 2=lost to follow-up noodzakelijk 9=onbekend GBA-check op dd-mm-jjjj of na 30-042016 noodzakelijk
2016
gemeten niet langer geleden dan maximaal 2 maanden vóór de interventie
999=onbekend
2016
gemeten 999=onbekend tussen 10-14 maanden na de interventie
82
6. Atriumfibrilleren 6.3
Minimaal-invasieve chirurgische pulmonaal venen-isolatie
6.3.1 Definitie minimaal-invasieve chirurgische PVI Definitie minimaal-invasieve chirurgische PVI = elke patiënt waarbij het de intentie is om een minimaal-invasieve chirurgische pulmonaal venen-isolatie (PVI) te verrichten door middel van een thoracoscopische benadering (dus niet de katheter benadering: patiënt dient geïncludeerd te worden vanaf het moment dat er een huidincisie heeft plaatsgevonden)†. † Wel includeren: een patiënt die een minimaal-invasieve chirurgische PVI ondergaat met een gelijktijdige linkerhartoorsluiting een patiënt die een hydride behandeling (gelijktijdige katheter PVI en minimaal-invasieve chirurgische PVI tijdens één sessie) ondergaat Inclusieperiode = 2011-2015 NB: Patiënt mag maar één keer voorkomen in het minimaal-invasieve chirurgische PVI cohort, ontdubbelen dient het ziekenhuis zelf te doen.
Ook dient geregistreerd te worden of het een hybride behandeling betreft: 1) geen hybride behandeling 2) hybride behandeling 9) onbekend
6.3.2 Uitkomstindicatoren minimaal-invasieve chirurgische PVI 30-daagse mortaliteit Patiënten die ongeacht doodsoorzaak binnen 30 dagen (≤ 30 dagen) na de interventie overlijden. Kwaliteit van leven Kwaliteit van leven van de patiënt gemeten vóór en na de interventie. Meting vóór interventie = gemeten niet langer geleden dan maximaal 2 maanden vóór de interventie (advies = afnemen op de dag van opname). Meting na interventie = gemeten tussen 10-14 maanden na de interventie. Dient gemeten te worden met de AFEQT vragenlijst. Trombo-embolische complicaties Patiënten waarbij een trombo-embolische complicatie optreedt (CVA* / TIA* / tromboembolie*) binnen 72 uur (≤ 72 uur) na de interventie. 3 categorieën: 0) geen trombo-embolische complicatie; 1) trombo-embolische complicatie en 9) onbekend Bloedingscomplicaties* Patiënten die gedurende de ziekenhuisopname van de interventie een bloedingscomplicatie krijgen (volgens de BARC-classificatie vanaf BARC type 2) die gerelateerd is aan de interventie (exclusief cardiale tamponade*). Wel includeren: Bloeding waarvoor transfusie noodzakelijk 3 categorieën: 0) geen bloedingscomplicatie; 1) bloedingscomplicatie en 9) onbekend Vasculaire complicaties* * (vanaf 1-3-2016) Patiënten waarbij binnen 30 dagen (≤ 30 dagen) een vasculaire complicatie optreedt (diagnose volgens de VARC-2-definities) vanaf het begin van de interventie. Hieronder valt onder andere:
83
6. Atriumfibrilleren
Aneurysma waarvoor radiologische interventie 3 categorieën: 0) geen vasculaire complicatie; 1) major vasculaire complicatie(s); 2) minor vasculaire complicatie(s) en 9) onbekend Cardiale tamponade* Patiënten waarbij zich binnen 30 dagen (≤ 30 dagen) na de interventie een cardiale tamponade ontwikkelt waarvoor een interventie (drainage) noodzakelijk is†. † = Hierbij wordt er van uitgegaan dat de patiënt teruggaat naar het behandelcentrum . 3 categorieën: 0) geen cardiale tamponade; 1) cardiale tamponade en 9) onbekend Phrenicus paralyse (vanaf 1-3-2016) Patiënten waarbij de phrenicus zenuw minstens 24 uur (≥ 24 uur) na de interventie niet functioneert. Dit kan vastgesteld worden door middel van bijvoorbeeld een sniff test of xthorax met hemidiafragma hoogstand. 3 categorieën: 0) geen phrenicus paralyse; 1) phrenicus paralyse en 9) onbekend Herhaalde PVI binnen 1 jaar Patiënten waarbij binnen 1 jaar (≤ 365 dagen) na de interventie een herhaalde ablatie wordt uitgevoerd met als doel het opheffen van atriumfibrilleren dan wel atriumtachycardie (cavotricuspidale isthmus afhankelijke flutter en ablatie om heel andere reden bijvoorbeeld ventriculaire tachycardie worden geëxcludeerd). Dit betreft zowel een uitgevoerde herhaalde PVI binnen 1 jaar als een herhaalde PVI die binnen 1 jaar na de interventie gepland is (dus op de wachtlijst is geplaatst) om uitgevoerd te worden. 3 categorieën: 0) geen herhaalde PVI binnen 1 jaar; 1) herhaalde PVI binnen 1 jaar en 9) onbekend Aangetoond recidief AF (tot 1-3-2016) Patiënten waarbij tijdens de controle die plaatsvindt 1 jaar (12 maanden ± 2 maanden) na de interventie met behulp van een meting is aangetoond dat recidief AF+ aanwezig is. Indien de patiënt tussen 3 maanden en 1 jaar(12 maanden ± 2 maanden) langs is gekomen op de SEH/EHH/poli wegens AF-gerelateerde klachten en waarbij objectieve aanwijzingen zijn voor recidief AF verkregen middels een meting, dan dient dit ook als aangetoond AF geregistreerd te worden. Indien meerdere metingen zijn uitgevoerd, dan moet het resultaat van de meest nauwkeurige methode geregistreerd worden: reveal/pacemaker/ICD boven Holter en ECG, Holter boven ECG. Van alle patiënten wordt ook vastgelegd welke meting is uitgevoerd. Daarnaast dient geregistreerd te worden of de patiënt 1 jaar (12 maanden ± 2 maanden) na de interventie nog behandeld wordt met AAD*. 3 categorieën aangetoond AF: 0) geen aangetoond recidief AF; 1) aangetoond recidief AF en 9) onbekend 6 categorieën meting: 0) geen meting uitgevoerd; 1) ECG; 2) 24 uurs Holter†; 3) eventrecorder; 4) reveal/pacemaker/ICD en 9) onbekend 3 categorieën gebruik AAD: 0) geen gebruik AAD; 1) gebruik AAD en 9) onbekend + = een gedocumenteerde continue AF episode van minstens 30 s † = bij gebruik van Holter > 24 uur, dan enkel het resultaat van aangetoond AF tijdens de eerste 24 uur rapporteren Let op: Indien er geen meting is uitgevoerd, dan geldt aangetoond recidief AF = onbekend Aangetoond recidief AF (vanaf 1-3-2016) Patiënten waarbij tijdens de controle die plaatsvindt 1 jaar (12 maanden ± 2 maanden) na de interventie met behulp van een 24 uurs Holter is aangetoond dat recidief AF+ aanwezig is. Indien de patiënt tussen 3 maanden en 1 jaar (12 maanden ± 2 maanden) langs is gekomen op de SEH/EHH/poli wegens AF-gerelateerde klachten en waarbij objectieve aanwijzingen zijn voor recidief AF verkregen middels een meting (zoals een ECG met AF), dan dient dit ook als aangetoond AF geregistreerd te worden. Daarnaast dient geregistreerd te worden of de patiënt 1 jaar (12 maanden ± 2 maanden) na de interventie nog behandeld wordt met AAD*. + = een gedocumenteerde continue AF episode van minstens 30 s
84
6. Atriumfibrilleren † = bij gebruik van Holter > 24 uur, dan enkel het resultaat van aangetoond AF tijdens de eerste 24 uur rapporteren Voorbeelden: - Indien patiënt tussen 3 en 14 maanden op de SEH/EHH/poli komt en op basis van een ECG is geen sprake van recidief AF, en er is geen Holter uitgevoerd na 1 jaar, dan geldt aangetoond AF = onbekend. - Indien patiënt tussen 3 en 14 maanden op de SEH/EHH/poli komt en er op basis van een ECG is sprake van recidief AF, en er is geen Holter uitgevoerd na 1 jaar, dan geldt aangetoond AF = ja. - Indien patiënt tussen 3 en 14 maanden op de SEH/EHH/poli komt en op basis van een ECG is geen sprake van recidief AF, maar bij de Holter na 1 jaar is wel sprake van recidief AF, dan geldt aangetoond AF = ja. - Indien patiënt tussen 3 en 14 maanden op de SEH/EHH/poli komt en op basis van een ECG is geen sprake van recidief AF, en bij de Holter na 1 jaar is ook geen sprake van recidief AF, dan geldt aangetoond AF = nee. - Indien patiënt tussen 3 en 14 maanden op de SEH/EHH/poli komt en er op basis van een ECG is sprake van recidief AF, en bij de Holter na 1 jaar is ook sprake van recidief AF, dan geldt aangetoond AF = ja. 3 categorieën aangetoond AF: 0) geen aangetoond recidief AF; 1) aangetoond recidief AF en 9) onbekend 3 categorieën gebruik AAD: 0) geen gebruik AAD; 1) gebruik AAD en 9) onbekend
6.3.3 Initiële condities minimaal-invasieve chirurgische PVI
BMI* De lengte (in cm) en het gewicht (in kg) van de patiënt worden gemeten en daaruit wordt door Meetbaar Beter de Body Mass Index (BMI) van de patiënt bepaald. Categorie onbekend = 999 In de rapportage worden de volgende categorieën voor BMI gehanteerd: “BMI < 18,5”, “BMI 18,5-24,9”, “BMI ≥ 25,0”. CHA2DS2-VASc Score* Laatst bepaalde CHA2DS2-VASc Score gemeten voorafgaande aan de interventie op een schaal van 0 tot en met 9. Gemeten tot maximaal 1 jaar vóór de interventie. Categorie onbekend = 99 In de rapportage worden de volgende categorieën voor de CHA2DS2-VASc Score gehanteerd: “laag ≤ 1”, “middel 2-4”, “hoog ≥ 5”. Eerdere ablatie in linkeratrium Patiënten die een eerdere ablatie in het linkeratrium met als doel het opheffen van atriumfibrilleren dan wel atriumtachycardie hebben ondergaan voorafgaande aan de interventie gedurende het hele leven (hieronder vallen o.a. een katheter PVI, minimaalinvasieve chirurgische PVI, hybride behandeling en ook niet-geïsoleerde interventies). 3 categorieën: 0) geen eerdere ablatie; 1) eerdere ablatie en 9) onbekend Linkeratriumvolume index* Volume van het linker atrium gemeten bij de laatste Echo, CT of MRI in ml/m2 tot maximaal 1 jaar vóór de interventie. Categorie onbekend = 999 Linkerventrikelfunctie De linkerventrikelfunctie wordt uitgedrukt als ejectiefractie (EF, in %)*. De geregistreerde EF mag niet langer dan 12 maanden vóór de interventie zijn vastgesteld. De laatst gemeten EF vóór de interventie wordt geregistreerd.
85
6. Atriumfibrilleren
*
4 categorieën: 1) EF > 50%; 2) EF 30-50%; 3) EF < 30% en 9) onbekend Mitralisklepinsufficiëntie* Patiënten waarbij mitralisklepinsufficiëntie is gediagnosticeerd voorafgaande aan de interventie. Gemeten bij het laatste echocardiogram tot maximaal 1 jaar vóór de interventie. 4 categorieën: 1) geen/mild mitralisklepinsufficiëntie; 2) matig mitralisklepinsufficiëntie; 3) ernstig mitralisklepinsufficiëntie en 9) onbekend In de rapportage worden de volgende categorieën voor mitralisklepinsufficiëntie gehanteerd: “geen/mild mitralisklepinsufficiëntie”, “matig/ernstig mitralisklepinsufficiëntie”. Type AF* (vanaf 1-3-2016) De hoogst bepaalde categorie van type AF voorafgaande aan de huidige interventie. 4 categorieën: 2) paroxysmaal; 3) persisterend; 4) langdurig persisterend; en 9) onbekend
Uitgebreide definitie is terug te vinden in hoofdstuk 2 Definities
86
6. Atriumfibrilleren 6.3.4 Codeboek minimaal-invasieve chirurgische PVI NAAM VARIABLE
OMSCHRIJVING
INCLUSIEPERIODE
specifieke code voor patiënt gerelateerd aan de behandeling (wordt in Excel bestand automatisch toegekend aan de patiënt) patiëntnummer ziekenhuis waar interventie c.q. behandeling plaatsvindt
2011-2015
-
-
2011-2015 2011-2015
-
datum interventie hybride behandeling
2011-2015 2011-2015
-
1=Catharina 2=Antonius 3=AMC 4=UMCG 5=OLVG 6=Amphia 7=UMCU 8=Isala 9=MST 10=MCL 11=Haga 12=Erasmus MC 13=MUMC 14=RadboudUMC dd-mm-jjjj 0=geen hybride behandeling 1=hybride behandeling 9=onbekend
INITIËLE CONDITIES geb_dat geboortedatum leeftijd leeftijd geslacht geslacht
2011-2015 2011-2015 2011-2015
-
lengte gewicht ablatieAF
lengte (cm) gewicht (kg) eerdere ablatie in linkeratrium
2011-2015 2011-2015 2011-2015
-
LVEF
linkerventrikelejectiefractie
2011-2015
-
type_AF
type AF
2016
-
ALGEMEEN intv_nr
patientnr ziekenhuis
intv_dat hybride
FOLLOW-UP DUUR
CODERING
dd-mm-jjjj 999=onbekend 1=man 2=vrouw 9=geen geslacht / onbekend 999=onbekend 999=onbekend 0=geen eerdere ablatie 1=eerdere ablatie 9=onbekend 1=EF >50% 2=EF 30-50% 3=EF <30% 9=onbekend 2=paroxysmaal 3=persisterend
87
6. Atriumfibrilleren
grootte_atrium VAS vorigMitrklep
linkeratriumvolume 2011-2015 index in ml/m2 CHA2DS2-VASc Score 2011-2015 mitralisklepinsufficiëntie 2011-2015
UITKOMSTINDICATOREN trombo trombo-embolische complicaties
2011-2015
bloeding
bloedingscomplicaties
2011-2015
vasc_compl
vasculaire complicaties
2016
tamponade
cardiale tamponade
2011-2015
paralyse
phrenicus paralyse
2016
AF
aangetoond recidief AF
2011-2014
meting_AF
gebruikte meting om recidief AF aan te tonen
2011-2014
-
4=langdurig persisterend 9=onbekend 999=onbekend 99=onbekend 1=geen/mild mitralisklepinsufficiëntie 2=matig mitralisklepinsufficiëntie 3=ernstig mitralisklepinsufficiëntie 9=onbekend
72 uur
0=geen tromboembolische complicatie 1= tromboembolische complicatie 9= onbekend ziekenhuis0=geen bloedingsopname complicatie 1=bloedingscomplicatie 9=onbekend 30 dagen, 0=geen vasculaire actieve follow- complicatie up noodzakelijk 1=major vasculaire complicatie(s) 2=minor vasculaire complicatie(s) 9=onbekend 30 dagen 0=geen cardiale tamponade 1=cardiale tamponade 9=onbekend 24 uur 0=geen phrenicus paralyse 1=phrenicus paralyse 9=onbekend 10-14 0=geen aangetoond maanden, recidief AF actieve follow- 1=aangetoond up noodzakelijk recidief AF 9=onbekend 10-14 0=geen meting maanden, uitgevoerd actieve follow- 1=ECG
88
6. Atriumfibrilleren
AAD
gebruik AAD tussen 1014 maanden
2011-2014
re_PVI
herhaalde PVI binnen 1 jaar
2011-2014
re_PVI_3
herhaalde PVI binnen 3 jaar
2016
followupPVI_dat
datum follow-up PVI
2011-2014
vitaliteit
vitaliteitsstatus van de patiënt op 30-04-2016
2011-2015
vitaliteit_dat
vitaliteitsdatum: indien levend 30-04-2016; indien overleden overlijdensdatum; indien lost to follow-up datum laatste contact Score op de kwaliteit van leven vragen vóór de interventie gemeten met de AFEQT (de score per individuele vraag dient geregistreerd te worden) Score op de kwaliteit van leven vragen na de interventie gemeten met de AFEQT (de score per individuele vraag dient geregistreerd te worden)
2011-2015
vraag1_T0 . . . Vraag22_T0
vraag1_T1 . . . Vraag22_T1
up noodzakelijk 2=24 uurs holter 3=event-recorder 4=reveal/pacemaker/ ICD 9=onbekend 10-14 0=geen gebruik van maanden, AAD actieve follow- 1=gebruik van AAD up noodzakelijk 9=onbekend 365 dagen, 0=geen herhaalde PVI actieve follow- binnen 1 jaar up noodzakelijk 1=herhaalde PVI binnen 1 jaar 9=onbekend 3 jaar, 0=geen herhaalde PVI actieve follow- binnen 3 jaar up noodzakelijk 1=herhaalde PVI binnen 3 jaar 9=onbekend 365 dagen, dd-mm-jjjj actieve followup noodzakelijk GBA-check op 0=levend of na 30-041=overleden 2016 2=lost to follow-up noodzakelijk 9=onbekend GBA-check op dd-mm-jjjj of na 30-042016 noodzakelijk
2016
gemeten niet langer geleden dan maximaal 2 maanden vóór de interventie
999=onbekend
2016
gemeten 999=onbekend tussen 10-14 maanden na de interventie
89
7. Mitraliskleplijden 7. Mitraliskleplijden 7.1
Chirurgische behandeling voor mitraliskleplijden
7.1.1 Definitie chirurgische behandeling voor mitraliskleplijden Definitie chirurgische behandeling = elke patiënt waarbij het de intentie is om een geïsoleerde chirurgisch behandeling voor mitraliskleplijden te verrichten, zowel herstel als vervanging van de mitralisklep (patiënt dient geïncludeerd te worden vanaf het moment dat er een huidincisie heeft plaatsgevonden)†. † = Niet includeren: een patiënt waarbij naast de chirurgische behandeling voor mitraliskleplijden een gelijktijdige CABG, klep- of ritmechirurgie of andere vormen van chirurgie wordt uitgevoerd * een patiënt die een papillair spierruptuur en/of actieve endocarditis heeft Inclusieperiode= 2011-2015 NB: Patiënt mag maar één keer voorkomen in het chirurgische behandeling voor mitraliskleplijden cohort, ontdubbelen dient het ziekenhuis zelf te doen.
Ook dient geregistreerd te worden of de patiënt bij de huidige interventie een mitraalklepplastiek (MVP) dan wel een mitraalklepvervanging (MVR) heeft ondergaan: 1) MVP 2) MVR 9) Onbekend
7.1.2 Uitkomstindicatoren chirurgische behandeling voor mitraliskleplijden
Procedurele mortaliteit Patiënten die ongeacht doodsoorzaak binnen 3 dagen (≤ 3 dagen) na de interventie overlijden. 30-daagse mortaliteit Patiënten die ongeacht doodsoorzaak binnen 30 dagen (≤ 30 dagen) na de interventie overlijden. 1-jaars mortaliteit Patiënten die ongeacht doodsoorzaak binnen 1 jaar (≤ 365 dagen) na de interventie overlijden. Kwaliteit van leven Kwaliteit van leven van de patiënt gemeten vóór en na de interventie. Meting vóór interventie = gemeten niet langer geleden dan maximaal 2 maanden vóór de interventie. Meting na interventie = gemeten tussen 10-14 maanden na de interventie. Bij voorkeur gemeten met de SF36-2, anders de SF12-2.
90
7. Mitraliskleplijden
Mitralisklepinsufficiëntie* Patiënten met postoperatieve mitralisklepinsufficiëntie. Gemeten bij de eerste postoperatieve echocardiogram na de interventie. Ook de datum van de eerste postoperatieve echocardiogram dient geregistreerd te worden. 4 categorieën: 1) geen/mild mitralisklepinsufficiëntie; 2) matig mitralisklepinsufficiëntie; 3) ernstig mitralisklepinsufficiëntie en 9) onbekend Chirurgische reëxploratie Iedere rethoracotomie na het initieel sluiten van de thorax binnen 30 dagen (≤ 30 dagen) na de interventie†. • Bloeding / cardiale tamponade*: reëxploratie t.g.v. een bloeding, tamponade (hieronder valt ook het subxyphoïdaal opheffen van een tamponade door de thoraxchirurg). Punctie valt hier niet onder. • Cardiale problemen: waarvoor operatie met of zonder gebruikmaking van extracorporele circulatie (ECC). Hieronder valt revisie van anastomose, reperfusie en dergelijke. Ook het verrichten van een nieuwe ingreep binnen 30 dagen. • Anders: alle andere oorzaken, uitgezonderd het openen van het sternum i.v.m. drainage vanwege mediastinitis. † = Hierbij wordt er van uitgegaan dat de patiënt teruggaat naar het behandelcentrum. 3 categorieën: 0) geen chirurgische reëxploratie; 1) chirurgische reëxploratie en 9) onbekend Diepe sternumwondinfectie* Diepe sternumwondinfectie die zich ontwikkelt binnen 30 dagen (≤ 30 dagen) na de interventie†. † = Hierbij wordt er van uitgegaan dat de patiënt teruggaat naar het behandelcentrum. 3 categorieën: 0) geen diepe sternumwondinfectie; 1) diepe sternumwondinfectie en 9) onbekend CVA* Patiënten waarbij de neuroloog heeft vastgesteld dat een postoperatieve CVA binnen 72 uur (≤ 72 uur) na de interventie is opgetreden (exclusief TIA). 3 categorieën: 0) geen CVA; 1) CVA en 9) onbekend Vrijheid van mitralisklepreïnterventie Patiënten die vrij zijn van een mitralisklepreïnterventie (alle mitralisklepreïnterventies, inclusief mitraclip) als functie van het aantal verstreken dagen na de interventie (ook niet geïsoleerde ingrepen includeren). 3 categorieën mitralisklepreïnterventie: 0) geen klepreïnterventie; 1) klepreïnterventie, 9) onbekend
7.1.3 Initiële condities chirurgische behandeling voor mitraliskleplijden
Eerder AF Patiënten waarbij eerder atriumfibrilleren (AF) is gediagnosticeerd voorafgaande aan de interventie gedurende het hele leven. 3 categorieën: 0) geen eerder AF; 1) eerder AF en 9) onbekend Eerder myocardinfarct* Patiënten die een myocardinfarct hebben gehad nog voor start interventie gedurende het hele leven. 3 categorieën: 0) geen eerder myocardinfarct; 1) eerder myocardinfarct en 9) onbekend Hypertensie* Patiënt waarbij hypertensie aanwezig is ten tijde van de interventie. 3 categorieën: 0) geen hypertensie; 1) hypertensie en 9) onbekend Leeftijd Leeftijd in jaren op het moment van start interventie. In de rapportage worden de volgende leeftijdscategorieën gehanteerd:
91
7. Mitraliskleplijden
*
“leeftijd <65”, “leeftijd 65-74”, “leeftijd ≥ 75”. Logistische EuroSCORE I* Laatst bepaalde logistische EuroSCORE I gemeten vóór de interventie (continu gemeten in % met 2 decimalen nauwkeurig, bijv. 25,03%). In de rapportage worden de volgende categorieën voor de EuroSCORE I gehanteerd: “laag < 10% (≤ 9,49)”, “middel 10-20% (9,50-19,49)”, “hoog > 20% (≥19,50)”. Logistische EuroSCORE II* Laatst bepaalde logistische EuroSCORE II gemeten vóór de interventie (continu gemeten in % met 2 decimalen nauwkeurig, bijv. 25,03%). In de rapportage worden de volgende categorieën voor de EuroSCORE II gehanteerd: “laag < 5% (≤ 4,49)”, “middel 5-10% (4,50-9,49)”, “hoog > 10% (≥9,50)”. Linkerventrikelfunctie De linkerventrikelfunctie wordt uitgedrukt als ejectiefractie (EF, in %)*. De geregistreerde EF mag niet langer dan 6 maanden vóór de interventie zijn vastgesteld. De laatst gemeten EF vóór de interventie wordt geregistreerd. 4 categorieën: 1) EF > 50%; 2) EF 30-50%; 3) EF < 30% en 9) onbekend Nierinsufficiëntie* Nierinsufficiëntie wordt gedefinieerd als een verminderde glomerular filtration rate (GFR) <60 ml/min/1,73 m2. De GFR wordt door Meetbaar Beter berekend volgens de MDRD formule. In de rapportage worden de volgende afkapwaarden voor nierinsufficiëntie aan de hand van de eGFR gehanteerd: “geen nierinsufficiëntie (eGFR ≥ 60 ml/min/1,73 m2)”, “nierinsufficiëntie (eGFR < 60 ml/min/1,73 m2)”. NYHA klasse* De NYHA (New York Heart Association) classificatie voor hartfalen gemeten vóór de interventie (gemeten niet langer geleden dan maximaal 3 maanden vóór de interventie). 5 categorieën: 1) klasse I; 2) klasse II; 3) klasse III; 4) klasse IV en 9) onbekend
Uitgebreide definitie is terug te vinden in hoofdstuk 2 Definities
92
7. Mitraliskleplijden 7.1.4 Codeboek chirurgische behandeling voor mitraliskleplijden NAAM VARIABLE
OMSCHRIJVING
INCLUSIEPERIODE
specifieke code voor patiënt gerelateerd aan de behandeling (wordt in Excel bestand automatisch toegekend aan de patiënt) patiëntnummer ziekenhuis waar interventie c.q. behandeling plaatsvindt
2011-2015
-
-
2011-2015 2011-2015
-
datum interventie MVP of MVR
2011-2015 2011-2015
-
1=Catharina 2=Antonius 3=AMC 4=UMCG 5=OLVG 6=Amphia 7=UMCU 8=Isala 9=MST 10=MCL 11=Haga 12=Erasmus MC 13=MUMC 14=Radboud UMC dd-mm-jjjj 1=MVP 2=MVR 9=onbekend
INITIËLE CONDITIES geb_dat geboortedatum leeftijd leeftijd geslacht geslacht
2011-2015 2011-2015 2011-2015
-
kreat
2011-2015
-
2011-2015
-
999,99=onbekend
2015 (indien bekend) 2011-2015
-
999,99=onbekend
vorigAF
kreatinine niveau (μmol/l) logistische EuroSCORE I (in %, 2 decimalen) logistische EuroSCORE II (in %, 2 decimalen) eerder atriumfibrilleren
dd-mm-jjjj 999=onbekend 1=man 2=vrouw 9=geen geslacht / onbekend 9999=onbekend
-
hypertensie
hypertensie
2011-2015
-
NYHA_base
NYHA klasse vóór de interventie
2011-2015
-
0=geen eerder AF 1=eerder AF 9=onbekend 0=geen hypertensie 1=hypertensie 9=onbekend 1=klasse I 2=klasse II
ALGEMEEN intv_nr
patientnr ziekenhuis
intv_dat behandeling
EuroscoreI EuroscoreII
FOLLOW-UP DUUR
CODERING
93
7. Mitraliskleplijden
vorigAMI
eerder MI
2011-2015
-
LVEF
linkerventrikelejectiefractie
2011-2015
-
UITKOMSTINDICATOREN mitr_insuff mitralisklepinsufficiëntie 2011-2015
3=klasse III 4=klasse IV 9=onbekend 0=geen eerder MI 1=eerder MI 9=onbekend 1=EF >50% 2=EF 30-50% 3=EF <30% 9=onbekend
datum eerste postoperatieve echocardiogram chirurgische reëxploratie
2011-2015
actieve follow- 1=geen/mild up noodzakelijk mitralisklepinsufficiëntie 2=matig mitralisklepinsufficiëntie 3=ernstig mitralisklepinsufficiëntie 9=onbekend dd-mm-jjjj
2011-2015
30 dagen
DSWI
diepe sternumwondinfectie
2011-2015
30 dagen
CVA
CVA
2011-2015
reinterv_klep
mitralisklepreïnterventie
2011-2015
vitaliteit
vitaliteitsstatus van de patiënt op 30-04-2016
2011-2015
vitaliteit_dat
vitaliteitsdatum: indien levend 30-04-2016; indien overleden overlijdensdatum; indien lost to follow-up datum laatste contact
2011-2015
72 uur, actieve followup noodzakelijk 1 jaar tot maximaal 5 jaar, actieve followup noodzakelijk GBA-check op of na 30-042016 noodzakelijk GBA-check op of na 30-042016 noodzakelijk
mitr_insuff_dat
reexplor
0=geen chirurgische reëxploratie 1=chirurgische reëxploratie 9=onbekend 0=geen diepe sternumwondinfectie 1=diepe sternumwondinfectie 9=onbekend 0=geen CVA 1=CVA 9=onbekend 0=geen klepreïnterventie 1=klepreïnterventie 9=onbekend 0=levend 1=overleden 2=lost to follow-up 9=onbekend dd-mm-jjjj
94
7. Mitraliskleplijden vraag1_T0 . . . Vraag36_T0
vraag1_T1 . . . Vraag36_T1
Score op de kwaliteit van leven vragen vóór de interventie gemeten met de SF36/SF12 (de score per individuele vraag dient geregistreerd te worden) Score op de kwaliteit van leven vragen na de interventie gemeten met de SF36/SF12 (de score per individuele vraag dient geregistreerd te worden)
2011-2014
gemeten niet langer geleden dan maximaal 2 maanden vóór de interventie
999=onbekend
2011-2014
gemeten 999=onbekend tussen 10-14 maanden na de interventie
95
8. Overzicht wijzigingen 8. Overzicht wijzigingen In onderstaande tabel staan alle essentiële wijzigingen weergegeven ten opzichte van de vorige versie (versie 2015.3), uitgesplitst naar definities en de verschillende medische condities. GENERIEKE WIJZIGINGEN Omschrijving oude versie 2015.3 mitraliskleplijden intv_nr ziekenhuis_hartteam
Einddatum reïnterventies CVA
Linkerventrikelfunctie Mitralisklepinsufficiën tie Mitralisklepinsufficiën tie
Omschrijving nieuwe versie 2016.1 Medische conditie toegevoegd aan de dataverzameling. Variabele toegevoegd. Codering aangepast: 0=geen hartteam 15=VUMC 16=LUMC 999=onbekend 30-04-2015 Datum aangepast: 31-12-2015 Patiënten waarbij zich een Definitie aangepast: postoperatieve CVA ontwikkelt Patiënten waarbij de neuroloog heeft binnen 72 uur (≤ 72 uur) na de vastgesteld dat een postoperatieve CVA interventie. binnen 72 uur (≤ 72 uur) na de interventie is opgetreden (exclusief TIA). Ernstige Naamgeving aangepast. linkerventrikeldysfunctie Eerder mitraalkleplijden Naamgeving aangepast. Patiënten waarbij mitraalkleplijden is gediagnosticeerd voorafgaande aan de interventie gedurende het hele leven. 6 categorieën: 0) graad 0; 1) graad I; 2) graad II; 3) graad III; 4) graad IV en 9) onbekend
Definitie en categorieën aangepast vanwege nieuwe landelijke definitie echocardiografisten: Patiënten waarbij mitralisklepinsufficiëntie is gediagnosticeerd voorafgaande aan de interventie. Gemeten bij de laatste echocardiogram tot maximaal 1 jaar vóór de interventie. 4 categorieën: 1) geen/mild mitralisklepinsufficiëntie; 2) matig mitralisklepinsufficiëntie; 3) ernstig mitralisklepinsufficiëntie en 9) onbekend EXTRA INFO Hercodering ten opzichte van eerdere classificatie: geen/mild = graad 0 + graad I matig = graad II + graad III ernstig = graad IV
96
8. Overzicht wijzigingen DEFINITIES Omschrijving oude versie 2016.1 Type AF Omschrijving oude versie 2015.3 Urgentie van de procedure CHA2DS2-VASc Score - Perifeer vaatlijden Vaatlijden CHA2DS2-VASc Score Vaatlijden Diabetes mellitus
Diabetes mellitus
Ejectiefractie
EuroSCORE Hypertensie
Linkeratriumvolume index
Mitralisklepinsufficiën Mitraalkleplijden tie Non-ST segment elevation myocardial infarction ST segment elevation myocardial infarction TIA Door een neuroloog vastgestelde tijdelijke neurologische dysfunctie, als gevolg van focale ischemie van hersenen, ruggenmerg of retina, veroorzaakt door een
Omschrijving nieuwe versie 2016.2 Definitie aangepast. Omschrijving nieuwe versie 2016.1 Definitie aangepast (conform BHN). Naamgeving aangepast. Toegevoegd: Eerdere myocardinfarct, angina pectoris, PCI of CABG. Toegevoegd: Diabetes mellitus gediagnosticeerd voorafgaande aan de interventie Toegevoegd: plasmaglucose meting dient niet plaats te vinden ten tijde van of kort na een glucose infuus Verwijderd (voor atriumfibrilleren geldt een andere tijdsperiode): De geregistreerde ejectiefractie mag niet langer dan 6 maanden vóór de interventie/behandeling zijn vastgesteld. De laatst gemeten waarde vóór de interventie/behandeling wordt geregistreerd. Toegevoegd: Categorieën voor de EuroSCORE II Onderstaande zin verwijderd: Voorgeschiedenis van hypertensie waarvoor behandeling met medicatie, dieet of lichamelijke inspanning, Toegevoegd: Het linkeratriumvolume mag niet langer geleden dan 12 maanden vóór de interventie zijn vastgesteld. Naamgeving aangepast. Definitie toegevoegd
Definitie toegevoegd Definitie aangepast: Focale neurologische symptomen die zijn vastgesteld door een neuroloog, welke korter duren dan 24 uur (< 24 uur).
97
8. Overzicht wijzigingen
Trombo-embolie
acuut infarct van het neurologische weefsel ten gevolge van trombose, embolie, systemische hypoperfusie of bloeding. Plotse vasculaire insufficiëntie geassocieerd met klinische, radiologische en/of pathologische aanwijzingen voor occlusie van een bloedvat, in afwezigheid van andere verklarende aandoeningen zoals atherosclerose.
TVR
Trombo-embolie is gedefinieerd als een ischemisch CVA, perifere embolie (een trombo-embolisch event buiten de hersenen, hart, ogen en longen), of pulmonaire embolie.
Definitie verwijderd.
CORONAIRLIJDEN
Definitie coronairlijden
Omschrijving oude versie 2015.3 Dit betreft patiënten met coronairlijden waarbij een CABG of PCI is uitgevoerd en patiënten met coronairlijden die besproken zijn in een hartteam.
CORONAIRE BYPASSCHIRURGIE (CABG) Omschrijving oude versie 2015.3 Definitie CABG elke patiënt die voor de eerste keer een geïsoleerde coronaire bypasschirurgie (CABG) ondergaat binnen de vastgestelde rapportageperiode (20102014), zonder gelijktijdige klepof ritmechirurgie of andere vormen van chirurgie zoals bijvoorbeeld aortabifurcatieprothese, carotischirurgie, ventrikelaneurysma of longoperatie†. † = Een patiënt waarbij naast de CABG een gelijktijdige Bentallprocedure of linker hartooramputatie wordt
Omschrijving nieuwe versie 2016.1 Definitie aangepast: In het cohort voor de medische conditie coronairlijden worden patiënten geïncludeerd met coronairlijden waarbij een geïsoleerde CABG of PCI is uitgevoerd en patiënten met coronairlijden waarbij het multidisciplinaire hartteam heeft besloten om de patiënt conservatief te behandelen. Omschrijving nieuwe versie 2016.1 Definitie aangepast: elke patiënt waarbij het de intentie is om een geïsoleerde coronaire bypasschirurgie (CABG) te verrichten† (patiënt dient geïncludeerd te worden vanaf het moment dat er een huidincisie heeft plaatsgevonden). †
Niet includeren: een patiënt waarbij naast de CABG een gelijktijdige klep- of ritmechirurgie of andere vormen van chirurgie zoals bijvoorbeeld aortabifurcatieprothese, carotischirurgie, ventrikelaneurysma of longoperatie wordt uitgevoerd een patiënt waarbij naast de CABG een gelijktijdige, geplande Bentall-procedure wordt uitgevoerd Wel includeren:
98
8. Overzicht wijzigingen uitgevoerd, wordt niet geïncludeerd in het CABG cohort.
ECC Vrijheid van coronaire Periode vrij van coronaire reïnterventie reïnterventie: Patiënten die vrij zijn van reïnterventie (zowel CABG als PCI (in hetzelfde vat of een ander vat)) als functie van het aantal verstreken dagen na de interventie. Vrijheid van Periode vrij van myocardinfarct myocardinfarct: Patiënten die vrij zijn van een recidief myocardinfarct als functie van het aantal verstreken dagen na de interventie. 30-daagse over/ondersterfte Eerdere hartoperatie Meervatslijden Logistische Euroscore II Linkerventrikelfunctie
PERCUTANE CORONAIRE INTERVENTIE (PCI) Omschrijving oude versie 2016.1 Optreden van TVR Elke CABG uitgevoerd 24 uur na PCI telt als TVR. Optreden van MI
Definitie PCI
Omschrijving oude versie 2015.3 elke patiënt waarbij binnen de vastgestelde rapportageperiode (2011-2014) een percutane coronaire interventie (PCI) wordt uitgevoerd met behulp van ballondilatatie en/of
een patiënt waarbij naast de CABG een gelijktijdige linker hartooramputatie wordt uitgevoerd of een LV pacemaker lead wordt geïmplanteerd een patiënt waarbij naast de CABG een gelijktijdige ongeplande Bentallprocedure wordt uitgevoerd
Procesindicator toegevoegd. Definitie aangepast: Patiënten die vrij zijn van reïnterventie (zowel CABG als PCI alsook CABG of PCI in combinatie met andere ingreep (in hetzelfde vat of een ander vat)) als functie van het aantal verstreken dagen na de interventie. Naamgeving aangepast Toegevoegd: inclusief periprocedurele MI: het standaard meten van biomarkers binnen 48 uur na de interventie is een vereiste Naamgeving aangepast
Uitkomstindicator verwijderd. Initiële conditie toegevoegd. Initiële conditie toegevoegd. Initiële conditie toegevoegd. Verwijderd: Spoedpatiënten worden geëxcludeerd.
Omschrijving nieuwe versie 2016.2 Definitie aangepast: Een CABG van hetzelfde vat uitgevoerd 24 uur na PCI telt als TVR. Toegevoegd: exclusief periprocedurele myocardinfarcten: myocardinfarct type 4, welke binnen 48 uur na de interventie optreedt Omschrijving nieuwe versie 2016.1 Definitie aangepast (vanaf 1-1-2015): elke patiënt waarbij een instrument (guide wire, ballon, trombosuctie katheter, rotablator, etc.) in één van de coronairen of in de coronaire arteriële bypass graft ingebracht wordt met de intentie om een geïsoleerde percutane
99
8. Overzicht wijzigingen stentplaatsing.
coronaire interventie (PCI) te verrichten†. † Niet includeren: Geïsoleerde diagnostische metingen
Lange-termijn overleving Angiografisch niet succesvol Optreden van TVR
Urgente CABG
Optreden van myocardinfarct
Chronische totale occlusie
Eerdere CABG
Eerder myocardinfarct
Meervatslijden Reanimatie
Uitkomstindicator toegevoegd. Uitkomstindicator verwijderd. Informatie verwijderd: Een geplande CABG of PCI welke onderdeel is van het initiële behandelingsplan (=staged procedure) met als doel het opheffen van dezelfde laesie wordt niet als TVR geregistreerd. Informatie verwijderd: Een geplande CABG welke onderdeel is van het initiële behandelingsplan (=staged procedure) met als doel het opheffen van dezelfde laesie wordt niet als urgente CABG geregistreerd. Patiënten die een STEMI of Toegevoegd: non-STEMI ondergaan binnen exclusief periprocedurele 30 dagen (≤ 30 dagen) na de myocardinfarcten interventie. Patiënten die een myocardinfarct krijgen tijdens de interventie worden ook meegeteld. In geval van meerdere myocardinfarcten, dan alleen het eerste myocardinfarct tellen. Een chronische totale occlusie Definitie aangepast: van het behandelde vat, waar Een chronische totale occlusie in een geplande interventie voor tenminste één van de behandelde vaten, geldt. waar een geplande interventie voor geldt. Patiënten die een CABG Definitie aangepast: hebben gehad voorafgaande Patiënten die een CABG of CABG aan de interventie gedurende gecombineerd met andere ingreep (b.v. het hele leven. AVR+CABG) hebben gehad voorafgaande aan de interventie gedurende het hele leven. Toegevoegd: exclusief myocardinfarcten gedurende dezelfde opname die reden zijn voor het uitvoeren van de interventie. Toegevoegd: ten tijde van de interventie De reanimatie vond plaats in de Definitie aangepast: periode tussen het begin van De reanimatie vond plaats in de periode de klachten en vóór het tussen het begin van de klachten (die uitvoeren van de interventie, reden zijn voor het uitvoeren van de ongeacht de plaats waar de interventie) en vóór het uitvoeren van de
100
8. Overzicht wijzigingen
Cardiogene shock Cardiogene shock
reanimatie gestart is (dit wil interventie, ongeacht de plaats waar de zeggen binnen of buiten het reanimatie gestart is (dit wil zeggen ziekenhuis). binnen of buiten het ziekenhuis). Defibrillatie door een implanteerbare defibrillator (ICD) telt ook mee. Shock Naamgeving aangepast. Toegevoegd: NB: Een electieve patiënt kan geen cardiogene shock hebben gehad. Initiële conditie verwijderd.
Urgentie van de procedure Indicatie PCI TVR_dat CONSERVATIE BEHANDELING Omschrijving oude versie 2015.3 Definitie conservatieve behandeling
Definitie conservatieve behandeling Lange-termijn overleving Eerdere CABG of PCI
Meervatslijden
Initiële conditie toegevoegd. Verwijderd uit codeboek.
Omschrijving nieuwe versie 2016.1 Toegevoegd: waarbij het multidisciplinaire hartteam het besluit heeft genomen om de patiënt conservatief te behandelen vanwege een sterk verhoogd risico op mortaliteit of complicaties, indien er een interventie wordt uitgevoerd. Het moment van diagnose Definitie aangepast: (positieve test) is de Het moment van hartteambespreking is startdatum van de follow-up. de startdatum van de follow-up. Uitkomstindicator toegevoegd. Patiënten die een CABG of PCI hebben gehad voorafgaande aan de conservatieve behandeling gedurende het hele leven.
Definitie aangepast: Patiënten die een CAB, CABG gecombineerd met andere ingreep (b.v. AVR+CABG),PCI of PCI gecombineerd met andere ingreep hebben gehad voorafgaande aan de interventie gedurende het hele leven. Toegevoegd: ten tijde van de interventie
101
AORTAKLEPLIJDEN Omschrijving oude versie 2015.3
Omschrijving nieuwe versie 2016.1 Toegevoegd: … en/of aortaklepinsufficiëntie heeft (criteria voor aortaklepinsufficiëntie toegevoegd).
Dit betreft patiënten met aortakleplijden waarbij een AVR of TAVI is uitgevoerd, en patiënten met ernstige aortaklepstenose die besproken zijn in een hartteam.
Definitie aangepast: In het cohort voor de medische conditie aortakleplijden worden patiënten geïncludeerd met aortakleplijden waarbij een geïsoleerde AVR of TAVI is uitgevoerd, en patiënten met ernstige aortaklepstenose waarbij het multidisciplinaire hartteam het besluit heeft genomen om de patiënt conservatief te behandelen. Toegevoegd: Criteria voor aortaklepinsufficiëntie. Variabele toegevoegd aan codeboek.
Definitie aortakleplijden
Definitie aortakleplijden
Definitie aortakleplijden Hartteam AORTAKLEPVERVANGING (AVR) Omschrijving oude versie 2015.3 Definitie AVR elke patiënt die voor de eerste keer een geïsoleerde aortaklepvervanging (AVR) ondergaat binnen de vastgestelde rapportageperiode (20102014), zonder gelijktijdige CABG of andere hartchirurgie†. † = een patiënt waarbij naast de AVR een gelijktijdige aortaklepplastiek of geplande Bentall-procedure wordt uitgevoerd, wordt niet geïncludeerd in het AVR cohort.
Type prothese
NYHA-klasse Implantatie permanente pacemaker
nieuwe
Omschrijving nieuwe versie 2016.1 Definitie aangepast: elke patiënt waarbij het de intentie is om een geïsoleerde aortaklepvervanging (AVR) te verrichten† (patiënt dient geïncludeerd te worden vanaf het moment dat er een huidincisie heeft plaatsgevonden). † Niet includeren: een patiënt waarbij naast de CABG een gelijktijdige CABG of ritmechirurgie of andere vormen van chirurgie wordt uitgevoerd een patiënt waarbij naast de AVR een gelijktijdige, geplande Bentallprocedure wordt uitgevoerd Wel includeren: een patiënt waarbij naast de AVR een gelijktijdige ongeplande Bentallprocedure wordt uitgevoerd
Categorieën toegevoegd: 7=hechtingloze bioprothese 8=overig Uitkomstindicator verwijderd. Toegevoegd: Hieronder valt ook een implantatie van ICD indien er sprake is geweest van brady-aritmieën of pauzes als indicatie
102
Vrijheid van Periode vrij van klepreïnterventie klepreïnterventie: Patiënten die vrij zijn van een klepreïnterventie (AVR of TAVI) aan dezelfde klep als functie van het aantal verstreken dagen na de interventie.
Actieve endocarditis Actieve endocarditis
Endocarditis Patiënten waarbij endocarditis is gediagnosticeerd voorafgaande aan de interventie gedurende het hele leven. 4 categorieën: 0) geen endocarditis; 1) endocarditis in de voorgeschiedenis; 2) patiënt wordt op het moment van de interventie nog behandeld met een AB vanwege endocarditis en 9) onbekend
Eerder CVA Logistische Euroscore II Linkerventrikelfunctie TRANSKATHETER AORTAKLEPIMPLANTATIE (TAVI) Omschrijving oude versie 2015.3 Definitie TAVI elke patiënt die voor de eerste keer binnen de vastgestelde rapportageperiode (2010-2014) een transkatheter aortaklepimplantatie (TAVI) ondergaat. Toegangsweg Vasculaire complicaties Implantatie nieuwe permanente pacemaker
voor permanente pacemaker. Definitie aangepast: Patiënten die vrij zijn van een aortaklepreïnterventie (aortaklepvervanging, aortaklepreparatie of percutane paravalvulaire lekkage (PVL) sluiting (ook niet geïsoleerde ingrepen includeren)) aan dezelfde aortaklep als functie van het aantal verstreken dagen na de interventie. Naamgeving aangepast Naamgeving aangepast. Definitie en categorieën aangepast: Patiënten waarbij endocarditis is gediagnosticeerd aan de aortaklep voorafgaande aan de interventie. 3 categorieën: 0) geen endocarditis; 1) patiënt wordt op het moment van de interventie nog behandeld met een antibiotica vanwege endocarditis en 9) onbekend
Toegevoegd: Exclusief TIA Initiële conditie toegevoegd. Verwijderd: Spoedpatiënten worden geëxcludeerd. Omschrijving nieuwe versie 2016.1 Definitie aangepast: elke patiënt waarbij het de intentie is om een geïsoleerde transkatheter aortaklepimplantatie (TAVI) te verrichten (patiënt dient geïncludeerd te worden vanaf het moment dat de patiënt is aangeprikt). Categorie toegevoegd: 6=overig Toegevoegd: … vanaf het begin van de interventie. Toegevoegd: Hieronder valt ook een implantatie van ICD indien er sprake is geweest van brady-aritmieën of pauzes als indicatie voor permanente pacemaker.
103
Vrijheid van klepreïnterventie
Periode vrij van klepreïnterventie: Patiënten die vrij zijn van een klepreïnterventie (AVR of TAVI) aan dezelfde klep als functie van het aantal verstreken dagen na de interventie.
Frailty
Eerder CVA Logistische Euroscore II Linkerventrikelfunctie
Verwijderd: Spoedpatiënten worden geëxcludeerd.
CONSERVATIE BEHANDELING Omschrijving oude versie 2016.1 verwezen Omschrijving oude versie 2015.3 Definitie conservatieve behandeling
Definitie conservatieve behandeling Logistische Euroscore II
Definitie aangepast: Patiënten die vrij zijn van een aortaklepreïnterventie (aortaklepvervanging, aortaklepreparatie of percutane paravalvulaire lekkage (PVL) sluiting (ook niet geïsoleerde ingrepen includeren)) aan dezelfde aortaklep als functie van het aantal verstreken dagen na de interventie. Naamgeving aangepast Nieuwe vragenlijst (vanaf 1-3-2016): Gemeten met behulp van de Edmonton Frail Scale. De score per individuele vraag dient geregistreerd te worden Toegevoegd: Exclusief TIA Initiële conditie toegevoegd.
Het moment van diagnose is de startdatum van de follow-up.
GECOMBINEERD AORTAKLEPLIJDEN EN CORONAIRLIJDEN Omschrijving oude versie 2015.3 Definitie gecombineerd aortakleplijden en coronairlijden AVR + CABG Omschrijving oude versie 2015.3 Hartteam Prothese type
Omschrijving nieuwe versie 2016.2 Variabele toegevoegd aan codeboek. Omschrijving nieuwe versie 2016.1 Toegevoegd: waarbij het multidisciplinaire hartteam het besluit heeft genomen om de patiënt conservatief te behandelen vanwege een sterk verhoogd risico op mortaliteit of complicaties, indien er een interventie wordt uitgevoerd. Definitie aangepast: Het moment van hartteambespreking is de startdatum van de follow-up. Initiële conditie toegevoegd.
Omschrijving nieuwe versie 2016.1 Definitie toegevoegd.
Omschrijving nieuwe versie 2016.1 Variabele toegevoegd aan codeboek. Procesindicator toegevoegd.
104
Bloedtransfusie nodig Bloedtransfusie nodig
Implantatie permanente pacemaker
Patiënten die een bloedtransfusie krijgen vanaf start interventie t/m 3 dagen (≤ 3 dagen) post-OK.
nieuwe
Vrijheid van reïnterventie
Vrijheid van reïnterventie Logistische Euroscore II
Periode vrij van reïnterventie: Patiënten die vrij zijn van een AVR, PCI of een CABG reïnterventie als functie van het aantal verstreken dagen na de interventie.
Verwijderd als uitkomstindicator. Toegevoegd als procesindicator. Definitie aangepast: Patiënten die een niet-autologe bloedtransfusie krijgen vanaf start interventie t/m 3 dagen (≤ 3 dagen) postOK. Toegevoegd: Hieronder valt ook een implantatie van ICD indien er sprake is geweest van brady-aritmieën of pauzes als indicatie voor permanente pacemaker. Definitie aangepast: Patiënten die vrij zijn van zowel coronaire reïnterventie (CABG of PCI alsook CABG of PCI in combinatie met andere ingreep (in hetzelfde vat of een ander vat)) als aortaklepreïnterventie (aortaklepvervanging, aortaklepreparatie of percutane paravalvulaire lekkage (PVL) sluiting (ook niet geïsoleerde ingrepen includeren)) aan dezelfde aortaklep als functie van het aantal verstreken dagen na de interventie. Naamgeving aangepast Variabelen AVR, CABG en PCI in het codeboek samengevoegd tot 1 variabele: reinterventie Initiële conditie toegevoegd.
105
ATRIUMFIBRILLEREN
Vasculaire complicaties Eerdere ablatie linkeratrium Eerdere ablatie linkeratrium
Omschrijving oude versie 2016.1 ...gedurende de ziekenhuisopname… in Eerdere ablatie voor AF
Omschrijving nieuwe versie 2016.2 Definitie aangepast: …binnen 30 dagen… Naamgeving aangepast
in Patiënten die een eerdere ablatie (zowel katheter PVI als mimimaal-invasieve chirurgische PVI) vanwege atriumfibrilleren hebben ondergaan voorafgaande aan de interventie gedurende het hele leven.
Definitie aangepast: Patiënten die een eerdere ablatie in het linkeratrium met als doel het opheffen van atriumfibrilleren dan wel atriumtachycardie hebben ondergaan voorafgaande aan de interventie gedurende het hele leven (hieronder vallen o.a. een katheter PVI, minimaalinvasieve chirurgische PVI, hybride behandeling en ook niet-geïsoleerde interventies). Omschrijving nieuwe versie 2016.1 Definitie aangepast: Kwaliteit van leven van de patiënt gemeten vóór en na de interventie. Meting vóór interventie = gemeten niet langer geleden dan maximaal 2 maanden vóór de interventie (advies = afnemen op de dag van opname). Meting na interventie = gemeten tussen 10-14 maanden na de interventie. Dient gemeten te worden met de AFEQT vragenlijst.
Kwaliteit van leven
Trombo-embolische complicaties Bloedingscomplicaties
Vasculaire complicaties Phrenicus paralyse Cardiale tamponade
Omschrijving oude versie 2015.3 Kwaliteit van leven van de patiënt gemeten vóór en na de interventie. Meting vóór interventie = gemeten niet langer geleden dan maximaal 2 maanden vóór de interventie. Meting na interventie = gemeten tussen 10-14 maanden na de interventie. Bij voorkeur gemeten met de SF36-2, anders de SF12-2. …binnen 1 jaar… Definitie aangepast: …binnen 72 uur… Voorbeelden toegevoegd: Wel includeren: Liesbloeding waarvoor chirurgische interventie Bloeding waarvoor transfusie noodzakelijk Niet includeren: Het nogmaals aanleggen van een drukverband (alleen voor katheter PVI) Uitkomstindicator toegevoegd (vanaf 13-2016). Uitkomstindicator toegevoegd (vanaf 13-2016). Toegevoegd: Hierbij wordt er van uitgegaan dat de
106
Herhaalde PVI binnen 1 jaar
…een herhaalde PVI (katheter PVI of chirurgische PVI) wordt uitgevoerd…
Herhaalde PVI binnen 1 jaar
Aangetoond recidief AF (tot 1-3-2016)
Er worden een aantal elementen voor deze uitkomstindicator verzameld (onafhankelijk van een wel/niet uitgevoerde herhaalde PVI binnen 1 jaar) welke gemeten worden tussen 10-14 maanden na de interventie: - Aangetoond AF: 0) geen aangetoond AF; 1) aangetoond AF en 9) onbekend)
patiënt teruggaat naar het behandelcentrum. Definitie aangepast: …een herhaalde ablatie wordt uitgevoerd met als doel het opheffen van atriumfibrilleren dan wel atriumtachycardie... Definitie aangepast (onderste stuk verwijderd): Een geplande herhaalde PVI welke onderdeel is van het initiële behandelingsplan (=staged procedure) met als doel het opheffen van atriumfibrilleren en wordt uitgevoerd binnen 3 maanden na de eerste interventie wordt niet als herhaalde PVI geregistreerd. Er wordt vanuit gegaan dat de eerste interventie op zichzelf niet adequaat genoeg is om de klachten te verhelpen en het uitvoeren van een geplande herhaalde PVI binnen 3 maanden na de eerste interventie noodzakelijk is. Definitie aangepast (tot 1-3-2016) Patiënten waarbij met behulp van een meting is aangetoond dat recidief AF+ aanwezig is tussen 10-14 maanden na de interventie. Indien er tussen 3 en 10 maanden objectieve aanwijzingen zijn voor recidief AF waarvoor patiënten langs zijn gekomen op SEH/EHH/poli en verkregen middels een meting, dan dient dit ook als aangetoond AF geregistreerd te worden. Van alle patiënten wordt ook vastgelegd welke meting is uitgevoerd. Daarnaast dient geregistreerd te worden of de patiënten tussen 10-14 maanden nog behandeld worden met AAD*. 3 categorieën aangetoond AF: 0) geen aangetoond recidief AF; 1) aangetoond recidief AF en 9) onbekend 6 categorieën meting: 0) geen meting uitgevoerd; 1) ECG; 2) 24 uurs Holter†; 3) event-recorder; 4) reveal/pacemaker/ICD en 9) onbekend 3 categorieën gebruik AAD: 0) geen gebruik AAD; 1) gebruik AAD en 9) onbekend + = een gedocumenteerde continue AF episode van minstens 30 s † = bij gebruik van Holter > 24 uur, dan
107
Aangetoond recidief AF (vanaf 1-3-2016)
Duur persisterend AF CHA2DS2-VASc Score
Linkerventrikelfunctie
Linkeratriumvolume index Type AF
De geregistreerde ejectiefractie mag niet langer dan 6 maanden vóór de interventie/behandeling zijn vastgesteld.
enkel het resultaat van aangetoond AF tijdens de eerste 24 uur rapporteren Let op: Indien er geen meting is uitgevoerd, dan geldt aangetoond recidief AF = onbekend Definitie aangepast (vanaf 1-3-2016): Patiënten waarbij met behulp van een meting is aangetoond dat recidief AF+ aanwezig is tussen 10-14 maanden na de interventie. Dit moet gemeten worden middels een 24 uurs Holter†. Indien er tussen 3 en 10 maanden andere objectieve aanwijzingen zijn voor recidief AF waarvoor patiënten langs zijn gekomen op SEH/EHH/poli en verkregen met een meting (zoals een ECG met AF), dan dient dit ook als aangetoond AF geregistreerd te worden. Daarnaast dient geregistreerd te worden of de patiënten tussen 10-14 maanden nog behandeld worden met AAD*. + = een gedocumenteerde continue AF episode van minstens 30 s † = bij gebruik van Holter > 24 uur, dan enkel het resultaat van aangetoond AF tijdens de eerste 24 uur rapporteren Voorbeeld: Indien patiënt op 3, 6, 12 maanden een ECG heeft zonder recidief AF, dan geldt aangetoond AF = onbekend (geen 24 uurs Holter). 3 categorieën aangetoond AF: 0) geen aangetoond recidief AF; 1) aangetoond recidief AF en 9) onbekend 3 categorieën gebruik AAD: 0) geen gebruik AAD; 1) gebruik AAD en 9) onbekend Initiële conditie verwijderd. Toegevoegd: Gemeten tot maximaal 1 jaar vóór de interventie. Definitie aangepast: De geregistreerde EF mag niet langer dan 12 maanden vóór de interventie zijn vastgesteld. Toegevoegd: …tot maximaal 1 jaar vóór de interventie. Categorieën verwijderd: 1=eerste episode van AF 5=permanent AF
108
KATHETER PVI
Definitie katheter PVI
Omschrijving oude versie 2016.1
Omschrijving nieuwe versie 2016.2
een patiënt die een katheter PVI met gelijktijdig aanbrengen van aanvullende ablatielijnen ondergaat
Definitie aangepast: een patiënt die een katheter PVI met gelijktijdig aanbrengen van aanvullende ablatielijnen in het hart ondergaat
Omschrijving oude versie 2015.3 Definitie katheter PVI
Omschrijving nieuwe versie 2016.1 een patiënt die een katheter PVI Definitie aangepast: krijgt ter behandeling van een typische flutter (cavotricuspidale isthmus afhankelijke flutter) wordt niet geïncludeerd in het katheter PVI cohort. Ook een patiënt waarbij een geïsoleerde LAA sluiting wordt verricht wordt niet geïncludeerd in het katheter PVI cohort. Een patiënt waarbij tijdens de katheter PVI procedure een LAA sluiting wordt verricht wordt wel geïncludeerd in het katheter PVI cohort.
Ablatie methode
Categorieën toegevoegd: 4=Laser ballon 5=nMARQ 6=PVAC + MASC/MAAC 7=overig
MINIMAAL-INVASIEVE CHIRURGISCHE PVI Omschrijving oude versie 2015.3 Definitie minimaal- elke patiënt die voor de eerste invasieve chirurgische keer een wegens PVI atriumfibrilleren uitgevoerde minimaal-invasieve chirurgische pulmonaal venen isolatie (PVI) ondergaat binnen de vastgestelde rapportageperiode (2011-2014) door middel van een thoracoscopische benadering (dus niet de katheter benadering) met of zonder box laesie†. † = Dit betreft minimaal-invasieve chirurgische PVI ingrepen waarbij alleen een ritme ingreep wordt verricht (met of zonder gelijktijdige LAA resectie) en niet in combinatie met andere ingrepen zoals klepof coronairchirurgie.
Hybride behandeling
Niet includeren: een patiënt die een ablatie uitsluitend ter behandeling van een typische flutter (cavotricuspidale isthmus afhankelijke flutter) ondergaat een patiënt die een geïsoleerde linkerhartoorsluiting dan wel een katheter PVI met een gelijktijdige linkerhartoorsluiting ondergaat Wel includeren: een patiënt die een katheter PVI met gelijktijdig aanbrengen van aanvullende ablatielijnen ondergaat
Omschrijving nieuwe versie 2016.1 Definitie aangepast: elke patiënt waarbij het de intentie is om een minimaal-invasieve chirurgische pulmonaal venen-isolatie (PVI) te verrichten door middel van een thoracoscopische benadering (dus niet de katheter benadering: patiënt dient geïncludeerd te worden vanaf het moment dat er een huidincisie heeft plaatsgevonden)†. † Wel includeren: een patiënt die een minimaalinvasieve chirurgische PVI ondergaat met een gelijktijdige linkerhartoorsluiting een patiënt die een hydride behandeling (gelijktijdige katheter PVI en minimaal-invasieve chirurgische PVI tijdens één sessie) ondergaat
Procesindicator toegevoegd.
109
MITRALISKLEPLIJDEN Omschrijving oude versie 2016.1 Definitie chirurgische elke patiënt waarbij het de behandeling voor intentie is om een chirurgisch mitraliskleplijden behandeling voor mitraliskleplijden te verrichten Mitralisklepinsufficiën Patiënten met postoperatieve tie mitralisklepinsufficiëntie. Gemeten bij het laatste echocardiogram tot maximaal 1 jaar na de interventie.
Vrijheid van mitralisklepreïnterven tie Vrijheid van mitralisklepreïnterven tie
Klepreïnterventie binnen 1 jaar
Patiënten waarbij een mitralisklepreïnterventie heeft plaatsgevonden binnen 1 jaar (≤ 365 dagen) na de interventie (alle mitralisklepreïnterventies, niet alleen mitraclip).
Omschrijving nieuwe versie 2016.2 Definitie aangepast: elke patiënt waarbij het de intentie is om een geïsoleerde chirurgisch behandeling voor mitraliskleplijden te verrichten Definitie aangepast: Patiënten met postoperatieve mitralisklepinsufficiëntie. Gemeten bij de eerste postoperatieve echocardiogram na de interventie. Ook de datum van de eerste postoperatieve echocardiogram dient geregistreerd te worden. Naamgeving aangepast.
Definitie aangepast: Patiënten die vrij zijn van een mitralisklepreïnterventie (alle mitralisklepreïnterventies, inclusief mitraclip) als functie van het aantal verstreken dagen na de interventie (ook niet geïsoleerde ingrepen includeren).
110
Bijlage 1: Bijdrage handboek Bijlage 1: Bijdrage handboek Outcomes team coronairlijden Dr. A. Hirsch Dr. G. Brueren Dr. B. van Straten Dr. M. Magro Dhr. E. Daeter Dr. B. Rensing Dr. E. Lipsic
AMC Catharina Ziekenhuis Catharina Ziekenhuis Elisabeth-TweeSteden Ziekenhuis St. Antonius Ziekenhuis St. Antonius Ziekenhuis UMCG
Outcomes team aortakleplijden Dr. M. Vis Dr. P. den Heijer Dr. G. Brueren Dr. B. van Straten Dr. D. Veldman-Schulz Dhr. T. de Kroon
AMC Amphia Ziekenhuis Catharina Ziekenhuis Catharina Ziekenhuis Catharina Ziekenhuis St. Antonius Ziekenhuis
Outcomes team gecombineerd aortakleplijden en coronairlijden Dr. G. Brandon Bravo Bruinsma Dhr. J. Koster Dhr. T. Waterbolk
Isala UMCG UMCG
Outcomes team atriumfibrilleren Dr. P. van Dessel Dhr. A. Driessen Mevr. U. Hopman-van Zaanen Dr. T. Simmers Dr. P. van der Voort Dhr. Y. Stevenhagen Dr. W. Stooker Dr. J. de Jong Dr. J. Balt Dr. L. Boersma Dr. Y. Blaauw
AMC AMC AMC Catharina Ziekenhuis Catharina Ziekenhuis MST OLVG OLVG St. Antonius Ziekenhuis St. Antonius Ziekenhuis UMCG
Outcomes team mitraliskleplijden Dhr. D. Buitelaar Dr. E. Kedhi Dr. T. Markou Dr. J. Timmer Dr. A. van den Heuvel Dr. J. van Melle Dr. E. Lipsic Mevr. I. Wijdh-den Hamer
Isala Isala Isala Isala UMCG UMCG UMCG UMCG
111
Bijlage 1: Bijdrage handboek Medisch Experts Meetbaar Beter Dhr. J. Matola Dr. P. Houthuizen Dr. M. Soliman
Programma team Meetbaar Beter Dhr. D. van Veghel Dr. P. van der Nat Dr. S. Houterman Dhr. T. van Kemenade Mevr. M. Marteijn Dr. D. Veldman-Schulz
Programma Directeur Manager Ontwikkeling & Implementatie Manager Datamanagement Business Analyst Business Analyst Business Analyst
112