Hand Having
#4
Blad voor uitvoerders en handhavers > Ruimte > Wonen > Milieu > 26e jaargang Augustus 2011
Meer grip op opslag gevaarlijke stoffen Verscherpt toezicht emissiereducerende stalsystemen Misstanden huisvesting arbeidsmigranten in beeld
Wilt u ook adverteren in HandHaving?
Helpt u ons?
Hand Having
#25
Blad voor uitvoerders en handhavers > Ruimte > Wonen > Milieu > 26e jaargang
2011 2010 September April
Hand Havin Blad voo r uitvoerd ers en
handha vers >
Ruimte > Won en > Mili eu > 26e
g #3
jaargang Juni
2011
Schiphol neemt toezicht over
Vergeet-mij- niet
Systeemtoezicht: lusten en lasten
Memoriespel van Landschap Noord-Holland
Belastingdienst partner in aanpak illegaal vuurwerk
www.landschapnoordholland.nl
Schoo
n schip:
Woon
Aardbeispinazie
wagenlo
www.landschapnoordholland.nl
Scholeksters verdienen een plek in Noord-Holland. Net als veel andere dieren en planten. Er is geld nodig om de gebieden waarin zij leven goed te beschermen. U laat hen toch niet in de steek?.
Zilveren maan
www.landschapnoordholland.nl
Woestduin
Bescherm de natuur en ontvang het Vergeet-mij-niet memoriespel cadeau.
Help mee en word ook Beschermer van Landschap Noord-Holland, www.landschapnoordholland.nl
Douane
toezic
caties
alert op
ht op
overs
lagbe
in beeld
‘tropis
drijve
n
bij geme
enten
che’ sou
venirs
Neem contact op met PS Produkties, Ingrid Spijkers, 058 - 2160862 voor een passend voorstel.
advertentie CURSUSSEN EN TRAININGEN OMGEVINGSRECHT
hét opleidingsbureau voor omgevingsrecht dit najaar verzorgen wij onder andere: • Basiscursus omgevingsrecht (7 dagen) • Cursusdag Waterwet • Cursusdag Pleiten bij rechtsgedingen omgevingsrecht • Cursus Horeca-toezicht in de praktijk • Cursusdag Handhaving APV • Cursusdag Grondstromen • Cursusdag Vuurwerkbesluit • Cursus Integraal toezicht (6 dagen) Kijk voor programma, data, locatie, kosten en overige info op onze website www.mibacu.nl.
MIBACU BV Pothuizerweg 2a 3998 NC Schalkwijk Telefoon: (030) 60 11 893 Fax: (030) 65 90 373 E-mail:
[email protected] www.mibacu.nl
Inho Hand Having
Inhoud
#4
#4
Blad voor uitvoerders en handhavers > Ruimte > Wonen > Milieu > 26e jaargang Augustus 2011
Meer grip op opslag gevaarlijke stoffen
Verscherpt toezicht emissiereducerende stalsystemen Misstanden huisvesting arbeidsmigranten in beeld
Vergunningverlener Nico van Koningsbruggen controleert een schuimblusinstallatie bij een opslagloods voor gewasbeschermingsmiddelen. Foto: Heidi van der Marel
10
18 Onbeschermde bouwvakkers werken tussen de asbestwolken
Tijdens de verbouwing van een Albert Heijn in Veenendaal wordt asbest aangetroffen. De aannemer besluit, tegen de regels in, het kankerverwekkende materiaal te verwijderen op vijf meter afstand van onbeschermde bouwvakkers. De Arbeidsinspectie legt de bouwwerkzaamheden stil en doet samen met milieurechercheur Frans Mulder onderzoek.
Colofon Uitgever VROM -Inspectie Hoofdredacteur Joost Kehrer Redactie-adres Eebuurt 14, 8911 EV Leeuwarden tel. 058-2160862, fax 058 2160802 e-mail
[email protected] Commissie van advies Voorzitter: Joop Blenkers, Jolanda Roelofs (VROM-Inspectie), Hans van den Biggelaar (gemeente Groningen), Eric Beerens (VROMInspectie), Bert Kaspers (LOM), Berry Campagne (provincie Utrecht), Ad Nieuwdorp (Milieu expertise centrum), Freerk Jan Medendorp (politie IJsseland), Jaap Rus (IVW), Frans Danse (KLPD), Patrick van de Heisteeg (Flevoland), Henk Adema (Wetterskip Fryslân), Ton ter Grote (VROM-IOD), PIet Brandhorst (politie Flevoland) en Han de Haas (Provincie Noord-Brabant).
Brabantbrede toezicht emissiereducerende stalsystemen Noord-Brabant telt elfduizend grote veehouderijen die zorgen voor grootschalige ammoniakemissie en stankoverlast. Via een Brabantbrede toezichtaanpak worden deze bedrijven gecontroleerd. Zo moeten stallen emissiereducerende stalsystemen aanbrengen. Een steekproef in 2009 levert verontrustende resultaten op.
21 Meer grip op opslag gevaarlijke stoffen
Sinds de brand begin dit jaar bij Chemie-Pack in Moerdijk moeten bedrijven, bevoegde gezagen en inspecties alle zeilen bijzetten om herhaling te voorkomen. Staatssecretaris Atsma wil bij soortgelijke bedrijven de vinger steviger aan de pols houden. De veiligheidssituatie verbetert, maar kan (en moet) bij een aantal bedrijven beter, wijst onderzoek uit.
Advertenties Tariefkaart op aanvraag. tel. 058 2160862, fax o58 2160802 Abonnementen Ambtenaren en bestuurders die van overheidswege betrokken zijn bij de uitvoering en handhaving ontvangen HandHaving op aanvraag kosteloos. Aanvragen van abonnementen, adreswijzigingen en opzeggingen uitsluitend via: www.vrominspectie.nl/actueel/vakblad-handhaving Productie PS Produkties, Leeuwarden Vormgeving SD Communicatie, Rotterdam Basisontwerp bureau Marmelade, Den Haag Druk DeltaHage, Den Haag De in dit blad weergegeven meningen weerspiegelen niet noodzakelijkerwijs de opvattingen van de bewindslieden van de betrokken beleidsterreinen. ISSN 1381-8767
24 Toeleveranciers covergisters onzorgvuldig met regelgeving
Toeleveranciers van covergistingsmaterialen overtreden de regels, zo blijkt uit het rapport ‘Afvalstoffen bij covergisting’ van de VROM-Inspectie (VI). De productie van groen gas groeit en daarmee zuigen vergisters meer organisch afval aan. Door overtredingen hebben afvalstoffen en schadelijke stoffen de bodem en het grondwater mogelijk vervuild.
En verder
HH-Journaal 4 Hoe gaat het toch met… 9 Veel muizen in een hok 14 De Specialist, John Wijngaards 17 VROM-Inspectie breidt digitaal meldpunt uit 28 Dwangsom voor open diepvries 30 Jurisprudentie 33 Aanpak dubieuze gevelreinigers 34 De Stelling 36 Handhavingevaluaties van gemeenten kunnen beter 38 Het is een sport om slimmer te zijn dan de overtreder 40
Minister Melanie Schultz van Haegen wil het omgevingsrecht vereenvoudigen, moderniseren, versoberen en bundelen in een nieuwe Omgevingswet. Foto: Ministerie van Infrastructuur en Milieu
Journaal Minister Schultz van Haegen komt met Omgevingswet Het omgevingsrecht gaat fundamenteel op de schop. Het is nu verspreid over meer dan 60 wetten, 100 amvb’s en honderden ministeriële regelingen. Het omgevingsrecht wordt vereenvoudigd, gemoderniseerd, versoberd en uiteindelijk gebundeld in één nieuwe Omgevingswet. Dat schrijft minister Schultz van Haegen (Infrastructuur en Milieu) in een brief aan de Tweede Kamer. Doel van de nieuwe wet is om eenvoudiger en beter aan een duurzame leefomgeving te kunnen werken; mogelijk maken dat ruimtelijke projecten – van (spoor-)wegen, natuurprojecten tot de bouw van een fabriek – doelgericht verlopen. Verschillende planvormen worden geïntegreerd tot één plan. ,,Ik wil een vereenvoudigd en gebundeld omgevingsrecht, dat niet alleen de knelpunten van vandaag oplost, maar ook een goede wettelijke basis biedt voor de maatschappelijke opgaven van morgen. Met de Omgevingswet wil ik de wettelijke kaders voor burgers, ondernemers en overheden verduidelijken en de ontwikkeling en het
beheer van de leefomgeving beter beheersbaar maken. En tegelijkertijd wil ik de bestuurlijke afwegingsruimte in de Omgevingswet vergroten”, aldus de minister. Tijd- en geldwinst Met de inwerkingtreding van de eerste fase van de wet – naar verwachting in 2013 – worden bestaande wetten zo veel mogelijk ingetrokken. In de wet wordt het gedachtegoed van de commissie Elverding – het belang van investeren in de kwaliteit van de voorbereidingsfase van infrastructurele projecten- nadrukkelijk verwerkt. Schultz: ,,Ik denk dat flink investeren in de voorkant van het proces zal leiden tot een grote verbetering in de kwaliteit van de projecten. En, ook niet onbelangrijk, het scheelt heel veel tijd en geld.” Besparing op onderzoekslasten is bij die projecten mogelijk met efficiënt onderzoek in de verschillende fasen van het besluitvormingsproces. Naar verwachting is een besparing van 600 miljoen euro jaarlijks op plankosten mogelijk.
IPO pleit voor bundeling BRZO-taken per provincie Het IPO (Inter Provinciaal Overleg) pleit in een brief aan staatssecretaris Atsma voor de bundeling van de BRZO-taken van provincies en de milieutaken van gemeenten per provincie in één RUD. De uitvoering van de inspecties van BRZO bedrijven vindt sinds enkele jaren plaats vanuit maatlatorganisaties die voldoen aan kwaliteitscriteria (“maatlatten”). De criteria hebben onder meer betrekking op technische zaken, bedrijfsprocessen, en de vereiste deskundigheid van de inspecteurs. Volgens het IPO is het beter de kennis te bundelen bij één RUD. In de brief aan staatssecretaris Atsma geeft het IPO ook haar visie op het gebruik van de escalatieladder. Zij vraagt de staatssecretaris om waar nodig de bestuurlijke interventies gericht toe te passen. Ook vraagt het
04
IPO duidelijkheid over de planning van het evalueren en wettelijk vaststellen van de kwaliteitscriteria voor de vergunningverlening en toezicht en handhaving uit het basistakenpakket voor RUD’s. De maatlat voor de BRZO valt daar ook onder. De informatieuitwisseling ter ondersteuning van de bedrijfsvoering van de RUD’s en gebruik van het Omgevingsloket (OLO) vergt meer aandacht dan voorzien. Dat vraagt om een voortvarende aanpak van het rijk. De aanloopproblemen met het OLO zijn in elk geval accuraat en in goed overleg met de provincies opgepakt. De provincies hebben met afzonderlijke brieven staatssecretaris Atsma geïnformeerd over de stand van zaken van het bottom-up proces in hun provincie, vanwege zijn verzoek om voor juni aan te geven hoe het eindbeeld er per provincie uitziet, inclusief tijdspad.
De provincie Noord Holland heeft staalconcern Tata een dwangsom opgelegd voor de uitstoot van teveel dioxine Foto: ANP
Tata moet boete betalen voor uitstoot dioxine
Twee projecten voor nieuwe handleiding geurhinder
Staalconcern Tata in IJmuiden moet een dwangsom betalen voor een te hoge uitstoot van de schadelijke stof dioxine. Dat heeft de provincie Noord-Holland eind juni bekendgemaakt. Hoe hoog de dwangsom is, is nog onbekend. Tata had tot woensdag 15 juni de tijd gekregen om de uitstoot van dioxine terug te brengen tot de wettelijke norm, maar is dat volgens de provincie Noord-Holland niet gelukt. De provincie eist verder dat twee recyclestromen in de sinterfabriek ongebruikt blijven om de uitstoot te verminderen. Verder moet het concern de uitstoot van dioxine voortdurend meten. Volgens Tata duurt het even voordat de inmiddels genomen maatregelen resultaat hebben. De uitstoot van dioxine zou over vijf weken binnen de gestelde norm zijn. Als dat niet het geval is, wil Noord-Holland een nieuwe dwangsom opleggen.
Opgemerkt “We moeten de politie vrijspelen voor opsporing. We hebben wijkagenten nodig die zich ontwikkelen tot wijkrechercheurs – zich omscholen tot speurneuzen die alle criminelen bij naam kennen, weten met wie zij omgaan, in welke kelders en boxen ze de buit opslaan en waar hun helers zitten. Tegelijkertijd moeten we parkeercontroleurs en milieucontro-
Met het opstellen van een handleiding voor het vaststellen van het acceptabel hinderniveau en het actualiseren van het document Meten en Rekenen Geur starten in september twee projecten op het gebied van geur. In het verleden heeft het ministerie doelstellingen geformuleerd om de geuroverlast te verminderen en dit beleid is vastgelegd in een ministeriële brief (1995). De informatie voor het uitvoeren en de interpretatie van geuronderzoeken is echter deels verouderd en gefragmenteerd aanwezig. Hierdoor ontstaat de behoefte om deze informatie te actualiseren en te bundelen. In overleg met het ministerie van Infrastructuur en Milieu (IenM) is gekozen om de informatie rond geur in twee gedeelten te splitsen, te weten NTA “Meten en Rekenen Geur” en de Handleiding Geur: vaststellen acceptabel hinderniveau. Vanwege de samenhang tussen beide projecten zullen de projecten inhoudelijk en procesmatig op elkaar afgestemd worden. De NTA 9065 zal door het NEN opgesteld worden. Het betreft een actualisatie van het document ‘meten en rekenen geur’ uit 1994. Hierin zullen de technische aspecten van de uitvoering van een onderzoek uitgewerkt worden, zoals het opstellen van een meetplan en de monstername. De handleiding zal door InfoMil worden opgesteld. In de handleiding zal beschreven worden hoe het bevoegd gezag mede aan de hand van meet- en rekenresultaten kan komen tot een acceptabel hinderniveau van de industrie.
leurs – de bijzondere opsporingsambtenaren – opleiden tot een nieuw type goedgeorganiseerde en geüniformeerde handhavers.( …) Laat dit type handhaver ook de autovernielingen en autodiefstallen opnemen, het hangen in portieken beboeten en optreden tegen wie vuilinis op straat gooit. Deze gemeentebrigade treedt op in de hele stad, is goed getraind en zit stevig in het uniform. Weg met de T-shirs, de vesten en de variëteit aan halfbakken
toezicht.” Ahmed Marcouch, woordvoerder veiligheid en justitie voor de PvdA in de Tweede Kamer, geeft zijn visie op de inrichting van het lokale toezicht. (NRC 13 juli 2011) ,,Een overheid die inspecteert, moet ook handhaven. Ik heb liever dat ze boetes uitdeelt en zorgt dat een bedrijf wel veilig werkt dan dat er lijsten worden gepubliceerd van bedrijven die
HandHaving 2011 #4
niet aan alle regels voldoen. Wat moet je als een bedrijf bij jou in de buurt erop staat? Verhuizen?” Elly Brand, directeur Kinderopvang De Bevelanden in Goes in Forum #14 reageert op de bekendmaking van twaalf chemische bedrijven die niet aan de veiligheidseisen voldoen door staatssecretaris Atsma.
05
Reparatiewerven voor binnenvaart en treinonderhoudsbedrijven houden zich niet allemaal aan de regels bij het verwijderen van asbest. Foto: Hollandse Hoogte
Journaal Schip- en treinwerven onderschatten asbestrisico’s Reparatiewerven voor de binnenvaart en treinonderhoudsbedrijven beseffen onvoldoende dat in schepen en treinen van voor 1994 nog steeds asbest kan voorkomen. Zij houden zich daardoor vaak niet aan de regels voor asbestverwijdering. Dat blijkt uit controles door de VROM-Inspectie. Vanaf 1994 is het gebruik van asbesthoudend materiaal verboden. Vrijwel alle betrokken bedrijven voeren werkzaamheden uit aan materieel van vóór die tijd. In dat geval dient een inventarisatie van het vóórkomen van asbest te worden gemaakt en gelden de strikte regels voor de verwijdering van asbest uit het Asbestverwijderingsbesluit 2005. Geen van de onderzochte scheepsreparatiewerven houdt zich aan die regels, terwijl toch 37 procent van de onderhanden genomen schepen van vóór 1994 is. Slechts in twee gevallen bleek een asbestinventarisatie te zijn uitgevoerd. De bedrijven zijn gewaarschuwd dat bij hercontrole handhavend wordt opgetreden. De grotere spoorwegmaatschappijen voldoen
wel aan de asbestregels, de kleinere zijn vaak minder op de hoogte. Van de zes bezochte treinonderhoudsbedrijven had slechts één afdoende maatregelen genomen om de asbestrisico’s te beperken. Deze bedrijven hebben naar aanleiding van de controles wel maatregelen genomen. Ook arbo-regels voor het werken met asbest worden in veel gevallen niet nageleefd. Het merendeel van de bedrijven heeft wel de verplichte risico-inventarisatie en -evaluatie (RI&E) opgesteld maar daarin zijn de risico’s van asbest meestal onvoldoende onderkend.
06
BOA’s aan de slag met combibon Sinds 1 juli wordt gewerkt met de nieuwe combibon. De buitengewoon opsporingsambtenaar (BOA) gebruikt de combibon om een verdachte of betrokkene in kennis te stellen van een geconstateerd feit. Er geldt een overgangsregeling tot eind 2011 om aan de nieuwe manier van werken te wennen. Na 1 januari 2012 moeten alle BOA’s verplicht aan de slag met de combibon. De combibon is geschikt voor zowel de wet Mulder (verkeersovertredingen) als straffeiten. Vandaar ook de naam combi. De bon combineert verschillende functies. In het feitenboekje zijn de feiten opgesomd waarvoor de bon gebruikt kan worden. Overigens is hierbij altijd de vraag van belang of de BOA bevoegd is voor het verbaliseren van het feit dat is geconstateerd. De doorslag van de bon (het geeltje) moet aan de overtreder worden gegeven. Houd de BOA iemand staande, dan wordt de doorslag overhandigd. Bij een verkeers geparkeerd voertuig gaat de doorslag onder de ruitenwisser. De originele combibon geldt als mini proces-verbaal. De bon doet daarmee dienst als bron-document van de feitgecodeerde zaak. De PDA en de combibon Ook als BOA’s een PDA (handheld computer) gebruiken is het nieuwe model combibon van belang. De opmaak van de bon is zo gemaakt dat deze ter zitting wordt geaccepteerd als een verkort proces-verbaal. De kop proces-verbaal staat bovenaan de bon. Belangrijk is de dagtekening met vermelding van de voorletters en achternaam van de BOA en de datum sluiting proces-verbaal. Als aandachtspunt voor PDA-gebruikers geldt dat de output van de PDA de in het combibon genoemde velden en informatie moet bevatten. De bon geldt anders niet als brondocument voor een uitgebreid proces-verbaal.
De beruchte klok van de Magarita Mariakerk in Tilburg. Foto: ANP
Dwangsom voor klokkenluidende pastoor in Tilburg terecht Het college van burgemeester en wethouders van Tilburg heeft de pastoor van de Margarita Mariakerk in 2009 terecht een dwangsom opgelegd, omdat hij in de vroege ochtend te hard de kerkklokken luidde. Dit blijkt uit een uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 13 juli 2011. Daarmee bevestigt de Raad van State een eerdere uitspraak van de rechtbank in Breda die in oktober vorig jaar tot hetzelfde oordeel was gekomen. De pastoor was tegen de uitspraak van de rechtbank in hoger beroep gegaan bij de Raad van State. In 2009 droeg de pastoor dagelijks om 7.30 uur de ochtendmis op en luidde hij om 7.15 uur de kerkklokken. Naar aanleiding van klachten van omwonenden constateerde het gemeentebestuur dat door het klokgelui minstens enkele malen de toegestane geluidsnormen waren overschreden. In de Algemene Plaatselijke Verordening van de gemeente Tilburg staat het verbod om door middel van klokgelui deze normen te overschrijden tussen 23.00 uur ‘s avonds en 7.30 uur ‘s ochtends. Volgens de pastoor
Kort Alert door samenwerking Nederland is allang alert op misbruik van kunstmest door terroristen. In 2007 sloten diverse partijen, onder wie de producenten en het ministerie van Infrastructuur & Milieu, er al een convenant over. Om aanslagen met zelfgemaakte explosieven te voorkomen,
beperkte het gemeentebestuur hem in zijn recht op vrijheid van godsdienst dat in de grondwet is vastgelegd. Naar het oordeel van de Raad van State brengt een ‘redelijke uitleg van het grondwetsartikel met zich dat dit recht niet de vrijheid tot kerkklokgelui van elke duur en met elk geluidsvolume impliceert’. De wijze waarop de gemeenteraad de duur en het geluidsniveau van klokgelui in de gemeentelijke verordening heeft gereguleerd, beperkt niet de vrijheid van godsdienst, aldus de hoogste bestuursrechter. De Raad van State is evenals de rechtbank in Breda van oordeel dat de gemeentelijke verordening de mogelijkheid tot het belijden van godsdienst ‘niet illusoir’ maakt. De verordening maakt het luiden van de klokken vóór 7.30 uur niet onmogelijk en bepaalt dat tussen 7.30 uur en 23.00 uur geen geluidsbeperking voor het luiden van klokken geldt. Tegen de uitspraak van de Raad van State is geen hoger beroep mogelijk.
werken volgens het ministerie van Veiligheid en Justitite verschillende andere clubs ook nauw samen.
juli in reactie op een uitspraak van de Raad van State over een blowverbod van de gemeente Amsterdam.
Geen handhaving blowverbod De politie zal blowverboden uit de algemene plaatselijke verordening (APV) van gemeenten niet meer handhaven. Handhaving is thans niet meer aan de orde, zegt het (OM) eind
Gemeenten gooien geld over balk met elektrisch rijden Gemeenten geven miljoenen euro’s uit aan het stimuleren van elektrisch rijden, maar proberen in de praktijk allemaal het eigen wiel uit te vinden. Een woud aan
HandHaving 2011 #4
afwijkende pluggen, draden, betaalpasjes en oplaadsystemen is het gevolg. Tegelijkertijd is er nauwellijks effect merkbaar op het aantal elektrische rijders. Een miljoenenverlies voor gemeenten is het gevolg. Dit blijkt uit onderzoek van Binnenlands Bestuur.
07
Veel bruggen en viaducten zijn onveilig, zo blijkt uit een rapport van de VROM-Inspectie. Foto: PS Produkties
Journaal ‘Controle bruggen en viaducten moet scherper’ Gemeentes en provincies zijn aan zet om de controle van hun bruggen en viaducten aan te scherpen. Dat heeft de VROMinspectie eind juli gezegd na aanleiding van een artikel hierover in De Pers. Volgens de krant is de veiligheid van een op de vijf bruggen en viaducten onder de maat. De inspectie publiceerde in 2009 een onderzoek waaruit bleek dat de controle en het onderhoud ervan rammelden. Vaak bleef het bij een onderzoek met het blote oog, concludeerde de inspectie toen. Nieuw onderzoek zit niet in de pijplijn, aldus een woordvoerster van de inspectie. De Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG) kon niet zeggen hoe gemeentes het doen sinds de inspectie haar onder-
Gemeenten worden gedwongen mee te werken RUD’s Staatssecretaris Joop Atsma (Infrastructuur en Milieu) dreigt onwillige gemeenten in het uiterste geval bevoegdheden te ontnemen als ze niet meewerken aan de vorming van zogeheten Regionale Uitvoeringsdiensten (RUD’s) in hun provincie. Dat schrijft Atsma half juli in een brief aan de Tweede Kamer. Door de vorming van RUD’s moeten vergunningverlening, het toezicht en de handhaving op het gebied van milieu, bouwen en ruimte verbeteren. De voorbereidingen van de RUD’s liggen volgens Atsma landelijk gezien ,,redelijk op schema’’. Maar de besluitvorming over de samenwerking blijft in drie provincies achter. In een rapportage wordt de besluitvorming in Flevoland, Utrecht en Noord-Holland betiteld als uiterst gecompliceerd tot problematisch. Daar dreigen ,,witte vlekken’’ te ontstaan,
08
omdat niet alle gemeenten meewerken. Dit zou het doel van de samenwerking - duidelijkheid voor het bedrijfsleven en betere handhaving van regels met politie en justitie - in de weg kunnen staan. Er zijn plannen voor ongeveer dertig RUD’s verspreid over Nederland. De bedoeling is dat de regionale uitvoeringsdiensten uiterlijk 1 januari 2013 aan de slag gaan.
zoeksrapport publiceerde. ‘’Wij spelen daar geen rol in. Daar moeten gemeentes zelf voor zorgen’’, aldus een woordvoerster. Ingenieurs- en adviesbureau Arcadis onderzoekt sinds april 2010 de bijna 1000 bruggen, tunnels, viaducten en sluizen in NoordNederland in opdracht van Rijkswaterstaat. Aan de hand daarvan wil Rijkswaterstaat het onderhoud beter kunnen sturen. De stand van zaken van het onderzoek is onbekend. Naar schatting kleven aan 8000 van de 40.000 bruggen en viaducten veiligheidsrisico’s. De bruggen en viaducten hebben last van onder meer scheurvorming, verroeste wapening en houtrot in de palen. Vaak is onbekend hoe lang een brug nog mee kan, omdat oorspronkelijke constructietekeningen regelmatig zoek blijken, aldus de krant.
Zuid-Holland in de fout met Bibob De provincie Zuid-Holland heeft volgens de Raad van State een uitglijder gemaakt door slechts een deel van een milieuvergunning te weigeren aan een recyclingbedrijf in Vlaardingen met een beroep op de Wet Bibob (Bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur). Het bedrijf mag zijn afvalverwerkende activiteiten uitvoeren, behalve voor zover het de verwerking van asbest betreft, zo besliste de provincie. De wet Bibob maakt screening op criminele antecedenten van vergunningaanvragers mogelijk. De wet biedt de mogelijkheid om een vergunning te weigeren, of speciale voorschriften aan een vergunning te verlenen. In dit geval heeft de provincie echter procedurele fouten gemaakt bij het weigeren van de deelvergunning, zo oordeelt de Raad van State. Volgens het Landelijke Bureau Bibop (LBB) was in dit geval sprake van een ‘ernstige mate van gevaar’ dat het betrokken recyclingbedrijf zich schuldig zou maken aan criminele activiteiten. De provincie kwam op grond van aanvullend eigen onderzoek echter tot de conclusie dat slechts sprake was van ‘mindere mate van gevaar’, en dan vooral voor wat betreft asbestverwerking. Op grond van die conclusie werd enkel het asbestdeel van de milieuvergunning geweigerd.
Hoe gaat het toch met... het drietal stropers in Overijssel? Telefoontaps en observatie werden in 2007 ingezet om een aantal stropers in de kraag te grijpen. De illegale jagers deinsden niet terug voor het uitleggen van zwaar vergiftigd lokaas, met dode huisdieren tot gevolg. Dit lokaas bracht het milieupolitieteam IJsselland op het spoor van een drietal mannen die de jacht naar eigen inzicht uitvoerden. Het verhaal ‘Eigen rechter spelen in de Overijsselse natuur’ in HandHaving in 2007 eindigt met een reeks tenlasteleggingen. Wanneer het drietal voor de rechter moest komen, was toen nog niet bekend. Is het eigenlijk ooit tot een veroordeling gekomen?
Politieman Jan van den Hoek die in 2007 op de zaak zat, vatte samen hoe het aan het rollen kwam. De hond van een wandelaar vond in de bossen van Hardenberg een dode kalkoen, geplukt en bestrooid met korreltjes. Het baasje sloeg alarm. Via de meldkamer van de AID kwam het voorval bij Van den Hoek terecht, medewerker bij het Regionaal Milieuopsporingsteam van de politie IJsselland. Nader onderzoek door het Centraal Instituut voor Dierziektecontrole in Lelystad (nu Centraal Veterinair Instituut Wageningen) wees uit dat de korreltjes het bestrijdingsmiddel Aldicarb was.
met (naar later bleek) twee familieleden die wel in het bezit waren van een jachtakte. Zij deden volop mee met of wisten van het stropen van konijnen, reeën en beschermde vogels, en het vergiftigen van vossen en huisdieren. Bij een doorzoeking van het huis en erf van de hoofdverdachte werd een grote hoeveelheid munitie en illegale jachtwapens aangetroffen. De vriezer lag vol beschermde vogels, maar ook met spreeuwen, vermoedelijk bedoeld als lokaas. Ook werd een dode buizerd aangetroffen, die ook met het goedje was vergiftigd.
Buurtonderzoek Het team van Van den Hoek begon een buurtonderzoek waarbij de naam van een jachthouder in het gebied vaak werd genoemd. Meer incidenten met vergiftigde huisdieren kwamen aan het licht. De zaak nam een bizarre wending toen ook de hond van de plaatselijke dierenarts vergiftigingsverschijnselen vertoonde. De dierenarts wist haar hond te redden, maar haar kat die van het braaksel van de hond had gegeten, overleed. Bij navraag bij collega’s in Drenthe kwam een stortvloed aan incidenten rond de jachthouder los. Waaronder bedreigingen van wandelaars met loslopende honden. Bovendien bleek dat de man zijn jachtakte voor twee jaar had moeten inleveren. In het Overijsselse wist niemand daarvan af, met uitzondering van afdeling Bijzondere wetten van de politie.
Werkstraf De officier van justitie zette hoog in met een strafeis voor de hoofdverdachte van meer dan een jaar hechtenis. Gezien de ernst van de zaak wilde hij een behandeling voor de meervoudige kamer van de rechtbank. Dat is er niet van gekomen. Wel is door geprocedeerd tot aan het gerechtshof. Het hof veroordeelde de hoofdverdachte in 2010 tot zestig uur werkstraf. Zijn twee kompanen kwamen er vanaf met een schikkingsvoorstel van 1.500 euro voor het illegaal overdragen van een jachtwapen. Ook zijn hun jachtaktes ingetrokken.
Potentieel ernstige zaak De bedreigingen en het gebruik van het bestrijdingsmiddel Aldicarb wezen op een potentieel ernstige zaak. In overleg met het Functioneel Parket werd besloten tot het inzetten van bijzondere opsporingsmethoden zoals telefoontaps en observatie. De telefoontap toonde aan dat de hoofdverdachte veelvuldig overlegde
HandHaving 2011 #4
Ingetrokken jachtakte Hoe kan het nou dat de Wildbeheereenheid een afschotvergunning voor reewild afgaf aan de hoofdverdachte terwijl zijn jachtakte al was ingetrokken? Van den Hoek verklaart: „Het intrekken van een jachtakte is een privaatrechtelijke kwestie, die niet openbaar wordt gemaakt. Ook niet aan een Wildbeheereenheid, de instantie die aan plaatselijke jagers een vergunning afgeeft. Het is zoiets als je buurman van wie het rijbewijs is ingetrokken en toch in een auto rijdt. Dat wordt ook niet openbaar gemaakt.”
09
Brabantbrede toezichtaanpak emissiereducerende stalsystemen Een Brabantbrede toezichtaanpak voor veehouderij en luchtkwaliteit. Dat is één van de speerpunten van alle handhavende instanties in de provincie Noord-Brabant. Het Servicepunt Handhaving (SepH) coördineert deze samenwerking. De provincie Noord-Brabant telt elfduizend grote veehouderijen, die zorgen voor grootschalige ammoniakemissie en stankoverlast. Een steekproef op luchtwassers, een emissiereducerend stalsysteem, bij veehouderijen in 2009 leert dat het slecht gesteld is met de naleving van deze wettelijke verplichting. De gevolgen voor de natuur zijn groot. Tekst en foto’s: Jolanda Haven
Rob Segers is projectleider veehouderij en luchtkwaliteit vanuit de provincie en Joyce van Geenen is adviseur van het Servicepunt Handhaving.
Veehouderij is een van de grootste en belangrijkste veroorzakers van hoge ammoniakconcentratie in de buitenlucht. De neerslag van ammoniak heeft negatieve gevolgen voor de natuur. De provincie kent onder andere 21 Natura 2000 gebieden; gebieden die beschermd moeten worden. De vele veehouderijen in de provincie zorgen naast de uitstoot van ammoniak ook voor de uitstoot van fijnstof en stank. Sinds de alarmerende resultaten van de steekproef in 2009 staat het onderwerp hoog op de bestuurlijk agenda’s in de provincie. Vanuit de handhavingsamenwerking Noord-Brabant is daarom veehouderij en luchtkwaliteit één van de twaalf speerpunten geworden. Het Servicepunt Handhaving (SepH) coördineert de handhavingsamenwerking op verschillende vlakken, de provincie heeft de regie. Onder de paraplu van dit speerpunt vallen een drietal
10
deelprojecten. Een handhavinguitvoeringsmethode voor het Besluit huisvesting, de Brabantbrede toezichtaanpak luchtwassers en een pilot integratie agrarisch toezicht. De provincie trekt de kar samen met het SepH. Joyce van Geenen is adviseur van het SepH. Vanuit de provincie is Rob Segers projectleider Veehouderij en luchtkwaliteit. ,,Luchtkwaliteit en ammoniak speelt op lokaal niveau, maar op provinciaal niveau voelen wij ons als provincie verantwoordelijk. Ook omdat de provincie verantwoordelijk is voor Natura 2000 gebieden. Gezien de problematiek is het van belang om dit provinciebreed aan te pakken in samenwerking met gemeenten.’’ Handhavinguitvoeringsmethode Besluit huisvesting
Het eerste deelproject onder het speerpunt Veehouderij en luchtkwaliteit is een handhavinguitvoeringsmethode van het Besluit huisvesting. Dit besluit is op 1 april 2008 in werking getreden. ,,Het Besluit huisvesting is eigenlijk een uitvoeringsbesluit van de Wet Milieubeheer’’, zo begint Van Geenen. ,,In het besluit staat dat bedrijven die willen continueren uiterlijk in 2013 emissiereducerende voorzieningen moeten realiseren.’’ De toenmalige ministeries van VROM en LNV, de provincies en de VNG hebben eveneens een Actieplan Ammoniak Veehouderij opgesteld dat ertoe moet leiden dat zowel kleine als grote bedrijven emissiearm worden en gaan voldoen aan het Besluit
huisvesting. Dat stelt de sector in de gelegenheid om de investeringen voor ammoniak gelijk op te laten lopen met fijnstof, stank en dierwelzijn. Van Geenen: ,,Het Besluit huisvesting moet gehandhaafd worden evenals het Actieplan Ammoniak Veehouderij. De vraag was echter op welke manier dat het beste gedaan kon worden.’’ Het SepH heeft in samenwerking met een aantal partijen van het handhavingsamenwerkingsverband een plan geschreven dat toezichthouders van zowel gemeenten als provincie concrete handvatten biedt voor het efficiënt uitvoeren van controles ten aanzien van het beleid en het actieplan. Het plan zorgt voor uniformiteit. Zowel de toezichthouder vanuit de provincie als de toezichthouder vanuit de gemeente weet welke stappen hij moet doorlopen. ,,De toezichthouders zijn betrokken bij de totstandkoming van dat plan’’, zo vervolgt Van Geenen. ,,Het plan beschrijft verschillende situaties. Het begint bij het herkennen van een overtreding. Hoe daar mee om te gaan, tot het categoriseren van een overtreding. Vervolgens kun je op basis van die stappen uitlezen of het bedrijf bestuurlijk of ook strafrechtelijk moet worden aangepakt.’’ Het plan beschrijft dus welke stappen het bevoegd gezag moet doorlopen om uiteindelijk alle bedrijven te bewegen te voldoen aan het Besluit huisvesting. Er is een aantal bedrijven dat de aanpassingen niet wil of kan realiseren. Zij moeten voor 1 januari 2013 hun bedrijfsvoering beëindigen en hun vergunning inleveren. Tot die tijd hoeven zij geen emissiereducerende maatregelen te nemen, maar ze mogen hun veestapel ook niet uitbreiden.” Brabantbrede toezichtaanpak luchtwassers
Het tweede project dat onder het speerpunt Veehouderij en luchtkwaliteit valt, is de Brabantbrede
Handhavingsamenwerking Aan deze handhavingsamenwerking ligt een bestuursovereenkomst ten grondslag die is getekend door alle 67 gemeenten in Brabant, de provincie Noord-Brabant, drie waterschappen, de VROM-Inspectie, Rijkswaterstaat en de nieuwe Voedsel en Warenautoriteit (nVWA). Aanvullend op de bestuursovereenkomst handhaving omgevingsrecht 2007-2012 Noord-Brabant hebben de strafrechterlijke partners - Openbaar Ministerie en politie - een intentieverklaring over handhavingsamenwerking getekend. Dat wil zeggen dat het Openbaar Ministerie en de politie hun strafrechterlijke aandeel in de integrale handhaving leveren. Deze Brabantse handhavingpartners stemmen werkzaamheden op elkaar af, wisselen informatie uit en treden gezamenlijk op.
toezichtaanpak luchtwassers. Luchtwassers zijn emissiereducerende stalsystemen. Een luchtwasser reduceert de ammoniakuitstoot, afhankelijk van het type, met 70% tot maximaal 95%. Een gemiddelde Brabantse veehouderij met een luchtwasser heeft een vergunning voor de emissie van circa vierduizend kilo ammoniak. Segers: ,,Wanneer hier een voorgeschreven luchtwasser met een emissiereductie van 95% niet of slecht functioneert en je gaat ervan uit dat een gedeelte van het bedrijf is aangesloten op een luchtwasser, dan kan jaarlijks tot dertigduizend kilo ammoniak uitgestoten in plaats van de toegestane vierduizend kilo ammoniak.’’ Het belang van een goed werkende luchtwasser is daarom zeer groot. Ook omdat de laatste jaren het aantal stallen enorm is gegroeid. ,,In 2009 is een steekproef gehouden bij 48 bedrijven in de provincie’’, zo vervolgt Van Geenen. ,,De resultaten waren ronduit ernstig; 74% van de gecontroleerde luchtwassers voldeed niet aan de voorschriften. Luchtwassers worden ongeveer twintig jaar toegepast (lees verder op pagina 13)
HandHaving 2011 #4
11
Deze veehouderij in Deurne heeft twee grote witte liggende luchtwassers aan zijn stal gekoppeld.
Op controle bij een veehouderij in Deurne Jeroen van der Heijden is bedrijfsspecialist bij de SRE Milieudienst in Brabant. Uit naam van de provincie NoordBrabant houdt hij toezicht op de Verordening stikstof en Natura 2000 bij veehouderijen. De verordening stelt (extra) technische eisen aan stallen. Ook gelden er voorwaarden voor het salderen van de uitstoot van ammoniak via een provinciale depositiebank. Uitvoering van de verordening leidt tot een daling van de uitstoot van ammoniak vanuit de veehouderij en geeft duidelijkheid over mogelijkheden voor agrarische bedrijfsontwikkeling. Van der Heijden toets op ammoniakgerelateerde aspecten uit de omgevingsvergunning van veehouderijen. Welke milieuvergunningen heeft het bedrijf. Welke stallen zijn in werking, welke en hoeveel dieren worden er gehouden en heeft de ondernemer de stallen voorzien van stalsystemen die vergund zijn om de emissie van ammoniak te reduceren. Sinds mei vorig jaar is de Verordening stikstof en Natura 2000 een feit en vanaf dat moment bezoekt de bedrijfsspecialist veehouderijen. ,,In het begin stuit je bij sommige bedrijven op onbegrip. In feite is de verordening niet meer dan het controleren van de milieuvergunning. Een goede toelichting, vooral in het begin is van groot belang’’, aldus Van der Heijden. In totaal worden in Brabant in de periode van oktober 2010 tot december 2011 ongeveer 1.170 controles op de Verordening stikstof en Natura 2000 uitgevoerd. ,,Op basis van de vigerende vergunning weten wij welke bedrijfsvoering een ondernemer heeft en vervolgens zoeken wij daar de juiste checklist bij van zaken die ten aanzien van de technische uitvoering en het gebruik van het emissiearme systeem gecontroleerd moeten worden. Voorafgaand aan de controles nemen wij eerst contact op met de gemeente en leggen wij onze taken uit.’’ Met de gemeente worden de samenwerkingsmogelijkheden bekeken. Van der Heijden maakt meestal een kopie van de tekening van
12
de omgevingsvergunning die hij bij de ondernemer op tafel neerlegt. ,,Samen lopen we de tekening na en dan komt al gauw aan het licht of de ondernemer zijn stallen of stalsystemen anders heeft uitgevoerd dan is vergund.’’ Neem als voorbeeld de luchtwassers. Er zijn verschillende overtredingen waar de toezichthouders tegen aanlopen. Het onjuist dimensioneren van een luchtwasser is volgens Van der Heijden een veel voorkomende overtreding. ,,Dat wil zeggen dat de plaatsing van de luchtwasser en hoe hij is aangesloten of uitgevoerd niet overeenkomt met de vergunning.’’ Na het doorlopen van de omgevingsvergunning met de ondernemer loopt de toezichthouder alle dieren, stallen en emissiearme systemen langs met de bijbehorende checklist. Als er tijdens de controle twijfel is of het voorgeschreven rendement van een luchtwasser wordt gehaald en er geen bewijsmiddelen voorhanden zijn dat de installatie voldoende functioneert, kan de toezichthouder een indicatieve rendementsmeting met een Kitagawa-meter uitvoeren. ,,Als het rendement te laag is, kan dit verschillende oorzaken hebben. Bij het constateren van een overtreding wordt de Brabantse handhavingstrategie “Zo handhaven we in Brabant” toegepast. Afhankelijk van de zwaarte van de overtreding is het een overtreding categorie 1 of 2. Categorie 1 is voor zware overtredingen, als er bijvoorbeeld onomkeerbare milieuschade is of een groot economisch voordeel. Die categorie is van toepassing als veel meer ammoniak wordt uitgestoten dan vergund of emissiearme systemen ontbreken. De overtreding wordt in die gevallen direct zowel bestuursrechtelijk als strafrechtelijk opgepakt. Categorie 2 overtredingen zijn minder zwaar en dan volstaat vaak een hercontrole. Een voorbeeld hiervan is een afwijkende pH of het niet goed bijhouden van het logboek. Pas als bij hercontrole blijkt dat de overtreding niet is verholpen, volgt bestuursrechtelijk en -/ of strafrechtelijk optreden.
(vervolg van pagina 11) in de veehouderij. De techniek is echter de afgelopen jaren flink doorontwikkeld. Bovendien weten we al zo’n 20 jaar wat de negatieve effecten van ammoniak op de natuur zijn. Het is dus van belang dat emissiereducerende stalsystemen aanwezig zijn en functioneren.” Ook op politiek-bestuurlijk niveau werd het belang van een gedegen aanpak benadrukt. En daarom is onder het speerpunt Veehouderij en luchtkwaliteit dit deelproject gestart om het toezicht te verbeteren en als bevoegd gezag gezamenlijk op te treden. De aanpak zal worden gemonitord. ,,In 2011 en 2012 worden alle Brabantse bedrijven die een luchtwasser moeten hebben volgens de vergunning gecontroleerd. Het gaat op dit moment om ongeveer 1.100 bedrijven’’, aldus Van Geenen. In de Brabantbrede toezichtaanpak staan concrete handvatten voor de toezichthouder. ,,We hebben randvoorwaarden geformuleerd waar het toezicht aan moet voldoen’’, zo vervolgt Segers. ,,We willen op die manier meer uniformiteit bewerkstelligen. Het streven is om het toezicht in elke gemeente even goed te organiseren.’’ Om Brabantbreed te uniformeren moeten de desbetreffende toezichthouders op hetzelfde niveau zijn opgeleid. Vanuit het SepH zijn cursussen gefaciliteerd waarin de toezichthouders worden bijgeschoold op het controleren van emissiearme stalsystemen. Daarnaast staat in de toezichtaanpak duidelijk omschreven wat de taken zijn van een toezichthouder in de bouwfase van een luchtwasser, de opstartfase en de gebruiksfase. En hoe het toezicht aangepakt moet worden. Daarbij is het volgens Segers van belang dat je ook onaangekondigd bezoek brengt in de gebruiksfase. ,,Op die manier proberen we preventie te stimuleren. Zodat bedrijven zorgen dat ze hun zaken altijd goed voor elkaar hebben, wanneer we ook op de stoep staan.’’
Pilot integratie agrarisch toezicht
Zoals hierboven beschreven worden veehouderijen met een luchtwasser in de vergunning dit jaar of in 2012 bezocht door het desbetreffende bevoegd gezag. Dat kan de gemeente of provincie zijn in het kader van de Wet Milieubeheer. De provincie is bovendien bevoegd gezag voor de uitvoering van de Natuurbeschermingswet 1998 en daarmee ook voor de uitvoering van de Verordening stikstof en Natura 2000 Noord-Brabant. Dit betekent dat zij verantwoordelijk is voor het in behandeling nemen van meldingen voor nieuwe stallen en het beheren van de depositiebank. Maar ook toezicht en handhaving: de provincie moet erop toezien dat de verordening wordt nageleefd door bijvoorbeeld controles op bedrijven en monitoring van de beoogde afname van stikstofdeposities op de Natura 2000-gebieden. Segers: ,,Voor het thema agrarisch toezicht zijn er twee bevoegde gezagen. Het is niet zinvol dat zowel de gemeente als de provincie hetzelfde controleert. Daar moet je in samenwerken en daarom is het derde deelproject onder het speerpunt in het leven geroepen: de pilot integratie agrarisch toezicht. Door gezamenlijk op te treden wordt niet alleen de toezichtlast voor de handhavende instanties verminderd, maar ook voor de ondernemers.’’ Het idee van de pilot is dat de controles worden opgesplitst. Gemeenten en provincie doen elk een deel. De provincie heeft het toezicht op agrarische bedrijven momenteel uitbesteedt aan de vier milieudiensten die de provincie telt. (Zie kader) ,,Er is animo voor de aanpak die wij hanteren’’, zo besluit Van Geenen. ,,In juni dit jaar is er een landelijke bijeenkomst geweest van de Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG) over het Besluit Huisvesting. Het uitgewerkte plan van Brabant wordt mogelijk aangevuld zodat de notitie ook landelijk gebruikt kan worden.
Foto links: Nadat de emissie uit de luchtwasser is gemeten, gaat Jeroen van der Heijden de luchtwasser in om de emissie uit de stallen te meten. Op die manier kan hij berekenen of de luchtwasser goed functioneert. Foto onder: Toezichthouder Jeroen van der Heijden meet eerst de ammoniakemissie die uit de luchtwasser komt.
Nadere inlichtingen: • Joyce van Geenen Adviseur Servicepunt handhaving Brabant Zuidoost 040-2594616 j.vangeenen@ milieudienst.sre.nl •
HandHaving 2011 #4
13
Rob Segers Beleidsmedewerker handhaving Provincie Noord-Brabant 073-6812814
[email protected]
Veel muizen in een hok Brabantse handhavers trekken samen op tegen misstanden bij de huisvesting van aspergestekers, fruitplukkers, bouwvakkers en andere arbeidsmigranten. West-Friese toezichthouders scoren met een doordachte handhavingsstrategie. Tekst: Marion de Boo
Controleurs treffen in Medemblik slechte huisvestingsituaties aan van arbeidsmigranten. Foto: project Kompas
Twee woonruimten gesloten. Overbevolking beëindigd. Met spoed bouwkundige voorzieningen aangebracht. Een luchtdrukwapen in beslag genomen. Slechte salarisbetalingen geconstateerd. Dat was de bonte oogst van een gezamenlijke controleactie van vijf Brabantse gemeenten op de Dag van de Huisvesting, deze zomer. Controleurs werkten samen met politie, vreemdelingenpolitie, Belastingdienst en het Servicepunt Handhaving Midden- en West-Brabant (SepH). ,,In deze regio handhaven we met veel instanties en er zijn ook lokale initiatieven om overlastsituaties aan te pakken”, vertelt Fred Emmerik, kartrekker van het huisvestingsproject arbeidsmigranten, op het kantoor van het SepH in Roosendaal. Het provinciebrede project draait vooral om kwaliteit en brandveiligheid. ,,Twee keer per jaar zitten we met alle partijen rond de tafel”, vertelt Emmerik. ,,Dankzij de beleidsmatige aandacht wonen arbeidsmigranten nu gemiddeld een stuk beter dan tien jaar geleden. Toen werden mensen nog in schuren, stallen en containers zonder enige veiligheidsvoorziening gepropt, soms met platen tussen de stapelbedden, zonder privacy, heel triest. Maar nog steeds treffen we huisjesmelkers die het alleen om het geld gaat.” Eerste conclusie van het project luidt dat als een gemeente aan de voorkant geen goed vreemdelingenbeleid voert, de handhavers aan de achterkant alleen maar kunnen dweilen. Tweede conclusie is dat de
14
handhaving voortdurend alert moet blijven. ,,De situatie wisselt heel sterk”, zegt Emmerik. ,,In een huis waarin je deze week drie migranten treft, zitten er volgende week misschien wel twaalf. Je moet er bovenop blijven zitten.” Dag van de Huisvesting
Vermoedelijk telt Noord-Brabant ruim honderdduizend arbeidsmigranten. Zij werken ondermeer in de groente-, fruit- en coniferenteelt, in de metaal – en vleesverwerkende industrie en in de bouw. Vrijwel alle kerstpakketten worden door arbeidsmigranten in elkaar gezet. Het aantal Polen neemt af, in hun plaats verschijnen Hongaren, Letten en Esten, Bulgaren en Roemenen en soms Oekraïner met een Pools paspoort. Ook werken er veel Afrikanen bijvoorbeeld in de vleesverwerkende industrie. ,,Het is een continu verschuivende problematiek”, zegt Emmerik. ,,Wij maken ons zorgen om brandgevaarlijke, slechte huisvesting. We treden op tegen overbevolking en huisjesmelkerij, in samenwerking met de Belastingdienst, maar ook tegen uitbuiting. We zien er met elkaar op toe dat de mensen betaald krijgen waar ze recht op hebben.” Op de Dag van de Huisvesting, op 9 juni j.l. deden vijf gemeenten mee. Van te voren was een overzicht gemaakt van alle plekken waar arbeidsmigranten zouden kunnen wonen. Hier gingen de handhavers gezamenlijk controleren. Emmerik: ,,Als een gemeente met veel arbeidsmigranten in actie komt, moeten de buurgemeenten ook alert zijn, anders krijg je het beruchte waterbedeffect. Je moet op één lijn zitten en voorafgaand aan een gezamenlijke controle zoveel mogelijk informatie uitwisselen. Veel Brabantse
gemeenten hebben weinig of geen zicht op hun arbeidsmigranten.” In oktober volgt mogelijk een tweede gezamenlijke controledag. Convenant
In februari sloten 21 gemeenten in Midden- en West-Brabant een convenant met de (vreemdelingen) politie, de Arbeidsinspectie en de Belastingdienst. Emmerik: ,,Gegevensuitwisseling maakt toezicht slagvaardiger. In de huidige situatie mag een ondernemer in gemeente A maar vijf migranten in een tussenwoning huisvesten, en in gemeente B wel tien, wat uiteraard een stuk lucratiever is.” In veel gemeentelijke bestemmingsplannen is vastgelegd dat bepaalde woningen bestemd zijn voor huishoudens, ofwel gezinnen. Huisvesting van individuele arbeidsmigranten valt onder kamerverhuur. Zo staat in het beleidsplan van de gemeente Gilze Rijen, die een zeer actief toezicht voert, dat in een aantal genoemde straten niet meer dan tien procent van de woningen mag worden gebruikt voor kamerverhuur. De gemeente Helmond houdt toezicht op locaties middels kamerverhuurvergunningen, die verhuurders moeten aanvragen. Eindhoven voert veel veiligheidsacties uit met integrale teams. Zundert voert actief beleid bijvoorbeeld op de vele recreatieparken. Ook Roosendaal en Bergen op Zoom voeren regelmatig handhavingsacties uit. Andere gemeenten leggen echter alleen vast dat de eigenaar van een pand veiligheidsvoorzieningen moet treffen als hij aan meer dan tien personen in een pand ‘nachtverblijf’ verleent, of ze regelen helemaal niets. Lang niet alle arbeidsmigranten zijn van plan om lang in Nederland te blijven en vaak schrijven ze zich niet bij de gemeente in. Omgekeerd zijn gemeenten wel verplicht om migranten die zich aan de balie melden als inwoner in te schrijven. Veel migranten zitten op recreatieparken, in strijd met het beleid. Emmerik: ,,Ook daarvoor geldt: Handhaven heeft alleen zin in combinatie met een goed beleid. Dat willen we bij bestuurders onder de aandacht brengen. Want geen enkele burgemeester of wethouder is blij als in zijn gemeente slachtoffers onder migranten vallen door problemen die zij eerder hadden moeten tackelen.” Draaiboek
Vorig jaar ontvingen alle 68 Brabantse gemeenten een draaiboek. Het eerste deel is een stappenplan waarmee de gemeente kan achterhalen waar de arbeidsmigranten wonen – vaak heeft men daar weinig zicht op. Auto’s met buitenlandse kentekens in het buitengebied en stallen met schotelantennes aan de gevel zijn sterke aanwijzingen. Het stappenplan geeft veel van zulke tips. Vervolgens beschrijft deel 2 van het draaiboek hoe
de problemen het best aangepakt kunnen worden. Elke locatie wordt gecheckt op veiligheid en bouwkundige eisen. Op de website ‘Handhaven in Brabant” staan vragenlijsten in vele talen, die van pas kunnen komen bij de controles. Ook staan er voorbeelden van beleidsstukken van gemeenten die bijvoorbeeld de kamerverhuur in hun bestemmingsplan goed geregeld hebben, draaiboeken voor avondcontroles op recreatieparken enzovoort. Emmerik: ,,Meestal geven mensen tijdens de controles netjes en eerlijk antwoord op de gestelde vragen, tenzij ze van tevoren door malafide werkgevers zijn geïnstrueerd om te zwijgen. En soms hebben mensen niet eens door dat ze worden uitgebuit omdat ze geen idee hebben wat hier het minimumloon is.” Regelmatig stuiten de controleurs op onderbetaling. In het ergste geval worden de arbeidsmigranten zo slecht betaald en moeten ze zoveel bijkomende kosten aan hun werkgever betalen dat ze uiteindelijk onder de streep niks overhouden; een vorm van moderne slavernij. Als dan ook nog hun paspoort wordt ingehouden, kunnen ze geen kant op. Emmerik: ,,Arbeidsmigranten hebben net als hun Nederlandse collega’s recht op een CAO-loon, maar dat krijgen ze niet altijd. Een bekende truc is om de buitenlander te behandelen alsof hij een zelfstandige zonder personeel (zzp’er) is, want daarvoor geldt geen CAO. In zo’n geval schiet behalve de migrant ook de Nederlandse fiscus er bij in.” Kompas
Net als in Brabant pakt ook West-Friesland de misstanden rondom arbeidsmigranten krachtig aan. De ministers Donner en Kamp prezen het project, genaamd Kompas, onlangs publiekelijk aan als voorbeeldproject voor andere gemeenten. ,,Het probleem speelt hier al heel lang”, zegt André Dekker van RCF Noord-Holland Kenniscentrum Handhaving. Naar schatting wonen in West-Friesland circa tien tot twaalfduizend arbeidsmigranten, vooral uit Midden- en Oost-Europa. ,,Al voordat de Europese grenzen open gingen hadden we veel te maken met - destijds nog illegale - Polen”, vertelt Dekker. ,,We troffen huizen vol stapelbedden, soms wel twaalf man in een gezinswoning. En campings die vol met arbeidsmigranten stroomden en daardoor hun recreatieve functie verloren. Overlast en enkele branden, soms met dodelijke afloop, waren het gevolg. Door gegevensbestanden naast elkaar te leggen hebben we een lijst opgesteld van zo’n 1500 adressen waar vermoedelijk arbeidsmigranten wonen. Op 300 adressen zijn er aanwijzingen dat hier meer mensen wonen dan toegestaan. Daar gaan we nu systematisch langs.” De problemen verschillen per gemeente. Zo zijn in Hoorn de migranten vaak gehuisvest in sociaal toch al
HandHaving 2011 #4
15
wat zwakkere wijken, wat soms tot wrijving leidt. Officieel mogen in een eengezinswoning waarin geen gezin woont maximaal vier volwassenen worden gehuisvest, maar vaak zijn het er wel acht tot tien. In plattelandsgemeenten worden migranten vaak illegaal in boerenschuren of op recreatieparken ondergebracht. In het regionale interventieteam zitten onder meer handhavingambtenaren van de zeven deelnemende gemeenten, de belastingdienst en een vertaalster. Ze gaan elke week een avond samen op controle. Daarbij wordt gelet op huisvesting van buitenlandse werknemers en/of illegalen, op gebreken op het gebied van de brandveiligheidsvoorschriften, op overtreding van bouw- en milieuvoorschriften, geen of onjuiste registratie in de gemeentelijke basisadministratie, parkeeroverlast en leefbaarheid in de wijk. Dekker: ,,Laatst troffen we migranten aan in kleine containers in een oud manegegebouw, zo muf en treurig, zo zou je je vee niet eens willen huisvesten. En recent moest in Medemblik een voormalig saunagebouw worden ontruimd, dat helemaal volgepropt bleek met matrassen. Er was gebrek aan licht en lucht en er waren onvoldoende vluchtwegen, zodat het pand acuut is ontruimd wegens brandgevaar.” Het succes van de acties staat of valt met de handhavingsstrategie. ,,Wij gaan altijd ’s avonds op pad, met een integraal team, en we nemen altijd een vertaler mee.” Rotte appels
Nadere inlichtingen: • Fred Emmerik,
[email protected]; •
André Dekker: andre.dekker@ dwi.amsterdam.nl www.rcf.nl
Het team gebruikt een busje als rijdend kantoor, compleet met scanner en kopieerapparatuur. Tijdens de controles worden bijvoorbeeld identiteitspapieren, loonstrookjes en arbeidscontracten van de bewoners opgevraagd en meteen gescand. Dekker: ,,Je moet een goed gedocumenteerd dossier opbouwen voor nader onderzoek. Als het dan tot een zaak komt, dan heb je tenminste de feiten bij de hand. Wij willen in beeld brengen wat nou de malafide uitzendorganisaties, de huisjesmelkers en de mensensmokkelaars zijn, wie daar achter zitten, hoe ze opereren. En na anderhalf jaar zien we langzamerhand de rotte appels bovendrijven. We maken vaak mee dat veel Polen angstig zijn om te praten. Uit alle documenten blijkt dat er van alles mis is, maar zodra we dan een officiële verklaring willen opmaken krabbelen ze terug. Vaak wordt in het begin een flink bedrag van hun loon ingehouden, dat ze pas uitbetaald krijgen als ze de rit hebben uitgezeten. Daarom zijn ze afhankelijk van hun baas en bang om te praten.” Volgens de projectleider komt het niet meer zo vaak voor dat werkgevers het minimumloon ontduiken, want daarop staan tegenwoordig hoge boetes. ,,Maar we zien wèl vaak dat voor huisvesting en vervoer naar
16
het werk een flink stuk van het loon wordt afgeroomd. Daarnaast worden allerlei andere kosten ingehouden. De huisjesmelker houdt bijvoorbeeld wekelijkse controles op het schoonmaken van de keuken en als dat niet naar wens is, worden flinke bedragen als zogenaamde “boetes” op het loon ingehouden.” Bij een controle laat het team altijd informatiefolders achter met informatie over huisvesting in Nederland, het wettelijk minimumloon en over andere arbeidsvoorwaarden. Deze folders zijn in diverse talen beschikbaar. Dekker: ,,In Nederland is stukloon verboden. Maar bij onderzoek van het tv-programma Nieuwsuur in Polen met een verborgen camera bleek dat mensen die hier op papier een 40-urige werkweek hebben, in werkelijkheid verplicht zijn om minstens zoveel kilo’s tomaten per dag te plukken, waardoor ze in werkelijkheid veel meer uren moeten maken voor hetzelfde geld.” Buitenlands kenteken
Vaak verbieden de werkgevers de arbeidsmigranten om zich in te schrijven bij de gemeente, zeker als er illegaal wordt gehuisvest en het pand volgens de normen overbevolkt is. Op het loonstrookje staat echter de datum van indiensttreding vermeld, zo kan men de werkelijke verblijfsduur van de arbeidsmigrant bepalen. Ook uit eigen verklaring blijkt vaak dat mensen die niet aan de verplichte GBA registratie voldoen al langer op dit adres of elders in Nederland hebben gewoond. Een punt van discussie binnen het interventieteam was de controle op het ten onrechte blijven voeren van buitenlandse kentekens. Dekker: ,,Wie zich in Nederland vestigt en zijn persoonlijke binding in Nederland heeft moet, zijn auto op een Nederlands kenteken laten overschrijven. Als mensen dat niet doen, loopt de staat BPM en wegenbelasting mis. Vooral Polen rijden soms erg hard, met drank op. Worden ze geflitst, dan kan de politie ze met een buitenlands kenteken weinig maken. Dekker: ,,Die mensen worden al uitgebuit, ze zitten krap, moeten wij ze dan nog eens op extra kosten jagen? Aan de andere kant – we willen ze zelfredzaam en minder afhankelijk van hun werkgever maken, zodat ze hier zo zelfstandig mogelijk kunnen wonen en werken. Met de lusten èn de lasten.” Dekker is tevreden over het verloop van het project tot nu toe. ,,Waarschijnlijk gaan we na de zomer met twee controleteams verder, zodat we meer vaart kunnen maken. Daarbij zal ook het afstemmen van verordeningen, bestemmingsplannen, aanschrijving en boetetrajecten veel aandacht krijgen.”
S
Speci Tekst: Nicoline Elsink Foto: Gerhard van Roon
De specialist
John Wijngaards,
dijkinspecteur bij Hoogheemraadschap Delfland Wat houdt uw functie in?
Officieel ben ik technisch specialist waterkering. Ik zie toe op het onderhoud aan dijken en kades. Het profiel, de verhouding hoogte en breedte, moet op peil blijven. Daarnaast hou ik toezicht op het beheer, het maaien van graskades, snoeien van beplanting, verwijderen van waterplanten. In periodes van droogte ligt het accent meer op inspecties van veenkades. Sinds in ‘Wilnis’ in 2003 een uitgedroogde veendijk bezweek, is landelijk in kaart gebracht welke kades extra aandacht nodig hebben bij een
langdurig neerslag tekort. Vanaf 24 mei heeft het hoogheemraadschap Delfland de inspectie van kwetsbare dijken opgeschaald. Medewerkers van Delfland en het dijkleger lopen een of tweewekelijks over de dijken en beoordelen de mate van uitdroging.
persoonlijk kijken, als een soort contraexpertise. Op de foto steek ik een prikstok in een barst om diepte ervan te meten. Scheuren en barsten repareren we veelal met klei.
Het dijkleger?
Dijkinspectie vergt al met al aardig wat menskracht?
Ja, dat is een oud lichaam van de waterschappen. Het zijn vrijwilligers die helpen de circa 180 kilometer veendijken in de gaten te houden. En daar zijn we wel even mee bezig, want je loopt niet sneller dan drie kilometer per uur. Constateren deze vrijwilligers een kwetsbare plek dan ga ik
Dat klopt. Het hoogheemraadschap heeft als proef een ultralight vliegtuigje van Defensie boven de waterkeringen laten vliegen. De beelden zijn echter niet van voldoende kwaliteit om de scheuren goed te kunnen beoordelen. De fysieke controle blijft nodig.
HandHaving 2011 #4
17
Asbestwolken door winkelcentrum Veenendaal Wanneer een aannemer tijdens de verbouwing van een Albert Heijn in Veenendaal onverwachts asbest tegenkomt, besluit hij dat snel weg te laten halen. Geheel tegen de regels in wordt het kankerverwekkende goedje verwijderd op vijf meter afstand van onbeschermde bouwvakkers. De Arbeidsinspectie legt na een anonieme tip de bouwwerkzaamheden stil en doet samen met milieurechercheur Frans Mulder onderzoek ter plaatse. “Zelfs op het verlaagd plafond van de naastgelegen Halfords lag een flinke laag asbest.” Tekst: Walter Oudshoorn
Frans Mulder: ,,De asbestlocatie had direct hermetisch afgesloten moeten worden. Asbestvezels in de lucht laten zich niet tegenhouden door een lintje.” Foto: Henriëtte Guest
Frans Mulder is na 24 jaar milieuzaken bij de Politie Utrecht, waarvan 12 jaar als asbestspecialist, wel wat gewend. Toch kan hij er met de pet niet bij wat iemand bezielt om zonder beschermende maatregelen asbest te laten slopen in een supermarkt. Een bouwplaats waar zestig bouwvakkers aan het werk zijn. ,,De sloper, die zelf een asbestverwijderingscertificaat heeft, huurde een externe Deskundig Toezichthouder Asbestverwijdering (DTA) in. Twee partijen dus, die dondersgoed weten hoe een levensgevaarlijke
18
asbestsoort als amosiet veilig verwijderd moet worden en die het desondanks niet doen. Onbegrijpelijk!” Albert Heijn besteedt verbouwingen van haar supermarkten uit aan een hoofdaannemer die vervolgens onderaannemers inschakelt, waaronder een sloper. Mulder vermoedt dat het VWO-concept, dat opdrachtgever Albert Heijn hanteert bij winkelverbouwingen, voor de sloper één van de redenen kan zijn geweest om het met de veiligheid niet zo nauw te nemen. ,,VWO staat voor: Volgende Week Open”, legt Mulder uit. ,,Het doel is om binnen een week een hele supermarkt te verbouwen, ongeacht de grootte van de winkel. Vrijdags is de uitverkoop, vanaf een uur of drie kunnen consumenten proletarisch winkelen en stipt om vijf uur staan de vakkenruimers en stellageslopers te trappelen om aan de slag te gaan. De bouwvakkers werken daardoor onder hoge tijdsdruk en er zijn veel toeleveranciers en onderaannemers tegelijkertijd aan het werk. Wanneer één auto een half uur te laat is, loopt de planning meteen een halve dag achter.”
Dreigend ontslag
In de bewuste Veenendaalse supermarkt zijn op zaterdag 4 juli 2009 de bouwvakkers druk in de weer als ze achter de rolluiken amosietkarton tegenkomen. Het vrijgekomen asbest verdwijnt in vuilniszakken en rond de vindplaats wordt een plastic zwart-geel afzetlint gespannen. ,,Volkomen ontoereikend”, vindt Mulder. ,,De asbestlocatie had direct hermetisch afgesloten moeten worden van de rest van de winkelruimte. Asbestvezels in de lucht laten zich niet tegenhouden door een lintje.” In plaats daarvan laat de sloper het resterende asbest de volgende dag verwijderen door een externe asbestverwijderaar. Zonder beschermende maatregelen voor zijn eigen werknemers en andere bouwvakkers. Mulder: ,,Werknemers die aangaven dat ze onder deze omstandigheden niet wilden werken, werden gedreigd met ontslag.” Zondags ontvangt Mulder een anoniem telefoontje: ,,Vijf meter naast een asbestsanering van amosiet, zonder containment, staan mensen onbeschermd te slopen. Locatie: Albert Heijn in winkelcentrum De Corridor in Veenendaal.” Een containment is een soort tent die over een asbestlocatie wordt geplaatst en waarin vrijkomende asbestvezels worden weggefilterd.
Reactie Ahold Het is verhaal is voorgelegd aan het hoofdkantoor van Albert Heijn. In de volgende reactie laten ze weten zich niet te herkennen in het verhaal van Frans Mulder. Rianne van der Sar, Ahold Mediarelaties: ,,Wij bereiden verbouwingen zeer gedegen voor. Veel materiaal wordt geassembleerd en geprefabriceerd. Hierdoor kunnen wij in samenwerking met zeer ervaren partijen een winkel in korte tijd verbouwen. Wij hebben uitgebreid feitenonderzoek gedaan naar de situatie in Veenendaal en herkennen ons absoluut niet in het beeld dat door de geïnterviewde geschetst wordt in het artikel.”
Alle reden voor rechercheurs Frans Mulder en Kees Rietveld, en Anja van Weezel van de Arbeidsinspectie om het pand direct te ontruimen. Mulder laat buiten een decontaminatiecontainer plaatsen. Alle bouwvakkers moeten daarin onder de douche om asbestdeeltjes van hun lichaam te spoelen, de besmette werkkleding wordt weggegooid. De mannen vertrekken met natte schoenen en in witte wegwerpoveralls naar huis, de leidinggevenden worden verhoord. Uit metingen van de Arbeidsinspectie blijkt de ernst van de situatie. Mulder: ,,In de supermarkt zweefden maar liefst 26 miljoen asbestvezels per kubieke meter rond. Bij meer dan een miljoen deeltjes is al sprake van de hoogste
HandHaving 2011 #4
19
De Albert Heijn in Veendendaal is hermetisch afgesloten na de vondst van asbest. Foto: Cord Otting
risicoklasse en moet in een containment gewerkt worden. Ook in het overdekte winkelcentrum, waar zaterdags nog winkelend publiek liep, werden asbestdeeltjes aangetroffen. Op het verlaagd plafond van de naastgelegen Halfords lag een flinke laag.” Het getroffen gedeelte van het winkelcentrum blijft uiteindelijk twee weken gesloten voor schoonmaakwerkzaamheden, de Halfords is bijna twee maanden dicht en de opening van de Albert Heijn vindt drie maanden later plaats.
pand en de hoofdaannemer zouden dus op de hoogte moeten zijn. Maar ook de gemeente heeft een steek laten vallen. In de vergunning ontbreekt de verplichting tot het uitvoeren van een asbestinventarisatie, type B.” Mulder merkt dat veel gemeenten onvoldoende kennis in huis hebben en dat verontrust hem. ,,Gemeenten bekennen regelmatig dat ze er geen bal van snappen. Een gemiste kans, want als zij goed beleid voeren en daadkrachtig optreden, dan kunnen veel incidenten worden voorkomen. En dat scheelt de politie weer een hoop werk.”
Onvolledige inventarisatie
Mulder neemt de sloper kwalijk dat hij tot tweemaal toe verzuimt om in te grijpen. ,,Hij kent de gevaren van asbest en had dus direct alle mensen uit het pand moeten halen toen het amosietkarton werd ontdekt. Daarnaast had hij niet eens met de werkzaamheden mogen beginnen, want de asbestinventarisatie was onvolledig.” Asbestinventarisatie type A, een visuele inspectie, was uitgevoerd en daarbij werd geen asbest geconstateerd. Maar voor aanvang van de sloopwerkzaamheden had ook een destructieve astbestinventarisatie, type B, uitgevoerd moeten worden. En die ontbrak. Bij dit type onderzoek wordt gezocht naar asbest dat niet met het blote oog zichtbaar is, bijvoorbeeld door stukken van een plafond of muur weg te halen.
Nadere inlichtingen: • Frans Mulder, asbestdeskundige van Politie Utrecht, 06 53819473, frans.mulder3@ utrecht.politie.nl
Toch is de sloper niet de enige partij die wat te verwijten valt, vindt Mulder. ,,Ook de mannen van de ingehuurde asbestverwijderaar, die zondags in een wit pak met adembescherming aan het werk gingen en zich niet bekommerden om de gezondheid van de onbeschermde collega’s, treft blaam.” Mulder stuit daarnaast tijdens het onderzoek op een rapport uit 1996 waarin de asbestbron al is aangegeven. ,,De verhuurder van het
Lessen uit asbestzaken; praktische tips van Frans Mulder • M aak gebruik van alle meldingen, ook al zijn ze anoniem. ,,Ik krijg regelmatig meldingen van personen die anoniem willen blijven. Anonieme meldingen verlopen doorgaans via de Criminele Inlichtingen Eenheid (CIE), maar daar gaat de nodige tijd overheen. Bij een asbestdelict is snel handelen essentieel. Ik zet in dat geval geen persoonsgegevens van de melder in het procesverbaal, maar vermeld dat de dader mij bekend is en dat, indien noodzakelijk, de rechter-commissaris inzage in deze gegevens krijgt.” • Richt het politieonderzoek niet alleen op de asbestverwijderaar. ,,Kijk goed welke andere rechtspersonen en natuurlijke personen van de overtreding op de hoogte zijn of zouden moeten zijn. Of welke personen bij machte waren om in te grijpen. Denk hierbij
20
Teleurstellend
In de Veenendaalse asbestzaak worden twee rechtspersonen, de sloper en de hoofdaannemer, en enkele natuurlijke personen aangeklaagd. De rechtbank in Utrecht verklaart op 10 juni 2011 de sloper, zowel als bedrijf en als natuurlijk persoon, schuldig aan het overtreden van artikelen 10 en 32 de Arbowet. Volgens de rechter heeft hij onvoldoende maatregelen getroffen om zijn werknemers en anderen te beschermen. De straf bestaat uit een geldboete van 13.000 euro, waarvan 5.000 voorwaardelijk, en een werkstraf van 100 uur. De hoofdaannemer en de ingehuurde asbestverwijderaar worden niet veroordeeld omdat de rechter onvoldoende bewezen acht dat het asbest ondeskundig is verwijderd. Mulder vindt de vrijspraak teleurstellend en hoopt op een andere uitspraak in een volgende zaak. En die volgt spoedig: binnenkort oordeelt de Utrechtse rechter in een asbestzaak waarin zeven rechtspersonen en 32 natuurlijke personen zijn gedaagd.
aan de hoofdaannemer, werknemers en verhuurder of eigenaar van het pand of object.” • Voer direct een documentonderzoek uit. ,,Wanneer de administratie van verdachten snel wordt doorzocht, kan bruikbare informatie boven tafel komen. Mogelijk leidt dat naar andere verdachten. In de Veenendaalse asbestzaak vonden we bewijs dat men meer had moeten weten, dan wel kunnen weten, van de aanwezigheid van asbest.” • Zet een decontaminatiecontainer op de plaats delict. ,,Slachtoffers en verdachten kunnen daar douchen zodat zij geen asbestdeeltjes meenemen naar huis of het politiebureau.” • Benut regionale overlegstructuren om asbestbeleid en incidenten structureel te bespreken. ,,We hebben in Utrecht goede ervaringen met het Regionaal Overleg Asbest, waar provincie, gemeenten, Arbeidsinspectie en politie aan tafel zitten. Daar is ook de Veenendaalse casus uitvoerig besproken. Je kunt veel van elkaar leren.”
Meer grip op opslag gevaarlijke stoffen
Majeure risico’s buiten de poort De vlammenzee boven Moerdijk begin dit jaar doet de discussie over de veiligheid bij bedrijven met grote voorraden gevaarlijke stoffen op de schappen oplaaien. Publiek en politiek zijn bezorgd en willen informatie over de kans op herhaling. Bedrijven, bevoegde gezagen en inspecties zetten alle zeilen bij. Stan Smeulders van de VROM-Inspectie over het waarborgen van de veiligheid bij de opslag van gevaarlijke stoffen. ,,Het gaat om de effecten buiten de poort”, resumeert Stan Smeulders, landelijk projectleider Externe Veiligheid bij de VROM-Inspectie (VI) zijn vakgebied. ,,Het betekent investeren in bijvoorbeeld een brandveiligheidinstallatie die je nooit hoopt te gebruiken. Veiligheid zie je niet en kost veel geld, vindt een aantal ondernemers. Vaak wordt er dan ook niet meer dan nodig is gedaan. Dat is reactief gedrag. Daarnaast is ruimte kostbaar in Nederland. Een opslag vlakbij een woonwijk bouwen impliceert echter dat er voorzieningen, die de veiligheid waarborgen, worden aangebracht.” De brand bij Chemie-Pack in Moerdijk op 5 januari alarmeert ook politici. In antwoord op Kamervragen informeert staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu Joop Atsma de Tweede Kamer op 18 maart en 14 juli over de veiligheid bij majeure risicobedrijven. De staatssecretaris wil bij zowel bedrijven die onder de
werking van de Publicatiereeks Gevaarlijke Stoffen (PGS 15, 2005) vallen, als Brzo-bedrijven (Besluit Risico’s Zware Ongevallen,1999) de vinger steviger aan de pols houden. De veiligheidssituatie verbetert, maar kan (en moet) bij een aantal bedrijven beter, wijst onderzoek uit.
Tekst en foto’s : Heidi van der Marel
Brandveiligheidsinstallatie ok?
Smeulders licht toe: ,,Onder de PGS 15 richtlijn vallen opslaglocaties met meer dan 10 ton gevaarlijke stoffen. Zij moeten ten aanzien van brandveiligheid aan strenge eisen voldoen. Een Uitgangspuntendocument (UPD) waarin onder meer informatie over ontwerp en werking van de brandveiligheidsinstallatie is verplicht. Dit document moet zijn beoordeeld door een geaccrediteerde inspectie-instelling en goedgekeurd door het bevoegd gezag.” Zelfs bij deze accreditatie is alertheid vereist, deelt Atsma de Tweede Kamer mee.
HandHaving 2011 #4
21
Vergunningverlener Nico van Koningsbruggen op bedrijfsbezoek bij een opslagloods voor gewasbeschermingsmiddelen.
Chemie-koepel wil landelijke RUD handhaving BRZO-bedrijven 15 juli 2011 | Wabo De landelijke vereniging van chemie-bedrijven VNCI wil dat vergunningverlening, toezicht en handhaving voor BRZO-bedrijven landelijk wordt geregeld. Dat laat de Vereniging weten in een reactie op de brief van Atsma met de resultaten van de Quikscan naar deze bedrijven. Staatssecretaris Atsma concludeerde in een Kamerbrief van 14 juli dat er 12 bedrijven zijn waarbij “het handhavingstraject nog niet is afgerond”. Bij die bedrijven zijn overtredingen geconstateerd en is gestart met het inzetten van “relatief lichte handhavingsinstrumenten; zoals een waarschuwing”. Het gaat om overtredingen als het niet hebben van een noodplan of het ontbreken van een registratie van (bijna)ongevallen. Naar aanleiding van de quickscan gaat de staatssecretaris onderzoek doen naar de mogelijkheid van een landelijk dekkend RUD-netwerk. De staatssecretaris kondigt in de brief aan te onderzoeken wat een optimaal stelsel van toezicht is voor de “majeure risicobedrijven”. Resultaten daarvan worden verwacht rond het voorjaar van 2012. Bovendien wordt onderzocht of het mogelijk is om een tijdelijk vergunningstelsel te introduceren bovenop de landelijke omgevingsvergunning. Daar is om gevraagd in een motie van Ouwehand (PvdD). Het onderzoek zal toegespitst worden op de omgevingsvergunningen voor de bedrijven waartoe een installatie behoort als bedoeld in bijlage I van de IPPC-richtlijn en Brzo-bedrijven. De VNCI vindt dat de verantwoordelijkheid voor Brzo-bedrijven bij niet meer dan vier regionale diensten neergelegd moet worden. Hierdoor is elk van die vier RUD’s automatisch verantwoordelijk voor voldoende te controleren Brzo-bedrijven, waardoor een voldoende hoog deskundigheidsniveau van de dienst geborgd kan worden. De VNCI en de chemische industrie zijn zich bewust van de risico’s die voortvloeien uit de bedrijvigheid in de sector. De individuele bedrijven zijn voortdurend bezig om steeds veiliger te werken. Een goede samenwerking tussen de overheid en het bedrijfsleven is volgens de VNCI noodzakelijk om de externe veiligheid in de chemische industrie te waarborgen en te verbeteren.
22
Want geaccrediteerde inspectie-instellingen blijken in sommige gevallen te werken in afwijking van de accreditatie-eisen. De Raad voor Accreditatie is verzocht hierop toezicht te houden. Ook wijst de staatssecretaris op recente onderzoeksresultaten. Bij 146 van de 351 PGS 15-bedrijven (43%) die vallen onder beschermingsniveau 1, kan het bevoegd gezag of het bedrijf niet aantonen dat de brandbeveiligingsinstallatie is goedgekeurd. Daarin komt wel verbetering, omdat in veel gevallen formele procedures zijn gestart. Toch is bij 24 van deze 146 bedrijven onvoldoende vooruitgang geboekt. Smeulders: ,,Een aantal bevoegde gezagen onderneemt nog steeds geen of onvoldoende actie op het gebied van vergunning of toezicht of informeert de VI onvoldoende over de actuele situatie.”
Veilige verhuizing PGS 15 opslag in Castricum? ‘Wordt vervolgd’ of woorden van gelijke strekking hadden onder het Feuilleton over de opslag van gevaarlijke stoffen in Castricum (Handhaving #2, 2011) moeten staan. Hieronder namelijk een vervolg. Een drieluik nog wel. Want het betrokken bedrijf koos eieren voor zijn geld en bracht met een bestuursdwangbeschikking als zwaard van Damocles boven het hoofd de voorraden landbouw- en tuinbouwbenodigdheden, gewasbeschermingsmiddelen en kunstmeststoffen in augustus 2009 over naar drie andere vestigingen. Januari 2011 stelde de Raad van State overigens de Milieudienst Regio Alkmaar in het gelijk. Heeft het bedrijf de opslag op de drie nieuwe locaties in Julianadorp, Anna Paulowna (beide Noord-Holland) en het Zuid-Hollandse Teylingen wel op orde? De drie bevoegde gezagen berichten erover. Deel 1: Teylingen Positieve geluiden uit de gemeente Teylingen, want de opslag van 15 ton gewasbescherming en 75 ton kunstmest is daar prima voor elkaar. ,,In oktober 2010 is een nieuwe vergunning afgegeven voor de opslag van gevaarlijke stoffen en kunstmeststoffen. De nieuwe gasblusinstallatie is in april gecertificeerd en goedgekeurd”, vat Peter Binnendijk, handhaver bij de Milieudienst West-Holland de situatie samen. ,,Blussen met gas betekent minder milieueffecten en minder nevenschade.”Hij meent dat de soepele vergunningverlening komt doordat er nieuwbouw is
Indien nodig start de VI juridische procedures om het bevoegd gezag te verzoeken de vergunning te actualiseren dan wel adequaat te handhaven. Risico’s in beeld
Ook is de veiligheidssituatie bij Brzo-bedrijven onder de loep gehouden. Crisisplannen zijn gecontroleerd en er is gekeken of de handhaving op orde is. ,,Bij een eerste quickscan scoorden 25 van alle 416 Brzobedrijven bedrijven slecht, terwijl er van 29 bedrijven in de inspectiedatabase geen informatie beschikbaar was”, vervolgt Smeulders. Uiteindelijk zijn er medio juli van 27 bedrijven met overtredingen twaalf risicovolle bedrijven over waar de veiligheidssituatie onder de maat is. Oorzaken zijn onder meer een niet actueel noodplan, een onvolledige risico-identificatie, het ontbreken van een onderhoudsmanagementsysteem en het ontbreken van een procedure voor analyse van ongevallen en bijna-ongevallen. Dergelijke gebreken betekenen dat het betreffende bedrijf de risico’s onvoldoende in beeld heeft of onvoldoende beheerst. Vanwege de zwaarte van de overtreding is veelal gestart met de inzet van relatief lichte handhavingsinstrumenten. In een aantal gevallen zijn ook zwaardere instrumenten ingezet, zoals een dwangsom of een preventieve stillegging.
Kritische massa
Brandveiligheid is een complex onderwerp. Kennis en ervaring zijn daarbij essentieel, vindt projectleider Smeulders. ,,Je hebt zeer ervaren en gemotiveerde mensen nodig.” De VI is voorstander van het organiseren van deskundigheid in gespecialiseerde regionale uitvoeringsdiensten, waarbij een aantal daarvan zich specialiseert in majeure risicobedrijven zoals Brzo en Chemie. Ook de staatssecretaris overweegt organisatorische veranderingen. Hij wil op rijksniveau de grip op de veiligheidssituatie bij risicovolle bedrijven versterken en wettelijk borgen ‘dat de reeds in de uitvoeringspraktijk ontwikkelde kwaliteitscriteria ten aanzien van deskundigheid en ervaring van de inspecteurs, kritische massa en schaalgrootte van de organisaties daadwerkelijk worden toegepast’. Voorjaar 2012 wordt het parlement opnieuw geïnformeerd over de voortgang in het dossier Externe Veiligheid.
gepleegd. ,,Dat het een compleet nieuwe opslag betreft is een voordeel. Dan kun je het meteen goed doen. Dit gaat vaak beter dan aanpassen van bestaande installaties.” Deel 2: Julianadorp Tobben met oudere installaties is precies het probleem bij hun opslag, leggen Peter Hofstra, hoofd Veiligheid, Vergunningen en Handhaving bij de gemeente Den Helder en vergunningverlener Nico van Koningsbruggen uit. Een lijvig dossier komt op tafel. In Julianadorp (gemeente Den Helder) is in 1996 een opslag voor gewasbeschermingsmiddelen gebouwd. De gemeente verleende een oprichtingsvergunning voor 120 ton. Van Koningsbruggen verduidelijkt: ,,De blusinstallatie werd gecertificeerd opgeleverd, echter niet een onafhankelijke bureau, maar de leverancier certificeerde.” De PGS 15 richtlijn die in 2005 de CPR 15 richtlijnen verving, schrijft dit echter voor. Achteraf certificeren van de installatie blijkt ingewikkeld; onder meer omdat van een aantal gebruikte materialen de certificaten missen. ,,We hebben toen op een rij gezet welke punten ontbraken en vervolgens het certificaat zo goed mogelijk benaderd”, aldus Hofstra. Om dezelfde reden is het opstellen van een Uitgangspuntendocument lastig. Gelukkig blijkt er meer mogelijk dan eerder gedacht. Van Koningsbruggen: ,,De vereiste schuimtest kan in een container worden uitgevoerd in plaats van in de loods zelf; dan hoef je die daarvoor niet compleet te ontruimen.”Het bedrijf moet het UPD en de resultaten van de schuimtest uiterlijk augustus 2011 indienen, anders worden de touwtjes
Foto links: Vergunningverlener Nico van Koningsbruggen loopt de schappen stuk voor stuk langs. Foto rechts: Gewasbeschermingsmiddelen en meststoffen zijn seizoensgebonden producten, het ene moment grote voorraden dan weer een leeg schap.
Nadere inlichtingen: • Stan Smeulders, VROM-Inspectie, 026 352 84 15, stan.smeulders@ minvrom.nl.
aangetrokken. De Castricumse gang tot aan de Raad van State is - aldus Van Koningsbruggen - daarbij zeker een steuntje in de rug. Deel 3: Anna Paulowna Ook een dik dossier bij de Milieudienst Kop van Noord-Holland. Over een opslagloods van gewasbeschermingsmiddelen die al decennia in Anna Paulowna - buiten de dorpskern - is gevestigd. Senior medewerker vergunningverlening Henri Struiken Boudier: ,,Bij een controle in het voorjaar van 2008 werd vastgesteld dat actualisering van de vergunning met betrekking tot de brandblusinstallatie aan de orde was. Vervolgens werd ambtshalve een wijziging van kracht en is er een vergunning voor de opslag van 50 ton bestrijdingsmiddelen aangevraagd.”Certificering van de brandblusinstallatie laat echter lang op zich wachten. Reden daarvoor blijken de verbouwingsplannen van het bedrijf. ,,Het gaf aan de opslagruimte te willen verbouwen tot drie aparte opslagvoorzieningen met in elk maximaal tien ton stoffen. Daarmee valt deze opslag niet meer onder hoofdstuk 4, maar onder een lichter regime.” Na een traject van indienen, beoordelen en aanpassen van de bouwtekeningen ging de verbouwing dit jaar ten slotte van start. Bouwtechnisch luistert het nauw, meent Eric Allard, coördinator Handhaving en Juridische Zaken. ,,De duur van brandwerendheid van materialen moet bijvoorbeeld correct worden bepaald. Ook ontbrak in een eerdere versie een nooduitgang. Soms is het onbekendheid bij een bedrijf; Hier wist men bijvoorbeeld niet dat je nooit door andere emballages mag gaan.” Na realisatie van de opslagvoorzieningen zal bij de opslag in Anna Paulowna een opleveringscontrole worden uitgevoerd.
HandHaving 2011 #4
23
Leveranciers voor covergisters
‘Deel sector lapt regels aan De productie van groen gas groeit en daarmee zuigen vergisters steeds meer organisch afval aan. De vaak grote bedrijven die organisch afval inzamelen en aan vergisters leveren, doen dit niet altijd volgens het boekje. Zo verdwijnen ook zuiveringsslib en vleesresten in de vergister.
Tekst: Harry Perree
Links twee covergisters. Toeleveranciers nemen het niet zo nauw met de regelgeving. Foto’s: Maarten Hartman / Hollandse Hoogte
Er is ‘nogal wat mis’ bij de naleving van regels door toeleveranciers van covergistingsmaterialen, zo liet het Ministerie van I&M op 25 mei jl. weten. Door overtredingen hebben afvalstoffen en schadelijke stoffen de bodem en het grondwater mogelijk vervuild, aldus staatssecretaris Atsma in een brief aan de Tweede Kamer. Bovendien leiden de overtredingen tot een potentieel veiligheidsrisico bij covergisters. Want als je de aard en samenstelling van de binnenkomende comaterialen niet kent, kunnen de risico’s van het bedrijfsproces niet beheerst worden. De overtredingen komen aan bod in het rapport ‘Afvalstoffen bij covergisting’ van de VROM-Inspectie (VI). Die onderzocht vorig jaar, samen met de nieuwe Voedsel en Waren Autoriteit
24
(nVWA) en de betrokken bevoegde gezagen (provincie of gemeente), acht toeleveranciers. Zes van de acht werkten bepaald niet volgens het boekje, waardoor hun klanten, de covergisters, soms ongeoorloofd afvalstromen verwerken. Groeistuipen
Ook in de covergistingssector speelt ongeoorloofde bijmenging een rol. ,,Het winnen van alternatieve brandstoffen in Nederlands beleid is heel belangrijk; vergisting en covergisting dus ook. Dan zie je een nieuwe industrie ontstaan die groeistuipen heeft en waar nog niet alles is gesetteld”, zo duidt projectleider Leo Blanker, de overtredingen. ,,Kijk je naar de keten van inzamelen, opbulken, be- en verwerken
Covergisting: hoe zit het? Bij covergisting wordt biogas geproduceerd door dunne koeien- of varkensmest samen met andere organische producten te vergisten. Om hoeveel ton afval het jaarlijks gaat is niet bekend, aldus de nVWA. Volgens de wet mag bij covergisting van dierlijke mest tot een maximum van 50 gewichtsprocenten ander organisch afval bijgemengd worden om het digestaat dat na covergisting overblijft als meststof op landbouwgrond uit te rijden. Vergisten van mest alleen is niet rendabel omdat deze te weinig energetische waarde heeft. Vandaar de toevoeging van andere organische producten. De ‘positieve lijst’ (bijlage AA van de Uitvoeringsregeling Meststoffenwet) geeft aan welke stoffen de covergister in mogen. Daaronder reststoffen uit landbouwbedrijven, restproducten uit de voedselindustrie (bijvoorbeeld uit de productie van suiker of aardappelzetmeel), maar ook reststoffen van rookontzwavelingsintallaties. Covergisters zijn vaak in handen van boeren of boerencorporaties.
zijn laars’ en het doorsturen naar de biovergisters, daar gebeuren ook zaken die niet door de beugel kunnen. Er worden stoffen bijgemengd die niet vallen onder bijlage AA van de URM (zie kader Covergisting: hoe zit het?). En dan hebben we het over stoffen die absoluut geen meststoffen zijn en die absoluut niet op de bodem mogen komen. Als je aan de voorkant van de keten er spul in doet dat geen meststof kan zijn, dan komt dat er aan de achterkant weer uit.” Daar komt de toezichthouder alleen achter als deze op het juiste moment aan de poort van de toeleverancier staat. ,,Wij hebben een aantal zaken gezien die niet konden, omdat wij onaangekondigd op bezoek gingen”, vertelt Blanker. ,,Er stonden in een bedrijf bigbags klaar om de bunker in te gaan om bij te mengen.” Hij zoekt in zijn vuistdikke dossiermap na hoe het ook alweer zat. ,,Tijdens de controle is vastgesteld dat steekvast zuiveringsslib in de stortbunker is geleegd”, rapporteerden inspecteurs
van de nVWA en de VI. Zuiveringsslib wordt normaalgesproken gestort en soms verbrand. Ook supermarktmix, een mengsel van afgedankte etenswaar van de grootgrutters, wordt bijgemengd. ,,Nee, dat klinkt niet ernstig”, beaamt Blanker. ,,Maar wij hebben bijlage AA, die juist is bedoeld om te toetsen of het kwaad kan. Dat is nu niet gebeurd. Je kunt niet zeggen dat het een ramp is dat het digestaat is uitgereden over het land, maar nu gaan mensen zelf beslissen of het kan of niet.” Minder onschuldig is het vergisten van vleesresten, want co-vergisters staan vaak op veehouderijbedrijven en door vleesresten aan te voeren bestaat het risico op insleep van dierziekten ,,Er zijn in het verleden botten en onverteerde stukken vlees aangetroffen op het land.” Het is duidelijk dat dat niet mag,” aldus de VROM-inspecteur. ,,Ja, de sector lapt de regels aan zijn laars. Ik denk dat het er mee te maken heeft dat vanuit handhavende organisaties en sectororganisaties onvoldoende kaders zijn gesteld.” Ook is de herkomst van stromen die de covergisting in gaan niet altijd te achterhalen en dat maakt het weer problematisch om eventuele gezondheidsrisico’s in te schatten. De nVWA ervaart bij het toezicht op de stoffen die in covergisters worden vergist een probleem als er voorafgaande aan de toelevering aan covergisters, afval- en reststromen door elkaar zijn gemengd. In het VI-rapport over de resultaten van de handhaving bij de zogenoemde ‘mengers’ van covergistingsmaterialen, is de aanbeveling gedaan om in de milieuregelgeving een verplichting in te voeren om te registreren zodra er wordt gemengd. Ook werd aanbevolen om daar het bijhouden van een massabalans aan te koppelen. In de brief aan de Tweede Kamer over het VI-rapport zegt
HandHaving 2011 #4
25
Staatssecretaris Atsma van Milieu, vanuit handhaving bezien, begrip te hebben voor het verzoek om een aanvullende registratieverplichting. Hij zal onderzoeken wat de mogelijkheden zijn tegen de achtergrond van het kabinetsbeleid dat gericht is op minder regels en minder administratieve lasten. En hij neemt dit punt mee in het overleg met de sector. Staatssecretaris Bleker (Landbouw) kondigde medio juni aan dat hij aanvullend op de positieve lijst, bij covergisting een systematiek wil ontwikkelen waarbij het bedrijfsleven gaat beoordelen of sprake is van milieukundig verantwoorde stoffen geschikt voor covergisting. Dit biedt de mogelijkheid om kwaliteitseisen te stellen aan vooraf gemengde partijen. De overheid helpt de sector momenteel met het opzetten van een kwaliteitsborgingsysteem. Risico’s
De productie van groen gas groeit en daarmee zuigen vergisters steeds meer organisch afval aan.
Het leidt al met al tot onduidelijke risico’s. Of, zoals het inspectierapport vermeldt: ‘De ernst van de vastgestelde resultaten bestaat in het niet kunnen uitsluiten dat afvalstoffen en gezondheidsschadelijke stoffen in strijd met de geldende Meststoffenwet en de Wet bodembescherming op of in de bodem worden gebracht.’ ,,Een ander aandachtspunt “, vervolgt Blanker, ,,zijn de ‘white spots’.” In de praktijk zijn er zaken die niet worden gecontroleerd omdat de ene inspectie er
26
van uit gaat dat de andere dat doet. Als een stof als ‘dierlijk bijproduct’ wordt geëxporteerd, dan kijkt de VI er in principe niet naar, want dat valt niet onder de EVOA. Aan de andere kant: als de nVWA stuit op stoffen die niet vallen onder de positieve lijst, dan gaan ze er van uit dat de VI daarop toeziet. Blanker: ,,Hoe vaak dat voor komt is moeilijk te zeggen. Daarom moeten we een strategie bepalen wie bij grensoverschrijdende transporten van mest en organische afvalstoffen het voortouw neemt.” De nVWA sluit zich hierbij aan. Samenwerking blijft noodzakelijk zodat alleen goede partijen de grens overgaan en knoeiers uit de markt worden gehaald. Vervolgprojecten zijn zeker gewenst, dit moet tot doel hebben dat er structurele samenwerking tot stand komt. Dat schrijft Staatssecretaris Atsma ook in zijn brief aan de Kamer. De samenwerking tussen de nVWA en provincies en gemeenten is na twee jaar takendiscussie wel helder. Er is regelmatig overleg over ieders taak en rol, waaruit blijkt dat samenwerking zeker een meerwaarde heeft, omdat zo de gehele keten van ontdoener tot aan de covergister kan worden doorgelicht. Samenwerking vergroot ook het effect van de handhaving, met uiteindelijk doel dat alleen stoffen worden gebruikt die zijn toegelaten en overtreders worden aangepakt. Omdat de kans op een heterdaadje bij het ongeoorloofd bijmengen zo klein is, pleit Blanker er verder
voor dat bedrijven verplicht een mengadministratie bijhouden. Die is achteraf controleerbaar. ,,Daar kunnen ze natuurlijk ook mee knoeien, maar dan gaat het om valsheid in geschrifte, wat een belemmering zou kunnen zijn om te knoeien.” Beleidsmedewerker Albert Hahn van de provincie Friesland pleit ervoor de positieve lijst uit te breiden. Dat vergemakkelijkt de biogasproductie en bovendien hoeft uitrijden van digestaat geen probleem te zijn. Hij is dan ook blij dat staatssecretaris Bleker kortgeleden de positieve lijst met acht afvalstromen heeft aangevuld en nog eens dertien afvalstromen in beraad heeft genomen. Daardoor komt de provincie, die in actie moet komen op het moment dat het digestaat geen meststof maar een afvalstof is, niet meer zo snel in een spagaat: ,,Wij hebben de mogelijkheid om voor het uitrijden van digestaat een ontheffing te verlenen, maar dat is een noodmaatregel die wij willen vermijden, het is oneigenlijk gebruik van artikel 10.63 van de Wet milieubeheer.”
Nadere inlichtingen: • Leo Blanker
[email protected] • Albert Hahn
[email protected] • Hans Oude Ophuis hans.oudeophuis@ flevoland.nl • Adriaan van Hemel
[email protected]
Een dierlijke kroket in plantaardig vet Van de acht bezochte bedrijven die organisch afval inzamelen en bewerken voor covergisting staan er twee in de provincie Flevoland. Senior toezichthouder milieu Hans Oude Ophuis bezocht ze. ,,Waar wij tegenaanlopen, is dat wij controleren op Euralcodes. Die gaan uit van de herkomst van materiaal. Een bedrijf ontvangt bijvoorbeeld vetten van restaurants en registreert die onder Euralcode 200125: spijsolie en vetten. Maar ontvangt het diezelfde stroom van de industrie, dan valt het onder een andere code. Omdat de Euralcodes globaal zijn en op veel punten onduidelijk, hebben bedrijven zoiets van: wij noteren alles onder één nummer.” De provincie is daarom momenteel bezig nieuwe vergunningen te maken voor deze bedrijven. ,,Zodat ze onder dezelfde Euralcodes dezelfde stoffen inzamelen.” Wat blijft is dat de nVWA naar heel andere zaken speurt dan de provincie en vooral wil weten of het gaat om dierlijke of plantaardige stoffen, aldus Oude Ophuis. ,,Een bedrijf verzamelt frituurvet en krijgt van ons een vergunning. Dan is de vraag - er worden in dat vet ook kroketten gebakken - of dit plantaardig of dierlijk vet is. Of neem supermarktmix, dat mag naar de covergister. Maar komt hetzelfde soort afval van een restaurant, dan zit er altijd wel een stukje vlees tussen. Dat mag dan niet naar de covergister. Voor de nVWA is dat relevant, wij kijken alleen naar de vraag: is de verwerking milieutechnisch het beste. Energie eruithalen met een covergister is altijd nog beter dan verbranden.”
Dat het in covergisters niet altijd goed gaat heeft de provincie Drenthe aan den lijve ervaren, vertelt projectleider ketenhandhaving Adriaan van Hemel van de provincie Drenthe. ,,Vorig jaar hadden we een probleem met slachtafval.” De nVWA constateerde dat er materiaal dat niet op de AA -lijst stond een covergister in was gegaan en verwittigde de provincie. ,,Wij hebben het bedrijf de partij laten onderzoeken op parasieten en fytosanitaire parameters“, legt de toezichthouder uit. ,,Wij hebben gezegd: onderzoek het op dit en dit analysepakket en als het onder een bepaalde norm blijft, dan mag het.” De norm werd niet overschreden en dus volgde ontheffing om het uit te rijden over het land. ,,Je zit met een dilemma: als een bedrijf zo’n enorme partij afval moet afvoeren naar een verwerker. Dan gaat het snel om honderd euro per ton dan kan het net zo goed een bord in de grond prikken dat het failliet is.” De gedeelde bevoegdheid bij covergisters pakt soms problematisch uit, vindt Van Hemel. ,,Het digestaat is eigenlijk een meststof. Daarin is de AID (lees: nVWA) bevoegd. Maar als die constateert dat het geen meststof is, maar een afvalstof, dan gaat het naar ons. Als de AID op pad gaat, krijgen wij de ellende op ons bord. Daar is ook discussie over geweest. Wij zitten daar niet op te wachten. Wat mij betreft mag de wetgeving worden aangepast. Hoe? In elk geval zodanig dat het niet bij ons komt. De AID heeft er meer verstand van.”
HandHaving 2011 #4
27
VROM-Inspectie breidt digitaal Meldpunt uit Bij het VROM-Inspectie Meldpunt komen jaarlijks ruim 26.000 vragen, signalen en meldingen binnen over 31 verschillende onderwerpen op het gebied van milieu, wonen en ruimte. Van asbest tot vuurwerk en van biociden tot de integriteit van woningcorporaties. Tekst: Marion de Boo Foto: Henriëtte Guest
Walter Klomp: ,, Automatisering maakt de kwaliteit van het systeem minder persoonsafhankelijk en je schakelt menselijke fouten bij de verwerking uit.”
Pling. Met een druk op de knop tovert Walter Klomp een excelsheet met alle landelijke legionellameldingen van de afgelopen 24 uur tevoorschijn. Zo ziet de VROM-Inspecteur in een oogopslag wat de meetwaarden zijn, hoe hoog de besmettingen zijn en van welke aard, of het een eerste of een herhaaldelijke overschrijding betreft, in welk drinkwatergebied, enzovoort. ,,We sturen elke ochtend zo’n overzicht naar de handhavers in het veld”, zegt Klomp, manager van het VROMInspectie Meldpunt. ,,Met deze informatie kunnen onze mensen – meestal boa’s - doelgericht op inspectie.” Digitaal melden
Het VROM-Inspectie Meldpunt dat vorig jaar on-line ging is de front-office van de VROM-Inspectie voor vragen, signalen en meldingen over de naleving en
28
uitvoering van VROM wet- en regelgeving. Het is voortgekomen uit de Meldkamer EVOA (Europese Verordening Overbrenging van Afvalstoffen) en het Landelijk Meld- en Informatiepunt Vuurwerk. Een deel van de onderwerpen op het gebied van milieu, wonen en ruimte kan al digitaal worden gemeld, aan de rest wordt gewerkt. Het systeem leidt de melder stap voor stap door het formulier, laat hem aangeven wie hij is, of het een nieuwe melding, een vervolgmelding of een afmelding betreft, enzovoorts. Als je op verzenden drukt, ontvang je zelf een PDF-afschrift. Ook eventuele derde partijen – in het geval van legionella bijvoorbeeld de GGDs – krijgen automatisch een afschrift. ,,Het nieuwe systeem bespaart ons veel administratieve lasten,” zegt Klomp. ,,Bovendien hebben we nu een veel beter overzicht over onze werkvelden.” Zelf begon hij bij de politie, in Rozenburg. Na vijf jaar ‘op straat’ volgden vijftien jaar ‘moord en doodslag’ bij de recherche. Vervolgens werd hij gevraagd om de overstap naar de Inlichtingen en Opsporingsdienst van VROM (VROM-IOD) te maken en sinds vorig jaar leidt hij het nieuwe meldpunt.
Front- en backoffice
Behalve van handhavingspartners zoals douane en politie komen ook steeds meer meldingen van ondertoezichtgestelden, bedrijven en burgers, al dan niet anoniem, bij dit ‘front-office’ binnen. Een team van specialisten, met tezamen zeven voltijdsbanen, registreert de meldingen, brengt ze op kwaliteitsniveau en verzorgt een deel van de operationele analyse. De meldingen worden uitgezet bij de juiste afdeling van de VROM-Inspectie - de ‘back-office’. Zo gaan de legionella-analyses naar het VROMprogramma ‘Schoon en veilig water’. Meldingen over het niet goed omgaan met de bodem gaan naar het programma ‘Bodem en Afval Nationaal’. ,,Je moet al die meldingen efficient en effectief kunnen organiseren”, zegt Klomp. ,,En we merken dat een goede meldomgeving drempelverlagend werkt – het aantal meldingen vertoont voor alle onderwerpen een stijgende lijn.” Centralisering
Voor legionellacontroles berust de meldingsplicht bij prioritaire instellingen zoals zwembaden, ziekenhuizen, hotels en bejaardentehuizen. Men is verplicht om het constateren van hogere legionellaconcentraties te melden bij de VROM-Inspectie, met bijsluiting van het analyserapport door een erkend laboratorium. Voordien kwamen zulke meldingen binnen bij kantoren van regionale VROM-Inspecties, nu eens in Eindhoven, dan weer in Groningen. Als daar mensen
ziek waren of op reis, werd niet duidelijk of meldingen wel vlot werden opgepakt. Vandaar de behoefte aan centralisering van het toezicht. Klomp: ,,Automatisering maakt de kwaliteit van het systeem minder persoonsafhankelijk en je schakelt menselijke fouten bij de verwerking uit.” Samenwerking
Bij het VI-Meldpunt is ook het toezichtloket Bodem ondergebracht. Meldingen betreffen het ‘niet goed omgaan met de bodem in brede zin’. Tot de melders behoren provincies en gemeenten, maar ook particulieren of bedrijven die bijvoorbeeld een stuk grond hebben aangekocht dat vervuild blijkt. Er zijn meldingen over grond, bagger en bouwstoffen, die bijvoorbeeld worden verwerkt in geluidswallen of bij de dijkverzwaring. Soms zijn bodemsaneringen niet goed uitgevoerd, intermediairs gebruiken verkeerde bouwstoffen of ondergrondse installaties zijn ten onrechte niet gekeurd. Bij de strategische, tactische en operationele analyses van de meldingen wordt samengewerkt met de Inspectie Verkeer en Waterstaat. Ook met andere inspectiediensten, zoals de Arbeidsinspectie, wordt nauw samengewerkt. Klomp: ,,Goed registreren geeft inzicht en overzicht. Vaak is een melding het begin van toezicht. Daar doen we het uiteindelijk voor.”
Meldpunt dag en nacht bereikbaar voor EVOA zaken Veel meldingen van handhavers hebben betrekking op EVOAzaken. De VROM-Inspectie is het bevoegd gezag voor EVOA-problemen. ,,Vaak leggen politie en douane, maar ook collega’s van de Inspectie Verkeer en Waterstaat en de VROM-Inspectie praktische vragen voor over de samenstelling van afvalstoffen en de bijbehorende papieren”, vertelt vraagbaak Willem van der Aar van het Meldpunt. ,,Is dit nu wel of geen afval? Is het illegaal? Mag de handelaar dit onder zich hebben? Mag men dit vervoeren? Moeten wij dit transport stoppen?” Voor spoedeisende zaken is het Meldpunt, dat is voortgekomen uit de Meldkamer EVOA, dag en nacht bereikbaar. Als bevoegd gezag voor deze Europese regelgeving adviseert de VROM-Inspectie andere handhavende inspecties over export van koelkasten met verboden koudemiddelen, autowrakken en motorblok met de olie er nog in, oude mobieltjes, printplaten en ander elektronica-afval, mengsels van kunststoffen en noem maar op. Rerouting komt regelmatig voor. Volgens de papieren gaat bijvoorbeeld een partij afval naar de Verenigde Arabische Emiraten. Dat is toegestaan volgens de groene lijst van de EVOA, onder het minst
Nadere inlichtingen: • Meldpunt: Tel. 070-339 3747 postbus.VImeldpunt@ minvrom.nl • Walter Klomp, 06-53950826
[email protected]
strenge beschermingsregime. Gaandeweg verandert de bestemming echter naar China. Als dat van tevoren was aangegeven, dan was daarvoor nooit toestemming gegeven. In zo’n geval geeft het Meldpunt informatie en advies over eventuele retourzending van het afvaltransport. ,,Jaarlijks doen wij ongeveer vijftig van zulke terughaalverzoeken aan onze buitenlandse collega’s”, vertelt Willem van der Aar. ,,Als een transport als illegaal is aangemerkt, bijvoorbeeld doordat de vereiste exportvergunning ontbreekt, moet het terug naar de afzender.” Zo worden illegale afvaltransporten van kapotte koelkasten, wasautomaten en televisies naar Afrika vaak als ‘huisraad’ aangemerkt. Maar als het om losgeladen koelkasten of tv’s gaat is dat op de scanner bij de douane goed te zien. Het transport wordt tijdelijk geblokkeerd en de Douane belt dan het meldpunt, dat contact opneemt met de VROM-Inspecteur ter plaatse. Als het een illegaal transport betreft, neemt die ook contact op met de ‘competent authorities’ in de buurlanden. Het transport wordt tijdelijk stilgelegd totdat een lid van het betreffende VROM-programma ter plekke nader onderzoek heeft gedaan. Zo nodig wordt het transport teruggestuurd naar de afzender ter verwerking in het land van herkomst. Het meldpunt verzorgt dan de afwikkeling van het terughaalverzoek met de benodigde papierwinkel. Van der Aar: ,,Alle rommel die je uit het milieu kunt houden is winst!”
HandHaving 2011 #4
29
Dwangsom voor een open diepvries Energiebesparende maatregelen met een terugverdientijd van vijf jaar of minder zijn verplicht voor bedrijven. Maar het toezicht dat gemeenten daarop houden, is een ondergeschoven kindje, zo bleek een jaar geleden uit een rapport van de VROM-Inspectie. Hoe hangt de vlag er nu bij? Tekst: Harry Perree
Alle diepvriesproducten liggen net in gesloten vriesvakken. Supermarkten die deze maatregelen niet toepassen lopen het risico een dwangsom opgelegd te krijgen. Foto: Goos van der Veen / Hollandse Hoogte
,,Er zijn sectoren, daar kunnen we twintig procent energiebesparing halen: kantoren en zorginstellingen. Puur met het laaghangend fruit van maatregelen met een terugverdientijd van minder dan vijf jaar.” Aan het woord is themabeheerder energiebesparing Christian de Laat van de DCMR Milieudienst Rijnmond, die in 2008 startte met een programma om toezicht te houden op de energiebesparing in bedrijven. ,,In dat jaar kwam het Activiteitenbesluit en daar staat in dat bedrijven maatregelen moeten nemen die binnen vijf jaar zijn terugverdiend.” Voor de DCMR, aldus De Laat, een mooi steuntje in de rug om met energiebesparing aan de gang te gaan. Het werkgebied van de DCMR, vijftien gemeenten groot, bevat zo’n 25 duizend inrichtingen. Daarvan is 4.500 midden- of grootverbruiker van energie, zo berekende DCMR aan de hand van de kentallen van Agentschap NL. ,,We hebben een programma gemaakt met een aantal brancheprojecten. We toetsen doorgaans aan een lijst van 25 tot 30 maatregelen van
30
Energiebesparing + Winst (een product van Infomil dat de branchelijsten met energiebesparende maatregelen bevat, h.p.). In complexe situaties schrijven we een onderzoek voor. Als een bedrijf 90 procent van die maatregelen getroffen heeft, is het okay. Zitten ze eronder, dan krijgen ze een brief met direct te treffen maatregelen en maatregelen die op termijn genomen kunnen worden. Het bedrijf moet dan een plan van aanpak maken.” De aanpak is een succes, vindt De Laat, omdat niet alleen de koplopers in actie komen, maar het peloton. ,,Veel facilitair managers kennen de wettelijke verplichting niet om energiebesparingsmaatregelen te nemen en gebruiken de handhavingsbrief om dit bij directie of bestuur te agenderen. Eind 2010 was er evenveel energie bespaard als 16.000 Rotterdamse huishoudens verbruiken. Wij hopen met het hele programma het equivalent van 28.000 huishoudens te besparen.” De Laat verwacht dat het nog drie tot vijf jaar duurt voordat alle bedrijven maatregelen hebben getroffen. Meerjarenafspraak
De voortvarende aanpak van regio Rijnmond is niet exemplarisch voor de rest van Nederland. Althans, dat blijkt uit het rapport Energiebesparing in vergunningverlening en handhaving, dat de VROM-Inspectie (VI)
in juni 2010 uitbracht. Uitgangspunt is dat bedrijven die jaarlijks meer dan 50.000 kilowattuur of 25.000 m3 gas verbruiken, verplicht zijn energiebesparende maatregelen te nemen met een terugverdientijd van vijf jaar of minder. Veel grootverbruikers hebben daarvoor een Meerjarenafspraak energie-efficiency (mja3) ondertekend. Maar ook de overige bedrijven moeten aan de bak. Gemeenten zien daar onvoldoende op toe, constateerde de VI. Van de 29 gemeenten die de inspectie onderzocht, was bij 21 het toezicht en de handhaving onvoldoende. De meeste keken niet systematisch naar energie en vaak was het toezicht niet consistent: bij het ene bedrijf keek de toezichthouder wél naar energie, bij een volgend bedrijf níet, zonder dit te onderbouwen. De inspectie onderzocht 106 dossiers op toezicht en handhaving. In 41 gevallen was de gemeente gebreken op het spoor gekomen (meestal het niet opleveren van een energiebesparingsonderzoek), maar in 18 gevallen ondernam de gemeente niks. Verder leggen gemeenten, aldus de VI, vooral de nadruk op het verkrijgen van onderzoeken en minder op het realiseren van maatregelen. De gemeente Geldrop-Mierlo, die meedeed met het onderzoek van de VI, voelt zich niet aangesproken door de strenge onderzoeksconclusies. ,,U kunt bij ons elk dossier openslaan, een deel gaat over de verruimde reikwijdte en energieverbruik”, laat medewerker handhaving Stijn Meulendijks weten. Dat wil niet zeggen dat alle bedrijven scherp gevolgd worden. ,,Er zijn drie categorieën: de grootverbruikers, een tussengroep die meer dan 50.000 kilowatt-
uur per jaar verbruikt en de kleine bedrijven die minder verbruiken. Van de grootverbruikers, laten dat er vijftien zijn, valt een aantal onder de mja. Deze moeten een onderzoek inleveren. Daar hebben wij zicht op, voor zover wij dat nodig achten. Een bedrijf dat afgelopen jaren alles gedaan heeft wat het moest doen, krijgt bij ons een lagere attentiewaarde.” Ook de tussengroep met een matig energieverbruik zit de gemeente niet direct op de hielen. Meulendijks verwijst naar een regionale bijeenkomst van de Brabantse handhavingssamenwerking. ,,Daar werd gezegd dat we niet moeten werken met bestuursrechtelijke sancties. Wij moeten wat betreft energiebesparing werken met stimuleren, niet met de botte bijl. Daar kunnen wij ons in vinden.” Wat niet wil zeggen dat de gemeente zich hoe dan ook beperkt tot een aanpak met zachte hand. ,,Bij een aantal supermarkten hebben wij gezegd: als u dit niet doet, zijn wij voornemens een dwangsom op te leggen.” Geen beleidscapaciteit
Ook Zwartewaterland was een van de gemeenten die meedeed aan het onderzoek van de VI. Herma Mars, beleidsmedewerker toezicht en handhaving, herkent de tekortkomingen die de VI schetst deels. ,,Wij hadden geen beleidscapaciteit voor energie. Aan de andere kant wordt in bedrijfsbezoeken energie wel meegenomen. De bedrijven die boven de limieten zitten, worden door ons altijd al gecontroleerd op het uitvoeren van energiebesparingsonderzoeken en de maatregelen die daaraan gekoppeld zitten. Dat doen we nog steeds. De kritiek van de VI was vooral dat dat onvoldoende terug te vinden was. We
Kantoren en zorginstelling kunnen twintig procent energie besparen met simpele maatregelen met een terugverdientijd van minder dan vijf jaar. Foto: Marc de Haan / Hollandse Hoogte
HandHaving 2011 #4
31
Een tapijttegelfabriek in Scherpenzeel produceert zo duurzaam mogelijke tapijttegels, waar tot 70 procent hergebruikt materiaal in is verwerkt. Ook het kantoorpand is duurzaam, mede door zonnepanelen voor zonne-energie. Foto: Michiel Wijnbergh / Hollandse Hoogte
Nadere inlichtingen: • christiaan.delaat@ dcmr.nl •
[email protected] • stijn.meulendijks@ geldrop-mierlo.nl •
[email protected] Voor tips: kijk op www.agentschapnl.nl
registreren het nu ook in ons milieu-informatiesysteem. Eerder zat dat los in ons dossier en was er ook verschil tussen individuele toezichthouders. Dat hebben we nu gelijkgetrokken.” De grootverbruikers, met name de tapijtindustrie in de grootste kern Genemuiden, vallen deels onder de mja. ,,Bedrijven die er niet onder vallen, daar hadden we er al een hoofdpunt van gemaakt dat ze een energiebesparingsonderzoek laten doen en energiebesparende maatregelen namen. Als een bedrijf onderzoek moet doen, is het gewoon simpel. Dan heeft het een rapportage waarmee het aan de slag kan.” Voor de toezichthouders is dat een mooi handvat om op te treden, zoals bij een tapijtbedrijf dat ketels in de productielijn moest ombouwen om energie te besparen. ,,Het bedrijf wilde het op de lange baan schuiven en is daarvoor bij de wethouder geweest”, vertelt Mars. ,,Maar die zei: regel het maar met de handhaver. Wij hebben afgedwongen dat de ketelombouw op korte termijn wordt gerealiseerd.” Landbouw
Bij de andere bedrijven is het beeld gemengd. ,,Bij rundveehouderijen loopt sinds medio vorig jaar een
project”, vertelt Mars. ,,Die hebben een checklist van ons gekregen. De helft van de bedrijven is administratief gecontroleerd, de helft wordt bezocht. Onderdeel van die checklist zijn energiebesparende maatregelen. Die worden ook besproken met de bedrijven die bezocht worden. Bedrijven zullen die maatregelen gewoon moeten uitvoeren. Dat nemen we mee in de handhavingsbrief.” ,,We hebben ook veel bedrijven waar geen specifieke checklisten voor zijn. Daar werken we aan de hand van de algemene dingen die de handhaver beschikbaar heeft: energiezuinige verlichting, automatische schakelaars met bewegingsdetectie, het keuren van persluchtleidingen. Maar wij ervaren het wel als beperking dat voor een heel grote groep bedrijven weinig foldermateriaal beschikbaar is. We merken dat zo’n folder voor een bedrijf een makkelijk handvat is. En ook voor de handhaver: je hebt zóveel bedrijven met zóveel verschillende type bedrijvigheid. Dan is het meer aan de creativiteit van de handhaver of hij daar achterkomt.” Volgens Mars geeft Infomil (met Energiebesparing + Winst) wel voor een aantal branches maatregelen, maar lang niet voor alle. Dus moet de toezichthouder zijn informatie soms zelf bijeensprokkelen en zelf een afweging maken. ,,De wet- en regelgeving is zo sterk in beweging, de kans dat een handhaver een inschatting maakt die achteraf niet handig was, bestaat altijd. Het kan zijn dat hij bij een bedrijf zegt: ik laat deze maatregel even los, terwijl achteraf blijkt dat hij het gewoon verplicht had kunnen stellen.”
Scherp toezicht kan 400 miljoen opleveren Onderzoeks- en adviesbureau CE Delft heeft vorig jaar becijferd dat er een energiebesparing van 47 petajoule ligt te wachten bij gemeenten. ,,Evenveel als 500.000 huishoudens jaarlijks verbruiken”, aldus themaleider bedrijven Ab de Buck. Oftewel een jaarlijkse energierekening van 400 miljoen euro. Om die besparing te halen zou elke gemeente consequent moeten zijn in haar toezicht op energiebesparingsmaatregelen. CE Delft voerde voor de VI het onderzoek uit voor het rapport Energiebesparing in vergunningverlening en handhaving. Dat gemeenten het toezicht op energiebesparing laten liggen, valt hen niet als enige aan te wrijven, vindt De Buck. Er zijn eenvoudigweg te weinig goede handvatten. ,,Kijk je bijvoorbeeld naar bodembescherming, dan geeft de Wm daar algemene eisen voor en richtlijnen die specifiek aangeven hoe je aan die eisen moet voldoen. Bij luchtemissies heb je de NeR en ook voor geluid heb je richtlijnen. Voor energie heb je dat nog niet voldoende. In de wet staat dat je maatregelen met een terugverdientijd van minder dan vijf jaar moet nemen, maar hoe moet een handhaver toetsen of een specifieke maatregel zich
32
binnen vijf jaar terugverdient?”, vraagt de onderzoeker zich af. Winst is dat sinds vorig jaar de Uniforme Leidraad Energiebesparing de toezichthouder te hulp schiet met de maatregelenlijst Energiebesparing + Winst. ,,Dat is een verbetering, maar die had krachtiger neergezet kunnen worden”, vindt De Buck. ,,Het was wenselijk geweest dat de minister die leidraad in een brief aan de gemeenten had aangeboden met daarbij cursussen die de controleurs vertrouwd maken met de materie.” Ook de variabele terugverdientijden (bijvoorbeeld: 4 - 7 jaar) roepen discussie op. ,,Zeg nou gewoon in die lijst welke maatregelen voor bedrijven in een branche doorgaans als rendabel kunnen worden beschouwd en ze dus moeten nemen. Het voordeel daarvan is dat het dan voor alle gemeenten hetzelfde is. Je gaat dan uit van een standaard en dan is het aan de bedrijven om aan te tonen dat dat niet klopt.” Zover is het voorlopig nog niet. ,,Wij doen veel werk bij gemeenten”, zegt De Buck. ,,Bij energiebesparing denken ze aan zaken als zuinige woningbouw of aan laadpalen voor elektrische auto’s. Maar dit stukje, waar een concrete wettelijke taak voor ligt, hebben ze niet op hun netvlies.”
J
Jurisp Tekst: Jan van den Broek
Jurisprudentie
Vertrouwen is goed maar handhaven beter
Regelmatig doen burgers en bedrijven die geconfronteerd worden met een handhavingsactie een beroep op het vertrouwensbeginsel. Maar dat slaagt alleen als de overheid concrete, ondubbelzinnige toezeggingen heeft gedaan waaraan de rechtens te honoreren verwachting mag worden ontleend dat van handhaving wordt afgezien. Dat ondervond de permanente bewoner van een zomerwoning in Enschede, onderdeel van een landgoed dat de gemeente Enschede op 20 mei 2009 had gekocht. De bewoner van de zomerwoning huurde van de verkoper, omdat levering pas na haar overlijden zou plaatsvinden. Volgens burgemeester en wethouders (B&W) was permanente bewoning in strijd met het bestemmingsplan. Begin 2010 gelastten zij de bewoner onder oplegging van een dwangsom de permanente bewoning te staken. Toen de bewoner in bezwaar en beroep bij de rechtbank bot ving, ging hij in hoger beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak. Ook daar kreeg hij ongelijk.
De Afdeling stelt vast dat permanente bewoning van de zomerwoning in strijd is met het ter plaatse geldende bestemmingsplan “Buitengebied 1996”. B&W mochten dus niet alleen handhaven, maar moeten dat in beginsel ook doen. Het algemeen belang is immers gediend met handhaving. In geval van overtreding van een wettelijk voorschrift moet het bestuursorgaan dat bevoegd is om met bestuursdwang of een last onder dwangsom op te treden, in de regel van deze bevoegdheid gebruik maken. Zo luidt de standaardoverweging van de Afdeling. Afzien van handhaving mag alleen onder bijzondere omstandigheden. Daarvan is sprake als er
concreet zicht op legalisering bestaat. Ook kan handhaving zodanig onevenredig zijn in verhouding tot de daarmee te dienen belangen, dat van optreden in die concrete situatie behoort te worden afgezien. De bewoner vond dat er sprake was van bijzondere omstandigheden. Volgens hem hadden B&W in de koopovereenkomst van 20 mei 2009 met de verkoper wel degelijk de afspraak gemaakt of op zijn minst het gerechtvaardigd vertrouwen gewekt, dat het niet handhavend zou optreden tegen de permanente bewoning. De bewoner moest zich alleen in de Gemeentelijke Basisadministratie (GBA) op een ander woonadres laten inschrijven dan het adres van de zomerwoning. Dat dat niet zo in de koopovereenkomst was opgenomen, deed volgens de bewoner niet ter zake. Die vlieger ging echter niet op.
Volgens de Afdeling is voor een geslaagd beroep op het vertrouwensbeginsel nodig dat “aan het bestuursorgaan toe te rekenen concrete, ondubbelzinnige toezeggingen zijn gedaan door een daartoe bevoegde derde, waaraan rechtens te honoreren verwachtingen kunnen worden ontleend.” Dat was hier niet het geval. De bewoner had niet aannemelijk gemaakt dat het college hem de ondubbelzinnige toezegging heeft gedaan
HandHaving 2011 #4
dat het van handhavend optreden zou afzien als hij zich in de GBA op een ander adres zou laten inschrijven. Tijdens de onderhandelingen voorafgaand aan de koopovereenkomst was de inschrijving op een ander adres wel ter sprake gekomen, maar uit de stukken en het ter zitting aan de orde gestelde bleek niet dat B&W op enig moment hadden gezegd dat van handhaving zou worden afgezien als de bewoner aan die voorwaarde zou voldoen. Integendeel, B&W hadden de bewoner in een brief van 8 mei 2009 juist een vooraanschrijving tot handhaving gedaan. Dat die brief korte tijd voor het sluiten van de koopovereenkomst was verzonden, betekent niet dat B&W in strijd met het vertrouwensbeginsel hebben gehandeld. Door die brief werd juist duidelijk dat B&W niet van handhaving zouden afzien, aldus de Afdeling. Ook het feit dat B&W de verkoper en haar gemachtigde niet hadden aangeschreven betekent niets, omdat alleen de bewoner als overtreder kan worden aangemerkt en de brief om die reden terecht slechts aan hem is verzonden.
De conclusie van de Afdeling is dan ook dat B&W aan de bewoner geen concrete, ondubbelzinnige toezeggingen hebben gedaan waaraan hij de rechtens te honoreren verwachting kon ontlenen dat zij niet zouden handhaven als hij zich op een ander woonadres zou laten inschrijven. Het beroep op het vertrouwensbeginsel faalt dus. (Afdeling bestuursrechtspraak, 22 juni 2011, nummer 201010818/1/H1)
33
Aanpak dubieuze gevelreinigers Een groep dubieuze, vermoedelijk malafide gevelreinigers is aan het werk in Nederland. De groep verblijft op verschillende plaatsen, werft op agressieve wijze klanten en neemt het vervolgens niet zo nauw met de milieuregels voor gevelreiniging- en behandeling. De signalen over de malafide gevelreinigers komen onder meer binnen bij het milieuteam van politie Rotterdam-Rijnmond. Volgens Monique van Doorn van de Regionale informatie organisatie (RIO) van de politie RotterdamRijnmond, heeft een gecoördineerde aanpak het meeste effect. Tekst: Nicoline Elsink
Informatiemakelaar Monique van Doorn van de politie RotterdamRijnmond pleit voor een projectmatige aanpak van malafide gevelreinigers. Foto: Jan van der Meijde
Van Doorn en haar collega’s van de RIO hebben zich de afgelopen maanden verdiept in de handelswijze van de groep. „Een directe informatiebron vormen de dag/nachtrapporten van de surveillance”, vertelt Van Doorn. „We kijken altijd de opgenomen mutaties na op milieuaspecten. Zo was er een melding over opdringerige Engelssprekende gevelreinigers, die niet al te netjes werkten.” Toen de RIO deze zaak ging onderzoeken, leek er bepaald meer aan de hand dan een enkel incident. Het gaat waarschijnlijk om een groep van circa zestig personen die in wisselende samenstelling van plaats naar plaats trekt. De groep heeft geen vaste woon- of verblijfplaats, maar bivakkeert op campings en in pensions. Het lijkt voornamelijk om Engelstaligen te gaan, zo blijkt uit getroffen schikkingen en registraties uit politieregio’s tot nu toe. Enkele Oost-Europeanen maken deel uit van de groep. Sommige leden zijn volgens de beschrijvingen erg jong; Van Doorn trof een melding aan van een veertienjarige jongen. Schimmige bedrijven
De gevelreinigers presenteren zich onder fantasienamen. Het zijn niet bestaande bedrijven die
34
Gevel blaakt, milieu vervuild
bijvoorbeeld niet bij de Kamer van Koophandel zijn ingeschreven. De gevelreinigers trekken van plaats naar plaats, bellen bij mensen aan en gedragen zich daarbij agressief en opdringerig. Mensen voelen zich onder druk gezet. Wie in zee gaat met de gevelreinigers moet contant betalen. De bedragen variëren van 600 tot 1.800 euro. Een tweede kenmerk is de onzorgvuldige wijze
Strafbare feiten Agentschap Infomil heeft een informatieblad (www.infomil.nl onder Publicaties Afvalwater) met een uitgebreide beschrijving van het proces van gevelreiniging, de gebruikte middelen en benodigde (milieu)voorzorgsmaatregelen nodig zijn. Worden die maatregelen niet getroffen dan kunnen de volgende artikelen worden overtreden: - Waterwet artikel 6.2 lid 1, artikel 6.8 en artikel 6.9 1 (lozen vervuild afvalwater, nalaten beschermingsmaatregelen te treffen en niet melden verontreiniging) - Wet milieubeheer artikel 10.30 en artikel 10.1 (op onjuiste wijze ontdoen van bedrijfsafvalwater) - Wet Bodembescherming artikel 13 (lozen vervuild afvalwater in de bodem), strafbaar gesteld ingevolge artikel 1a, onder 1 van de Wet op de economische delicten. Bij opzet is er sprake van misdrijven waarop 6 jaar gevangenisstraf staat. Deze artikelen zijn opgenomen in het model proces-verbaal.
waarop reiniging- en behandeling wordt uitgevoerd. Professionele reinigers moeten aan allerlei voorschriften voldoen, bijvoorbeeld dat milieuverontreinigende stoffen en afvalwater worden opgevangen. Ook moet in sommige gemeenten op grond van de APV een ontheffing worden aangevraagd. De malafide reinigers doen dat nooit. Een publicatie in de nieuwsbrief van de Politieacademie leidde tot meldingen uit Limburg en Kennemerland. Eerder berichtten kranten over beunpraktijken in Brabant en in Friesland. Mei van dit jaar verspreidde de politie Utrecht waarschuwingen. Van Doorn: „Het gaat duidelijk om meer dan een paar lokale incidenten. En dus wordt het tijd voor een landelijk gecoördineerde aanpak.”
Informatiedesk Monique van Doorn is informatiemakelaar bij de Regionale informatie organisatie van de politie Rotterdam-Rijnmond. De RIO verzamelt en veredelt informatie over mogelijke milieudelicten en/of criminaliteit in de regio’s Rotterdam-Rijnmond en Zuid-Holland Zuid. Van Doorn en twee medewerkers verkennen de breedte van een eventueel milieuprobleem: waar gaat het om, wat zijn de strafbare feiten. De bevindingen en voorstellen voor een aanpak worden besproken met het functioneel parket. Gaat het parket akkoord met de inhoud en voorgestelde aanpak dan wordt het document in het Interregionaal Selectie Overleg besproken. Die stuurgroep maakt keuzes in de opsporing en vervolging van milieucriminaliteit. De informatiemakelaars van de politieregio’s stemmen zaken af in een landelijk overleg. Daarbij zijn ook betrokken de nVWA en de VROM-IOD en het Team informatie en operationele coördinatie (TIOC) van het functioneel parket. Het TIOC heeft op landelijk niveau een coördinerende rol tussen de bijzondere opsporingsdiensten en de politie op het gebied van informatie en onderzoeken.
Standaard proces-verbaal
Zonder vaste woon of verblijfplaats, zonder verdere registratie is opsporing van de mogelijke overtreders moeilijk. Toch ziet Van Doorn goede kansen om een eind te maken aan de malafide activiteiten. Er zijn bijvoorbeeld signalen dat de gevelreinigers noch in Nederland noch in de herkomstlanden belasting betalen. Dat is aan te pakken. Overtreders pakken in de portemonnee is meestal een effectieve werkwijze. De gecoördineerde aanpak begint bijvoorbeeld met een standaard proces-verbaal. Het Regionaal Milieuteam van Rotterdam-Rijnmond en het functioneel parket ontwikkelen een dergelijk model proces-verbaal met de artikelen van de relevante milieuwetten (zie kader) en conceptteksten voor inbeslagname van goederen. Dit model gaat naar de politieregio’s.
Met het gestroomlijnde proces-verbaal kunnen politiemensen overtuigender optreden tegen de gevelreinigers. We moeten nog wel veel van de ogen en oren op straat hebben, benadrukt Van Doorn. „Als we de gevelreinigers op heterdaad betrappen, kan je makkelijker bewijzen verzamelen. Je moet ter plaatse ook monsters nemen van afvalwater, gebruikte chemische middelen of van verspreid stof. In de regio Rotterdam-Rijnmond hebben we bijvoorbeeld Stadstoezicht Rotterdam goed geïnformeerd. Deze toezichthouders zijn de hele dag op straat en kunnen veel meldingen doorgeven. Daarnaast is het zaak meldingen goed op te nemen in het registratiesysteem van de politie, zodat er een landelijk overzicht ontstaat.”
Branchevereniging: overheid moet handhaving op zich nemen „Illegale gevelreinigers zijn een probleem. Omdat het lokaal is en zich afspeelt in het illegale circuit, is het moeilijk er een vinger achter te krijgen,” zegt Mark Verhees van de Ondernemersorganisatie schoonmaak- en bedrijfsdiensten (OSB). De branchevereniging vertegenwoordigt behalve schoonmaak- en glazenwasserbedrijven ook werkgevers in de gevelreiniging. Verhees: „Het is niet zo dat we worden plat gebeld over illegale praktijken, maar van tijd tot tijd komt het probleem ter sprake. Het standpunt van de vereniging is ‘maak melding van illegale gevelreinigers bij de Belastingdienst’. Omdat ze zwart werken zijn ze goedkoper. Dat is oneerlijke concurrentie. We verwachten dat de overheid de handhaving op zich neemt. Wel moeten individuele werkgevers de illegale activiteiten zo snel mogelijk melden.” De signalen die tot nu toe bij de branchevereniging OSB binnenkomen duiden op ondeskundige behandeling van gevels. Ook komen meldingen binnen over het veroorzaken milieuverontreiniging. „Het punt is, zonder een goede analyse kan je geen goede behandeling doen en dus ook niet de benodigde milieumaatregelen nemen. Verontreiniging bij graffiti of bij panden langs spoor, vaak verontreinigd met koper, vragen om andere middelen dan gemakkelijk te verwijderen aanslag op harde gevelmaterialen. Professionele gevelbehandelaars beschikken over de benodigde kennis en ervaring om de juiste behandeling uit te voeren. De vraag is of illegale gevelreinigers die in huis hebben.” De branchevereniging werkt samen met Agentschap Infomil aan een herziening van de brochure Gevelreiniging uit 2000. Met ingang van 1 juli 2011 is regelgeving aangepast. Bovendien zal de herziene brochure praktischer van aard zijn en meer geschreven vanuit de gevelreiniger en handhaver dan vanuit de regelgeving.
HandHaving 2011 #4
35
Nadere inlichtingen: • Mark Verhees, coördinator OSB, 073-6483850 • M onique van Doorn, thematisch informatiemakelaar milieu, Regionale informatie organisatie, 010-2741633
De St De Stelling
‘Vertrouwen op systeemtoezicht, certificering en convenanten vergroot de slagkracht van toezichthouders’
Voor de tweede keer in HandHaving treft u de rubriek ‘De Stelling’ aan. Deskundigen laten inzake toezicht en handhaving vanuit verschillende invalshoeken hun licht schijnen. Dat zijn professor Heinrich Winter die aan de Rijksuniversiteit Groningen de leerstoel toezicht bekleedt, Annemiek Tubbing, voormalig officier van justitie voor milieuzaken en thans zelfstandig adviseur op het gebied van milieu en handhaving en Colette Alma, directeur van de Vereniging van de Nederlandse Chemische Industrie (VNCI).
De Stelling:
Bij de introductie van systeem-
gericht toezicht, certificering en convenanten snijdt het mes aan twee kanten. De toezichthouder ontziet de ondertoezichtgestelde die het vertrouwen heeft verdiend en kan zijn gelimiteerde capaciteit inzetten waar de naleving te wensen over laat of onbekend is. Op papier klopt het. Maar de praktijk blijkt altijd weerbarstiger. Aan de andere kant: vertrouwen komt te voet, maar gaat te paard. 36
Heinrich Winter, bijzonder hoogleraar Toezicht, RuG
,,Vertrouwen lijkt wel onderhevig aan conjunctuurbewegingen. Vertrouwen in de overheid, zo weten we uit onderzoek, hangt ten minste voor een deel samen met de sociaaleconomische conjunctuur. Vertrouwen in de rechtspraak, kan ook variëren, zo weten we sinds het proces Wilders. Het debat over het begrippenpaar vertrouwen en toezicht weerspiegelt eenzelfde beweging. Is sprake van een ‘contradictio in terminis’? Of van een ‘noodzakelijk kwaad’? En is toezicht dan ‘gestold wantrouwen’? Duidelijk is dat wanneer een toezichthouder te goed van vertrouwen is, hij zelf de kans loopt mikpunt van kritiek en van een vertrouwenscrisis te worden. Daarom roept systeemtoezicht bij velen ook zoveel terughoudendheid, om niet te zeggen scepsis op. Toch is het naïef te denken dat normnaleving per definitie beter is gegarandeerd zonder dat met gebruikmaking van certificering en kwaliteitszorgsystemen verantwoordelijkheden deels ook op private partijen drukken. De capaciteit van toezichthouders is immers altijd beperkt en
zij moeten onvermijdelijk keuzes maken. En zeker op terreinen waar de technische complexiteit groot is en de vereiste deskundigheid schaars en kostbaar, moeten toezichthouders ook hun eigen beperkingen kennen. Dat is niet erg, want juist dan kan het toezicht vanuit een heldere positie, zonder mystificaties, vorm worden gegeven.”
Annemiek Tubbing, Tubbing Milieu-advies ,,Ik kan deze stelling onderschrijven, ervan uitgaande dat het vertrouwen niet berust op de ‘blauwe ogen’ van de ondertoezichtgestelde. Het Ministerie van Financiën heeft in 2009 en 2010 twee boekjes uitgegeven onder de titel ‘Vertrouwen geven en in control zijn?’ Aan de hand van 9 kritische succesfactoren wordt een vertrouwensprofiel van de ondertoezichtgestelde opgesteld en bij ieder profiel hoort een bepaalde aanpak van het toezicht. Ik kan de boekjes van harte aanbevelen (bestellen: r.o.vos@ minfin.nl). Er wordt veel gepubliceerd en gediscussieerd over het nut van systeemtoezicht en privaatrechtelijke instrumenten. Er
tellin zijn toezichthouders die erin geloven en zij die er niet in geloven. De laatste groep geeft voorbeelden van gevallen, waarbij gecertificeerde marktpartijen toch de fout in gaan. Tekst: Casper Ferwerda Certificering zou tot schijnzekerheid leiden. Maar datzelfde doen regels en controle! Aan certificering liggen kwaliteitsborgende regels ten grondslag: het zijn best practices opgeschreven door uitvoerende marktpartijen. In mijn ogen een prima aanvulling op publiekrechtelijke regelgeving. Maar als toezichthouder moet je niet proberen om ook op deze regels toezicht te houden. Dat moet de branche zelf doen door middel van certificerende instellingen; anders krijg je stapeling van toezicht en dan schiet de branche er niets mee op. Integendeel: het leidt tot irritatie. Tel als publiekrechtelijk toezichthouder je zegeningen en wees blij met zelfregulerende initiatieven. Besteed er minder toezichtscapaciteit aan en gebruik In Amsterdam liggen ongeveer 2800 woonschepen. vallen vormen van die capaciteitTweeduizend voor ernstiger ondernaleving. de verantwoordelijkheid van niet Als een gecertificeerd bedrijf Waternet, RWS kijkt toe op de ernstig de mist ingaat, treedt kordaat en achthonderd anderen. streng op en geef daar publiciteit aan: daarmee is de rest van de branche gewaarschuwd en staat men weer op scherp. Vaar Foto: gemeente Groningen niet blind op vertrouwen, maar doe er wel je voordeel mee en voorkom dat bij ieder
incident het systeem weer in twijfel wordt getrokken. Kortom, heb vertrouwen in jezelf!’’
Colette Alma, directeur VNCI ,,Systeemtoezicht, certificering en convenanten zijn drie heel verschillende dingen. Systeemtoezicht door de toezichthouder kan alleen werken als het bedrijf zelf een management systeem heeft om de desbetreffende risico’s te beheersen. Toezicht betekent dan beoordelen of het systeem effectief is en geen gaten heeft, en of het consequent wordt uitgevoerd. Bij certificatie vraagt een bedrijf aan een onafhankelijke derde om zijn management systeem te beoordelen. Toezicht betekent dan de resultaten van die beoordeling evalueren en eventueel ook de gecertificeerde aanspreken als er in het proces fouten zijn geslopen. In geval van een convenant neemt het bedrijf een bovenwettelijke verplichting op zich in ruil voor een tegenprestatie van de overheid. De uitvoering hiervan kan het bedrijf borgen in een management systeem. De drie begrippen hebben gemeen dat het bedrijf
HandHaving 2011 #4
zelf een extra inspanning levert. Als de toezichthouder die inspanning niet vertrouwt en deze op zijn eigen manier gaat dupliceren, opereert hij op een manier die haaks staat op de aanpak die het bedrijf heeft gekozen en is er van extra slagkracht geen sprake. Als de toezichthouder daarentegen de eigen inspanning van het bedrijf kan vertalen naar de toezichtcriteria, en daarop kan vertrouwen, dan bouwt hij voort op de bedrijfspraktijk en is zijn bijdrage complementair; daar heeft zowel overheid als bedrijf baat bij. De slagkracht neemt nog toe als de toezichthouder ook in positieve zin communiceert over bedrijven die dit goed doen, zodat die een inspiratiebron voor anderen worden.”
37
Handhavingevaluaties van gemeenten kunnen beter De kwaliteit van de handhavingevaluaties milieu van gemeenten kan volgens de Stichting Overheid en Kwaliteit (StOK) omhoog. De stichting toetste 66 jaarverslagen aan een eigen opgesteld toetsingskader. Gemeenten zouden volgens StOK beter sturing geven aan handhaving als ze dit toetsingskader als uitgangspunt zouden nemen. De provincie Groningen is vrij actief in het toezicht op de jaarverslagen van haar gemeenten. Tekst: Ellen Schat
Foto links: Een jaarverslag zou een hulpmiddel moeten zijn voor continue verbetering. Foto rechts: Pieta Walma van de provincie Groningen houdt toezicht op de gemeentelijke handhavingsverslagen. Foto’s: Richard van der Woude
Een wettelijk toetsingskader voor de handhavingsjaarverslagen staat in het Besluit kwaliteitseisen handhaving milieubeheer. In de artikelen 5, 6 en 7 zijn de volgende criteria opgenomen. 1. Aantal uitgevoerde controles; 2. Aantal geconstateerde overtredingen; 3. Aantal handhavingsbeschikkingen; 4. Aantal klachten; 5. Indicatoren bij al de eigen doelstellingen; 6. Weergave van afwijkingen tussen planning en uitvoering; 7. Oorzaken van deze afwijkingen; 8. Evaluatie van de resultaten die resulteert in conclusies en aanbevelingen voor verbetering; 9. Een specifieke paragraaf over toezicht op de eigen inrichtingen (art 21.1-3 Wm). In het Besluit omgevingsrecht staat iets soortgelijks. De provincies hebben een rol als toezichthouder en de provincie Groningen toetst de jaarverslagen op
38
bovengenoemde criteria. De provincie Groningen kijkt vrij scherp naar de jaarverslagen. ,,We willen dat de gemeenten zelf inzien hoe hun beleidscyclus ervoor staat en - zo nodig - het beleid bijstellen”, aldus Pieta Walma van de provincie Groningen, die toezicht houdt op de gemeentelijke handhavingsverslagen. De provincie legt druk op de gemeenten om de jaarverslagen op tijd aan te leveren, dreigt met een aanwijzing als dit niet gebeurt, bevraagt de gemeenten kritisch en laat de rapporten eventueel aanvullen. Op mooie presentatie van het jaarverslag wordt niet gelet. ,,Het mag van mij op een aantal A4-tjes staan, als alles er maar in staat”, aldus Walma. ,,Ook doen we op twee manieren aan benchmarking. Als we een jaarverslag beoordelen, sturen we de gemeente een brief met de bevindingen. In de bijlage nemen we een overzicht op met inspanningen van de gemeente van de afgelopen jaren. Dit overzicht stellen we op aan de hand van gegevens uit jaarverslagen van de betreffende gemeente. Het betreft een overzicht van reguliere controles ten opzichte van het aantal bedrijven en de hercontroles ten opzichte van de uitgevoerde reguliere controles. Bij opvallende afwijkingen verzoeken we de gemeente om een verklaring. In ons eigen jaarverslag interbestuurlijk toezicht milieuwethandhaving relateren we de gemeenten aan elkaar, ook wat betreft reguliere controles ten
Het toetsingskader van StOK Toetsingskader HH evaluatierapportages Volledigheid Klachtenbehandeling Resultaat
opzichte van het aantal bedrijven en de hercontroles ten opzichte van de uitgevoerde reguliere controles. Bij hercontroles zie je bijvoorbeeld dat in een gemeente op minder dan 10 % van de controles een hercontrole volgt. In een andere gemeente volgt in meer dan 50 procent van de controles een hercontrole. ,,Uit die gegevens zijn geen harde conclusies te trekken, maar het kan mogelijk wel iets zeggen over naleefgedrag. Wij stippen dat aan, maar de gemeenten zelf zijn verantwoordelijk voor het beleid dat ze kiezen.” Wel vindt zij dat de kwaliteit soms te wensen over laat. StOK
De Stichting Overheid en Kwaliteit (StOK) vindt dat ook. De stichting hoopt dat gemeenten bewuster worden hoe ze met verslagen en handhavingsresultaten omgaan. StOK, een initiatief van een aantal betrokken burgers met sporen in het werkveld duurzaamheid en milieu benaderde daarom in een onderzoek honderd gemeenten en kreeg van 66 een rapportage. ,,We vermoedden toen we aan het onderzoek begonnen dat handhavingsverslagen van gemeenten veelal instrumenteel worden gebruikt. Een verslag om het verslag, zeg ik even chargerend”, aldus Armand Dohmen, voorzitter van StOK. ,,Terwijl het verslag een hulpmiddel zou moeten zijn voor continue verbetering.” De vrees die de stichting had, bleek waarheid. ,,Het hoogste cijfer dat we gaven was een 7,3 en er waren veel vijven, vieren, drieën en lager”, aldus Dohmen. De cijfers zijn gebaseerd op het toetsingskader dat StOK zelf opstelde. Toetsingskader StOK
Aan het toetsingskader van StOK ligt een aantal
Weergave van: - Doelstellingen in termen van te bereiken effecten (N.B. het doen van x controles is geen doel, maar een maatregel) - Plannen cq geplande activiteiten /maatregelen - Gerealiseerde activiteiten - Getalsmatige onderbouwing (achtergrondgegevens) - Bij regio: specifieke toewijzing naar bevoegd gezag - Verklaring voor afwijkingen (1e graad of 2e graads diepgang) - Weergave aantal beschikkingen - Weergave aard beschikkingen - Mate van inning dwangsommen Vermelding van: - Aantal én aard klachten - Gemiddelde snelheid van afhandeling - Reflectie op klachtenpatroon - Gebruik piketregeling Vermelding van: - Score in naleefgedrag - Tendens in naleefgedrag - Snelheid in het bereiken van naleving - De mate van score op hh-beschikkingen bij RvS
Score op de overige doelstellingen Analyse Bevat het een nadere beschouwing over de implicaties van de resultaten voor een volgend plan cq het beleid (risico’s, prioriteiten etc) Verzorging - Structuur - Leesbaarheid - Opmaak
principes ten grondslag. ,,Handhaving is geen doel op zich, maar een middel om naleving van regels te bevorderen en een maatschappelijk effect te bereiken.” Ook transparantie in de resultaten is volgens Dohmen van belang, net als toepassing van het zogenaamde ‘finale denken’. Dat houdt in dat doelen geformuleerd worden, bepaald wordt welke middelen nodig zijn om die doelen te bereiken, in combinatie met controle of de voortgang naar wens is. ,,Verder draagt een goede verzorging van het rapport ertoe bij dat bestuurders het beter lezen en daarmee indirect dus ook aan continue verbetering.” Een ander achterliggend principe is dat het leveren van kwaliteit bij wettelijke taken meer betekent dan alleen juridische kwaliteit. ,,Niet alleen de mate van naleving en aanpak van klachten, maar ook de aandacht voor snelheid van bereiken van naleving of wegnemen van klachten is een kenmerk van hoge kwaliteit. De gemeente Utrecht blonk op dat laatste punt uit en zette de resultaten uitgebreid in grafieken. Ook Breda scoorde hoog. Veel gemeenten stellen geen doelen of kunnen het naleefgedrag niet rapporteren.” Het toetsingskader zou primair door gemeenten gehanteerd kunnen worden, vindt Dohmen. ,,Zij zijn primair verantwoordelijk. Maar ook provincies zouden het kunnen gebruiken als toetsingsinstrument.” Gemeenteraden, die de jaarverslagen moeten vaststellen, zijn blijkbaar niet allemaal zo kritisch, concludeert Dohmen. ,,Er is een rapport gemaakt en daarmee voldoe je aan de wet. De raadsleden hebben vaak ook niet genoeg kennis.”
HandHaving 2011 #4
39
Nadere inlichtingen: • Armand Dohmen, Stichting Overheid en Kwaliteit (StOK),
[email protected] •
ieta Walma, P provincie Groningen, p.walma@ provinciegroningen.nl
Het is een sport om slimmer te zijn dan de overtreder Robert Los is sinds 2008 tactisch analist bij de Inlichtingen- en Opsporingsdienst (IOD) van de VROM-Inspectie (VI). Hij koppelt uiteenlopende databestanden aan elkaar en komt zo tot fraude-indicatoren. Daarmee wordt duidelijk bij welke bedrijven er een hoog risico op overtredingen bestaat. Bijvoorbeeld overtredingen op het gebied van asbest, bodem, afvaltransport en fraude door woningcorporaties. Tekst en foto’s: Casper Ferwerda
Robert Los: ,,Don McDowell uit Australië is degene die me op het spoor van mijn methodiek heeft gezet. Hij was jarenlang onderzoeker en geeft nu wereldwijd cursussen over een analysemethodiek.”
,,Ik ben toevallig in deze wereld terecht gekomen’’, zo vertelt Robert Los. ,,Ik was gestopt met mijn studie milieukunde en ging aan de slag bij de politie Haaglanden. Het korps had een achterstand in het verwerken van processen-verbaal. Later ben ik informatie-analist bij de politie in Scheveningen geworden waar ik voor elke ochtend- en de middagdienst vertelde waar de agenten op moesten letten.’’ Scheveningen kende destijds veel diefstallen uit auto’s. Los ontdekte dat ze meestal plaatsvonden in parkeergarages en na zonsondergang. ,,Je kunt de agenten dankzij die informatie beter aansturen. Tijdens mijn werk bij de politie heb ik onder meer milieu- en natuurwetenschappen gestudeerd aan de Open Universiteit. Bij een vak als chemie heb je veel onderzoeksmethodiek. Weliswaar gaat het om andere methoden dan waar
40
ik nu mee bezig ben, maar je leert wel op een bepaalde manier kijken naar data.’’ Na de politie ging Los naar de Sociale Inlichtingen- en Opsporingsdienst (SIOD) van het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid(SZW). ,,Ik was specialist analyse en deed ongeveer hetzelfde werk als nu, maar dan op het gebied van sociale fraude. Ik maakte daarvoor gebruik van de databestanden van de Belastingdienst, het UWV, de sociale verzekeringsbank, de Arbeidsinspectie en gemeenten. In specifieke sectoren onderzocht ik de sociale fraude, zoals in de horeca. Of ik keek naar een geografisch gebied. Bijvoorbeeld om erachter te komen wie onrechtmatig gebruik maakt van gemeentelijke uitkeringen.” Waren de verschillen groot bij de SIOD en de VROM-IOD? ,,Het koppelen van persoonsgegevens bij de SIOD is eenvoudiger. Neem het opsporen van het onrechtmatig gebruik van uitkeringen. In de Gemeentelijke Basis Administratie (GBA) staan allerhande persoonsgegevens, zoals het burgerservicenummer (BSN). Dat koppel ik aan de databases van het UWV en het waterbedrijf. Iemand met een uitkering kan bij de GBA opgeven dat hij op een bepaald adres verblijft, maar gezien het geringe waterverbruik is het duidelijk
dat hij daar niet kan wonen. Zo ontdek je een grote kans op fraude. Bij de VROM-IOD kijk ik meer naar bedrijven. Deze gegevens zijn lastiger te koppelen of het kost gewoon meer tijd. Een simpel voorbeeld: in een database kan ‘Philips’ als bedrijfsnaam staan, maar in anderen staat er Philips NV of Philips N.V. De databases zien het als drie verschillende bedrijven. Dat moet je er als analist uit destilleren, bijvoorbeeld door de postcode en huisnummer in bestanden aan elkaar te koppelen.” Waar draait het om bij de onderzoeksmethode? ,,De kern is dat je niet meteen gaat kijken naar welke bronnen je hebt. Dat doen analisten al gauw. Ik begin met het beschrijven van wat er aan de hand is. Daar maak ik hypothesen bij en stel fraude-indicatoren op. Pas daarna bepaal ik welke bronnen ik nodig heb. Doordat je de analyse vanaf het onderwerp opbouwt, kom je tot een betere clustering van indicatoren. Soms heb je voor het aantonen van bepaalde fraude ook heel andere informatiebronnen nodig dan je aanvankelijk denkt.” Hoe werkt dit in de praktijk? ,,Laat ik overtredingen van het Europese Verordening Overbrenging Afvalstoffen (EVOA) als voorbeeld nemen. Na het bepalen van onderzoekshypothesen stel ik de indicatoren voor fraude vast. Die komen naar voren door experts te interviewen. Bij de EVOA zijn dat onder meer de politie, de douane, de zeehavenpolitie, de VROM-IOD en Greenpeace. Ik vraag ze waar het risico van illegale afvalexport ligt. Deze interviews kunnen afzonderlijk of gezamenlijk zijn. Een expertsessie duurt ongeveer een dagdeel. Ik schrijf op wat er gezegd wordt, maak een samenvatting en stuur die naar de experts. Na hun reacties ga ik alle indicatoren clusteren en stel vast bij welke bronnen ik de informatie kan vinden. Dit komt in een invulschema (matrix). Dan zie je bijvoorbeeld dat een onderneming twee opeenvolgende jaren een ongeveer gelijke omzet heeft, maar het ene jaar tien transporten en het andere jaar honderd. Het zou kunnen zijn dat hij transporten buiten de systemen om heeft gedaan in het ene jaar. Of wellicht heeft hij gesjoemeld met belastingen.” Waarom niet eerst naar de informatiebronnen te kijken? ,,Door deze methode kom je er bijvoorbeeld sneller achter dat iemand kan frauderen op basis van classificatie. Zo heb je groene en oranje afvalstoffen. Groene zijn minder gevaarlijk. Wanneer afval als groen wordt opgegeven, terwijl het gaat om een oranje stof, is er sprake van fraude. Een ander voorbeeld: bij oranje stoffen heb je een vergunning nodig. Een bedrijf dat hierover beschikt, kan
aangeven dat hij in een half jaar totaal 60.000 ton afval gaat vervoeren naar China. Je zou dan verwachten dat de transporten ongeveer gelijk verdeeld zijn. Maar als je ziet dat er in de eerste vijf maanden slechts drie transporten zijn en in de laatste maand dertig, dan is dat opvallend. Het kan betekenen dat het bedrijf de containers niet vol krijgt en een ander bedrijf op zijn vergunning laat mee-exporteren in de laatste maand. Daarbij kan het om zeer gevaarlijk afval gaan. Dergelijke fraude kom je minder snel op het spoor als je begint bij de informatiebron en dan pas indicatoren gaat vaststellen”. Zelf bedacht of goed gepikt? ,,Don McDowell uit Australië is degene die me op het spoor van mijn methodiek heeft gezet. Hij was jarenlang onderzoeker en geeft nu wereldwijd cursussen over een analysemethodiek. Onder andere The Royal Canadian Mounted Police gebruikt zijn aanpak. In Nederland is hij verbonden aan de Politie Academie. Toen ik bij de SIOD werkte, besloot ik om zijn methode toe te passen.” Waar heeft u recent onderzocht? ,,Ik heb onder meer gekeken naar fraude door woningcorporaties, bodembedrijven en afvalbedrijven. De hypothesen die we daar hebben beantwoord, geven een meerwaarde voor zowel toezicht als opsporing. Wel leent het ene onderwerp zich beter voor deze vorm van analyseren dan het andere. Zo merkte ik dat de woningcorporatie-analyse erg goed te gebruiken is. Van de onderzoeken die het afgelopen jaar zijn gestart, is een groot deel naar voren gekomen als ‘onderzoekswaardig’ vanuit mijn analyse. Ook de analyse van EVOA is goed te gebruiken door zowel toezicht als opsporing, hoewel daar veel meer leerpunten naar voren kwamen. Vandaar dat we momenteel bezig zijn met een update. Bodem daarentegen, is wat lastiger te gebruiken. Het blijkt dat het lastig te voorspellen is waar de fraude plaatsvindt. Als een onderneming scoort op één indicator, start je meestal nog geen onderzoek; er moet op meerdere worden gescoord. Het hangt ook van de indicatoren zelf af. Sommigen zijn meer voorspellend dan de ander en wegen zwaarder. Of juist de score op een combinatie van indicatoren weegt zwaar.” Wat gebeurde er met uw analyses? ,,Bij de EVOA-analyse zijn tien ondernemingen gekozen om een onderzoek in te stellen. Naar ik begreep zijn bij alle tien deze ondernemingen onregelmatigheden aangetroffen. De analyse van de fraude door woningcorporaties is onder meer naar de
HandHaving 2011 #4
41
Tweede Kamer gestuurd. Er zijn echter geen toezichtacties of opsporingsacties gestart. Er werd op dat moment een meldpunt ingericht. Ze hebben toen meer de meldingen gevolgd en hebben mijn analyse niet gebruikt. Zoals eerder aangegeven overlapte een groot deel van de meldingen de uitkomsten van mijn analyse. Negen maanden nadat mijn analyse klaar was, werd een bestuurder van een woningcorporatie ontslagen vanwege fraude. Hij stond bij mij op nummer één. Mijn analyse deugt dus blijkbaar wel.” Waar bent u nu mee bezig? ,,Momenteel actualiseer ik de EVOA-analyse, die sinds januari vorig jaar wordt gebruikt. Dit doe ik samen met de directie Strategie en Beleid van de VI. Een aantal indicatoren is nog niet specifiek genoeg. De nieuwe analyse moet in oktober klaar zijn. Daarna kan toezicht en opsporing ermee aan de slag. De VI heeft ervoor gekozen om op elk onderwerp, zoals bodem, bunkerolie en woningcorporatie, een aparte analist te zetten. Ze moeten zich dus de methodiek eigen maken. Op dit moment ben ik de enige die ermee aan de slag kan. Ik begeleid de analisten bij alle stappen. Dat doe ik nu met de analist voor EVOA. Vanaf augustus ga ik met de analist ‘asbest’ aan de slag. Daarna volgen de andere onderwerpen die de VI wil aanpakken.”
Nadere inlichtingen: • Robert Los 06 14055336 robert.los@minvrom
Is het een goede stap om analisten aan onderwerpen te koppelen? ,,Ik vind dat analisten op verschillende terreinen actief moeten zijn. Een analist hoeft niet alles van het onderwerp af te weten, als je maar weet hoe je moet analyseren. Dan kun je elk onderwerp onderzoeken.
42
Door de gesprekken met experts kom je wel aan de noodzakelijke kennis. De analisten van de directie Strategie en Beleid worden volgend jaar in programma’s van de directie Uitvoering geplaatst. Hij of zij wordt dan bijvoorbeeld een pure EVOA-analist. Het voordeel daarvan is dat er voldoende analysecapaciteit is per onderwerp.” Wat houdt een tactisch analist gemotiveerd? ,,Het is dynamisch; elk onderwerp is anders. Ik vind het ook een sport om slimmer te zijn dan de overtreder. Voor de overtreder is het de uitdaging om de overheid te slim af te zijn; ik wil nog slimmer dan de fraudeur zijn. De indicatoren moeten daarom niet openbaar worden. Als een fraudeur weet waar we naar kijken, gaat hij er rekening mee houden. Er kan volgens mij nog een behoorlijk slag worden geslagen met risicoanalyse. De overheid gaat nu vooral op meldingen af. Het optreden door risico-inschatting gebeurt nog te weinig. Verder is het zaak om als analist niet star te zijn. Soms is er volgens de wet sprake van een overtreding, maar hoe relevant is die? Kabelbedrijven zijn bijvoorbeeld verplicht te melden dat hij een bodemsanering wil doen. Vaak gebeurt het niet omdat ze niet weten dat het verplicht is. Ze saneren bovendien ook niet echt; er wordt een kabel in een gegraven gat gelegd en ze doen de grond weer terug. Maar omdat er grond wordt verplaatst, noemen wij het een sanering. In die gevallen moet je mijn inziens geen zware inspectiemiddelen op inzetten maar beter voorlichten.”
Voor een duurzame toekomst
Natuur & Milieu is dé milieuorganisatie die zich hard maakt voor een duurzame toekomst. Uw huis voorzien van stroom van windmolens, een elektrische auto voor de deur en gezond voedsel in uw koelkast. Doe mee, word nu donateur en ontvang tijdelijk de prachtige DVD-box ‘Human Planet’ over de relatie tussen mens en natuur.
www.natuurenmilieu.nl @natuurenmilieu
Taal Taaltoezichthouder Joost Swanborn let op de taal van de handhaver, vergunningverlener en beleidsmaker. Dit keer: missies.
Taal toezicht
In navolging van het bedrijfsleven formuleren overheden ‘missies’. In plechtige mission statements worden hogere doelstellingen en motto’s vastgelegd. Vaak in combinatie met een ‘visie’, ‘strategie’, ‘kernwaarden’ en ‘ambitieniveaus’. Hoe zinvol is dat?
Een missie staat sjiek op websites en in jaarverslagen, maar moet vooral de betrokkenheid vergroten – van zowel medewerkers als ‘klanten’. Het woord roept verschillende associaties op: oorspronkelijk met de kerkelijke zending, maar tegenwoordig ook met militaire operaties: heel concrete missies. De meeste overheidsmissies zijn echter vooral vaag: ‘iets waar we hard aan zullen trekken om het te worden, iets dat ons dient als een soort kompas’, aldus de gemeente Heemskerk. Het lijkt een doel, maar dan van het soort dat niet echt hoeft te worden bereikt.
Ronkende clichés Veel van die missies bevatten in ronkende taal gepresenteerde gemeenplaatsen. ‘De Gemeente Bussum is een gemeente met een aantoonbare maatschappelijke werking die een hoogwaardige kwaliteit van dienstverlening levert’. Schijndel: ‘Samen met onze partners werken wij aan een prettige woon-, werk- en leefomgeving.’ ‘Doetinchem wil vraaggericht werken. Ook wil de gemeente stuurbaar zijn.’ Gouda: ‘Samen gaan we voor resultaat in onze stad!’ ‘Scherpenzeel is een mooi dorp met een gemeentelijke organisatie, die dichtbij en toegankelijk is.’ ‘Samen klantgericht succesvol ondernemen’ (Gorinchem).
Ook behoefte aan een kritische blik op uw teksten? Mail ze naar
[email protected] onder vermelding van ‘Taaltoezicht’. Per post mag ook: Redactie HandHaving, t.a.v. I. Spijkers, postbus 2649, 8901 AC Leeuwarden.
Tekst: Joost Swanborn
Er is meestal geen valse bescheidenheid over de eigen kwaliteiten. ‘De gemeente Steenwijkerland is een ambitieuze organisatie die meedenkt, transparant werkt, betrouwbaar en flexibel is en waar wij trots op zijn’. ‘De gemeente Zwolle is een professionele, betrouwbare en ambitieuze overheid.’ Culemborg: ‘Wij werken deskundig en met verantwoordelijkheidsgevoel voor bestuur en samenleving.’ En de Rijksoverheid werkt ‘met hart voor de publieke zaak, integer en met kennis van zaken’.
Zou het niet getuigen van een aangename realiteitszin om te schrijven dat je dit alles graag wilt – en anderen te laten bepalen of dat lukt? Ambtelijke vaagheid Veel missies zijn uiterst raadselachtig, of ze nu formeel of populair zijn geformuleerd: ‘De gemeente Wierden is een zelfstandige overheidsorganisatie’ die ‘een hoogwaardig pakket diensten en producten levert’, ‘binnen de gestelde wettelijke en politieke kaders.’ Sommige missies zijn zo op zichzelf gericht dat het lijkt of ze uit een identiteitscrisis voortkomen: ‘De gemeente Schijndel is een lerende organisatie’, en die ‘daagt je uit om jezelf als lerende medewerker op te stellen.’ Ook als de nadruk - slimmer natuurlijk - op de burgers wordt gelegd, blijft het vaak bij vrijblijvende wensbeelden: ‘De dynamische stad en het te koesteren landelijk gebied versterken elkaar en bieden inwoners de benodigde voorzieningen’ (Zevenaar). ‘In Amsterdam is het nu en in de toekomst goed wonen en werken’. Rotterdam ‘werkt aan een
stad die durft!’ en wil ‘resultaat boeken met alles wat we ondernemen.’ Maar wat is een stad die durft? En wát durft die dan precies? En wie wil er eigenlijk geen resultaat boeken? Lange lappen Een effectieve missie is een aansprekende oneliner die ook nog inhoud heeft. Voor overheden, met hun vele taken en rollen, is dat eigenlijk onmogelijk. Zo heeft Gorinchem maar liefst 800 woorden nodig. Dat komt omdat zij alledaagse begrippen wil definiëren: ‘”samen” geeft aan dat de organisatie (of de onderdelen daarvan) niet op zichzelf staat, noch wil staan, maar samen met anderen wil opereren ten gunste van de stad.’ Vermoedt de gemeente dat lezers het woord ‘samen’ niet kennen? En Amsterdam gebruikt zo’n 160 woorden om uiteindelijk uit te komen bij: ‘We willen dat Amsterdam dynamisch Amsterdam blijft.’ Maar wat dát nu precies betekent...? Zulke ‘missies’ wekken eerder irritatie op dan betrokkenheid. We willen allemaal een goede kwaliteit van leven. Maar dat is zó vanzelfsprekend dat je het niet hoeft op te schrijven. Een bakker schrijft ook niet dat hij ‘samen met zijn partners op transparante wijze een betrouwbaar pakket graanproducten wil bieden’. Noem doelen dus gewoon doelen, zorgt dat je die haalt en spreek duidelijke taal. Dan hoef je geen tijd te besteden aan missies en doe je jezelf niet tekort met gekunstelde formuleringen zonder onderscheidend vermogen. Test: Vraag tien collega’s om uit hun hoofd hun core business te formuleren, in maximaal twintig woorden. Grote kans dat er geen twee dezelfde beschrijvingen uitkomen!