Internationale veiligheidsrichtlijnen voor binnentankschepen en terminals
Hoofdstuk 12 Vervoer en opslag van gevaarlijke stoffen
Hoofdstuk 12
VERVOER EN OPSLAG VAN GEVAARLIJKE STOFFEN Dit hoofdstuk biedt een leidraad voor vervoer en opslag van gevaarlijke stoffen aan boord van tankers ter bevoorrading van het schip, lading van monsters of materiaal opgeborgen aan dek. ISGINTT biedt geen leidraad voor de vele gevaarlijke chemische ladingen die van tijd tot tijd worden verscheept. Algemene leidraad over de eigenschappen van zulk materiaal kan worden verkregen via de (inter)nationale technische publicaties, die ook informatie verstrekken over behandeling en opslag. Gevarenkaarten (MSDS) over specifieke chemicaliën kunnen via de afzender worden verkregen. Specifieke informatie kan ook worden gevonden op de verpakking van de materialen.
12.1
Vloeibaar gemaakte gassen Naast de algemene voorzorgsmaatregelen voor de omgang met verpakte petroleum en andere ontvlambare vloeistoffen in colli volgens paragraaf 12.5 hieronder, moeten de volgende beveiligingsmaatregelen in acht worden genomen voor de omgang met verpakte ladingen van vloeibaar gemaakt gas:
Onder druk staande reservoirs moeten overeenkomstig beschermd zijn tegen fysieke beschadiging door andere ladingen, voorraden of uitrustingen.
Onder druk staande reservoirs mogen niet worden belast met hier bovenop geplaatste andere zware goederen en ander materiaal.
Onder druk staande reservoirs moeten zo worden opgeslagen, dat de veiligheidsinrichting contact kan maken met de dampruimte binnen in het reservoir.
Afsluiters moeten worden beschermd tegen elke vorm van fysieke schade met een geschikte aangebrachte beschermkap op elk moment wanneer de cilinder niet in gebruik is.
Cilinders die onder dek worden opgeborgen moeten in compartimenten of reservoirs die geventileerd kunnen worden en moeten uit de buurt van accommodatieruimten en werkplekken en alle bronnen van warmte worden gehouden.
Zuurstofcilinders moeten uit de buurt van ontvlambare gascilinders worden bewaard.
Temperaturen moet laag blijven opslagtemperaturen mogen niet boven 50 ºC stijgen. Opslagtemperaturen moeten continu worden gecontroleerd en wanneer deze dit niveau bereiken moeten de opslagruimten worden geventileerd.
Editie 1 - 2010
© CCR/OCIMF 2010
Pagina 221
Internationale veiligheidsrichtlijnen voor binnentankschepen en terminals
12.2
Tankeropslag
12.2.1
Algemeen
Hoofdstuk 12 Vervoer en opslag van gevaarlijke stoffen
Alle chemische of gevaarlijke materialen die worden opgeslagen aan boord van een tanker moeten een gevarenkaart (MSDS) hebben. Items aan boord waarvoor geen MSDS beschikbaar is, moeten afzonderlijk volgens de aanwijzingen op de houder of verpakking worden opgeslagen. Er mag geen gebruik gemaakt worden totdat voldoende informatie aanwezig is. Houders en verpakkingen moeten gesloten worden opgeslagen en de opslagplaats moet schoon en ordelijk zijn.
12.2.2
Verf Verf, verdunner en bijbehorende reinigers en verharders moeten in opslagplaatsen volgens de toepassing zijnde wetgeving worden opgeslagen.
12.2.3
Chemicaliën Alle chemicaliën moeten worden opgeborgen in een daarvoor bestemde en geschikte opslaglocatie. Zorg ervoor dat onverenigbare chemicaliën afzonderlijk worden opgeslagen. Elke MSDS van het product over behandeling, eerste hulp en brandbestrijdingsmiddelen voor elke chemische stof moet direct beschikbaar zijn.
12.2.4
Reinigingsvloeistoffen De voorkeur gaat uit naar reinigingsmiddelen die niet-giftig en niet brandbaar zijn. Als brandbare vloeistoffen worden gebruikt moeten zij een hoog vlampunt hebben. Zeer vluchtige vloeistoffen, zoals benzine of nafta, mogen nooit worden gebruikt in machinekamers, ketelruimen. Ontvlambare reinigingsvloeistoffen moeten in gesloten, onbreekbare, juist gemarkeerde containers worden opgeslagen en moeten in een geschikt compartiment worden bewaard wanneer deze niet worden gebruikt. Reinigingsvloeistoffen mogen alleen worden gebruikt op plaatsen waar voldoende ventilatie is, overeenkomstig de vluchtigheid van de vloeistoffen die wordt gebruikt. Al deze vloeistoffen moeten worden opgeborgen en gebruikt in overeenstemming met de instructies van de fabrikant. Direct huidcontact met of vervuiling van de kleding door reinigingsvloeistoffen moet worden vermeden.
12.2.5
Opslag van reserveonderdelen Reserveonderdelen zijn normaliter niet gevaarlijk. Er zijn echter gevallen geweest waar grote vastgesjorde reserveonderdelen aan dek losbraken en vervolgens het vaartuig beschadigden en risico voor verwonding van personeel waren. Neem het volgende in acht wanneer reserveonderdelen worden opgeborgen:
Het moet de veilige toegang en gebruik van alle veiligheidsuitrustingen mogelijk maken.
Het mag geen belemmering bij het aanmeren en andere werkzaamheden veroorzaken.
Het moet veilig vastgesjord zijn, overeenkomstig de verwachte weersomstandigheden tijdens de reis.
Editie 1 - 2010
© CCR/OCIMF 2010
Pagina 222
Internationale veiligheidsrichtlijnen voor binnentankschepen en terminals
12.3
Hoofdstuk 12 Vervoer en opslag van gevaarlijke stoffen
Lading- en bunkermonsters Wanneer monsters aan boord worden opgeborgen moeten deze veilig in houders, die externe toegang tot de bemanningsverblijven hebben, worden gezekerd. Reservoirs moeten voldoen aan de overeenkomstige verpakkingsinstructies en moeten op een specifieke locatie in de opslagruimte aan boord worden geplaatst, zodat deze onder normale vervoersomstandigheden niet kunnen breken of beschadigd worden of lek raken. Breekbare reservoirs moeten overeenkomstig beveiligd zijn. Het aantal monsters aan boord moet zorgvuldig worden beheerd en wanneer deze niet langer worden gebruikt overeenkomstig afgevoerd. Het bedrijf moet een beleid hebben over de verwijdering van de monsters; het doel is een zo kort mogelijke bewaringstermijn, nadat de desbetreffende lading is gelost. Tenzij het bedrijf anders adviseert, wordt aanbevolen de monsters terug te geven na een periode van drie maanden, nadat de lading is gelost.
12.4
Andere materialen
12.4.1
Zaagsel, olieabsorberende granulaten en doeken Het wordt afgeraden van het gebruik van zaagsel om kleine oliemorsingen aan boord te verwijderen. Zaagsel aan boord moet, indien niet gebruikt, droog en koel worden opgeslagen. Vochtig zaagsel is ontvankelijk voor zelfontbranding (zie paragraaf 4.9). Wanneer zaagsel werd gebruikt voor verwijdering van kleine oliemorsingen, moet dit zaagsel afzonderlijk in een gesloten houder op een veilige locatie, buiten de bemanningsverblijven en gevarenzones worden opgeslagen. Alle oliedoordrongen olieabsorberende granulaten of doeken moeten in geschikte houders aan boord, buiten de bemanningsverblijven en gevarenzones worden opgeslagen. Oliedoordrongen zaagsel en granulaat moeten zo snel mogelijk aan wal worden afgevoerd.
12.4.2
Afval De opslaglocaties voor afval moeten zorgvuldig worden gekozen, zodat het geen risico voor aangrenzende ruimten vormt. In het bijzonder moet aandacht aan ’gevaarlijk afval’ worden besteed, zoals batterijen, sensoren en Tl-buizen, zodat alleen compatibele materialen bij elkaar worden opgeslagen.
12.5
Verpakte lading
12.5.1
Aardolie en andere ontvlambare vloeistoffen Verpakte olieproducten worden normaliter verscheept in stalen vaten van ca. 200 liter. Producten die worden vervoerd op deze manier zijn benzine, kerosine, gasolie en smeerolie.
Editie 1 - 2010
© CCR/OCIMF 2010
Pagina 223
Internationale veiligheidsrichtlijnen voor binnentankschepen en terminals
Hoofdstuk 12 Vervoer en opslag van gevaarlijke stoffen
Naast de algemene veiligheidsmaatregelen voor de omgang van olieproducten in bulk, moeten de volgende procedures voor de omgang met verpakte olieproducten worden aangehouden. 12.5.1.1
Laden en lossen Olieproducten en andere ontvlambare vloeistoffen in colli mogen niet behandeld worden tijdens het laden van vluchtige producten in de bulk, tenzij hiervoor uitdrukkelijke toestemming van zowel de verantwoordelijke persoon en de terminalvertegenwoordiger is gegeven. Bij de omgang met stalen vaten, moet het laden van bulkgoederen vanwege het verhoogde risico van vonkvorming worden opgeschort.
12.5.1.2
Voorzorgsmaatregelen gedurende laden en lossen Een verantwoordelijke persoon moet toezicht houden op het laden of lossen van olieproducten en andere ontvlambare vloeistoffen in colli. De volgende voorzorgsmaatregelen moeten worden genomen: Stuwadoors moeten houden aan het rookverbod en andere veiligheidsvoorschriften. Wanneer geen permanente luikbeveiliging is aangebracht, moet tijdelijke beveiliging worden aangebracht om zodoende het risico voor vonkvorming door takels die aan luikhoofden, luikzijkanten of ladders stoten te voorkomen. Alle takels moeten een geschikte afmeting hebben om luikopeningen met voldoende speling te passeren. Er moeten vezeltouwen, ladingnetten of vatenhaken met staalkabels of kettingen voor losse vaten worden gebruikt. Goederen moeten bij voorkeur op pallets staan en worden gezekerd. Pallets moeten worden getransporteerd met pallethefinrichtingen met veiligheidsnetten. Indien goederen niet op pallets staan, moeten laadbakken of vezeltouwen worden gebruikt. Voor het gebruik van ladingnetten voor verpakte goederen wordt in het algemeen afgeraden, omdat deze kunnen leiden tot beschadiging van de verpakkingen. Losse gascilinders moeten getransporteerd worden met ladingnetten die over voldoende kleine mazen beschikken, zodat deze hier niet doorheen kunnen vallen. Cilinders mogen nooit aan het ventiel of beschermingskap worden getransporteerd. Cilinders mogen nooit aan boord worden gehesen met behulp van hefmagneten, kettingen, touwen of stroppen. Hiervoor moet een cilindertrolley of andere geschikte inrichting worden gebruikt om de cilinders, ook op korte afstand, te transporteren. Elk verpakking moet op lekkage en beschadiging worden gecontroleerd voordat deze worden opgeborgen, elke aanduiding op defect die vermoedelijk een veiligheidsrisico betekent moet worden geweigerd. Goederen moeten op stuwmateriaal aan dek of in de opslagruimte worden geplaatst.
Goederen mogen niet over het dek of de vloer van de opslagruimte worden gesleept en mogen niet vanzelf wegglijden of wegrollen.
Blikken en vaten moeten van doppen en afsluitpluggen aan de bovenkant worden voorzien en opgeslagen.
Wanneer de lading wordt gezekerd, moet elk laag worden gescheiden door stuwmateriaal. De maximale stapelhoogte van de goederen is afhankelijk van de eigenschap, afmeting en sterkte van de verpakking. Vraag producent of leverancier eventueel om advies. Voldoende geschikt stuwmateriaal moeten worden gebruikt om mogelijke schade tijdens de reis te voorkomen. Het lading moeten voldoende gezekerd zijn om mogelijke verplaatsingen tijdens de reis te voorkomen. In het donker moet voor voldoende licht aan de zijkanten en in de opslagruimte worden gezorgd.
Editie 1 - 2010
© CCR/OCIMF 2010
Pagina 224
Internationale veiligheidsrichtlijnen voor binnentankschepen en terminals
Hoofdstuk 12 Vervoer en opslag van gevaarlijke stoffen
Lege reservoirs, behalve wanneer gasvrij, moeten worden gezien als gevulde reservoirs.
Materialen die ontvankelijk zijn voor zelfontbranding mogen niet worden gebruikt als stuwmateriaal of in dezelfde ruimte als de pakketten worden opgeslagen. In het bijzonder wordt hiermee bedoeld brandbaar materiaal van schokwerende opvulmaterialen, zoals stro, houtkrullen, gebitumineerd papier, vilt en polyurethaan.
Na het laden of lossen en vóór het sluiten van de luiken, moet de opslagruimte worden gecontroleerd of alles in orde is.
12.5.2
N.v.t.
12.5.3
Toegang tot opslagruimtes Voordat opslagruimten worden betreden waarin olieproducten en/of ontvlambare vloeistoffen in colli opgeslagen zijn of was, moeten alle veiligheidsmaatregelen voor het binnentreden besloten ruimten worden uitgevoerd (zie hoofdstuk 10). Opslagruimten die moeten gedurende overslagwerkzaamheden worden geventileerd. Als de werkzaamheden worden onderbroken en de luiken gesloten, moet de atmosfeer opnieuw worden onderzocht voordat verder wordt gegaan met de werkzaamheden.
12.5.4
Draagbare elektrische apparatuur Het gebruik van draagbare elektrische apparatuur, ander dan goedgekeurde luchtgedreven lampen, moet worden verboden binnen opslagruimten of ruimten die verpakte aardolie of andere ontvlambare vloeistoffen, aan dek of in ruimten boven of in de buurt van zulke opslagruimten of ruimtes, tenzij de tanker voldoet aan de voorwaarden voor het gebruik van dergelijke apparatuur op tankers (zie paragraaf 4.3).
12.5.5
Brandblussystemen met verstikkende werking Wanneer met olieproducten of andere ontvlambare vloeistoffen in colli wordt gewerkt, moeten de regelkleppen van een blusgas systeem in de opslagruimten worden gesloten en voorzorgsmaatregelen worden genomen om onbevoegde of toevallige opening van deze kleppen te voorkomen. Na het laden en lossen en nadat de luiken zijn gezekerd, moet elk uitgeschakeld blusgas systeem weer worden ingeschakeld en bedrijfsgereed zijn.
12.5.6
Voorzorgsmaatregelen brandbestrijding Naast de beschreven voorzorgsmaatregelen in paragraaf 24.8, moeten twee droge chemische brandblussers, samen met brandslangen met sproeistraalstukken klaar staan gedurende de overslagwerkzaamheden.
12.5.7
Voordekruimten olieproducten of andere ontvlambare vloeistoffen in colli mogen niet op voordekruimten worden getransporteerd of andere ruimtes, tenzij deze speciaal zijn ontworpen en geclassificeerd voor dit doeleinde.
Editie 1 - 2010
© CCR/OCIMF 2010
Pagina 225
Internationale veiligheidsrichtlijnen voor binnentankschepen en terminals
12.5.8
Hoofdstuk 12 Vervoer en opslag van gevaarlijke stoffen
Materiaal opgeslagen aan dek Wanneer vaten of andere reservoirs aan dek worden getransporteerd, moeten deze tegen weersinvloeden beschermd zijn en niet gestapeld worden opgeslagen. Al het materiaal moet uit de buurt van alle dekbeslag worden opgeborgen, inclusief tanken klepbesturingen, brandkranen, veiligheidsuitrusting, stoomleidingen, dekleidingen, tankreinigingsopeningen, tankventilatieopeningen, luiken, deuren, nooduitgangen en ladders. Deze moeten worden voorzien van voldoende stuwmateriaal en gezekerd aan voldoende sterke bevestigingspunten aan de tankconstructie.
12.5.9
N.v.t.
Editie 1 - 2010
© CCR/OCIMF 2010
Pagina 226