HAN SOCIAAL
Kennisproducten Praktische hulpmiddelen voor maatschappelijke dienstverlening
KENNISCENTRUM HAN SOCIAAL ONDERZOEK
2013
HAN SOCIAAL kennisproducten Praktische hulpmiddelen voor maatschappelijke dienstverlening
Het kenniscentrum HAN SOCIAAL bestaat uit de volgende lectoraten: • Levensloopbegeleiding bij Autisme • Lokale Dienstverlening vanuit Klantperspectief • Werkzame Factoren in de Zorg voor Jeugd • Zorg voor Mensen met een Verstandelijke Beperking
HAN SOCIAAL
2
Inhoudsopgave
Voorwoord
6
Perspectief van de burger
8 9
Wie is er nou raar? Leermodule beeldvorming bij jongeren rondom mensen met psychiatrische problemen
Mensen met speciale wensen
11
Werkset en handvatten voor kunstbeoefening door mensen met een beperking
Gebiedsontwikkeling met burgers
13
Werkboek en lesmateriaal over gespreksvoering met burgers voor burgerparticipatie
De standaardvraag voorbij
15
Boek en DVD met methode ‘Narratieve Vraagpatronen’ en onderzoeksinstructie
Person Centered Planning
17
Handleiding over benaderingen en uitvoering van PCP
Evaluatie-instrument ten behoeve van trainingscentrum de Wissel
19
Vragenlijsten en kaarten voor aanpassing trainingsaanbod adolescenten met een autisme spectrum stoornis (ASS)
Zelfbeeldlijst voor jongeren met ASS van 12-18 jaar
21
Aangepaste versie zelfbeeldlijst voor begeleiding jongeren van 12-18 jaar met een autisme spectrum stoornis (ASS)
Zie mij als mens!
23
Training over bewustwording machtspositie begeleiders en studenten
Transitieplan Living Lab (in ontwikkeling)
25
Ondersteuning jongeren met autisme spectrum stoornis (ASS) bij transitie
Maatschappelijke ondersteuning
26 27
Burgers voor Burgers Train-de-trainer module netwerkcoaching voor vrijwilligers en professionals
Welzijn Versterkt: ‘Eigen kracht eerst’ en ‘Transities op waarde geschat’
29
Opleidingsmodules voor burgers/cliënten en professionals
Burgers helpen burgers
31
Trainingsmodule activerend huisbezoek bij ouderen
De ouder als ervaringsdeskundige
33
Opleidingsmodule voor informele opvoedingsondersteuning en zelforganisatie van ouders
Hoe vraag je ouders naar wat werkt binnen de Jeugdgezondheidszorg?
35
Protocol cliëntraadpleging en focusgroepinterview
Passie voor Jeugdzorg
37
Jaarlijks debat over dilemma’s in de jeugdzorg
Gebiedsgericht ondersteunen van zelfstandig wonende ouderen
38
Opleidingsmodule voor professionaliteit in werken met kwetsbare ouderen
Werken met sociale netwerken van mensen met een verstandelijke beperking
39
Training met handvatten voor het in kaart brengen van sociale netwerken
Inhoudsopgave
3
Inhoudsopgave
Relatie burger – professional
42 43
I (am)use me Werkboek voor narratief werken en onderzoek doen door creatieve werkvormen
Narratief! Wablief?
44
Werkboek om op speelse wijze ervaring op te doen met narratief werken en onderzoek doen
Cultuursensitieve professionals in zorg en welzijn, overbruggen een wereld van verschil
46
Opleidingsmodule interculturele sensitiviteit, Welzijn Nieuwe Stijl en transculturele diagnostiek
Interreligieuze sensitiviteit
48
Opleidingsmodule Intercultureel Vakmanschap en Welzijn Nieuwe Stijl
Interculturele sensitiviteit
50
Opleidingsmodule Intercultureel Vakmanschap en Welzijn Nieuwe Stijl
Leerling Competentie Profiel voor jongeren met ASS
51
Matrix begeleidingsbehoeften
HAN-RU symposium Jeugd- en Gezinsonderzoek
53
Jaarlijks thema-symposium over praktijkgericht onderzoek en kennisoverdracht
De Jeugdhulp Alliantie Schaal (JAS)
55
Handleiding en vragenlijst
Alliantie tussen cliënt en hulpverlener: daar moet én kun je wat mee!
57
Workshop kennismaken, meten en monitoren van alliantie met de Jeugdhulp Alliantie Schaal (JAS)
Ouders centraal: (er)ken mij en mijn kind
59
Training bewustwording rol ouders in professionele relatie cliënt en begeleider
Menslievende professionalisering van (toekomstige) beroepskrachten
61
Training met gevarieerd aanbod van producten voor interpersoonlijke dimensie van zorg
Partnerschapskaart
63
Dialogische en praktische werkvorm voor een gemengde groep betrokkenen in project of programma
Sociale en Communicatieve Vaardigheden voor jongeren van 6-21 jaar met ASS
65
Screeningsinstrument
Sociale technologie
66 67
Narratieven in Beeld: De camera als dataverzamelaar in narratief onderzoek Videoanalyse methode
Meer informatie?
69
Colofon
70
Inhoudsopgave
4
5
Voorwoord Een bestuurder van een jeugdzorginstelling zei enige tijd geleden: “Begrijp me niet verkeerd hoor, het is echt relevant werk wat jullie als jeugdzorgonderzoekers doen... maar waarom horen we daar zo weinig van? Het zou goed zijn als jullie - én de instellingen waarmee jullie in projecten samenwerken - eens wat beter en vaker laten zien wat je te bieden hebt!” Zijn commentaar werd enthousiast beaamd door een paar beleidsambtenaren die ook aan onze tafel zaten. Toen ik dat hoorde dacht ik: ze hebben een punt. Maar ook: dat sluit goed aan bij de ontwikkeling van nieuwe uitingen in ons kenniscentrum. Zo zijn we recent gestart met een periodieke HAN SOCIAAL Nieuwsmail. Ook met het overzicht van producten- en diensten, dat u nu in handen heeft, komen we graag tegemoet aan de vraag vanuit úw praktijk. Deze bundel is het derde jaarlijkse overzicht dat het Kenniscentrum HAN SOCIAAL van haar werk biedt. Eerder richtten we de aandacht op onze projecten, respectievelijk op onze methoden van onderzoek en praktijkontwikkeling. Deze nieuwe bundel bestaat uit een aantal concrete 'kennisproducten' en -diensten die het kenniscentrum HAN SOCIAAL samen met het werkveld en het onderwijs ontwikkeld heeft. Deze producten en diensten helpen beroepsbeoefenaren en instellingen om meer grip te krijgen op hun werk. Ze dragen bij aan het vergroten van de kwaliteit en effectiviteit van maatschappelijke dienstverlening aan jeugdigen en volwassenen. De diverse producten in deze bundel zijn gerubriceerd in vier rubrieken. Deze corresponderen met de vier samenhangende lijnen in de onderzoeksprogrammering van het Kenniscentrum HAN SOCIAAL: perspectief van de burger, maatschappelijke ondersteuning, relatie burger-professional en sociale technologie. Actuele informatie over de onderzoekslijnen kunt u via de website van het Kenniscentrum HAN SOCIAAL o.a. in ons Jaarverslag van 2012 vinden. Met haar projecten binnen elk van deze thema’s wil het Kenniscentrum HAN SOCIAAL de participatie van kwetsbare burgers in de maatschappij bevorderen, en zo bijdragen aan het vergroten van hun kwaliteit van leven. Mocht u na lezing overigens denken dat u een product of evenement van het Kenniscentrum HAN SOCIAAL niet terugvindt in dit overzicht, dan kan dat kloppen. Eenmalige vormen van dienstverlening en kennisoverdracht ontbreken. Daarom vindt u bijvoorbeeld wel informatie over jaarlijkse HAN-RU symposium Jeugd- en Gezinsonderzoek, maar niet over minstens zo gewaardeerde en drukbezochte evenementen als het symposium Vlieg er eens uit van het lectoraat Zorg voor Mensen met een Verstandelijke Beperking, de WMO conferentie Styling in Zorg en Welzijn van het lectoraat Lokale Dienstverlening vanuit Klantperspectief of het congres EvenWaardig waarin het lectoraat Levensloopbegeleiding bij Autisme een grote rol heeft gespeeld. Hulpverleners willen er toe doen voor burgers die een beroep op hun doen voor ondersteuning. Net zo wil het Kenniscentrum HAN SOCIAAL er toe doen voor de praktijk van maatschappelijke dienstverlening en het onderwijs aan (toekomstige) professionals. Het Kenniscentrum HAN SOCIAAL is pas tevreden als de vruchten van haar werk beroepsbeoefenaren (al dan niet in opleiding) en burgers inspireren, en hun denken en handelen beïnvloeden. Ik spreek de hoop en het vertrouwen uit dat de hier gepresenteerde 'kennisproducten' en diensten bijdragen aan het waarmaken van die ambitie. Heeft u vragen of opmerkingen naar aanleiding van deze bundel? U bent van harte welkom om contact met ons op te nemen. Samen staan we sterk in de praktijk van maatschappelijke dienstverlening. Namens alle medewerkers van het kenniscentrum HAN SOCIAAL, dr. Huub Pijnenburg Lector Werkzame Factoren in de Zorg voor Jeugd
Voorwoord
6
7
Perspectief van de burger Jong of oud, elke burger verdient een goede kwaliteit van leven. Elk mens moet zich onbedreigd kunnen blijven ontwikkelen en volwaardig mee kunnen doen in de samenleving, ieder naar zijn eigen mogelijkheden. De maatschappelijke ambitie is echter gemakkelijker verwoord dan gerealiseerd. Binnen het thema Perspectief van de burger bundelt HAN SOCIAAL daarom een aantal onderzoeks- en ontwikkelprojecten die willen bijdragen aan het realiseren van deze ambitie. Alle projecten zijn gericht op het bieden van inhoudelijk en methodologisch verantwoorde ondersteuning van zorg en dienstverlening aan burgers. Dat wil zeggen: ondersteuning die adequaat, doelmatig en effectief is.
Perspectief van de burger
8
Wie is er nou raar? Leermodule beeldvorming bij jongeren rondom mensen met psychiatrische problemen Het doel van deze module is de houding van jongeren ten aanzien van mensen die zich in hun ogen ‘anders’, ‘raar’, of ‘gek’ gedragen, positief te veranderen. Wij gebruiken deze termen omdat we in onze maatschappij niet alleen mensen met een psychische beperking in een hokje duwen, maar ook vaak mensen die zich niet helemaal volgens de norm gedragen. Iedereen kan in zijn of haar leven te maken krijgen met een psychisch en/of psychiatrisch probleem. Dit kan de persoon zelf zijn, maar ook iemand in zijn of haar omgeving. Met de leeraanpak worden jongeren zich bewust van de kloof tussen de ‘normale’ burger en de burger met een ‘psychiatrische achtergrond’. Verhalen ervaren en daar betekenis aan geven zijn leidend in deze methode. Er is gebruik gemaakt van de ervaringsverhalen van vijf verschillende personen. De vijf verhalen zijn vanuit persoonlijke ervaringen geschreven en hebben ieder een eigen kleur. Aan de hand van de levensverhalen van Marleen, Jesse, Mayke, Ilse en Esther krijgen jongeren een kijkje in het verleden en het heden van mensen met psychiatrische problemen. Ook komen we te weten wat de toekomstverwachtingen van deze vijf hoofdpersonen zijn. We stellen jongeren in de gelegenheid in dialoog te gaan over hun eigen opvattingen en meningen, deze tijdelijk op te schorten en vooroordelen ter discussie te stellen. Het idee is dat als jongeren ervaren en meemaken wat het betekent om een psychiatrisch probleem te hebben, zij hopelijk iets voor deze personen willen gaan betekenen in welke vorm dan ook. We sluiten aan bij drie bakens van de Wmo Welzijn Nieuwe Stijl: ‘Direct er op af’, ‘Gebaseerd op de eigen kracht van de burger’ en ‘Formeel en informeel in optimale verhouding’. Deze module bestaat uit 8 onderdelen: • Handleiding voor docenten • Brochure Esther • Brochure Ilse • Brochure Jesse • Brochure Marleen • Brochure Mayke • DVD 1 en DVD 2 met persoonlijke verhalen van Marleen, Jesse, Mayke, Ilse en Esther De module is beschikbaar via www.wmowerkplaatsnijmegen.nl Zie ‘opleidingsmodules’. Doelgroep Onderwijsinstellingen: VMBO, MBO en HBO, Zorg- en welzijnsorganisaties, Zelforganisaties, Cliëntenraden, GGZ-instellingen, e.a.
Perspectief van de burger
9
Beoogde uitkomst • Deelnemers vertellen het eigen verhaal in eigen woorden • Er is gezocht naar manieren van denken en doen en deze zijn gezamenlijk besproken (dialoog) • Het betreft de belevingswereld, logica en het waardesysteem • De vraag achter de vraag (dieptestructuur) komt naar boven
Randvoorwaarden • De docent gebruikt het lesmateriaal als een flexibel design: met respect voor de ander; gericht op de situatie van de verteller • De docent wil verschillende narratieven met elkaar confronteren Auteurs Marloes Bussink en Nikky van den Eertwegh, studenten Pedagogiek Dr. Martha van Biene Mld, lector Lectoraat Lokale Dienstverlening vanuit Klantperspectief 2011
Perspectief van de burger
10
Mensen met speciale wensen Werkset en handvatten voor kunstbeoefening door mensen met een beperking Kunst Inclusief Het project Kunst Inclusief wil landelijk de kunstbeoefening door mensen met een beperking bevorderen. Uit onderzoek blijkt dat de participatie van deze groep achterblijft. Eerst is onderzocht welke behoeften de deelnemers hebben en hoe zij het beste ondersteund kunnen worden. Vervolgens is bij drie zogeheten ‘ontwikkelwerkplaatsen’ geëxperimenteerd met vormen van samenwerking tussen ateliers in de zorg en kunsteducatiecentra. De leerset is de uitkomst van de opbrengsten van de werkplaatsen en biedt aan professionals en organisaties allerlei handvatten om kunstbeoefening ‘inclusiever’ te maken. De vierdelige werkset bestaat uit: • Boek: ´Kansen in de Kunst´ • Verhalenbundel: ´Verdwalen in verhalen van mensen met speciale wensen´ • DVD: ´Leren van beelden´ • Set dialoogkaarten: ´De Jacht en het Wachten´ De werkset is beschikbaar via www.kunstinclusief.nl De verhalenbundel is bestemd voor allen die willen bijdragen aan het verbeteren van de toegankelijkheid van kunst en cultuur voor mensen met een beperking. De dialoogkaarten zijn afgeleid van verhalen van deelnemers van Kunst Inclusief. Er zijn steeds originele tekstfragmenten van deelnemers en kunstbegeleiders gebruikt. Iedere dialoogkaart bevat een set vragen voor beiden. Voor de kunstbegeleider worden tips voor competentieontwikkeling aangereikt. Bovendien zijn er inspiratiebronnen toegevoegd die tot nieuwe inzichten kunnen leiden. Onder het kopje ‘Uitgelicht’ wordt verwezen naar verdere bruikbare informatie, zoals literatuur en websites. De dialoogvragen kunnen de deelnemer helpen antwoorden te zoeken en nieuwe vragen te stellen. De vragen zijn zó geformuleerd, dat de kunstbegeleider de deelnemer in de gelegenheid stelt zijn eigen kracht aan te wenden. Ook wordt het verschil tussen instructief en actief leren in beeld gebracht en zien we hoe ‘chuncken’ in zijn werk gaat: dit is het weghalen van abstracties, zodat de deelnemers meer inzicht ervaren in de kunstactiviteit die ze op dat moment doen. Het is de bedoeling dat de persoon op eigen kracht de regie (be)houdt over de eigen kunstontwikkeling, want dat vormt een belangrijke sleutel voor kunstparticipatie. Doelgroep (Kunst)docenten, studenten en cursisten, activiteitenbegeleiders, coaches, trainers, ondersteuners en anderen die werken met mensen met beperkingen. Beoogde uitkomst Door een kruisbestuiving van de werelden van kunst en zorg worden er nieuwe mogelijkheden ontsloten in de kunstbeoefening van mensen met een beperking. Talent wordt gestimuleerd en mensen ontwikkelen zich tot amateur of tot professionele kunstbeoefenaar.
Perspectief van de burger
11
Randvoorwaarden Mensen met een beperking in de gelegenheid stellen tot actieve en passieve kunsteducatie en hen leren (ervaren) plezier te beleven aan kunst. Auteurs Paola de Bruijn, Jacco Haker, Toinette Loeffen, Madelief Oosterink, Carla van Slagmaat, Harriët Sparreboom, Klaaske de Vos, Albert Sanders en Marianne Kooijman, Kernteam Kunst inclusief Dr. Jean-Pierre Wilken, lector Participatie Zorg en Ondersteuning, Hogeschool Utrecht Prof. dr. Petri Embregts, lector Zorg voor Mensen met een Verstandelijke Beperking Dr. Martha van Biene Mld, lector Lokale Dienstverlening vanuit Klantperspectief Lectoraat Lokale Dienstverlening vanuit Klantperspectief 2011
Perspectief van de burger
12
Gebiedsontwikkeling met burgers Werkboek en lesmateriaal over gespreksvoering met burgers voor burgerparticipatie Vitale leefomgeving in kleine kernen Dit werkboek gaat over gebiedsontwikkeling en de burgers die daar wonen en de professionals die daar werken. Met gebiedsontwikkeling wordt bedoeld: het verbinden van functies, disciplines, partijen, belangen en geldstromen, met het oog op de (her)ontwikkeling van een gebied (Breeuwsma, z.d). Het lesmateriaal biedt gelegenheid het gesprek met burgers te arrangeren en in samenspraak bepaalde zaken die hen aangaan in een gebied tot ontwikkeling te brengen. Hierbij is het belangrijk dat professionals openstaan voor de dialoog en op zoek gaan naar de vraag achter de vraag, burgers en hun initiatieven niet schuwen, maar (h)erkennen en bespreken. Professionals dienen zich bewust te zijn van het eigen referentiekader en zij kunnen zich verplaatsen in de ander. Dit alles tezamen biedt de kans dat competentie ontwikkelt waarmee burgers en professionals in samenspraak gebiedsontwikkeling tot stand brengen. Voor de beroepsontwikkeling van professionals is het van belang om sensitiviteit te ontwikkelen voor het thema gebiedsontwikkeling. In Nederland vinden er op diverse plaatsen al nieuwe gebiedsontwikkelingen plaats en dit worden er alleen maar meer. Als we kijken naar gebiedsontwikkeling blijkt het dat er veel verschillende redenen zijn waarom hiervoor wordt gekozen. Een van de redenen waarom er gekozen wordt voor gebiedsontwikkeling is demografische krimp. In gebieden waar demografische krimp plaatsvindt, is het belangrijk dat de burgers betrokken worden bij de problematiek die daar speelt om zo meer betrokkenheid te creëren. Daarom is het belangrijk als er gekozen wordt voor gebiedsontwikkeling in een gebied waar demografische krimp plaats vindt dat er in dialoog wordt gegaan met de burgers. Dit omdat alleen de burgers weten wat ze willen in het gebied, zij moeten er wonen, werken en leven en niet de bedenkers van een plan. Het vraagt een flexibele houding en bovenal gemeende belangstelling om de behoeften en wensen van de burgers te betrekken in planontwikkeling omdat deze doorgaans divers en persoonlijk zijn. Met dit werkboek willen we studenten en professionals handvatten bieden om in gesprek te komen met burgers en zo nut en noodzaak te laten ervaren van het belang van burgerparticipatie in gebiedsontwikkeling. We gaan er in dit werkboek vanuit dat de kennis van de burger niet onbenut mag blijven en zelfs noodzakelijk is voor de leefbaarheid. We gebruiken in deze visie uitgangspunten van Welzijn Nieuwe Stijl (VWS, 2011). Dit werkboek bestaat uit: • Deel 1: Inleiding op het onderwerp gebiedsontwikkeling • Deel 2: Vijf verhalen van jongeren die wonen in een plattelands dorp • Deel 3: Leerwerkvormen waarmee de professional leert wat een dialoog is en hoe deze toe te passen • Deel 4: Interactieve werkvormen waarmee de professional leert hoe • burgerparticipatie toe te passen in de praktijk • Deel 5: Kennisbronnen met theorie en praktijk gerelateerd aan de lesstof Dit werkboek is beschikbaar via www.wmowerkplaatsnijmegen.nl Zie ‘opleidingsmodules’.
Perspectief van de burger
13
Doelgroep Dit werkboek is bestemd voor professionals die werken in de gebiedsontwikkeling om zo de burgerparticipatie te bevorderen. Beoogde uitkomst • Professionals ervaren gebiedsgerichte sensitiviteit • Professionals verbinden gebiedsgerichte planologie aan participatie • Professionals krijgen inzicht in burgerparticipatie Randvoorwaarden Bereid zijn de dialoog te voeren om gebiedsgerichte sensitiviteit bespreekbaar te maken, te ervaren en om te zetten naar handelen. Auteurs: Ir. Jidske Kohlmann, junior onderzoeker Ing. Marijtje Balder, junior onderzoeker Dr. Martha van Biene Mld, lector Lectoraat Lokale Dienstverlening vanuit Klantperspectief 2013 Referenties: www.gebiedscommunicatie.nl/files/H1.pdf VWS, 2011, Welzijn Nieuwe Stijl, Den Haag
Perspectief van de burger
14
De standaardvraag voorbij Boek en DVD met methode ‘Narratieve Vraagpatronen’ en onderzoeksinstructie De methode Narratieve Vraagpatronen (Van Biene, et al., 2008) is hard op weg om in de sector Wonen, Welzijn en Zorg een klassieker te worden. In deze methode worden verhalen van burgers of cliënten verzameld met behulp van zogeheten narratieve interviews. Deze verhalen worden geanalyseerd door betekenisvolle fragmenten met een vooraf ontwikkeld systeem te analyseren (gedeconstrueerd) en vervolgens worden patronen in deze fragmenten gezocht (reconstructies). De patronen worden in een zogeheten transdisciplinaire bijeenkomst voorgelegd aan de geïnterviewden (member check) en deze gaan vervolgens met andere betrokkenen in dialoog om de consequenties voor beleid en dienstverlening te bespreken. Op deze manier worden deelnemers betrokken in een dialogisch proces dat gericht is op daadwerkelijk transformatieve maatschappelijke innovatie. In het boek ‘De Standaardvraag Voorbij’ en bijbehorende DVD, inmiddels al in derde volledig herziene editie, wordt de theoretische achtergrond van de methode uiteengezet en wordt een stappenplan gepresenteerd om al doende zelf een vraagpatronenonderzoek uit te kunnen voeren. Deze stappen beginnen bij het kiezen van een onderwerp en monden via een narratieve interviewtraining, uitleg van het codeerinstrument, analysetechnieken en representatie van resultaten uit in heldere instructie voor het opzetten van transdisciplinaire dialoogbijeenkomsten. Bij de stappen zijn benodigde materialen en instructievideo’s bijgevoegd. Doelgroep Studenten, professionals, vrijwilligers en andere geïnteresseerden. Beoogde uitkomst • Inzicht en vaardigheid in het toepassen van de methode Narratieve Vraagpatronen • De DVD is gericht op (het begeleiden van) het leren toepassen van narratief onderzoek volgens de methode Narratieve Vraagpatronen
Randvoorwaarden • Deelnemers hebben een praktijkvraag die zich leent voor het toepassen van narratief onderzoek • Facilitator of trainer die is ingevoerd in de methode Perspectief van de burger
15
• • •
Voldoende menskracht om narratieve interviews te kunnen verwerken (of financiën om verwerking te kunnen uitbesteden) Bereidheid om bestuurlijk of in beleidsvorming de uitkomsten op te volgen, dat wil zeggen: een veranderproces aan te willen gaan Beschikking over Excel of soortgelijke spreadsheetsoftware
Auteurs Dr. Erik Jansen, associate lector Dr. Martha van Biene Mld, lector Lectoraat Lokale Dienstverlening vanuit Klantperspectief Derde druk 2011 Referentie Biene, M. van, Basten, F., Erp, M. van, Hoof, P. van, Meesters, J., Satink, T., Joosten, H., Hulst, H. van der, Lenkhoff, M., & Lips, K. (2008). De standaardvraag voorbij: narratief onderzoek naar vraagpatronen. HAN: LDVK.
Perspectief van de burger
16
Person Centered Planning Handleiding over benaderingen en uitvoering van PCP De handleiding beschrijft wat wordt bedoeld met Person Centered Planning (PCP) en geeft een overzicht van de belangrijkste theorieën en achtergrond van PCP. De handleiding vormt een overzicht van de fundamentele concepten, waarden en principes die ten grondslag liggen aan alle PCP benaderingen. Deze ideeën en waarden zijn waarschijnlijk het belangrijkste onderdeel van het proces. Men kan een technische stijl van een benadering beheersen, maar als ‘hart en ziel’ van de benadering ontbreken, kan er niet gesproken worden van Person Centered Planning (Amado & Mc Bride, 2001). De handleiding bevat een concreet plan voor de uitvoering van PCP. Zo wordt er concreet beschreven hoe te beginnen met PCP, hoe een planningsbijeenkomst eruit ziet en hoe deze geëvalueerd kan worden zodat PCP steeds beter ingezet kan worden. De handleiding geeft kortom handvatten om zelf een PCP vorm te geven, toe te passen en eigen te maken. De handleiding is beschikbaar via www.hbo-kennisbank.nl. Doelgroep De handleiding is oorspronkelijk bedoeld voor professionals in de zorg voor mensen met autisme spectrumstoornissen (ASS), maar kan in principe door iedereen gebruikt worden die aan de slag wil met een beproefde planningsmethodiek. Beoogde uitkomst Het doel van de handleiding is om medewerkers van project E-Xperience in Oosterbeek te informeren over PCP, zodat zij zich de visie eigen kunnen maken en deze visie kunnen overbrengen op andere professionals. Daarnaast is het de bedoeling dat de medewerkers de verschillende methoden van PCP kunnen toepassen op de cliënten van E-Xperience. Randvoorwaarden PCP gaat over het ontdekken en ontwikkelen van capaciteiten en talenten, het denken aan meer mogelijkheden dan op dit moment beschikbaar zijn, empowerment, zelfbeschikkingsrecht, flexibiliteit en dynamiek. Een PCP is een gebeurtenis in het leven van de persoon. PCP gaat niet over beperkingen, passend in bestaande mallen, het controleren van de persoon, formulieren invullen en berusten in bestaande procedures.
Bron:http://www.psychology.illinois.edu/ 1 Perspectief van de burger
17
Vijf kenmerken van PCP volgens Sanderson (2000): 1. De persoon staat centraal 2. Familie en vrienden zijn partner in het planproces 3. Het plan geeft weer wat belangrijk is voor de persoon, wat zijn capaciteiten zijn en welke ondersteuning hij nodig heeft 4. Het plan is een aanhoudend proces van luisteren, leren en verdere acties 5. Het plan levert acties op handelend rond het leven, gericht op wat mogelijk is, niet wat voorhanden is. Kader/ filosofie Voor veel jongeren met ASS kan de transitie naar volwassenheid (op gebied van onderwijs, arbeid, of zelfstandig wonen) een bijzonder stressvolle ervaring zijn. Om op een goede manier door deze zogenaamde transitiefase heen te komen is een goede planning van groot belang. Person Centered Planning (PCP) is een verzamelnaam voor meerdere planningsmethodieken. Gemeenschappelijke factor is dat de persoon voor wie de planning wordt gemaakt primair gezag heeft en dat het sociale netwerk (samen met het professionele netwerk) deel uitmaakt van het planningsproces. Hoewel PCP al veelvuldig wordt toegepast voor mensen met een verstandelijke beperking, is er nog weinig bekend over de toepasbaarheid van PCP voor mensen met ASS. Auteurs Melissa Nas en Lisanne van der Leerden, studenten Toegepaste Psychologie Annemarie Kranendonk, regiohoofd RIBW Rob de Bruijn, PCP trainer NlTransition Prof. Caren Sax, San Diego State University Dr. Jan-Pieter Teunisse, lector Lectoraat Levensloopbegeleiding bij Autisme 2012 Referenties Amado, A.N. and Mc. Bride, M. (2001), Training Person-Centered Planning Facilitators: A Compendium of Ideas. Minneapolis Minnesota: University of Minnesota, Institute on Community Integration Sanderson, H., (2000) PCP: Key Features and Approaches. Retrieved April 8 2013, from http://www.familiesleadingplanning.co.uk/documents/pcp%20key%20features%20and%20styles.pdf
Perspectief van de burger
18
Evaluatie-instrument ten behoeve van trainingscentrum de Wissel Vragenlijsten en kaarten voor aanpassing trainingsaanbod adolescenten met een autisme spectrum stoornis (ASS) Om het behandelaanbod van trainingscentrum ‘De Wissel’ van het Dr. Leo Kannerhuis te evalueren, is een evaluatie-instrument ontwikkeld. Dit evaluatie-instrument omvat een onderdeel ‘vragenlijsten’ en een onderdeel ‘kaarten’. Het onderdeel ‘vragenlijsten’ bevat één open vraag, stellingen en gesloten vragen. Bij de stellingen en gesloten vragen kiest de jongere tussen de geboden antwoordmogelijkheden. De jongere kan bij iedere vraag en stelling een toelichting geven. Het onderdeel ‘kaarten’ omvat een bundeling kaarten met een antwoordformulier. Op elke kaart staat één vraag met een pictogram. Dit kan een open vraag zijn of een vraag met alleen “ja” of “nee” als mogelijk antwoord, de zogenaamde gesloten vraag. De jongere vult de antwoorden in op het antwoordformulier. Daarbij kan de jongere een toelichting geven op het antwoordformulier.
Dit evaluatie-instrument is te downloaden via www.hbo-kennisbank.nl. Doelgroep Het evaluatie-instrument is ontwikkeld voor, en getest door, normaal begaafde adolescenten (14 t/m 23 jaar) met een autisme spectrumstoornis (ASS). Beoogde uitkomst Het gebruik van het evaluatie-instrument geeft mogelijkheden voor verbetering van de trainingen en het gehele trainingsaanbod van ‘De Wissel’. Door het beantwoorden van de vragen door de jongere met ASS wordt diens mening en beleving duidelijk. Op basis van de totaal verzamelde informatie kan het trainingsaanbod aangepast worden. Kader/ filosofie ‘De Wissel’ is een centrum voor training en scholing binnen het Dr. Leo Kannerhuis, waar aan adolescenten met een ASS trainingen worden gegeven op het gebied van arbeid en persoonlijke ontwikkeling.
Perspectief van de burger
19
Auteurs Noreen Schotman, Marjolein van Hout, Chantal Goris, Anki Tromp en Karin Buitelaar, studenten Sociaal Pedagogische Hulpverlening Drs. Sandra Martens, orthopedagoog Dr. Leo Kannerhuis Drs. Iris te Paske, docent-onderzoeker Dr. Jan-Pieter Teunisse, lector Lectoraat Levensloopbegeleiding bij Autisme 2012
Perspectief van de burger
20
Zelfbeeldlijst voor jongeren met ASS van 12-18 jaar Aangepaste versie zelfbeeldlijst voor begeleiding jongeren van 12-18 jaar met een autisme spectrum stoornis (ASS) De oorspronkelijke zelfbeeldlijst voor mensen met autisme spectrumstoornissen (ASS) is onvoldoende geschikt voor leerlingen jonger dan achttien jaar, omdat deze zich veelal richt op werk en toekomstoriëntatie. In opdracht van het Lectoraat Levensloopbegeleiding bij Autisme en het dr. Leo Kannerhuis is er een zelfbeeldlijst ontwikkeld die aansluit bij de behoeften van twaalfjarige leerlingen met ASS. Uit het onderzoek is naar voren gekomen dat: • De vraagdomeinen van de oorspronkelijke zelfbeeldonderzoekslijst, zich voornamelijk richten op oriëntatie op werk en toekomst. Deze domeinen bleken niet aan te sluiten bij de ontwikkelingstaken van een twaalfjarig kind, omdat deze zich niet in het hier en nu afspelen maar zich op de toekomst richten. In lijn met onderzoeksliteratuur is gekozen voor de domeinen ‘ik’, ‘vriendschap’, ‘thuis’, ‘school’ en ‘vrije tijd’. • De vraagstelling in de oorspronkelijke lijst niet geheel aansluit op de ontwikkeling van een twaalfjarig kind met ASS. Enkele vragen bevatten een te ingewikkelde woordkeuze. In de vernieuwde versie van de lijst is gekozen voor een meer eenvoudige vraagstelling met meer uitleg. • De lengte van de oorspronkelijke lijst en de afnameduur (gemiddeld anderhalf uur) geen problemen oplevert. Deze afnameduur is in de vernieuwde zelfbeeldonderzoekslijst ongeveer hetzelfde gebleven. • De vormgeving van de ‘zijn’ ‘kunnen’ en ‘willen’ is in de vernieuwde lijst behouden maar de dimensies zijn op een andere plek ondergebracht. In de vernieuwde lijst zit meer structuur, door het gebruik van kleuren, tabellen en iconen. Er is meer ruimte voor extra opmerkingen, waarmee de testmedewerker veel dieper in kan gaan op de beleving van de leerling. Doelgroep Jongeren met ASS van 12-18 jaar. Beoogde uitkomst Een uitvoerige literatuurstudie op het gebied van ontwikkeling, zelfbeeld, informatieverwerking, sociale bijzonderheden en begeleiding, toegespitst op autisme spectrumstoornissen (ASS), heeft inzicht gegeven in alle aspecten die een rol spelen bij de leefwereld en ontwikkelingstaken van een twaalfjarig kind met ASS. Door gesprekken met de ontwikkelaars van het Leerling Competentie Profiel (LCP) is het onderzoeksdomein verkend. Er heeft een gesprek met drie ervaringsdeskundigen plaatsgevonden die in hun leven geen begeleiding hebben gekregen, om te kijken waarom deze begeleiding juist van belang zou kunnen zijn. Een gesprek met een gedragskundige heeft ons een goed beeld gegeven van de ontwikkeling van zelfbeeld bij een persoon met ASS. Voor de bevindingen over de oorspronkelijke zelfbeeldonderzoekslijst zijn de orthopedagogen, werkzaam op de twee cluster 4 scholen waar de lijst in gebruik is, geïnterviewd. Er is steeds teruggekoppeld met de ontwikkelaars van het LCP om te kijken of de concepten van de nieuwe zelfbeeldonderzoekslijst aansloten bij hun beeld van de zelfbeeldonderzoekslijst. Randvoorwaarden De oorspronkelijke zelfbeeldlijst voor mensen met ASS is onvoldoende geschikt voor leerlingen jonger dan achttien jaar, omdat deze zich veelal richt op werk en toekomstoriëntatie. Daarnaast zouden de orthopedagogen van het dr. Leo Kannerhuis het liefst bij iedere leerling een zelfbeeldonderzoek doen. Dat is omslachtig, gezien de tijd die het afnemen van de lijst in beslag neemt. Perspectief van de burger
21
In opdracht van het lectoraat levensloopbegeleiding bij autisme is deze lijst aangepast, zodat deze beter hanteerbaar is – en aansluit bij de ontwikkeling van een twaalfjarige leerling met een stoornis in het autismespectrum. Kader/ filosofie Het dr. Leo Kannerhuis heeft het Leerling Competentie Profiel, afgekort het ‘LCP’, ontwikkeld. Dit profiel speelt een rol in levensloopbegeleiding bij personen met een autismespectrumstoornis (ASS) en bestaat uit de dimensies ‘willen’, ‘kunnen’, ‘kennen’ en ‘durven/doen’. De dimensie ‘durven/doen’ wordt op twee scholen voor voortgezet speciaal onderwijs (VSO) bij een deel van de leerlingen met een ASS in kaart gebracht door de zogeheten ‘zelfbeeldonderzoekslijst’. Orthopedagogen en leerlingen vinden dat deze lijst een goed instrument is om onderzoek te doen naar het zelfbeeld van een leerling, een prognose van de toekomst van leerlingen te vormen en kan bovendien goede aanknopingspunten voor begeleiding vormen. Daarom is door het dr. Leo Kannerhuis besloten dat de lijst op twaalfjarige leeftijd bij de leerlingen afgenomen moet worden, zodat men nog eerder een beeld kan vormen van de leerling en op basis van dit beeld betere begeleiding kan aanbieden. Auteurs Sacha Doomernik, Valérie Guldemeester en Kim van Laar, studenten Pedagogiek Willard Goldenbelt, docent-onderzoeker Drs. Diana Rodenburg, projectleider Kira, Dr. Leo Kannerhuis Dr. Jan-Pieter Teunisse, lector Lectoraat Levensloopbegeleiding bij Autisme 2010
Perspectief van de burger
22
Zie mij als mens! Training over bewustwording machtspositie begeleiders en studenten In de afgelopen vier jaar (2008-2012) heeft het lectoraat ‘Zorg voor mensen met een Verstandelijke Beperking’ onder leiding van Prof. dr. Petri Embregts samen met de bij het lectoraat betrokken zorgaanbieders (Dichterbij, Pluryn, JP van den Bent Stichting, Siza, ‘s- Heerenloo, De Driestroom en MEE Gelderse Poort) verschillende onderzoeksprojecten uitgevoerd die allen gericht waren op het verbeteren van de competenties van begeleiders die werkzaam zijn in de zorg voor mensen met een verstandelijke beperking. Op basis van deze onderzoeksprojecten heeft het lectoraat ter afsluiting een trainingspakket ontwikkeld. Dit pakket getiteld ‘Ondersteuning aan mensen met een verstandelijke beperking’ bevat 4 trainingen. Eén van deze trainingen is Zie mij als mens! Doelgroep De training is opgezet voor zowel studenten als begeleiders die werken met mensen met een verstandelijke beperking. Beoogde uitkomst Het doel van de training is dat deelnemers zich bewust worden van de rol die macht kan spelen in de relatie tussen de begeleider en de cliënt. Ze weten welke factoren ertoe kunnen leiden dat begeleiders een machtspositie innemen ten opzichte van cliënten. Deelnemers zijn bekend met de competenties die belangrijk zijn voor begeleiders om met deze machtspositie om te gaan. Randvoorwaarden Het trainingspakket ‘Ondersteuning aan mensen met een verstandelijke beperking’ bevat alle benodigde materialen voor het geven van de training Zie mij als mens! Dit trainingspakket omvat naast de trainers/docenthandleiding alle benodigde werkmaterialen en achtergrondinformatie. Deze materialen zijn digitaal te vinden op: www.han.nl/lectoraatZMVB. Kader/filosofie Om recht te doen aan de vernieuwde burgerschapsvisie op zorg voor mensen met een verstandelijke beperking en aan te sluiten bij de mening van mensen met een verstandelijke beperking zelf, is vanuit het lectoraat ‘Zorg voor mensen met een Verstandelijke Beperking’ het onderzoek ‘Zie mij als mens!’uitgevoerd. In dit onderzoek is aan mensen met een verstandelijke beperking gevraagd naar wat zij belangrijk vinden van een begeleider. Resultaten van dit onderzoek laten zien dat het opbouwen van een relatie, ondersteunen, communiceren en kennis hebben over de cliënt als belangrijk worden beschouwd door mensen met een lichte verstandelijke beperking. Omdat binnen het burgerschapsparadigma de zorgvraag bepaald wordt door mensen met een verstandelijke beperking, zijn zij een belangrijke informatiebron. Tegelijkertijd zijn mensen met een zorg- of hulpvraag altijd in meer of mindere mate afhankelijk van professionals. Deze zorgafhankelijke positie kan ertoe leiden dat professionals, zoals begeleiders, een machtspositie vervullen ten opzichte van cliënten. Het is belangrijk dat begeleiders hier bewust mee leren omgaan. Het zou voor hen een uitdaging moeten zijn om macht te leren herkennen en hanteren, door hier regelmatig op te reflecteren. Dit betekent dat zij de tijd en verantwoordelijkheid moeten nemen om stil te staan bij wat zich voordoet in het werk, hoe zij daarin handelen en hoe dit wordt ervaren door de ander. Dit zijn onderwerpen die aan de orde komen in de training Zie mij als mens!
Perspectief van de burger
23
Auteurs Ellen Roeleveld, docent-onderzoeker Prof. dr. Petri Embregts, lector Dr. Lex Hendriks, associate lector Drs. Kim van den Bogaard, onderzoeker Drs. Carola Verbrugge, onderzoeker Lectoraat Zorg voor Mensen met een Verstandelijke Beperking 2012
Perspectief van de burger
24
Transitieplan Living Lab (in ontwikkeling) Ondersteuning jongeren met autisme spectrum stoornis (ASS) bij transitie Dit transitieplan beschrijft de procedures en criteria die begeleiders van jongeren met autisme spectrum stoornissen (ASS) en hun netwerk rond een transitiefase doorlopen. Er wordt hierbij een onderscheid gemaakt in: de voorbereiding op de transitie, het moment van de transitie en de nazorg bij de transitie. Bovenstaande aspecten worden zoveel mogelijk vanuit een cliëntperspectief weergegeven. Doelgroep Begeleiders, trainers en leerkrachten van normaal begaafde jongeren met ASS, die te maken krijgen met een transitie naar een andere context met een andere doelstelling, op de domeinen wonen, werken en/of leren. Beoogde uitkomst Het doel van het transitieplan is de kwaliteit van de zorgverlening aan jongeren met ASS en hun ouders in de transitiefase meetbaar te verbeteren. Dit gebeurt door professionele werkwijzen, taken en verantwoordelijkheden te structureren en vast te leggen. Het transitieplan beschrijft de procedures en criteria voor: de voorbereiding op de transitie, de wijze van overdracht, de situatie na transitie en de evaluatie van de transitie. Randvoorwaarden Met een transitie binnen een levensdomein wordt in dit transitieplan bedoeld: een overgang naar een andere context met een andere doelstelling. Dit kan dus ook een overgang zijn van de ene onderwijsvorm naar een andere onderwijsvorm, of van een structuurgroep naar een open groep binnen een RIBW. Een overgang van klas 1 naar klas 2 binnen eenzelfde onderwijsvorm (zelfde context) wordt niet als een transitie gezien. Kader/ filosofie ‘Living Lab’ is een samenwerking van de RIBW Arnhem & Veluwe Vallei, het Dr. Leo Kannerhuis (behandel- en kenniscentrum voor autisme), de HAN en Scholengemeenschap de Brouwerij (bijzonder onderwijs). Op de Ireneweg 16 te Oosterbeek is een zogenaamd Living Lab gestart voor jongeren met ASS. Begeleiders, trainers en leerkrachten van de deelnemende instellingen hebben aan het lectoraat ‘Levensloopbegeleiding bij autisme’ de vraag gesteld hoe zij de jongeren met autisme optimaal kunnen ondersteunen bij belangrijke transities op het gebied van wonen, opleiding en werk. Auteurs Maarten van de Wijdeven, student Toegepaste Psychologie Drs. Daaf de Kok, projectleider Living Lab Dr. Maurice Magnée, onderzoeker Dr. Jan-Pieter Teunisse, lector Lectoraat Levensloopbegeleiding bij Autisme 2013
Perspectief van de burger
25
Maatschappelijke ondersteuning Goed gereedschap is het halve werk. Dat geldt ook voor de praktijk van maatschappelijke dienstverlening: beschikbaarheid van up to date kennis en deugdelijke methoden zijn van vitaal belang. Daarom realiseert HAN SOCIAAL binnen het thema Maatschappelijke ondersteuning uiteenlopende onderzoek- en ontwikkelprojecten die gericht zijn op de ontwikkeling en toepassing van kennis en methoden. Deze hebben met name betrekking op het in kaart brengen, betrekken, versterken en uitbreiden van sociale netwerken en steunnetwerken van kwetsbare burgers in hun eigen leefomgeving.
Maatschappelijke ondersteuning
26
Burgers voor Burgers Train-de-trainer module netwerkcoaching voor vrijwilligers en professionals Welzijn Nieuwe Stijl vrijwilligers zijn netwerkcoach Deze module is tot stand gekomen door de Wmo Werkplaats Nijmegen in samenwerking met het centrum voor vrijwillige inzet in Ede, genaamd De Medewerker. De vrijwilligers maakten het ontwerp voor deze training. De module bevat twee werkboeken: een voor de vrijwilligers en een voor de trainers. De module is gericht op het leren toerusten van vrijwilligers die thuis bij burgers in gesprek gaan over vragen en mogelijkheden die bijdragen aan de kwaliteit van leven van die burger. Het doel is om kwaliteiten van vrijwilligers te versterken zodat zij op een passende manier met burgers in gesprek kunnen gaan (dialoog), een sociaal netwerk in kaart kunnen brengen en burgers kunnen coachen om tot een actieplan te komen waarmee het netwerk versterkt wordt. De module kan door professionals gebruikt worden als spiegel: Welke kwaliteiten moet ik als professional (door)ontwikkelen om vrijwilligers systematisch toe te rusten in het ondersteunen van burgers? Deze module geeft inzichten en inspiratie over hoe professionals hun kracht kunnen inzetten zodat vrijwilligers burgers kunnen ondersteunen om zelf problemen op te lossen met eigen mogelijkheden en waar wenselijk met behulp van het sociale netwerk van de burger. De professional heeft in deze module de rol van trainer en schept voorwaarden zodat de kwaliteiten van vrijwilligers worden aangesproken en zij in de gelegenheid worden gesteld gesprekken te voeren met burgers, zodanig dat vrijwilligers hun enthousiasme en motivatie kunnen uitdragen. De training bestaat uit: • Werkboek voor vrijwilligers, met concrete opdrachten • Trainingshandleiding De ideeën en ervaringen van de deelnemers zorgen ervoor dat de training aansluit bij wat we met elkaar willen leren. Na elke bijeenkomst zijn er opdrachten om zelf aan te werken. Na de training kan de vrijwilliger zelfstandig op pad om bewoners te helpen met het versterken van hun sociale netwerk. Ook is de vrijwilliger in staat om met zijn kennis en ervaringen bij te dragen aan het trainen van nieuwe vrijwilligers. De module is beschikbaar via www.wmowerkplaatsnijmegen.nl Zie ‘opleidingsmodules’.
Doelgroep De module is bestemd voor vrijwilligers en professionals. Maatschappelijke ondersteuning
27
Beoogde uitkomst • Professionals en vrijwilligers zijn bekwaam in het uitvoering geven aan netwerkcoaching • Vrijwilligers activeren burgers en bouwen samen met hen aan sociale netwerken • Vrijwilligers trainen nieuwe vrijwilligers Randvoorwaarden Bereid zijn vanuit de eigen krachtbenadering te werken. De professional en de vrijwilligers oriënteren zich op de eigen rol conform Welzijn Nieuwe Stijl: niet invullen maar aanvullen waar nodig. Vrijwilligers(organisaties) en professionals dienen zich te verhouden tot een nieuwe werkelijkheid. Auteur Alex de Veld, docent-onderzoeker Lectoraat Lokale Dienstverlening vanuit Klantperspectief 2012
Maatschappelijke ondersteuning
28
Welzijn Versterkt: ‘Eigen kracht eerst’ en ‘Transities op waarde geschat’ Opleidingsmodules voor burgers/cliënten en professionals Burgers en professionals worden uitgenodigd te werken volgens uitgangspunten van frontlijnsturing, waarmee burgers en professionals coproducenten zijn van leefbaarheid en samen verantwoordelijk zijn voor het eindresultaat. Het idee is dat participerende burgers zich ontwikkelen van kwetsbare burger naar hulpverlenende burger. Door hen actief te betrekken en in te zetten bij sociale initiatieven ontstaan er voor henzelf nieuwe waardeproposities. We denken dan aan economisch nuttig bijdragen, zelfwaardering voor inzet van eigen kracht en talenten. De initiatieven die zij ondernemen en ondersteunen hebben waarde voor individuele en groepen burgers.
kern activiteiten
relatie
waarde propositie
netwerk partners
kosten structuur
.
burger segmenten
kern bronnen
distributie kanalen
inkomsten stromen images by JAM
Het Business Model Canvas (Osterwalder & Pigneur, 2010).
De samenwerkzaamheid van burgers en professionals krijgt in deze module podium en de werkvormen nodigen uit tot lokale samenwerkingsverbanden en netwerken waaruit nieuwe maatschappelijke steunsystemen voor kwetsbare burgers kunnen ontstaan. Professionals zijn transitieprofessionals geworden en doorbreken keer op keer gevestigde patronen. Met deze transitie-aanpak is een vernieuwd burger- en professionalperspectief ontstaan en worden nieuwe werkstructuren operationeel en herkenbaar voor burgers en professionals. Deze opleidingsmodule bestaat uit twee modulen die in samenhang of los van elkaar kunnen worden gebruikt: Module 1 Eigen kracht eerst: in deze module worden instrumenten aangereikt, waarmee burgers/cliënten met facilitering van professionals/vrijwilligers samen ondersteuningsarrangementen maken. Module 2 Transities op waarde geschat: deze module gaat over het activeren van vraagsturing binnen de netwerken wonen, welzijn, zorg en het midden en klein bedrijf (MKB), het creëren van vertrouwen in burgers en kosteneffectief samenwerken met behulp van het Business Model Canvas. De module is eveneens beschikbaar via www.wmowerkplaatsnijmegen.nl Zie ‘opleidingsmodules’. Doelgroep Burgers/cliënten/vrijwilligers en professionals (uitvoerende professionals, managers/beleidswerkers, bestuurders).
Maatschappelijke ondersteuning
29
Beoogde uitkomst Module 1: burgers/cliënten weten welk nut een ondersteuningsarrangement heeft, hoe hiermee de eigenkracht wordt versterkt. Module 2: professionals maken kennis met de uitgangspunten van transities en transformaties en hoe deze in de leerwerkpraktijk in houd en vorm te geven vanuit netwerken (Wmo en Welzijn Nieuwe Stijl). Randvoorwaarden Module 1: burgers/cliënten zijn in de gelegenheid te bouwen aan het eigen ondersteuningsarrangement en hebben de regie. Module2: professionals willen constructieve ontregelaars zijn (kantelen). Auteurs Jan Joore Mmi, integraal projectleider Netwerk Welzijn Versterkt, Gemeente Peel en Maas, 2013 Dr. Martha van Biene Mld, lector Lectoraat Lokale Dienstverlening vanuit Klantperspectief 2013 Referentie Ostwalder, A., & Pigneur, Y. (2010). Business Model Generation: Een handboek voor visionairs, game changers en uitdagers. Alphen aan den Rijn: Kluwer.
Maatschappelijke ondersteuning
30
Burgers helpen burgers Trainingsmodule activerend huisbezoek bij ouderen ‘Burgers helpen burgers’ is het thema van deze training en de naam van de module die hieruit voortkomt. Deze module is ontwikkeld vanuit een samenwerkingsverband tussen KernGezond en de Hogeschool van Arnhem en Nijmegen (HAN). Het doel is het welbevinden van ouderen (van 75+) in beeld te krijgen door middel van huisbezoeken en het verbeteren of eventueel herstellen van het welbevinden. Narratief werken staat centraal in deze training en dan met name het vraaggericht werken, ofwel: hoe luidt de vraag achter de vraag? Vrijwilligers worden toegerust in het leggen van contacten met ouderen en het bespreken van hun behoeften en vragen. Bijvoorbeeld: het verhelderen van de situatie van de oudere zelf; het leren hoe de oudere zijn eigen kracht (weer) ervaart; het onderzoeken van vragen als: welke acties van de ouderen vragen om welke ondersteuning en wie gaat dit bieden; hoe kan het informele netwerk een positieve rol spelen; hoe werken we vraaggericht; wat is coachen en hoe kan dat gebruikt worden? De persoonlijke ervaringsdeskundigheid van de vrijwilligers dient als input voor het leerproces. Uitgaan van de vraag van de oudere betekent nog niet dat voorzien is in zijn behoefte. Het gaat erom dat de vrijwilliger of professional nieuwe wegen bewandelt en met behulp van het sociale netwerk voorziet in het faciliteren van die behoeften. Dit betekent dat de vrijwilliger zelf inschat hoe kan worden voorzien in de behoeften en waar wenselijk andere ondersteuning adviseert. De training bestaat uit 8 bijeenkomsten met concrete oefeningen, waaronder de voorbereiding op een gesprek met een oudere. Deelnemers ervaren praktisch hoe gewerkt wordt met het dialogisch (narratieve) gesprek. Tussen de bijeenkomsten werken de deelnemers aan opdrachten. De module bestaat uit: • Werkboek voor vrijwilligersvoor docenten met 8 bijeenkomsten • Handleiding train-de-trainer De module is eveneens beschikbaar via www.wmowerkplaatsnijmegen.nl Zie ‘opleidingsmodules’. Doelgroep Professionals van vrijwilligers/burgers. Beoogde uitkomst • Vrijwilligers gaan op huisbezoek • De gemeente en welzijnsinstellingen kunnen beschikken over globale (niet persoonsgebonden) informatie wat betreft het welzijn van ouderen • Vrijwilligers worden zelf trainer van een groep vrijwilligers Randvoorwaarden • Vrijwilligers dienen bereid te zijn direct na de eerste training ouderen te bezoeken (leren door doen) • De training moet afgestemd worden op de reeds aanwezige ervaringsdeskundigheid van de vrijwilligers Auteurs Ramon Goelamhaider, Ilona Malisse, studenten Toegepaste Psychologie Drs. Marianne Dekkinga, docent-onderzoeker Lectoraat Lokale Dienstverlening vanuit Klantperspectief 2012
Maatschappelijke ondersteuning
31
Maatschappelijke ondersteuning
32
De ouder als ervaringsdeskundige Opleidingsmodule voor informele opvoedingsondersteuning en zelforganisatie van ouders Opvoedsteun zelf organiseren In deze module wordt gewerkt aan informele opvoedingsondersteuning en zelforganisatie van ouders. Er wordt gewerkt volgens de uitgangspunten van de Pedagogische Civil Society. Het idee is dat iedere ouder genoeg kennis in huis heeft om een kind op te voeden. Echter, tegelijkertijd wordt onzekerheid gevoeld en deze kan gedeeld worden met andere ouders. Het uitwisselen van ervaringen helpt ouders bij de opvoeding en zorgt ervoor dat ze elkaar helpen en iets voor elkaar betekenen. Ouders leren om andere ouders in hun netwerk te ondersteunen en hiermee ontstaat meer samenhang in de wijk. Ouders en wijkbewoners zijn hierdoor meer op elkaar en op elkaars kinderen betrokken. In de module wordt uitgegaan van de verhalen van ouders. De ervaringen en belevingen van hen zijn het vertrekpunt voor het leren en versterken van de eigen kracht van ouders en het zelforganiserend vermogen. Aan de hand van de verhalen wordt de eigen competentieontwikkeling getoetst. Centraal staat de competentie ‘zelf opvoedsteun organiseren’. Deze module bestaat uit vier leerarrangementen: • Verhalen van moeders en dialoogsessies rondom opvoeding • Samenspraak organiseren rondom opvoedingsvragen • Sociale netwerken en Welzijn Nieuwe Stijl • Opvoedsteun zelf organiseren Het lesmateriaal gaat uit van een participatieve aanpak en zelfsturend leren. Dit wil zeggen dat een groep van ongeveer vijf personen meebeslist over welk leerarrangement wordt gevolgd. De module bevat 7 Kennisbronnen met theorie en overig ondersteunend lesmateriaal (film, literatuur en bronnen). De module is beschikbaar via www.wmowerkplaatsnijmegen.nl Zie ‘opleidingsmodules’. Doelgroep De onderwijsmodule is bestemd voor professionals van Centrum Jeugd en Gezin, Welzijnswerk, Jeugdzorg, Onderwijs (bijv. Brede School) en HBO- studenten Social Work (Pedagogiek, Maatschappelijk Werk, Sociaal Pedagogische Hulpverlening, Cultureel maatschappelijke Vorming en Creatieve Therapie).
Maatschappelijke ondersteuning
33
Beoogde uitkomst • Onderling aanspreken van eigen kracht en versterken van probleemoplossend vermogen van ouders • Wijkgericht werken volgens uitgangspunten Pedagogische Civil Society • Deskundigheid en ervaring van ouders worden aangesproken en onderling benut • Vraagverheldering over opvoedingsvragen Randvoorwaarden Professionals of vrijwilligers die een faciliterende rol vervullen dienen bereid te zijn te werken vanuit de houding: ´niet invullen, maar aanvullen als dit wordt gevraagd´, Met deze attitude kan de eigen kracht van ouders, jongeren, hun omgeving en buurtbewoners kans krijgen en worden gemobiliseerd. Gemeenten, professionals en vrijwilligersorganisaties nemen de ideeën van de Pedagogische Civil Society op in hun werkwijze en beleid. Auteurs Drs. Joos Meesters, docent-onderzoeker Dr. Martha van Biene Mld, lector Lectoraat Lokale Dienstverlening vanuit Klantperspectief 2012
Maatschappelijke ondersteuning
34
Hoe vraag je ouders naar wat werkt binnen de Jeugdgezondheidszorg? Protocol cliëntraadpleging en focusgroepinterview Op initiatief van het lectoraat Werkzame Factoren in de Zorg voor Jeugd zijn recent 18 instrumenten om cliëntenraadpleging vorm te geven geïnventariseerd uit wetenschappelijke literatuur. Deze 18 instrumenten zijn opgenomen in een rapport. In het rapport staat bij elk instrument beschreven: het doel, de doelgroep, het ontstaan van het instrument, de inhoud en de voor- en nadelen. Het gaat om de volgende instrumenten: brainstormsessie, CAHPS (Consumer Assessement of Healthcare Providers and Systems, CQ index (Consumer Quality Index), delphi techniek, het focusgroepinterview, fotoscan, GGZ thermometer, interview, klantenwenskaart, mystery guest, patiëntendagboek, patientenraad/cliëntenraad, Picker Institute Questionniare, Quote (Qualtity Of care Through the patient’s Eyes), responsiveness of health system WHO, shadowing, spiegelbijeenkomst, vertrouwen in de gezondheidszorg. Er is tevens een protocol uitgeschreven om het focusgroepinterview praktisch uit te voeren.
Doelgroep Organisaties of professionals die een instrument willen gebruiken om hun cliënten te raadplegen met betrekking tot het verbeteren van de kwaliteit van zorg waarbij het gaat om alle aspecten van zorg die de instelling of professional biedt. Er zijn in de loop van de jaren vele verschillende instrumenten en methoden ontwikkeld waarmee een instelling cliëntenraadpleging kan uitvoeren. De instrumenten van cliëntenraadpleging zijn geselecteerd voor organisaties en professionals werkzaam binnen de extramurale Jeugdgezondheidszorg. Beoogde uitkomst specifiek m.b.t. het focusgroepinterview Cliënten met gemeenschappelijke ervaringen brengen deze ervaringen eerder naar voren en zijn in staat meer persoonlijke informatie te delen. Waarbij het hier gaat om ouders die met hun kinderen het consultatiebureau bezoeken en met hun kinderen tijdens de basisschool de jeugdverpleegkundige/schoolarts bezoeken. Randvoorwaarden specifiek m.b.t. het focusgroepinterview Samenstelling focusgroep: Het aantal deelnemers is 6 – 12 cliënten van een homogene samenstelling (m.b.t. ervaringen met het onderwerp wat aan de orde komt). De deelnemers kunnen in drie groepen worden onderverdeeld: • ouders met kinderen in de leeftijd 0-4 jaar • kinderen van 5 jaar oud • kinderen van 10 jaar oud Eisen aan de gespreksleider: De gesprekleider moet af kunnen stemmen op de verschillende doelgroepen. Als gespreksleider niet bekend zijn met de deelnemers. Werkvorm: Om te starten is een opwarmoefening in een vorm van bijvoorbeeld een pingpongsessie raadzaam. Het werven van deelnemers: Werven op een laagdrempelige manier. Een onafhankelijk iemand zoekt direct contact met ouders en vraag om deel te nemen aan een focusgroep (bijv. in wachtkamer CJG, bij huiskamerprojecten).
Maatschappelijke ondersteuning
35
Wat zijn de topics tijdens het focusgroepinterview: bejegening (kindvriendelijkheid, klantgerichtheid), verwachtingsmanagement (deskundigheid, bruikbare adviezen, uitstraling gebouw), bereikbaarheid (telefonisch contact, afspraak maken). Het protocol is te downloaden via www.hbo-kennisbank.nl. Kader/filosofie Er is weinig tot geen inzicht in de ervaringen die ouders van kinderen van nul tot twaalf jaar hebben wat betreft de hulpverlening vanuit de GGD afdeling JGZ. Dit is een gemis, getuige bijvoorbeeld de kritiek van de zijde van ouders in het rapport ‘Code Oranje’ (Ouders Online, 2011). Ouders zeggen behoefte te hebben aan professionals en instanties die naast hun staan, niet tegenover hen. In de jeugdgezondheidszorg ligt veel nadruk op het ontwikkelen en invoeren van evidence based methodische richtlijnen voor wat de hulpverlener moet doen (specifiek werkzame factoren). De invloed van de algemeen werkzame factoren blijft vaak onderbelicht: wat werkt waarom, wanneer, voor wie, en in wiens handen? Wat maakt iemand tot een effectief professional; hoe maak je contact; hoe stem je af met de cliënt, en onder welke condities werkt een aanpak? Cliëntenraadpleging en specifiek het focusgroepinterview biedt de mogelijkheid om te focussen op algemeen en specifiek werkzame factoren. Auteurs Jamy van Heumen, Maud Lodder Floor Tijhuis en Laura Vogel, studenten Verpleegkunde Drs. Jacqueline Theunissen, docent-onderzoeker Dr. Huub Pijnenburg, lector Lectoraat Werkzame Factoren in de Zorg voor Jeugd 2011 Referenties Ouders Online (2011), Geraadpleegd op 1 maart 2013: http://www.ouders.nl/pdf/onderzoeksrapport_code_oranje.pdf bron foto: http://www.jmorganmarketing.com/wp-content/uploads/2009/03/focusgroup.jpg
Maatschappelijke ondersteuning
36
Passie voor Jeugdzorg Jaarlijks debat over dilemma’s in de jeugdzorg In 2013 wordt voor de vijfde keer het debat Passie voor Jeugdzorg georganiseerd. Dit is een jaarlijks debat dat het Instituut Sociale Studies van de Hogeschool van Arnhem en Nijmegen samen met het lectoraat Werkzame factoren in de zorg voor de jeugd organiseert. Elk jaar weer blijkt het een bijzondere happening te zijn, waarin studenten en docenten van de sociale opleidingen in gesprek gaan over dilemma’s in de jeugdzorg met (oud-)cliënten, professionals en managers, werkzaam op het gebied van zorg voor jeugd. In een ontspannen sfeer worden vaak nieuwe inzichten uitgewisseld. Gespreksonderwerp van voorgaande jaren waren onder andere dilemma’s in het dagelijks werk van jeugdzorgaanbieder, beleidsmaker en onderzoeker/opleider, de vraag of het Centrum voor Jeugd en Gezin de reddingsboei voor de jeugdzorg kan zijn, het vraagstuk van de eigen regie in de hulpverlening van jongeren en hun ouders, en tenslotte de vraag wat de jeugdzorgwerker een effectieve hulpverlener maakt? Voor 2013 is nog niet vastgesteld wat het thema zal zijn, maar het zal ongetwijfeld ook leiden tot gesprekken over de nieuwe positionering van de jeugdzorg in het kader van de transitie van financiering en beleid naar de gemeenten. Doelgroep Het debat wil een ontmoeting creëren tussen het onderwijs en het werkveld van de jeugdzorg. In de eerste plaats is het gericht op studenten en docenten van de bachelor en masteropleidingen in de sociale studies, vooral voor studenten en docenten met opleidingen gericht op jeugd- en opvoedhulp, jeugdggz, jeugd-lvb, en (speciaal) onderwijs. Het debat is daarnaast ook bedoeld voor professionals, beleidsmedewerkers en praktijkmanagers van jeugdzorg- en onderwijsinstellingen, gemeenten en provincies. Beoogde uitkomst Belangrijk aan het debat is dat vraagstukken die in de praktijk van de jeugdzorg een rol spelen, verteld en toegelicht worden voor studenten en docenten en dat op deze wijze het onderwijs meer betrokken wordt bij het publieke debat over de jeugdzorg. Dat kan zorgen voor het verhogen van de praktijkrelevantie van lesprogramma’s en het leerproces van studenten als van het lopende wetenschappelijk praktijkonderzoek aan deze hogeschool en andere instituten. Kader/filosofie HAN SOCIAAL en het Lectoraat Werkzame factoren in de Zorg voor Jeugd zien het organiseren van debatten, landelijke symposia en expert meetings als mogelijkheid om een inspirerend platform te bieden waar de praktijk van de hulp- en dienstverlening, wetenschap, onderwijs en beleid elkaar kunnen ontmoeten en van gedachten kunnen wisselen over innovatieve professionele ontwikkelingen enerzijds, en actuele praktijkrelevante wetenschappelijke kennis anderzijds. Het programma wordt daarom steeds ontwikkeld in samenwerking met externe deskundigen en vertegenwoordigers van sociale opleidingen van de HAN. Om het rendement van deelname aan het symposium te optimaliseren wordt het programma in toenemende mate geïntegreerd in het curriculum, in het bijzonder voor studenten in het uitstroomprofiel jeugdzorgwerker en minoren als ‘Preventief werken met risicojongeren’ en ‘Systeemgericht werken in de ambulante Jeugdzorg’. Het symposium biedt professionals de kans hun collega’s van morgen te ontmoeten en andersom. Deelname leidt voor professionals tot het vergroten en actualiseren van praktijkrelevante wetenschappelijke inzichten. Voor studenten leidt de (in het curriculum voorbereide) deelname aan groepsdiscussie tijdens de dag tot empowerment en versterking van hun professionele zelfbewustzijn. Meer informatie? Deelname aan het debat is gratis. Het maximaal aantal deelnemers is 150 personen. De organisatie is in handen van het secretariaat van het kenniscentrum HAN Sociaal (
[email protected]). Inschrijven is digitaal mogelijk in september/oktober via www.han.nl/LectoraatWFZJ. Maatschappelijke ondersteuning
37
Gebiedsgericht ondersteunen van zelfstandig wonende ouderen Opleidingsmodule voor professionaliteit in werken met kwetsbare ouderen Van 2010 tot 2012 is door een team van onderzoekers van Radboud Universiteit, Hogeschool van Arnhem en Nijmegen, Universitair Medisch Centrum Groningen en Platform31 (voorheen Stuurgroep Experimenten Volkshuisvesting) onderzoek gedaan naar zelfstandig wonende ouderen in tien woonservicegebieden verspreid over Nederland. Het onderzoek heeft een ‘Manifest van de Zelfstandig Wonende Oudere’ opgeleverd. Met dit Manifest als casusmateriaal wordt een beeld geschetst van de situatie van zelfstandig wonende ouderen in woonservicegebieden in Nederland. De thema’s die in het Manifest naar voren komen dienen voor de professionalisering van studenten, docenten, trainers en professionals. Zo ontstaat toegankelijke lesstof die kan bijdragen aan de professionaliteit in gebiedsgericht werken met kwetsbare ouderen. Op deze manier hebben ook nietdirect betrokkenen bij het onderzoek de gelegenheid om nieuwe inzichten op te doen aan de hand van de verhalen van de geïnterviewde ouderen. Voor de meer gedetailleerde rapporten uit het onderzoek wordt verwezen naar de homepage van het onderzoek: http://www.wonenouderen.nl. Deze opleidingsmodule is mogelijk gemaakt door een projectsubsidie van ZonMW/Nationaal Programma Ouderenzorg voor het project Effectevaluatie Proeftuinen Woonservicegebieden. De module is beschikbaar via www.wmowerkplaatsnijmegen.nl Zie ‘opleidingsmodules’. Doelgroep De module is bestemd voor vrijwilligers en professionals. Beoogde uitkomst • Professionals en vrijwilligers hebben kennis en inzicht in de voor zelfstandig wonende ouderen relevante thema’s • Professionals en vrijwilligers zijn in staat om vanuit deze inzichten te zoeken naar vruchtbare samenwerking met elkaar en met de ouderen vanuit een dialogische benaderingswijze • Vrijwilligers en professionals passen de inzichten toe bij het inrichten van integrale zorg- en dienstverlening in zogeheten woonservicegebieden Randvoorwaarden Bereid zijn vanuit de eigen krachtbenadering te werken. De professional en de vrijwilligers oriënteren zich op de eigen rol conform Welzijn Nieuwe Stijl: niet invullen maar aanvullen waar nodig. Vrijwilligers(organisaties) en professionals dienen zich te verhouden tot een nieuwe werkelijkheid. Auteur Dr. Erik Jansen, associate lector Lectoraat Lokale Dienstverlening vanuit Klantperspectief 2012
Maatschappelijke ondersteuning
38
Werken met sociale netwerken van mensen met een verstandelijke beperking Training met handvatten voor het in kaart brengen van sociale netwerken In de afgelopen vier jaar (2008-2012) heeft het lectoraat ‘Zorg voor mensen met een Verstandelijke Beperking’ onder leiding van Prof. dr. Petri Embregts samen met de bij het lectoraat betrokken zorgaanbieders (Dichterbij, Pluryn, JP van den Bent Stichting, Siza, ‘s- Heerenloo, De Driestroom en MEE Gelderse Poort) verschillende onderzoeksprojecten uitgevoerd die allen gericht waren op het verbeteren van de competenties van begeleiders die werkzaam zijn in de zorg voor mensen met een verstandelijke beperking. Op basis van deze onderzoeksprojecten heeft het lectoraat ter afsluiting een trainingspakket ontwikkeld. Dit pakket getiteld ‘Ondersteuning aan mensen met een verstandelijke beperking’ bevat 4 trainingen. Eén van deze trainingen is Werken met sociale netwerken van mensen met een verstandelijke beperking. Doelgroep (Aankomende) professionals in de zorg voor mensen met een verstandelijke beperking, MBO, HBO en zorgpraktijk. Beoogde uitkomst Het doel van de training is dat (aankomende) professionals zich bewust worden van het belang en de structuur van sociale netwerken van cliënten. Ze krijgen handvatten om het sociale netwerk in kaart te brengen, te analyseren en uit te breiden/te versterken. Inhoud Het trainingspakket ‘Ondersteuning aan mensen met een verstandelijke beperking’ bevat alle benodigde materialen voor het geven van de training Werken met sociale netwerken van mensen met een verstandelijke beperking: • •
• •
De trainers- en docenthandleiding Een nieuw instrument voor het in kaart brengen van het sociale netwerk van mensen met een verstandelijke beperking, genaamd Maastrichtse Sociale Netwerk Analyse voor Mensen met een Verstandelijke Beperking Een trainingsfilm voor het leren werken met dit instrument Alle benodigde informatie en materialen om met dit instrument te kunnen werken in uw beroeps- of onderwijspraktijk. Deze materialen zijn ook digitaal te vinden op: www.han.nl/lectoraatZMVB. Kader/filosofie Extramuralisering van de zorg voor mensen met een verstandelijke beperking en reintegratie van deze doelgroep in de samenleving hebben tot ingrijpende veranderingen in de organisatie van de zorg geleid. Het begrip vermaatschappelijking verwijst naar de bewuste inspanning van cliënten, professionals en de samenleving als geheel om ruimte te maken voor mensen die voorheen buiten het maatschappelijke leven stonden, zodat sprake is van integratie en inclusie in de samenleving. Ondersteuning daarbij wordt niet alleen geboden door professionals, maar ook en zelfs in eerste instantie door het persoonlijk sociale netwerk van de cliënt. Maatschappelijke ondersteuning
39
Het lectoraat ‘Zorg voor Mensen met een Verstandelijke Beperking’ sluit met de onderzoekslijn ‘Sociale netwerken’ aan bij bovenstaande ontwikkelingen. Het uiteindelijke doel van deze onderzoekslijn is om na effecten evaluatieonderzoek te komen tot een evidence based methode om sociale netwerken in kaart te brengen, te betrekken, te versterken en uit te breiden. Deze methode kan in het onderwijs (o.a. de minor ‘Mensen met een verstandelijke beperking’) en nascholingstrajecten ingezet worden. Het onderzoek waarop bovengenoemde training is gebaseerd, is het eerste deelonderzoek binnen deze onderzoekslijn.
Auteurs Drs. Ida van Asselt-Goverts, docent-onderzoeker Prof. dr. Petri Embregts, lector Dr. Lex Hendriks, associate lector Drs. Noud Frielink, onderzoeker Lectoraat Zorg voor Mensen met een Verstandelijke Beperking 2012
Maatschappelijke ondersteuning
40
41
Relatie burger – professional De kwaliteit van de samenwerkingsrelatie tussen burgers en sociale professionals is een sterke voorspeller van het resultaat van maatschappelijke dienstverlening. Voor elke sociale professional is het kunnen ontwikkelen en onderhouden van vruchtbare samenwerkingsrelaties een cruciale vaardigheid. Onder de noemer Relatie burgerprofessional richt HAN SOCIAAL daarom haar pijlen ook op dit thema. Het ontwikkelen en toepassen van kennis en methoden voor het aangaan en versterken van die gewenste samenwerkingsrelaties vindt plaats op basis van onderzoek- en ontwikkelprojecten en overdracht-activiteiten. Die dragen bij aan empowerment van sociale professionals waar het gaat om effectieve relatievorming, vergroten zo de kansen op onbedreigde ontwikkeling en participatie van (groepen of individuele) jeugdigen en volwassenen, en dragen daardoor bij aan hun kwaliteit van leven.
Relatie burger – professional
42
I (am)use me Werkboek voor narratief werken en onderzoek doen door creatieve werkvormen ‘I (am)use me’ is het creatieve product dat gemaakt is naar aanleiding van een afstudeeronderzoek. ´ Ik ben een werkboek vol verhalen. Ik ben een verhaal. Ik ben jouw verhaal, het verhaal van je collega, je docent, je (mede)cliënt, je (mede)student. Ik ben het mengsel van jouw verhaal en dat van een ander. Ik ben jouw ervaring met een probleem, een gebeurtenis, het onderwijs, de hulpverlening en ga zo maar door. Ik daag je uit tot nadenken, creativiteit, vertellen en uitwisselen. Ik laat je niet meer los, of zorg ervoor dat jij mij niet meer loslaat. Ik geef informatie en bied werkvormen en opdrachten. De bedoeling is dat je me gebruikt om informatie en inspiratie op te doen met betrekking tot narratief werken en narratief onderzoek, maar ik ben er ook om je te vermaken. Je mag in me tekenen, plakken, knippen, bladzijdes uit me scheuren, bladzijdes verfrommelen en aantekeningen in me maken, maar zorg er ook voor dat je mij vermaakt. Geef me kleur en maak je eigen boek met jouw verhaal´. Het werkboek bestaat uit: DEEL 1 Narratief werken DEEL 2 Interactief werken met verhalen DEEL 3 Bijeenkomsten: Speed-daten, Debat, Lunchquiz, Evaluatiebijeenkomst, Vertel het me! Het werkboek is beschikbaar via: http://www.han.nl/onderzoek/werkveld/onderwerpen/narratief-onderzoek-enwe/_attachments/i_am_use_me_totaal.pdf Doelgroep Docenten en studenten en zij die verhalen willen uitwisselen en vastleggen. Beoogde uitkomst Docenten krijgen inzicht in de mogelijkheden van narratief werken en onderzoek doen met behulp van creatieve werkvormen. Randvoorwaarden Bereid zijn met eigen verhalen te werken. Auteurs Marije Kooijmans, Devika van Rijbroek, Dorine Ringlever, Anne van Schijndel en Joanne Vrijhof, studenten Sociaal Pedagogische Hulpverlening Dr. Martha van Biene Mld, lector Ir. Jidske Kohlmann, junior onderzoeker Dr. Meike Heessels, onderzoeker Lectoraat Lokale Dienstverlening vanuit Klantperspectief 2012
Relatie burger – professional
43
Narratief! Wablief? Werkboek om op speelse wijze ervaring op te doen met narratief werken en onderzoek doen Ieder zijn eigen verhaal Dit werkboek gaat over de wonderlijke combinatie van vertellen over het verleden en heden en handelen in het hier en nu! Laat u verrassen… Verhalen geven inzicht in het hoe, wat en waarom van het leven en brengen herinneringen naar boven. Studenten geven antwoord op de narratieve leemten die ze tegen kwamen in hun onderzoek naar de ervaringen van docenten met narratief onderzoek en narratief werken. De docenten maken al gebruik van narratief werken en onderzoek, maar zijn zich er niet zozeer bewust van dat het om narratieven gaat. Daarnaast blijkt dat docenten graag meer kennis en ervaring willen opdoen met narratief werken en onderzoek. Veel docenten zijn er nieuwsgierig naar, maar een aantal staat er ook sceptisch tegenover. Narratief werken biedt de mogelijkheid tot persoonlijke ontwikkeling. Als het gaat om narratief onderzoek en werken is er voor sommige docenten nog een weg te gaan, niet uit onwil, maar vanwege de onbekendheid. Er is geen twijfel over het nut van het onderzoeken van de betekenis van verhalen van cliënten in de hulpverleningscontext. Er is nog wel handelingsverlegenheid over hoe zo’n onderzoek in te richten en te begeleiden en hoe het werken met verhalen geïmplementeerd kan worden. Met dit werkboek hopen de studenten dat docenten worden uitgedaagd om samen met studenten en collega’s narratief werken en onderzoek binnen het onderwijs inhoud en vorm te geven. Met dit werkboek laten studenten de docenten op speelse wijze ervaring opdoen met narratief werken en onderzoek. Dat doen ze door eerst helderheid te geven over de begrippen. Vervolgens geven ze opdrachten en bieden ze werkvormen aan waarmee docenten met de verzamelde verhalen aan de slag gaan. De werkvormen nodigen uit om de verhalen van mensen naar boven te halen en te begrijpen. In deze opdrachten stellen zij de mens als actor centraal. We worden uitgenodigd tot betekenisgeving, tot het zoeken naar de verhaallijn en het herkennen van plots (een plot heeft een begin en een eind). Het vertellen van het eigen verhaal geeft inzicht in het eigen denken, doen en laten. Het werkboek bestaat uit: Deel 1: Theorie narratief werken en onderzoek; Dialogisch werken. Deel 2: Creatieve werkvormen: Het schrijven van een levensverhaal; Digital storytelling; Tekening van de toekomst; De visuele prikkelmethode; Het maken van een schatkaart; Inspirerende kaarten; Muzikale verhalen; Herinneringen naar boven krijgen; Spelen met associaties; Levensgroot; Open interview. Het werkboek is beschikbaar via: http://www.han.nl/onderzoek/werkveld/onderwerpen/narratief-onderzoeken-we/_attachments/29934_kookboek_definitief.pdf Doelgroep Docenten en studenten van creatieve sociale opleidingen.
Relatie burger – professional
44
Beoogde uitkomst Docenten krijgen inzicht in mogelijkheden van narratief werken en onderzoek met behulp van creatieve werkvormen. Randvoorwaarden Bereid zijn met verhalen te werken. Auteurs Lieselotte Bobbink, Helga Degem-Nijeboer, Elke Geurts, Milou Pelzer en Joshi Woudenberg, studenten Sociaal Pedagogische Hulpverlening Dr. Martha van Biene Mld, lector Ir. Jidske Kohlmann, junior onderzoeker Dr. Meike Heessels, onderzoeker Lokale Dienstverlening vanuit Klantperspectief 2012 Referentie Schalock, R.L., & Verdugo, M.A. (2002). Handbook on quality of life for human service practitioners. Washington, DC: American Association on Mental Retardation.
Relatie burger – professional
45
Cultuursensitieve professionals in zorg en welzijn, overbruggen een wereld van verschil Opleidingsmodule interculturele sensitiviteit, Welzijn Nieuwe Stijl en transculturele diagnostiek Deze e-learning module, verder te noemen werkboek, is een resultaat van het innovatieprogramma Dunya. Dit programma beoogt interculturele dienstverlening tot stand te brengen vanuit het perspectief van allochtone cliënten en hun sociale netwerken. Kenmerkend voor Dunya is aansluiten bij de leefwereld van de allochtone zorgvrager met oog en oor voor behoeften, vragen, wensen en eigen inzet op alle levensgebieden. Dit werkboek nodigt professionals uit tot het ervaren van interculturele sensitiviteit en helpt om samen met de allochtone cliënt zichtbare en achterliggende behoeften en problemen te bespreken en verborgen leed naar boven te halen. Hoe professionals deze cultuursensitieve benadering invullen en cliënten ondersteuning bieden bij de oplossing van problemen wordt duidelijk in de tien verhalen die professionals verzamelden over hun werk. In de module is aandacht voor een werkmodel voor transculturele diagnostiek; het culturele interview en meetinstrumenten. We gebruiken de levensdomeinen van Schalock om kwaliteit van bestaan te leren begrijpen en te ondersteunen. Ook de presentiebenadering en het uitwisselen van grenservaringen krijgt een belangrijke plek in het leerproces. Het werkboek sluit nauw aan bij de uitgangspunten van Wmo Welzijn Nieuwe Stijl met aandacht voor de culturele aspecten van de wet. Specifiek is er aandacht voor het meedoen, meedenken, meewerken en meebeslissen van cliënten. In dit werkboek gaan we uit van een praktijkgerichte benadering van interculturele sensitiviteit op basis van het werk van de Amerikaanse antropologen Janet M. Bennett en Milton J. Bennett. Zij gaan uit van interculturele sensitiviteit als een dynamisch proces dat het volgende verloop heeft: 1) 2) 3) 4) 5) 6)
Ontkenning Weerstand Minimaliseren Aanvaarding Aanpassing Wederzijdse integratie
Deze module bestaat uit: • Tien verhalen van professionals • Acht interactieve werkvormen: Dialoogsessie, Reflector Competentie Interculturele Sensitiviteit, Leren participeren, Support Circles, Reflector TOPOI – Presentie van interculturele sensitiviteit, Reflector Levenskwaliteit in cultureel perspectief, Reflector Essentie van Presentie en Kantelbox • 16 Kennisbronnen zijn beschikbaar, waaronder: Cultural Formulation of diagnosis, werkmodel voor transculturele diagnostiek; Het culturele interview - Nederlandse versie; Meetinstrumenten en migranten; De acht levensdomeinen (Schalock); Presentietheorie; Grenservaringen uitwisselen De module is beschikbaar via www.wmowerkplaatsnijmegen.nl Relatie burger – professional
46
Zie ‘opleidingsmodules’. Er is een e-learning module beschikbaar: http://han.kennisdesk.nl/kennisdesk/MyDesk/ Doelgroep De module is bestemd voor professionals die werken met mensen met verschillende culturele achtergronden en een sociaal economische achterstand ervaren. Beoogde uitkomst - Professionals ervaren interculturele sensitiviteit - Professionals verbinden intercultureel werken aan Welzijn Nieuwe Stijl - Professionals krijgen inzicht in transculturele diagnostiek Randvoorwaarden Bereid zijn de dialoog te voeren om interculturele sensitiviteit bespreekbaar te maken, te ervaren en om te zetten naar handelen. Auteurs Drs. Maria van Erp, onderzoeker Dr. Martha van Biene Mld, lector Lectoraat Lokale Dienstverlening vanuit Klantperspectief 2013
Relatie burger – professional
47
Interreligieuze sensitiviteit Opleidingsmodule Intercultureel Vakmanschap en Welzijn Nieuwe Stijl Het al dan niet religieus zijn is grotendeels naar het privédomein verbannen, waardoor het voor veel professionals niet natuurlijk is om het te bespreken (handelingsverlegenheid). Tegelijkertijd vinden cliënten het vaak moeilijk om zich bij vragen hierover tot hulpverleners te richten (vraagverlegenheid). Religie is een ondergeschoven gespreksonderwerp geworden, terwijl het een belangrijk onderdeel uitmaakt van het dagelijkse leven van mensen. In deze module benaderen we religie vanuit de verhalen van mensen over grote en kleine gebeurtenissen in het leven, zoals een uitvaart, de keuze voor een bepaalde medische behandeling of de omgang met de buren. Met deze module kun je je bekwamen in het aangaan van een dialoog, het leren stellen van vragen over religie aan jezelf en aan anderen met respect voor andere culturen en religies. De dialoog is in dit werkboek de hefboom voor anders denken en doen. Het gaat er in deze werkwijze om dat je elkaar toelaat en openstaat om nieuwe ervaringen en kennis op te doen. Het lesmateriaal is uitgewerkt aan de hand van acht verhalen van burgers over hun leven en de betekenis van religie daarin. Door middel van opgetekende verhalen brengen we de dynamiek van religie in het dagelijkse leven in beeld. Het gaat om de kracht van elk persoonlijk verhaal. De verhalen zijn verrijkt met dialoogvragen. We reiken vijf werkvormen aan waarmee je direct aan de slag kunt. Iedere werkvorm is onderbouwd met kennisbronnen en ander ondersteunend lesmateriaal waarmee je dieper op de stof kunt ingaan. Deze module bestaat uit vijf leerarrangementen: • Verhalen van migranten met dialoogsessies • Reflector Competentie Interculturele Sensitiviteit • Leren participeren vanuit de bakens Welzijn Nieuwe Stijl • Support Circles: onderzoek het verleden en heden • TOPOI en presentie van Interculturele sensitiviteit De module is beschikbaar via www.wmowerkplaatsnijmegen.nl Zie ‘opleidingsmodules’. Er is een e-learning module beschikbaar http://han.kennisdesk.nl/kennisdesk/MyDesk/ Doelgroep De module is bestemd voor hen die werken met mensen met verschillende culturele achtergronden en omstandigheden. Beoogde uitkomst • Meer grip op de betekenis van religie in de werkpraktijk • Zelfinzicht in interreligieus handelen Randvoorwaarden Bereid zijn de dialoog te voeren om Interreligieuze sensitiviteit bespreekbaar te maken, te ervaren en tot ´nieuw´ handelen te komen.
Relatie burger – professional
48
Auteurs Dr. Meike Heessels, onderzoeker Dr. Martha van Biene Mld, lector Marianne Lenkhoff, docent-onderzoeker Drs. Maria van Erp, onderzoeker Lectoraat Lokale Dienstverlening vanuit Klantperspectief 2012
Relatie burger – professional
49
Interculturele sensitiviteit Opleidingsmodule Intercultureel Vakmanschap en Welzijn Nieuwe Stijl In deze module wordt de noodzaak van het ontwikkelen van interculturele sensitiviteit onder de aandacht gebracht. De relatie met Welzijn Nieuwe Stijl komt aan bod alsook de waarde van werken met verhalen. Er wordt passende theorie geboden over interculturele sensitiviteit. Het lesmateriaal is uitgewerkt aan de hand van tien verhalen van migranten. De verhalen zijn verrijkt met dialoogvragen. Aan de hand van dialogische gesprekken over de gebeurtenissen in de levens van migranten ontwikkel je interculturele sensitiviteit. Met jouw inbreng in de dialoog verkrijg je meer inzicht in wat je al weet en waar je aan kunt werken (kennis, vaardigheden, houding). Bij ieder verhaal kan de leergroep zelf een leerarrangement samenstellen met behulp van interactieve werkvormen. We reiken vijf werkvormen aan waarmee je direct aan de slag kunt. Iedere werkvorm wordt onderbouwd met kennisbronnen en ander ondersteunend lesmateriaal waarmee je dieper op de stof kunt ingaan. Deze module bestaat uit vijf leerarrangementen: • Verhalen van migranten met dialoogsessies • Reflector Competentie Interculturele sensitiviteit • Leren participeren vanuit de bakens Welzijn Nieuwe Stijl • Support Circles: onderzoek het verleden en heden • TOPOI en Presentie van Interculturele sensitiviteit Doelgroep De module is bestemd voor professionals die werken met mensen met verschillende culturele achtergronden en omstandigheden. Beoogde uitkomst • Professionals ervaren interculturele sensitiviteit • Professionals verbinden intercultureel werken aan Welzijn Nieuwe Stijl Randvoorwaarden Bereid zijn de dialoog te voeren om interculturele sensitiviteit bespreekbaar te maken, te ervaren en tot handelen te komen. De module is beschikbaar via www.wmowerkplaatsnijmegen.nl Zie ‘opleidingsmodules’. Er is een e-learning module beschikbaar: http://han.kennisdesk.nl/kennisdesk/MyDesk/ Auteurs: Dr. Meike Heessels, onderzoeker Dr. Martha van Biene Mld, lector Drs. Maria van Erp, onderzoeker Lectoraat Lokale Dienstverlening vanuit Klantperspectief 2012
Relatie burger – professional
50
Leerling Competentie Profiel voor jongeren met ASS Matrix begeleidingsbehoeften In opdracht van het lectoraat levensloopbegeleiding bij autisme is de Matrix Begeleidingsbehoeften ten behoeve van het Leerling Competentie Profiel (LCP) ontwikkeld. Doelen van de Matrix begeleidingsbehoeften zijn: • Inzichtelijk maken welke en hoeveel begeleidingsbehoeften een leerling heeft om tot leerresultaat te komen • De leerling, ouders en leerkrachten bewust maken van de begeleidingbehoeften van een leerling • Informatie opleveren aan de hand waarvan doelen opgesteld kunnen worden voor het handelingsplan • De sterke en zwakke punten van de leerling verduidelijken Na meerdere keren invullen: • Inzichtelijk maken of er progressie, stagnatie of regressie plaats vindt. • Informatie verzamelen om te verantwoorden waarom er een bepaald advies (bijvoorbeeld wel of niet naar een HBO) wordt gegeven. Doelgroep Te gebruiken door professionals die werken met leerlingen met een autisme spectrumstoornis (ASS). Beoogde uitkomst Het LCP is een assessmentinstrument en heeft als doel een prognose te geven van het toekomstperspectief van een leerling met ASS met betrekking tot werk en studie, wonen en leven. Op basis van het assessment wordt de begeleidingsbehoefte van de leerling bepaald om de vastgestelde doelen te realiseren.
afbeelding: visuele weergave LCP 1
Als de Matrix Begeleidingsbehoeften meerdere malen is afgenomen kan er gemeten worden of er groei, stagnatie of achteruitgang plaats vindt. Zo wordt duidelijk waar nog aan gewerkt moet worden, maar ook waar het eindpunt van de ontwikkeling van een leerling ligt. Als er bijvoorbeeld na 6 keer afnemen wordt geconstateerd Relatie burger – professional
51
dat er bij een competentie geen vooruitgang meer is, dan zou er geconcludeerd kunnen worden dat de leerling hierin zijn top heeft bereikt. Met deze informatie kan het advies van het LCP onderbouwd worden.
Randvoorwaarden Deze matrix is een onderdeel van het LCP, maar kan ook los van het LCP gebruikt worden. Kader/ filosofie Het Leerling Competentie Profiel (LCP) is een assessment-instrument voor leerlingen met een ASS, en bestaat uit 4 kwadranten. Door het invullen van de kwadranten wordt een beeld van de competenties van de leerling met ASS verkregen, maar ook van de manier waarop de leerling begeleid kan en moet worden om doelen te kunnen realiseren (begeleidingsbehoeften). Van deze gegevens kan een profiel worden opgesteld. In dit profiel worden de volgende 4 kwadranten samengevat: 1. 2. 3. 4.
Willen: (toekomst) wensen, motivatie en realisme Kunnen: vaardigheden (sociaal praktische vaardigheden en werkhouding) Kennen: manier van leren Durven en doen: sfeer en persoonlijkheid, beleving van ASS, acceptatie, ervaringen, overtuigingen, relaties en ondersteuning
Het LCP biedt de mogelijkheid om (een deel) van de genoemde gebieden te screenen en hiermee inzichtelijk te maken waar de leerling met ASS op dat moment staat in zijn ontwikkeling. De belevenis van autisme, het beeld van ouders en leerkrachten, het persoonlijk netwerk of ondersteuning die de leerling buiten school krijgt, wordt hierin meegenomen. Bij alle kwadranten is het van belang om het gedrag van de leerling te verklaren vanuit zijn autisme en dit mee te nemen in het verdere traject. Al deze gegevens samen vormen samen het LCP. Auteurs Ottilia Rodriques da Costa, student Pedagogiek Drs. Suzanne van Driel, orthopedagoog, Dr. Leo Kannerhuis Dr. Jan-Pieter Teunisse, lector Lectoraat Levensloopbegeleiding bij Autisme 2009
Relatie burger – professional
52
HAN-RU symposium Jeugd- en Gezinsonderzoek Jaarlijks thema-symposium over praktijkgericht onderzoek en kennisoverdracht Dit symposium is een product van structurele samenwerking tussen de faculteit Gezondheid Gedrag en Maatschappij van de HAN en de Faculteit Sociale Wetenschappen van de Radboud Universiteit. Zo’n samenwerking is in ons land uitzonderlijk. Het publiek bestaat uit een combinatie van beroepsbeoefenaren, onderzoekers en beleidsmensen en bachelor- en masterstudenten van HAN en RU. Studenten kunnen tijdens de congresdag in contact komen met mensen die al werkzaam zijn in de sociale praktijk waarvoor zij worden opgeleid. Recente symposiumthema’s zijn geweest: Trauma bij jeugd: innovaties in de diagnostiek en behandeling, en nieuwe wegen in de onderwijszorg voor jeugdigen met bijzondere onderwijsbehoeften. Het thema in 2013 is Transformatie en professionaliteit. Een van de key note speakers is dit jaar een collega uit de VS met internationale reputatie als innovatief denker met betrekking tot de samenwerking van cliënten/opvoeders en beroepsbeoefenaren, gericht op het versterken van ontwikkelingskansen en participatie van jeugdigen. Doelgroep Dit symposium is van belang voor beroepsbeoefenaren en hbo-/wo-studenten in opleidingen gericht op jeugden opvoedhulp, jeugdggz, jeugd-lvb, (speciaal) onderwijs (ortho-pedagogen, kinder- en jeugdpsychologen, sociaal en ambulant werkers, leerkrachten en onderwijskundigen). Het symposium is ook bedoeld voor beleidsmedewerkers en praktijkmanagers van jeugdzorg- en onderwijsinstellingen, gemeenten en provincies, en voor wetenschappers die nauw betrokken zijn bij onderzoek en innovatie in jeugdzorg en onderwijs. Beoogde uitkomst Het symposium is gericht op state of the art kennisoverdracht rond een voor de praktijk belangrijk en actueel thema, op basis van praktijkgericht empirisch onderzoek. Dit jaar richten we de aandacht op de transformatie in de jeugdhulp, en op de vraag wat dit betekent voor de innovatie van professionaliteit van effectieve beroepsbeoefenaren, en dus ook van beroepsopleidingen. Randvoorwaarden Maximaal aantal deelnemers is 350. Minimaal de helft van de toegangsbewijzen is gereserveerd voor externe gasten. Zij worden aangevuld met studenten van HAN en RU (deelname HAN-studenten is gratis). Toewijzing van toegangskaarten gebeurt in volgorde van aanmelding. Voor externe gasten bedragen de kosten voor deelname aan het symposium € 150,00 per persoon. Dit is inclusief programmaboekje met samenvattingen, koffie/thee, lunch en aperitief. Jaarlijks wordt accreditatie aangevraagd bij: • het NIP voor Kinder-en Jeugdpsychologen • de NVO voor Orthopedagoog-Generalist Het aantal toegekende accreditatie-uren is enigszins afhankelijk van het congresthema; rekent u op 3 registratiepunten. Kader/filosofie HAN SOCIAAL en het Lectoraat Werkzame factoren in de Zorg voor Jeugd zien het organiseren van landelijke symposia en expert meetings als mogelijkheid om een inspirerend platform te bieden waar sociale praktijk, wetenschap, onderwijs en beleid elkaar kunnen ontmoeten en van gedachten kunnen wisselen over innovatieve professionele ontwikkelingen enerzijds, en actuele praktijkrelevante wetenschappelijke kennis anderzijds.
Relatie burger – professional
53
Het programma wordt daarom steeds ontwikkeld in samenwerking met externe deskundigen en vertegenwoordigers van sociale opleidingen van de HAN. Om het rendement van deelname aan het symposium te optimaliseren wordt het programma in toenemende mate geïntegreerd in het curriculum, in het bijzonder voor studenten in het uitstroomprofiel jeugdzorgwerker. Het symposium biedt professionals de kans hun collega’s van morgen te ontmoeten en andersom. Deelname leidt voor professionals tot het vergroten en actualiseren van praktijkrelevante wetenschappelijke inzichten. Voor studenten leidt de (in het curriculum voorbereide) deelname aan groepsdiscussie tijdens de dag tot empowerment en versterking van hun professionele zelfbewustzijn.
Meer informatie De organisatie is in handen van Diana de Ruiter (
[email protected]). Inschrijven is digitaal mogelijk in augustus/september via de symposiumwebsite www.ru.nl/jeugd-en-gezinsonderzoek
Relatie burger – professional
54
De Jeugdhulp Alliantie Schaal (JAS) Handleiding en vragenlijst Binnen de jeugdhulpverlening speelt het begrip Alliantie d.w.z. de kwaliteit van de samenwerkingsrelatie tussen hulpverleners en jeugdigen/ouders, een grote rol. Het besef dat de alliantie in grote mate bijdraagt aan het succes van jeugdhulpverlening begint steeds meer door te dringen bij beleidsmakers en uitvoerders. Daardoor ontstaat de behoefte aan een bruikbaar instrument om alliantie te meten en zo nodig bij te sturen. Binnen het lectoraat WFZJ is een vragenlijst ontwikkeld die aan deze behoefte wil voldoen: de Jeugdhulp Alliantie Schaal. Deze JAS is een lijst met 20 meerkeuzevragen, waarin alle kenmerken van de alliantiedefinitie van Bordin (1979) aan bod komen. Er is een versie voor de cliënt (de opvoeder) en een versie voor de hulpverlener zelf. Aan een variant voor jongeren vanaf 12 jaar wordt op dit moment gewerkt. Bij de lijst hoort een handleiding, met daarin instructies over de afname, de scoring en de wijze waarop de uitkomsten teruggekoppeld worden. De JAS is mede ontwikkeld door praktijkonderzoek van HAN studenten bij Lindenhout, Entréa en Pactum. Er zijn nog geen normen vastgesteld. In 2013 start het onderzoek naar de betrouwbaarheid en de validiteit van de JAS.
Doelgroep De JAS is breed inzetbaar binnen de jeugdhulpverlening. Iedere jeugdhulpverlener die directe contacten met de cliënt / het cliëntsysteem heeft kan de lijst inzetten om de alliantie te monitoren. De lijst geef informatie op casusniveau. Maar de informatie kan ook geaggregeerd gebruikt worden, om bijvoorbeeld de gemiddelde alliantiescores van een (zorgaanbieders-) team te bepalen, of om bijvoorbeeld de verschillen tussen taakalliantie en persoonlijke alliantie te onderzoeken om hier bij deskundigheidsbevordering op te kunnen sturen. Een andere doelgroep is het onderwijsveld, meer specifiek de studies pedagogiek en maatschappelijke dienstverlening, en studenten die willen afstuderen in het Uitstroomprofiel Jeugzorgwerker. Zo wordt voor alle eerstejaars studenten pedagogiek van de HAN in 2013 een symposium over alliantie gehouden, waarin men leert werken met de JAS als voorbeeldinstrument voor alliantiemeting. Beoogde uitkomst De beoogde uitkomst van het werken met de JAS sluit aan bij de algemene doelstelling van het lectoraat: meer zicht en grip krijgen op algemeen werkzame factoren in de jeugdhulpverlening. Een van die factoren is de alliantie tussen de diverse partijen in de jeugdhulpverlening. Met de JAS hebben gebruikerseen gestructureerde manier om de alliantie te meten en zo zodoende waar nodig bij te kunnen sturen.
Relatie burger – professional
55
Randvoorwaarden Het product bestaat uit een handleiding en een lijst die digitaal of op papier is in te vullen. Het is belangrijk dat de JAS beheerd wordt door het lectoraat, zodat validering en betrouwbaarheidsonderzoek effectief ingezet kunnen worden en er geen wildgroei van versies ontstaat. Voor onderzoeksdoeleinden is de JAS beschikbaar in overleg met de auteurs. Het werken met de JAS vraagt geen specifieke voorkennis. Met behulp van de handleiding kan een professionele hulpverlener zelf scoren en interpreteren, daarbij (in het begin) bij voorkeur gesteund door een ervaren gedragswetenschapper. Onderzoek naar de validiteit en de betrouwbaarheid zijn uiteraard nodig om de JAS definitief bestaansrecht te geven. Kader/filosofie Het lectoraat richt zich op alle werkzame factoren, met extra aandacht voor de algemene of non-specifieke factoren. Alliantie is er daar één van. Juist van deze factor wordt het belang steeds meer onderkend. Werken met een concreet instrument als de JAS zal enerzijds bijdragen aan het onder de aandacht brengen van het belang van alliantie als werkzame factor, in onderwijs en praktijk, anderzijds zal het concreet bijdragen aan de actuele hulpverleningsprocessen waarbij de JAS ingezet wordt om de alliantie tussen cliënt en hulpverlener te monitoren, bespreekbaar te maken en zo nodig te beïnvloeden. Auteurs Drs. Rinie van Rijsingen, gedragswetenschapper/beleidsadviseur Lindenhout Dr. Huub Pijnenburg, lector Lectoraat Werkzame Factoren in de Zorg voor Jeugd 2012 Referentie Bordin, E.S. (1979). The generalizability of the psychoanalytic concept of the working alliance. Psychotherapy: Theory, Reseach & Practice, 16 (3), 252-260
Relatie burger – professional
56
Alliantie tussen cliënt en hulpverlener: daar moet én kun je wat mee! Workshop kennismaken, meten en monitoren van alliantie met de Jeugdhulp Alliantie Schaal (JAS) Het besef dat de kwaliteit van de samenwerkingsrelatie van cliënten en hulpverleners(alliantie) in grote mate bijdraagt aan het succes van de jeugdhulpverlening, begint steeds meer door te dringen bij beleidsmakers en uitvoerders. Daardoor ontstaat het inzicht dat alliantie een voorwaarde is voor effectieve hulp, en daarmee de wens om alliantie te meten en zo nodig bij te sturen. Daarvoor worden procedures bedacht en instrumenten gezocht en ontwikkeld. Een van die instrumenten is de Jeugd Alliantie Schaal. De JAS is door het Lectoraat Werkzame Factoren in de zorg voor Jeugd ontwikkeld, omdat er nog geen instrument bestond dat toegesneden is op de praktijk van jeugd- en opvoedhulp. Het lectoraat biedt een breed inzetbare workshop aan, waarin het meten van alliantie (in het bijzonder met de JAS) en het proces van het monitoren van deze alliantie centraal staan. Uiteraard wordt gebruik gemaakt van activerende werkvormen als rollenspel en discussie. Doelgroep De in de workshop uitgedragen en gegenereerde kennis is van belang voor de praktijk, het onderwijs en het jeugdzorgbeleid. • Vanuit het werkveld: gedragswetenschappers/werkbegeleiders en uitvoerend medewerkers in de jeugdzorg, en leidinggevenden • Vanuit het onderwijs: docenten sociale studies aan Hogeschool of Universiteit, praktijkonderzoekers, master studenten • Vanuit de overheid: beleidsmakers en financiers van jeugdzorg Beoogde uitkomst In deze workshop kunnen deelnemers kennismaken met een alliantielijst (de JAS) en worden zij actief betrokken in een discussie over het meten en monitoren van alliantie. Met als uitgangspunt de eigen praktijksituatie, ontdekken deelnemers zowel voordelen als valkuilen. Na afloop weten deelnemers: • •
Hoe het lectoraat WFZJ en haar partners (jeugdzorginstellingen in Gelderland en Brabant) alliantie operationaliseren en wat zij ontwikkeld hebben om alliantie te monitoren in de jeugdzorg Hoe u zelf aankijkt tegen (het belang van) alliantie in diverse werkrelaties, welke middelen u eventueel zou kunnen gebruiken of welke middelen u (in samenwerking met ons?) zou willen ontwikkelen
Randvoorwaarden De workshop wordt in principe door twee leden van het van het lectoraatteam gegeven. Het aantal deelnemers ligt standaard tussen 8 en 25 deelnemers. De aanwezigheid van een beamer is wenselijk, net zoals een flipover of whiteboard. De duur van de workshop is standaard 120 minuten. Als doelgroep en groepsgrootte dit vragen kan dit worden aangepast. Vergoeding: reiskosten en uurtarief van de workshopleiders. Kader/filosofie Het lectoraat richt zich op werkzame factoren in de zorg voor jeugd, met name op algemeen werkzame (ook wel: interventie-nonspecifieke) factoren. Het belang daarvan wordt steeds meer onderkend. Alliantie is één van de belangrijkste van deze algemeen werkzame factoren. Vanaf 2009 is het lectoraat WFZJ bezig met dit thema. Binnen de jeugdzorginstellingen Lindenhout, Entréa en Pactum hebben inmiddels zo'n 15 HAN studenten pedagogiek deelonderzoeken gedaan, waar onder andere de JAS uit voortgekomen is. Valideringsonderzoek, waarbij ook Brabantse instellingen betrokken worden, is in voorbereiding. De workshop draagt direct bij aan de kennis en ervaring van de deelnemers over het fenomeen alliantie en hoe dat te hanteren, en indirect aan kwaliteitsverbetering in de jeugdzorg. Relatie burger – professional
57
Auteurs Drs. Rinie van Rijsingen, gedragswetenschapper/beleidsadviseur Lindenhout Dr. Huub Pijnenburg, lector Lectoraat Werkzame Factoren in de Zorg voor Jeugd 2013
Relatie burger – professional
58
Ouders centraal: (er)ken mij en mijn kind Training bewustwording rol ouders in professionele relatie cliënt en begeleider In de afgelopen vier jaar (2008-2012) heeft het lectoraat ‘Zorg voor mensen met een Verstandelijke Beperking’ onder leiding van Prof. dr. Petri Embregts samen met de bij het lectoraat betrokken zorgaanbieders (Dichterbij, Pluryn, JP van den Bent Stichting, Siza, ‘s- Heerenloo, De Driestroom en MEE Gelderse Poort) verschillende onderzoeksprojecten uitgevoerd die allen gericht waren op het verbeteren van de competenties van begeleiders die werkzaam zijn in de zorg voor mensen met een verstandelijke beperking. Op basis van deze onderzoeksprojecten heeft het lectoraat ter afsluiting een trainingspakket ontwikkeld. Dit pakket getiteld ‘Ondersteuning aan mensen met een verstandelijke beperking’ bevat 4 trainingen. Eén van deze trainingen is Ouders centraal: (er)ken mij en mijn kind. Doelgroep (Aankomende) professionals in de zorg voor mensen met een verstandelijke beperking, MBO, HBO en begeleiders in de zorgpraktijk. Beoogde uitkomst Het doel van de training is om (aankomende) professionals bewust te maken van de rol van ouders in de professionele relatie van cliënt en begeleider. Professionals krijgen handvatten om in gesprek te gaan en blijven met ouders. Randvoorwaarden Het trainingspakket ‘Ondersteuning aan mensen met een verstandelijke beperking’ bevat alle benodigde materialen voor het geven van de training Ouders centraal: (er)ken mij en mijn kind. Dit trainingspakket omvat naast de trainers-/docenthandleiding alle benodigde werkmaterialen en achtergrond-informatie. Deze materialen zijn digitaal te vinden op: www.han.nl/lectoraatZMVB. Kader/filosofie
De rol die ouders in de zorg voor mensen met een verstandelijke beperking willen, kunnen en mogen vervullen is veranderd. Tot zeker halverwege de vorige eeuw namen ouders ‘afscheid’ van hun kind als het werd opgenomen in een instelling. De instellingen lagen ver weg in de bossen en ouders konden op vastgestelde tijden op bezoek komen; de begeleiders beslisten over de zorg die nodig was. Uit onvrede met deze situatie en om elkaar te steunen in het kenbaar maken van hun gemeenschappelijke wensen zijn er ouderverenigingen opgericht. De emancipatie van de ouderverenigingen heeft ertoe bijgedragen dat de rol en de betrokkenheid van de ouders bij de zorgverlening steeds meer vorm krijgt en erkend wordt door de zorgverleners. Immers, ouders zijn degenen die hun hele leven met hun kind (de cliënt) verbonden zijn. De professional daarentegen is een passant. Hoewel een goede samenwerking tussen begeleiders en ouders belangrijk en wenselijk is, verloopt deze in de praktijk niet altijd even soepel. Een verklaring hiervoor wordt onder meer gezocht in het feit dat de samenwerking tussen ouders en begeleiders in de zorg voor mensen met een verstandelijke beperking veelal een gedwongen samenwerking is. Ouders en begeleiders kiezen niet voor elkaar, maar moeten in het belang van de mens met de verstandelijke beperking hoe dan ook met elkaar samenwerken. Een van de onderzoeken van het lectoraat ‘Zorg voor mensen met een Verstandelijke Beperking’ richtte zich op ouders van mensen met een ernstige verstandelijke beperking en ernstige gedragsproblemen en had als onderzoeksvraag: Welke competenties vormen volgens ouders een goede basis voor het werken als begeleider in de zorg voor mensen met een ernstige verstandelijke beperking en ernstige gedragsproblemen? Relatie burger – professional
59
Eén van de bevindingen van dit onderzoek is dat ouders vooral sámen met begeleiders de zorg voor hun kind willen vormgeven. Informatie-uitwisseling en oprechte dialoog lijken hierin dé bouwstenen om optimale kwaliteit van leven voor mensen met een ernstige verstandelijke beperking en ernstige gedrags-problemen te kunnen bieden. Dit betekent dat begeleiders competenties moeten bezitten om deze relatie vorm te geven. Daartoe wil de training Ouders centraal: (er)ken mij en mijn kind toe bijdragen. Auteurs Drs. Joke van der Meer, docent-onderzoeker Prof. dr. Petri Embregts, lector Dr. Lex Hendriks, associate lector Lectoraat Zorg voor Mensen met een Verstandelijke Beperking 2012
Relatie burger – professional
60
Menslievende professionalisering van (toekomstige) beroepskrachten Training met gevarieerd aanbod van producten voor interpersoonlijke dimensie van zorg In de afgelopen vier jaar (2008-2012) heeft het lectoraat ‘Zorg voor mensen met een Verstandelijke Beperking’ onder leiding van Prof. dr. Petri Embregts samen met de bij het lectoraat betrokken zorgaanbieders (Dichterbij, Pluryn, JP van den Bent Stichting, Siza, ‘s- Heerenloo, De Driestroom en MEE Gelderse Poort) verschillende onderzoeksprojecten uitgevoerd die allen gericht waren op het verbeteren van de competenties van begeleiders die werkzaam zijn in de zorg voor mensen met een verstandelijke beperking. Op basis van deze onderzoeksprojecten heeft het lectoraat ter afsluiting een trainingspakket ontwikkeld. Dit pakket getiteld ‘Ondersteuning aan mensen met een ver-standelijke beperking’ bevat 4 trainingen. Eén van deze trainingen is Menslievende professionalisering van (toekomstige) beroepskrachten. Doelgroep (Aankomende) professionals in de zorg voor mensen met een verstandelijke beperking, MBO, HBO en professionals in de zorgpraktijk. Beoogde uitkomst Het doel van de training is om professionals in de zorg voor mensen met een verstandelijke beperking en toekomstige beroepskrachten van MBO en HBO instellingen een gevarieerd aanbod aan producten (in dialoog gaan, out of the box denken, verantwoordelijkheid nemen en moreel beraad) bieden met behulp waarvan zij de menslievende professionalisering in hun eigen organisatie of stageverlenende instelling kunnen vormgeven. Hierdoor wordt de interpersoonlijke dimensie van zorg (weer) sterk benadrukt. Randvoorwaarden Het trainingspakket ‘Ondersteuning aan mensen met een verstandelijke beperking’ bevat alle benodigde materialen voor het geven van de training Menslievende professionalisering van (toekomstige) beroepskrachten. Dit trainingspakket omvat naast de trainers-/docenthandleiding alle benodigde werkmaterialen en achtergrondinformatie. Deze materialen zijn digitaal te vinden op: www.han.nl/lectoraatZMVB. Kader/filosofie Binnen het Lectoraat ‘Zorg voor Mensen met een Verstandelijke Beperking’ zijn de afgelopen jaren een aantal onderzoeksprojecten uitgevoerd rondom het thema menslievende zorg. In een eerste project De menselijke maat van de zorg. Menslievende zorg aan mensen met een lichte verstandelijke beperking stond het bieden van menslievende zorg in de ogen van begeleiders centraal. Onderzoek heeft aangetoond dat begeleiders naar hun gevoel niet altijd voldoende kwaliteit van zorg kunnen bieden. Als oorzaak wordt vaak gewezen op de verzakelijking van de zorg. Regelmatig wordt de dreiging geuit dat standaardisering en het waarderen van kwaliteit in termen van meetbare uitkomstmaten, de interpersoonlijke dimensie van zorg zal overschaduwen. De theorie van menslievende zorg concentreert zich daarentegen op die waarden die essentieel zijn voor het versterken van het verbinteniskarakter van de zorgrelatie zoals verantwoordelijkheid, zorg en betrokkenheid. Volgens de theorie van menslievende zorg, die is ingebed in de traditie van de zorgethiek, heeft professionele kennis en kunde noodzakelijkerwijs een (inter)persoonlijke dimensie die voorwaarde vormt voor het bieden van goede zorg. In de training Menslievende professionalisering van (toekomstige) beroepskrachten krijgen (aankomende) professionals tools in handen waarRelatie burger – professional
61
mee zij de menslievende professionalisering in hun eigen werkomgeving verder kunnen vormgeven.
Auteurs Dr. Maaike Hermsen, docent-onderzoeker Prof. dr. Petri Embregts, lector Dr. Lex Hendriks, associate lector Drs. Noud Frielink, onderzoeker Lectoraat Zorg voor Mensen met een Verstandelijke Beperking 2012
Relatie burger – professional
62
Partnerschapskaart Dialogische en praktische werkvorm voor een gemengde groep betrokkenen in project of programma De partnerschapskaart is een dialogische en praktische werkvorm bestaande uit 4 stappen, waarbij je van rechts naar links de partnerschapskaart invult in een gemengde groep van betrokkenen/partners bij een project of programma. Deze is ontwikkeld in het project Krachtig Cliëntperspectief van CSO/Zorgbelang in het kader van het NPO (Jansen, Wilbrink, De Wit, & Baur, 2012).
Bij veel tijd kun je elke stap apart invullen, bij weinig tijd kun je stap 1 eerst doen en vervolgens stappen 2, 3, en 4 samen nemen. Het idee is dat je eerst overeenstemming bereikt over welke waarden je stelt, en wanneer je over succesvolle samenwerking kunt spreken. Zodra je deze waarden hebt kun je gaan bepalen hoe je daarin samenwerkt in termen van de onderlinge relaties en de eisen die daarvoor gesteld worden aan het handelen en de vaardigheden van de partners. Tenslotte zul je ook moeten formuleren welke voorwaarden er worden gesteld om het vereiste handelen te kunnen uitvoeren en om de relaties te onderhouden. Bij alle stappen geldt: • • • •
Het gaat om dialoog Het gaat om wederkerigheid Deelnemers helpen elkaar om actief deel te nemen Verschillende partners kunnen best verschillende waarden hebben. De vraag is: hoe creëer je een winwin situatie?
Relatie burger – professional
63
Doelgroep Vrijwilligers en professionals uit verschillende organisaties. Beoogde uitkomst • Invulling van de samenwerking tussen vrijwilligers en/of professionals in een netwerk • Dialoog over samenwerking tussen belanghebbenden met verschillende perspectieven uit een netwerk Randvoorwaarden • Het materiaal (invulkaart op A3-formaat) is vrij beschikbaar (zie contactgegevens voor de digitale bestanden). Een publicatie is in voorbereiding. • Gebaseerd op een beschrijvend conceptueel model van Hook (2006) over cliëntparticipatie in de zorg. Auteurs Dr. Erik Jansen, associate lector Lectoraat Lokale Dienstverlening vanuit Klantperspectief 2012 Referentie Hook, M.L. (2006). Partnering with patients – a concept ready for action. Journal of Advanced Nursing, 56(2), 133-143. Jansen, E., Wilbrink, W., De Wit, M., & Baur, V. (2012). Participatie als partnerschap: Krachtig cliëntperspectief in het NPO. Projectrapportage ZonMW-NPO.
Relatie burger – professional
64
Sociale en Communicatieve Vaardigheden voor jongeren van 6-21 jaar met ASS Screeningsinstrument Binnen het trainingscentrum ‘De Wissel’ van het Dr. Leo Kannerhuis, een gespecialiseerd kinder- en jeugdpsychiatrisch ziekenhuis voor mensen met autisme spectrumstoornissen (ASS), kunnen jongeren met ASS een sociale vaardigheidstraining volgen. Om de training goed aan te laten sluiten op de specifieke hulpvraag van de jongere, is het belangrijk om te weten over welke sociale en communicatieve vaardigheden een jongere beschikt. Studenten van de opleiding Pedagogiek hebben op verzoek van de Wissel een screeningsinstrument ontwikkeld. De medewerkers kunnen met behulp van dit instrument de jongere voorafgaand aan de training screenen en helder krijgen welke vaardigheden in de training aan bod moeten komen. Het instrument is te downloaden via www.hbo-kennisbank.nl. Doelgroep Het observatie/screeningsinstrument is vorm gegeven voor cliënten van het Dr. Leo Kannerhuis in de leeftijdscategorie van 6-21 jaar met een ASS. Beoogde uitkomst Door de te trainen basisvaardigheden en de toegevoegde belangrijke aspecten van communicatieve en sociale vaardigheden te onderscheiden in kleinere, concrete en eenduidige deelvaardigheden wordt het voor de observator mogelijk gemaakt af te leiden op welk onderdeel van een vaardigheid de cliënt uitvalt en voor welke training hij/zij in aanmerking komt. Randvoorwaarden Uit praktijkonderzoek is gebleken dat het van belang is dat alle vaardigheden die zijn opgenomen in de Training Communicatieve en Sociale Vaardigheden ook als items op de screeningslijst staan. Dit bleek nodig om een adequate analyse te kunnen maken van de communicatieve en sociale vaardigheden en het instrument aan te laten sluiten op de training. Tevens bleek dat er nog een aantal andere items van belang zijn om een adequate analyse van de communicatieve en sociale vaardigheden te kunnen geven, namelijk nonverbale communicatie, vroeg sociaal communicatief gedrag en het stellen van een hulpvraag. Omdat kinderen en jongeren met een ASS een verminderd inlevingsvermogen hebben en detailgericht zijn, is het nodig om de communicatieve en sociale vaardigheden in kleinere, concrete deelvaardigheden onder te verdelen. Zo weet de cliënt waar een vaardigheid uit bestaat en wat hij/zij allemaal moet leren om deze vaardigheid te beheersen. foto: Rob Gielen
Kader/ filosofie Bij de Training Communicatieve en Sociale Vaardigheden wordt gewerkt met een methode waarvan de basisvaardigheden zijn gebaseerd op de methode van Goldstein (1995). Het onderzoek naar de sociale vaardigheden is vooral toegespitst op de vaardigheden die gehanteerd worden bij de training. Uit het onderzoek komt naar voren dat het grootste probleem lijkt te zijn dat trainers naar verschillende vaardigheden kijken en niet op dezelfde wijze screenen. Auteurs Remy Schoenman, Eline Claassen en Merel Bosman, studenten Sociaal Pedagogische Hulpverlening Drs. Iris te Paske, docent-onderzoeker Drs. Sandra Martens, orthopedagoog, Dr. Leo Kannerhuis Dr. Jan-Pieter Teunisse, lector Lectoraat Levensloopbegeleiding bij Autisme, 2011 Relatie burger – professional
65
Sociale technologie Ontwikkelingen in de (sociale) digitale technologie voltrekken zich razendsnel. Veel sneller dan de ontwikkeling en benutting van toepassingsmogelijkheden van deze technologie in maatschappelijke dienstverlening. Mogelijkheden voor kwaliteitsverbetering en innovatie blijven daardoor onbenut. HAN SOCIAAL heeft daarom als vierde thema gekozen voor Sociale technologie. Dit thema omvat alle studies en overdrachtactiviteiten die betrekking hebben op de ontwikkeling en toepassing van technologie die tot doel heeft om - in interactie met kwetsbare burgers - mobiele mogelijkheden en operationele efficiëntie op het gebied van wonen, welzijn en zorg te vergroten. Het gaat hierbij om ondersteuning in de sociale en psychologische situatie van mensen, die er op gericht is hun sociale verbindingen en deelname aan de samenleving te versterken en hun kwaliteit van leven te behouden of te verbeteren.
Sociale technologie
66
Narratieven in Beeld: De camera als dataverzamelaar in narratief onderzoek Videoanalyse methode Narratief onderzoek met behulp van geluidsopnameapparatuur en een analyse-instrument heeft zich bewezen als een doeltreffende onderzoeksmethode. Echter, bij elk interview gaat een grote hoeveelheid informatie verloren wanneer het gesprek opgenomen en woordelijk getranscribeerd wordt. Non-verbale data zoals handgebaren, stiltes en stemverheffingen kunnen moeilijk woordelijk getranscribeerd worden. Hierdoor is de ware bedoeling van een uitspraak onderhevig aan interpretatie van de onderzoeker. Met behulp van videoanalyse kan de interpretatiestap in een later stadium van het onderzoek gemaakt worden, en bovendien kan deze stap beter gecontroleerd worden door derden. Recent ontwikkelde opties in kwalitatieve analysesoftware bieden daarnaast mogelijkheden om doelmatiger met visuele interviewdata om te gaan.
Joep van der Aa, die inmiddels zijn studie Culturele en Maatschappelijke Vorming (CMV) heeft afgerond, deed afgelopen jaar met succes een poging om gebruik te maken van video-opnames in narratief onderzoek. Zijn onderzoek richtte zich op ‘buurtontmoetingspunten’ voor kwetsbare mensen, en er werd getracht inzicht te krijgen in de ervaringen rondom sociale ontmoeting in het dorp Asperen. Door de interviews niet letterlijk uit te typen, maar die met behulp van de nieuwe videomodule in Atlas TI te analyseren, kreeg hij goed inzicht in de betekenis van de uitspraken, en kon hij weloverwogen interpretatiestappen maken. Daarnaast konden de beoordelaars van zijn onderzoek goed inzicht krijgen in hoe hij te werk ging tijdens de interviews, en onder welke omstandigheden de gesprekken plaatsvonden. Doelgroep Video-analyse is een methode bestemd voor onderzoekers en studenten binnen het HAN Instituut voor Sociale Studies. Met name in onderzoeken gericht op ervaringen en behoeften van personen kan video-analyse een waardevolle methode zijn. Ook kan het ingezet worden als creatieve methode van onderzoek voor studenten Cultureel Maatschappelijke Vorming. Beoogde uitkomst • Betrouwbaarheid van onderzoek verhogen, doordat herhaling van onderzoek mogelijk is door helderheid over opzet en omstandigheden interviews • Validiteit van onderzoek versterken door verschuiven interpretatiestap naar later stadium • Optimaal gebruik maken van informatie uit interviews • De onderzoekswereld vernieuwend laten werken, gebruikmakend van recente technologische ontwikkelingen • Breed gebruik van Atlas TI als analyseprogramma bevorderen Randvoorwaarden Videoanalyse heeft grote meerwaarde in onderzoek naar beleving of behoefte, zoals de vraag van klanten naar zorg- en welzijnsdiensten, beleving van de kwaliteit van leven in de wijk of sociale cohesie. Het is echter een Sociale technologie
67
tijdsintensieve methode, die enkel ingezet moet worden wanneer emoties of beleving van belang zijn. In onderzoeken waar dit niet centraal staat, zal tekstueel transcriberen en coderen blijven voldoen. Auteurs Joep van der Aa, student Culturele en Maatschappelijke Vorming Maarten Kwakernaak MSc Lectoraat Lokale Dienstverlening vanuit Klantperspectief 2012
Sociale technologie
68
Meer informatie?
Kenniscentrum HAN SOCIAAL Het Kenniscentrum HAN SOCIAAL van de Hogeschool van Arnhem en Nijmegen (HAN) bevordert de participatie van kwetsbare burgers in de maatschappij met als doel het verbeteren van hun kwaliteit van leven. In onderzoek richt het kenniscentrum zich op 4 samenhangende thema’s: • • • •
Perspectief van de burger Maatschappelijke ondersteuning Relatie burger-professional Sociale technologie
De uitvoering van dit praktijkgerichte onderzoek en de overdracht van de resultaten hiervan komen direct en indirect ten goede aan de beroepsontwikkeling en het onderwijs voor professionals. Postadres: Postbus 6960 6503 GL NIJMEGEN T 024 353 05 65 (secretariaat) E
[email protected] W www.han.nl/KenniscentrumHS
Lectoraten Kenniscentrum HAN SOCIAAL Lectoraat Lokale Dienstverlenging vanuit Klantperspectief Lector dr. Martha van Biene Mld Associate lector dr. Erik Jansen T 024 353 03 69 (secretariaat) E
[email protected] W www.han.nl/LectoraatLDVK
Lectoraat Levensloopbegeleiding bij Autisme Lector dr. Jan-Pieter Teunisse T 024 353 05 65/024 353 04 28 (secretariaat) E
[email protected] W www.han.nl/LectoraatLBA
Lectoraat Werkzame Factoren in de Zorg voor Jeugd Lector dr. Huub Pijnenburg Associate lector dr. Marion van Hattum T 024 353 05 65/024 353 04 28 (secretariaat) E
[email protected] W www.han.nl/LectoraatWFZJ
Lectoraat Zorg voor Mensen met een Verstandelijke Beperking Bijzonder lector prof. dr. Petri Embregts T 024 353 04 28 (secretariaat) E
[email protected] W www.han.nl/LectoraatZMVB
Nieuwsmail HAN SOCIAAL Wilt u graag op de hoogte blijven van nieuws vanuit het Kenniscentrum HAN SOCIAAL? Meld u dan aan voor onze nieuwsmail, die u 3 x per jaar ontvangt. Stuur een verzoek met uw e-mailadres, naam, functie, organisatie of instelling aan:
[email protected].
Meer informatie?
69
Colofon Hogeschool van Arnhem en Nijmegen Faculteit Gezondheid, Gedrag en Maatschappij Postbus 6960, 6503 GL Nijmegen WWW.HAN.NL Realisatie Kenniscentrum HAN SOCIAAL Redactie Huub Pijnenburg, Cécile Nijsten, Annelies Peters & Sylvia Hendriks Druk Grafisch Productiecentrum HAN © Hogeschool van Arnhem en Nijmegen, 2013 Alles uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotografie, microfilm, geluidsband of op welke andere wijze dan ook, zonder voorafgaande toestemming van de auteur en uitgever, mits zorgvuldig verwezen wordt naar de auteur en de uitgever.
Colofon
70