Haalbaarheidsstudie aanleg ondergrondse parkeergarage Westmolenkwartier Schiedam
ir. T.J. Bles ing. A.D. Hartman ir. A. Verweij
1203738-000
© Deltares, 2011
1203738-000-GEO-0008, Versie 02, 29 maart 2011, definitief
Inhoud Lijst van Tabellen Lijst van Figuren
i ii
1 Samenvatting 1.1 Scope van de opdracht 1.2 Gegevens van de ondergrond 1.3 Belendende panden 1.4 Risicomanagement 1.5 Uitgevoerde analyses 1.6 Resultaten haalbaarheidsanalyse 1.7 Advies voor de aanleg 1.8 Aanvullende onderzoeken
1 1 1 1 1 2 3 3 3
2 Inleiding 2.1 Projectlocatie Westmolenkwartier 2.2 Probleemstelling 2.3 Vraagstelling 2.4 Werkwijze / leeswijzer
5 5 6 6 6
3 Beschikbare gegevens
9
4 Beschrijving ondergrond 4.1 Inleiding 4.2 Grondopbouw 4.3 Geohydrologie 4.4 Funderingsresten en puin 4.5 Milieuverontreinigingen 4.6 Kabels en leidingen 4.7 Archeologie 4.8 Overige objecten in de ondergrond
11 11 11 12 13 14 15 15 15
5 Beschikbare gegevens over belendingen 5.1 Status van belendingen Westmolenkwartier 5.2 Staat van de belendingen en aanvullend onderzoek
17 17 17
6 Risicoanalyse 6.1 Inleiding 6.2 Zes stappen in risicomanagement 6.3 Continue risicobeheersing 6.3.1 Risicomanager 6.3.2 Geotechnische risico’s versus andere risico’s 6.4 Gebruik van het risicodossier 6.4.1 Algemeen 6.4.2 Mogelijk nieuwe ongewenste gebeurtenissen toevoegen 6.4.3 Vervallen ongewenste gebeurtenissen 6.4.4 Mutaties in het risico
19 19 19 20 21 21 21 21 22 22 22
Haalbaarheidsstudie aanleg ondergrondse parkeergarage Westmolenkwartier Schiedam
i
1203738-000-GEO-0008, Versie 02, 29 maart 2011, definitief
7 Van risicoanalyse naar schetsontwerp bouwput 7.1 Inleiding 7.2 Randvoorwaarden 7.3 Keuzen ten aanzien van bouwputwijze 7.4 Toprisico’s (ondergrond gerelateerd) aanleg ondergrondse parkeergarage Westmolenkwartier 7.5 Invloed van bouwtrillingen 7.6 Bepaling invloedsgebied van de bouwput 7.7 Bepaling invloed van spanningsbemaling op de omgeving (alleen bij aanleg in den droge)
25 25 25 26
8 Uitwerking varianten bouwput parkeergarage 8.1 Inleiding 8.2 Variant 1: Parkeergarage met 2 ondergrondse lagen (300 parkeerplaatsen) 8.3 Variant 2: 140 plekken ondergronds; 210 plekken bovengronds 8.4 Fasering aanleg in den natte (beide varianten) 8.5 Fasering aanleg in den droge (beide varianten) 8.6 Gehanteerde uitgangspunten voor de fundering
33 33 34 35 36 38 40
9 Kostenramingen bouwput parkeergarage 9.1 Inleiding 9.2 Uitgangspunten van de kostenramingen 9.3 Kostenramingen bouwput 9.4 Conclusies
41 41 41 42 42
10 Aanvullend grondonderzoek en monitoring 10.1 Inleiding 10.2 Grondonderzoek 10.3 Monitoring 10.4 Bouwkundige opname 10.5 Milieuonderzoek 10.6 Funderingsresten, puin en ondergrondse tanks
43 43 43 44 45 45 45
11 Conclusies 11.1 Meest aantrekkelijke variant 11.2 Conclusies van de haalbaarheidsstudie
47 47 48
28 28 29 30
Bijlage(n) A Inventarisatie funderingen
A-1
B Risicotabel
B-1
C Kostenramingen
C-1
Haalbaarheidsstudie aanleg ondergrondse parkeergarage Westmolenkwartier Schiedam
ii
1203738-000-GEO-0008, Versie 02, 29 maart 2011, definitief
Lijst van Tabellen Tabel 1.1
Toprisico’s voor de aanleg van een bouwput voor de parkeergarage Westmolenkwartier te Schiedam
2
Tabel 4.1
Globale grondopbouw Westmolenkwartier
12
Tabel 4.2
Geohydrologische schematisatie
12
Tabel 8.1
Varianten en subvarianten bouwput parkeergarage Westmolenkwartier
33
Tabel 9.1
Kostenraming varianten en subvarianten bouwput parkeergarage Westmolenkwartier
42
Tabel 10.1
Voorstel aanvullend geotechnisch en geohydrologisch onderzoek
43
Tabel 11.1
Varianten en subvarianten bouwput parkeergarage Westmolenkwartier
47
Tabel 11.2
Afweegmatrix bouwput parkeergarage Westmolenkwartier
47
Haalbaarheidsstudie aanleg ondergrondse parkeergarage Westmolenkwartier Schiedam
i
1203738-000-GEO-0008, Versie 02, 29 maart 2011, definitief
Lijst van Figuren Figuur 2.1
Luchtfoto centrum Schiedam (bron Google Maps)
5
Figuur 2.2
Luchtfoto Westmolenkwartier (bron Google Maps)
6
Figuur 4.1
Tijd-stijghoogtegrafiek Pleistoceen zand van peilbuis B37G0338 op ca. 1 km ten oosten van het Westmolenkwartier
13
Tijd-stijghoogtegrafiek Pleistoceen zand van peilbuis B37G0450 op ca. 1 km ten zuidwesten van het Westmolenkwartier
13
Figuur 4.3
Verontreinigingen ten zuiden van de Westmolenstraat (bron: [12])
15
Figuur 5.1
Overzicht beschermde status belendingen (bron ref 16)
17
Figuur 5.2
Overzicht funderingstype belendingen, aanvullend onderzoek en vooropname
18
Contour trillen (blauw) en drukken (groen) damwanden (2-laags varianten)
30
Economische varianten 1.1.1 en 1.2.1 – Contour 2-laags parkeergarage – 300 plekken ondergronds
34
Hinderarme varianten 1.1.2 en 1.2.2 – Contour 2-laags parkeergarage – 300 plekken ondergronds
34
Economische varianten 2.1.1 en 2.2.1 – 5-laags parkeergarage – 140 plekken ondergronds, 210 bovengronds
35
Hinderarme varianten 2.1.2 en 2.2.2 – 5-laags parkeergarage – 140 plekken ondergronds, 210 bovengronds
35
Figuur 8.5
Fase 1 – aanleg damwand en fundering
37
Figuur 8.6
Fase 2 – ontgraven bouwput
37
Figuur 8.7
Fase 3 – onderwaterbeton en droogzetten bouwput
37
Figuur 8.8
Fase 1 – aanleg damwand en fundering
38
Figuur 4.2
Figuur 7.1 Figuur 8.1 Figuur 8.2 Figuur 8.3 Figuur 8.4
Figuur 8.9
e
Fase 2 – 1 ontgraving
39
Figuur 8.10
Fase 3 – 2e ontgraving
39
Figuur 8.11
Voorbeelden van de fundering van een ondergrondse parkeergarage
40
Haalbaarheidsstudie aanleg ondergrondse parkeergarage Westmolenkwartier Schiedam
ii
1203738-000-GEO-0008, Versie 02, 29 maart 2011, definitief
1 Samenvatting 1.1
Scope van de opdracht De gemeente Schiedam onderzoekt de mogelijkheden om het hart van het monumentale Westmolenkwartier te Schiedam te herontwikkelen. Het idee bestaat om een ondergrondse parkeergarage aan te leggen gecombineerd met de nieuwbouw van stadswoningen. De aan de projectlocatie grenzende belendingen zijn kwetsbaar en hebben vrijwel allemaal een monumentale status. Aan Deltares is gevraagd om te onderzoeken of het haalbaar is om een parkeergarage te realiseren op het Westmolenkwartier die voldoet aan de wensen van de gemeente. De garage moet plaats bieden aan circa 300 - 350 auto’s, bij voorkeur volledig ondergronds. Onderzocht is of en hoe de ondergrondse parkeergarage kan worden gebouwd zonder dat dit tot onacceptabele risico’s voor de omgeving leidt. Er is gekeken naar verschillende bouwtechnieken en wat dit voor consequenties heeft op het gebied van kosten en omgevingsbeïnvloeding.
1.2
Gegevens van de ondergrond Op de projectlocatie bevindt zich een puinhoudende, zandige toplaag met daaronder een pakket slappe klei- en veenlagen van Holocene ouderdom tot ca. NAP - 18 m. Op de projectlocatie komen puin en funderingsresten voor. Deze obstakels in de ondergrond kunnen specifieke risico’s opleveren waar het ontwerp en de uitvoering van de parkeergarage op afgestemd moet zijn. Op de projectlocatie zijn in het verleden verschillende milieuverontreinigingen geïdentificeerd, waarmee bij de ontwikkeling rekening moet worden gehouden. In de Westmolenstraat, de Elzensteeg en de Westvest komen de gebruikelijke kabels, leidingen en rioleringen huisaansluitingen voor. Volgens rapport [29] wordt aanbevolen om over te gaan tot het uitvoeren van een archeologische begeleiding van de aanleg van de bouwput van de parkeergarage. Aanbevolen wordt het voorkomen van oude projectielen in de ondergrond uit te sluiten door middel van archiefonderzoek.
1.3
Belendende panden Er is in het verleden een onderzoek gedaan naar de aard van de funderingen van de veelal monumentale bebouwing van het Westmolenkwartier [5]. Van een aantal panden is de fundering onbekend. Verder is er voor een substantieel aantal panden een aanname gedaan voor het type fundering. Voor het maken van een bouwput op betreffende projectlocatie is het voor een aantal panden noodzakelijk de aard en toestand van de fundering vooraf vast te stellen (nader archiefonderzoek en / of funderingsinspectie).
1.4
Risicomanagement Deltares heeft met de gemeente Schiedam een technische risicosessie gehouden voor dit project. Daarnaast is er in het kader van dit project een start gemaakt met een (veelal technisch) risicodossier, dat als bijlage aan dit rapport is gevoegd. Hiermee is een eerste stap gemaakt voor de (geotechnische) risicobeheersing van het project parkeergarage Westmolenkwartier. Aanbevolen wordt om van risicobeheersing een continu proces te maken gedurende voorbereiding en uitvoering van het project. De implementatie van risicomanagement in een projectorganisatie is een belangrijk aandachtspunt voor dergelijke projecten.
Haalbaarheidsstudie aanleg ondergrondse parkeergarage Westmolenkwartier Schiedam
1 van 54
1203738-000-GEO-0008, Versie 02, 29 maart 2011, definitief
Momenteel zijn een aantal risico’s geïdentificeerd voor dit project (zie bijlage B). Uit de risicotabel in de bijlage volgen (in willekeurige volgorde) de volgende toprisico’s (score > 10) opgesomd in Tabel 1.1. Nr. 2 5 6 8 13 1 3 10 11 14 19 Tabel 1.1
1.5
Beschrijving risico Onderschatting risico's leidt tot falen tijdens bouw, kwaliteitsverlies, imagoschade, vertragingen, hogere kosten Omwonenden komen in verzet tegen bouwplannen Funderingselementen komen niet op diepte (damwanden / palen) schade aan belendingen Verticaal evenwicht van de bouwput is onvoldoende (alleen relevant bij aanleg in den droge) Plannen voor bebouwing op de parkeergarage kunnen niet worden uitgevoerd Ontwerp wordt duurder (is ook een kans, kan ook goedkoper worden) Schade aan kabels en leidingen of riolering Schade aan fundering parkeergarage De waterdichtheid van de bouwputwand is onvoldoende Grotere milieulasten dan voorzien Toprisico’s voor de aanleg van een bouwput voor de parkeergarage Westmolenkwartier te Schiedam
Uitgevoerde analyses Er zijn in het kader van deze opdracht 2 varianten met een verschillende footprint onderzocht; zowel de tweelaags parkeergarage geheel ondergronds als de vijflaags parkeergarage met twee ondergrondse lagen. Uit de risicoanalyse volgt voor de 2 varianten momenteel de volgende aantallen parkeerplaatsen voor de garage: • •
Variant 1: Parkeergarage met 2 ondergrondse lagen, 150 parkeerplaatsen per laag (totaal ca. 300 plaatsen; footprint ca. 3750 m 2). Variant 2: Parkeergarage met 2 ondergrondse en 3 bovengrondse lagen, 70 parkeerplaatsen per laag (totaal 350 plaatsen; footprint ca. 1750 m 2)
Schade aan belendingen door de bouwwerkzaamheden is niet toegestaan, hinder door trillingen en geluid dient te worden beperkt. Voor beide varianten is de meest economische variant doorgerekend en een hinderarme variant. Per variant zijn diverse technische subvarianten doorgerekend. Zo zijn twee aanlegmethodes onderzocht: “in den natte” en “in den droge”. Bij aanleg in den natte wordt de bouwput nat ontgraven en worden onderwaterbeton en trekpalen toegepast. Hierbij kan een kortere en lichtere damwand worden toegepast. Bij ontgraving in den droge wordt de bouwput droog ontgraven. De vervorming van de wand is groter dan bij ontgraving in den natte. De wand dient tevens langer en zwaarder te worden uitgevoerd. Daarnaast is waarschijnlijk een spanningsbemaling in het Pleistoceen nodig. Er is in dit stadium gekeken naar de realisatie van de parkeergarage op het gebied ten zuiden van de Westmolenstraat. Dit heeft een aantal grote voordelen. Ten eerste hoeven er geen kabels en leidingen te worden verlegd. Ten tweede kan de Westmolenstraat tijdens de bouwwerkzaamheden grotendeels open blijven. Ten derde is de aanleg van de parkeergarage dan onafhankelijk van de eventuele sanering van het terrein van de chemische wasserij op het noordelijk deel van het plangebied. Beïnvloeding van de kabels en
Haalbaarheidsstudie aanleg ondergrondse parkeergarage Westmolenkwartier Schiedam
2 van 54
1203738-000-GEO-0008, Versie 02, 29 maart 2011, definitief
leidingen en de verontreiniging door de aanleg van de bouwput kan een aandachtspunt zijn, afhankelijk van de aanlegmethode. 1.6
Resultaten haalbaarheidsanalyse Uit de risicoanalyse en de indicatieve berekeningen volgt dat het aanleggen van een bouwput voor een 2-laags parkeergarage in het Westmolenkwartier technisch goed mogelijk is, zonder dat dit tot onaanvaardbare of onbeheersbare risico’s voor de omgeving leidt. Uit de kostenanalyses volgt dat de economische opties waarbij trillings- en geluidhinder optreedt als gevolg van de bouwwerkzaamheden iets goedkoper zijn dan de volledig hinderarme varianten. In alle gevallen blijkt de aanleg “in den natte” met onderwaterbeton en trekpalen het goedkoopst.
1.7
Advies voor de aanleg Uit de afweegmatrix (zie Hoofdstuk 11) blijkt dat de aanleg van de 2-laags parkeergarage (variant 1) het meeste voordelen voor het Westmolenkwartier heeft, wanneer deze volledig ondergronds, “in den natte” en hinderarm wordt aangelegd (subvariant 1.1.2). De totale kosten voor de bouwput zijn weinig hoger dan de meest economische subvariant 1.1.1, maar de risico’s en hinder voor de omgeving zijn bij deze variant het best te beheersen. Daarnaast is variant 1 vanuit esthetisch oogpunt veel beter in te passen in het Westmolenkwartier dan variant 2 en bijbehorende subvarianten en tevens geschikt voor bebouwing op de garage. Deltares adviseert daarom variant 1.1.2 toe te passen.
1.8
Aanvullende onderzoeken Om het risicoprofiel van het project te verbeteren, een aantal ontbrekende gegevens en onzekerheden in te vullen en de technische uitvoerbaarheid nader vast te stellen zijn een aantal aanvullende onderzoeken benodigd, die nader zijn gespecificeerd in hoofdstuk 10: • • • • • •
Geotechnisch onderzoek (sonderingen, boringen en laboratoriumwerk). Geohydrologisch onderzoek (peilbuizen met divers). Opstarten monitoring belendingen. Bouwkundige opname. Milieuonderzoek. Onderzoek naar funderingsresten, puin en ondergrondse tanks.
Wanneer het totaalbeeld bekend is kan een raming worden gemaakt van de totale stichtingskosten van de parkeergarage, inclusief eventuele bebouwing daarop.
Haalbaarheidsstudie aanleg ondergrondse parkeergarage Westmolenkwartier Schiedam
3 van 54
1203738-000-GEO-0008, Versie 02, 29 maart 2011, definitief
Haalbaarheidsstudie aanleg ondergrondse parkeergarage Westmolenkwartier Schiedam
4 van 54
1203738-000-GEO-0008, Versie 02, 29 maart 2011, definitief
2 Inleiding De gemeente Schiedam onderzoekt de mogelijkheden om het hart van het monumentale Westmolenkwartier te Schiedam te herontwikkelen. Momenteel is het een braak liggend terrein. Gedacht wordt aan de realisatie van een ondergrondse parkeergarage en het terugbrengen van een aantal woningen. Bouwen in de binnenstad brengt specifieke zaken met zich mee, waarvan er vele met de ondergrond verband houden. Aan Deltares is de opdracht gegeven een haalbaarheidsstudie uit te voeren waarin ondergrondgerelateerde risico’s in kaart worden gebracht. Hierbij is voor een tweetal varianten een studie gedaan naar de maakbaarheid, gegeven de project- en locatiespecifieke omstandigheden. 2.1
Projectlocatie Westmolenkwartier Het Westmolenkwartier is gelegen in het centrum van Schiedam en is sinds de 16e eeuw bebouwd (zie Figuur 2.1 en Figuur 2.2). Hoewel de bebouwing uit de 16 e eeuw in het hart van de locatie niet meer aanwezig is zijn er zeer veel monumentale panden aanwezig rondom de locatie. Veel van de aanwezige bebouwing stamt uit de 19e eeuw. Het gebied is driehoekig van vorm en wordt aan alle zijden omsloten door water. Deze watergangen deden in het verleden dienst als haven waardoor veel van de bebouwing in originele staat dienst deed als pakhuis of fabriek. De locatie is vrijwel volledig onbebouwd. In het verleden hebben hier panden gestaan. Aan de Westvest zijde bevindt zich de molen de Walvisch. De recent gerestaureerde molen stamt uit 1794 en is samen met een 5-tal andere molens een belangrijk landmark in de binnenstad.
Figuur 2.1 Luchtfoto centrum Schiedam (bron Google Maps)
Haalbaarheidsstudie aanleg ondergrondse parkeergarage Westmolenkwartier Schiedam
5 van 54
1203738-000-GEO-0008, Versie 02, 29 maart 2011, definitief
Figuur 2.2 Luchtfoto Westmolenkwartier (bron Google Maps)
2.2
Probleemstelling In de loop der jaren zijn steeds meer panden op het Westmolenkwartier gesloopt. Vooral aan de Westmolenstraat is er nauwelijks nog bebouwing aanwezig met uitzondering van het blok tussen de Elzensteeg en de Lange Haven. Op het onbebouwde terrein wil de gemeente woningen realiseren. Daarnaast wil de gemeente een parkeergelegenheid in het westen van de binnenstad creëren. Het braakliggende terrein is hiervoor een voor de hand liggende locatie. Vanuit esthetisch oogpunt bestaat de voorkeur voor een ondergrondse garage. Het idee is de bouw van de woningen te combineren met de bouw van de parkeergarage. De aanwezige belendingen zijn echter kwetsbaar en hebben vrijwel allemaal een monumentale status.
2.3
Vraagstelling Aan Deltares is gevraagd om te onderzoeken of het haalbaar is om een parkeergarage te realiseren op het Westmolenkwartier die voldoet aan de wensen van de gemeente. De garage moet plaats bieden aan circa 300 - 350 auto’s, bij voorkeur volledig ondergronds. Uitgangspunt is te onderzoeken of en hoe de parkeergarage kan worden gebouwd zonder dat dit tot onacceptabele risico’s voor de omgeving leidt. Er wordt gekeken naar verschillende bouwtechnieken en wat dit voor consequenties heeft op het gebied van kosten en omgevingsbeïnvloeding.
2.4
Werkwijze / leeswijzer Deltares is van mening dat risicomanagement een voorwaarde is voor beheerst ondergronds bouwen. Bouwen in, op of met grond betekent nu eenmaal dat er veel onzeker is. Dit betekent dat een aanpak nodig is die juist op basis van deze onzekerheden van een globaal naar een steeds meer gedetailleerd plan en uiteindelijk uitvoering komt. Een aanpak waarbij steeds wordt vastgelegd welke risico’s spelen en hoe met deze risico’s wordt omgegaan. Een verdere beschrijving van deze risicogestuurde aanpak is gegeven in Hoofdstuk 6.
Haalbaarheidsstudie aanleg ondergrondse parkeergarage Westmolenkwartier Schiedam
6 van 54
1203738-000-GEO-0008, Versie 02, 29 maart 2011, definitief
Allereerst worden in Hoofdstuk 3 de voor de analyse beschikbare documenten opgesomd. Vervolgens wordt in Hoofdstuk 4 een beschrijving gegeven van de ondergrond. Hierbij komen onder andere aan bod de grondslag, grondwaterstanden, mileuverontreinigingen, kabels en leidingen, puin- en funderingsresten. In hoofdstuk 5 komen de monumentale belendingen van het Westmolenkwartier aan bod. Beschreven wordt wat daar al aan is onderzocht en wat ons inziens nog onderzocht zou moeten om een goed ontwerp te kunnen maken. In Hoofdstuk 6 wordt de rol van risicomanagement beschreven en worden de (ondergrondgerelateerde) toprisico’s gegeven voor de aanleg van een ondergrondse parkeergarage in het Westmolenkwartier. In Bijlage B is een risicotabel van alle risico’s gegeven. In Hoofdstuk 7 worden de project- en locatiespecifieke risico’s vertaald naar keuzen ten aanzien van bouwmethoden. Zo worden onder andere afwegingen gemaakt tussen economisch en hinderarm bouwen. In Hoofdstuk 8 is toegelicht welke indicatieve berekeningen zijn uitgevoerd om te bepalen welke constructieve onderdelen er nodig zijn voor de bouwput van een 2-laags ondergrondse parkeergarage. In Hoofdstuk 9 zijn de kostenramingen voor de 2 varianten van de parkeergarage en de subvarianten van bouwmethode beschreven. In Hoofdstuk 10 wordt ingegaan op aanvullend grondonderzoek en monitoring. Tot slot worden in Hoofdstuk 11 conclusies en aanbevelingen gedaan over de ontwikkeling van de ondergrondse parkeergarage.
Haalbaarheidsstudie aanleg ondergrondse parkeergarage Westmolenkwartier Schiedam
7 van 54
1203738-000-GEO-0008, Versie 02, 29 maart 2011, definitief
Haalbaarheidsstudie aanleg ondergrondse parkeergarage Westmolenkwartier Schiedam
8 van 54
1203738-000-GEO-0008, Versie 02, 29 maart 2011, definitief
3
Beschikbare gegevens Bij de totstandkoming van dit rapport zijn de volgende, door de Gemeente Schiedam aangeleverde documenten gebruikt. [1].
[2]. [3]. [4]. [5]. [6]. [7]. [8]. [9]. [10]. [11]. [12]. [13]. [14]. [15]. [16]. [17]. [18].
[19]. [20]. [21]. [22]. [23]. [24]. [25]. [26]. [27]. [28].
Grondonderzoek en funderingsadvies voor 58 woningen in omgeving Westmolenkwartier te Schiedam, Koops&Romeijn grondmechanica, 01.2280, 27-02-2003 Tekening saneringsplan plangebied Westmolenkwartier te Schiedam, Oranjewoud, 162232-SAN-3, 23-01-2007 PVE Schiedam – Westmolenkwartier, Gemeentewerken Rotterdam, 3057.08, 15-02-2008 Grondboringen Lange Haven, Gemeentewerken Schiedam, juni 1909, 1927, jaartal onbekend Inventarisatie funderingen Westmolenkwartier, Oranjewoud, 30-07-2007 Rapport betreffende woningbouw aan de korte haven, Fugro, C-2829/001, 17-03-1983 Sonderingen Westvest, A. Rietveld & Zn., 30-8-82 Aanvullend bodemonderzoek, Oranjewoud, 162232 versie 0, 22-12-2006 Actualisatie bodemonderzoek, Oranjewoud, 162232, 08-08-2006 Rapportage actualisatie grondwaterkwaliteit, ATKB, 20100284/brt02, 14-07-2010 SP plangebied WMKW 2007-Hoofdtekst, Oranjewoud, 9254-162232, 24-01-2007 SP plangebied WMKW 2007-tekeningen 1, Oranjewoud, 23-01-2007 SP plangebied WMKW 2007-Bijlagen, Oranjewoud, 23-01-2007 SP plangebied WMKW 2007-tekeningen 2, Molenaar& Van Winden architecten, 28-09-2006 Adressenlijst monumenten Westmolenkwartier Westmolenstraat e.o. Een cultuurhistorische analyse en waardestelling, vakgroep monumenten Schiedam, 08-2010 gemeente Schiedam Onderzoek parkeervoorziening westzijde binnenstad, Goudappel Coffeng, SDM042/Rta/0348, 27-02-2009 Gemeente Schiedam Parkeerexploitatiemogelijkheden parkeergarage Westmolenkwartier rapportage, Goudappel Coffeng, SDM037/Rta/0380, 03-09-2010 Globale SPVE ondergronds parkeren Westmolenstraat_eo_20012011, Overzicht kabels en leidingen Kader_090709, Legenda behorend bij Westmolenstraat_eo_20012011 Molenbiotoop, gemeente Schiedam Afdeling vergunningen & handhaving, team Geo-Informatie, B644, 30-08-2010 Tekening Westmolenstraat incl. m2, Gemeente Schiedam Afdeling vergunningen & handhaving, team Geo-Informatie, OV 323, 09-02-2010 B648.dwg, Digitale tekening plangebied 196.tif, Bouwtekeningen Lange Haven 141 Kadastrale sectie C No. 859.tif, Bouwtekeningen Westmolenstraat 2 Tekeningen 1 en 1A - 53 woningen a/d Westvest te Schiedam, Groenedijk & Poot, 1527, november 1982 Tekening 8218 – 2C - 41 woningen a/d Korte Haven te Schiedam, Hopman Ingenieursbureau, april 1983
Haalbaarheidsstudie aanleg ondergrondse parkeergarage Westmolenkwartier Schiedam
9 van 54
1203738-000-GEO-0008, Versie 02, 29 maart 2011, definitief
[29]. BOORrapporten 509, 2011, Gemeentewerken Rotterdam
Bureau
Oudheidkundig
Haalbaarheidsstudie aanleg ondergrondse parkeergarage Westmolenkwartier Schiedam
Onderzoek
van
10 van 54
1203738-000-GEO-0008, Versie 02, 29 maart 2011, definitief
4
Beschrijving ondergrond
4.1
Inleiding In dit Hoofdstuk wordt de ondergrond beschreven. Naast een beschrijving van de grondopbouw en de geohydrologische situatie wordt ook ingegaan op het voorkomen van puin en funderingsresten in de ondergrond. Daarnaast wordt een samenvatting van de milieutechnische situatie gegeven en een opsomming van de bekende / vermoedelijke locatie van kabels en leidingen en ondergrondse brandstoftanks.
4.2
Grondopbouw De toplaag op de locatie bestaat uit opgebracht materiaal voor ophogingen en bestratingwerkzaamheden. Deze laag is in de loop der tijd geleidelijk dikker geworden door herhaalde ophogingen en onderhoud aan wegen. De dikte van de laag varieert sterk door het plangebied (ca. 1,0 – 2,5 m). Door de bouw en sloop van panden door de eeuwen heen is deze laag vervuild geraakt met puin, wat ook de oorzaak is van het veelvuldig vastlopen van sonderingen in deze laag. Daarnaast is deze laag vervuild [8] t/m [10]. Onder de zandige toplaag bevindt zich een pakket van ongeveer 16,5 m dik van Holocene ouderdom dat voornamelijk bestaat uit slappe klei en veenlagen. Het Holocene pakket wordt rond NAP - 15 m doorsneden door een zandlaag. Plaatselijk is ook een tussenzandlaag op ca. NAP - 8,0 m aangetroffen (DKM330 uit rapport [13]). De verschillende Holocene kleilagen zijn afwisselend organisch of zandig. Organische klei is over het algemeen meer samendrukbaar en minder waterdoorlatend dan zandige klei. Vanwege heterogeniteit van de ondergrond en een beperkt aantal sonderingen met kleefmeting en boringen is het in deze fase niet mogelijk om onderscheid te maken tussen de zandige en organische klei in de schematisatie van de ondergrond. Over het gehele verkende gebied bestaat de diepste holocene laag uit basisveen van ongeveer 0,5 m. Deze laag kan bij ontgraving in den droge mogelijk gebruikt worden als afdichtende laag voor de bouwputbodem. De tussenzandlaag op circa NAP - 15 m heeft een dikte van 1 tot 3 meter en is voornamelijk los gepakt. Op basis van boringen in de omgeving kan gesteld worden dat de laag waarschijnlijk uit fijn zand bestaat. Gezien de losse pakking van het zand is er een risico op sterke verdichting van de laag tijdens werkzaamheden die trillingen veroorzaken. Door de verdichting kan er zakking van de bovenliggende lagen veroorzaakt worden. Het Pleistocene zand bestaat uit matig tot zeer vast gepakte zanden. Uit boringen in de omgeving van het Westmolenkwartier blijkt dat het zand in de bovenste meters zwak tot sterk grindhoudend is. Omdat de boringen van beperkte diepte zijn is het niet duidelijk of er buiten de eerste meters grind voorkomt in het pleistocene zand. Mogelijk is er in het pleistocene zand rond NAP - 29 m een kleilaag aanwezig. Bij grondonderzoek in de omgeving is een kleilaag van enkele meters dik aangetroffen op de diepte. Omdat er op de projectlocatie geen grondonderzoek tot op deze diepte beschikbaar is kan er geen uitspraak gedaan worden over het wel of niet voorkomen van deze laag op de projectlocatie. Een globale beschrijving van de grondopbouw is gegeven in Tabel 4.1.
Haalbaarheidsstudie aanleg ondergrondse parkeergarage Westmolenkwartier Schiedam
11 van 54
1203738-000-GEO-0008, Versie 02, 29 maart 2011, definitief
Bovenkant laag [m t.o.v. NAP] 1.75 / 0.60 0.50 / -1 -4.75 / -5.75 -6 / -7.5 -14.25 / -15.75 -16.75 / -17 -17.25 / -17.50 -17.50 / -17.75 -18 / -18.25 -22 / -25 Tabel 4.1
4.3
Materiaal Opgebracht materiaal (zand en puin) KLEI, humeus of zandig, slap VEEN, slap KLEI, humeus of zandig, slap, plaatselijk ZANDig rond ca. NAP - 8 m Fijn ZAND, los gepakt KLEI, matig ZAND, matig gepakt BasisVEEN ZAND, matig gepakt, grindhoudend ZAND, matig tot zeer vast gepakt
Globale grondopbouw Westmolenkwartier
Geohydrologie In het rapport van ATKB [10] is een hydrologische schematisatie gegeven voor het vervuilde gebied. Dit model beschrijft echter alleen het noordelijke deel van het plangebied. Daarnaast lijkt het model niet overeen te komen met de in het grondonderzoek aangetroffen bodemlagen en is er geen rekening gehouden met heterogeniteit van de ondergrond. In het model van ATKB zijn alle scheidingen van grondlagen aangenomen op hetzelfde peil terwijl in de werkelijke situatie laagscheidingen enkele meters in de diepte kunnen variëren over het plangebied. Deltares heeft een nieuwe geohydrologische schematisatie van de ondergrond gemaakt. Er is bij de schematisatie rekening gehouden met mogelijke specifieke geohydrologische risico’s voor de bouw van een ondergrondse parkeergarage. De nieuwe hydrologische schematisatie van het plangebied is gegeven in Geohydrologische schematisatie. Bovenkant laag [m t.o.v. NAP] 1,75 / 0,60
Opgebracht materiaal (zand en puin)
+0,50 à -1,0 -14,25 à -15,75 -16,75 à -17,0 -17,25 à -17,50 -17,50 à -17,75 -18,0 à -18,25
Klei- en veenlagen Fijn zand Klei Zand Basisveen Pleistoceen zand
Tabel 4.2
Materiaal
Geohydrologische schematisatie Waterdoorlatende laag (WVP 0; freatisch pakket) Waterremmende lagen Watervoerende laag Waterremmende laag Watervoerende laag Waterremmende laag Eerste watervoerend pakket (WVP 1)
Geohydrologische schematisatie
De stijghoogte in de watervoerende pakketten zijn niet goed bekend. Ook de freatische grondwaterstand is onzeker. De peilbuismetingen op het voormalige Edelweiss terrein geven een freatische grondwaterstand van ca. NAP - 0,5 m à NAP + 0,5 m aan, en een stijghoogte in het pleistocene zand van ongeveer NAP - 1,5 m.
Haalbaarheidsstudie aanleg ondergrondse parkeergarage Westmolenkwartier Schiedam
12 van 54
1203738-000-GEO-0008, Versie 02, 29 maart 2011, definitief
Deze metingen zijn echter momentopnamen en geen betrouwbare waarden. De grondwaterpeilen zijn afhankelijk van neerslag en seizoensfluctuaties. De DINO database van TNO met grondwatergegevens bevat geen recente peilbuisgegevens op korte afstand van de projectlocatie waardoor een schatting van de stijghoogten gemaakt moet worden. Van 2 peilbuizen met filterafstelling in het Pleistoceen zijn de tijd-stijghoogtegrafieken en de locatie aangegeven in Figuur 4.1 en Figuur 4.2.
ca. 1000 m
Figuur 4.1 Tijd-stijghoogtegrafiek Pleistoceen zand van peilbuis B37G0338 op ca. 1 km ten oosten van het Westmolenkwartier
ca. 1000 m
Figuur 4.2 Tijd-stijghoogtegrafiek Pleistoceen zand van peilbuis B37G0450 op ca. 1 km ten zuidwesten van het Westmolenkwartier
Gezien de goede doorlatendheid van de toplaag en de korte afstand tot open water wordt de fluctuatie in het freatisch peil niet groot geacht en wordt het representatief hoogste freatisch peil geschat op NAP + 0,5 m. De stijghoogte in het Pleistocene zand wordt vermoedelijk beïnvloed door getijdewerking in de Nieuwe Waterweg. Voor de analyses in dit rapport is op basis van Figuur 4.1 en Figuur 4.2 het maximaal representatief hoogste peil van de stijghoogte vooralsnog conservatief ingeschat op NAP - 0,5 m. De fluctuatie van de grondwaterstand in de diverse watervoerende pakketten dient voor het ontwerp bij voorkeur door automatische peilbuismetingen te worden gemonitord (zie ook Hoofdstuk 10). 4.4
Funderingsresten en puin Op de projectlocatie komen puin en funderingsresten voor. Deze obstakels in de ondergrond kunnen specifieke risico’s opleveren waar het ontwerp en de uitvoering van de parkeergarage op afgestemd moet zijn.
Haalbaarheidsstudie aanleg ondergrondse parkeergarage Westmolenkwartier Schiedam
13 van 54
1203738-000-GEO-0008, Versie 02, 29 maart 2011, definitief
Over het gehele plangebied komen locaal funderingsresten voor. Met funderingsresten worden grote delen van oude funderingen bedoeld, bijvoorbeeld (delen van) funderingsstroken of heipalen. Puin bestaat uit relatief kleine stukken van oude gebouwen. Op het te ontwikkelen gebied zijn ten noorden van de Westmolenstraat funderingsresten aanwezig aan het maaiveld. Op meerdere kavels lijkt de bestaande fundering niet verwijderd te zijn. Aanbevolen wordt om nader onderzoek te plegen naar de aanwezigheid van funderingsresten op de beoogde projectlocatie (zie ook Hoofdstuk 10), specifiek op de locaties waar de wanden van de bouwput moeten worden geïnstalleerd. Ten zuiden van de Westmolenstraat zijn niet direct funderingsresten aan maaiveld zichtbaar. Deze kunnen in kaart gebracht worden met een grondradaronderzoek. Eventueel aanwezige funderingsresten zullen voor het aanbrengen van funderingspalen of damwanden verwijderd moeten worden. Er is puin aanwezig in de zandige ophooglaag op het Westmolenkwartier. Deze laag van opgebracht materiaal is in de loop de eeuwen vervuild geraakt met puin door bouw- sloop- en bestratingswerkzaamheden. Het veelvuldig vastlopen van de sonderingen in de toplaag bevestigd de aanwezigheid van puin. Afhankelijk van het type funderingselement zal het puin voor het aanbrengen van heipalen of damwanden verwijderd moeten worden. Daarnaast moet men in dergelijke bebouwde omgeving bedacht zijn op het voorkomen van gedempte geulen en putten. 4.5
Milieuverontreinigingen Er komen diverse verontreinigingen voor op het Westmolenkwartier. Deze zijn in detail beschreven in [11]. De verontreinigingen komen voornamelijk voor in de toplaag maar lokaal ook tot 20 meter onder maaiveld. De stoffen die zijn aangetroffen zijn asbest, zware metalen, minerale olie, carbolineum, PAK’s en VCK’s en de afbraakproducten hiervan. De verontreinigingen kunnen tijdens de werkzaamheden gezondheidsrisico’s veroorzaken of problemen opleveren met de afvoer van ontgraven grond of het lozen van opgepompt water. Daarnaast is het mogelijk dat de aanwezige chemische stoffen invloed hebben op het verharden van beton, cement-bentoniet of injectiestoffen (bijvoorbeeld waterglas) die in de grond aangebracht worden. Naast bekende verontreinigingen zijn er ook nog een aantal locaties waar ondergrondse tanks kunnen liggen (Figuur 3.3.1. in rapport [11]). Het voorkomen daarvan is in het onderzoek [11] nog niet aangetoond. Dit zal voor eventuele uitvoering van de bouwput moeten worden gedaan en eventueel aanwezige tanks moeten worden verwijderd. Ten zuiden van de Westmolenstraat is volgens [11] de toplaag vervuild met zware metalen en plaatselijk met asbest (parkeerplaats aan de Westvest, zie Figuur 4.3).
Haalbaarheidsstudie aanleg ondergrondse parkeergarage Westmolenkwartier Schiedam
14 van 54
1203738-000-GEO-0008, Versie 02, 29 maart 2011, definitief
Figuur 4.3 Verontreinigingen ten zuiden van de Westmolenstraat (bron: [12])
4.6
Kabels en leidingen Er zijn aanzienlijke hoeveelheden kabels en leidingen aanwezig in het Westmolenkwartier. De grootste hoeveelheid kabels en leidingen is te vinden in de Korte haven en Westvest. Hier liggen volgens tekening [20] onder andere diverse gasleidingen, waterleidingen, diverse hoog- en laagspanning elektriciteit kabels, signaalkabels, riolering en glasvezel. Er zijn gasen waterleidingen van verschillende beheerders aanwezig. In de Westmolenstraat en Elzensteeg komen de gebruikelijke leidingen met huisaansluitingen voor. De voorkomende leidingen zijn: gas, water, laagspanning, riool en CAI. In het ontwerp dient de impact op de kabels en leidingen nader te worden beschouwd.
4.7
Archeologie Omdat het Westmolenkwartier al sinds de 15e eeuw bebouwd is, is er een grote kans op archeologische vondsten. Daarnaast is er volgens gegevens van de Gemeente ook kans dat er ooit Romeinse bewoning heeft plaatsgevonden. Volgens rapport [29] wordt aanbevolen om over te gaan tot het uitvoeren van een archeologische begeleiding van de aanleg van de bouwput van de parkeergarage.
4.8
Overige objecten in de ondergrond Wellicht bevinden zich op het terrein in de ondergrond oude projectielen uit de Tweede Wereldoorlog. Aanbevolen wordt dit uit te sluiten door middel van archiefonderzoek.
Haalbaarheidsstudie aanleg ondergrondse parkeergarage Westmolenkwartier Schiedam
15 van 54
1203738-000-GEO-0008, Versie 02, 29 maart 2011, definitief
Haalbaarheidsstudie aanleg ondergrondse parkeergarage Westmolenkwartier Schiedam
16 van 54
1203738-000-GEO-0008, Versie 02, 29 maart 2011, definitief
5 Beschikbare gegevens over belendingen 5.1
Status van belendingen Westmolenkwartier Het Westmolenkwartier ligt in het historisch hart van Schiedam en is al eeuwen bebouwd geweest. De aanwezige nu aanwezige bebouwing bestaat grotendeels uit monumentale bebouwing met kwetsbare funderingen. De monumentale status van de belendingen is weergegeven in Figuur 5.1.
Figuur 5.1 Overzicht beschermde status belendingen (bron ref 16)
5.2
Staat van de belendingen en aanvullend onderzoek Door Oranjewoud is een onderzoek gedaan naar de aard van de funderingen van de bebouwing van het Westmolenkwartier [5]. In dat rapport is ook de bouwkundige staat van de belendingen aangegeven. In Bijlage A zijn de resultaten van dat onderzoek samengevat. In Figuur 5.2 zijn de resultaten van het onderzoek aangegeven. Te zien is, dat van een aantal panden de fundering onbekend is. Verder is er voor een flink aantal panden een aanname gedaan voor het type fundering. Voor het maken van een bouwput op betreffende projectlocatie is het echter voor een aantal panden noodzakelijk de aard en toestand van de fundering vooraf vast te stellen. In Figuur 5.2 en Bijlage A is door Deltares aangegeven voor welke panden aanvullend onderzoek is aanbevolen. De oranje kaders duiden op een archiefonderzoek. De rode kaders duiden op nog uit te voeren funderingsinspectie bij de belending(en), die nodig is om de
Haalbaarheidsstudie aanleg ondergrondse parkeergarage Westmolenkwartier Schiedam
17 van 54
1203738-000-GEO-0008, Versie 02, 29 maart 2011, definitief
invloed van de bouwwijze van de bouwput op die belending(en) met meer zekerheid vast te kunnen stellen. Verder dient voorafgaand aan de bouwactiviteiten een bouwkundige vooropname van alle omliggende bebouwing binnen het blauw gestippelde kader in Figuur 5.2 te worden gedaan.
Funderingswijze (bron [5]) - (vermoedelijk) op palen - (vermoedelijk) op staal - onbekende fundering - aanvullend bureauonderzoek aanbevolen - funderingsinspectie en bureauonderzoek aanbevolen - kader vooropname omliggende bebouwing
Figuur 5.2 Overzicht funderingstype belendingen, aanvullend onderzoek en vooropname
Haalbaarheidsstudie aanleg ondergrondse parkeergarage Westmolenkwartier Schiedam
18 van 54
1203738-000-GEO-0008, Versie 02, 29 maart 2011, definitief
6 Risicoanalyse 6.1
Inleiding Risicomanagement is een voorwaarde voor beheerst ondergronds bouwen. Bouwen in, op of met grond betekent dat er veel onzeker is. Daarom is een aanpak nodig die juist op basis van deze onzekerheden van een globaal naar een steeds meer gedetailleerd plan en uiteindelijk uitvoering komt. Een aanpak waarbij steeds wordt vastgelegd welke risico’s spelen en hoe met deze risico’s wordt omgegaan. Dit Hoofdstuk gaat in op de wijze waarop risicomanagement als rode draad door deze rapportage loopt.
6.2
Zes stappen in risicomanagement De voor deze rapportage uitgevoerde werkzaamheden zijn gebaseerd op de GeoQ-systematiek. Zes stappen in risicomanagement zijn met de GeoQ-systematiek continu en expliciet doorlopen. Deze zes stappen zijn: 1
Doel vaststellen en benodigde gegevens verzamelen Het project Molenkwartier bevindt zich nog in de planfase. Dat betekent dat de stappen relatief globaal zijn doorlopen en ook dat gebruik gemaakt is van soms nog globale informatie. De gebruikte informatie is te vinden in hoofdstuk 3. Binnen deze projectfase is het zaak om de toprisico’s te identificeren. Die risico’s, die bepalend zijn voor de keuze tussen de verschillende scenario’s voor de parkeergarage in combinatie met een geschikte constructiewijze en die bepalend zijn voor de verdere voortgang van het project (bijvoorbeeld voor vergunningen, communicatie naar de omgeving of aanvullend onderzoek).
2
Risico’s identificeren In een brainstormsessie op 20 januari is een eerste aanzet tot een risicolijst gemaakt. Deze lijst is als basis gebruikt bij de verdere werkzaamheden en steeds aangevuld als nieuwe risico’s werden geïdentificeerd. De totale lijst is te zien in bijlage B.
3
Risico’s classificeren en kwantificeren Alle geïdentificeerde risico’s zijn afgewogen op de kans van optreden en de gevolgen van optreden door een cijfer te geven van 1 tot en met 4. De gevolgen zijn opgesplitst in de gevolgen voor de omgeving van het project en de gevolgen voor het project zelf. De omgeving is in dit geval een verzamelterm voor alles wat zich buiten het projectgebied bevindt. Dit zijn bijvoorbeeld de gebouwen, omwonenden, leidingen, verkeergebruikers, verontreinigingen die zich buiten het projectgebied bevinden, enzovoort. De gevolgen voor het project zijn gehanteerd als een verzamelterm van kosten, vertragingen en kwaliteitsverlies door het optreden van ongewenste gebeurtenissen. Gevolgen voor de omgeving zijn eigenlijk per definitie ook gevolgen voor het project. Schade aan de omgeving leidt bijvoorbeeld tot vertragingen, extra (herstel)kosten, imagoverlies, etc. Om de risico’s goed te classificeren is dit effect echter genegeerd bij het scoren van de ongewenste gebeurtenissen. Door kans en de optelsom van gevolgen met elkaar te vermenigvuldigen wordt cijfermatig de grootte van een risico berekend. Het is echter niet correct om alleen hier van uit te gaan. Een ongewenste gebeurtenis met een gemiddelde kans en gevolg heeft een heel ander soort risico dan een ongewenste gebeurtenis met een kleine kans en groot gevolg, terwijl de score gelijk kan zijn. Daarom is naast de vermenigvuldiging van
Haalbaarheidsstudie aanleg ondergrondse parkeergarage Westmolenkwartier Schiedam
19 van 54
1203738-000-GEO-0008, Versie 02, 29 maart 2011, definitief
kans en gevolg ook gekeken naar alleen de score van gevolgen om uiteindelijk een vertaling te maken naar zeer grote, grote, matig grote, kleine en erg kleine risico’s. 4
Maatregelen vaststellen en nemen Van alle ongewenste gebeurtenissen zijn in de risicolijst maatregelen genoemd. Er is onderscheid gemaakt naar preventieve en correctieve maatregelen. Met preventieve maatregelen wordt meer inzicht verkregen in de mechanismes achter de ongewenste gebeurtenissen, of wordt de kans verkleind dat een ongewenste gebeurtenis zich kan voordoen. Voorbeelden hiervan zijn grondonderzoek, een bouwkundige opname van de omgeving en het maken van een goed ontwerp. Met correctieve maatregelen worden de gevolgen van het optreden van ongewenste gebeurtenissen verkleind. Voorbeelden hiervan zijn monitoring waardoor mechanismes ten grondslag aan de ongewenste gebeurtenissen tijdig worden ontdekt of bijvoorbeeld fall-back scenario’s.
5
Evalueren resulterend risicoprofiel Nadat maatregelen zijn uitgevoerd moet worden vastgesteld of een acceptabel risicoprofiel is verkregen. Als dit niet zo is dan moeten meer maatregelen worden genomen. In de conclusie en aanbevelingen van dit rapport wordt hierop ingegaan. Daar worden aanbevelingen gedaan met betrekking tot de maatregelen die uitgevoerd moeten worden om uiteindelijk tot een acceptabel risiconiveau te komen.
6
Overdracht naar de volgende fase Het is essentieel om er voor te zorgen dat geen informatie verloren gaat bij de overdracht tussen verschillende partijen en projectfases. Door expliciet risicomanagement te implementeren in de projectorganisatie wordt dit geborgd. De risicolijst uit bijlage B dient als hulpmiddel. Op het gebruik van de risicolijst wordt hieronder verder ingegaan.
Bij de aanbesteding van het werk aan een aannemer wordt aanbevolen om het dan actuele risicodossier te evalueren. Wat zijn de resulterende ongewenste gebeurtenissen, welke beheersmaatregelen zijn hiervoor getroffen en welke gevolgen kunnen nog worden verwacht? Wanneer het resulterende risicoprofiel namelijk duidelijk is, dan is het ook mogelijk te bepalen welke partij het beste in staat is deze risico’s te dragen en te beheersen. Is dit de opdrachtgever, een verzekeraar of de aannemer. Een vraag in dat geval is welke contractvorm of contractvoorwaarden het beste gekozen kunnen worden om deze risico’s te beheersen. Uitgangspunt daarbij moet altijd zijn dat die partij die een risico kan sturen (de maatregelen kan nemen) ook de verantwoordelijke partij moet zijn. Het ‘over de schutting zetten’ van de risico’s is daarom de minste keuze. Aanbevolen wordt om kennis te nemen van de CUR-richtlijn 105 risicoverdeling geotechniek (RV-G), waarin ingegaan wordt op de mogelijkheden om risico’s te verdelen over partijen. Ook interessant is de handreiking risicoverdeling bij geïntegreerde contracten van CROW - CUR - RISNET. 6.3
Continue risicobeheersing Er is nu een eerste stap gemaakt voor de geotechnische risicobeheersing van het project parkeergarage Westmolenkwartier. Daarmee is er nog geen sprake van echt risicomanagement. Binnen het project wordt steeds nieuwe informatie verkregen, worden ontwerpkeuzes gemaakt en zijn er veranderingen in de omgeving van het project. Daardoor is het belangrijk om van risicobeheersing een continue proces te maken. Dan kan pas gesproken worden over risicomanagement. De implementatie van risicomanagement in een projectorganisatie is daarom een belangrijk aandachtspunt.
Haalbaarheidsstudie aanleg ondergrondse parkeergarage Westmolenkwartier Schiedam
20 van 54
1203738-000-GEO-0008, Versie 02, 29 maart 2011, definitief
6.3.1
Risicomanager Voor de continuering van de risicobeheersing spelen veel punten een rol. Hieronder worden enkele belangrijke punten genoemd: • • • •
Risicomanagement moet een integraal onderdeel vormen van de werkzaamheden van het gehele projectteam. Nieuwe mogelijke ongewenste gebeurtenissen moeten worden gesignaleerd. De effectiviteit van beheersmaatregelen moet worden gevolgd. De status van de risico’s en beheersmaatregelen is beschikbaar voor de leden van het projectteam.
Om dit te kunnen faciliteren wordt aanbevolen een risicomanager als facilitator binnen het project aan te stellen. Deze risicomanager is verantwoordelijk voor het beheer van het risicodossier. Ook kan de risicomanager zorgen voor de juiste sfeer in een projectteam zodat teamleden risico’s bespreekbaar maken. Risico’s worden dan vastgelegd, maatregelen worden tijdig genomen en het project wordt beter beheersbaar. 6.3.2
Geotechnische risico’s versus andere risico’s Geotechniek is een specifiek onderdeel in een project. Naast geotechnische risico’s spelen uiteraard ook een heleboel andere risico’s een belangrijke rol. Daarom wordt aanbevolen om het nu opgestelde geotechnisch risicodossier te integreren met de andere risico’s van het project. Echter, zoals reeds uitgelegd vormen ondergrondrisico’s een bijzonder soort risico en wordt tot 50% van de faalkosten in een project vaak veroorzaakt in de ondergrond. Daarom wordt aanbevolen om iemand specifiek verantwoordelijk te maken voor het geotechnisch risicomanagement. Deze persoon is dan de geotechnisch coördinator of geotechnisch risicomanager en zorgt er voor dat de geotechnische risico’s gedurende de verschillende projectfasen voldoende aandacht krijgen.
6.4
Gebruik van het risicodossier Allereerst wordt uitgelegd hoe het geotechnische risicodossier is opgebouwd. Vervolgens wordt uitgelegd hoe het risicodossier gedurende volgende projectfasen steeds kan worden uitgebreid en aangepast.
6.4.1
Algemeen In Bijlage B staat het geotechnisch risicodossier. Er zijn verschillende kolommen aanwezig. Deze worden hieronder kort besproken. Opgemerkt wordt dat de gehanteerde tabelvorm ook gebruikt kan worden voor andere dan geotechnische risico’s in een project. •
Risiconummer Door elk risico een nummer te geven kan eenvoudig over de risico’s worden gecommuniceerd.
•
Beschrijving van het risico Een risico bestaat uit een ongewenste gebeurtenis. Deze ongewenste gebeurtenis heeft een oorzaak en een gevolg. Door een risico op deze manier te omschrijven wordt een eenduidige inschatting van de grootte van het risico bevorderd en bovendien kunnen maatregelen makkelijker worden bedacht.
Haalbaarheidsstudie aanleg ondergrondse parkeergarage Westmolenkwartier Schiedam
21 van 54
1203738-000-GEO-0008, Versie 02, 29 maart 2011, definitief
•
Classificatie Er wordt een inschatting gemaakt van de kans en gevolg van het risico. Hiermee wordt de grootte van het risico bepaald en kan de risicolijst worden gesorteerd op grootte van het risico.
•
Maatregelen Hierin staan de maatregelen die genomen kunnen worden als het risico van optreden van een ongewenste gebeurtenis te hoog wordt ingeschat. Preventieve maatregelen geven inzicht in, of verkleinen, de oorzaken van een ongewenste gebeurtenis. Correctieve maatregelen verkleinen de gevolg van een ongewenste gebeurtenis.
•
Evaluatie en restrisico Hierin kan worden omschreven, nadat maatregelen zijn uitgevoerd, of er nog een restrisico aanwezig is. Daarvan kan dan worden bepaald of een risico acceptabel is of niet. Als een risico niet acceptabel is dan moeten aanvullende maatregelen worden genomen.
•
Actiehouder/eigenaar Om te borgen dat risico’s de juiste aandacht krijgen wordt aanbevolen eigenaren te koppelen aan de geïdentificeerde risico’s. Deze eigenaren zijn er voor verantwoordelijk dat het risico onder de aandacht blijft en dat maatregelen worden uitgevoerd.
•
Deadline Door risico’s aan de planning te koppelen wordt vastgesteld wanneer maatregelen uitgevoerd moeten zijn om de planning niet in gevaar te laten komen.
•
Opmerkingen
•
Eindverantwoordelijkheid De eindverantwoordelijke voor een risico is die persoon die verantwoordelijk is voor het projectonderdeel waar dat risico betrekking op heeft. Dit kan dezelfde of een andere persoon zijn dan de eigenaar van het risico.
6.4.2
Mogelijk nieuwe ongewenste gebeurtenissen toevoegen In het vervolg van het project zullen nieuwe risico’s geïdentificeerd worden. Deze moeten worden toegevoegd aan de lijst. Om de prioriteit van het risico te bepalen is het noodzakelijk een classificatie uit te voeren.
6.4.3
Vervallen ongewenste gebeurtenissen Een aantal gebeurtenissen zijn sterk tijd gebonden en na een bepaalde tijd geen risico meer omdat de juiste maatregelen zijn genomen. Het is aan te bevelen om deze gebeurtenissen wel in het dossier te beheren, zodat bij vragen over dit aspect snel duidelijk is hoe hier in het verleden mee is omgegaan. Ook wordt zo verzekerd dat keuzes die gemaakt zijn op basis van het risicoprofiel geborgd blijven en dat later geen tegenstrijdige keuzes worden gemaakt.
6.4.4
Mutaties in het risico Het risicodossier krijgt duidelijk meerwaarde wanneer het risico (de kans en het gevolg) periodiek wordt geactualiseerd. Dit bijvoorbeeld nadat beheersmaatregelen zijn getroffen. Er moet gekeken worden naar een werkwijze waarbij het effect van de uitvoering van beheersmaatregelen periodiek wordt geactualiseerd. Dit kan gebeuren op twee manieren:
Haalbaarheidsstudie aanleg ondergrondse parkeergarage Westmolenkwartier Schiedam
22 van 54
1203738-000-GEO-0008, Versie 02, 29 maart 2011, definitief
1
2
Een risicomanager waarborgt continu dat het risicodossier up-to-date blijft. Wanneer beheersmaatregelen zijn uitgevoerd dient hij te vragen naar een nieuwe classificatie. In het ideale geval zullen risico-eigenaren, als ze gewend zijn geraakt aan deze werkwijze, zelf een classificatie melden aan de risicomanager. Daarnaast kunnen periodiek (bijvoorbeeld per kwartaal) risicosessies worden georganiseerd om het gehele risicodossier met alle betrokkenen door te lopen.
Haalbaarheidsstudie aanleg ondergrondse parkeergarage Westmolenkwartier Schiedam
23 van 54
1203738-000-GEO-0008, Versie 02, 29 maart 2011, definitief
Haalbaarheidsstudie aanleg ondergrondse parkeergarage Westmolenkwartier Schiedam
24 van 54
1203738-000-GEO-0008, Versie 02, 29 maart 2011, definitief
7 Van risicoanalyse naar schetsontwerp bouwput 7.1
Inleiding In het vorige hoofdstuk zijn een aantal risico’s, kansen en aandachtspunten naar voren gekomen ten aanzien van de aanleg van een ondergrondse parkeergarage in het Westmolenkwartier te Schiedam. In dit hoofdstuk worden de resultaten van de risicoanalyse vertaald naar randvoorwaarden voor het schetsontwerp voor de bouwput. Om de mogelijke aanlegmethoden en bouwputprincipes te analyseren zijn onder andere indicatieve berekeningen uitgevoerd. Hierbij zijn de volgende aspecten tegen elkaar afgewogen: • • •
7.2
Invloed op de monumentale omgeving. Economische randvoorwaarden. Constructie bouwput en bebouwing op garage.
Randvoorwaarden De voorkeur van de gemeente Schiedam gaat er hierbij naar uit, dat de parkeergarage geheel in twee lagen ondergronds wordt gerealiseerd. Indien dat vanuit de omgeving beschouwd niet mogelijk blijkt, kan een parkeergarage met een kleiner oppervlak bestaande uit twee ondergrondse en drie bovengrondse bouwlagen tot de mogelijkheden behoren. Vanuit de bestudeerde stukken en de uitgevoerde risicoanalyse komen een aantal belangrijke randvoorwaarden naar voren: Omliggende bebouwing: •
•
• •
De meeste bebouwing rond de projectlocatie aan de Westmolenstraat is monumentaal, hetzij gemeentelijk, hetzij rijks. Schadevrij bouwen is een uitgangspunt, hindervrij bouwen is gewenst. Dit schept scherpe randvoorwaarden ten aanzien van toelaatbare bouwtrillingen en grondvervormingen bij de aanleg van de bouwput. Vooralsnog wordt voor de grenswaarde aan de vervorming van de belendingen geadviseerd 20 mm aan te houden. De bouwtrillingen dienen aan de SBR richtlijn te voldoen en de geluidsimpact aan de Circulaire Bouwlawaai. De meeste monumentale bebouwing is vermoedelijk op staal gefundeerd; een aantal panden staat op palen. Het pand Westmolenstraat 25, een gemeentelijk monument, staat midden op het beschikbare terrein. Wanneer mogelijk dient dit te worden behouden, dit is volgens de Gemeente Schiedam voor de doorgang van de ontwikkeling van het Westmolenkwartier echter geen noodzaak.
Ondergrond: • •
Uit de ondergrondbeschrijving blijkt dat de ondergrond tot een diepte van ca. NAP - 18,0 m uit weinig draagkrachtige lagen bestaat. De toplaag is zandig en over het overgrote deel sterk puinhoudend van aard. Hierdoor kwam een aanzienlijk deel van het uitgevoerde grondonderzoek niet door de toplaag heen. Dit heeft gevolgen voor het aanbrengen van funderingselementen voor de parkeergarage.
Haalbaarheidsstudie aanleg ondergrondse parkeergarage Westmolenkwartier Schiedam
25 van 54
1203738-000-GEO-0008, Versie 02, 29 maart 2011, definitief
•
•
De projectlocatie is in de voorgaande eeuwen bebouwd geweest. Voor het gedeelte ten zuiden van de Westmolenstraat is onduidelijk of er nog funderingsresten in de ondergrond aanwezig zijn. Er zijn diverse verontreinigingen op de projectlocatie bekend bij de Gemeente. De ernstigste is die op het terrein van een van een voormalige, gesloopte chemische wasserij ten noorden van de Westmolenstraat.
Hydrologie: •
•
In paragraaf 3.3 is een beschrijving gegeven van de geohydrologische situatie. Er zijn niet veel gegevens bekend over de actuele grondwaterstanden in de diverse watervoerende pakketten. Volgens [10] bedraagt de freatische grondwaterstand ca. NAP - 0,5 à + 0,5 m. De stijghoogte in het Pleistoceen is volgens ref. [10] ca. NAP - 1,4 m.
Kabels en leidingen: •
Door de Westmolenstraat nutsvoorzieningen.
lopen
kabels
en
leidingen
voor
de
gebruikelijke
Beoogde functie(s) en wensen ten aanzien van de aanleg van de parkeergarage: •
7.3
De primaire functie van de constructie is die van parkeergarage. Daarnaast is boven op de garage nieuwbouw voorzien (woningen / appartementen). De aard van de voorziene nieuwbouw en de exacte locatie is op dit moment niet bekend.
Keuzen ten aanzien van bouwputwijze Vanuit de omgeving en de daaraan gekoppelde randvoorwaarden zijn een aantal keuzen gemaakt ten aanzien van de aanleg van de bouwput. •
Boven of ondergronds De parkeergarage kan zowel boven- als ondergronds worden aangelegd. Beide varianten zijn door Deltares onderzocht; enerzijds de tweelaags parkeergarage geheel ondergronds en anderzijds de vijflaags parkeergarage met twee ondergrondse lagen en een kleiner oppervlak. De eerste variant heeft hierbij de voorkeur van de Gemeente, daar een bovengrondse garage minder goed in het beoogde stadsbeeld past. Tevens kan er boven bij de ondergrondse variant bebouwing op de garage worden gerealiseerd. Er zijn in het kader van deze opdracht 2 varianten onderzocht; zowel de tweelaags parkeergarage geheel ondergronds als de vijflaags parkeergarage met twee ondergrondse lagen.
•
Benodigd aantal parkeerplaatsen Het plangebied wordt doorsneden door de Westmolenstraat. Het voorziene aantal plaatsen van 300 – 350 kan in principe worden gerealiseerd op het gedeelte van het plangebied ten zuiden van de Westmolenstraat. Dit heeft een aantal voordelen die hieronder duidelijk worden. Er is in dit stadium gekeken naar de realisatie van de parkeergarage op het gebied ten zuiden van de Westmolenstraat.
Haalbaarheidsstudie aanleg ondergrondse parkeergarage Westmolenkwartier Schiedam
26 van 54
1203738-000-GEO-0008, Versie 02, 29 maart 2011, definitief
•
Trillingen en geluid Schade door trillingen moet worden voorkomen en trilling- en geluidhinder moeten worden beperkt. De toe te passen wand- en paalsystemen dienen daarop te worden afgestemd. De kosten van trillingsarme systemen zijn hoger. Om de invloed van niet trillingsvrije funderingssystemen te onderzoeken is een indicatieve trillingsanalyse uitgevoerd (zie bijlage ). De resultaten zijn beschreven in paragraaf 7.5. Trillingsschade is niet toegestaan, hinder door trillingen en geluid dient te worden beperkt. Voor beide varianten is een economische variant doorgerekend en een hinderarme variant.
•
Bouwputwand Voor het aanbrengen van de bouwputwand is de toepassing van stalen damwanden een economische en qua trillingen haalbaar systeem. Er zijn gedeelten die gedrukt moeten worden, eventueel met aanvullende hulpmiddelen als fluïdatie aan de punt of voorboren. Een belangrijk aandachtspunt is de toplaag, die puin bevat. Verder kunnen er resten van funderingen op het plangebied aanwezig zijn. Voor het trillen en drukken van damwanden dienen alle puinresten en / of funderingsresten uit het damwandtracé te worden verwijderd. Voor de bouwputafscheiding is uitgegaan van het toepassen van stalen damwand. Vanuit het criterium van geen schade kan de damwand plaatselijk worden getrild, waar nodig zal deze moeten worden gedrukt. Daarnaast is ook de hindervrije aanlegmethode met alleen trillingsarme funderingstechnieken geanalyseerd. Eventuele puin- en funderingsresten dienen voorafgaand uit het damwandtracé te worden verwijderd.
•
Interne stempeling vs. externe verankering De bouwputwanden dienen te worden gesteund om de invloed van de ontgraving van de bouwput op de omgeving te beperken. Interne stempelramen zijn zonder bijzondere maatregelen toepasbaar bij bouwputten met een breedte tot ca. 30 m. Stempels zitten bij het ontgraven van de bouwput in de weg. Bij het toepassen van ankers aan de bouwputwand is de aanwezigheid en de aard van de fundatie van belendingen een aandachtspunt. In dit stadium is gekozen om voor de ondersteuning van de wand uit te gaan van een tijdelijke verankering, die na het gereedkomen van de garage wordt verwijderd.
•
Aanleg in den natte vs. aanleg in den droge Bij aanleg in den natte wordt de bouwput nat ontgraven en word onderwaterbeton en trekpalen toegepast. Hierbij kan in dit geval een kortere en lichtere damwand worden toegepast. Bij ontgraving in den droge wordt de damwand droog ontgraven. De vervorming van de wand is groter. De wand dient tevens langer en zwaarder te worden uitgevoerd. Daarnaast is waarschijnlijk een spanningsbemaling in het Pleistoceen nodig (zie paragraaf 7.7). Voor beide varianten is de aanlegmethode in den natte en in den droge onderzocht.
•
Kabels en leidingen Onder de Westmolenstraat bevinden zich diverse kabels en leidingen en riolering. Wanneer het noordelijke gedeelte van het plangebied bij de parkeergarage wordt betrokken dienen hiervoor aanvullende maatregelen te worden getroffen. Vooralsnog wordt uitgegaan van aanleg ten zuiden van de Westmolenstraat, zodat er geen kabels en leidingen hoeven te worden verlegd. Tevens blijft de Westmolenstraat daarmee open. De capaciteit (vervormingen) van de kabels en leidingen is een
Haalbaarheidsstudie aanleg ondergrondse parkeergarage Westmolenkwartier Schiedam
27 van 54
1203738-000-GEO-0008, Versie 02, 29 maart 2011, definitief
aandachtpunt voor het ontwerp, wanneer de bouwput op korte afstand daarvan wordt aangelegd. •
7.4
Milieuverontreinigingen Het noordelijke deel van het plangebied bevat een serieuze verontreiniging die dient te worden gesaneerd. Het kan grote invloed op de voortgang van het project hebben wanneer dit gedeelte bij de parkeergarage wordt betrokken. Vooralsnog wordt uitgegaan van aanleg ten zuiden van de Westmolenstraat, zodat er de aanleg van de parkeergarage onafhankelijk is van de sanering van het terrein van de chemische wasserij op het noordelijk deel van het plangebied. Dit houdt echter niet in dat de aanleg van de parkeergarage ten zuiden van de Westmolenstraat geen invloed kan hebben op de verspreiding van de vervuiling (afhankelijk van de aanlegmethode, zie ook paragraaf 7.7).
Toprisico’s (ondergrond gerelateerd) aanleg ondergrondse parkeergarage Westmolenkwartier Uit de risicotabel in Bijlage B volgen (in willekeurige volgorde) de volgende toprisico’s (score > 15; “heel groot”). Nr. 2 5 6 8 13
Beschrijving risico Onderschatting risico's leidt tot falen tijdens bouw, kwaliteitsverlies, imagoschade, vertragingen, hogere kosten Omwonenden komen in verzet tegen bouwplannen Funderingselementen komen niet op diepte (damwanden / palen) Schade aan belendingen Verticaal evenwicht van de bouwput is onvoldoende (alleen relevant bij aanleg in den droge
Uit de risicotabel in bijlage B volgen (in willekeurige volgorde) de volgende overige grote risico’s (10 < score < 15; “groot”). Nr. 1 3 10 11 14 19
Beschrijving risico Plannen voor bebouwing op de parkeergarage kunnen niet worden uitgevoerd Ontwerp wordt duurder (is ook een kans, kan ook goedkoper worden) Schade aan kabels en leidingen of riolering Schade aan fundering parkeergarage De waterdichtheid van de bouwputwand is onvoldoende Grotere milieulasten dan voorzien
Een aantal van deze risico’s kan door maatregelen of onderzoeken sterk worden gereduceerd. In bijlage B worden deze beschreven. Daarnaast wordt in Hoofdstuk 10 ingegaan op onderzoek en monitoring die op korte termijn kunnen worden uitgevoerd om het risicoprofiel te reduceren. 7.5
Invloed van bouwtrillingen Voor het aanleggen van de bouwput voor de parkeergarage in het Westmolenkwartier dient een grond- en waterkerende constructie te worden toegepast. Hiervoor kunnen een aantal verschillende wandtypen worden gebruikt, waarbij de getrilde stalen damwand het meest Haalbaarheidsstudie aanleg ondergrondse parkeergarage Westmolenkwartier Schiedam
28 van 54
1203738-000-GEO-0008, Versie 02, 29 maart 2011, definitief
gebruikt en het meest economisch is. Daarnaast dient voor de fundering van de garage en de eventuele bovenbouw een paalfundering te worden toegepast. Bij het maken van de wanden en de palen van de bouwput kunnen, afhankelijk van het gekozen wand- en of paalsysteem schade en /of hinder door trillingen ontstaan. Vanuit de randvoorwaarden blijkt dat trillings- en geluidhinder zoveel mogelijk dienen te worden beperkt. Deltares heeft voor deze haalbaarheidsstudie een analyse gemaakt van de invloed van trillingen dor het trillend inbrengen van damwanden en het heien van prefab betonpalen op de belendingen. Hierbij is onderzocht welke afstand tot de belendingen moet worden aangehouden om schade door trillingen te voorkomen. De conclusies luiden: • • •
• •
Het intrillen van damwanden kan tot 20 m afstand van monumentale bebouwing (categorie 3 pand). Heien prefab betonpalen kan tot 20 m afstand van monumentale bebouwing (categorie 3 pand). Er moet rekening gehouden worden met overschrijdingen van de grenswaarden als binnen deze afstanden gewerkt gaat worden of als het trillingsniveau door niet te voorziene omstandigheden hoger is dan verwacht. Een goede bouwkundige indeling van de panden en bouwkundige vooropname van de panden zijn noodzakelijk. Een goede communicatie met de bewoners en monitoring van trillingen en deformaties van de belendende panden zijn noodzakelijk.
Opgemerkt wordt dat dit indicatieve waarden betreft en dat er voor een definitief ontwerp specifieke waarden moeten worden afgeleid. Daarnaast kan het werk in de praktijk mee of tegenvallen, waardoor het nodig kan zijn op een ander moment over te schakelen. 7.6
Bepaling invloedsgebied van de bouwput Voor het bepalen van het gebied waarbuiten de aanleg van de bouwput een verantwoord kleine invloed zal hebben zijn de volgende zaken van belang: 1
Invloed op belendingen door het inbrengen van wanden en palen (trillingen) a) criterium geen schade: 20 m voor intrillen van damwanden en 20 m voor het heien van prefab betonpalen b) criterium geen geluidhinder: invloedsgebied vooralsnog niet bekend; afstand hoogstwaarschijnlijk groter.
2
Invloed op belendingen en infrastructuur door het uitbuigen van de wand door ontgraving van de bouwput (vervormingen) Voor 2-laags parkeergarage bepaald op ca. 10 m. Plaatselijk kan waarschijnlijk op kortere afstanden worden gebouwd wanneer aanvullende maatregelen worden genomen. Een en ander nader te detailleren in de ontwerpfase.
3
Invloed op belendingen met door aanbrengen ankers (beschadigen houten palen, zakkingen door overmatig uitboren van grond) Uitgaande van een maximale diepte van houten palen tot ca. 20 m – maaiveld is deze afstand ook ca. 20 m (groutankers onder 45 o). Kan in de ontwerpfase nog worden geoptimaliseerd wanneer exacte paallengtes van belendingen bekend zijn.
Haalbaarheidsstudie aanleg ondergrondse parkeergarage Westmolenkwartier Schiedam
29 van 54
1203738-000-GEO-0008, Versie 02, 29 maart 2011, definitief
4
Invloed op belendingen door langdurig bemalen De invloed van een langdurige spanningsbemaling in het Pleistoceen heeft een veel groter invloedsgebied dan de bouwput zelf. Hierop wordt in paragraaf 7.7 uitvoerig ingegaan.
In Figuur 7.1 zijn de omhullende contouren weergegeven voor de randvoorwaarden 1 t/m 3.
B
A
Damwand gedrukt (10 m) Damwand getrild (20 m) Heien palen (20 m)
B
Grens belendingen
0
10
20
30
40
50
Figuur 7.1 Contour trillen (blauw) en drukken (groen) damwanden (2-laags varianten)
Opmerkingen bij Figuur 7.1: A
B
7.7
Afstand gedrukte damwand tot de kerk op 20 m gesteld in plaatst van 10 m in verband met toepassing ankers buiten invloedsgebied van de fundering van de kerk. Heien / trillen naast op palen gefundeerde berging wordt toelaatbaar geacht.
Bepaling invloed van spanningsbemaling op de omgeving (alleen bij aanleg in den droge) Bij toepassing van een ontgraving in den droge dient het opbarsten van de bouwput door waterdruk te worden onderzocht. Per zandlaag dient het opbarsten te worden beschouwd. De stijghoogte in de tussenzandlagen rond NAP - 8 m (slechts lokaal aangetoond) en NAP - 15 m (bijna overal aangetoond) is momenteel niet exact bekend, maar is mogelijk zo hoog dat de bouwput vanaf deze laag op kan barsten. Om dit te voorkomen zal de laag na installatie van de damwanden ontlast (bemalen binnen de bouwkuip) moeten worden. In vrijwel het gehele plangebied is op circa NAP - 17 m een dunne zandlaag aanwezig boven het basisveen. Hierboven is een kleilaag aanwezig. Deze tussenzandlaag is slechts 25 cm Haalbaarheidsstudie aanleg ondergrondse parkeergarage Westmolenkwartier Schiedam
30 van 54
1203738-000-GEO-0008, Versie 02, 29 maart 2011, definitief
dik maar is van groot belang als het basisveen en de daarboven gelegen kleilaag als bodemafdichting van de bouwkuip gebruikt worden. Als de stijghoogte in de tussenzandlaag gelijk is aan de stijghoogte in het pleistocene zand, dan zal de tussenzandlaag opbarsten zodra de bouwkuip droog gezet wordt. Omdat de laag zeer dun is zal deze een kleine hoeveelheid water bevatten waardoor het geen probleem vormt als dit water uitstroomt. Wel wordt er een lekweg door de bovengelegen kleiweg gecreëerd waardoor deze niet meer waterremmend werkt, het basisveen zal in deze situatie de benodigde verticale weerstand moeten leveren. Daarnaast moeten de damwanden ter hoogte van de zandlaag voldoende waterafsluitend zijn om te voorkomen dat er water door deze zandlaag de bouwkuip instroomt. Het basisveen is naar verwachting voldoende ondoorlatend om als bouwputafdichting te gebruiken en lijkt op basis van het beschikbare grondonderzoek door de gehele projectlocatie voor te komen. Uit ervaring is echter bekend dat er in de omgeving van Rotterdam en Schiedam lokaal gaten in het basisveen kunnen voorkomen door geulinsnijdingen die met zand zijn gevuld. Dit verschijnsel heeft in het verleden tot aanzienlijke problemen gezorgd, doordat bouwkuipen aan de onderzijde niet waterdicht bleken te zijn. Als het basisveen als afsluitende laag wordt gebruikt dient deze goed te worden verkennen en vastgesteld. Uit een verkennende berekening van het verticaal evenwicht van de bouwput, waarbij de damwanden door het basisveen worden geslagen en de genoemde tussenzandlaag wordt afgesloten, blijkt dat bij er bij aanleg van een 2-laags parkeergarage in den droge mogelijk ca. 1 à 2 m verlaagd moet worden in het pleistocene zand om opbarsten van de bouwput te voorkomen. Om deze verlaging te realiseren moet er circa 2000 m 3 water per dag ontrokken worden. Het te ontrekken debiet is vrijwel gelijk voor de volledig en gedeeltelijk ondergrondse variant. De indicatieve berekening is gebaseerd op gegevens uit de TNO-DINO database en een tweetal pompproeven dat in het verleden in de omgeving is uitgevoerd. Aan een dergelijke spanningsbemaling kleven een aantal nadelen: •
•
•
•
Indien er bemalen gaat worden is het een risico op verspreiding van de aanwezige vervuilingen. Op het voormalige Edelweiss-terrein komt op een diepte van 20 meter onder maaiveld nog een concentratie afbraakstoffen van VCK’s voor tot boven de interventiewaarde. Op een diepte van 20 m onder maaiveld is het eerste watervoerende pakket aanwezig (1e WVP). Indien er bemalen wordt zal de vervuiling in het 1e WVP richting de onttrekkingsput verspreid worden en zal de vervuiling boven het pleistocene zand zich versneld verspreiden in de diepte. Gezien de langzame afbraak van de aanwezige verontreinigingen blijven de verspreide stoffen tot ver in de toekomst aanwezig in het watervoerende pakket. Indien de concentratie met opgepompte VCK’s, de afbraakproducten hiervan en eventuele overige diepe verontreinigingen boven wettelijk vastgestelde waarden oploopt dan mag het opgepompte water niet op het oppervlaktewater of het riool worden geloosd. Het water zal dan door een zuiveringsinstallatie verwerkt moeten worden. Dit brengt aanzienlijke kosten met zich mee gezien de hoeveelheid water die onttrokken moet worden. Verder wordt er op gewezen dat de aanvraag voor een ontrekkingsvergunning bij de provincie ongeveer een half jaar in beslag neemt. Indien er door het aantrekken van verontreinigingen een nieuwe vergunning aangevraagd moet worden kan het werk een half jaar stil komen te liggen. Een langdurige verlaging van de grondwaterstand in het 1e WVP zal tot zettingen en toename van negatieve kleef kunnen leiden van de bovengelegen slappe lagen. De
Haalbaarheidsstudie aanleg ondergrondse parkeergarage Westmolenkwartier Schiedam
31 van 54
1203738-000-GEO-0008, Versie 02, 29 maart 2011, definitief
zettingen kan bij panden tot schade kunnen leiden. Daarnaast zal het effect van de bemaling en dus de zettingen over een veel groter gebied dan alleen het Westmolenkwartier merkbaar kunnen zijn. Momenteel is dit één van de toprisico’s voor aanleg van de bouwput in den droge. Om dit risico nader te bepalen dient inzicht in het verloop van de stijghoogte in het Pleistoceen zand en de tussenzandlagen rond NAP -8 m en NAP -15 m te worden verkregen. Daarnaast is de berekening van het verticaal evenwicht bij gebrek aan gegevens gebaseerd op aannames van het grondgewicht. Om de ernst van het risico te bepalen dient minimaal een boring tot in het Pleistocene zand te worden uitgevoerd. Van de Holocene lagen dient het volumegewicht in het laboratorium te worden bepaald. Daarnaast dienen een aantal peilbuizen in de boring te worden geplaatst voorzien van divers voor de automatische registratie van de stijghoogte. Aanbevolen wordt hier snel mee te beginnen. Opgemerkt wordt dat, wanneer wordt gekozen voor aanleg van de parkeergarage in een bouwput aangelegd in den natte met onderwaterbeton, dit risico geen enkele rol speelt.
Haalbaarheidsstudie aanleg ondergrondse parkeergarage Westmolenkwartier Schiedam
32 van 54
1203738-000-GEO-0008, Versie 02, 29 maart 2011, definitief
8 Uitwerking varianten bouwput parkeergarage 8.1
Inleiding Voor deze haalbaarheidsstudie zijn een aantal varianten voor de bouwput van een parkeergarage onderzocht. In dit hoofdstuk wordt de bouwfasering gegeven voor twee varianten. Een en ander wordt met dwarsdoorsneden toegelicht. De behandelde varianten zijn: • •
Parkeergarage met 2 ondergrondse lagen, 150 parkeerplaatsen per laag (variant 1; totaal 300 plaatsen). Parkeergarage met 2 ondergrondse en 3 bovengrondse lagen, 70 parkeerplaatsen per laag (variant 2; totaal 350 plaatsen).
Voor variant 1 en 2 zijn 2 aanlegmethoden te worden onderzocht: •
Aanleg met onderwaterbeton in den natte voordelen: robuuste constructie, weinig vervorming achter de damwand; kortere en lichtere wanden nodig, daardoor minder trillingshinder; 1 ankerrij nodig (ter plaatse van belendingen mogelijk meer) nadelen: meestal duurder dan aanleg in den droge
•
Aanleg in den droge met spanningsbemaling (2 m verlaging in het Pleistoceen zand) voordelen: ontgraving in den droge is meestal goedkoper nadelen: voorzichtigheid is geboden bij het ontgraven van de bouwput om de reeds aangebrachte palen niet te beschadigen; langere en zwaardere wanden nodig, daardoor potentieel meer trillingshinder; 2 ankerrijen nodig; spanningsbemaling heeft de nodige risico’s (zie paragraaf 7.7).
Per variant en aanlegmethode zijn verder 2 manieren van aanleggen te worden onderzocht: • De economische wijze met een geheid paalsysteem en waar nodig een trillingsarm paalsysteem, deels getrilde en deels gedrukte damwanden. • De meest hinderarme bouwmethode met gedrukte damwanden en trillingsarme paalsystemen. In totaal zijn daarmee 2 varianten met elk 4 subvarianten onderzocht (zie Tabel 8.1). In paragraaf 8.2 en 8.3 worden variant 1 en 2 kort toegelicht. Variant
Aanleg 1.1 in den natte
1. 2-laags ondergronds 1.2 in den droge 2.1 in den natte 2. 2-laags onder- en 3-laags bovengronds 2.2 in den droge Tabel 8.1
Subvariant 1.1.1 economisch 1.1.2 hinderarm 1.2.1 economisch 1.2.2 hinderarm 2.1.1 economisch 2.1.2 hinderarm 2.2.1 economisch 2.2.2 hinderarm
Varianten en subvarianten bouwput parkeergarage Westmolenkwartier
Haalbaarheidsstudie aanleg ondergrondse parkeergarage Westmolenkwartier Schiedam
33 van 54
1203738-000-GEO-0008, Versie 02, 29 maart 2011, definitief
8.2
Variant 1: Parkeergarage met 2 ondergrondse lagen (300 parkeerplaatsen) De groene en blauwe gestippelde contouren geven de omtrek van de parkeergarage weer en de roze contour het gebied waarbinnen in principe geheid kan worden.
Damwand gedrukt Damwand getrild Heien palen 2
ca. 3750 m 2 ondergrondse lagen ca. 150 parkeerplaatsen per laag 0
10
20
30
40
50
Figuur 8.1 Economische varianten 1.1.1 en 1.2.1 – Contour 2-laags parkeergarage – 300 plekken ondergronds
Damwand gedrukt
2
ca. 3750 m 2 ondergrondse lagen ca. 150 parkeerplaatsen per laag 0
10
20
30
40
50
Figuur 8.2 Hinderarme varianten 1.1.2 en 1.2.2 – Contour 2-laags parkeergarage – 300 plekken ondergronds
Uitgangspunten variant 1: •
• • • • • • •
Bij het bepalen van de afstand van de bouwput tot de belendingen is rekening gehouden met de staat van de panden in relatie tot de inbrengmethode van wanden en palen en de invloed van het ontgraven. De aanleg van de parkeergarage vindt plaats binnen verankerde stalen damwanden. Puin en funderingsresten dienen voorafgaand aan de aanleg te worden verwijderd. De parkeergarage wordt op gedeelte ten zuiden van de Westmolenstraat aangelegd. Pand Westmolenstraat 25 (oranje gearceerd) dient te worden gesloopt voorafgaand aan de aanleg van de parkeergarage. Op het beschikbare oppervlak zijn ca. 300 plaatsen te realiseren. De Westmolenstraat kan tijdens de aanleg in gebruik blijven. De paalfundering is geschikt voor druk- en trekbelasting.
Haalbaarheidsstudie aanleg ondergrondse parkeergarage Westmolenkwartier Schiedam
34 van 54
1203738-000-GEO-0008, Versie 02, 29 maart 2011, definitief
8.3
Variant 2: 140 plekken ondergronds; 210 plekken bovengronds De groene en blauwe gestippelde contouren geven de omtrek van de parkeergarage weer en de roze contour het gebied waarbinnen in principe geheid kan worden.
Damwand gedrukt Damwand getrild Heien palen 2
ca. 1750 m 2 ondergrondse lagen; 3 bovengronds ca. 70 parkeerplaatsen per laag 0
10
20
30
40
50
Figuur 8.3 Economische varianten 2.1.1 en 2.2.1 – 5-laags parkeergarage – 140 plekken ondergronds, 210 bovengronds
Damwand gedrukt
2
ca. 1750 m 2 ondergrondse lagen; 3 bovengronds ca. 70 parkeerplaatsen per laag 0
10
20
30
40
50
Figuur 8.4 Hinderarme varianten 2.1.2 en 2.2.2 – 5-laags parkeergarage – 140 plekken ondergronds, 210 bovengronds
Haalbaarheidsstudie aanleg ondergrondse parkeergarage Westmolenkwartier Schiedam
35 van 54
1203738-000-GEO-0008, Versie 02, 29 maart 2011, definitief
Uitgangspunten variant 2: •
• • • • • • • 8.4
Bij het bepalen van de afstand van de bouwput tot de belendingen is rekening gehouden met de staat van de panden in relatie tot de inbrengmethode van wanden en palen en de invloed van het ontgraven. De aanleg van de parkeergarage vindt plaats binnen verankerde stalen damwanden. Puin en funderingsresten dienen voorafgaand aan de aanleg te worden verwijderd. De parkeergarage wordt op gedeelte ten zuiden van de Westmolenstraat aangelegd. Pand Westmolenstraat 25 (oranje gearceerd) kan behouden blijven, mits de fundering wordt versterkt voorafgaand aan de aanleg van de parkeergarage. Op het beschikbare oppervlak zijn ca. 350 plaatsen te realiseren. De Westmolenstraat kan tijdens de aanleg in gebruik blijven. De paalfundering is geschikt voor druk- en trekbelasting.
Fasering aanleg in den natte (beide varianten) Dit betreft de varianten 1.1 en 2.1. Hieronder is de bouwfasering aangegeven die is gebruikt voor de calculatie van de kosten van de natte aanlegmethode met onderwaterbeton. De bouwfasering is het resultaat van indicatieve damwandberekeningen. Wanneer voor een aanlegmethode wordt gekozen kan de bouwfasering in een later stadium wellicht nog worden geoptimaliseerd. Fase 1 – aanleg damwand en fundering • Volledig verwijderen puin / funderingsresten in het tracé van de damwand en binnen de stempel van de parkeergarage. • Aanbrengen verloren damwand AZ18 of gelijkwaardig (lengte 17 m). • Ontgraven ankersleuf en bemalen freatisch pakket (open bemaling). • Aanbrengen gording. • Verdiept aanbrengen funderingspalen vanaf maaiveld. Fase 2 – ontgraven bouwput • Aanbrengen en afspannen groutankers. • Opzetten water in bouwput. • Ontgraven tot NAP - 7,5 m. Fase 3 – onderwaterbeton en droogzetten bouwput • Aanbrengen 0,5 m grind (b.k. NAP - 7,0 m). • Aanbrengen 1,0 m onderwaterbeton (b.k. NAP - 6,0 m). • Droogzetten bouwput. Fase 4 – afbouw parkeergarage • Aflassen damwandsloten. • Afbouwen 2 parkeerlagen, stempeling vloeren tegen damwand. • Lossen en verwijderen strengenankers.
Haalbaarheidsstudie aanleg ondergrondse parkeergarage Westmolenkwartier Schiedam
36 van 54
1203738-000-GEO-0008, Versie 02, 29 maart 2011, definitief
Figuur 8.5 Fase 1 – aanleg damwand en fundering
Figuur 8.6 Fase 2 – ontgraven bouwput
Figuur 8.7 Fase 3 – onderwaterbeton en droogzetten bouwput
Haalbaarheidsstudie aanleg ondergrondse parkeergarage Westmolenkwartier Schiedam
37 van 54
1203738-000-GEO-0008, Versie 02, 29 maart 2011, definitief
8.5
Fasering aanleg in den droge (beide varianten) Dit betreft de varianten 1.2 en 2.2. Hieronder is de bouwfasering aangegeven die is gebruikt voor de calculatie van de kosten van de droge aanlegmethode met (waarschijnlijk) spanningsbemaling. De bouwfasering is het resultaat van indicatieve damwandberekeningen. Wanneer voor een aanlegmethode wordt gekozen kan de bouwfasering in een later stadium wellicht nog worden geoptimaliseerd. Fase 1 – aanleg damwand en fundering • Volledig verwijderen puin / funderingsresten in het tracé van de damwand en binnen de stempel van de parkeergarage. • Aanbrengen verloren damwand AZ37-700 SG355 of gelijkwaardig (lengte 22 m). • Installeren spanningsbemaling voor fase 3. • Ontgraven 1e ankersleuf en bemalen freatisch pakket (open bemaling). • Aanbrengen 1e gording. • Aanbrengen en afspannen 1e ankerrij. • Verdiept aanbrengen funderingspalen vanaf maaiveld. Fase 2 – 1e ontgraving • 1e ontgravingslag. • Ontgraven 2e ankersleuf en bemalen freatisch pakket (open bemaling). • Aanbrengen 2e gording. • Aanbrengen en afspannen 2e ankerrij. Fase 3 – 2e ontgraving • Spanningsbemaling: verlaging 2 m in Pleistoceen. • 2e ontgravingslag tot einddiepte. Fase 4 – afbouw parkeergarage • Aanbrengen werkvloer 0,5 m zand. • Aflassen damwandsloten. • Afbouwen 2 parkeerlagen, stempeling vloeren tegen damwand. • Lossen en verwijderen strengenankers.
Figuur 8.8 Fase 1 – aanleg damwand en fundering
Haalbaarheidsstudie aanleg ondergrondse parkeergarage Westmolenkwartier Schiedam
38 van 54
1203738-000-GEO-0008, Versie 02, 29 maart 2011, definitief
Figuur 8.9 Fase 2 – 1e ontgraving
Figuur 8.10 Fase 3 – 2e ontgraving
Haalbaarheidsstudie aanleg ondergrondse parkeergarage Westmolenkwartier Schiedam
39 van 54
1203738-000-GEO-0008, Versie 02, 29 maart 2011, definitief
8.6
Gehanteerde uitgangspunten voor de fundering Voor het maken van een raming van de fundering van de parkeergarage dient rekening te worden gehouden met eventuele toekomstige bebouwing op de garage. Daar is op dit moment nog niet iets concreets over bekend. De fundering is daarom momenteel gedimensioneerd op trek- en drukbelasting. De trekbelasting is daarbij zeer waarschijnlijk maatgevend, wat inhoudt dat het draagvermogen van de fundering voor drukbelasting voldoende zou moeten zijn voor bebouwing tot ca. 3 lagen boven op de ondergrondse variant. Vooralsnog zijn hierbij verder de volgende uitgangspunten gehanteerd: • • • • • • • • •
De grondwaterstand is voor de bepaling van de waterdruk tegen keldervloer aangenomen op NAP - 0,50 m. Hart-op-hartafstanden van de palen in beide richtingen 2,7 m. Trekbelasting Fs;trek;d = 500 à 550 kN per paal. Paalpuntniveau ca. NAP - 24 à -27 m. Paaltype 1: prefab betonpaal 400 mm. Paaltype 2: grondverdringend geschroefd (Fundex Groutinjectiepaal ø 450 / 560 mm of gelijkwaardig). Reductie voor ontgraving. Trekpalen berekend conform CUR 2001-4 Drukpalen berekend conform NEN 6743
Opgemerkt wordt dat de fundering geoptimaliseerd kan worden naar gebruik van de bovenbouw. Zo kan bijvoorbeeld worden gekozen voor een fundering met afzonderlijke druk en trekelementen (zie optie B. in Figuur 8.11). Voordelen zijn dat de drukpalen minder diep in de Pleistocene zandlaag hoeven worden geheid (kortere palen), wat ook weer minder geluids- en trillingshinder geeft. Omdat er over de bovenbouw nog niets bekend is, is in dit rapport een fundering met druk/trekpalen gedimensioneerd (optie A. in Figuur 8.11).
A. Fundering met druk/trekpalen
B. Fundering met drukpalen en trekankers
Figuur 8.11 Voorbeelden van de fundering van een ondergrondse parkeergarage
Haalbaarheidsstudie aanleg ondergrondse parkeergarage Westmolenkwartier Schiedam
40 van 54
1203738-000-GEO-0008, Versie 02, 29 maart 2011, definitief
9 Kostenramingen bouwput parkeergarage 9.1
Inleiding Voor de in tabel Tabel 8.1 vermelde varianten zijn kostenramingen voor de aanleg van de bouwput opgesteld. Benadrukt wordt dat dit indicatieve kostenramingen zijn, die bedoeld zijn om de verschillende aanlegmethoden van de 2 varianten van de bouwput van de parkeergarage te kunnen vergelijken.
9.2
Uitgangspunten van de kostenramingen Voor het ramen van de kosten van de aanleg van de bouwput zijn de gegevens van het voorgaande hoofdstuk gebruikt. Er zijn een aantal kosten niet mee geraamd. Kosten voor het verwijderen van funderingsresten, ondergrondse tanks, sanering e.d. zijn nu niet te ramen omdat daarvoor onvoldoende gegevens voor handen zijn. Andere kosten zoals afbouw van de garage zullen voor de diverse varianten waarschijnlijk niet veel verschillen. Kosten voor bovenbebouwing van de garage kunnen in stadium ook nog niet worden geraamd. Hieronder is aangegeven wat er wel en niet in de ramingen zit. Kosten die in de raming zijn opgenomen zijn: •
•
• • • • • • • • • •
Ontgraven en afvoeren van de puinhoudende, vervuilde toplaag van ca. 1,5 m (er is ervan uitgegaan dat er noodzaak is tot sanering van de hele toplaag; nuancering in later stadium nodig). Aanbrengen, conserveren en aflassen damwand (er is uitgegaan van permanente damwand die in de gebruiksfase de wand van de parkeergarage vormt). Aanbrengen en verwijderen groutankers en gordingen. Aanbrengen trek/drukpalen. Ontgraven en afvoeren overige grond. Schoonmaken paalkoppen / damwandkassen. Aanbrengen onderwaterbeton incl. uitvullaag (varianten in den natte) of werkvloer in zand (varianten in den droge). Leegpompen bouwput. Spanningsbemaling (alleen varianten in den droge). Uitvoeringskosten (12 %). Algemene kosten, winst en risico (10 %). Ramingnauwkeurigheid (25 %).
Kosten die nog niet in de raming opgenomen zijn: • • • • • •
Verwijderen funderingsresten / ondergrondse tanks etc. (indien nodig). Saneren diepere lagen (indien nodig). Voorboren of fluïderen damwand. Eventueel funderingsherstel of sloop Westmolenstraat 25. Afbouw parkeergarage (betonwerk, technische installaties e.d.) Kosten bebouwing op parkeergarage.
Haalbaarheidsstudie aanleg ondergrondse parkeergarage Westmolenkwartier Schiedam
41 van 54
1203738-000-GEO-0008, Versie 02, 29 maart 2011, definitief
10 Aanvullend grondonderzoek en monitoring 10.1
Inleiding Op basis van de momenteel beschikbare gegevens is een (technisch) risicoprofiel vastgesteld en vastgelegd in bijlage B. Er zijn algemene maatregelen die worden voorzien om het risicoprofiel te reduceren of meer duidelijkheid daarover te krijgen. De maatregelen die hier worden voorgesteld zijn het uitvoeren van aanvullend grondonderzoek, monitoring van de omgeving en aanvullend onderzoek naar de staat van een aantal specifieke belendingen.
10.2
Grondonderzoek In Tabel 10.1 is een opzet gemaakt van aanvullend grondonderzoek wat leidt tot een verandering van het risicoprofiel voor de aanleg van een ondergrondse parkeergarage in het Westmolenkwartier. Per onderdeel is aangegeven welk risico hiermee nader wordt onderzocht. Onderdeel 10 sonderingen tot een diepte van NAP - 35 m met meting van de kleef en waterspanning 2 continu gestoken boringen tot NAP - 22 m Per boring 3 peilbuizen voorzien van automatische loggers (divers) 1. freatisch pakket 2. watervoerende tussenzandlaag (ca. NAP - 16 m) 3. Pleistoceen pakket (ca. NAP - 22 m) Laboratoriumonderzoek bepaling volumegewichten nat/droog en watergehalte bepaling cu – profiel samendrukkingsproeven Handboringen in tracé damwand tot onderkant toplaag (ca. NAP – 0,5 à - 1,0 m) verkenning puin (zie ook paragraaf 10.6)
Betreft risico 3, 8, 9 3, 8, 9, 11, 13, 19 3, 13, 14
3, 8, 9, 11, 13, 14
3, 6, 8, 9
Tabel 10.1 Voorstel aanvullend geotechnisch en geohydrologisch onderzoek
Er is op dit moment onzekerheid ten aanzien van mogelijke Holocene geulen in het projectgebied en ten aanzien van een mogelijke extra tussenzandlaag op ongeveer NAP - 8 m. Beide punten zijn feitelijk alleen een risico voor het alternatief met aanleg in den droge. Verwacht wordt dat met het huidige voorstel dit risico voldoende is afgedekt. Desondanks wordt aanbevolen om het grondonderzoek flexibel uit te voeren. Door tijdens de uitvoering van het grondonderzoek een adviseur de globale meetresultaten te laten beoordelen kunnen direct beslissingen genomen worden ten aanzien van het vervolg van het grondonderzoek. Bij een aangetroffen sterk heterogene grondslag (een sterk afwijkende sondering ten opzichte van de andere sonderingen) kan dan direct besloten worden om meer sonderingen uit te voeren dan op voorhand noodzakelijk werd geacht. Eventueel kunnen ook de andere onderzoeken dan nog worden aangepast. Er is een groot risico dat de sonderingen en boringen niet op diepte zullen komen door de aanwezige obstakels in de toplaag. Hiermee dient rekening te worden gehouden door de sondeerlocaties voor te boren of te graven. Bij de uitvraag dient hier rekening mee te worden gehouden.
Haalbaarheidsstudie aanleg ondergrondse parkeergarage Westmolenkwartier Schiedam
43 van 54
1203738-000-GEO-0008, Versie 02, 29 maart 2011, definitief
10.3
Monitoring Monitoring van bouwput en omgeving is een belangrijk middel voor de beheersing van risico’s. Tijdens de uitvoering kunnen met monitoring de ontwerpuitgangspunten worden getoetst en kan de mate van beheersing van de geotechnische risico’s worden vastgesteld. Daarnaast kan monitoring uitstekend worden gebruikt voor communicatie naar de omgeving van een project om draagvlak te creëren. Door met een geschikte monitoring de beheersing van het bouwproces aan te tonen worden imagorisico’s en het risico op vertraging en de daarbij behorende verliezen geminimaliseerd. Ten slotte is monitoring een zeer effectief middel om juridische bescherming te bieden bij vraagstukken over aansprakelijkheid en richting de verzekering van het project. Gezien de vroege projectfase van het project Westmolenkwartier is het nu nog niet nodig een uitgebreid monitoringplan te schrijven. Wel is het zinvol om al stil te staan bij de belangrijkste risico’s en vast te stellen of monitoring essentieel is bij deze risico’s. Het is vaak noodzakelijk om al in deze projectfase te starten met meten, om zo een goede referentie te hebben. Met behulp van de door Deltares opgestelde CUR richtlijn 223 – “Meten en monitoren van bouwputten” wordt op basis van de resultaten van de risicoanalyse een aantal voorstellen gedaan. •
•
Risico 8 schade aan belendingen Schade aan de belendingen is een van de toprisico’s van het project. Om dit goed tijdens de bouw van de parkeergarage te beheersen wordt aanbevolen om uitgebreid te monitoren tijdens de bouw. Gedacht kan worden aan de volgende metingen aan de belendingen: waterpassing, tilt-, scheur-, lintvoeg- en trillingsmetingen. Om inzicht te hebben in het totale proces van het ontstaan van schade kan inzicht in de vervormingen van de grond ook noodzakelijk zijn. Dan kan gedacht worden aan waterpassing van het maaiveld, inclino- en peilbuismetingen. Het voert op dit moment te ver om van al dit soort metingen aan te geven of het daadwerkelijk zinnig is om deze uit te voeren, omdat de ondergrond, staat van de belendingen en het uiteindelijke ontwerp nog niet (voldoende) bekend zijn. Het is echter wel noodzakelijk om over een goede nulmeting van het gedrag van de belendingen te beschikken. Daarom wordt aanbevolen om de hoogteligging van de belendingen binnen een straal van 25 meter (gemeten vanaf rand bouwput) op te meten met (te plaatsen of al aanwezige) meetbouten en periodiek (maandelijks) in te meten ten opzichte van NAP gedurende minimaal 1 jaar. Aanbevolen wordt om zoveel mogelijk ook de achtergevels van de belendingen in kaart te brengen middels periodieke hoogtemetingen. Ten slotte wordt aanbevolen om ca. iedere 10 m een meetboutje te plaatsen. Gerelateerd aan het risico op schade aan de belendingen is de waterdichtheid van de damwanden (risico 14). Daarom wordt aanbevolen om bij de uitvoering gebruik te maken van slotverklikkers. Dit is met name relevant als inderdaad de tussenzandlaag wordt aangetroffen op ongeveer NAP - 8 m, omdat dan een daadwerkelijke toestroom van water kan plaatsvinden. Risico 13 verticaal evenwicht bouwputbodem Om vast te stellen of een ontgraving in den droge mogelijk is en om vast te stellen met welke trekbelasting rekening moet worden gehouden is inzicht in de stijghoogte van het watervoerende zandpakket nodig. Daarom wordt aanbevolen om de stijghoogte in de (te plaatsen of al aanwezige) peilbuis over een periode van minimaal ca. 6 maanden te meten.
Haalbaarheidsstudie aanleg ondergrondse parkeergarage Westmolenkwartier Schiedam
44 van 54
1203738-000-GEO-0008, Versie 02, 29 maart 2011, definitief
10.4
Bouwkundige opname Door Oranjewoud is een globale inventarisatie gemaakt van de belendingen van de beoogde projectlocatie. De resultaten hiervan zijn samengevat in bijlage A. Op Figuur 5.2 is aangegeven voor welke belendingen een aanvullend onderzoek zou moeten worden gedaan alvorens het ontwerp van een bouwput definitief te kunnen maken. Hierbij is onderscheid gemaakt tussen enerzijds archiefonderzoek en anderzijds funderingsinspecties om de aard en staat van de funderingen van een aantal specifieke belendingen nader vast te stellen. Hierbij is vooralsnog uitgegaan van aanleg op het gedeelte ten zuiden van de Westmolenstraat. De staat/nulsituatie van die belendingen wordt dan vastgelegd middels een rapportage en foto’s. Zodoende kan later worden vastgesteld of eventuele schade veroorzaakt wordt door de aanleg van de parkeergarage, al aanwezig was, of misschien een andere oorzaak heeft. Aanbevolen wordt om de vooropname te doen conform een geaccepteerde standaard, zoals bijvoorbeeld is opgesteld door het NIVRE.
10.5
Milieuonderzoek Momenteel is sanering van de toplaag over het gehele oppervlak van een potentiële parkeergarage in de analyses meegenomen. Uit rapport [11] blijkt dat de verontreinigingen met minerale olie en asbest niet overal ten zuiden van de Westmolenstraat in dezelfde mate aanwezig is. Wanneer gekozen wordt gekozen wordt voor aanleg van de parkeergarage op die locatie, dan dient het milieukundig onderzoek op die locatie te worden geactualiseerd. Dit kan in het ontwerpstadium worden geoptimaliseerd aan de hand van dat onderzoek.
10.6
Funderingsresten, puin en ondergrondse tanks Deze objecten dienen voorafgaand aan het inbrengen van funderingselementen te worden verwijderd. Het voorkomen van puin ten zuiden van de Westmolenstraat is bekend. Betonnen of gemetselde funderingsresten en putten van enige omvang zouden met de grondradar kunnen worden opgespoord. Bij toepassing van grondradar moet in dit geval rekening worden gehouden met moeilijk interpreteerbare resultaten vanwege reflecties door het puin in de ondergrond. Het opsporen van houten palen wordt mede daarom niet mogelijk geacht met deze methode. Het afgraven van het terrein lijkt hierbij vooralsnog de enige methode om die op te sporen. Stalen ondergrondse tanks kunnen met de elektromagnetische methode (EM) worden opgespoord.
Haalbaarheidsstudie aanleg ondergrondse parkeergarage Westmolenkwartier Schiedam
45 van 54
1203738-000-GEO-0008, Versie 02, 29 maart 2011, definitief
Haalbaarheidsstudie aanleg ondergrondse parkeergarage Westmolenkwartier Schiedam
46 van 54
1203738-000-GEO-0008, Versie 02, 29 maart 2011, definitief
11 Conclusies 11.1
Meest aantrekkelijke variant In dit rapport is de technische haalbaarheid van de aanleg van de bouwput voor een ondergrondse parkeergarage in het Westmolenkwartier te Schiedam onderzocht. Er is gekeken naar verschillende bouwtechnieken en wat dit voor consequenties heeft op het gebied van kosten en omgevingsbeïnvloeding. Er is daarom een analyse gemaakt van een aantal verschillende varianten (Tabel 11.1). Om tot een advies over de meest aantrekkelijke variant te kunnen komen is een afweegmatrix gemaakt (Tabel 11.2). Variant
Aanleg 1.1 in den natte
1. 2-laags ondergronds 1.2 in den droge 2.1 in den natte 2. 2-laags onder- en 3-laags bovengronds 2.2 in den droge
Subvariant 1.1.1 economisch 1.1.2 hinderarm 1.2.1 economisch 1.2.2 hinderarm 2.1.1 economisch 2.1.2 hinderarm 2.2.1 economisch 2.2.2 hinderarm
Tabel 11.1 Varianten en subvarianten bouwput parkeergarage Westmolenkwartier
Subvariant
1.1.1 1.1.2 1.2.1 1.2.2 2.1.1 2.1.2 2.2.1 2.2.2
Kosten bouwput
Kosten per parkeerplek
M€ * 6,1 6,5 6,5 6,9 3,3 3,6 4,3 4,5
k€ ** 20 22 22 23 24 25 31 32
Risico’s
Hinder
Esthetiek
Bebouwing op garage
+ ++ -+ ++ --
+ + + +
+ + + + -
+ + + + -----
Tabel 11.2 Afweegmatrix bouwput parkeergarage Westmolenkwartier * kosten aanleg bouwput (zie hoofdstuk 9) ** kosten per ondergrondse parkeerplaats
Haalbaarheidsstudie aanleg ondergrondse parkeergarage Westmolenkwartier Schiedam
47 van 54
1203738-000-GEO-0008, Versie 02, 29 maart 2011, definitief
11.2
Conclusies van de haalbaarheidsstudie De volgende conclusies kunnen worden genoemd: •
•
•
•
•
•
Uit de risicoanalyse, de indicatieve berekeningen en kostenramingen volgt dat het aanleggen van een bouwput voor een 2-laags parkeergarage in het Westmolenkwartier technisch goed mogelijk is, zonder dat dit tot onaanvaardbare of onbeheersbare risico’s voor de omgeving leidt. De realisatie van de parkeergarage kan plaatsvinden op het gebied ten zuiden van de Westmolenstraat. Dit heeft een aantal grote voordelen. Ten eerste hoeven er geen kabels en leidingen te worden verlegd. Ten tweede kan de Westmolenstraat tijdens de bouwwerkzaamheden grotendeels open blijven. Ten derde is de aanleg van de parkeergarage dan onafhankelijk van de eventuele sanering van het terrein van de chemische wasserij op het noordelijk deel van het plangebied. Beïnvloeding van de kabels en leidingen en de verontreiniging door de aanleg van de bouwput kunnen echter aandachtspunten zijn, afhankelijk van de aanlegmethode. Uit de kostenanalyse voor de kosten van de bouwput en fundering volgt dat de economische opties waarbij trillings- en geluidhinder optreedt als gevolg van de bouwwerkzaamheden iets goedkoper zijn dan de volledig hinderarme varianten. Dit verschil in kosten wordt kleiner wanneer de totale stichtingskosten van de parkeergarage en eventuele bebouwing daarop worden meegenomen. In alle gevallen blijkt de aanleg “in den natte” met onderwaterbeton en trekpalen het goedkoopst en qua risico’s het meest aantrekkelijk. Uit de afweegmatrix blijkt dat de aanleg van de 2-laags parkeergarage het meeste voordelen voor het Westmolenkwartier heeft, wanneer deze volledig ondergronds, “in den natte” en hinderarm wordt aangelegd (variant 1.1.2). De totale kosten zijn wat hoger dan de meest economische variant, maar de risico’s en hinder voor de omgeving zijn bij deze variant het best te beheersen. Daarnaast is deze variant 1 vanuit esthetisch oogpunt veel beter in te passen in het Westmolenkwartier dan de vijflaags-varianten (variant 2) en tevens geschikt voor bebouwing op de garage. Deltares adviseert daarom variant 1.1.2 toe te passen. Deze variant kan ca. 300 parkeerplaatsen herbergen. In het ontwerpstadium kan het aantal plaatsen waarschijnlijk nog worden geoptimaliseerd. Om het risicoprofiel van het project te verbeteren, een aantal ontbrekende gegevens en onzekerheden in te vullen en de technische uitvoerbaarheid nader vast te stellen zijn aanvullende onderzoeken nodig, die nader zijn omschreven in hoofdstuk 10. Om inzicht van de totale stichtingskosten van de parkeergarage te maken dient in een later stadium een calculatie te worden gemaakt van de posten die nog niet zijn mee geraamd (genoemd in paragraaf 9.2). Dat kan pas wanneer er een keuze over de aanlegmethode van de bouwput en de fundering is gemaakt en de ontbrekende gegevens zijn aangevuld.
Haalbaarheidsstudie aanleg ondergrondse parkeergarage Westmolenkwartier Schiedam
48 van 54
1203738-000-GEO-0008, Versie 02, 29 maart 2011, definitief
A
Inventarisatie funderingen
Haalbaarheidsstudie aanleg ondergrondse parkeergarage Westmolenkwartier Schiedam
A-1
pand
beschrijving pand en fundering
status
Rijksmonument
Rijksmonument
Korte haven 1-3
Korte haven 5
Rijksmonument
Rijksmonument
Rijksmonument
Rijksmonument
opmerkingen
Bij dezelfde funderingsinspectie zijn de palen onder nummer 127 niet opgemerkt waardoor aan de betrouwbaarheid van de inspectie getwijfeld kan worden Onduidelijk waaruit is afgeleid dat er een nieuwe betonvloer is aangebracht
Niet opgenomen in het rapport van Oranjewoud. Het is aan te bevelen voor de start van de werkzaamheden het gemeentearchief te raadplegen Niet opgenomen in het rapport van Oranjewoud. Het is aan te bevelen voor de start van de werkzaamheden het gemeentearchief te raadplegen
funderingsonderzoek nodig? Nee
Alleen bij aanleg parkeergarage op noordelijk deel Alleen bij aanleg parkeergarage op noordelijk deel Nee
Nee
Nee
Ja; bureau-onderzoek pand
Ja; bureau-onderzoek pand
Ja; bureau-onderzoek pand Ja; bureau-onderzoek pand Ja; bureau-onderzoek pand en fysiek vaststellen fundering garages Ja; bureau-onderzoek pand Ja; bureau-onderzoek pand
Nee
Nee
Het appartementencomplex is gebouwd in 1982. Er is geen informatie beschikbaar over de fundering maar gezien de leeftijd kan gesteld worden dat het pand op palen gefundeerd is Niets bekend
Rijksmonument
Rijksmonument
Lange haven 99 t/m 101 Niets bekend
Rijksmonument
Nee Nee
Lange haven 103
Het pand is op onbekende wijze gefundeerd. De garages die op enige afstand achter het pand ligt is gezien de leeftijd waarschijnlijk op palen gefundeerd
Rijksmonument
Rijksmonument Rijksmonument
Lange haven 107
Gelijk aan pand Lange haven 107
Rijksmonument
Volgens rapport Oranjewoud is er een nieuwe gewapend betonvloer voorzien van poeren aangelegd. Daarnaast is ook bij dit pand geconstateerd dat het op staal staat tijdens de funderingsinspectie beschreven voor pand 123 Volgens funderingsinspectie Inpijn-Blokpoel is het pand op staal gefundeerd. Volgens informatie uit het gemeentearchief is het pand inclusief het achtergelegen klooster op houten palen gefundeerd. Het pand heeft de status van rijksmonument De fundering van de panden is hersteld en voorzien van stalen buispalen Het pand Westvest 92 is een monumentale kerk gefundeerd op houten palen. Uit een funderingsinspectie blijkt dat de palen in goede staat verkeren. Ondanks de goede staat van de palen scheurt het bijgebouw los van de kerk Niets bekend
Galerijflat uit jaren 80, voorzien van betonnen palen en funderingsbalken. De bergingen/garages zijn op de zelfde wijze gefundeerd Tijdens een funderingsinspectie door Inpijn-Blokpoel is geconstateerd dat het pand op staal gefundeerd is.
Het pand, lokaal bekend als ‘het arsenaal’ is volgens het rapport van Oranjewoud voorzien van een volledige nieuwe fundering bestaande uit palen met een gewapend betonvloer. Volgens het rapport van Oranjewoud is dit pand mogelijk meegenomen in het funderingsherstel van nummer 3. Het is niet duidelijk waar dit op gebaseerd is. Over de originele fundering is niets bekend De beschikbare informatie over de fundering is gelijk aan nummer 5.
Korte haven 7
Korte haven 11-91 Korte haven 123
Korte haven 125
Korte haven 127
Korte haven 129 t/m 135 Westvest 92
Westvest 106
Lange haven 109
Het pand is op onbekende wijze gefundeerd. Achter het pand is een bowlingbaan aanwezig die op palen is gefundeerd. Het is niet bekend of het woonhuis en de bowlingbaan constructief verbonden zijn
Rijksmonument
Nee
Lange haven 111
Van de panden uit de 19e eeuw zijn geen gegevens beschikbaar. De achter de panden gelegen danshal is gefundeerd op staal
Bowlingbaan mogelijk gevoelig voor trillingshinder. In ref [5] (rapport Oranjewoud) is aangegeven dat in de panden 121, 119-117, 115-113 en 111 achtereenvolgens een dansschool, een bowlingbaan, een dansschool en een bowlingbaan is gevestigd. Dit lijkt niet aannemelijk Dansschool mogelijk gevoelig voor geluids- en trillingshinder. In ref [5] (rapport Oranjewoud) is aangegeven dat in de panden 121, 119-117, 115-113 en 111 achtereenvolgens een dansschool, een bowlingbaan, een dansschool en een bowlingbaan is gevestigd. Dit lijkt niet aannemelijk In ref [5] (rapport Oranjewoud) is aangegeven dat in de panden 121, 119-117, 115-113 en 111 achtereenvolgens een dansschool, een bowlingbaan, een dansschool en een bowlingbaan is gevestigd. Dit lijkt niet aannemelijk
Gemeentelijk monument -
Lange haven 113-115
Rijksmonument
Westvest 231-335
Lange haven 117-119
Van de panden is niets bekend over de funderingswijze, het achtergelegen bowlingcentrum is gefundeerd op palen
Lange haven 121
pand Het pand uit de 19e eeuw is gefundeerd op staal. De achtergelegen danshal heeft een strokenfundering uit gewapend beton.
beschrijving pand en fundering Rijksmonument
status
In ref [5] (rapport Oranjewoud) is aangegeven dat in de panden 121, 119-117, 115-113 en 111 achtereenvolgens een dansschool, een bowlingbaan, een dansschool en een bowlingbaan is gevestigd. Dit lijkt niet aannemelijk
opmerkingen
Rijksmonument
Lange haven 123
Elzensteeg 2
Lange haven 139 t/m 141
Lange haven 137
Lange haven 129-135
Het pand is voorzien van een nieuwe gewapend betonvloer met poeren. Het is niet duidelijk of de nieuwe fundering door het hele pand is aangebracht. Over de originele fundering is niets bekend. Pand heeft funderingsherstel ondergaan gelijk aan Elzensteeg 2. Ook hier is het niet duidelijk de funderingsverbetering door het hele pand is uitgevoerd of slecht in een gedeelte van het pand Van het pand zijn de bouwtekeningen beschikbaar in het gemeentearchief. De fundering is niet goed zichtbaar op de tekening maar een strokenfundering is het meest aannemelijk Niets bekend
Niets bekend
Niets bekend
Niets bekend
Gemeentelijk monument Rijksmonument
Rijksmonument
Rijksmonument
Westmolenstraat 4 Niets bekend
Westmolenstraat 2
Westmolenstraat 22
Westmolenstraat 25
Gemeentelijk monument
De verschillende woningen lijken op basis van visuele inspectie in originele staat al constructief verbonden te zijn geweest
Rijksmonument
Gemeentelijk monument Beeldondersteunend pand
Onduidelijkheid over de manier waarop de fundering versterkt is. Fundering waarschijnlijk wel in goede staat na herstel
Rijksmonument
Gemeentelijk monument Gemeentelijk monument
Pand is gelegen midden in het te ontwikkelen gebied
Gemeentelijk monument
Achter het woonhuis is een drukkerij gevestigd. Voorafgaand aan de werkzaamheden dient geverifieerd te worden of de apparatuur in de drukkerij gevoelig is voor trillingen Niet opgenomen in het rapport van Oranjewoud. Het is aan te bevelen voor de start van de werkzaamheden het gemeentearchief te raadplegen. Niet opgenomen in het rapport van Oranjewoud. Het is aan te bevelen voor de start van de werkzaamheden het gemeentearchief te raadplegen. Niet opgenomen in het rapport van Oranjewoud. Het is aan te bevelen voor de start van de werkzaamheden het gemeentearchief te raadplegen. Het is aan te bevelen voor de start van de werkzaamheden het gemeentearchief te raadplegen om meer duidelijkheid over het funderingsherstel te krijgen Het is aan te bevelen voor de start van de werkzaamheden het gemeentearchief te raadplegen om meer duidelijkheid over het funderingsherstel te krijgen
Het pand is gefundeerd op staal volgens het rapport van Oranjewoud. Deze informatie is afkomstig van de bouwplannen voor de naastgelegen dansschool Pand staat op tekening van de gemeente als Westmolenstraat 1. Over de fundering is niets bekend
Westmolenstraat 6-10
Lange haven 125
Westmolenstraat 12
Pand verbouwd tot werkplaats waarbij het volledige pand is gerestaureerd en de fundering is versterkt “waar nodig”. In een deel of het hele pand is een nieuwe gewapend betonvloer aangebracht. De vloer is alleen ter plaatse van de vide voorzien van een gemetselde poer Pand is al in 1919 voorzien van een uitbreiding die op houten palen is gefundeerd. Het originele deel van het pand is volgens een bij Deltares onbekende notitie van Gemeentewerken Rotterdam ook gefundeerd op palen De fundering is onderzocht waarbij geconstateerd is dat het pand op staal gefundeerd is en zettingsscheuren in de fundering heeft Niets bekend
Gemeentelijk monument
Westmolenstraat 33
Niets bekend
Elzensteeg 4
Westmolenstraat 35
Beeldondersteunend pand
funderingsonderzoek nodig? Ja; bureau-onderzoek pand en fysiek vaststellen fundering garage aan achterzijde Ja; bureau-onderzoek pand Ja; bureau-onderzoek pand
Ja; bureau-onderzoek pand Ja; bureau-onderzoek pand Ja; bureau-onderzoek pand Nee
Nee
Nee
Ja; bureau-onderzoek pand Ja; bureau-onderzoek pand en fysiek vaststellen fundering Ja; bureau-onderzoek pand en fysiek vaststellen fundering
Nee
Nee
Ja; bureau-onderzoek pand en fysiek vaststellen fundering Ja; bureau-onderzoek pand en fysiek vaststellen fundering
1203738-000-GEO-0008, Versie 02, 29 maart 2011, definitief
B Risicotabel
Haalbaarheidsstudie aanleg ondergrondse parkeergarage Westmolenkwartier Schiedam
B-1
oorzaak 4
10
4
3
4
12
5
10
15
2
4
6
4
32
groot
groot
specifieke trillingsprognose hei / trilproef uit laten voeren
uitvoeren aanvullend onderzoek (geotechnisch, geohydrologisch, milieukundig, belendingen)
heel groot
1) onderzoek naar aanwezigheid obstakels 2) verwijderen puin en/of obstakels uit tracé wand
monitoring
monitoring van wand en panden
1) lokaal stempelconstructie erg klein 1) meer uitgebreid funderingsonderzoek belendingen bouwput achter de hand hebben, 2) monitoring zettingen panden 2) geen ankers onder kerk
groot groot
evaluatie
overdracht
eindverantwoordelijkheid
maatregelen
matig
geen
maatregelen
1) fundering flexibel ontwerpen zodat meerdere oplossingen mogelijk zijn. 2) Voor DO-fase vastellen van type bebouwing
groot
onderzoek naar mogelijke impact verontreinigingen op verhardingsproces
uitgebreide monitoring trillingen
matig
correctief
kwaliteitscontrole palen (hamertje 1) juiste keuze plasticiteit beton, ander paaltype (grondverdringend) tik) 2) zorgvuldige uitvoering
8 tot Klein tot 1) hoge kwalificatie-eisen, aantoonbare ervaring met 32 zeer soortgelijke projecten, groot 2) uitvoeren en toepassen van risicomanagement en monitoring als eis opnemen in vraagspecificatie, risicogestuurd toetsregime, 3) niet tegen laagste prijs op de markt zetten, toepassen emvi heldere 4) afspraken over risico verdelingen, 5) second opinion op ontwerp
2
2
12
4
risico = kans x gevolg
4 tot Erg klein 1) kiezen van een bouwwijze met monitoring 32 tot zeer weinig geluids-/ trillingproductie, groot 2) communicatie richting omgeving als speerpunt maken binnen project, 3) compensatie omwonenden
2
opmerking
classificatie (scores 1-2-3-4) gevolg van optreden
1
1
2
1
2
?
4
2
4 4
4
2
3
2
1
3
?
4
1
1
4
op het werk zelf
?
op omgeving
inventarisatie
gevolg
beton hard niet/onvoldoende uit vertragingen, noodzaak tot gebruik andere mengsels / (verontreinigingen in de funderingstechnieken ondergrond)
kans van optreden 2
preventief damwand voldoende ondersteunen 1) paalsysteem afstemmen; 2) heien vanaf huidig maaiveld, 3) eerst wand ondersteunen
deadline
beschrijving risico
sub-oorzaak
de fundering onder de parkeergarage is niet toegerust op alle soorten bebouwing op de parkeergarage onderschatting uitvoeringsrisico's door hoofdaannemer
ongewenste gebeurtenis 1 plannen voor bebouwing op parkeergarage kunnen niet worden uitgevoerd
1) onjuiste contractvorm, 2) risico's onvoldoende meegenomen in ontwerp 3) contract wordt tegen de laagste prijs op de markt gezet
de financiering van de ontwikkelingen komt niet rond
2 onderschatting risico's leidt tot falen tijdens bouw, kwaliteitsverlies, imagoschade, vertragingen, hogere kosten
ontwerp aanpassing nodig
utiliteitsbouwer krijgt contract
3 ontwerp wordt duurder (is ook een kans, kan ook goedkoper worden)
uitvoeringsrisico's in ontwerpfase onvoldoende kwaliteit of onvoldoende geïdentificeerd kwantiteit onderzoek (ondergrond, belendingen, hydrologie of mileu)
in de grond gevormde betonnen funderingselementen zijn onvoldoende sterk
uitstulping in slappe toplagen
eerder overstappen op trillingsarm paal of wandsysteem
in de grond gevormde niet grondverdringende funderingselementen hebben onvoldoende integriteit
hogere kosten door overconsumptie beton, mogelijk ook insnoering boven de uitstulping met verlies aan sterkte
deformatie belendingen
vertragingen, in het meest extreme geval noodzaak om andere stempelconstructie / verankering te ontwerpen, schade aan de bestaande funderingen
vertragingen, duurdere oplossingen noodzakelijk, extra trillingshinder
vertraging, noodzaak tot andere bouwmethode
4 fundering of wand parkeergarage trillingshinder valt tegen wordt duurder
5 omwonenden komen in verzet tegen bouwplannen
ontgraven bouwput
bouw-activiteiten leiden tot overlast in omgeving, de beheersing van de risico's uit de lijst is onvoldoende uitlegbaar
vervorming wand
locatie funderingspalen omgeving onbekend
6 funderingselementen komen niet puin en / of obstakels in de op diepte (damwanden / palen) ondergrond, zoals oude funderingsresten, gedempte sloten, oude putten etc. 7 ankers voor de bouwputwand komen niet op diepte
8 schade belending
heien / boren palen in deformatie belendingen (gedeeltelijk) ontgraven bouwput
restrisico (beschrijving)
informatie
risiconummer
actie houder/ eigenaar
ongewenste gebeurtenis
9 onverwacht toch schade aan panden
10 schade kabels en leidingen of riolering
11 schade aan fundering parkeergarage
oorzaak
deformatie K&L of riolering, lange overlegronders met beheerders K&L
1
1
3
1
1
1
1
1
8
8
12
15
15
8
4
20
20
8
maatregelen
matig
matig
matig
groot
groot
matig
matig
heel groot
heel groot
matig
aanpassing bouwwijze
kwaliteitscontrole
voldoende afstand houden tot K&L 1) monitoring trillingen, 2) uitvoeringsfasering (ver van belendingen starten en dan langzaam naar belendingen werken)
damwand voldoende ondersteunen
1) aanvullend grondonderzoek 2) heldere communicatie aan omwonenden voor toestemming metingen aan achterzijde
aanpassing bouwwijze
keuze ankersysteem afstemmen op type belendingen
ontwerp (afstand tussen ankers en palen) afstemmen op fundering belendingen
monitoring
kwaliteitscontrole
1) aanvullend monitoring funderingsonderzoek belendingen, 2) visuele inspectie
1) trillingsprognose maken om veilige afstand tot belendingen te bepalen 2) onderzoek naar aanwezigheid obstakels, 3) puin weggraven, 4) grondonderzoek naar vastheid tussenzandlaag
innovatieve monitoringtechnieken als tilt meters
1) grondonderzoek naar dichtheid 1) monitoring zettingen panden plus tussenzandlaag, trillingen tussenzandlaag, 2) voldoende afstand tot 2) uitvoeringsfasering (ver van belendingen houden belendingen starten en dan langzaam naar belendingen werken)
maatregelen
groot
monitoring
1) monitoring trillingen, 2) uitvoeringsfasering (ver van belendingen starten en dan langzaam naar belendingen werken)
matig
correctief 1) onderzoek naar K&L (KLIC, evt. proefsleuven), 2) relining van slechte leidingen
preventief
groot
evaluatie
overdracht
eindverantwoordelijkheid
classificatie (scores 1-2-3-4) gevolg van optreden
1
15
1
1
12
3
4
4
3
3
4
2
3
3
3 4
3
1
2
4
4
1
2
3
3
3
2
2 3
3
1
opmerking
inventarisatie
1) leidingen zijn anders gefundeerd dan verwacht, 2) leidingen verkeerd in slechtere staat dan verwacht
op het werk zelf 15
op omgeving 4
kans van optreden 3
risico = kans x gevolg
1) ontwerp palen en bouwputwand monitoring deformatie bouwputwand op elkaar afstemmen, 2) zorgvuldige laagsgewijze ontgravingsmethode voorschrijven 3) zorgvuldige uitvoering
deadline
beschrijving risico
gevolg
trillingsschade
deformatie belendingen
obstakels in ondergrond vaste tussenzandlaag
deformatie belendingen
sub-oorzaak
overmatige trillingen
1) panden zijn anders gefundeerd dan verwacht, 2) fundering verkeerd in slechtere staat dan verwacht
verdichting tussenzandlaag
panden kunnen minder verplaatsingen hebben dan waarvan is uitgegaan in het ontwerp
fundering op staal verzwakt en gaat zakken
fundering op palen is verzwakt en gaat zakken
overmatig uitboren grond tijdens maken ankers
fundering op palen wordt overbelast en gaat zakken; fundering op staal gaat zakken door klink
positie palen onbekend
spanningsbemaling leidt tot toename negatieve kleef en klink Holoceen
er treedt (constructieve) schade aan de panden op / onnodig overschrijden grenswaarde
doorboren houten paalfundering met groutankers
1) afwijkende grondslag 2) panden kunnen alleen aan de voorgevel worden gemonitord / eisen aan verplaatsingen te streng
ontgraven bouwput, heien palen deformatie K&L of riolering in (deels) ontgraven bouwkuip deformatie K&L of riolering
vervorming wand
verrdichting tussenzandlaag
deformatie K&L of riolering
leidingen kunnen minder verplaatsingen hebben dan waarvan is uitgegaan in het ontwerp
paalbreuk
deformatie K&L of riolering
overmatig uitboren grond tijdens maken ankers spanningsbemaling leidt tot toename negatieve kleef en klink Holoceen
horizontale belasting op palen
1) horizontale vervorming bouwputwand, 2) onjuiste ontgravingswijze, 3) zwelbelasting vergeten in ontwerp
restrisico (beschrijving)
informatie
risiconummer
actie houder/ eigenaar
1
2
3
4
8
4
18
15
24
12
maatregelen
heel groot
groot
heel groot
matig
Voldoende grondonderzoek uitvoeren
1) kwaliteitscontrole tijdens werkzaamheden (slotverklikkers), 2) grondonderzoek naar puin (radar), nieuwe planken gebruiken
1) grondonderzoek naar aanwezigheid basisveen (aanwezigheid holocene geulen), 2) goed ontwerp maken, 3) geohydrologisch onderzoek (peilbuizen monitoren), 4) laboratoriumonderzoek naar vol. gewichten holoceen,
1) opstellen geluidsprognose 2) aanpassing ontwerp toepassing trillingsarme technieken
Injecteren
Injecteren, OWB
1) monitoring van stijghoogte tussenzandlaag, 2) werkplannen gereed voor mogelijke toestroming van water
1) monitoring vervormingen bouwput en belendingen, 2) spanningsbemaling
toepassing heimantel
maatregelen
matig
EOD inschakelen
1) Archiefonderzoek naar lengte palen historische bebouwing; 2) palen niet trekken of trekken met injectie van bentoniet
erg klein historisch onderzoek uitvoeren
archeologische vondsten opnemen in ontwerp groot
1) geohydrologisch onderzoek uitvoeren, evt. pompproeven, 2) indien nodig: kiezen voor ontwerp zonder bemaling in de tussenzandlaag.
erg klein archeologisch vooronderzoek uitvoeren, archeologische begeleiding
zorgvuldige uitvoering
correctief
matig
preventief Aan maaiveld door laag schoon zand heien
evaluatie
overdracht
eindverantwoordelijkheid
classificatie (scores 1-2-3-4) gevolg van optreden
3
4
1
2
6
3
2
15
3
4
2
4
3
1
2 1
2
risico = kans x gevolg matig
opmerking
inventarisatie
gevolg trillings- en geluidhinder
3
3
3
1
2
1 2
3
1
3
op het werk zelf 12
op omgeving 2
kans van optreden 4
deadline
beschrijving risico
sub-oorzaak
toepassing trilblokken en heiblokken
oorzaak
12 overmatige trillings- en geluidshinder
ongewenste gebeurtenis
13 verticaal evenwicht van de bouput is onvoldoende
1) stijghoogte Pleistoceen is hoger dan aangenomen 2) basisveen is niet (overal) aanwezig (waterdruk grijpt in een hogere laag aan), 3) grondgewicht tegen waterdruk is kleiner, 4) getijwerking in pleistoceen (grote) constructieve schade aan de bouwput en/of omgeving, of (bij tijdige signalering) stagnatie van de bouw
damwandplanken lopen uit het slot
water stroomt toe uit omgeving met als gevolg zettingen, lastige werkomstandigheden, vertragingen
puin of funderingsresten in de ondergrond
14 de waterdichtheid van de bouwputwand is onvoldoende
Basisveen komt niet overal voor
15 de waterdichtheid van de bouwputvloer is onvoldoende
water stroomt toe uit omgeving met als gevolg zettingen, lastige werkomstandigheden, vertragingen
Bestaande houten palen door basisveen
kortsluiting watervoerende lagen door het trekken van houten palen
explosie
watervoerende spleten
17 vinden of raken van explosieven tweede wereldoorlog
vertragingen, noodzaak tot aanpassing bouwplannen
Slechte aansluiting op wanden/ palen, stortonderbrekingen
in het verleden is er een 18 er worden uitzonderlijke archeologische vondsten gedaan Romeinse nederzetting geweest
hogere kosten door sanering of lozing, vertraging door nieuwe aanvraag vergunning
16 lekkage OWB vloer
19 grotere milieulasten dan voorzien 1) oppompen / verspreiden verontreinigingen door bemaling, 2) meer verontreinigingen in de ondergrond dan voorzien Wegheien van verontreinigingen naar dieper niveau
restrisico (beschrijving)
informatie
risiconummer
actie houder/ eigenaar
1203738-000-GEO-0008, Versie 02, 29 maart 2011, definitief
C Kostenramingen
Haalbaarheidsstudie aanleg ondergrondse parkeergarage Westmolenkwartier Schiedam
C-1