GROTESTEDEN
GSB blad
6
+++ Dominic Schrijer: ‘Onbegrijpelijk dat ik zo ben geciteerd’ +++ Hugo Priemus in De Buitenwacht +++ Op bezoek bij de bewoners van Berkenrode 30 +++ Thom de Graaf beschouwt het GSB +++ Zwerfafval +++ Stadse plannen voor de MOP’s +++ Ronald Sörensen: ‘Hek rond Rotterdam? Nooit gezegd’ +++ Wijkaanpak juiste middel voor de kwaal? +++
Grote gezinnen gezinnen Grote en gehandicapen gehandicapten inde Park de inten Park Meer Meer Thom de Graaf wil niet Meester Albedil zijn
Thom de Graaf wil niet Meester Albedil zijn
Uitgave Het GSB | blad is een uitgave van het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en verschijnt zes keer per jaar. Overname van artikelen uit het GSB | blad is toegestaan met bronvermelding en na goedkeuring van de redactie. De artikelen in het GSB | blad weerspiegelen niet per se de opvattingen van het kabinet. Contact (ook voor abonnementen) E
[email protected] T 070 426 73 20 (Linde de Jong) F 070 426 76 68 Jaargang 4 – nummer 6 (december 2003) Hoofdredactie: Linde de Jong Redactie: Els Beimers, Jeanne Derks, Marieke Klösters, Stefan Koytek Eindredactie: Marije van den Berg [Maters & Hermsen Journalistiek, Leiden] Artikelen: Jan Joost Aten, Marije van den Berg, Marcel Gansevoort, Bart de Haan, Leonie Hage, Hilde de Rooij, Caroline Togni, Eric Went Fotografie: Frans van Kraaij, Ilya van Marle (HH), Steef Meyknecht, Pim Ras (HH), Paul Voorham Illustraties: Casper Gijzen Vormgeving: Maarten Balyon grafische vormgeving bv, Zoeterwoude [Erik van Leeuwen] Druk: Quantes, Rijswijk
Voorop:
Dushi Harvliet Dalgety woont in Park de Meer en heeft een erfelijke spierziekte. Met behulp van de computer maakt hij muziek, zijn zusje schrijft de teksten: ‘Hmm mooi mooi schatje/je maakt mij erg law/je bent echt zo een dushi waar ik van hou.’ De computer is zijn redding, niet alleen voor de muziek maar ook voor zijn ambitie als webdesigner en om eventueel toch nog deel te kunnen gaan nemen aan het verkeer – in een elektronische gestuurde auto. Zijn rijbewijs moet hij nog halen. Dan denkt hij dat hij echt vrij zal zijn en niet meer afhankelijk van de rolstoeltaxi. Harvliet woont in het Amsterdamse Park de Meer, waar grote gezinnen en gehandicapten door elkaar wonen. Zie pagina 14. Foto: Steef Meyknecht
GROTESTEDEN
GSB blad
6
Grote gezinnen en gehandicapten in Park de Meer Thom de Graaf wil niet Meester Albedil zijn
Voor en na
Rode pen Verkeerd geciteerd of niet aan het woord gekomen? Het GSB|blad belt opmerkelijke berichten in de media na. Dominic Schrijer, dagelijks bestuurder van het Rotterdamse stadsdeel Charlois, viel van zijn stoel na het lezen van een bericht over het stedelijk innovatieprogramma STiP. 13 september 2003
Bestuurder ziet niets in stadsonderzoek Het klinkt allemaal erg praktisch, maar Schrijer houdt het op ‘shit’. Volgens de voorzitter van het concentratiestadsdeel Charlois blijven de inzichten van STiP ‘waardeloze literatuurstudies’. ‘Onbegrijpelijk dat ik zo ben opgevoerd. De journaliste was aanwezig tijdens de conferentie “Nieuwe kennis voor steden”, waar ik in debat
ging over de onderzoeksmethoden van het STiP. Mensen die er waren, weten dat ik me nooit in zulke termen heb uitgelaten. Om het recht te zetten: ik zie wel degelijk iets in het programma, maar heb ook een mening over de manier waarop we onze kennis moeten verzamelen. Wil het onderzoeksprogramma werken, dan zouden wetenschappers door de wijken zelf moeten lopen, of er gaan wonen. Zo breng je praktijk en theorie beter bij elkaar. Bovendien dient het onderzoek op meer locaties plaats te vinden om tot goede inzichten te komen. Ten slotte pleit ik er ook voor mensen waar het om gaat het bij een onderzoek te betrekken. Zij zijn dan ook geïnteresseerd in de resultaten, en komen misschien zelf nog met bruikbare suggesties. Kortom: ik sta volledig achter dit onderzoek, zolang het gaat om participerende wetenschap. Resultaten van onderzoekers die op een hoge heuvel blijven zitten, daar heb je niets aan.’ (JJA)
Hugo Priemus: ‘Woningschaarste neemt ouderwets toe’ ‘De stedelijke vernieuwing stagneert en daarmee komt de voortgang van het grotestedenbeleid in gevaar. Vroeger zou zo’n constatering hebben geleid tot méér subsidies, om het aanbod te mobiliseren. Maar uit de VROM-begroting blijkt dat dit kabinet dertig procent bezuinigt op ISV. Dat stimuleert niet erg. De sociale pijler van het grotestedenbeleid transformeert onder Balkenende II tot het formaat van de kolommen die de balkons in het Maastrichtse appartementencomplex Patio Sevilla moesten ondersteunen. Daarmee is het
De buitenwacht Kritische buitenstaanders geven hun kijk op het grotestedenbeleid. Dit keer: Hugo Priemus, hoogleraar van de faculteit Techniek, Bestuur en Management van de TU Delft.
2
GSB | blad – nummer 6 – december 2003
niet goed afgelopen. Ten slotte raakt de stedelijke vernieuwing in de knel doordat de nieuwbouw is teruggevallen tot een jaarvolume van zo’n 60.000 woningen. De woningschaarste neemt zo ouderwets toe, dat de kraakbeweging een wedergeboorte beleeft. Is er aan deze treurnis nog een opwekkend woord te verbinden? Ja, toch. Er is nu alle tijd op wijk- en buurtniveau een gemeenschappelijke visie te ontwikkelen en eerst te werken aan consensus, voordat we gaan slo-pen en stapelen. Gemeente, woningcorporaties, bewoners en bedrijven moeten nu plannen maken die kunnen worden gerealiseerd in betere tijden. Bovendien kunnen ze voorrang geven aan het concretiseren van een vergeten pijler: de veiligheidspijler. Want op vier pijlers is het grotestedenbeleid hechter gefundeerd dan op drie.’ (MvdB) Foto: Ilya van Marle (HH)
Europese bijeenkomst over burgerparticipatie Wie? Frans Drummen, programmamanager URBAN II Heerlen Wanneer? 13 en 14 november Waar? Den Haag Wie nog meer? Vertegenwoordigers uit alle lagen van het Nederlandse Europese ste-dennetwerk en de EU-lidstaten.
Voor ‘Het feit dat alle bestuurslagen aan bod komen in deze bijeenkomst, spreekt mij aan. Ik ben benieuwd hoe dat in de lezingen naar voren komt. Daarnaast hoop ik op tips. In Heerlen zijn we heel erg bezig om de burgers overal bij te betrekken. Doen ze dat in andere landen ook? Of proberen wij dat wellicht te krampachtig? Ook theoretische onderbouwing is welkom: kunnen we bij bepaalde beleidsprocessen modellen gebruiken? En welke dan?’
Na ‘Algemeen gevoel? Goed. Er waren inderdaad presentaties over de verschillende bestuurslagen en soorten burgerparticipatie. Modellen waren lastig te bedenken, daarvoor was het onderwerp toch te breed. Interactiviteit blijkt in de praktijk vaak de oplossing te zijn. Tijdens de conferentie was er ruimschoots gelegenheid om ervaringen uit te wisselen. De workshops waren goed gekozen. Jammer dat het accent soms wat te veel lag op de noodzaak op het doen van drie aanbevelingen per workshop. Ik had juist in de workshops wat langer en dieper willen discussiëren over de aanpak in de andere EU-landen.’ (LH)
Inhoudelijk Pim Huurdeman, GSB-coördinator. Over zijn stad Haarlem: ‘Een stad met veel dynamiek, maar ook een goed bewaard geheim. Daar kan het grotestedenbeleid verandering in brengen. Dat geheim onthullen!’ En zijn mening over de inhoud van dit nummer.
Beukenrode 30 ‘De bewoners van nummer 30 laten zien hoe belangrijk het is om als stad aan te sluiten bij de werkelijkheid van de gebruikers van de stad. Voor meneer Terwiel houdt zijn wijk op bij de sloot en is hondenpoep een ernstig probleem. De optelsom van die kleinschaligheid, dat is het grotestedenbeleid ook. Natuurlijk moet je als stad ook grote concepten hebben, maar daar moet je niet alléén mee bezig zijn. Het GSB moet geen papieren werkelijkheid worden.’
5
Interview met Thom de Graaf ‘Vertrouwen in de steden, dat moet het Rijk wat meer krijgen. Thom de Graaf heeft er volgens mij een zware dobber aan dat bij de vakdepartementen tussen de oren krijgen. Macht loslaten moet het credo zijn. Steden kunnen op hun beurt dat vertrouwen winnen door resultaten te boeken, door ons te houden aan die afspraken die we met het Rijk maken. Dat het GSB een methode is, wat De Graaf benadrukt, daar ben ik het zó mee eens. Maar natuurlijk moeten de sociale en de veiligheidspijler dan nog wel robuust zijn, vooral op financieel gebied. Anders heb je aan die mooie ontbureaucratiseerde BDU’s ook niet veel…’
6
Gehandicapten en grote gezinnen in Park de Meer ‘Het soort praktijkverhalen als dit zijn eigenlijk wel een stuk leuker om te lezen dan die beleidsverhalen… Het artikel laat zien dat het GSB te maken heeft met de maatschappelijke werkelijkheid van de stad én met de spanning tussen beleid en uitvoering. En dat je inderdaad soms ondeugend moet zijn om iets voor elkaar te krijgen. Linksom of rechtsom. Voor een overheid is het soms wel moeilijk werken met ondernemende types die zich niet alles gelegen laten liggen aan regels, maar die lastige mensen zijn vaak wel degenen die iets voor elkaar krijgen. Zo zijn we immers ook ooit met het GSB begonnen!’
12
14
Voorbereiden op GSB III ‘Steden aan het woord over hun voorbereiding voor de MOP’s. Haarlem is natuurlijk al lang begonnen. Want hebben niet alle grote steden al een analyse van hun problemen, en plannen om die op te lossen op papier? Je college- of raadsprogramma immers! De MOP’s moeten we daar gewoon van aftappen. GSB kan dan je reguliere beleid versterken. Het moet er niet naast staan. Leiden zegt dat mooi: we schrijven het MOP voor onszelf, niet voor het Rijk. Helemaal mee eens!’
NIEUW Fysiek
Sociaal
Werk en economie
Veiligheid
En verder 4 Europees kennisnetwerk on line 10 Zwerfafval 16 Het dilemma: Spreidingsbeleid 17 Kost dat? De schatkamers van Binnenstad Oost in Helmond 18 Proefballon: De wijkaanpak is niet de oplossing
Strategie en methode
Europa en internationaal
GSB | blad – nummer 6 – december 2003
3
Kaupunki
The city
La Ville Kennisnetwerk voor Europees GSB
‘Rotterdam heeft meer met Hamburg dan met Enschede’ De stad
De website van het Dutch Urban Expert Centre – de internationale tak van het Kenniscentrum Grote Steden – verzamelt best practices en onderzoeksresultaten uit Europa voor de
Die Stadt
grootsteedse beleidsmaker. Een mooi visitekaartje tijdens het Nederlands voorzitterschap van de EU. Maar heeft de site ook nut voor de
La città
La ciudad
A cidade
Stan
Den Stad
Europese GSB’er? Het is vaak al lastig goede voorbeelden uit Nederlandse steden voor je eigen stad te gebruiken. Immers, jouw situatie is altijd net even anders. En hoewel verder kijken dan de landsgrenzen de Nederlander niet vreemd is, lijkt het nóg ingewikkelder voorbeelden uit het buitenland toe te passen op de Nederlandse situatie, of omgekeerd. ‘Pasklare antwoorden op problemen geven is ook niet het doel van de site’, legt Mart Grisel van het Kenniscentrum Grote Steden uit. ‘Maar we kunnen in Europa wel iets van elkaar opsteken. Neem Rotterdam. Als grootste havenstad van de wereld hebben die misschien wel meer aan contact met Hamburg en Le Havre dan aan contact met Enschede.’ Dat contact is waar het het Dutch Urban Expert Centre dan ook in eerste instantie om gaat. ‘Een brug willen we slaan tussen Nederland en de rest van Europa. En we hebben gemerkt dat de manier waarop we dat op www. hetkenniscentrum.nl doen, binnen Nederland goed werkt. Concrete voorbeelden, met links naar meer informatie en vooral namen en nummers van betrokkenen. Hierdoor ontstaat een netwerk van mensen die zich bezig houden met grotestedenbeleid. Dat idee exporteren we nu naar Europa.’
Wat doen wij verkeerd? Leo Lemmers, adviseur bij de B&A Groep, was begeleider van twee GSB-reizen naar Spanje voor lokaal bestuurders.
4
GSB | blad – nummer 6 – december 2003
‘In Barcelona ging de herstructurering veel sneller dan in Nederland. Wat doen wij verkeerd, was meteen de vraag. Nou, wij Nederlanders proberen bijvoorbeeld eerst alle problemen op te lossen, voor we aan de slag gaan. En wij willen altijd alles integraal benaderen. Samenhang is vaak een vijand van de voortgang, leerden wij van de Spanjaarden. Je kunt ook gewoon gaan bouwen en gaandeweg de sociale problemen bij de kop pakken.’ Internationale voorbeelden, zo vindt hij, kunnen inspireren om dingen eens op een andere manier aan te pakken.
Etiquette Lemmers ziet dus wel iets in de site. ‘De site moet alleen nog wel verder gevuld worden.’ Zou hij de beleidsmedewerker uit Berlijn bellen die op www.dutchuec.nl staat als dé autoriteit op het gebied van zwerfvuil? ‘Dat hangt ervan af. Die Duitser of Engelsman, die bel je op en je krijgt meteen antwoord op je vraag. De netwerken zijn daar, net als in Nederland, gericht op de inhoud. Maar in Zuid-Europese landen moet je een relatie hebben. Daar netwerk je echt met personen.’ Is dat een idee voor de site, de Europese etiquette? Een pagina “Hoe benader ik de Tsjech, de Griek en de Zweed?” ‘Dat zou zeker niet gek zijn!’ Het is belangrijk dat beleidsambtenaren weten hoe ze met collega’s in andere landen moeten omgaan, vindt ook Mart Grisel. ‘Maar we gaan geen “Hoe hoort het eigenlijk in Europa?” op de site plaatsen. Dat is meer iets voor een opleidingsinstituut. Maar als die een cursus hebben ontwikkeld zullen we daarnaar verwijzen!’ (MvdB) De site van het Dutch Urban Expert Centre www. dutchuec.nl is medio november gelanceerd tijdens een internationaal seminar dat BZK organiseerde over burgerparticipatie. Vooralsnog staan er vooral Nederlandse voorbeelden op, maar als het Europese balletje gaat rollen moeten dat er meer uit andere landen worden. De makers zijn benieuwd naar uw mening over de site:
[email protected].
‘Mijn buurtgevoel eindigt hier in de straat’ Op bezoek in een GSB-straat, de Beukenrode in de Leidse Slaaghwijk, een wijk met voornamelijk veel hoogbouw en weinig sociale controle. Frans en Thea Terwiel wonen al ruim 28 jaar in de ‘Rodes’, waarvan 18 jaar op Beukenrode 30. ‘We hebben ons nooit met de buurt bemoeid.’ Hoe is het hier in de Beukenrode? Frans: ‘Het is een rustige straat, met twee verschillende typen woningen. Het zijn huurhuizen, dat klopt. Maar zelfs in dit kleine stukje straat zit daar wel degelijk verschil tussen. In het blok waar ik nu woon is bijna geen verloop. Maar als er iemand weg gaat, zijn we best bang. Wat komt er voor terug? Nu ken ik alle mensen in de straat. We groeten elkaar en maken regelmatig een praatje. Bij sommigen komen we ook over de vloer.’
poep. Ik merk wel dat mensen het vaak te veel moeite vinden om naar zo’n uitlaatstrook te lopen. Nou is er hierachter ook maar één uitlaatstrook. Misschien moeten er meer komen. Wij hebben zelf geen hond, dus…’ Thea: ‘Dit soort projecten zijn overal nodig, als je het mij vraagt.’
wikkelingsplan gehoord, maar ik merk er hier eigenlijk niets van.’
Maakt u wel eens een wandelingetje langs de Maar dan heeft u vast wel eens stilgestaan bij Slaaghsloot, hier tussen de volkstuinen en Slaagh- één van de muurgedichten op de zijwanden van wijk zelf? de Slaaghwijk-flats, in het Chinees, Marokkaans, Frans: ‘Ja, ik ken die sloot wel. Het is in feite Nederlands, Surinaams en Turks, een initiatief de afwateringssloot voor de complete Meren- van de wijkgroep Slaaghwijk en Leiden Stad van wijk.’ Thea: ‘Maar het is ook een leuk paadje Vluchtelingen? om te wandelen.’ Frans: ‘Nou, ik ken de plekken waar de gedichten op de muur staan. Maar eerlijk gezegd Voelt u zich hier veilig, bijvoorbeeld als u over zo’n heb ik er nog nooit een gelezen. Ja, het is mispaadje loopt of ’s avonds op weg naar huis? Uit schien heel gek, maar wij hebben ons nooit een onderzoek van de gemeente blijkt dat bewo- met buurtwerk bemoeid. Wel waren wij toen ners van deze wijk zich het onveiligst voelen van de kinderen nog op school zaten nauw betrokheel Leiden, 21% van de mensen. De wijk wordt ken bij de sportverenigingen. Nu houdt mijn ook wel de Bijlmer van Leiden genoemd. buurtgevoel ongeveer op in deze straat. Ik Frans: ‘De Bijlmer? Dat heb ik hier nog nooit merk dat de gemeente druk bezig is met het gehoord. Dat hoge percentage komt natuurlijk aanpakken van het openbaar groen. Daar wadoor de Horsten, al die flats hier tegenover. ren nogal wat klachten over, hoorde ik. Mooi Daar gebeurt nogal eens wat. Maar wij merken dat daar iets aan gedaan wordt, zodat de mener hier eigenlijk niets van.’ Thea: ‘Nee, ik voel sen zich veiliger voelen.’ (CT) me hier niet onveilig. Dat heb ik me trouwens nooit gevoeld hier.’
Foto: Steef Meyknecht
Vorige week is het WOP-Noord, het wijkontwikkelingsplan voor Leiden Noord, waar Slaaghwijk ook onder valt, goedgekeurd door de gemeenteraad. Bent u blij met Gedichten op de muur in de ‘Leidse Bijlmer’ zo’n project? Slaaghwijk. Foto: Marije van den Berg Frans: ‘Ik heb niet het idee dat dit over mijn wijk gaat. Heeft u veel overlast van hondenpoep? Sinds Die houdt op hier bij de kort draait in deze wijk een hondenpoepproject, Slaaghsloot. Noord ligt voor met een opruimplicht en een aanlijnplicht en bij mijn gevoel aan de andere overtreding proces-verbaal voor het baasje. Is het kant van die sloot. Wij wonen te merken? in de Merenwijk. Natuurlijk Frans: ‘In onze straat valt het mee met de heb ik wel over het wijkont-
GSB | blad – nummer 6 – december 2003
5
Thom de Graaf:
‘Je moet geen minister worden voor het politie 6
GSB | blad – nummer 6 – december 2003
De eerste honderd dagen van zijn ministersschap zijn inmiddels ruím voorbij, hoog tijd voor een gesprek met minister van grotestedenbeleid Thom de Graaf. ‘Ben ik een geloofwaardige gesprekspartner voor buurtbewoners?’ We vallen maar meteen met de bezuinigingen in huis. ‘De inzet wás, en dat zal ook blijken, om voor het GSB voldoende middelen te hebben. De urgentie voor de steden heb ik goed verstaan, vooral als het gaat om de sociale pijler en veiligheid. De steden willen graag afspraken maken, maar daar moet inderdaad voldoende tegenover staan van het Rijk.’ Alexander Sakkers zegt verderop in dit blad dat hij u aan zijn zijde weet als het gaat om meer geld voor het GSB. Maar hij wenst u wel veel succes bij het overtuigen van de andere ministers. ‘Ik kan me er makkelijk vanaf maken en zeggen: het GSB is een gedeelde verantwoordelijkheid van het kabinet. Dat hebben we afgesproken, en dat voelen we ook zo. Tegelijkertijd mogen de steden ervanuit gaan dat ik aan hun kant sta in het debat om meer middelen. In het Hoofdlijnenakkoord hebben we in elk geval uitgesproken dat het GSB wordt voortgezet. Dat is belangrijk, want rond het GSB bestond wat beleidsmoeheid. GSB was niet meer nieuw. Die uitspraak van de regering betekent nieuw elan, wat nodig was.’ Dat nieuwe elan bestaat in ieder geval niet uit meer geld. ‘Nee. Als we als samenleving een stapje terug moeten doen, dan heeft dat ook gevolgen voor de ruimte die steden hebben. Nieuw elan is dus allereerst een verdere vermindering van de regeldruk. We hebben bij het Rijk de neiging om ongelofelijk regelneverig te zijn. In GSB III is nu een slag gemaakt: de BDU’s, meer beleidsvrijheid, ruimte om een eigen afweging te maken.’
Illustratie: Casper Gijzen
van GSB ek gewin’
GSB III-luik
Dat kan niet alles zijn. ‘Natuurlijk niet. Daarnaast willen we de grote steden uitdagen ons te laten weten waar ze tegen de grenzen van hun mogelijkheden oplopen. Op welk moment moet je als stad zeggen: dit kunnen we niet meer bolwerken. Of het gaat om de illegalenproblematiek, de herstructurering, sociale problemen: geef het aan. Neem Den Haag, dat een pand met veertien illegale Bulgaren ontruimde, maar geen mogelijkheden heeft om de eigenaar aan te spreken. Dat staat dus een jaar leeg, met de veertien bedden er nog in. En onteigenen kost jáááren. Wij willen de mogelijkheden om echt dingen voor elkaar te krijgen, vergroten. Bijzondere wetgeving, andere bevoegdheden. Maar: wij gaan niet opleggen wat de steden nodig hebben, dat moeten zij zelf aangeven. Rotterdam wil nu geen nieuwe statushouders meer opnemen. Ik moet nog zien of dat een verstandige keuze is, maar het is wel een stad die aangeeft: dit is ons probleem, wij denken hier een oplossing te zien, Rijk, doe er iets mee. Dat willen we. Ook het Expertteam kan daar een rol in spelen: zij kunnen problemen bij mij én bij de vakdepartementen op tafel leggen.’
GSB | blad – nummer 6 – december 2003
7
GSB III-luik
wijkveiligheidsplan, over sociale activiteiten. Als er wordt gedacht: dat kunnen wij alleen maar doen omdat we met Rijksgeld een buurtgebouw neer kunnen zetten, of een buurtfeest, dan hebben steden het mis. Ik ben nog wel aan het bekijken wat ik aan extra’s kan overhouden om “incentives” als de Onze Buurt aan Zet-gelden gedeeltelijk in stand te houden.’
Hoe belangrijk vindt u bewonersparticipatie? U stelt op dat vlak geen eisen aan de steden. ‘Participatie is voor mij één van de belangrijkste onderdelen van het GSB, maar ik heb ook besloten om niet Meester Albedil te zijn. Ik ga ervanuit dat Rijk en steden exact hetzelfde willen op dit vlak, en dat we het daarom ook niet meer voor hoeven schrijven. Dus zeg ik tegen de steden: het is in úw belang, én in het belang van de burger, om burgers bij het beleid te betrekken. Daarover zijn we het inmiddels toch wel eens.’ De LSA, het samenwerkingsverband van actieve bewoners in GSB-steden, is daar wel teleurgesteld over. ‘De afgelopen jaren hebben we er expliciet om gevraagd, maar je kunt het niet afdwingen. Zeker niet omdat je de participatie niet meetbaar maakt, en je er dus ook niet op kunt afrekenen. Want wat heeft het voor zin om tegen de steden te zeggen: u dient participatie te bevorderen, en daar dan geen prestatieafspraken over te maken. Helemaal omdat de steden en ik daar hetzelfde over denken. Ik ga er dus vanuit dat steden de bewonersparticipatie zullen bevorderen.’ Steden zeggen óók op dat vlak: boter bij de vis. ‘Altijd is er een grens aan geld, maar de betrokkenheid van mensen bij hun eigen buurt is niet van geld alleen afhankelijk. En gemeenten hebben ook de vrijheid om de zeggenschap over middelen om een buurt te verbeteren, aan die buurt zelf over te dragen. Dus ik vind het veel te makkelijk om te zeggen: er komt een einde aan de Rijkssteun, dus komt er een einde aan de participatiebevordering. Het blijft een doel op zichzelf, dat ook te maken heeft met vragen als: in hoeverre laat ik mensen meebeslissen over hun wijk. Over het
8
stens zo belangrijk is de GSB-methode. Steden zijn er oprecht trots op dat ze het voor elkaar hebben gekregen een andere manier van werken te ontwikkelen. We hebben geleerd om problemen aan elkaar te “linken”, om daar een analyse op los te laten, om problemen in samenhang aan te pakken. Het gaat nu dus om de uitvoering.’
Hoe komt het dan toch dat tijdens de verkiezingen Hoe gaat u voorkomen dat steden, zoals in GSB II de idee was dat ‘Den Haag’ het had laten zitten nog wel gebeurde, de MOP’s ‘naar de subsidiepot- in de grote steden? ten toe’ gaan schrijven? Dat zij niet kijken wat ‘Het ging dan niet over het grotestedenbeleid hun problemen zijn, maar vooral voor zo veel mo- dat zou zijn mislukt, maar om een aantal progelijk regelingen in aanmerking willen komen? blemen in de stad, bijvoorbeeld de integratie. ‘Kijk, een goed stadsbestuur is ook een goede Er is op dat vlak door Van Boxtel wel degelijk koopman, die kijkt ook wat ’ie kan krijgen, en veel gedaan, maar we zijn vergeten de proble-
We hebben bij het Rijk de neiging om ongelofelijk regelneverig te zijn men sterk te articuleren. Daardoor ontstond – onterecht – het beeld dat wij er niet mee bezig waren. En natuurlijk had de kritiek ook te maken met 11 september, de angst die ontstond, de Islamdiscussie – en alles werd aan elkaar gekoppeld. Er mocht geen asielzoeker meer in, terwijl de problemen met integratie meestal niet om asielzoekers gaan, maar om bijvoorbeeld gezinsvorming en inburgering en samenleven, dat begrijp ik best. Tegelijkertijd is het in het en wijken waar veel mensen uit één allochtone belang van die stad om een visie te hebben die bevolkingsgroep wonen en waar Nederlanders consistent is. Daar kijkt de gemeenteraad naar, zich soms niet meer welkom voelen. Dat werd en daar toetst het Rijk op. We gaan niet onge- op één hoop gegooid. Is het beleid dan misricht geld uitgeven. Ik denk ook dat iedereen lukt? Ik ben overigens ook erg benieuwd wat dat van GSB II heeft geleerd.’ de commissie Blok over het integratiebeleid hierover te zeggen heeft.’ ‘Papier is er genoeg’ zei uw voorganger Remkes. Het moet nu gaan om de uitvoering. Als je het Hugo Priemus noemt in Binnenlands Bestuur uw Actieplan leest dan denk je bijna dat het ministerie ministerschap van grotestedenbeleid een ‘staatsgenu zegt: ‘Visie is er genoeg’. Klopt dat? heim’ dat nu wel eens onthuld mag worden. ‘Ik heb inderdaad gezegd: nieuwe visies bou- ‘Dat doen we dan bij dezen… Ik bén minister wen heeft geen zin. Als we nu nog niet weten voor grotestedenbeleid. Ik merk inderdaad dat wat we willen, dan is GSB I en II eigenlijk voor de benaming van mijn functie – Bestuurlijke niets geweest. Dat hoor ik ook in de steden. Zij vernieuwing en Koninkrijksrelaties – en de zeggen: het is goed dat er geld is, maar min- enorme politieke aandacht die daarvoor be-
GSB | blad – nummer 6 – december 2003
GSB III-luik
Alexander Sakkers (Eindhoven):
‘Veiligheid is echt een aparte tak van sport’
staat, de Antillen, de gekozen burgemeester, in publicitaire zin het grotestedenbeleid geen goed doet. Maar de Kamer en de grote steden hebben zeker aandacht voor het grotestedenbeleid. We lezen er alleen niets over. Ik wil het graag van de daken schreeuwen. Journalisten moeten het ook belangrijk vinden. Nog belangrijker is het echter dat er wordt gewerkt en dat GSB III slaagt.’ Maar de problemen in de grote stad zijn volop in het nieuws. ‘Ik ga de inhoudelijke discussie niet claimen. Neem het spreidingbeleid. VROM, Integratiebeleid, die hebben daar ook mee te maken. Ik heb mij voorgenomen: ik wil praktische resultaten tot stand brengen en daarvoor hoef ik mijzelf niet per se op de voorgrond te zetten. Zorgen dat things get done. Dat de vakdepartementen in beweging komen. En je moet als minister van GSB zeker niet denken dat je er politiek gewin uit haalt. Want de successen, die worden in de steden geboekt. Dáár wordt de wethouder op afgerekend. Ik moet zorgen dat hij ertoe in staat is dat succes te halen. De wethouder krijgt de politieke lauweren. Ik heb daar geen moeite mee.’ Uw voorganger Johan Remkes wil nog wel eens dreigen met een rotschop. Hoe is het gesteld met de ‘street credibility’ van Thom de Graaf? ‘Ik woon in een grote stad, ik ben in een grote stad opgegroeid, ik ben in Amsterdam geboren. Ik kom graag in grote steden en dan beperk ik mij niet tot de winkelstraat. Ben ik een geloofwaardige gesprekspartner voor buurtbewoners? Ik vind van wel. Want het gaat er niet om dat je wat wise cracks uitdeelt, het gaat om je daden. Het belangrijkste is dat je buurtbewoners serieus neemt. En dat doe ik.’ (MvdB)
Een ‘eigen’ pijler veiligheid in GSB III. En pijler over gaan. Veiligheid is echt een boter bij de vis. Dat is waar Alexander aparte tak van sport. En er is geld voor Sakkers, VVD-burgemeester van Eindho- nodig.’ ven, zich hard voor maakt. Hij is de voorzitter van de werkgroep veiligheid van de Niet te rijmen G26 – die wat hem betreft uiteindelijk ‘De 100 miljoen nieuw geld die dit het pijleroverleg moet worden. kabinet moet bijdragen voor veiligheid, lijkt heel wat, maar verdeel het over 26 ‘Een jaar geleden, toen ik nog burge- steden en vijf jaar; het houdt niet over. meester van Heerlen was, werd mij Steden kunnen er een extra slag door gevraagd een verhaal te houden in GSB- maken, nodig is het zeker. Bovendien verband over veiligheid. Operatie Hart- moeten ook de middelen voor de sociale slag, het veiligheidsoffensief in Heerlen, pijler op niveau blijven. Zonder dat geld leverde de eerste resultaten op. Destijds is het zinloos en gaat het met de veiligbestond er nog een grote behoefte bij de heid achteruit. steden de veiligheid onder te brengen Ik kan het ook niet rijmen dat dit kabinet onder de sociale pijler. Ik heb er toen is gekózen op veiligheid, op de sociale voor gepleit het idee van de vierde pijler problemen in de grote stad, en nu dreigt te omarmen. Die zorgt er wat mij betreft juist daar fors te gaan bezuinigen. Dat is voor een extra focus die de integrale volledig contrair. Thom de Graaf wil ik veiligheid nodig heeft. Handhaving, re- dan ook een hart onder riem steken: blijf pressie, zorg en de sociale structuur in het pleidooi houden voor een ordentesteden, wijken en buurten, daar moet de lijke invulling van de BDU’s.’ (MvdB)
LSA: Zachte dwang uit Den Haag Irene Verduin is de voorzitter van het Landelijk Samenwerkingsverband Aandachtswijken LSA. Zij is ervan overtuigd dat óók het Rijk ervoor kan zorgen dat steden bewonersparticipatie beter gaan vormgeven. ‘Als je het goed doet, doe je het samen.’ Thom de Graaf stelt geen expliciete eisen aan de steden in GSB III voor bewonersparticipatie, omdat de steden en het Rijk het dáár inmiddels wel over eens zouden zijn. Toch meent de LSA dat steden nog wel een duw in de goede richting kunnen gebruiken. Participatie is niet iets dat je afspreekt en dan is het ‘klaar’. Je moet dat blijven stimuleren. ‘Ook vanuit het Rijk,’ vindt Verduin. ‘We hebben daarvoor een “charter” gemaakt – ja, zo heet het nu een keer. Een keuzemenu waaruit
steden die manier van bewonersparticipatie kunnen kiezen die hen het best past. Van de traditionele inspraak tot verregaande verantwoordelijkheid over wijkbudgetten.’ De ‘charter’ verschijnt begin 2004. Verduin meent dat het ministerie deze zou kunnen promoten bij de steden. ‘Steden hebben handvatten nodig, is mijn ervaring, om de middenweg te kunnen vinden tussen de ambtelijke wereld en die van de buurtbewoners. Bewoners worden vandaag de dag gedwongen om net zo te praten en handelen als ambtenaren. Dat kan anders, vinden wij. Steden kunnen hun processen beter afstemmen op participatie. En bewoners kunnen zich scholen – daarvoor zorgt ook de LSA. Elkaar halverwege ontmoeten, dat moet het doel zijn. En wat zachte dwang uit Den Haag kan daar best bij helpen.’
GSB | blad – nummer 6 – december 2003
9
Zwerfafval is één van de grootste ergernissen van Nederlanders. Wat kun je daar aan doen? En wie moet de verantwoordelijkheid voor het afval eigenlijk nemen? Hierover discussiëren drie beleidsmakers en een praktijkman aan de hand van drie stellingen. 1. Opvoeden van burgers heeft geen
Hans Lammers, beheerder openbaar gebied gemeente Gouda: ‘Diegene die afval op straat gooit, is altijd verantwoordelijk voor deze daad. Daar geldt geen enkel excuus voor, ook niet de afwezigheid van een afvalbak. Als je iets lekkers kunt meenemen, kan je de verpakking daarna ook weer mee terugnemen. Maar dat moet wel verteld worden. Opvoeden helpt. Die ervaring hebben we in Gouda waar campagnes over zwerfafval hebben gezorgd voor kennis, begrip en met name in de beginfase ook gedragsverandering bij de burgers.’
Marielle van Aggelen, directeur Nederland Schoon: ‘Het blijkt dat de hoeveelheid zwerfafval tijdens en na een campagne enorm afneemt, soms zelfs tot vijftig procent, zoals bij de verkeerscampagne in Noord Nederland. Wij verklaren dit ook wel aan de hand van vier v’s. Voorlichting, campagne voeren dus. Voorzieningen: zijn er voldoende prullenbakken, staan ze op de goede plek? Dat moeten we altijd goed in de gaten blijven houden. Verantwoordelijkheid: geef burgers, zoals in Rotterdam en Venlo gebeurt, een geveltuintje waardoor ze zich ook bekommeren om de stoep eromheen. Verbaliseren ten slotte: geef mensen maar een boete als ze zich niet aan de regels houden.’
Natasja Jongsma, beleidsmedewerker zwerfafval ministerie van VROM: ‘Ik zou het zelf niet over “opvoeden” hebben. Het gaat meer om “bewust maken van”, en dat heeft inderdaad zin. Als je er met mensen over spreekt, valt altijd op hoe verbaasd ze zijn dat een sigarettenpeuk een tot vijf jaar in het milieu blijft liggen.’
Toine Delsing, toezichthouder beheer openbare ruimte gemeente Venlo: ‘Wij zeggen bij de reinigingsdienst in Venlo altijd: voorkomen is beter dan genezen. En in mijn ervaring willen de meeste mensen toch een schone buurt. Wij wijzen deze mensen op hun eigen verantwoordelijkheid en dat helpt. Maar ik zeg er eerlijk
zin. Je moet gewoon meer vegen.
10 GSB | blad – nummer 6 – december 2003
bij dat het ook onze taak is om voldoende prullenbakken neer te zetten. Het moet van beide kanten komen.’ NJ: ‘Te veel vegen werkt bovendien niet. Als er te vaak wordt schoongemaakt, denken mensen al snel: “oh, ik kan hier gerust iets weggooien, de schoonmaker komt toch wel langs”. Je zult hierin een middenweg moeten vinden.’
2. Zwerfafval is de zorg van de verpakkingsindustrie. Steden moeten hun schoonmaakkosten daarom door kunnen berekenen aan de producenten. NJ: ‘De producenten hebben een belangrijke verantwoordelijkheid bij het bestrijden van zwerfafval. De Rijksoverheid, het bedrijfsleven en de Vereniging van Nederlandse Gemeenten hebben dan ook afspraken gemaakt in het Convenant Verpakkingen III. Hierin is
Foto: Pim Ras (HH)
Zwerfafval is van alle dag – maar van wíe is het eigenlijk?
afgesproken dat de industrie zorgt voor een afname van de hoeveelheid blikjes en flesjes in het zwerfafval met tweederde voor 1 januari 2005. Als deze doelstelling niet wordt gehaald, moeten andere maatregelen worden genomen. Zo kan er statiegeld worden ingevoerd op blikjes en flesjes.’
zin van “eindelijk wordt er iets aan gedaan”. Maar de werkelijkheid is weerbarstig; bij veel mensen verdwijnt na een tijdje de motivatie om zelf een bijdrage te blijven leveren. Het is dus zaak niet alleen op projectbasis de zwerfvervuiling aan te pakken, maar daar blijvend aan te werken.’
HL: ‘De fabrikanten maken steeds meer verpakkingen afgestemd op het eenmalig gebruik van meeneemproducten zoals chips en snoep. Bovendien promoten zij zeer nadrukkelijk het gebruik van deze producten. Dit brengt automatisch meer vervuiling met zich mee. De energie die het kost om het allemaal te voorkomen en op te ruimen, mag je dan ook nooit helemaal afwentelen op de beheerders.’
TD: ‘In Venlo speelt het continu. Afval is bij ons ergernis nummer één. Burgers zien dat wij er als gemeente veel aan doen om de hoeveelheid afval te beperken. Ze ergeren zich dus des te meer als mensen de straten alsnog bevuilen.’
100 jaar
1 miljoen jaar
80-1 miljoen jaar
‘eeuwig’
Glazen fles
Aluminium blikje
Polystyreen patatbakje
100
Plastic sixpackhouder
> 100
90 80
1,5-50 jaar
70 60
30 20 10
Metalen blikje
0
Kauwgom
TD: ‘Helemaal mee eens. Oplossen doe je het nooit. Dat hoeft ook niet. Maar het gaat er inderdaad om dat je er net wat meer energie in steekt. Zo hebben wij hier in de stad vijf keer per jaar de Duitse Dag. Een feestelijke dag met onnoemlijk veel gasten. Jaren geleden leverde dat enorm veel zwerfafval op, omdat de prullenbakken aan het begin van de dag al helemaal vol zaten. Nu rijden we om de zoveel tijd met de bakkenwagen door de stad om de prullenbakken te legen. Dat levert enorm veel op. Een schonere stad, waar we best trots op kunnen zijn.’ (HdR)
20-25 jaar
40
10-20 jaar
50
5-10 jaar
NJ: ‘Ik heb ook niet de illusie dat Nederland ooit honderd procent “zwerfafvalvrij” wordt. Ik vind wel dat we met z’n allen de schouders eronder moeten zetten om ervoor te zorgen dat de leefomgeving een stuk schoner wordt dan nu. Dat kan alleen als we – en daarmee bedoel ik de overheid, industrie én burgers – alle middelen inzetten: educatie, voorlichting, voorzieningen, beheer en handhaving.’
Plastic zak
HL: ‘Afval is van alle dag. Het zal altijd ergernis blijven veroorzaken. Het is de kunst voor de beheerder om een evenwicht te vinden tussen deze ergernis en de mate van vervuiling. Een goede mix tussen voorlichting, handhaving en opschonen is een voorwaarde om dat te bereiken, maar het is een illusie te denken dat daar eenmalig een beetje energie voor nodig is. Acties om het zwerfafval in Gouda terug te dringen hadden door deze aanpak succes. Voor veel mensen was het ook een opluchting in de
Hoe lang blijft iets liggen voordat het voorgoed uit het milieu verdwijnt?
1-5 jaar
meer energie moet dat anders kunnen.
MvA: ‘Ik denk dat één iemand al alle verschil kan maken. Zo is er in de gemeente Spijkenisse op initiatief van een inwoonster een zwerfafvalcoördinator aangesteld. Zij krijgt alle steun, omdat mensen zich inderdaad aan het afval ergeren. Meestal zijn ze te ongeïnteresseerd om er zelf iets aan te doen. Maar ze juichen wel iedereen toe die dat wel doet.’
Sigarettenpeuk
top vijf van de steden. Met een beetje
“zwerfafvalvrij” wordt’
Plastic frisdrankfles
3. Zwerfafval staat altijd in de ergernis
honderd procent
3 jaar
MvA: ‘Verpakkingen zijn gewoon nuttig, daar valt niets op af te dingen. Naast de vervoermogelijkheden spelen ook hygiëne en bewaartijd een grote rol. Bovendien produceert de industrie al minder materialen door het Convenant Verpakkingen. Dus de kosten op de producenten verhalen, dat gaat me iets te ver.’
dat Nederland ooit
Zwerfafval is net als hondenpoep een van de grootste ergernissen van Nederlanders. Toch zijn ze zelf de grootste vervuilers. Uit onderzoek in opdracht van het ministerie van VROM en het bedrijfsleven blijkt dat tachtig procent van de ondervraagden wel eens papier of blik op straat weggooit. In 2001 is in het onderzoek ‘Inzamel- en beloningssystemen ter vermindering van zwerfafval’ berekend dat jaarlijks 50 miljoen blikjes en flesjes in het zwerfafval terecht komen. Rijkswaterstaat is ieder jaarruim 8 miljoen euro kwijt aan het opruimen van het afval langs de rijkswegen. Alleen de directie IJsselmeergebied van Rijkswaterstaat treft per jaar al zo’n 900 ton zwerfafval aan langs de ‘slechts’ 125 kilometer die ze aan wegen beheert.
Bananenschil
TD: ‘In Venlo zien we de grootste hoeveelheid zwerfafval rondom de fastfoodketens. Maar ik denk dan: “je kunt mensen toch geen frites in hun handen meegeven?” Het hoort er nu eenmaal bij. Dus zorgen wij ervoor dat er juist op die plek meer prullenbakken en blikvangers staan, waardoor de hoeveelheid afval beperkt blijft. Hetzelfde doen we op de routes naar school. Blikvangers werken daar hartstikke goed, want scholieren vinden het maar wat leuk om die blikjes vanaf hun fiets in dat ding te mikken.’
‘Ik heb niet de illusie
50 miljoen blikjes: zwerfafval in ‘t kort
Visualisatie: Erik van Leeuwen
GSB | blad – nummer 6 – december 2003
11
MOP’s in voorbereiding
De hete GSB-adem in de nek? GSB III komt eraan. Veel steden zitten al volop in de voorbereidingen voor de nieuwe MOP’s. Hoe doen ze dat? En gaat het makkelijker dan de vorige keer? Het GSB|blad ging op zoek naar ervaringen en ideeën en stuitte op uiteenlopende meningen. (LH)
Tijdsdruk? De MOP’s in GSB II kwamen vaak onder tijdsdruk tot stand. Over één jaar wordt van alle steden een analyse verwacht die aantoonbaar verband houdt met de doelstellingen en die ook is goedgekeurd door de gemeenteraad. Op de vraag of steden de hete GSB-adem in de nek voelen, zijn de meningen verdeeld. Steden die al begonnen zijn, zien het zonnig in. Leiden begon in het voorjaar al met een evaluatie van het huidige MOP. Dat leidde tot tien uitgangspunten voor het nieuwe MOP en de stad verwacht dat die goede voorbereiding straks bijdraagt aan een snelle uitvoering. Ook Deventer voelt geen hete adem. ‘We wachten met ons GSB programma tot de beleids- en financiële kaders definitief zijn vastgesteld. Vanaf januari zal blijkens in hoeverre onze al geactualiseerde stadsvisie (SWOT) verband houdt met de GSB doelstellingen. Daar zitten we nu op te wachten.’ Ook Den Bosch maakt zich geen zorgen: ‘We zitten startklaar: de hele besluitvorming is er al doorheen gejaagd. We gaan niet zitten wachten op de definitieve kaders, dan loop je alleen maar het risico om later in de problemen te komen.’ Andere steden zien het somberder in. In Utrecht voorzien ze tijdskrapte: ‘De totstandkoming van en besluitvorming over het landelijk beleidskader duurde langer dan verwacht. Dat geeft ons steeds minder tijd. Misschien komt er binnenkort een punt dat we zeggen dat 1 juli en 15 november in redelijkheid niet meer haalbaar zijn.’ Dat voorspelt ook Alkmaar: ‘Er is lang gepraat en het Rijk komt nu op het laatste moment met prestatie-eisen. De tijd die het Rijk gebruikt heeft, gaat van onze tijd af. Het wordt dus weer rennen en vliegen voor de gemeenten.’
Hoe komt een MOP tot stand? Met minder voorbereidingstijd en concreter dan het vorige komt het nieuwe MOP tot stand. Deventer ziet verschil in hoe het MOP tot stand komt: ‘Wat is opgevallen is dat college, management en Raad het zonder van elkaar te weten tot dezelfde prioriteiten voor Deventer zijn gekomen. Interessant was ook dat we dit keer te werk gingen zonder eerst een uitgebreide analyse te maken of cijfermatige onderbouwing te zoeken. We moesten nu eens echte keuzes maken en kijken of we die ook kunnen realiseren. Leiden maakt haar MOP niet voor het Rijk, maar voor zichzelf. Bij de totstandkoming wordt dan ook vooral gekeken naar de stadsdoelen. Den Bosch laat externe partners en de politiek meer meedenken, waardoor het MOP een breder draagvlak krijgt. Alkmaar komt tot een MOP met behulp van een ‘denktank’: externe partners uit de stad denken mee over de economie van de stad als geheel en de fysieke en sociale kwaliteit van de wijken.
Leermomenten? Op de vraag wat de belangrijkste verschillen zijn in vergelijking met de vorige MOP’s krijgen we een spervuur aan reacties: concreter, minder uitgebreide analyses, meer samenwerking met externe partners in de stad, minder gedetailleerd en minder omvangrijk. De meeste steden zien dat als een voordeel. ‘We hebben geleerd van het vorige MOP’, constateert Utrecht, ‘we hebben nu aan de voorkant duidelijkheid gesteld over inhoud, geld en verantwoordelijkheden. Hierdoor kunnen we sneller te werk gaan.’ ‘Daarbij’, voegt Alkmaar toe, ‘is de vorige analyse van de stad nog actueel. Daardoor zijn de doelstellingen concreter en realistischer.’ In Den Bosch is het MOP nu gerelateerd aan de programmabegroting in plaats van andersom. ‘Aan de hand van het vorige MOP stelden we de programmabegroting vast. Die begroting blijft staan, het nieuwe MOP laten we daarop aansluiten.’
12
GSB | blad – nummer 6 – december 2003
Luistert het Rijk goed? De 2000 verantwoordingen uit GSB I werden teruggebracht naar 120 in GSB II, in GSB III gaat het om verantwoording via de Brede Doel Uitkeringen. Daar zijn de steden blij mee: het ministerie heeft goed geluisterd. Ze geven aan dat het beleid slanker en pragmatischer wordt. Den Bosch is wel benieuwd of het ook daadwerkelijk zo gerealiseerd wordt: ‘Het Rijk moet flexibeler met de gelden omgaan, en ik weet niet of daar goed mee omgegaan wordt.’ Enig nadeel vindt Alkmaar dat het grotestedenbeleid meer van het Rijk geworden is dan van de stad. Ook Leiden maakt zich een beetje zorgen: ‘Het terugbrengen naar de Brede Doel Uitkeringen is een goede ontwikkeling. Minder positief ben ik over de nadruk die departementen leggen op de meetbare resultaatafspraken. Dat neigt weer naar bemoeienis op detailniveau. Het maatschappelijk effect, waar het uiteindelijk om te doen is, dreigt daarbij buiten beeld te raken. Alsof een bepaald aantal inburgeringstrajecten alleen iets zegt over integratie en participatie. Daarvoor is een mix aan maatregelen nodig op veel terreinen. Er wordt door het Rijk te veel nadruk gelegd op de meetbaarheid van maatregelen, het uiteindelijke doel dreigen ze daarbij uit het oog te verliezen.’
Midterm review? Het Rijk wil alleen in 2007 eenmalig een midterm review houden en verder nergens ingrijpen. Spannend? Niet echt, zijn alle steden het over eens. ‘Omdat GSB een kwestie is van de lange adem, moet je niet jaarlijks willen bijsturen. Natuurlijk moet er wel ruimte zijn om bij tussentijdse ontwikkelingen in te grijpen’, vinden Den Bosch en Alkmaar. Daarbij: gemeentes worden intern al in de gaten gehouden en veel programma’s zijn meerjarentrajecten, waarin het gaat om complexe trajecten met veel spelers. ‘Iedereen wil tempo maken’ zegt Leiden, ‘maar het kost wel tijd om de projecten ten uitvoer te brengen.’ Deventer is blij met de ruimte die dit schept om meer in te zetten op kennisuitwisseling en leertrajecten.
Het Rijk ook een MOP? Op de vraag of het Rijk ook een MOP zou moeten schrijven om z’n eigen inspanningen de komende tijd vast te leggen en meetbaar te maken, zijn de meningen verdeeld. ‘Heel graag!’, roept Den Bosch. ‘Ik zou wel vastgelegd willen zien wat het Rijk doet voor de steden, in plaats van andersom. En ik zou ook graag verbanden zien: nu hebben ze sociale, fysieke en economische beleidskaders opgesteld. Maar in de praktijk hangt alles natuurlijk met elkaar samen. Het zou goed zijn dat op papier te zetten. In Alkmaar vinden ze de tegenprestaties van het Rijk nu inderdaad veel vrijblijvender dan die van de steden. ‘Neem alleen al de voorbereidingstijd die het Rijk neemt.’ De tegenprestaties mogen best wat meer houvast geven aan de steden. Aan de andere kant, zegt Deventer, is het niet verstandig meer van hetzelfde te produceren. ‘Het zou interessanter zijn om eens na te denken over het hele stelsel na te denken. Waar is echt impulsbeleid nodig voor de steden en hoe kan het Rijk daar slim op sturen.’
Kalender 2004 JANUARI
1 2 3 4
5 6 7 8 9 10 11
1 2
3 4 5 6 7 8 9
12 13 14 15 16 17 18
FEBRUARI
19 20 21 22 23 24 25
26 27 28 29 30 31
17 18 19 20 21 22 23
24 25 26 27 28 29 30
1
2 3 4 5 6 7 8
31 1 2 3 4 5 6
7 8 9 10 11 12 13
1 2 3
4 5 6 7 8 9 10
MEI
10 11 12 13 14 15 16
MAART
16 17 18 19 20 21 22
23 24 25 26 27 28 29
21 22 23 24 25 26 27
28 29 30
1 2 3 4 5 6 7
8 9 10 11 12 13 14
JUNI
SEPTEMBER
6 13 20 Zomer en27 7 14 21 28 najaar 8 152004: 22 29 9 16 23 30 hoor 10 17 en 24 11 18 25 wederhoor 12 19 26 30 31 1 2 3 4 5
9 10 11 12 13 14 15 14 15 16 17 18 19 20
APRIL
22 23 24 25 26 27 28
29 30 31
26
1 2 3 4
5 6 7 8 9 10 11
1
2 3 4 5 6 7 8
JULI
18 19 20 21 22 23 24
12
19
11
18
25
19 20 21 22 23 24 25
26 27 28 29 30
9 10 11 12 13 14 15
16 17 18 19 20 21 22
23 24 25 26 27 28 29
December DECEMBER 2004: stads6 13 20 27 7 14 21 28 November convenanten 1 8 15 22 29 2004: MOP’s 2sluiten, be-30 9 16 23 3 10 17 24 31 definitief schikkingen 4 11 18 25 5 12 19 26 afgeven NOVEMBER
25 26 27 28 29 30 31
12 13 14 15 16 17 18
AUGUSTUS
5
6 2004: 13 20 27 Juli 7 14 21 28 1 concept8 15 22 29 2 9 16 23 30 MOP’s 3 10 17 klaar 24 31 4
OKTOBER
11 12 13 14 15 16 17
15 16 17 18 19 20 21
1 2 3 4 5 6 7
8 9 10 11 12 13 14
15 16 17 18 19 20 21
22 23 24 25 26 27 28
29 30
Aan dit artikel werkten de volgende GSB-coördinatoren mee: Peter van Dorsten uit Alkmaar Nick Creemers uit Utrecht Tine de Bloois uit Leiden Marten Schuttert uit Deventer Jules Goris uit Den Bosch
GSB | blad – nummer 6 – december 2003
13
Integratie van gehandicapten in de wijk
Gezapigheid troef in Park de Meer Hoe verenigbaar zijn de leefstijlen van mensen met functionele beperkingen met die van grote gezinnen? In het Amsterdamse Park de Meer, een initiatief van woningcorporatie De Dageraad en zorginstelling Amstelrade, leven beide dicht op elkaar. En dat gaat eigenlijk best goed. Donny, een jongen met blonde stekels, een vale spijkerbroek en een Harley Davidsonshirt om zijn smalle schouders, heeft zijn knalgele Speedfight 2 een sopje gegeven. Een riskante onderneming, gnuift hij. ‘Want als je hier een keer op straat spuugt, dan heb je al gezeik. Het is een echte kakbuurt hier.’ Toegegeven, aan Park de Meer, een wijkje van 700 woningen op de plek van het oude Ajax stadion, is zo op het eerste gezicht weinig Amsterdams te herkennen. Overzichtelijke straten met ruim opgezette woningen en weinig hoogbouw, missen de hoofdstedelijke nonchalance. Bovendien mankeert het gros van de bewoners de Amsterdamse branie. Kinderen fietsen er met helmen op, en steken keurig hun hand uit als ze linksaf slaan. Hun ouders trekken en masse hardhouten schuttingen op of spitten fanatiek in de grond om de ‘eigen-huis-en-tuintjes’ af te bakenen. Alles in deze wijk ademt gemoedelijke rust uit. Alleen de scheef gestalde rode Raleigh mountainbike zonder voorwiel verstoort het plaatje van ordentelijke beschaafdheid.
Irritaties Amsterdams of niet, de samenstelling van Park de Meer is opmerkelijk. Zo kent de wijk naast 36 ruime huurwoningen voor gezinnen met minimaal vijf kinderen ook 50 flatwoningen voor lichamelijk en
14 GSB | blad – nummer 6 – december 2003
Sinds twee jaar zit meneer Paliama in een rolstoel met een dwarslaesie. Hij woont met zijn vrouw in Amstelrade. Ze hebben zes kinderen die veel helpen – zijn zoon en schoondochter zitten achter hem op de bank. Foto’s: Steef Meyknecht
verstandelijk gehandicapten. Op een totaal van 700 woningen zijn er bovendien maar liefst 200 toebedeeld aan de huursector. Aan de dure koopwoningen in straten als de Stade de Colombes en de Wembleylaan is goed te zien waar dat sociale huursegment is terugverdiend. Een mengelmoesje van leefstijlen dus, verenigd in een wijk zonder historie. Gaat dat wel goed? ‘Tot nu toe wel’, oordeelt Peter Huisers van de bewonersvereniging Park de Meer. ‘Maar de verschillende bloedgroepen hebben nauwelijks contact met elkaar. Iedereen gaat hier zijn eigen weg.’ Laatst waren er wat schermutselingen aan de Anfieldroad. ‘Hadden de woningbouwcorporaties drie probleemgezinnen naast elkaar geplaatst. Rumoer op straat, vernielingen, dat soort ellende. Sindsdien letten de corporaties beter op bij hun toewijzingsbeleid.’ Het zal de 29-jarige Zula Abdullah een zorg zijn. Hij is dolblij dat hij de woonvorm voor lichamelijk gehandicapten in Amstelveen heeft kunnen omruilen voor een eigen rolstoeltoegankelijke flat aan de Anfieldroad. ‘Daar was ik gillend gek geworden. Hier heb ik alle ruimte en hoef ik maar op de bel te drukken en er komt hulp. Zeven dagen per week, op afroep, als het moet.’ Alleen de buurt is wat stil overdag, vindt hij. Pas als de kinderen uit school komen, komt er wat leven in de brouwerij. ‘Ik hou daar wel van. Want veel contacten heb ik niet. Ja, wel met mijn buren. En een enkel keertje ga ik naar het buurthuis. Maar daar houdt het verder wel mee op.’
Trapveldje Jos Gompelman is sociaal-cultureel werker in het buurthuis. Dat hij regelmatig lichamelijk en verstandelijk gehandicapte buurtbewoners over de vloer krijgt, was even wennen. ‘Vroeg Cockie, een meervoudig gehandicapte vrouw bijvoorbeeld of ik haar jas wilde uitdoen. Wist ik veel hoe dat moest. Dus hebben we afgesproken dat ze haar jas voortaan achterstevoren aandoet.’
Integratie? Wordt hard aan gewerkt, stelt hij. ‘Neem Wilfred, een verstandelijk gehandicapte jongen. Staat hier achter de bar. En elke donderdagmiddag geeft Annet vanuit haar rolstoel knutselles aan kinderen.’ In het begin, ja, toen waren er wat kleine irritaties, herinnert hij zich. Werd een van de verstandelijk gehandicapten gepest door kinderen uit de buurt. ‘Maar in de eerstvolgende buurtbeheervergadering is dat meteen de kop ingedrukt. Hoort er ook een beetje bij, bij een wijk in ontwikkeling.’ Misschien hadden de pesterijtjes meer te maken met het gebrek aan voorzieningen voor jongeren, analyseert hij. ‘Voor tieners – en daar hebben we er best veel van met die grote gezinnen – is hier namelijk niets.’ Maar ook dat probleem is elegant opgelost: de jongeren krijgen een trapveldje bij de atletiekbaan van AV ‘23.
Onvoldoende kennis Zijn er dan helemaal geen problemen in Park de Meer? Toch wel, vindt Marjan van den Bogart, teammanager van zorginstelling Amstelrade. ‘Zo merken wij dat aanvragen via de gemeente, verwijzingen en indicaties erg lang duren. Daarnaast hebben corporaties onvoldoende technische kennis over woningen voor mensen met een lichamelijke handicap. Moeten er aanpassingen komen of gaat er iets kapot, dan duurt het te lang voordat de boel gerepareerd wordt.’ Marinus Knulst van De Dageraad, onderdeel van stichting De Alliantie erkent dat. ‘Op dat gebied hebben we onder de maat gepresteerd. Technisch en organisatorisch is dat best verklaarbaar, maar daar hebben klanten geen boodschap aan.’ De oplossing is dat Amstelrade een eigen technische dient krijgt die gaat fungeren als eerste vangnet om aanvragen en storingen zo snel mogelijk in behandeling te nemen. ‘Gefinancierd door het Zorgcollege’, stelt Bogart. En zo kabbelt Park de Meer ogenschijnlijk tevreden naar zijn derde levensjaar. Fysiek is de integratie van gehandicapten geslaagd, roepen alle partijen in koor. Hoe dat sociaal uitpakt, moet de tijd leren. ‘Maar de signalen zijn goed. De bewoners van Park de Meer zijn op alle fronten razend enthousiast’, maakt Van den Bogart de balans op.
Jolanda Schouten kookt graag. Elke maandag en donderdag heeft ze kookbeurt en kookt ze voor haar vier medebewoners van de Anfieldroad. Alleen Huisers van de bewonersvereniging houdt nog een slagje om de arm. ‘Nu gaat het goed. Dat is waar. Maar de politie waarschuwt wel keer op keer dat irritaties in nieuwbouwwijken pas na vijf jaar komen bovendrijven.’ (EW)
‘We zijn hartstikke ondeugend geweest’ Gemeenten moeten de deur op slot doen voor partijen die hun publieke taak niet serieus nemen. Dat vindt Marinus Knulst, accountmanager nieuwbouw van De Dageraad. ‘Bijzondere groepen horen tot de kerntaak van corporaties. Als je dan toch alleen maar sociale huurwoningen blijft bouwen van een soort die elders in de stad worden afgebroken, dan doe je het echt niet goed.’ De Dageraad heeft samen met zorginstelling Amstelrade het initiatief genomen voor Park de Meer, een woonwijk met speciale aandacht voor grote gezinnen en mensen met functionele beperkingen. Het resultaat is voor veel beleidsmakers in den lande een schoolvoorbeeld van hoe de financiering van wonen en extramurale zorg gescheiden kunnen worden. ‘Wij zijn op allerlei gebieden hartstikke ondeugend geweest, en hebben de grenzen van goedbedoelde regeltjes opgezocht’, blikt Knulst op dat proces terug. ‘Anders was het er nooit van gekomen.’ Corporaties die hun maatschappelijke verantwoordelijkheid willen nemen (‘En wie wil dat nou niet’), kunnen delen van hun bezit verantwoord verkopen en de opbrengst voor bijzondere doelgroepen inzetten, oppert hij. ‘Nemen ze die verantwoordelijkheid niet, dan moet een gemeente eigenlijk niet meer met ze in zee gaan.’
GSB | blad – nummer 6 – december 2003
15
Spreidingsbeleid Reuring in Rotterdam. Wethouders van Leefbaar Rotterdam pleitten voor spreiding van minderheden. Er was zelfs sprake een hek rond de havenstad. Waar gaat het nou om? Minder zwart op straat of om spreiding van kansarmen? Heijnen: ‘Ik heb moeite met het beeld dat ontstaat door de voortdurende berichten uit Rotterdam. Vanuit de redenering dat ze problemen in lastige wijken willen bestrijden, komen ze éérst met een allochtonenstop, dan een verplichte spreiding van minderheden en onlangs had mijn collega moeite met 250 statushouders. Dan wek je de indruk dat allochtonen gelijk staan aan problemen.’ Sörensen: ‘Negentig procent van de kansarme mensen in onze probleemwijken zijn niet-Europese allochtonen. Door eenzijdige concentratie ontstaan tal van problemen. Je moet actie ondernemen.’ Heijnen: ‘Ik ontken de problematiek niet. Ook in Den Haag hebben we wijken met een eenzijdige woningvoorraad die veel probleemgevallen aantrekken. Denk aan het Laakkwartier. Maar daar zitten óók autochtone werkelozen, junks of mensen met psychiatrische problemen bij. Daarnaast zijn er twee andere problemen, die volkomen los van elkaar staan. De eerste is de aanwezigheid van grote groepen illegalen in overbevolkte appartementen. Het tweede is de inburgering. Is het handig dat er grote groepen Turken in één wijk wonen en hun eigen taal blijven spreken? Natuurlijk, die zaken moet je benoemen. Maar ik weiger het allemaal, zoals in Rotterdam, op één berg te gooien. Sörensen: ‘Oh ja, wij gooien het op één hoop. Want we zien die problemen niet los van elkaar. De concentratie van grote groepen allochtonen brengen een breed scala problemen met zich mee. Ook justitieel en cultureel. Ik vind het typisch sociaal-democratisch, nee Marxistisch, om alle problemen in het sociaal-economische te trekken. Waarom zouden we die problemen niet in één klap benoemen? Het gaat om de leefbaarheid.’ Heijnen: ‘Ik twijfel niet aan de oprechtheid van de Rotterdamse bedoelingen. Hooguit bij de beweegredenen van Michiel Smit [van de eenmansfractie Nieuw Rechts, red.] zet ik vraagtekens. Maar Ronald Sörensen, fractievoorzitter van Leefbaar Rotterdam ik vind dat de accuratesse ontbreekt. Sörensen: ‘De beeldvorming is wel wat doorgeslagen. In de raad hebben wij nadrukkelijk gesproken over autochtone kansarmen. Ik denk dat een junk beter af is in pak ’m beet Sneek. In een grote stad kun je onderdompelen in de anonimiteit en doorgaan met het leven wat je leidt. Dat heeft niets te maken met nationaliteit. Maar die nuance wordt niet opgepakt. Ook dat beruchte “hek Pierre Heijnen, PvdA-wethouder in Den Haag om Rotterdam” hebben we niet verzonnen. Dat kopte een verslaggeefster van de Rotterdams Dagblad boven een interview met wethouder Pastors. Tussen aanhalingstekens, maar Pastors heeft dat nooit gezegd. Die kreet ging een eigen leven leiden. Ondertussen is het trouwens opvallend om te zien dat prominente PvdA’ers aan de haal gaan met onze ideeën.’ Heijnen: ‘Mijn collega Dominic Schrijer waarschuwt voor gettovorming en is voor spreiding van kansarmen. Maar hij legt het beter uit dan de Leefbaren. Ik ben het met 80 tot 90 procent van zijn verhaal eens, maar ook híj legt te veel verbanden tussen op zichzelf staande problemen die elk een andere aanpak verdienen.’ (BdH)
‘Dat hek om Rotterdam
hebben we niet zelf bedacht’
‘Ik weiger het allemaal, zoals in
Rotterdam, op één berg te gooien’
16 GSB | blad – nummer 6 – december 2003
Op zoek naar de vitaliteit van de wijk
Kost dat?
In de wijk Binnenstad Oost in Helmond is een ingrijpende herstructurering en wijkverbetering aan de gang. Het is een unieke wijk, met een unieke groep mensen. Reden voor de stichting Welzijnsbevordering om er een tentoonstelling – kosten 7000 euro – aan te wijden, waarin het dagelijks leven en de kwaliteiten van de wijkbewoners in kaart wordt gebracht. Een wielerverzameling met foto’s van een eens van een andere kant belicht kon worden. zwoegende Eddy Merckx, legendarische film- ‘Officiële beleidsnotities leggen vaak nadruk fragmenten van Tour-etappes en historische op problemen, geven een negatief beeld van naslagwerken. Maar ook: een jiu jitsu-leraar een wijk; leegstand, criminaliteit, ongewenst die vertelt over zijn sportschool, een kunste- gedrag. Maar als je goed kijkt, gebeuren er ook naar die zijn werk toelicht en de informatie- veel positieve dingen. Vrijwilligers die zich stand van het Rooms-katholieke parochiebe- inzetten voor hun club, maar ook bijzondere stuur. hobby’s van bewoners. Wij hebben die “schatten” van de wijkbewoners in beeld gebracht, met als doel om de vitaliteit van de wijk te laten zien.’
Jiu jitsu-leraar
Foto’s: Frans van Kraaij
Het zijn verborgen juweeltjes in de wijk Binnenstad Oost, samengebracht in de tentoonstelling ‘De schatkamers van Binnenstad Oost’. Initiatiefnemer is Driek Berkers, opbouwwerker voor de Stichting Welzijnbevordering. Hij vond dat de herstructurering van de wijk, waar Binnenstad Oost nu mee te maken heeft, ook
Het losweken van geld kan een probleem zijn om dit soort initiatieven te financieren. In dit geval niet. Berkers deed een beroep op het programma Onze Buurt aan Zet. Hoewel het effect van zo’n project moeilijk is te meten, vindt Berkers dat het project z’n geld waard is. Tot nu toe kreeg de tentoonstelling ongeveer 700 bezoekers. Waardevoller zijn de indirecte effecten. ‘Een positief effect is ook dat de vrijwilligers die meewerken, elkaar beter leren kennen en elkaar vaker opzoeken. En de jiu jitsu-leraar raakte zo enthousiast dat hij nu meewerkt een theaterproductie, waar we belevenissen in de wijk naspelen.’
De tentoonstelling loopt door tot het eind van het jaar. Er is één nadeel; OBAZ stopt aan het einde van 2003 en de middelen voor vervolgactiviteiten zijn beperkt. ‘Daar hadden we bij de voorbereiding meer rekening mee moeten houden’, erkent Berkers. ‘Het project houdt vrij abrupt op, terwijl we meer hadden kunnen profiteren van de effecten. Ik zag hoe het bestuur van de moskee en het Rooms-katholieke parochiebestuur toenadering tot elkaar zochten. Nu ons project stilvalt, heb je kans dat die relatie weer wegzakt. En dat zou jammer zijn.’ (MG)
’t Financiële kader De gemeente Helmond kreeg in het kader van OBAZ voor Binnenstad Oost financiële middelen van BZK. Het ‘schatkamerproject’ kreeg een deel hiervan, 7000 euro. Huisvestingskosten waren er niet, want de gemeente stelde een pand, een oude schoenenwinkel, beschikbaar. Dit pand was al aangekocht door de gemeente in het kader van de herstructurering. ‘Voor ons een prima locatie, voor de gemeente een zorg minder om verloedering van het leegstaande pand te voorkomen’, zegt Driek Berkers. Nog een meevaller: twee woningbouwcoöperaties in de wijk, Woonpartners en Volksbelang raakten gecharmeerd van het project. Zij stortten een bedrag van 1500 euro in kas, waarmee het openingsfeest van de tentoonstelling werd bekostigd. Hierop kwamen zeker 600 mensen af.
GSB | blad – nummer 6 – december 2003
17
De 56-wijkenaanpak van het ministerie van VROM betekent nog
Wobbe Katoen, wijkcoördinator Emmen Revisited:
meer doktoren om het bed,
Zorg
terwijl helpende handen nu het hardste nodig zijn. Dat vindt Jan Lagendijk, oud GSB-coördinator
van
Rotterdam. ‘Wij hebben VROM niet nodig om onze maatschappelijke opgave lokaal te definië-
Jan Lagendijk: ‘De wijkaanpa k is niet de oplossin g die steden nodig hebben’
ren. Bovendien kennen we de diagnose al. De allergrootste behoefte is er aan meer geld, aan meer capaciteit. Dat knelpunt is veel groter dan dat regelgeving de
‘Ik deel de zorg van Lagendijk over de financiële capaciteit. Bij “Emmen Revisited”, een samenbundeling van drie aandachtsgebieden die onder de prioriteitswijken van VROM vallen, is het al gelukt om alle partijen op een lijn te krijgen: de gemeente, de corporaties, de welzijnsorganisatie en de algemene wijkverenigingen. De opgave die langs democratische weg is gedefinieerd kost echter dermate veel geld dat onze grootste zorg is of we alles wel kunnen uitvoeren. Want bij de bewoners zijn intussen wel verwachtingen gewekt. Procesmatige ondersteuning hebben we nu niet direct nodig. Waar we wel behoefte aan hebben is aan wetgeving waarmee we snel kunnen handelen. En waarmee we de financiële bijdrage van alle partijen die baat hebben bij herstructurering kunnen zekerstellen.’
voortgang van het proces zou verstoren.’ (EW)
Niek van Zanten, ambtelijk voorzitter van de fysieke peiler van de G26:
Proefdraaien Fred Akerboom, projectleider van de Wijkenaanpak van VROM:
Jammer ‘Opvallend vind ik de negatieve kijk van Lagendijk op de stedelijke vernieuwing als totaal. Hij heeft het over zieken en doktoren en zijn hele reactie ademt een sfeer uit van “Bemoei je er niet mee, wij lossen het zelf wel op”. Dat vind ik jammer, zeker gezien de diagnose en de uitdaging die er ligt. Bovendien legt hij een wel erg sterk accent op geld, terwijl procesachtige samenwerking volgens de verschillende partijen vaak een veel groter struikelblok is. Dan heb ik het over vertrouwen, afspraken maken en regelgeving. Juist op dat gebied kunnen impulsteams heel wat bereiken. Daarmee wil ik natuurlijk niet zeggen dat geld geen lastig punt is. Maar deze minister is tot nu toe redelijk succesvol in het overeind houden van de ISV-gelden. En daarnaast is er natuurlijk nog het collectieve vermogen van de corporaties.’
18 GSB | blad – nummer 6 – december 2003
‘Bij de wijkenaanpak gaat het niet zozeer om meer doktoren om het bed, als wel om mensen die een andere kijk op problemen kunnen geven. Dat is nuttig omdat we bij dit soort processen vaak met vastgelopen posities te maken hebben. Zeg je: “laat maar zitten, wij zoeken het zelf wel uit” dan moet je ook erkennen dat het nu niet hard genoeg gaat. En dan is het alleen maar praktisch als er met hulp van VROM weer beweging in komt. Wat ik wel met Lagendijk eens ben, is dat er behoefte is aan meer geld. Hij wekt de suggestie dat het bij VROM vandaan moet komen, en VROM zegt dat corporaties moeten matchen. Op dat punt moet er helderheid en meerjarige zekerheid komen. Op het gebied van de in het vooruitzicht gestelde instrumenten is er sowieso nog wat te winnen. Ook zit er nog niet veel beweging in de beloofde fiscale mogelijkheden. Maar daar staat tegenover dat we straks wel een half jaar gaan proefdraaien met het Afsprakenkader Herstructurering. Dus is er wel iets in beweging gebracht.’