30
magazine MAART 2015
tegenaan? En wat verstaat hij zelf eigenlijk onder 21st century skills?
Tekst: Edith de Wit Foto’s: WIM KLUVERS
THOM
DE GRAAF knowing what to do, when you’re not knowing what to do
Hoofdbestanddelen “De term 21st century skills is een heel breed begrip en als je niet oppast krijgt het een soort containerinhoud. Toch begrijpen we eigenlijk allemaal wel in welke richting dat begrip gaat, het zijn de vaardigheden die je helpen om met vraagstukken om te gaan, waarbij standaarden geen antwoorden meer bieden of zoals de minister van onderwijs onlangs zei, “knowing what to do, when you’re not knowing what to do.” Dat zijn vaardigheden die te maken hebben met social skills en met het begrijpen van de ontwikkelingen in de digitale wereld, die je in staat stellen om in complexe nieuwe werelden toch patronen te herkennen. Dat zijn dus niet per se de bekende competenties, de vaardigheden die wij beroepsmatig aanleren. Naast de digitalisering vormt de internationale wereld een belangrijk bestanddeel van de 21st century skills. Je kunt geen hoger onderwijs in Nederland meer geven, waarbij je mensen alleen opleidt voor de Nederlandse samenleving, dat is namelijk een open samenleving met mondiale invloeden. Het is niet meer van elkaar te scheiden. Dus het onderwijs in internationale context, met internationale classrooms heeft allemaal te maken met die 21st century skills.”
magazine MAART 2015 31
Hoe waait de wind?
De razendsnelle veranderingen in de wereld om ons heen maakt het moeilijk te voorspellen hoe de arbeidsmarkt van de toekomst er precies uit zal zien, en ook welke strategie het hoger onderwijs zou moeten volgen om studenten op te leiden voor functies die nu misschien nog niet eens bestaan. Hoe kijkt Thom de Graaf, voorzitter van de Vereniging Hogescholen, hier
Klassieke Bildung en 21st century skills “Ik vind het interessant om na te denken over de vraag, of de 21st century skills eigenlijk ook iets zeggen over de verdieping die je in het hoger onderwijs moet geven, en die wij met een klassiek woord ‘Bildung’ noemen, omdat ook dat ermee kan samenhangen.” Wat verstaat de Graaf onder Bildung? “ Ik zou het formuleren zoals de onderwijsfilosoof Biesta dat zegt, subject worden; jonge mensen krijgen op een instelling van hoger onderwijs kennisoverdracht, vaardigheden en inzichten aangeboden en ze krijgen ook handreikingen om zich te ontwikkelen tot volwaardige participant van de samenleving. Bildung is helemaal niet nieuw, maar gelukkig hebben we de discussie daarover hernomen, het was wat weggezakt. Het leek wel of we onze onderwijsinstellingen moesten zien als instellingen waar mensen doorheen werden gejaagd, om te zorgen dat ze op tijd klaar waren en over een aantal harde beroepsmatige vaardigheden beschikten, maar het onderwijs is meer dan dat. wij hebben ook een verantwoordelijkheid om de student op te leiden tot kritische burgers. En dat verbind ik dus enerzijds aan dat oude bildungsideaal en anderzijds aan die 21st century skills. Opleiden voor een bestaande functie of voor de toekomst? Hoe kijkt de Graaf aan tegen de arbeidsmarkt van de toekomst en hoe kan het hoger onderwijs studenten daarvoor zo goed mogelijk toerusten? “Ten eerste is er het vraagstuk of we nog moeten opleiden voor de banen van vandaag, die misschien over vijf jaar niet meer bestaan. Het bedrijfsleven wil enerzijds dat wij innovatief denkende, zelfstandige professionals afleveren die in de zich snel ontwikkelende samenleving overeind kunnen blijven. Anderzijds hebben ze behoefte aan die ingenieur die nu kan, wat ze nu nodig hebben. Daar zit spanning tussen, ga je opleiden met het oog op de functie die er nu is, of wil je mensen afleveren die niet alleen voor die functies zijn opgeleid, maar die met hun vaardigheden ook gemakkelijk in nieuwe functies kunnen gaan werken?”
32
magazine maart 2015
IT en crossovers “Het tweede punt ten aanzien de arbeidsmarkt is dat IT steeds meer onderdeel moeten gaan uitmaken van onderwijs, want IT wordt steeds belangrijker en niet alleen in de klassieke IT- industrie. Om hierbij aan te sluiten moeten we breed opleiden en je ziet al bredere bachelors ontstaan, bijvoorbeeld crossovers van IT en zorg en IT en economische beroepen. We zullen in de opleiding ook steeds meer rekening moeten houden met het feit dat mensen niet meer in een vaste banen structuur terecht komen, maar dat ze vaak deels in een vast beroep en deels als zelfstandige zullen gaan werken. In de kunstsectoren, toneelscholen, conservatoria, worden steeds meer minors gecreëerd met aandacht voor ondernemerschap.” Onderzoek Naast het belang van IT en crossovers krijgt ook onderzoek ook steeds een belangrijkere plek in opleidingen volgend de Graaf.”Onderzoek is niet alleen belangrijk omdat maatschappelijke sectoren en bedrijven daarbij gebaat zijn, maar ook omdat studenten door onderzoek leren om kennis toe te passen, en leren waar ze deze kennis moeten zoeken. Dat ze data kunnen vinden die helpen om het antwoord te geven. Dus knowing what to do, when you’re not knowing what to do. Je kweekt met onderzoek een innoverende houding. Een paar jaar geleden heb ik al gezegd: Eigenlijk moeten wij jonge mensen afleveren die als ze de werkvloer opkomen , niet zeggen ‘hier moet ik dus gaan werken’, maar die zeggen ‘hier valt nog wel iets te doen, iets te verbeteren.’ Dat is wat je eigenlijk wilt.” Centers of Expertise Het besef dat deze ontwikkelingen noodzakelijk zijn is er zeker binnen het hoger onderwijs en er zijn goede ontwikkelingen gaande, waarbij hogescholen steeds meer de samenwerking opzoeken met het beroepsveld. De Graaf: “In het hoger onderwijs zie je dat docenten, niet alleen werkzaam zijn in het onderwijs. Daar
liggen verbindingen met het bedrijfsleven en met de maatschappelijke instellingen. Ook als ze wel fulltime in dienst zijn bij het hoger onderwijs liggen die verbindingen er, door de onderzoekslectoraten. We hebben de Centers of Expertise waarin hogescholen samenwerken met het bedrijfsleven en de maatschappelijke instellingen en waarbij studenten ook worden ingeschakeld. Het zijn vormen van public/private partnerships, geïnitieerd door de hogescholen en meestal gedeeltelijk gesubsidieerd door het ministerie. In deze Centers of Expertise is directe interactie tussen onderzoekers, docenten, studenten, (mkb-) bedrijven en maatschappelijke instellingen. De thema’s variëren van persoonlijk meesterschap, healthy ageing tot energy.” Topsectorenbeleid De Centers of Expertise staan in verband met het topsectorenbeleid van de overheid, dat erop gericht is om de Nederlandse kenniseconomie te stimuleren. De Graaf: “De hogescholen spelen daar een steeds relevantere rol in en dat is ook nodig, want een van de doelstellingen van het topsectorenbeleid is om ervoor zorgen, dat studenten zo goed mogelijk worden opgeleid voor die uitdagingen van de toekomst. Als je je realiseert dat tweederde van de ingenieurs hbo-opgeleid is, dan snap je de enorme relevantie die vernieuwing van het hbo onderwijs heeft voor de industrie, voor de chemie en al die maatschappelijke sectoren.”
Hoe waait de wind? magazine MAART 2015 33
Doorstromingsproblemen De samenwerking tussen het hoger onderwijs en het bedrijfsleven lijkt zich dus goed te ontwikkelen, maar hoe staat het met de samenwerking tussen onderwijsinstellingen onderling? “De problemen waar wij mee te maken hebben, zijn doorstromingsproblemen. Van MBO naar HBO en van HBO naar WO. Het is nu te ingewikkeld, te moeilijk om soepele overgangen te creëren, tussen mbo 4 en hbo. Dat is echt een probleem. We hebben in Nederland twee routes naar het hoger onderwijs. Vanuit het voortgezet onderwijs, havo en vwo, kun je door naar hbo of wo of je hebt de beroepsrichting: het MBO.En aan die tweede route kunnen we nog meer aandacht besteden. De overgang tussen mbo vier en hbo is niet goed genoeg, de uitval is gemiddeld 21 procent, dat is te veel. Daar moeten we veel meer in investeren en dat kan door betere begeleiding, door de grenzen wat te laten vervagen, zorgen dat je als hogeschool bij de mbo 4 opleiding al wat kunt doen.” Associate degree Een ander manier om de overgang te verbeteren is volgens de Graaf om meer te gaan doen met de zg. associate degree. “Dit is een aparte opleiding (niveau 5) van twee jaar, die binnen de hogescholen wordt gegeven. Het is een tussenniveau tussen mbo 4 en een bachelor (niveau 6). Dat tussenniveau hebben we in Nederland niet goed gedefinieerd en zouden we nog veel meer moeten profileren. Dat is een aparte groep voor de arbeidsmarkt maar zou ook heel goed kunnen werken om de overgang van mbo naar hbo te verbeteren. Je ziet ook wel dat er bij hbo opleidingen en roc’s het besef ontstaat dat dit belangrijk is. Een mooi voorbeeld is Rotterdam. Hogeschool Rotterdam is samen met de roc’s in Rotterdam, gestart met een Associate degree opleiding, in één setting, in één gebouw en daar Rotterdam Academy van gemaakt. Het blijkt dat dit een van de weinige steden in Nederland is waar die AD-sector groeit. Het gaat erom hoe je dat positioneert, hoe je ervoor zorgt dat de samenwerking goed is en dat hogescholen hierin investeren.”
34
magazine maart 2015
Professionele masters Het probleem is niet alleen de overgang tussen mbo en hbo, maar ook tussen hbo en wo. Ik vind het zelf ridicuul dat hbo afgestudeerden een schakeljaar nodig hebben voordat ze een master kunnen volgen. Twee opmerkingen: De hogescholen hebben ook masters. Dit zijn professionele Masters met dezelfde kwalificaties als een WO master maar meer op de professie gericht. Dat is een gebied dat nog veel verder kan worden ontgonnen. Deze masters zijn bedoeld voor studenten die echt hoogwaardige professionals willen worden. Daarnaast heb je studenten die een sterke academische belangstelling hebben en een academische master zouden kunnen doen. Die overgangen zou je veel organischer moeten maken. De titulatuur wordt geleidelijk aan al gelijkgetrokken. De wetgeving is onlangs aangepast waardoor het ook mogelijk wordt om via een hbo-masteropleiding de titel Master of Science of Master of Art te verkrijgen. Voorheen was dat niet mogelijk.” Bureaucratische hindernissen De Graaf pleit voor het ‘ontregelen’ van het onderwijs. Waarom is dat noodzakelijk volgens hem? “In de eerste plaats omdat hogescholen en universiteiten een beetje gek worden van alle regels. Er wordt heel veel gecontroleerd, er wordt heel veel regelgeving gedaan en er zijn heel veel instellingen die zich daarmee bezighouden. Iedereen hangt om het hoger onderwijs heen en dat is ook goed bedoeld, maar het is wel veel. Afgezien daarvan moeten we ons als instellingen ook afvragen of we het voor onszelf niet te ingewikkeld maken. We hebben de nodige incidenten gehad en daardoor zijn instellingen risicomijdend geworden; alles moet worden geborgd, alles moet worden gecontroleerd. Daarmee neemt het risico af, maar regelt een instelling zichzelf ook helemaal dicht. Ik pleit voor meer regelruimte voor de instellingen, voor meer experimenteerruimte, meer mogelijkheden om samen te werken. De huidige regels staan de samenwerking tussen hbo en universiteiten in de weg.”
Toekomststrategie De Graaf: “ Er spelen ontzettend veel zaken in de samenleving, radicalisering, jihadisme. Instellingen zullen moeten openstaan voor maatschappelijke ontwikkelingen. Wat betekenen deze ontwikkelingen, hoe moeten wij deze vraagstukken met de studenten bespreken? - ook in het kader van die Bildung en van die 21st century skills. Dat vraagt om differentiatie. Een hogeschool in grote steden heeft een andere studentenpopulatie, heeft andere sociale omstandigheden, en leidt op voor andere arbeidsmarkten dan in Limburg of in Groningen. Dat betekent dus dat ook als je dezelfde opleiding aanbiedt, deze toch anders zal zijn. We zoeken als Vereniging Hogescholen naar een strategie voor de hele sector, we doen dat met zijn allen, de voorzitters zitten bij elkaar, de colleges van bestuur komen bij elkaar, we organiseren congressen en symposia. Het is een kwestie van het debat hierover met elkaar aangaan. Wat we zien en horen geven we weer terug aan de minister en we agenderen ook onderwerpen. Een mooi voorbeeld zijn die associate degrees waar ik het net over had, dat loopt onvoldoende lekker. We gaan dan met een paar mensen bij elkaar zitten om te bespreken hoe we daar iets aan kunnen doen. Hogescholen nemen het initiatief om met verschillende partijen; het bedrijfsleven, het ministerie en de mbo-raad, samen tot verbetering te komen. Het onderwijs is een mooie sector en er zit beweging in, maar wel het soort beweging waarbij je niet van tevoren weet waar je uitkomt. De ontwikkelingen gaan altijd sneller dan we denken. Dat is het probleem en de uitdaging.”