Vierde NEIMED Krimplezing: vrijdag 31 augustus 2012
Grootse plannen, kleine wijken Planontwikkeling en de rol van de burger in krimpbuurten Voorwoord Een impuls geven aan nieuw denken over de demografische transitie van Parkstad Limburg. De NEIMED Krimplezing doet dit door een thematische verbinding aan te gaan met cultuur en culinair. Met als insteek niet krimp als probleem, maar het ontwikkelen van nieuwe perspectieven en ideeën hoe om te gaan met de demografische transitie van Parkstad Limburg. We hopen met deze editie voldaan te hebben aan bovenstaande opdracht. En wensen u veel inspiratie en leesplezier. Vierde editie De Krimplezing beleefde in 2012 haar vierde editie. Centraal stond de Heilust, een wijk in Kerkrade, die als geen ander de transitie van Parkstad Limburg belichaamt. Niet alleen qua aantal kende de Heilust in amper 60 jaar een ongekende groei en krimp. Ook de samenstelling van de bevolking is drastisch gewijzigd, van jonge volkswijk naar een wijk met bovengemiddeld veel ouderen. Bepalend voor de ontwikkeling van de wijk was de nabijheid van twee mijnen, waartussen Heilust ingeklemd lag: de Wilhelminamijn en de Willem-Sofia mijn. De transformatie van de wijk is te lezen aan de hand van de gebouwde omgeving. In de jaren vijftig werden de typische portiekwoningen uit de grond gestampt om de woningtekorten op te vangen. De kerk en het wijkgebouw waren belangrijke plekken voor het sociale weefsel van de wijk. Na de sluiting van de mijnen begin jaren zeventig werd het flatcomplex Bandplan van architect Laurens Bisscheroux de nieuwe blikvanger. Met de sloop van het Bandplan-complex is het zorgcomplex het nieuwe centrum van de Heilust. Grote ambities van de regio Voor deze editie hebben we ons de vraag gesteld hoe grote ambities van de regio zich verhouden tot de realiteit van een wijk als deze. Recentelijk heeft de regio Parkstad Limburg op cultureel gebied stevige ambities geformuleerd. In 2015 kijkt Heerlen groots terug op het mijnverleden
en Maastricht doet – samen met onder andere Parkstad Limburg – een gooi naar de titel Culturele Hoofdstad van Europa 2018. Daarnaast wil de stadsregio Parkstad Limburg een acht jaar durende IBA (Internationale Bau Ausstellung) organiseren, met een spectaculaire afsluiting in 2020. Interessant is de vraag wat de 2015 2018 2020 ambities zouden kunnen bijdragen aan de kwaliteit van een wijk als Heilust en haar bewoners?
1
In elk geval hebben de drie ambities twee opvallende overeenkomsten. Allereerst, het
industriële mijnverleden is de context van waaruit de (mentale) transformatie van de regio zou moeten plaatsvinden. Daarnaast zijn het steeds ambities van lokale en regionale overheden. De vraag naar het draagvlak onder de bevolking voor de genoemde ambities dringt zich dan ook op. Zo hebben de 2015 2018 2020 ambities bijvoorbeeld een directe relevantie voor de wijk Heilust. Ervaren de bewoners dat zo? En wat zou nodig zijn om bestuurlijke ambities en burgers te verbinden in een open proces? Anders gezegd, in hoeverre is de burger naast de bestuurder en professional, mede-eigenaar van het transitievraagstuk? Herstructurering is gebruikelijk top-down, maar kan het ook bottomup? Deze publicatie geeft een impressie van de vierde NEIMED Krimplezing. Wim Dries, burgemeester van Genk en hoofdgast van deze vierde editie, legt in zijn lezing een verbinding tussen Genk en Parkstad Limburg. Alhoewel beide regio’s zijn vertrokken vanuit een gemeenschappelijk verleden, is opvallend hoe verschillend de wegen zijn die beide vervolgens hebben gevolgd.
Maurice Hermans & Nol Reverda, NEIMED
2
‘Iedereen Genkt’: stadsontwikkeling met burgers Keynote Wim Dries, burgemeester van Genk 1
Wim Dries, burgemeester van Genk, is hoofdgast van de vierde editie van de Krimplezing. 2 Hij heet alle aanwezigen welkom en valt aan het begin van zijn lezing meteen met de deur in huis: ‘Krimp leeft in Vlaanderen niet zoals in Nederlands-Limburg. Er wordt zeker over gesproken, maar ‘krimp’ is iets wat in Vlaamse steden op dit moment niet wordt gezien als een hoge prioriteit.’ Wel heeft de burgemeester interessante ideeën over hoe een stad aantrekkelijk kan worden gemaakt. Een voor krimpregio’s boeiend vraagstuk.
Hoe maak je een stad als Genk aantrekkelijk? Wim Dries: ‘Ik wil vertrekken vanuit de stad Genk, vanuit het DNA van onze stad. De manier waarop wij na de sluiting van de mijnen in Genk zijn omgegaan met onze stad, en wat we vandaag de dag nog altijd doen om onze stad attractief te maken. Want we zijn al 25 jaar, sinds de mijnsluiting, bezig met de uitdaging de stad aantrekkelijk te maken voor nieuwe mensen. Hoewel we hierin niet altijd volledig slagen, wil ik u toch laten zien welke ideeën wij hebben over de manier waarop een stad ontwikkeld zou moeten worden.’ Genk is één van de dertien centrumsteden in Vlaanderen en de derde industriële pool in Vlaanderen, na Antwerpen en Gent. De stad heeft meer dan vijfenzestigduizend inwoners en een jonge bevolking. Vierentwintig procent van de bevolking is jonger dan tweeëntwintig jaar. Genk is bovendien heel multicultureel. Eén op de twee geboortes is op dit moment van Turkse of Marokkaanse origine. De zeer grote Italiaanse en Turkse gemeenschap is goed voor ongeveer vijftig procent van de Genkse bevolking, samen met onder meer de Grieken, Polen, Spanjaarden en Portugezen. ‘Qua werkgelegenheid spreken we in Genk over maar liefst negenendertigduizend jobs, vandaar de belangrijke industriële plaats die we innemen’, vervolgt Wim Dries. Vijftien jaar geleden was zestig procent werkzaam in de industrie en veertig procent in de tertiaire en quartaire sector. Vandaag zijn de rollen omgekeerd en werkt nog maar veertig procent in de industrie. Deze omschakeling is in vijftien jaar tijd gemaakt en zal zich nog verder ontwikkelen. De sterke economische positie van Genk is mede dankzij de logistieke ligging, midden in Europa. Wim Dries: ‘Vandaag de dag zetten wij sterk in op de ‘maakindustrie’. Hoewel veel mensen zeggen dat de maakindustrie in West-Europa voorbij is, denk ik dat we altijd zullen blijven Tekstbewerking: Monique Mathissen De lezing vond plaats in 2012. Waar in de tekst van ‘tegenwoordig’ sprake is, kan deze realiteit inmiddels achterhaald zijn.
1 2
3
maken. Al zal dat op een meer creatieve, innovatieve en duurzame manier moeten gebeuren. 3D-printing is daar een mooi voorbeeld van, en ook in de bouw zie je evoluties waaruit we kunnen afleiden dat we wel degelijk in de maakindustrie zitten.’ In dat kader kiest Genk voor het ‘triple helix model’, een model dat veel in de wetenschap wordt gebruikt en erop is gebaseerd dat overheid, kennisinstellingen en bedrijfswereld moeten samenwerken. Zo probeert Genk kennisinstellingen naar de stad te halen en samenwerkingsverbanden aan te gaan met universiteiten. In 1910 telde Genk drieduizend vijfhonderd inwoners. Dit aantal steeg enorm tot de jaren ’70-’80, waarna de bevolking daalde van ’82 tot ’89. Vanaf ’89 steeg het bewonersaantal jaarlijks weer met zo’n tweehonderd mensen. Een kleine stijging dus, maar nog steeds groeit de Genkse gemeenschap ieder jaar tot het huidige aantal van vijfenzestigduizend driehonderd inwoners.
Sluiting mijnen en de verschillen tussen Nederland en Vlaanderen Genk heeft in het verleden de sluiting van drie mijnen meegemaakt. In 1901 werd voor het eerst steenkool gevonden in Belgisch-Limburg, wat uiteindelijk leidde tot het ontstaan van zeven mijnzetels. Genk had drie grote mijnzetels: Zwartberg, Winterslag en Waterschei. Genk is ook de eerste stad in België waar een mijn werd gesloten, de mijn van Zwartberg. De meest moderne mijn op dat moment, met in 1966 al een eigen videosysteem en filmstudio van waaruit iedere dag videoboodschappen naar het personeel konden worden gestuurd. ‘De reden dat juist deze mijn dicht moest, heeft te maken met de zogenoemde ‘wafelijzerpolitiek’ in België. Op het moment dat Wallonië iets krijgt, krijgt Vlaanderen ook iets. En zodra Wallonië iets moet sluiten, geldt dat ook voor Vlaanderen’, legt Wim Dries uit. In de jaren zestig, op het kantelpunt dat de mijnen niet meer rendabel waren in WestEuropa, besloot de regering mijnen te sluiten. Het ging om één mijn in Vlaanderen met vijfduizend arbeidsplaatsen, en negen mijnen in Wallonië, samen ook gelijk aan vijfduizend arbeidsplaatsen, waar de mijnbouw kleinschaliger en ouder was. De verschillen tussen het beleid van Vlaanderen en Nederland vinden hun oorsprong in deze periode. Bij de mijnsluiting in Genk ontvingen vijfduizend mijnwerkers hun ontslagbrieven tussen Kerst en Nieuwjaar. Geen tactisch moment, met zeer veel onrust, stakingen en uiteindelijk twee doden tot gevolg. Tijdens de onrusten zijn Valère Sclep en Jan Latos door de Rijkswacht doodgeschoten. Deze bijzonder traumatische gebeurtenis voor België en Vlaanderen zorgde ervoor dat de regering besloot de mijn pas te sluiten zodra iedereen een andere job had. Dit werd het ‘akkoord van Zwartberg’ genoemd. Een tweede akkoord bepaalde dat de eerste twintig jaar geen enkele mijn in Vlaanderen zou worden gesloten. Dat is de reden dat de mijnen in Vlaanderen pas vanaf ’87 dichtgingen.
4
Wim Dries: ‘Uiteindelijk heeft de dood van die twee mensen dus geleid tot de reconversie zoals we die kennen vanuit de jaren ’80 en zorgden de akkoorden ervoor dat de Belgische overheid nog twintig jaar lang de verlieslatende mijnen voorzag van de nodige middelen. En inderdaad, toen op 7 oktober 1986 de mijn dichtging, had iedereen een andere job.’ Onder andere bij Ford, die in die periode werd opgestart in Genk, of bij Arcelor Mittal (tegenwoordig Aperam). De mijn van Zwartberg is met de grond gelijk gemaakt, met uitzondering van een villa van de directeur en een paar kleine gebouwen. De overige zes mijnzetels laten een heel ander vervolgverhaal zien, illustreert de burgemeester even verderop in zijn lezing, te beginnen met een virtuele sprong naar 24 september 1987. ‘Het is vandaag bijna vijfentwintig jaar geleden dat uiteindelijk die laatste mijn sloot en we ons de vraag stelden: ‘Wat gaan we doen?’
Schoolachterstand ‘Stelt u zich eens voor dat er in uw stad ineens duizenden arbeidsplaatsen verloren gaan!’ Wim Dries verwoordt de impact die de mijnsluiting voor een stad als Genk heeft gehad. ‘De mijnen vormden een ecosysteem waar we vandaag de dag fier op zijn. Het was een systeem dat volledig werkte zonder burgemeester, zonder veel ambtenaren, een systeem dat van geboorte tot dood werkte. Men bouwde woningen, had vrije tijd en er was plaats voor godsdiensten. De mensen voelden zich warm, geborgen, gingen graag werken. Het was kortom perfect geregeld.’ Genk kende drie migratiegolven. De eerste was die van de Oost-Europeanen terwijl de tweede golf voornamelijk Italiaans was, gevolgd door mensen uit Spanje, Portugal en Griekenland. De derde migratiegolf kwam uit Turkije en Marokko en vormde een grote instroom vanaf 1962. ‘Zo is Genk gegroeid, maar dan stopt de mijnbouw en heb je duizenden plaatsen die je moet opvangen. Heel veel laaggeschoolden. Ook vandaag de dag nog heeft vierenveertig procent van de Genkse kinderen die in het secundair onderwijs zitten, een schoolachterstand van minimaal één jaar.’ Deze achterstand vormt één van de uitdagingen waar de hele voormalige mijnregio in Belgisch-Limburg zich voor geplaatst ziet.
Participatie ‘Stelt u zich eens voor dat mensen met verschillende nationaliteiten en godsdiensten moeten samenleven’, een gedachte waarmee Wim Dries een andere uitdaging van de stad verwoordt. Genk is na 2001, na ‘nine eleven’, achteruitgegaan wat betreft integratie. ‘En dat heeft ermee te maken dat wij in de Westerse wereld onze tolerantie ten opzichte van godsdiensten verloren zijn. Hoewel velen van ons Christelijke roots hebben die juist staan voor ‘verdraagzaamheid en openheid’, kennen wij toch sterke spanningen ten opzichte van de Islam.’
5
‘Met die uitdagingen moet je dan een stad gaan leiden en kijken welke keuze wij maken voor de toekomst.’ Participatie is volgens Wim Dries daarbij het sleutelwoord. ‘De enige oplossing die werkt bij onrust, is tussen de mensen in gaan staan en hen een toekomst bieden. Participatie als burgemeester wil zeggen dat ik op straat ga staan, toegankelijk ben en de mensen aanspreek. Dat geldt ook voor onze politie. Het is de keten die belangrijk is, niet één element in die keten.’ Jef Gabriels, de voorganger van Wim Dries die drieëntwintig jaar burgemeester was van Genk, stond aan het begin van die participatie. ‘Dankzij hem is toen de klik gemaakt naar de buurtwerkers, naar mensen in de straat die zagen dat het beleid open staat voor discussie en participatie. We kunnen hierin nog veel leren, maar dat is uiteindelijk wel hoe het is begonnen’, vertelt de burgemeester.
Wonen en werk als prioriteit Wim Dries: ‘In de eerste tien jaar na de sluiting kozen we bewust voor wonen en werk als prioriteit. We kunnen er grote theorieën op nahouden, over participatie en cultuurontwikkeling, maar we hebben uiteindelijk pas tijd voor cultuur als we werk en eten hebben.’ Na de mijnsluiting was men bang voor het spookbeeld dat Genk een spookstad zou worden met veel verwaarlozing en leegstand. ‘We hebben echter zwaar geïnvesteerd in het openbaar domein. Tuinwijken en alle oude mijnwijken werden opgeknapt, nieuwe straten en riolering gelegd, gezorgd voor degelijke arbeidsplaatsen en er werd logistiek aangetrokken.’ Genk investeerde in laaggeschoolde arbeid. Cijfers laten zien dat de stad deze doelstelling vrij goed heeft waargemaakt. In ’87 bestond er nog geen VDAB, Vlaamse Dienst voor Arbeidsbemiddeling. Later wel, en Genk is hier pionier in geweest. De stad trok veel Europees geld naar zich toe dat onder meer werd gebruikt om (beroeps)opleidingen te organiseren. Uiteindelijk ontstond daaruit de VDAB, een gevolg dus van de sluiting van de mijnen. Ford groeide exponentieel tot 1994 met op zijn top veertienduizend arbeidsplaatsen. Tegenwoordig teruggebracht tot vierduizend vijfhonderd arbeidsplaatsen. ‘Daarmee hebben we eigenlijk een soort tweede mijnsluiting gehad tussen 1995 en vandaag. Al gaat dat uiteraard minder opgemerkt wanneer zo’n autobedrijf jaar na jaar saneert’, legt Wim Dries uit. De terreinen van de oude mijn werden gebruikt ten behoeve van logistiek. Zo werken er tegenwoordig drieduizend mensen in de logistiek in Genk.
Van zwart naar blauwwit Hét succesverhaal van Genk? Dat is voetbal, vertelt een enthousiaste burgervader. ‘Genk had twee mijnclubs, Waterschei en Winterslag. De grootste en waarschijnlijk beste
6
beslissing in Genk op gebied van cohesie, participatie, is de fusie van beide clubs tot KRC Genk. Een moeilijk proces, want de Waterschei en Winterslag supporters gingen hier natuurlijk niet mee akkoord. Toch kwam er uiteindelijk een compromis: de gefuseerde club bleef spelen met het stamnummer van Winterslag, maar in het stadion van Waterschei. Compromis à la Belge, werkt altijd’, aldus Wim Dries, die vervolgens een sprong in de tijd maakt: ‘KRC Genk bestaat nu vijfentwintig jaar, en in die periode zijn we erin geslaagd een ploeg neer te zetten die nu in de top meedraait in Vlaanderen. Ook spelen we al een aantal jaren Europees voetbal, een goed uithangbord voor Genk.’ Ook voor de inwoners zelf is KRC Genk belangrijk. ‘Voetbal houdt ontzettend veel mensen bij elkaar. Bij het kampioenschap dat we vorig jaar hebben gehaald, vertelde ik tijdens mijn openingspeech op het plein: ‘Vroeger in de mijn was iedereen zwart, vandaag is iedereen blauwwit.’ Want dat is wat je nodig hebt om een stad te leiden, cohesie en fierheid bij je inwoners. Heb je dat niet, dan kun je wel over werk en woning beschikken, maar vertrouw je niet meer in je stad en wil je er niet blijven.’
Zes stadsprojecten Na de eerste jaren na de mijnsluiting waarin Genk wonen en werk prioriteerde, brak een nieuwe periode aan, rond de jaren ’90. Wim Dries: ‘We vroegen ons af, wat willen we nu nog meer? Waar willen we met Genk naartoe? Willen we de rol van centrumstad in Vlaanderen op ons nemen? Uiteindelijk kozen we ervoor een aantal stadsprojecten te ontwikkelen.’ ‘In die tijd stond Genk bekend als een multiculturele stad met zijn positieve en negatieve kanten. Als een shopping stad, een sportstad, groene stad en industriestad. Maar een ziel, een hart, een visie naar de toekomst, alhoewel die wel duidelijk waren, waren niet bekend. We hebben toen het product, de stad Genk, in eerste instantie geladen met infrastructuurprojecten die nu bijna allemaal voltooid zijn. Deze infrastructuurprojecten zetten we niet als losse flodders neer, maar we hebben er ruimtelijk en inhoudelijk over nagedacht met de vraag ‘waar willen we naar toe met de stad?’ in ons achterhoofd. Zo hebben we uiteindelijk begin jaren 2000 zes stadsprojecten gedefinieerd om ervoor te zorgen dat de stad een betere invulling krijgt.’
Het stadscentrum: eerste stadsproject ‘Het eerste dat we aanpakten, was het stadscentrum. Dit centrum is niet historisch. In de jaren zestig, toen we dachten dat Genk het metropool zou worden van die honderdtwintigduizend inwoners, hebben we in het stadscentrum grote betonnen wegen gelegd en hoogbouw geplaatst. Hoewel er studies zijn om te bewijzen dat het de juiste beslissingen waren, waren ze toch fout’, weet Wim Dries. ‘We besloten het stadscentrum op te waarderen, het op een schaal te brengen dat het gezellig werd. Geen oude historische stad bouwen want dat zijn we niet. We zijn een moderne, jonge stad met jonge inwoners, dus we gebruikten jonge architectuur. We
7
slaagden erin ons centrum volledig te vernieuwen met openbare gebouwen, veel winkels en een aantal woningen. Het is een heel klein centrum, want uiteindelijk zijn we maar een kleine stad. Ook zijn pleinfuncties gecreëerd met daaromheen winkels, woningen en dergelijke.’ Een project dat is geslaagd, aldus een tevreden burgemeester. ‘De Oost-West verbinding in ons centrum is gerealiseerd en er is begonnen aan een groot shoppingcenter.’ Om de industriële activiteiten om te kunnen zetten naar meer tertiaire en quartaire diensten, is Genk gestart met het uitbouwen van een dienstenzone. In de laatste twee jaar werd vijfentwintigduizend vierkante meter kantoorruimte gebouwd die inmiddels volledig in gebruik is. ‘We zijn erin geslaagd de laatste vijf à tien jaar, en zelfs in een economische crisis, toch behoorlijk wat investeringen te realiseren. En dan heb ik het over het stadcentrum. We moeten een hart creëren en ervoor zorgen dat de aantrekking behouden blijft, zodat ook mensen van buiten Genk naar hier komen. Hopelijk niet alleen om te winkelen, maar eventueel ook om hier te komen wonen.’
C-mine: het tweede stadsproject Op negenhonderd meter in vogelvlucht van het stadscentrum ligt C-mine, het cultuurcentrum van Genk en voormalige mijnzetel van Winterslag. Het plan was om Cmine en het stadscentrum met elkaar te verbinden. Geen eenvoudig plan, zodat die verbinding er vandaag de dag nog steeds niet is. ‘We hebben wel geopteerd naar woonprojecten, naar verdichtingen om die twee polen bij elkaar te brengen zodat we onze kernstad vergroten en meer ‘body’ geven. C-mine moet complementair zijn ten opzichte van het stadscentrum. Geen shoppingcentrum, want dat zou concurrentie betekenen voor het stadscentrum, maar we denken aan complementaire functies, gecombineerd met wonen.’ Genk kocht dit mijngebied in 2001. C-mine is een clusterproject, gestoeld op vier pijlers die een toegevoegde waarde hebben in het ‘optillen’ van de stad Genk. Wim Dries: ‘Vandaar dat die Mad Faculty, hoger kunstonderwijs, master bachelor opleidingen met vijfhonderd studenten in design, productdesign, film, fotografie, zo belangrijk voor ons zijn. Creatieve beroepen die we absoluut in Genk wilden houden. Toen de school aangaf te willen verhuizen uit Genk, hebben we dit kunnen tegenhouden door voor hen een heel mooi project te bouwen: C-mine.’ Genk heeft veel kleine, goede ondernemingen die vandaag de dag bikkelhard werken om het hoofd boven water te houden. Wim Dries: ‘C-mine is een project met mooie voorbeelden van creatieve bedrijven. Met dat project willen we de kiem leggen voor creativiteit die uitzwermt over heel Belgisch-Limburg en zich hopelijk ook af en toe uitbreidt tot in Nederlands-Limburg. Cultuur is belangrijk om creativiteit en saamhorigheid te kunnen beleven. Daarom hebben we sterk ingezet op een cultuurcentrum. Hier worden creativiteit en vernieuwende dingen gepresenteerd. Ook is er een recreatief aanbod van cinema, cafés, toerisme en een restaurant.’
8
‘We ontwierpen C-mine omdat we geloven dat die crossovers tussen cultuur en industrie, toerisme en industrie, maar ook tussen creatieve bedrijven en andere maakindustrie, elkaar moeten bestuiven. Daar draait C-mine om, het creëren van crossovers tussen die verschillende sectoren. We doen dat op verschillende manieren zoals tentoonstellingen, theaterproducties, lezingen, door mensen bij elkaar te brengen, door ontwerpers in een bedrijf te zetten en noem maar op. Zo proberen we die crossovers te genereren omdat die voor het verschil kunnen zorgen in West-Europa. Want u weet, een ander woord voor creativiteit is durf’, benadrukt Wim Dries.
Thor Park Waterschei: het derde stadsproject Thor Park, bij het oude mijngebouw van Waterschei, is honderd hectare groot en klaar om ontwikkeld te worden tot een duurzaam bedrijventerrein/‘wetenschapspark’. ‘Ten opzichte van het stadcentrum waar we alles mee regisseerden, zijn we hier meer een ondernemer. De laatste twee jaar hebben we vijf vennootschappen opgericht waarin we als stad participeren. Voor ons is het heel belangrijk dat we hier een mooi Europees project naar toe hebben kunnen trekken, ‘EnergyVille’. De burgemeester vervolgt: ‘Hoewel in Vlaanderen, en misschien ook in Nederland, versnippering vaak een probleem is, denk ik dat natuurlijk samenwerken de enige mogelijkheid is om voldoende input te kunnen geven. Zo constateerden de universiteit Leuven, Imec (een onderzoeksinstituut) en Vito (Vlaams instituut voor technologisch onderzoek) vier jaar geleden dat ze niet meer meespelen in Europa als het gaat om energieonderzoek. Daarop besloten ze een andere keuze te maken en een nieuw gebouw neer te zetten. Dit gebouw, ‘EnergyVille’, komt op het mijnterrein van Waterschei. ‘EnergyVille’ wil een onderzoeksinstelling worden, waar mensen van vier locaties bij elkaar worden gebracht op één locatie. Tweehonderd onderzoekers gaan daar werken rond ‘Smart city’s. In 2009 kreeg het instituut de erkenning als European institute of technology.’ Voorzitter Europese Commissie Barroso heeft drie Europese instituten gelanceerd, rond energie, life science en ICT. Consortiums mochten intekenen. KU Leuven is betrokken bij het eerste consortium, dat na toewijzing op vijf locaties in Europa wordt uitgebouwd. Naast één grote plaats zijn er vier satellieten, met Genk als één van die satellieten in dat project. ‘Genk is gebouwd op het zwarte goud en nu kiezen we voor het groene goud. Zoals de hernieuwbare energie, de ‘Green city’s’. Deze worden gevestigd naast het mooie hoofdgebouw, dat wordt omgevormd tot kloppend hart van het terrein’, aldus een trotse burgemeester.
LO 2020: het vierde stadsproject LO 2020 is het vierde stadsproject van Genk. Na de komst van de Ford fabrieken en de roestvrij staal fabriek, werd besloten huizen te bouwen voor de mensen die daar werkten. Het idee was om Sledderlo, een wijk in Genk, te laten uitgroeien tot een satelliet stad van
9
vijfentwintigduizend inwoners. Er werd onmiddellijk gestart met de bouw van duizend sociale woningen. Tegenwoordig zijn veel inspanningen gedaan om Sledderlo weer leefbaar te maken. In dit gehucht staan 800 sociale woningen die altijd een probleem hebben gevormd. Inmiddels zijn al zo’n 40 woningen afgebroken en is begonnen met het bouwen van nieuwe huizen. Verder zal er nog een 100 hectare woon uitbreidingsgebied worden ontwikkeld. Geen sociale woningbouw maar een aantal wijken om een betere mix te krijgen, de wijk nieuw leven in te blazen en meer een verbinding met Genk te kunnen krijgen. In Sledderlo is vandaag de dag 90% van Turkse origine en het werkloosheidscijfer is het hoogst van Vlaanderen en omstreken. ‘Een wijk dus waar we economisch moeten investeren’, aldus Wim Dries.
De Welzijnscampus: het vijfde stadsproject Eén van de uitdagingen van Genk is het investeren in welzijn en zorg. Daartoe heeft de stad een welzijnscampus waar diensten bij elkaar worden gebracht en er crossovers zijn tussen bijvoorbeeld de thuiszorg en zorg in de woonzorgcentra. ‘We proberen een aantal actoren in dat welzijnslandschap met elkaar te laten werken met als doel een goed welzijnsbeleid. Mensen moeten zich geborgen voelen.’
Zorgcampus ZOL: het zesde stadsproject Het ziekenhuis Oost-Limburg is één van de grootste niet-universitaire ziekenhuizen in België met een kleine 1000 bedden. ‘Het is één van onze paradepaardjes, dat niet alleen goede zorg biedt aan mensen maar bijvoorbeeld ook via C-mine dokters probeert te bewegen tot spin-offs.’ Ook hier worden weer crossovers toegepast, legt Wim Dries uit. ‘Het ziekenhuis heeft 270 specialisten, allemaal ondernemers. Onze business develop managers praten regelmatig met deze specialisten om te kijken naar mogelijkheden, het starten van nieuwe zaken. Ook dat is ontzettend belangrijk.’
‘Iedereen Genkt’ Aan het slot van zijn lezing toont Wim Dries de nieuwe slogan van zijn stad: ‘Iedereen Genkt’. Een verwijzing naar het saamhorigheidsgevoel waar de stad naartoe wil. ‘We moeten ervoor zorgen dat we samen, ongeacht onze afkomst, onze stad gaan bouwen.’ Een beleid waar de burgemeester in gelooft, ook al loopt hij nog iedere dag tegen problemen aan. ‘Diversiteit is een troef. Iedereen heeft talenten en we proberen de verbondenheid tussen onze mensen verder te ontwikkelen. Ik ben ervan overtuigd dat dit helpt onze stad verder te laten groeien.’
10
Moet een stad blijven groeien? De burgemeester eindigt met drie interessante vraagstukken. De eerste, ‘Moet een stad blijven groeien?’, is niet eenvoudig te beantwoorden. ‘Veel mensen zeggen, laat het zoals het nu is. Ik denk echter dat stilstaan uiteindelijk niet goed is. We groeien heel langzaam en dat is niet zo’n probleem. Hasselt groeit bijvoorbeeld snel, zo’n 1000 à 1500 mensen per jaar en dat verwerken, is minder gemakkelijk.’
Hoe omgaan met ruimtegebrek? Ook de discussie ‘Hoe omgaan met het ruimtegebrek?’ is een belangrijke voor Genk. Er is in de stad sprake van gezinsverdunning. Om het huidige aantal van vijfenzestigduizend inwoners te huisvesten, heeft Genk vijfentwintigduizend woningen. ‘Als die gezinsverdunning verder gaat, moeten we in Genk drieduizend driehonderd woningen bijbouwen. We moeten dan echter verdichten en u weet dat wij in Vlaanderen graag op grote percelen leven. We zitten in Genk aan een dichtheid van zeven woningen per hectare. Dat kan nog een stukje hoger, maar als ik ergens kom en vertel dat er 15 woningen per hectare komen, dan zorgt dat natuurlijk voor onrust in die wijk.’ De vraag hoe om te gaan met ruimtegebrek is kortom een grote uitdaging voor de stad.
Moet je krimp tegengaan door buitenlandse migratie? De derde en laatste vraag, ‘Moet je krimp tegengaan door buitenlandse migratie?’, is een actuele discussie in België, waar de komende twintig jaar veel mensen met pensioen gaan. ‘Het binnenhalen van mensen om bij ons te werken, is een trend die nu al zichtbaar is. In de bouw in België is 90% van Poolse, Bulgaarse, Spaanse of Portugese afkomst. Ook zijn inmiddels de eerste verpleegsters en verplegers uit Spanje naar Vlaanderen gehaald om de knelpuntberoepen in te vullen. Als iedereen met pensioen gaat en alle werklozen krijgen werk, dan nog hebben we honderdvijftigduizend mensen te kort om de welvaart op het huidige niveau te houden’, verzekert Wim Dries. ‘Buitenlandse migratie is een moeilijk thema. Het zorgt in Genk al jaren voor wat groei, maar volgens mij gaat die discussie de komende jaren weer volop opleven en zullen we moeten kijken hoe daarmee om te gaan, willen we de welvaart behouden en onze pensioenen betaalbaar.’ De burgemeester besluit zijn lezing met een uitnodiging aan alle toehoorders. ‘Ik nodig u van harte uit in Genk om te komen genieten van de vele mooie dingen, en vooral van de warme gastvrijheid van onze Genkenaren.’
11