Het GROOTSE verkleind maquettes van historische buitenplaatsen in hun landschappelijke context
Toelichting tentoonstelling Beeckestijn Michiel Veldkamp
De maquettes zijn zeer kwetsbaar: niet aanraken en denk aan uw tas
Uit: De Buitenplaats en het Nederlandse landschap, M. Laméris red., WBooks, 2012, bron: J. Rienks, M. Pouderoijen, ir. J. Wiers, ir G. Verschuure, TU Delft, 2008
Welkom op Beeckestijn Beeckestijn ontstond als een eenvoudige hofstede, gelegen aan een duinbeek. In de 17e en 18e eeuw bouwden Amsterdamse kooplieden en regenten het uit tot wat het nu is: de parel van zegepralend Kennemerland. Het buiten diende als zomerverblijf, in mei werd de huisraad per schip over het Wijkermeer overgebracht. De heer des huizes volgde enkele weken later per trekschuit of koets. Vanwege de verschillende tuinstijlen die hier te zien zijn, is op Beeckestijn vanaf juni 2011 het Podium voor Tuin en Landschaps Cultuur gevestigd. Het stukwerk in de hal is van Amsterdamse beeldhouwer en stuckunstenaar Ignatius van Logteren, één van de meest gevraagde decoratieve kunstenaars van zijn tijd. Op de banners leest u over buitenplaatsen en hun voorkomen in Nederland. Van de misschien wel 6000 landgoederen en buitenplaatsen die er ooit waren, zijn er nog zo’n 550 over. De buitenplaatsen werden verkocht omdat er geen erfopvolging was, het onderhoud te duur of simpelweg omdat ze uit de mode waren. Winstbejag –men was in het eind van de 19e eeuw pragmatischer dan tegenwoordig- maakte dat ze verkocht werden als bollengrond of villapark. Tegenwoordig zijn de meeste buitenplaatsen beschermd monument. Niet alle van de onderaan op de poster vermelde maquettes zijn aanwezig op de tentoonstelling. Het is een selectie. Entrée, madames et messieurs.
Buitenplaatsen en landschap (zaal links) In deze ruimte ziet u maquettes van buitenplaatsen, geordend volgens de kaart van Nederland: linksvoor Zeeland, rechtsachter Friesland. Elke maquette vertegenwoordigt het landschap waar het in staat. We streven niet naar volledigheid. De maquettes zijn ons belangeloos door de eigenaren ter beschikking gesteld en met deze maquettes vertellen wij u ons verhaal over buitens, landschap en tuinkunst. De kaart op de linkerpagina toont de verspreiding van buitenplaatsen in relatie tot de bodem van ons land. U ziet concentraties van buitenplaatsen op de overgangen tussen verschillende landschapstypen, op de overgangen van hoog en droog naar laag en nat, op de strandwallen achter de duinen, op de randen van de Utrechtse Heuvelrug en de zoom van de Veluwe. En verder linten langse langs de rivieren Rijn, IJssel, Maas en vooral langs de Vecht in Utrecht. Daar ziet het zwart. In het noorden en oosten daarentegen liggen de buitenplaatsen meer verspreid, niet gekoppeld aan het landschap naar aan de verbindingswegen. De bestuurlijke verhoudingen bepaalde de grootte van de landgoederen. Elke graaf, drost of landjonker z’n eigen plek. Dat was op Walcheren en rond Amsterdam anders: je kon bij wijze van spreken geen klokhuis over de geschoren haag gooien. Het was dringen en marktwerking. Langs het voormalige Wijkermeer stonden de buitens twee rijen dik, maar daarover straks meer.
Ter Hooge - binnenduinrand Walcheren
De groei van de welvaart als gevolg van de dependance van de VOC in Middelburg en de val van Antwerpen (1585) kon de elite van Middelburg en Vlissingen ongeveer 270 fraaie buitenhuizen laten bouwen op het platteland van Walcheren. De bijbehorende tuinen en de bloeiende meidoornheggen maakten dat het eiland spoedig ‘de Tuin van Zeeland’ wordt genoemd. Typerend voor de buitenhuizen van de Zeeuwse patriciërs zijn de torens. Waarschijnlijk dienden deze torens om over het eiland en vooral over de zee uit te kunnen kijken. Het hoogtepunt van de bouw van Walcherse buitenhuizen valt eind 17e en begin 18e eeuw. Ter Hooge maakt deel uit van een groep buitenplaatsen die op een oude kreekrug langs de westelijke uitvalsweg van Middelburg ligt.
Kasteel Oud Poelgeest - binnenduinrand en monding van de Kromme Rijn
(Oegstgeest) Kasteel Oud-Poelgeest is gelegen ten noordwesten van Leiden. Het kasteel ontstond kort na 1300 als een versterkt huis in een gebied ‘omzoomd door moerassen en poelen’. Het kasteel ligt op een landgoed van ruim 10 hectare met loofbos, een vijver en waterlopen waar ook een koetshuis uit de 19e eeuw, een kapel, een tuinmanswoning en een waterput te vinden zijn. Het kasteel is rond 1640 opgebouwd in zijn huidige
vorm en heeft vele eigenaren gekend. De bekendste was de Leidse professor en medicus Herman Boerhaave rond 1725. Hij plantte veel bijzondere bomen, zodat het eerste arboretum van ontstond en legde er een medicinale kruidentuin aan. De uivormige torens dateren van de negentiende eeuw (linker maquette). Op het landgoed is nu een congreshotel gevestigd. Het voormalige koetshuis heeft nu slaapvertrekken (rechter maquette).
Meerssenhoven - Maasdal (Itteren)
Deze maquette van buitenplaats Meerssenhoven bij Maastricht is speciaal voor deze tentoonstelling gemaakt. De gebouwen zijn heel gedetailleerd uitgevoerd in lindehout. Ook is de plattegrond van de formele tuin te ontdekken. Maar het model laat méér dan alleen de zichtbare werkelijkheid zien. Er wordt ook een verhaal mee verteld. Het verhaal van de buitenplaats die omstreeks 1744 vorm kreeg op een bijzondere plek, daar waar de dal van de Maas overgaat in la grande plaine hollandaise, de grote Hollandse laagvlakte. Het huis Meerssenhoven is op het noorden gericht en kijkt daardoor als het ware uit op dat vlakke Nederland. Dat ‘uitzicht’ is in de maquette zichtbaar gemaakt met vloeiende en rechte, abstracte lijnen. Ook de Franse titel On regarde les lignes droites de la grande plaine hollandaise (men kijkt naar de rechte lijnen van de grote Hollandse laagvlakte) vertelt erover. Op de rand van de tuin stond een theekoepel; alle lanen van de tuin eindigden bij deze theekoepel, zoals de lanen van Beeckestijn bij elkaar komen bij de centrale vijver.
Maquettes Het gebruik van maquettes gaat terug tot de bouwkunst van de vroege Italiaanse Renaissance. Ondanks digitale technieken maken architecten nog steeds gebruik van -eenvoudige- maquettes om snel inzicht te krijgen in het effect van bouwvolumes (werkmaquettes). Het zijn veelal opdrachtgevers die uitgewerkte maquettes en gedetailleerde (presentatiemaquettes) laten vervaardigen. De maquettes op deze tentoonstelling verschillen van herkomst en gebruik. Veel werden door liefhebbers van buitenplaatsen vervaardigd. 1:75 is een veel gebruikte schaal voor de maquettes. Sommige maquettes zijn eerder kunstwerken dan ambachtelijke werkstukken. Toch zijn er in Nederland maar heel weinig professionele kunstenaars die de maquette een centrale rol in hun werk geven. Paul Tieman uit Maastricht, de maker van het kleine Meerssenhoven, is zo’n kunstenaar. Hij is een miniaturist en werkt op klein formaat. Voor zijn werk gebruikt hij eeuwenoude technieken die met moderne, soms zelf vervaardigde gereedschappen worden toegepast.
Kasteel Amerongen – langs de Rijn
Het kasteel ligt in de uiterwaarden van de Nederijn. Door de positie tussen rivier en Heuvelrug kon men zowel de scheepvaart als het verkeer, dat gebruikmaakte van de verbindingsweg onder aan de heuvelrug, controleren. In het Rampjaar (1672) waarin de Fransen brandstichtend en plunderend door de Nederlanden trokken werd het kasteel met de grond gelijk gemaakt. Desondanks besloten de toenmalige eigenaren vrijwel direct tot de herbouw in de vorm van een imposant en statig huis, in de stijl van het Hollands classicisme. Bijzonder aan het kasteel is de dubbele toegangsbrug. De bovenbrug was tot 1977 alleen voor bezoekers van de eigenaar en de eigenaar zelf. Via de bovenbrug kwam men meteen in de statige hal; de onderbrug was voor het personeel en het gewone volk. Deze brug leidt naar de kelders van het kasteel, hier bevinden zich de keukens, provisiekamers en de personeelsruimten. In 1918 kreeg de laatste Duitse keizer Wilhelm II onderdak op kasteel Amerongen nadat hij Duitsland ontvlucht was. Hij bleef er twee jaar en verhuisde daarna naar Huis Doorn.
Boom en Bosch – Vecht (Breukelen) In 1673 laat regent Abraham Boddens een hofstede bouwen in Breukelen. Het gebouw werd een statig, representatief buitenhuis. Hoewel de voorgevel op de Vecht (dat was destijds de voornaamste zijde omdat het meeste verkeer over water ging) gericht was, wilde Boddens graag dat het huis ook vanaf de Straatweg het bekijken waard was en liet de achtergevel een gelijkwaardig aanzien geven. Begin 18e eeuw wordt Theodorus Boendermaker de nieuwe eigenaar. Door hem werden grote en rijke verfraaiingen aan het huis en de tuin aangebracht. Doordat hij veel door Europa reisde, wist hij wat in de mode was op het gebied van bouwkunst en de tuinarchitectuur. Wat hij gezien had, liet hij toepassen op Boom en Bosch. Er werden twee zijvleugels aan het gebouw toegevoegd en de tuin werd omgezet in een tuin in de Franse geometrische stijl. Deze bestond uit halfcirkelvormige geschoren hagen, terrassen, een vijver met een fontein en levensgrote beelden, gemaakt door Iganatius van Logteren (zie hal Beeckestijn). In 1984 werd Boom en Bosch volledig gerestaureerd. Als voorbeeld voor de restauratie keek men naar een litho van P.J. Lutgers uit de eerste helft van de 19e eeuw. De restanten van de noordelijke zijgevel werden gesloopt en twee nieuwe vleugels kwamen ervoor in de plaats, even hoog als het hoofdgebouw zoals te zien is op de maquette. De tuin werd aan de Vechtzijde weer terug gebracht in zijn 18e eeuwse Franse stijl. Aan de voorzijde van het huis is het aanwezige park in Engelse landschapsstijl behouden gebleven (Merkt u het verschil in aanduiding in voor- en achterzijde? De Vecht is niet langer de belangrijkste zijde).
Kasteel Sypestein - overgang van veen naar zand (Nieuw-Loosdrecht)
Onze meest bekende landgoederenzone is die van ’s-Graveland. De landgoederenzone van ’s-Graveland ontstond door een ontginning loodrecht op de ’s-Gravelandse vaart. Kavels werden uitgeven voor ontzanding. Voor de uitbreiding van Amsterdam was immers veel zand nodig en dat kwam hier aan de oppervlakte. Een dergelijke ontginning noemt men een zanderij. Op deze kavels was het verplicht een boerderij te bouwen. De eigenaren van de kavels gingen vervolgens s zomers op de boerderijen wonen waar ze hun eigen ruimte hadden en geleidelijk werden permanente huizen gebouwd naar voorbeeld van Amsterdamse grachtenpanden, maar dan meestal een verdieping lager en breder. Kasteel Sypestijn (spreek uit ‘Siepestein’, de oude naam voor Loosdrecht) is van veel jongere datum en niet ontstaan als zanderij, het is een ‘retro’ kasteel. In 1912 liet de laatste mannelijke telg uit het geslacht van Sypestijn het huidige kasteel bouwen op de plaats van de –vermeende- locatie van het slot van de stamouders. Voor het kasteel werden zoveel mogelijk oude bouwmaterialen en architectuurfragmenten gebruikt. Het kasteel is een museum en heeft een aangename siertuin en een mooi bos met uitzichten op het veenlandschap van de Ster van Loosdrecht.
Vredenburgh – droogmakerij Beemster
De Beemster was in de zeventiende en achttiende eeuw wijd en zijd beroemd om zijn prachtige buitenplaatsen. Binnen- en buitenlandse bezoekers waren zeer onder de indruk van de schoonheid en het vernuft van dit staaltje technisch kunnen en Hollandse ondernemingslust. Helaas bleef er van al die vele statige landhuizen vrijwel niets over. Ook de beroemdste buitenplaats van de Beemster, Vredenburgh, is verdwenen, ze lag in de zuidoosthoek, aan de Zuiderweg. De maquette is een reconstructie van het hoofdgebouw uit 1642. Het ideaal van het leven op een landgoed past in de geest van de Renaissance. Het idee van de villa rustica, waar commoditas (gerieflijkheid), sanitas (welzijn), bellezza (schoonheid) en bovenal magnificenza (status) waaide vanuit Italië over naar het noor
den. De in de handel rijk geworden bovenlaag kon zo uiting geven aan zijn status. Daarbij werd wel gelet op de combinatie van otium (de vrije tijd) met negotium (belegging): het bezit van een landgoed wel wat moest opleveren. De Hollandse buitenplaatsen waren grotendeels zelfvoorzienend: de producten van de moestuin, oranjerie, kassen en weilanden waren alleen voor eigen gebruik maar werden ook naar de markt gebracht. Daarom stonden op de meeste landgoederen in de Beemster ook (stolp)boerderijen, waar een pachtboer huisde. De strakke, geometrische indeling van de Beemster paste goed in de heersende mode voor tuinontwerpen, de Franse stijl. Als in de loop van de achttiende eeuw de meer romantische Engelse stijl in zwang komt, met slingerende paden, hoogteverschillen en doorkijkjes, raakt de Beemster uit de gratie. De landgoederen worden in de loop van de 19 eeuw opgeheven.
Watergraafsmeer en Frankendael – droogmakerij (Amsterdam)
In 1629 ontstond de polder Watergraafsmeer door het droogmalen van de Diemermeer. U ziet de molendriegang op de maquette. De verkaveling is kenmerkend voor de 17e eeuw. Het is een kruisvorm met rechthoekige kavels in het midden en aan de aan de randen driehoekige stukken land. In de 17e en 18e eeuw hadden welgestelde burgers uit Amsterdam buitenverblijven in de Watergraafsmeer, waarvan Huize Frankendael (gebouwd rond 1650) nog als enige overgebleven is. Alleen al op de Middenweg stonden ca. 60 van dit soort buitenhuizen. Frankendael werd in 2008 gerenoveerd en de tuinen werden heringericht. De tuinen van Frankendael werden in 2008 heringericht. Op de vogelvluchttekening van het schetsontwerp (Buro Sant en Co) is de polderverkavelling goed te zien met links voor Huis Frankendael.
Albadastins – stinsen (Poppingawier, Friesland)
Een stins is een voormalige burcht of landhuis in de provincie Friesland. Het Friese woord stins betekent steenhuis. Oorspronkelijk werd de benaming stins alleen gebruikt voor de stenen wachttorens die bij de vaak houten state stond. De eerste stinzen verrezen in de twaalfde eeuw, toen steen voor het eerst in Fryslân als bouwmateriaal werd gebruikt. Het dure bouwmateriaal was alleen betaalbaar voor de maatschappelijke bovenlaag, gevormd door de adel. Die kon zich in roerige tijden in de stinzen terugtrekken. Veel stinzen zijn in de zestiende eeuw afgebroken toen ze, door de uitvinding van het buskruit, hun functie van verdedigingsbouwwerk hadden verloren. Soms zijn ze daarna opgenomen in de nieuw gebouwde meer comfortabele woonhuizen, de staten. Daarvan telde Fryslân enkele honderden. Er is maar een klein aantal bewaard gebleven. De meeste staten zijn in de tweede helft van de achttiende eeuw en in de negentiende eeuw gesloopt. Het woord stinse wordt gebruikt in de Nederlandse benaming voor een groep planten die alleen voorkomt op oude landgoederen, boerenhoven, pastorietuinen, voormalige stadswallen en dergelijke (stinseplanten). Het zijn in de regel voorjaarsbloeiers met opvallende bloemen. Deze planten zijn lang geleden van buiten Nederland aangevoerd en aangeplant om te verwilderen en hebben weten stand te houden zoals de krokus. De Albadastins was een zgn. zaalstins. Het was een stenen verdedigbaar gebouw op een verhoging omgeven door een gracht.
Vijversburg - Tytsjerk (Friesland)
In de zeventiende eeuw werd op het terrein van het buiten Toutenburg een tweede huis gebouwd, Vijversburg. In 1808 werd dit buiten aangekocht door de gefortuneerde familie Looxma uit Leeuwarden. In het koopcontract werd een beeld geschetst van een voorname state met een tuin in formele stijl.
Twintig jaar later trouwde hun dochter Baudina met Nicolaas Ypeij, het echtpaar ging het buiten bewonen. Vanaf deze tijd verbouwde en vergrootte Nicolaas Ypeij in diverse fasen het huis en de tuin. Ypeij behoorde in die tijd tot de voornaamste (en rijkste) personen in Friesland. Hij bezat enorme oppervlakten grond in de nabijgelegen dorpen. Het huis en de tuin werden in verschillende fasen verbouwd en aangepast aan de moderne opvattingen. Het is dan niet verassend dat veel belangrijke tuinarchitecten werkzaam waren aan het park. Zeker is dat vader en zoon Vlaskamp en Lucas Roodbaard hier hebben gewerkt. Van Roodbaard (1782 -1851) is een ongedateerde ontwerptekening bewaard gebleven voor het gedeelte van de tuin tussen het huis en het zomerhuis. Het ontwerp toont een forse vijverpartij, op de plaats waar, in de formele aanleg een rechthoekige vijver lag. De aanleg van dit deel van het park dateert vermoedelijk uit 1843. Het terrein bevat verder kluizenaarshut, een tuinhuis, een grot, volière en een rotstuin. De houten Belvedère dateert van voor 1877. Dit deel van het park is vermoedelijk ontworpen door Gerrit Vlaskamp. Momenteel bevat Vijversberg een centrum voor moderne beeldende kunst en is er een uitbreiding van de tuinen voorzien in de vorm van een ‘dwaalster’, ontworpen door LOLA landscape architects uit Rotterdam. De maquette fungeerde als speelhuis voor kinderen en werd bij deze inventarisatie op zolder teruggevonden.
De buitenplaatsen van Kennemerland en Wijkermeer
Nieuwe Kaart van ‘t Baljuwschap Kennemerland, omstreeks 1720. In het begin van de 18e eeuw werden de buitens groter en nam hun aantal toe.
IHet boek ‘Verloren Uitzicht,’ (uitgegeven bij de Prom in 2002 onder redactie van J. van de Geest en R. Sierksma) geeft een boeiend beeld van een stuk Hollands Arcadië dat opgeofferd werd aan de vooruitgang. Het Wijkermeer werd ingepolderd bij aanleg van het Noordzeekanaal en het uitzicht, een vestigingsfactor voor de buitens was niet meer.
Situatie rond 1720: de beken vormen een vestigingsplaats voor de buitens en werden langzaam maar zeker in de tuinen opgenomen Situatie rond 1850
Bron S. van Assen, S. Wierda in Verloren Uitzicht, vd. Geest red., 2002 Oost-west doorsnede van de buitens aan het Wijkermeer. Sommige liggen hoger -dichter tegen de duinen- dan andere.
Bron S. van Assen, S. Wierda in Verloren Uitzicht, v d. Geest red., 2002
In hun bijdrage ‘Een volle tribune’ geven Sandra van Assen en Sjoerd Wierda, onderzoekers aan de TU Delft, een analyse van de bebouwingsontwikkeling van de westelijke oever van de Wijkermeer. In eerste instantie zijn de duinbeken structurerend voor de landgoedontwikkeling: daar waar water is, is leven. In een volgende fase worden de duinbeken omgevormd en onderdeel van de uitbreidende landgoederen. In de volgende fase wordt een tweede rij buitens aangelegd, hoger in het duingebied die over de eerste rij heen kijken. Inderdaad een volle tribune. De aanwezige maquettes van de buitenplaatsen van Kennemerland waren buitens van de tweede rij. Er is geen visuele relatie met het Wijkermeer, men ontwikkelt vanuit lokale vestigingsfactoren en lift mee op de trend van landgoederen. Huis te Spijk vormt een uitzondering door zijn vooruitgeschoven positie vlak bij het meer.
Spaarnberg – binnenduinrand (Santpoort)
De buitenplaats Spaarnberg is ontstaan uit een blekerij die in 1595 werd gesticht door Hans Huijbertszoon Trompetter. De blekerij lag aan de rand van de Leckpolder, nu de Veenen genoemd, aan de voet van de Moolenduinen. De Moolenduinen ontleende hun naam aan de molen de Zandhaas bij Santpoort. De Leckpolder ontleende zijn naam aan het feit dat de welsloten en beken het welwater uit de Moolenduinen afvoerden naar de sloten in de Leckpolder. Het water lekte als het ware uit de duinen de polder in. Spaarnberg in het begin van de 20e eeuw. Noord-Hollands Archief, Haarlem.
Dit gebied was gunstig voor het vestigen van blekerijen. Er was schoon kwelwater ter beschikking voor het bleekproces. Er waren weilanden die ingericht konden worden als bleekvelden. En er was duin dat gebruikt kon worden als droogberg. Spaarnberg bleef een blekerij tot het eind van de 18e eeuw. In 1818 ging de rijke bankier Adriaan van der Hoop over tot de aankoop van een deel van Spaarnberg. In de jaren daarop koopt hij ook de rest van de voormalige blekerij op en een deel van de naastliggende blekerij Leck en de Bergen. Hij laat naar het ontwerp van Jan David Zocher jr. een fraai herenhuis bouwen met in het midden een oranjerie. Ook werden er kassen, een menagerie of dierenverblijf en andere bijgebouwen in de nabijheid van het herenhuis gebouwd.
Ze zijn hierbij geïnspireerd door het werk van Clemens Steenbergen, hoogleraar Landschapsarchitectuur aan de TH Delft, die de zichtrelaties tussen de landgoederen rondom Florence en de stad op grafische wijze onderzocht. Deze maquettes van zijn gemaakt door Jan Morren, groot kenner van de Kennemer buitens, die ook de teksten aanleverde. Vanzelfsprekend kregen deze wat meer ruimte in deze toelichting, het is ‘hot stuff’ en boeiend om te lezen.
Rond het herenhuis wordt naar het ontwerp van Zocher een fraaie landschapstuin aangelegd met waterpartijen en vijvers. De vaart die de voormalige blekerij verbond met de Delft werd voor een deel vergraven tot een landschapsvijver. Aan de zuidzijde werd een boomgaard aangelegd en aan de noordzijde een hertenkamp. Aan de andere zijde van de huidige Wustelaan werd ter hoogte van het huidige Rijkenspark en de villawijk Philipspark een overbos aangelegd. Ook hier werd alles ontworpen door Zocher. De aanwezige boerderij werd afgebroken en vervangen door een zomerhuis naar Zwitserse voorbeeld. Dit zomerhuis, nu chalet genoemd is het huidige restaurant Bosbeek. De welsloten in de Leckpolder werden vergraven tot landschapsvijver. De droogbergen werden de heuvels in het overbos. Adriaan van der Hoop is een paardenliefhebber, in het overbos werd dan ook een harddraversbaan aangelegd. Dit is nu de Harddraverslaan. Het is een bijzonderheid in Nederland dat de landschappelijke onderdelen van een blekerij verwerkt en omgevormd werden tot onderdelen van een landschapstuin. Van uit het herenhuis was er een zichtas door de tuin met uitzicht naar de zuidelijke vijver. Naar het oosten toe was er een brede zichtas waardoor men uitzicht had over de voormalige vaart naar de Delft, de Leckpolder met op de achtergrond het dorp Schoten, het huidige Haarlem Noord.
De waterpartij ten noordwesten van het herenhuis. Noord-Hollands Archief, Haarlem. De rozentuin, naar het ontwerp van L.A. Springer. Noord-Hollands Archief, Haarlem. De zuidgevel van het herenhuis met tuin en beelden. Noord-Hollands Archief, Haarlem. Deze beelden staan nu in de tuin van Beeckestijn.
In 1879 erft Olga Emma Alexandra Eleonora Von Gotsch de buitenplaats. Zij is getrouwd met Justes Rudolf Wuste, een rijke koopman uit Amsterdam. Zij laten het herenhuis verbouwen naar ontwerp van architect L.J. Ritter uit Haarlem. Hij ontwierp ook een fraai pauwenhok dat ten noorden van het herenhuis kwam te staan. Ook in de tuin werden veranderingen aangebracht naar ontwerp van L.A. Springer. In het zuidelijk gedeelte werd hierbij een rozentuin aangelegd in een formele stijl. In het zuidelijk deel van het overbos werd een moestuin aangelegd en in het centrale deel werd de villa Spaarnheuvel gebouwd. Deze villa heeft nu de naam Maris Stella. Het herenhuis heeft de tijd niet overleefd, het werd in 1950 gesloopt om plaats te maken voor het Lavigerie College van de Witte paters. Ook dit gebouw maakt in 1993 weer plaats voor een groot appartementengebouw. Van de tuinaanleg zijn belangrijke delen bewaard gebleven, onder andere de vijver en waterpartijen. Aan de Wustelaan pronkt nog altijd het Zwitserse chalet die te samen met de landschapsvijver een herinnering geeft aan de vroegere glorie van Spaarnberg en de tuin architect Jan David Zocher jr.
Spaarnberg in resp. 1818 en 1850. De blekerij is omgevormd tot landschappelijke tuin.
Velserend – binnenduinrand (Santpoort)
Kort voor 1622 liet Jacob Janszoon Schuijt op de Steeckelcroft een nieuw huis bouwen. Deze croft (hoger gelegen stuk land) lag schuin tegenover de ruïne van Brederode in het huidige Santpoort-Zuid.
De brouwerij de ‘Drye Lelyen’ met het Huis te Loo. Jacob Matham 1627, Frans Halsmuseum Haarlem.
In 1624 verkocht Jacob zijn bezit aan Jan Claeszoon Loo, de burgemeester van Haarlem en eigenaar van de brouwerijen de Drie Leliën en het Scheepje, die beide in de stad Haarlem stonden. Hij geeft aan het huis de naam Huis te Loo. Op de afbeelding uit 1627, waarop een combinatie van het Huis te Loo en de brouwerij de drie Leliën aan het Spaarne is weergegeven, is te zien dat het Huis te Loo nog een eenvoudig huis is met een Italiaanse tuin. Er achter zien we de duinen en de ruïne van Brederode.
In 1638 liet Jan Claeszoon een nieuw herenhuis bouwen. In 1681 werd voor het eerst de naam Velserend genoemd. Een toepasselijke naam omdat de buitenplaats ligt aan de grens tussen Velsen en Bloemendaal. Velserend bleef door de tijd heen een kleine buitenplaats, op een afbeelding uit 1729 wordt dit huis afgebeeld aan een strak aangelegde laan, die aan beide zijden beplant is met bomen een haag. Dit is nu de Velserenderlaan. In die tijd is de buitenplaats in bezit van Elbert Graefland, schepen van Amsterdam. Van uit de buitenplaats had men een fraai uitzicht op de ruïne van Brederode, een ruïne die tot de verbeelding sprak en door vele kunstenaars is afgebeeld. De buitenplaats lag aan de rand van de duinen, vlak bij lag de duintop die later bekend stond als de Blaauwe Trappen. Van deze duintop had men een prachtig uitzicht op de Moolenduinen, het gebied van Santpoort en Bloemendaal, met op de achtergrond Haarlem en het Haarlemmer meer. De duintop die nu de naam Brederodeberg heeft, behoorde bij het buiten Hoogsigtenburg, later Jachtlust genaamd. Ook de eigenaren van Velserend zullen hier van het uitzicht genoten hebben.
Velserend in 1729. Links de ruïne van Brederode. H. de Leth. Asher Rare Books & Co. Gezicht vanaf de Blaauwe Trappen op Haarlem en het Haarlemmermeer. J. Bulthuis 1792, Archiefdienst voor Kennemerland, Kennemer Atlas.
In de eerste helft van de 19e eeuw kreeg het herenhuis de bestemming van logement. In 1898 en 1899 werd het herenhuis ingekort en aan de oostkant werd een hotelrestaurant gebouwd. Het resterend deel van het herenhuis werd in 1933 door brand verwoest en vervangen door een keuken. Het hotel-restaurant liep ook schade op maar werd hersteld. In 2004 werd het voormalige Velserend, dat toen de naam restaurant Brederode had, opnieuw getroffen door brand. Een trieste puinhoop bleef achter die recent is opgeruimd, in afwachting van een nieuwbouw project. Ook het natuurbad Velserend dat in 1937 werd gesticht in de tuin van het herenhuis en gevoed werd door de Brederode beek, is al vele jaren terug gesloten en grotendeels afgebroken.
Velseroogh - binnenduinrand (IJmuiden)
Het buiten Velseroogh is ontstaan uit een boerderij van het dwarshuis-type (zie maquette). De boerderij is bekend vanaf 1584, toen bewoond door Engel Janzoon Moijduijnen en zijn moeder. In 1632 werd Jan Schatter, die schepen, schout en burgemeester van Haarlem is geweest, de eigenaar. Hij breidde het bezit uit, onder anderen door de aankoop van omliggende boerderijen en land. Hij maakte een begin met de inrichting tot buitenplaats maar handhaafde de boerderijen die hij verpachte. Het geheel gaf hij de naam Schaltern. Kopie uit het schetsboek van de landmeter Joannis Leupenius van het Hoogheemraadschap Zeeburger en Diemerdijk voor en verbouwing van de buitenplaats Velseroogh in opdracht van Michiel Sandelin, 1684. Gemeentelijke Archiefdienst Amsterdam.
Via erve kwam de boerderij in bezit van Michiel Sadelijn. Hij is niet tevreden met de boerenoptrek en laat in 1684 door de landmeter Johannis Leupenius van het Hoogheemraadschap Zeeburg en Diemerdijk schetsen maken voor de verbouwing van boerderij tot herenhuis. Het halve woongedeelte van de boerderij werd gesloopt, op deze plaats werd het herenhuisdeel gebouwd. De achterkant van het woongedeelte ging een geheel vormen met het herenhuis gedeelte. De stal bleef bestaan. Zo ontstond een herenhuis met een hoge statige voorgevel en een laag achtergedeelte waar de stal op aansloot. Het geheel werd dus deels een herenhuis en deels een boerderij. Rond het huis werd een tuin aangelegd, hiervan werden op de schetsen elementen weergegeven. Michiel Sadelijn geeft de buitenplaats de naam Velseroogh. De naam zal afgeleid zijn uit het feit dat men van uit het herenhuis gedeelte uitkeek op Velsen. Rondom lagen destijds weilanden en akkers en aan de westkant de overgang van het grote duingebied naar Aercommer- of Adrichemerduinen. Het laatst genoemde duinen bestond uit een smalle duinrand tussen het landbouwvlakte de Breesaap en de rest van Velsen. Bij het buiten ontstond aan de duinrand de Willemsbeek, deze beek ging over in de Engelmundusbeek die uiteindelijk uitmondde in het Wijkermeer ter hoogte van het dorp Velsen.
De Breesaap is ook bekend door het boek ‘De woede van Abraham’ door Conny Braam waarin zij de aanleg van het Noordzeekanaal beschrijft. Zie ook de kaart van het Baljauwschap van Kennemerland.
10
Het buiten strekte van de duinen tot aan de Zeeweg, in het huidige IJmuiden. Er volgde door de tijd meerdere eigenaren. Een groot gedeelte van het buiten werd bebost. Het buiten kwam in 1773 in bezit van Jan van de Poll Pieterzoon. Velseroogh was toen op zijn hoogtepunt en bestond uit een herenhuis, stalling, koets en wagenhuis, tuinmanshuis, vinkenhuis, boerderij met woning, stalling, hooihuis, dors en wagenhuis en karnmolen, moestuin, bossen, beplantingen en gewassen en landerijen. In 1781 verkochten zijn erfgenamen het buiten. Zij verkochten Velseroogh in gedeelten waardoor het bezit uiteen viel. In 1784 volgde de sloop van een aantal opstallen en een deel van het herenhuis. In 1832 bestond het voormalige Velseroogh nog uit twee woningen, bos, tuin, bouw en weiland en de boerderij de Kickvorsch aan de zuidzijde van het voormalige buiten. Bij deze boerderij ontstond aan de duinrand de Tussenbeek die nabij het buiten Velserbeek uitmondde in de Engelmundusbeek. In de 19e eeuw kwam het voormalige buiten in bezit van de familie Boreel, de eigenaren van Beeckestijn. Deze familie kwam later nog in bezit van meerdere buitenplaatsen in Velsen, waaronder Waterland. In het bos werd in 1882 de familie begraafplaats De Kickvorsch gesticht en in 1891 werd hier een grafkelder voor hen gebouwd. Vanaf de jaren twintig van de 20e eeuw begon IJmuiden zich uit te breiden, deze groei werd na de Tweede Wereldoorlog voortgezet. De bebouwing, de landerijen, het bos, de boerderij de Kickvorsch en de begraafplaats moesten wijken voor de bebouwing. Ook het duin ten westen van het voormalige buiten werd geëgaliseerd en bebouwd. Niets maar dan ook niets herinnert ter plaatse nog aan het buiten Velseroogh en zijn bijbehorende boerderijen: het Marktplein in IJmuiden ligt op de plaats waar vroeger het herenhuis stond.
Huis te Spijk - oever voormalig Wijkermeer
Het Huis te Spijk is voortgekomen uit een woontoren die voor het eerst genoemd werd in 1339. De naam was toen Huis te Lane dat in bezit was van de familie van der Lane van Tetrode. Het Huis te Lane was vernoemd naar het gebied Laanweer dat lag ten zuiden van het huis in de Velserbroekpolder. In het begin van de 17e eeuw kwam het huis in bezit van de familie Hulft en kreeg de naam Endelgeest. De naam zal afgeleid zijn van het feit dat het huis lag aan het einde van de Hofgeest.
Het Huis te Spijk in 1728. Kopergravure door Abraham Rademaker, Noord-Hollands Archief Haarlem.
De familie Hulft veranderde Endelgeest in een herenhuis met tuin aanleg. In 1700 kwam Endelgeest dat intussen de naam Huis te Spijk had, in bezit van de familie van de Poll. Zij lieten bij het huis een kleine formele tuin aanleggen. Om het huis nog meer grandeur te geven wordt ter weerszijde naast de Hofgeesterweg een wandellaan aangelegd beplant met elzen en haag. Ter hoogte hiervan kreeg de Hofgeesterweg de naam Elzenlaan. Vanuit de laan keek men op het huis. Een groot deel van de tuin bestond uit een boomgaard. Ook aan het huis zal het nodige verbouwd zijn, het geheel kreeg het allure van een buitenplaats. Huis te Spijk lag in voorste rij van buitenplaatsen met direct uitzicht op het Wijkermeer. Vlakbij de splitsing Hofgeesterweg en Oostlaan stond een theekoepel waar uit men uitzicht had op de Hofgeest en de Velserbroekpolder. In de verte zag men Santpoort en Haarlem liggen. Het huis had een fraai torentje in de Renaissance stijl. Van hier uit had men vrij uitzicht op de gehele omgeving en het Wijkermeer. In de verte kon men de contouren zien van Assendelft en bij helder weer, op de horizon, de kerktorens van Amsterdam.
Plattegrond van de hofstede Huis te Spijk, circa 1732. Kopergravure door H. Leth in ‘Het Zegepralent Kennemerlant’
Het uitzicht over het meer was een lust voor de bewoners van Huis te Spijk en het meer bood een snelle verbinding over het water naar Amsterdam. Maar dat zelfde meer was ook een bedreiging voor de buitenplaats. Bij storm was de Velserdijk rond de Velserbroek te laag om het water te keren en overstroomde de polder. Gewoonlijk zette men dan ook in het late najaar, de winter en het vroege voorjaar de sluisjes in de dijk open en liet men de polder vol lopen met water. Om de buitenplaats tegen dit overstromingswater te beschermen was deze omringd door een dijk. De dijk is nog altijd aanwezig. 11
Het huis te Spijk bleef tot 1834 in bezit van de familie van de Poll. In dat jaar werd de buitenplaats verkocht en volgde de sloop van het herenhuis. Op de plaats van de personeelswoning werd de nog steeds bestaande boerderij gebouwd. Van de buitenplaats resten nog het toegangshek en het omwalde eiland waarop het huis stond.
Zaal Tuinkunst Historische Tuinaanleg Vanuit de omsloten Middeleeuwse tuin ontwikkelde zich de Nederlandse Renaissance tuin zoals die bekend is van afbeeldingen van Zorgvliet en de ontwerpen van Vreedeman de Vries, het waren echte productietuinen waarin boomgaarden en moestuinen geordend werden langs een assenstelsel. Ze waren een vooreeld voor de Engelsen(the Dutch garden). Van deze tuinen resteren slechts afbeeldingen en beschrijvingen. De centrale as en de samenhang tussen huis en tuin ontwikkelt zich. Rond 1720 wordt de invloed van de Franse tuinkunst merkbaar, uitgeweken Hugenoten en handelsreizigers verspreiden de vormentaal van de Barok en later de Roccoco. Het vierkant wordt vervangen door de rechthoek. De tuinen worden sierlijker, meer open maar ook meer volgestopt met ‘belevenissen’: latwerken, fonteinen, beeldengroepen en grotten. “De kleine oppervlakte van de Nederlandse tuinen maakt sommige tuinen tot ware gruwelkamers”: schreef ir. J.P. Bijhouwer, hoogleraar Tuin- en landschapsarchitectuur aan de Landbouw Universiteit Wageningen in 1942. De Romantiek en de Engelse landschapsstijl veranderen het uiterlijk van de Nederlandse buitens drastisch. Daniël Marot en Johann Georg Michaël maken plaats voor vader en zoon Zocher, Roodbaard en later door Leonard Springer. Wat recht was, wordt krom en het oneindige verdwijnt in plaats van achter de horizon in een serpentine voor de horizon. De symboliek van de Engelse landschapstijl wordt vervolgens vervangen door het tonen van verzamelingen en stijlkenmerken, als souvenir van verre reizen. De tuinkunst als kunst van het ‘arrangeren van ruimten’ staat op een zijspoor. De maquettes in deze zaal zijn voorbeelden van de Franse geometrische tuin. De graftombe van de familie Nellestyn is daarentegen een voorbeeld van gebouw uit de Engelse landschapstijl en verwijst naar de klassieke oudheid. De vuurtoren van de haven van Alexandrië zag er mogelijk net zo uit.
Het Ideale Buiten
Tuinarchitect Pieter de la Court van der Voort, ondanks zijn naam een typische Nederlander uit de 18e eeuw, geeft in zijn boek “Bijzondere Aenmerkingen over het aanleggen van pragtige en gemeene Landhuizen, lusthoven, plantagieen en aenklevende cieraden, alles in den tijd van vijftig jaren ondervonden, aengetekent, omstandig beschreven en daer toe met Plaeten opgehelderd” in 1737 aanbevelingen voor de situering en inrichting van buitenplaatsen. “Om zodanige verkiezelyke vermaekplaats te verkrijgen, moet men vooral agt geven dat die van deze drie hoedanigheden voorzien is: voor het eerst, dat wel gelegen is, ten tweeden, dat een goeden vrugtbaeren grond heeft, en ten derde dat het van een goeden vorm is”.
Het ideale buitentje, vogelvlucht en binnenaanzicht. Tekeningen van Dr. Ir. J.P. Bijhouer, in Nederlandse tuinen en buitenplaatsen, Heemschut serie nr. 18, Albert de Lange, 1942
Een gelijkbenig driehoek zag hij als ideale grondvorm voor een buiten omdat deze voor de beschouwer het grootst oogst: vanuit het huis wordt wat er achterin links en rechts van centrale as zit toch niet ervaren. De la Court geeft vervolgens een inrichtingsplan waarin nut (moestuinen, kassen en boomgaarden) gecombineerd worden met een eenvoudige symmetrische aanleg. Hij zet zich af tegen de trend om steeds meer “geldspillende cieraden” (fonteinen, grotten, latwerken, enz) in de tuin op te nemen. Opvallend is het gebruik van het perspectief en juiste maatvoeringen: door maten achterin de tuin kleiner te nemen wordt het perspectief versterkt, paden versmallen trapsgewijs en beelden in de voorgrond moeten ‘ten minste levensgrootte” zijn. Door het gebruik van scheerheggen van één soort lijkt de tuin groter.
12
Geometrische tuin Batinge – Dwingeloo (Drenthe)
Batinge was één van de vier havezaten in Dwingeloo en was de meest imposante van de vier. Al in de 14e eeuw werd Batinge genoemd als adellijk huis. Rutger van den Boetzelaer, de drost van Drenthe, liet Batinge verbouwen tot een verblijf dat, naar zijn oordeel, bij zijn stand paste. Drost Elbert Anthony van Pallant liet Batinge vanaf 1686 verder uitbreiden en verfraaien. Hij verleende asiel aan uitgeweken Franse hugenoten. Een van hen, Jean de Gardenier, ontwerp waarschijnlijk deze geometrische tuin naar Frans voorbeeld.
Oostende – strandwallen Hillegom
Nicolaes van Loon en zijn broer Lieve van Loon waren samen eigenaar van Oostende en tegenoverliggende duinen, toen in 1660 werd besloten tot de Tweede Uitleg van de Amsterdamse grachtengordel. Nicolaas had op dat moment zitting in de Vroedschap. Het was niet toevallig dat de broers tegelijk rond deze tijd besloten de zandduinen tegenover Oostende flink af te graven. Voor de zandafvoer verlegden en verbreedden ze de Oostendervaart en werden parallelle kanalen in de duinen gegraven. Voor de ophoging van de veengrond voor de aanleg van de aanzienlijke keurblokken tussen Singel en Prinsengracht waren zeer grote hoeveelheden zand nodig. Aanleg van buitenplaatsen door zandwinning was ‘big business’. Nicolaes van Loon zijn zoon Adriaen (1631-1722) kreeg (mogelijk door vererving) de buitenplaats in bezit. Adriaen is gehuwd met Cornelia Hunthum (1634-1721) en beide zijn in 1681 geportretteerd met de buitenplaats op de achtergrond. Oostende had in 1735 de grootste omvang bereikt. Het buiten werd na de dood van Jan van Loon Wzn. verkocht in 1764 en aan het begin van de negentiende eeuw moet het zijn verdwenen.
Theekoepel (Vegt en Dijk, Maarssen)
Tegen het eind van de 17e eeuw was het gebruikelijk aan de rand van de tuin langs de vaar- of rij weg een speelhuisje of theekoepel te plaatsen. De gebruikers konden dan van het uitzicht genieten en naar passanten kijken en door hen bekeken worden. Deze theekoepel behoorde bij het landhuis Vegt en Dijk en werd in 1861 geheel van gietijzer gemaakt door Nering en Co. te Deventer. De theekoepel is in 1997 verhuisd en is nu te vinden bij buitenplaats Gansenhoef. Ook Beeckestijn heeft twee speelhuisjes langs de Heerenweg. In het tijdschrift Arcadië (te koop in de winkel) vindt u een artikel over theekoepels.
Graftombe (Broekhuizen, Zeist)
De monumentale graftombe van de familie van Nellesteyn staat op het hoogste punt van de Donderberg (36 m), met aan de voet ervan de grafkelder van de familie Van Nellesteyn. De graftombe is 14 m hoog en geeft een mooi uitzicht over de omgeving. In 1818 werd de bouw voltooid door J.D. Zocher jr. Dit gebeurde in opdracht van Cornelis Jan van Nellesteyn, de toenmalige eigenaar en bewoner van Broekhuizen. Deze heer hertrouwde na het overlijden van zijn vrouw met zijn huishoudster. Zijn kinderen wilden dit niet accepteren en omdat het in die tijd ook ongehoord was dat een kasteelheer beneden zijn stand trouwde, liet de heer van Nellesteyn een nieuwe woning vlakbij het landhuis bouwen waar hij ging wonen en nog veel kinderen kreeg. De Donderberg ligt op één van de zichtassen van het landhuis, waardoor zijn kinderen uit het eerste huwelijk voortaan elke dag tegen hun eigen graf aan moesten kijken. In 1917 werd het twaalfde en laatste familielid bijgezet. Hierna werd de ingang van de tombe dichtgemetseld. De tentoonstelling wordt vervolgd in de zalen van de vaste tentoonstelling van Beeckestijn. Steek de hal over en ga bij de balie door de groene deur. NB: Deze route wijkt af van de gebruikelijke, daarom klopt de nummering van de zalen niet. 13
De makers van het landschap (zaal 3) In deze ruimte staan vijf ‘tafels’ die ’makers’ van het landschap vertegenwoordigen. Luister naar hun verhaal. Op de tafels staan twee maquettes. Beide maquettes zijn spiegelmaquettes waarbij slechts de helft van het huis in maquette werd nagebouwd.
Ruppermonde – Vecht (Nieuwersluis)
Dit huis ligt op de linkeroever van de Vecht, even ten zuiden van Nieuwersluis. De gevel van Rupelmonde aan de Vechtzijde is één van de mooiste uit de 18e eeuw. In 1768 wordt het huis aan de Vechtzijde vergroot met een koepelkamer in Lodewijk-XV stijl. De schildhouders Neptunus en Mercurius verwijzen naar de bron van welvaart van de bouwheer. Boven op het huis bevindt zich een attiek, die twee doelen had: zowel een architectonische versiering om het dak aan het zicht te ontrekken als bescherming wanneer men vanaf het dak van het uitzicht wilde genieten. Deze verhoogde kroonlijst is ook in Lodewijk-XV stijl gemaakt, evenals het hekwerk van de aanlegsteiger.
Ma Retraitre – Utrechtse heuvelrug (Zeist)
Buitenplaats Ma Retraite is qua uiterlijk heel bijzonder. Het landhuis oogt van de voorkant als een stukje Italië in Nederland. Dit is niet per ongeluk zo gekomen. De grond van Ma Retraite werd in 1896 gekocht door Johan Hendrik van Marwijk Kooy, de directeur van de Amstel bierbrouwerij. Hij liet het oude landhuis slopen en gaf architect Abraham Salm de opdracht een nieuw landhuis te ontwerpen. Salm deed maar liefst 33 studies in allerlei mogelijke stijlen tot hij eruit was wat de stijl zou worden: namelijk een eigentijdse interpretatie van het 17e-eeuwse Italiaanse palazzo. Ga door de groene deur aan het eind van de ruimte en u komt in de ‘Muzen’-kamer.
Inspiratiekamer Deze kamer was vroeger de kinderkamer van Beeckestijn, vandaar het vogeltjesbehang. In deze kamer wordt een link gelegd tussen de inspiratie uit de kunsten ‘de muzen’ en de tuinkunst. In de stoelen mag u wegdromen bij het horen van gedichten of muziek, een mooi boek. Verbeeldt u dat u eigenaar bent van deze buitenplaats, net aangekomen uit het drukke, vieze, stinkende Amsterdam van de 17e eeuw. Hoe zou u uw tuin inrichten? Ga terug naar de vorige kamer en ga daar door de deur die wegvalt in het behang.
De lagen van het landschap (zaal 2) In deze kamer ziet u een maquette van de omgeving van Beeckestijn, waarop de ontwikkeling van het landschap in de tijd als over elkaar liggende lagen wordt geprojecteerd.
Duivenvoorde – strandwallen (Wassenaar)
Kasteel Duivenvoorde ligt in de Duivenvoordecorridor onder Voorschoten. Het is een van de oudere kastelen van Zuid-Holland en wordt al in 1226 genoemd. Het merkwaardige van dit kasteel is dat het nooit verkocht is. Het is altijd door vererving op andere geslachten overgegaan, soms via de vrouwelijke lijn. En dat kan van maar weinig kastelen in Nederland gezegd worden. In de eerste vijf eeuwen is het kasteel zelfs bewoond geweest door één en dezelfde familie, namelijk de Van Duivenvoordes, die haar naam - van Duvenvoirde destijds – aan het kasteel heeft ontleend. Zij noemden zich dus naar het kasteel.
Uit: De Buitenplaats en het Nederlandse landschap, M. Laméris red.,WBooks, 2012, bron: M. Schravenzande, ir G. Verschuure, TU Delft, 2008
14
Op deze uitsnede uit een historische kaart van het Hoogheemraadschap van Rijnland is de ligging van kasteel Duivenvoor de op een strandwal goed te zien. De oprijlaan verbindt het kasteel met de hoofdweg tussen Den Haag en Leiden en de belangrijkste vaarweg de Vliet (rechtsonder).
’t Klooster – strandwallen (Haarlem)
De Grote Houtstraat vormt een oude verbinding die over een oude strandwallen van Den Haag naar Leiden loopt en van daar via Heemstede naar Haarlem. In het NoordHollands archief was in het kader van het jaar van de Buitenplaats een tentoonstelling te zien over de buitenplaatsen langs deze Heerenweg. In noordelijke richting loopt de verbinding als Rijksstraatweg richting Beeckestijn en loopt door tot Alkmaar en Bergen. ’t Klooster was een van de vele buitenplaatsen aan de noordzijde van de stad Haarlem. Het werd in de 18e eeuw gebouwd op voormalige gronden van het klooster van Regulieren Kanunniken. De buitenplaats met een prachtige formele tuin werd afgebeeld in het boek ‘Het Zegenpralent Kennemerlant’ (1729-1732) door B. van Nidek. Tussen 1813 en 1832 werd de formele tuin omgevormd tot een tuin in de Engelse landschapsstijl. Vanwege de vorm van de vijver wordt het ontwerp toegeschreven aan architect Jan David Zocher die vlak bij Het Klooster woonde. Het buiten werd in 1900 verkocht waarna het huis werd afgebroken. Aanvankelijk was er een plan om op de gronden van de buitenplaatsen een villa wijk te bouwen. Dit plan had een kort leven, al snel werd besloten om hier arbeiders woningen en fabrieken te bouwen. Het buiten heeft ongeveer gestaan ter hoogte van het Pretoriaplein bij de Kloosterstraat
De toekomst van het groen (zaal 1) Deze kamer is ingericht als een Middeleeuwse kruidentuin met buxushagen en in het midden een kaleidoscopische put, in de vakken staan borden die de verscheidenheid en het belang van groen tonen.
Gang
Kasteel Duurstede – langs de Nederrijn (Wijk bij Duurstede) Kasteel Duurstede is een middeleeuws kasteel. De vierkante 13e-eeuwse donjon heeft door zijn uiterst robuuste constructie de tand des tijds redelijk goed doorstaan, en is nu nog een uitstekend voorbeeld van een middeleeuwse woontoren. De muren zijn twee en een halve meter dik; de oorspronkelijke ingang lag op de tweede verdieping en was bereikbaar via een houten trap die in tijden van nood gesloopt of afgebrand kon worden. Een andere hoektoren van het oude kasteel werd in de 15e eeuw uitgebouwd tot de Bourgondische toren. Deze ronde toren is overduidelijk een militair bouwwerk: ze bevat een ‘mezekouw’: een gat in de overkraging van een toren of muur om de vijand, bijvoorbeeld die voor de poort, van bovenaf te kunnen belagen. Met zijn hoogte van meer dan veertig meter is de Bourgondische toren imposant. Aan het begin van de 20e eeuw zijn de overige resten van het gebouw geconsolideerd en opgemetseld tot een kleine hoogte, zodat ook nu nog een idee te vormen is over hoe omvangrijk het kasteel was.
Steek de gang over, richting keuken. U komt de volgende maquettes en objecten tegen:
Nijenburg – strandwallen (Heiloo)
Huis Nijenburg en de bijbehorende landerijen zijn sinds het midden van de 16de eeuw eigendom geweest van de families Van Egmond van de Nijenburg en Van Foreest. Aan het begin van de 18de eeuw bouwde Gerard van Egmond van de Nijenburg het huidige huis met gebruikmaking van de resten van een ouder gebouw op deze plaats. Het huis werd opgetrokken in classicistische stijl met sobere bakstenen gevels onder schilddaken met hoekschoorstenen. Op het dak stonden grote beelden, die zich spiegelden in de vijver. In de 19de eeuw, in de tijd dat de barokke tuinaanleg plaats maakte voor een park in Engelse landschapsstijl, werd de voorgevel wit gepleisterd. Sindsdien heeft het huis de romantische uitstraling van een ‘buitenplaats in het groen’. Het huis was in de 19de eeuw het centrum van een groot landgoed met tuinen, bossen en landerijen. Net als Beeckestijn is de tuin eigendom van Natuurmonumenten en het huis in bezit van Vereniging Hendrick de Keyser. Een herstelplan voor de tuinen is in uitvoering. 15
Theetuin
Deze speelfiguren laten een intieme, besloten tuin zien; een muur omsluit de tuin aan de achterzijde. Aan de voorzijde staat een hekwerk dat passanten buiten de tuin houdt. Een verhoogd theehuis geeft uitzicht op de tuin en de omgeving. In de tuin staan een kinderspeelhuisje(?), een druivenkas en enkele bomen. In het midden ligt een broderie. Deze speelfiguren dateren vermoedelijk uit de negentiende eeuw. De herkomst is onbekend. Mogelijk zijn de speelfiguren ouder en gebruikt in een van de vele speelhuisjes of theekoepels in tuinen.
Keuken In de keuken vindt u twee ‘tot de fantasie sprekende’ kastelen en in de serviesvieskast staan opzetfiguurtjes.
Rechteren – Dalfsen (Overijssel)
Kasteel Rechteren is gesitueerd op een eiland in een dode rivierarm van de Overijsselse Vecht. Een stenen boogbrug geeft toegang tot het kasteel. Het is het enige kasteel in de provincie Overijssel uit de Middeleeuwen dat bewaard is gebleven. Huis en tuin zijn niet toegankelijk voor het publiek.
Huis Bergh –’s-Heerenberg (Gelderland)
Huis Bergh is een kasteel in de stad ’s-Heerenberg, in het hoger gelegen Montferland vlak aan de grens met Duitsland. Het is een van de grootste kastelen van Nederland en maakte deel uit van de heerlijkheid Land van den Bergh.
Magazijn van Tuinsieraden (ca. 1827)
De ‘parktuin’ omvat 75 uit karton geknipte bomen en struiken, die zijn aangevuld met planten en tuinornamenten, die als opzetfiguurtjes geplaatst kunnen worden rond een figuur van een buitenhuis. Ze maken deel uit van een bouwplaat van een 18e-eeuws buitenhuis met park. Dergelijke ornamenten, follies of tuinsieraden, werden rond 1820 veelvuldig toegepast in de romantische of Engelse landschapstuin. Zo schiepen zijn een geïdealiseerd, arcadisch landschap met een eilandje met een brug, een tempel of een kluizenaarshut. De plantekening verderop in de gang van Georg Michaël uit 1772 toont enkele van zulke ‘sieraden’.
Landgoed Wentworth, Yorkshire voor en na ingreep van Humpry Repton
Deze opzetfiguurtjes zijn nagetekend uit het boek ‘Magazijn van Tuinsieraden’ van Gijsbert van Laar (1768 -1820). Hij werkte in de tweede helft van de 18e eeuw als tuinarchitect. Hij lijkt beïnvloed door de Engelse tuin- en landschapsarchitect Humpry Repton (1752-1818), die veranderingen in tuinen presenteerde door middel van zijn beroemde Red Books.
In de keuken van Beeckestijn kunt u zelf de techniek van het pittoresk ensceneren uitproberen in de ‘oven’. Een grote verzameling van tuinsieraden staat voor jong en oud ter beschikking. De foto’s kunt u naar vrienden en bekenden mailen. Ook kunt u op de rechter PC uw tuin ontwerpen of informatie over buitenplaatsen opzoeken op het internet.
Gang (vervolg) Aan de wand hangt een kopie van het ontwerp van de tuinen door J. G. Michäel zoals hij dat in 1772 maakte in opdracht van de familie Boreel. Merk het verschil tussen de geometrische tuin en het deel in de Engelse landschapsstijl. Dat deze tuinen naast elkaar liggen maakt de tuin van Beeckestijn zo bijzonder: meestal werd de geometrische tuin vervangen door een tuin in de landschapsstijl. 16
Vollenhoven – Utrechtse heuvelrug (De Bildt)
De Stichtse Lustwarande is een lange reeks van meer dan honderd buitenplaatsen en landgoederen langs de zuidwestelijke rand van de Utrechtse Heuvelrug. Deze reeks strekt zich uit van De Bilt tot Rhenen. Aan het einde van de 18e eeuw vestigden vele rijke Hollanders zich hier en lieten zij prachtige buitenplaatsen voor zich aanleggen. In die tijd was de grond daar nog voor betrekkelijk weinig geld te koop. De meeste van deze buitenplaatsen liggen langs de huidige provinciale weg. Tegenwoordig zijn veel van deze buitenplaatsen in handen van bedrijven gekomen, die er een kantoor gevestigd hebben. Het landgoed Vollenhoven was een van de eerste buitenplaatsen van de Stichtse Lustwarande. Oorspronkelijk een uithof van het klooster Oostbroek, werd het in 1651 verkocht aan Gerard van Reede van Nederhorst. Deze gebruikte exploiteerde Vollenhoven als boerenbedrijf. In 1774 kwam het huis in bezit van Willem René van Tuyll van Serooskerken, een broer van Belle van Zuylen. Het huis had twee verdiepingen en een fraaie tuin. In 1800 werd Pieter de Smeth eigenaar. Hij bouwde het huidige huis met bijgebouwen, zoals een koetshuis, een oranjerie en een ijskelder. Tegelijkertijd liet De Smeth een nieuw park in de Engelse landschapstijl ontwerpen, waarin de nieuwe gebouwen op natuurlijke wijze opgenomen werden, zoals een boerderij als ‘ferme ornée’: een boerderij opgenomen in de tuin om de Arcadische idylle te versterken. Tuinarchitect was waarschijnlijk Hendrik van Lunteren. Het landgoed is sindsdien weinig veranderd. Vollenhoven is daardoor een van de weinige Nederlandse landgoederen waar veel oorspronkelijke elementen bewaard zijn gebleven. In 1997 is Vollenhoven beschermd monument geworden.
Filmzaal In de filmzaal wordt een doorlopende film vertoond van de ontwikkeling van Beeckestijn en het cultuurhistorische belang van de tuinen.
Gunterstein - Vecht (Breukelen) In 1681 liet Magdalena Poulle het, in het rampjaar 1672 door de Franse troepen verwoeste, kasteel herbouwen, dat rond 1300 gesticht was door Gijsbrecht Gunter. In 1611 was het bezit van landsadvocaat Johan van Oldenbarnevelt. Magdalena Poulle liet binnen de slotgracht op de oude fundering een nieuw kasteel bouwen in de classicistische stijl, evenals de tuin. Als architect van het huis wordt Adriaan Dortsman genoemd. Het huis is symmetrisch ontworpen met de gulden snede als basis. Het landhuis heeft een vierkante plattegrond en bestaat uit twee verdiepingen, een onderhuis en een zolder. Door het midden van het huis loopt een gang die op alle verdiepingen terugkomt en de gevel in drie traveeën (raamvlakken, zie voorgevel) verdeelt. In 1824 werd het gehele huis en de bijgebouwen gepleisterd zoals gebruikelijk in de Engelse landschapsstijl. Rond 1930 werd het huis aangepast voor bewoning door de familie Quarles van Ufford. Bij deze werkzaamheden werden het pleister van huis en de bijgebouwen weer verwijderd zodat het complex zijn oorspronkelijk bakstenen uiterlijk terugkreeg. Aan Poulle’s wens om het huis en de landerijen als één geheel te doen voortbestaan is tot op heden gehoor gegeven: de familie Quarles van Ufford bemoeit zich intensief met de tuin zoals in de film Pronken en Ploeteren aan de Vecht (2012) te zien is.
Dank u voor uw bezoek. Graag deze toelichting weer inleveren bij de balie. Een reactie in het gastenboek stellen wij zeer op prijs en wilt svp. de enquette invullen? 17
Meer lezen? Ter gelegenheid van het Jaar van de Historische Buitenplaats is een prachtig boek verschenen over de rol en de betekenis van de Buitenplaatsen in het Nederlandse landschap van nu. Thematisch worden onderwerpen belicht van geschiedenis, waarde voor de natuur, beheer en instanding tot slow-food. Redactie Marina Laméris. Rijk geïllustreerd met zeer fraaie, grote tot paginagrote, recente kleurenfoto’s van Roel van Norel. Verkrijgbaar in de winkel van Beeckestijn voor € 24,95
Meer zien? Kijk op www.buitenplaats2012.nl voor de agenda - Museum Kennemerland (Beverwijk): Arcadië aan het Wijkermeer, tentoonstelling over de buitenplaatsen langs het Wijkermeer. Deze tentoonstelling toont historische prenten en gebruiksvoorwerpen van buitenplaatsen in Kennemerland. Verlengd tot half november. www.museumkennemerland.nl - Geelvinck Hinlopen Huis (Amsterdam): Naar Buiten! Stedelingen en hun buitenplaats. Deze tentoonstelling toont de relatie tussen Amsterdamse kooplieden en regenten en de buitenplaatsen van Kennemerland, Amstel, Gooi en Vecht. www.geelvinck.nl/naar-buiten-stedelingen-en-hun-buitenplaatsen - Kasteel Groeneveld (Baarn): Amsterdammers en hun buitenplaatsen. Deze tentoonstelling gaat vooral in op de buitens langs de Vecht. www.kasteelgroeneveld.nl - Paviljoen Welgelegen/Provinciehuis Noord Holland (Haarlem): Heerlijk Buiten, kaarten, prenten en tekeningen uit de Provinciale Atlas. Open tijdens werkdagen. www.oneindignoordholland.nl - Vijversberg (Tytsjerk, Friesland): Roodbaards Rijkdom. Tentoonstelling over het werk van tuinarchitect Lucas Pieters Roodbaard (1782-1851). Vanaf 2 november. www.roodbaardsrijkdom.nl
Colofon De maquettes werden bijeengebracht door mw. H.H.J van Zwet – de Savornin Lohman. De teksten zijn een bewerking van teksten verzameld door mw. H.H.J van Zwet – de Savornin Lohman en dhr. J. Morren. Daarnaast is dankbaar gebruik gemaakt van Wikipedia (Wiki loves monuments) en websites van diverse buitenplaatsen en instellingen. De kaarten op blz. 2 en 14 komen uit M. Lameris, R. van Norel, De Buitenplaats en het Nederlandse landschap. De kaart bij de ingang is door de Stichting In Arcadië gemaakt in opdracht van de Stichting Vrienden Particuliere Historische Buitenplaatsen. Samenstelling en redactie Michiel Veldkamp voor Stichting Podium voor Tuin en Landschaps Cultuur, september 2012. Met dank aan Leonard van der Hoeven voor de financiele garantstelling en Vereniging Hendrick de Keyser voor het beschikbaar stellen van de ruimtes.
Beeckestijn zoekt vrijwilligers, info bij de balie