Govert Loockermans (1617?-1671?) en zijn verwanten: Hoe een Turnhoutenaar zich wist op te werken in de Nieuwe Wereld Willem Frijhoff (Vrije Universiteit, Amsterdam)
Samenvatting Deze bijdrage beoogt een beeld van de persoon, de strategie en de carrière van Govert Loockermans te schetsen, met bijzondere aandacht voor zijn relatie en die van zijn familie in de Nieuwe Wereld met Turnhout, en voor de rol van het complexe netwerk van zijn Amerikaanse bloed- en aanverwanten in de wording van Nieuw Nederland en New York. Zijn katholieke religie hing hij aan de wilgen en met zijn verwanten in Turnhout lijkt hij al spoedig geen contact meer te hebben onderhouden. Hij was niet alleen een alerte en gewiekste handelaar die een voor zijn tijd groot fortuin vergaarde maar bij gelegenheid ook een meedogenloze pionier. We zouden hem als een icoon van de hedendaagse Wall Street-kapitalist kunnen zien. Maar hij was in alle geval een man die zijn tijd mede heeft bepaald en vormgegeven. Zijn levenslot blijft fascineren.
Govert Loockermans, de Amerikaanse held van Turnhout, is het schoolvoorbeeld van de ‘bekende onbekende’ die zoveel geschiedenisboeken siert. Hij komt in geen enkel nationaal woordenboek voor, en al evenmin onder het dertigtal ‘bekende Turnhoutenaren’ op de website Turnhout van Wikipedia. Enkele van zijn daden in de ontstaansgeschiedenis van het land dat later de Verenigde Staten zou worden zijn weliswaar overbekend – zij het beslist niet altijd in zijn voordeel –, maar zijn levensgeschiedenis in Nieuw Amsterdam, huidig New York, is slechts enkele malen verteld. Eigenlijk is dat met systematiek en volledigheid alleen gebeurd in een grondig gedocumenteerd, maar strikt zakelijk getoonzet artikel van David Riker, nu al ruim twintig jaar geleden.1 Govert en zijn familieleden in de Nieuwe Wereld zijn veel minder om henzelf bekend dan als voorouders of naaste verwanten van bekende Amerikanen. Zo stammen de twee presidenten Roosevelt, net als de maker van de beroemde oogstmachines Cyrus McCormick, van Goverts neef Pieter Loockermans af. Goverts zuster Anneke is een stammoeder van de romanschrijvers James Fenimore Cooper en Herman Melville, de acteur Montgomery Clift, revolutiegeneraal Philip Schuyler, de uitvinder van wegbedekking John Macadam en die van de stoomboot Robert Fulton. Ook de steenrijk geworden familie Astor, bekend van het Waldorf-Astoria hotel, telt Anneke onder haar voorouders. Goverts eigen nazaten zijn wat minder beroemd geworden maar omvatten toch een vooraanstaande familie als de Stuyvesants.2 Genealogen weten echter dat dit alles bijzonder weinig zegt. Als men maar ver genoeg terug gaat, komen in de kwartierstaat van vrijwel elke Europeaan uit de eenentwintigste eeuw wel een of meer beroemdheden voor, te beginnen met de alomtegenwoordige Karel de Grote. Was Govert eigenlijk wel een held? Hoe moeten we hem zien? Als een embleem van huidig Turnhout of vroeg New York? Als icoon van de vrije markt? Als historische held? Of gewoon als mens? Ik kies vooralsnog voor het laatste. Maar elk mens groeit op in een familie. Ik 1
David M. Riker, ‘Govert Loockermans, free merchant of New Amsterdam’, in: De Halve Maen 62:3 (1989), p. 4-10; zie verder H. Rau, ‘Govert Loockermans, een Turnhoutenaar in Amsterdam, Nieuw Amsterdam en New York (1617-1671)’, in: Jaarboek Taxandria, nieuwe reeks, 62 (1990), p. 5-12. De voortreffelijke studie van Kathryn LaPrad, Thinking locally, acquiring globally: The Loockerman family of Delaware, 1630-1790 (M.A. Thesis in American Material Culture, University of Delaware, Spring 2010) focust op de periode 1720-1800 en vat Govert Loockermans’ leven vooral op basis van Riker’s artikel samen (p. 17-42). 2 http://users.crocker.com/~jcamp/jlfam.html: Notable descendants of Jan Loockermans.
1
zal hem dan ook als lid van een Turnhouts en Nieuw-Amsterdams familieverband presenteren. Het is natuurlijk niet mogelijk in dit bestek aan een heel leven recht te doen. Ik kies ervoor eerst een overzicht te geven van de context waarin Govert Loockermans zijn bestaan vorm gaf. Daarna volg ik zijn levensgang en zal aan de hand van enkele kenmerkende aspecten daarvan iets dieper ingaan op zijn familie en netwerk, zijn persoonlijkheid en zijn strategie in het leven overzee. De Oude en de Nieuwe Wereld Voor vele Europeanen was de Nieuwe Wereld vanaf het begin het land van de nieuwe mogelijkheden. Niet dat de Europese sociale verhoudingen er geen rol speelden, maar de speelruimte was er voor migranten groter voor wie zijn kansen wist te grijpen. Dat gold in het bijzonder voor Nieuw Nederland, het door de Noord-Nederlandse West-Indische Compagnie [WIC] vanaf 1624 namens de Staten-Generaal van de Republiek der Zeven Verenigde Provinciën bestuurde en gekoloniseerde gebied in Noordoost Amerika, met als middelpunt het bestuurscentrum op de zuidpunt van het eiland Manhattan, in en rond het in 1625 aangelegde fort Nieuw Amsterdam, het huidige New York City.3 Globaal omvatte die kolonie de huidige staten New York, New Jersey, Delaware en delen van Connecticut, Pennsylvania en Massachusetts. Ze werd bestuurd naar het recht van de Noord-Nederlandse Republiek, in feite Hollands recht, zonder dat de adel er een rol speelde en met een uitdrukkelijk door de reglementen bevestigde vrijheid van geweten. De gereformeerde kerk van calvinistische signatuur had er alleenrecht in de openbare ruimte maar andersdenkenden werden er in principe niet om hun geloof vervolgd of verbannen en op grond van artikel 13 van de Unie van Utrecht mochten ze binnenshuis denken wat ze wilden. Die twee voorwaarden: een strikt burgerlijke samenleving zonder formele standsbelemmeringen, en een feitelijke neutraliteit in religieuze zaken, maakte de kolonie aantrekkelijk voor migranten die niet alleen avontuur zochten maar ook hogerop wilden en hun religieuze overtuiging daarbij liever aan de kapstok hingen. Er kwamen er velen uit aan lange reeks landen: bijna de helft van de immigranten kwam van buiten de Republiek. Zo’n migrant was Govert Loockermans uit Turnhout, die in 1633 als adolescent naar Nieuw Nederland kwam. Hij begreep al vroeg dat zijn toekomst niet in de Zuidelijke maar in de Noordelijke Nederlanden lag en wist telkens weer te profiteren van de gelegenheden die zich aanboden. Van koksmaat uit een streek in oorlog werkte hij zich op tot een zeer vermogende reder en koopman in het nieuwe vaderland waarvoor hij resoluut gekozen had en waar hij bovendien aan vrijwel alle families van standing verwant werd. In de mythologie rond de Nieuwe Wereld waar wij allen min of meer onbewust deel aan hebben, is elke mens een individuele, vaak eenzame maar steeds verbeten ploeteraar die zich zelfstandig tot iets groots weet op te werken in een vijandige omgeving. Negentiendeeeuwse romantiek van auteurs als James Fenimore Cooper (De laatste der Mohicanen, 1826), de satirische geschiedschrijving van Washington Irving (History of New-York from the Beginning of the World to the End of the Dutch Dynasty, by Diedrich Knickerbocker, 1809), 3
Zie voor de geschiedenis van Nieuw Nederland en de West-Indische Compagnie: Jaap Jacobs, Een zegenrijk gewest: Nieuw Nederland in de zeventiende eeuw (Amsterdam: Prometheus/Bert Bakker, 1999); Engelse vertaling: New Netherland: A Dutch Colony in Seventeenth-Century America (Leiden & Boston: Brill, 2005); herziene versie: The Colony of New Netherland: A Dutch Settlement in Seventeenth-Century America (Ithaca: Cornell University Press, 2009); Joyce D. Goodfriend (red.), Revisiting New Netherland. Perspectives on Early Dutch America (Leiden & Boston: Brill, 2005); Willem Frijhoff & Jaap Jacobs, “The Dutch, New Netherland, and Thereafter (1609-1780s)”, in: Hans Krabbendam, Cornelis A. van Minnen, & Giles Scott-Smith (eds.), Four Centuries of Dutch-American Relations 1609-2009 (Amsterdam: Boom, 2009), p. 31-48, en de bijdragen daaropvolgend, alwaar ook verdere literatuuropgave. Een goede, meer populaire verwerking van de bestaande literatuur is: Russell Shorto, The Island at the Center of the World. The Epic Story of Dutch Manhattan and the Forgotten Colony That Shaped America (New York enz.: Doubleday, 2004), in verschillende talen vertaald.
2
of de beklemmende romans van Nathaniel Hawthorne (The Scarlet Letter, 1850) hebben ons beeld van vroegmodern Amerika bepaald, en Karl May heeft een halve eeuw later invloedrijke romans geschreven over de relaties tussen Indianen (met het Apache-opperhoofd Winnetou als prototype van de deugdzame wilde) en blanken (rond Winnetou’s bloedbroeder Old Shatterhand). Veel biografieën van kolonisten zijn dan ook zo ingericht dat ze focussen op de autonome kracht van de eenzame held. Ze bouwen voort op de mythe van de frontier, het onophoudelijk zoeken naar verlegging van de grens van de beschaafde wereld in westelijke richting, door handelaren, woudlopers en avonturiers die contact met de inheemse bevolking wisten te leggen en daarvan voor eigen gewin wisten te profiteren. Govert Loockermans was in eerste instantie ontegenzeglijk zulk een avonturier. In werkelijkheid moeten immigranten echter altijd kunnen steunen op familie, op handelpartners en op een sociaal netwerk, terwijl ze op hun beurt anderen op dezelfde manier helpen. Ik heb dat indertijd uitvoerig gedocumenteerd voor Goverts tijdgenoot en zwager in Nieuw Amsterdam, dominee Everardus Bogardus (1607-1647), geboren in het Hollandse stadje Woerden maar vermoedelijk afkomstig uit een familie Bogaert van Vlaamse vluchtelingen om het geloof. Bogaert’s stiefvader Muysevoet was afkomstig uit Eeklo, zijn oom Vincent Muysevoet of Meusevoet was een streng gereformeerde predikant met een puriteinse inslag die via Norwich in Oost Engeland naar de Noordelijke Nederlanden was getrokken.4 Het eerste gegeven uit dit verhaal betreft inderdaad die migratie.5 Dank zij Jan Briels’ cultuurhistorische werk en het demografische onderzoek van Jan Lucassen en andere Nederlandse migratiespecialisten weten we nu dat tussen de 100 en 150.000 Vlamingen, Brabanders en Walen in de decennia rond 1600 naar het Noorden trokken, deels om geloofsredenen, deels om economische en misschien ook wel culturele motieven, in totaal tot 15 à 20% van de bevolking van het gewest Holland. De oorlog tussen de Spaanse koning, vanaf 1598 als soeverein over de Nederlanden opgevolgd door de aartshertogen Albrecht en Isabella, sloeg diepe wonden in de economie van de zuidelijke gewesten. Veel protestantse textielwerkers uit Vlaanderen, Brabant en Henegouwen trokken naar het Noorden trokken, vooral naar Leiden, Haarlem en Amsterdam. Vanuit Turnhout en de omliggende dorpen vestigde bijvoorbeeld een grote groep tijkwerkers (wevers van beddentijken) zich in Rotterdam en Schiedam, al bleven zij met Brabant als afzetgebied voor hun producten handelscontacten onderhouden.6 Het is wel zeker dat lang niet alle vluchtelingen om geloofsredenen naar het Noorden trokken. Velen zochten gewoon de economische voorspoed van een land in opkomst dat hun veiligheid wist te waarborgen en welvaart beloofde. De vrome, overtuigd katholieke Isabella voerde in de zuidelijke gewesten bovendien een verstikkende herkatholiseringspolitiek, eerst samen met aartshertog Albrecht en van zijn dood in 1621 tot haar eigen dood als landvoogdes in 1633. Die moet als bijzonder drukkend zijn ervaren voor wie daar geen boodschap aan had, protestant of niet.7 Reden te meer voor een ondernemende jongeman met een open geest om zijn heil elders te zoeken. 4
Willem Frijhoff, Wegen van Evert Willemsz. Een Hollands weeskind op zoek naar zichzelf, 1607-1647 (Nijmegen: SUN, 1995); Engelse bewerking: Fulfilling God’s Mission: The Two Worlds of Dominie Everardus Bogardus 1607-1647. Transl. Myra Heerspink Scholz (Leiden & Boston: Brill, 2007). Zie de index voor de passages over Govert Loockermans. 5 Zie de samenvattende studie van Jan Lucassen, Immigranten in Holland: een kwantitatieve benadering (Amsterdam: Centrum voor de Geschiedenis van Migranten, 2002) [ook online toegankelijk]. Verder: Anne Frank Stichting, Vreemd gespuis (Amsterdam: Ambo, 1987); Jan Lucassen & Rinus Penninx, Newcomers. Immigrants and their Descendants in the Netherlands 1550-1995 (Amsterdam: Het Spinhuis, 1997). 6 Z.W. Sneller, ‘De tijkweverij te Rotterdam en te Schiedam in de eerste helft der 17 de eeuw’, in: Tijdschrift voor Geschiedenis 45 (1930), p. 237-266. 7 Werner Thomas & Luc Duerloo (red.), Albert & Isabella 1598-1621. Essays (Brussel: Brepols, 1998).
3
Toen Govert Loockermans geboren werd – ik kom straks op zijn leeftijd terug –, heerste er een wapenstilstand in de oorlog tussen Noord en Zuid. Dat Bestand duurde van 1609 tot 1621. Toen hij als adolescent opgroeide en voor de keus van een levensweg kwam te staan was het Bestand echter alweer geruime tijd voorbij en de oorlog hervat. De oorlog was voortdurend heel dichtbij voor een jonge Turnhoutenaar en speelde zich voor een belangrijk deel in zijn eigen Brabant af. Zowel de steden als het platteland liepen bij herhaling grote schade op en werden deels ontvolkt. De legeraanvoerder van het Noorden, stadhouder Frederik Hendrik van Nassau, prins van Oranje, nam in 1629 Den Bosch in en zette de herovering van de zuidelijke gewesten, met name Brabant, actief voort. De stad Breda, nota bene een leen van de Nassau’s, was in 1625 door Spinola voor de Spanjaarden heroverd en bleef tot de herovering in 1637 in Spaanse handen. Turnhout lag daar gevaarlijk dichtbij, zo dichtbij zelfs dat de stad bij de vredesonderhandelingen aan het eind van de oorlog door de Nassau’s geclaimd zou worden als eigen bezit. Voegen we daar de andere rampen bij die in de eerste helft van de zeventiende eeuw de Nederlanden teisterden, Noord zo goed als Zuid, en ten dele als rechtstreeks gevolg van de oorlog, zoals voedselschaarste, grote duurte en de steeds weer opvlammende pestepidemie, dan wordt begrijpelijk dat een jongeman met ambitie en zucht naar avontuur Turnhout zo spoedig mogelijk verliet. Nieuw Nederland Het land waar Govert Loockermans in het voorjaar van 1633 voet aan wal zette heette toen al Nieuw Nederland. Op oude kaarten komt het voor als Novum Belgium of Nova Belgica. Dat heeft velen er al toe misleid het als een in wezen ‘Belgische’ schepping in de huidige zin van dat woord te zien. Dit temeer daar de allereerste lading kolonisten die in 1623 aankwam hoofdzakelijk uit gevluchte Waalse protestanten bestond. Het Belgium uit die naam is echter dat van de Romeinse schrijver Caesar. De zestiende-eeuwse humanisten grepen daarop terug voor de Latijnse naamsvorm van de gezamenlijke Nederlanden, Noord en Zuid. De Noordelijke Nederlanden noemden ze Belgium Foederatum, de federale Republiek der Nederlanden ofwel de statenbond van de Zeven Verenigde Provinciën, tegenover het Koninklijke Belgium dat uit de zuidelijke gewesten bestond. De Republiek der Noordelijke Nederlanden was al vanaf haar stichting op zoek naar een zo kort en veilig mogelijke zeeroute naar de rijkdommen van Azië. Die route moest de zeeën en oceanen vermijden waar de Spaans-Portugese koning naar de alleenheerschappij streefde (Spanje en Portugal vormden van 1580 tot 1640 namelijk één monarchie) en alle concurrenten en tegenstanders als vijanden bestreed. Daartoe was door fusie van een reeks oudere handelscompagnieën in 1602 de Verenigde Oostindische Compagnie [VOC] gevormd. De oorlog tussen de Republiek en Spanje woedde nog volop. De bevelhebbers ter zee kregen dan ook het recht de vijand in naam van de Staten-Generaal aan te vallen en oorlog met hen te voeren. De schepen van de VOC vormden zowel een handels- als een oorlogsvloot, en konden gerechtigd worden tot kaapvaart. De reisroute naar Indië om Kaap de Goede Hoop heen duurde echter erg lang, soms wel een jaar. Er werd dus voortdurend een kortere route gezocht, om de noord, eerst om Rusland heen, vervolgens om Amerika heen. In 1609, toen er voor twaalf jaar een wapenstilstand tussen Noord en Zuid was gesloten en de zeeroute weer minder gevaarlijk was, werd de Engelsman Henry Hudson door de VOC in dienst genomen om in noordwestelijke richting op onderzoek te gaan. Hij deed dat in navolging van de Fransen voor wie Champlain vanaf 1603 Québec had verkend van de Sint-Laurensrivier tot aan de bovenloop van de Hudson (die de Nederlanders toen de Noordrivier of de Mauritius noemden), en de Engelsen, die zich vanaf 1607 in het zuidelijker Virginia vestigden. De Fransen jaagden in hun kolonie, waar in de winter barre weersomstandigheden heersten, hoofdzakelijk op bevers en otters. Duizenden beverhuiden werden jaarlijks naar Europa
4
verscheept om daar te worden vervilt ten behoeve van de hoedenfabricage en andere luxenijverheid. De pelshandel was zo wezenlijk voor de economie van die kolonies dat de bever in het stadswapen van Nieuw Amsterdam werd opgenomen en dat beverhuid in de kolonie naast het Indiaanse schelpengeld (het sewant of wampum) decennia lang als wettig betaalmiddel gold: een beverhuid was gewoonlijk acht gulden waard. In Canada waren al spoedig enkele vaste Franse nederzettingen, zoals Québec en Montréal, maar de belangrijkste activiteit was ook daar toch de beverjacht. Daartoe trokken de kolonisten het binnenland in, soms om zelf op jacht te gaan maar toch vooral voor handelscontacten met de vele inheemse stammen, de Indianen, die wisten waar de bevers, otters en andere gewilde dieren te vinden waren en die ze aan de blanken verhandelden. De pioniers van die contacten hadden veel moed, intelligentie en doorzettingsvermogen nodig. De relatie met de Indiaanse stammen was ingewikkeld. De individuele blanke jagers in de bossen en bergen moesten aan soms extreem moeilijke levensomstandigheden het hoofd bieden en het taalprobleem was enorm omdat Indiaanse talen helemaal niets met de Europese gemeen hadden en ook onderling heel sterk verschilden. Bovendien hadden de Indianen een heel andere levensstijl, rechtsorde en handelscultuur en dreigde de nietsvermoedende blanke voortdurend in hun voortdurende onderlinge oorlogen en vijandschap verstrikt te raken. De Europeanen zelf hadden daarover soms vreemde ideeën en tegenstrijdige gevoelens.8 Daar kwam nog bij dat de al vroege missieactiviteiten van de jezuïeten in Québec tot extra spanningen tussen de stammen leidden. Vooral de Iroquois in het grensgebied tussen Canada en het latere Nieuw Nederland moesten daar niets van hebben. Voor de blanke jagers en handelaren was het dus belangrijk zich van dat katholieke proselitisme te distantiëren, maar het was al even belangrijk niet te ijverig de gereformeerde leer te propageren. Religieuze neutraliteit, dus een zo open mogelijke geest en een seculiere opstelling, was een basisvoorwaarde voor overleving. Govert Loockermans begreep dat al heel vroeg en maakte het tot sleutel van zijn succes. De Engelsen in de veel zuidelijker en warmer kolonie Virginia legden zich al vanaf 1612 toe op de tabaksteelt en kenden zulke problemen nauwelijks. Die economische verschillen bepaalden ook een wezenlijk verschil in de stijl van de kolonisatie. In het noorden domineerden de handelsnederzettingen, tijdelijk bedoelde bewoningskernen met een kleine, vlottende, vaak gemengde bevolking van Europeanen en Indianen. De handelaren verbleven daar vaak maar korte tijd alvorens weer terug naar het Europese vaderland te gaan. In het zuiden ontstonden echter al snel sedentaire kolonies waar kolonisten zich definitief vestigden en een nieuw bestaan in Amerika opbouwden. Nieuw Nederland lag naar kolonisatiestijl tussen beide gebieden in: het was in eerste instantie een handelskolonie maar werd onder druk van de gebeurtenissen al spoedig een duurzame vestigingskolonie. Govert Loockermans is een schoolvoorbeeld van een migrant die achtereenvolgens beide fasen doormaakte en zich in drie stappen aan de omstandigheden aanpaste: aangekomen als bediende van de handelscompagnie werd hij al spoedig een vrije koopman die regelmatig tussen Europa en Amerika heen en weer ging alvorens zich definitief als vaste inwoner in Nieuw Nederland te vestigen. Toen Govert in Nieuw Nederland aankwam was het gebied pas 24 jaar geleden door de Europeanen ontdekt en nauwelijks tien jaar tevoren door hen in bezit genomen. Het was in Europese ogen een jong land, in veel opzichten een echte wildernis waar bijna alles nog moest worden geregeld, ondanks de aloude intensieve bewoning en maïsbouw door de inheemse stammen. In september 1609 had Henry Hudson op zijn verkenningsreis voor de VOC een schitterend gelegen baai ontdekt met een beschutte haven bij een groot eiland, waarvan de inheemse naam door de Europeanen tot Manhattan werd genormaliseerd. Hij nam het in bezit voor de Republiek en al heel snel gingen Noord-Nederlandse handelaren het achterland 8
Zie Benjamin Schmidt, Innocence Abroad. The Dutch Imagination and the New World, 1570-1670 (Cambridge: Cambridge University Press, 2001).
5
verkennen. Bij de oprichting van de WIC in 1621, kort na het einde van het Bestand, nam die het gebied van de VOC over. Al in 1614 werd het Nieuw Nederland genoemd. Ook die term moeten we niet in de huidige, beperkte en nationale zin opvatten. In de geest van de Noordzowel als de Zuid-Nederlanders waren de Lage Landen ondanks de politieke scheiding van de jaren 1570/80 nog steeds één mentale eenheid, al hadden ze ook een uiteenlopende bestuursvorm en groeiden ook de religieuze verschillen langzaam maar zeker. Juist de vele vluchtelingen in het Noorden hielden dat eenheidsbesef daar in stand. Maar ook in Brabant, het gewest dat als geen ander door de oorlog in tweeën was gesplitst, is het eenheidsgevoel nog heel lang levendig gebleven. Het is dus niet meer dan logisch dat Govert Loockermans via noordelijk Brabant naar de Republiek trok om zich een nieuwe toekomst te scheppen. Voor hem was dat nog geen buitenland, zo min als Novum Belgium naar het huidige België verwees. Ten tijde van de Tachtigjarige Oorlog was dat voor mensen als Govert nog het nieuwe groot-Nederland, al stond het Noorden ook onder oppergezag van de Staten-Generaal. Tot 1631, kort voordat Govert naar Nieuw–Nederland vertrok, was de directeur van die kolonie trouwens een ZuidNederlander geweest, Peter Minuit (1580/85-1638), in het Rijnlandse Wezel geboren uit gereformeerde ouders die voor hun geloof uit Doornik waren gevlucht. De Staten-Generaal lieten het gebied vanaf 1624 officieel als een zelfstandig bestuurde kolonie van de WIC inrichten met als bestuurscentrum het fort Nieuw Amsterdam. Het stadje daaromheen was aanvankelijk was niet veel meer dan een vlek met een paar honderd inwoners die zonder enige luxe in eenvoudige houten huizen woonden. Ook na de jaren 1640, toen Nieuw Amsterdam stadsrechten (1653) en een rudimentaire omwalling (in Wall Street) kreeg en de huizen langzamerhand van baksteen werden gebouwd, bleef het stadje klein. Het telde nog geen drieduizend inwoners bij de machtsovername door de Engelsen in 1664, Beverwyck (het huidige Albany) minder dan de helft daarvan.9 Heel het gebied van de kolonie, dat thans meer dan dertig miljoen zielen omvat, telde toen nog geen tienduizend blanken en zwarten, en ook van het aantal Indianen moeten we ons beslist geen overdreven voorstelling maken. Een ambitieuze jongeman Govert Loockermans moet in 1616 of 1617 zijn geboren als jongere zoon van de Turnhoutse burger Jacob Lokermans (1583-1636) en Maria of Maeyken Nicasius († 1640). Hij werd vernoemd naar zijn grootvader Goyvaert de Oude (ca. 1545/50-1628), een inkomeling uit Mierde die zich in Turnhout in weinig tijd tot een vooraanstaande positie wist op te werken.10 Govert moet iets van de ambitie en energie van zijn grootvader hebben geërfd. Zijn vader Jacob had evenmin stil gezeten. Hij was kort na 1613 samen met enkele stadgenoten naar Frankrijk gegaan om daar turf te steken en de taal te leren, maar op 8 februari 1617 was hij weer terug in Turnhout.11 In de door Eugeen Van Autenboer zorgvuldig opgestelde genealogie van de familie komt deze zoon Govert echter niet voor, wel een Godefridus die op 2 juli 1612 in de Turnhoutse Sint-Pieterskerk gedoopt is, vóór het vertrek van zijn vader, maar van wie we verder niets weten. Zij worden in de geschiedschrijving vaak aan elkaar gelijkgesteld, maar het kan hier toch niet om dezelfde persoon gaan. Govert wordt in 1633 uitdrukkelijk 16 jaar oud genoemd en in een akte van 1639 noemt hij zich zelf 22 jaar oud.12 Deze cijfers zijn geen afgeronde getallen en zullen dus de 9
Jaap Jacobs, ‘Migration, population, and government in New Netherland’, in: Krabbendam, Four Centuries of Dutch-American Relations 1609-2009, p. 85-96. 10 Ik ontleen alle gegevens over de Turnhoutse familie Loockermans aan Eugeen Van Autenboer, ‘De familie Lokermans in Turnhout en… de Nieuwe Wereld?’ in: Vlaamse Stam. Tijdschrift voor familiegeschiedenis 22:3-4 (1986), p. 115-132, hier p. 116-117. Zie verder de fragmentgenealogie achter deze bijdrage. 11 Ibid., p. 118-119. 12 New York Historical Manuscripts: Dutch [hierna: NYHM]. Vol. I: A.J.F. van Laer (trans. and ed.), Register of the Provincial Secretary, 1638-1642 (Baltimore 1974), p. 244 (11 november 1639).
6
Goverts werkelijke leeftijd weerspiegelen, temeer daar hij in die situaties geen belang had bij bedrog. Ze wijzen op een geboorte in 1616 of 1617. In de genealogie is daar ook ruimte voor tussen de doop van broer Petrus op 5 oktober 1614 en zuster Anna op 17 maart 1618. Govert zal dan vermoedelijk in de tweede helft van 1616 of begin 1617 zijn geboren maar niet in Turnhout doch in de plaats waar zijn vader in die jaren als turfsteker werkzaam was, misschien in Frankrijk. Daarom is zijn doop ook niet in de kerkregisters van Turnhout te vinden. Zijn gelijknamige oudere broer Godefridus was ongetwijfeld al overleden en onze Govert nam de vernoeming naar zijn grootvader van hem over. Dat vader pas kort voor die datum naar Turnhout terugkeerde wordt aannemelijk als we ons realiseren dat hij eerst op 8 februari 1617 een aandeel regelde uit de erfenis van zijn al drie jaar eerder overleden moeder. Kennelijk was hij met vrouw en kinderen enkele jaren in het buitenland geweest. Dat Govert in 1633 de leeftijd van 16 jaar had komt ook veel beter dan die van 21 overeen met zijn positie als koksmaat op De Soutbergh, een groot schip van 120 lasten met 20 stukken geschut, dat naast 50 matrozen minstens een honderdtal soldaten en andere schepelingen vervoerde. Een koksmaat is niet meer dan een jongeman aan het prille begin van zijn publieke leven, een duvelstoejager die alles nog moet leren. Govert zal amper 15 jaar oud zijn geweest toen hij in de Amsterdamse Haarlemmerstraat bij de WIC aanmonsterde, een adolescent nog in onze ogen, een jongen op zoek naar avontuur, gewin en geluk. Vertrek op een zo jonge leeftijd was toen minder vreemd dan nu kan lijken. Na zijn jeugd werd een jongeman vrijwel onmiddellijk autonoom en volwassen. Tijd voor een lang uitgesponnen puberteit was er niet. Veel jonger dan 15 zal Govert bij zijn vertrek uit Turnhout ook nauwelijks zijn geweest omdat hij buiten Brabant anders moeilijk in zijn levensonderhoud kon voorzien. Had hij al enige beroepservaring als kok? We weten dat zijn grootvader bakker was en dat zijn vader Jacob maaltijden leverde op kosten van het stadsbestuur. Hoe dan ook, zijn hulpbaantje stond op de onderste sport van de maatschappelijke ladder, en de verdiensten waren ernaar. Zijn naamgenoot Aert Lokermans voer in 1639 als luitenantsjongen, dus in een al even ondergeschikte functie, in dienst van de WIC naar Brazilië (de kust bij Recife was toen Hollands bezit) en verklaarde bij terugkeer in Rotterdam dat hij op de heen- en terugreis – naast de gebruikelijke kost en onderdak voor rekening van de Compagnie – aan maandgelden (loon) in totaal 18 gulden had verdiend!13 Nog een ander motief voor vertrek is denkbaar. Ook Govert kan gegrepen zijn geweest door de zilverkoorts die in Holland heerste sinds vice-admiraal Piet Heyn in september 1628 in de baai van Matanzas (Cuba) een vloot met de hele Spaanse zilverproductie ter waarde van meer dan 12 miljoen gulden had veroverd, bijna het dubbele van het handelskapitaal van de Compagnie – een huzarenstuk dat aantoonbaar enkele jaren lang jongeren heeft gemotiveerd tot avontuur in dienst van de WIC. Of Govert in Turnhout meer dan elementair onderwijs heeft genoten, weten we niet. Een volwaardige Latijnse school kreeg Turnhout pas in 1637, na zijn vertrek.14 Hij kon in elk geval goed lezen en schrijven, en hij had ambities. Hij moet welbewust voor de WIC hebben gekozen. Andere migrantenjongeren uit het Zuiden kwamen gewoonlijk in de bloeiende textielfabricage in de grote Hollandse steden terecht die in die jaren nog om jonge hulpkrachten schreeuwde en trouwens vaak in handen van vluchtelingen uit het Zuiden was. Het ligt voor de hand dat Govert uiterlijk in het voorjaar van 1632 naar Amsterdam is getrokken, wellicht met een paar leeftijdgenoten uit zijn stad of streek, zoals bij het reizen gebruikelijk was.15 Hij zal er bij aankomst eerst zijn stadgenoten en eventuele familieleden 13
Gemeentearchief Rotterdam [GAR], oud-notarieel archief [ONA], inv. nr. 464 (notaris Pieter van Leeuwen), akte 4/6 (31 juli 1640). 14 Eddy Put & Mark D’hoker (red.), Latijnse scholen in de Zuidelijke Nederlanden (16de-18de eeuw). Repertorium en archiefgids. Vlaanderen en Brussel (Brussel: Algemeen Rijksarchief, 2007), p. 673-678. 15 Mogelijk Michiel Paulusz uit Dendermonde, die in mei 1633 dienst neemt op de bouwerij Pavonia?
7
hebben opgezocht voor eenvoudig onderdak, in een bed dat hij wellicht met een ander moest delen. Er leefden naamgenoten Loockermans buiten Turnhout en omgeving. In de vijftiende en zestiende eeuw vinden we bijvoorbeeld een vooraanstaande burgerfamilie Loockemans in Den Bosch en in de zestiende en zeventiende eeuw een familie Loockermans van stedelijke regenten in het nabije Heusden, nu een stad in Noord-Brabant maar toen een grensvesting van Holland.16 In de zeventiende eeuw trokken gezinsleden van daaruit herhaaldelijk naar het bloeiende Holland. We komen ze tegen in Delft en Rotterdam, en in Warmond zelfs een Turnhoutse Catharina Loockermans, in de bestaande genealogie niet te identificeren, die op 8 september 1649 in Leiden met kleermaker Gerrit Steense uit het Duitse Anholt trouwt.17 Al in 1642 woonde een Johan Loockermans als koopman te Amsterdam, waar hij trouwde en kinderen kreeg.18 We kennen diens relatie met Turnhout niet, maar we moeten zeker aan zo’n verre verwant denken voor Goverts eerste stappen in de grote wereld.
Een familiezaak: broers, ooms, neven? Met die vaststelling zijn we er niet. Eerst moeten we een familiemythe ontzenuwen. In de negentiende eeuw, toen de Amerikanen hun Europese voorgeschiedenis in kaart brachten en met talloze onbewijsbare mythen over hun herkomst verrijkten, is in de geschiedenis van de nazaten Loockermans het verhaal geslopen dat Govert samen met zijn broers Jacob en Pieter naar Nieuw Nederland zou zijn gegaan, waar hun zus Anneke zich even later bij hen voegde. In feite zouden dus bijna alle afstammelingen van de Turnhoutse turfsteker Jacob Loockermans senior samen naar Amerika zijn getrokken. Er is echter geen historische bron die de familierelatie van drie gezamenlijk uitgevaren broers uitdrukkelijk documenteert en zij past ook niet goed in het chronologische verband van de genealogie. Desondanks is het verhaal al snel een eigen leven gaan leiden. Het stelt Goverts vertrek voor als een door de familie rationeel geplande collectieve lotsverbetering. Naar mijn interpretatie is dit echter onjuist. Hoe moeten we dit dan wel zien? Het is zeker dat Goverts vader Jacob behalve een dochter Anna minstens drie zoons kreeg die hun eerste levensjaren overleefden en van wie we de doopdatum kennen: achtereenvolgens Jan (1611), Peeter (1614) en Mathys (1620). Daaraan voegen we de rond 1616 geboren Govert toe – hij was niet de oudste zoon, en misschien was dat wel een van de redenen van zijn vertrek. Ouderen hadden immers de oudste rechten. Mathys, de jongste, bleef in Turnhout wonen en had daar nakomelingen maar hij blijft in dit verhaal verder geheel buiten beeld. Het is ook zeker dat vanaf de jaren 1640 in Nieuw Nederland de naam Pieter Loockermans voorkomt, en vanaf de jaren 1650 in Beverwyck, het huidige Albany, vervolgens ook die van Jacob Loockermans. Beide worden daar soms (maar niet altijd) gekoppeld aan het patronymicum Jansz. De zaak compliceert zich nog doordat in de Beverwyckse bronnen gelijktijdig een Pieter de Oude en een Pieter de Jonge Loockermans worden genoemd. Die worden gewoonlijk als vader en zoon beschouwd, terwijl Pieter Jansz Loockermans met Pieter de Oude wordt gelijkgesteld. Er is nog nooit grondig nagegaan hoe al deze Loockermansen precies aan de Turnhoutse genealogie te koppelen zijn. Omdat de doopen trouwboeken van Albany niet verder teruggaan dan 1683, is ook langs die weg geen zekerheid te krijgen. Hun dochters kregen in Albany weliswaar vele nakomelingen maar bij gebrek aan zonen stierf de naam Loockermans daar aan het begin van de achttiende eeuw uit, zoals dat in het vierde kwart van de zeventiende eeuw al in New York was gebeurd, na het 16
F. Beelaerts van Blokland, ‘Loockemans’, in: De Nederlandsche Leeuw 20 (1902), kol. 96-98; 22 (1904), kol. 99-102; 24 (1906), kol. 150-152. 17 Gemeentearchief Leiden, DTB, ondertrouw 20 augustus 1649. Getuige van de bruidegom: Harmen Henricsz van der Vecht, bekende, wonend in de Breestraat; van de bruid: Cunera Cremers, toekomstige nicht te Anholt. 18 GAR, ONA, inv. nr. 170 (notaris Nicolaas Vogel Adriaansz), akte 128/192 (11 oktober 1642).
8
vertrek van Goverts enige zoon Jacob naar de kolonie Maryland. Een stamboom of patrilineaire familiegeschiedenis Loockermans werd niet meer bijgehouden. Het is echter vrijwel onmogelijk dat Jacob een broer van Govert was. Er is geen zoon Jacob de jonge van Goverts eigen vader Jacob senior bekend en er is in de genealogie ook niet echt ruimte voor; de geboorte van Govert in 1616/17 vult de tijd van zijn vaders verblijf in Frankrijk op. Jacob wordt ook pas in 1657 in de Beverwyckse bronnen zichtbaar, als een nogal wilde (jonge)man. Als hij een broer van Govert was, zou hij dan al over de 40 jaar oud zijn geweest. Govert had echter wel een iets oudere broer Peeter. Deze Peeter Lokermans trouwde weliswaar in 1637 in Turnhout en kreeg daar een jaar later een zoon Jacob, maar van deze zoon is verder niets bekend, zo min als van zijn moeder. Zijn ze met hem de oceaan overgestoken en al spoedig daarna overleden? Mijn suggestie is veeleer dat Peeter na vroegtijdig overlijden van vrouw en zoon in Turnhout, rond 1639/40, zijn broer Govert naar Nieuw Nederland is gevolgd omdat hij zijn bestaansreden in Turnhout had verloren. Op 16 april 1658 verzoekt Govert Loockermans de Raad van Nieuw Nederland om betaling voor zijn broer Peter, dan equipagemeester in dienst van de WIC.19 Dat moet Pieter de Oude zijn. Als zoon van Jacob kan hij echter niet identiek zijn met Pieter Jansz. We moeten dus onderscheid maken tussen Pieter de Oude en Pieter Jansz, waarbij we ervan uit mogen gaan dat Pieter Jansz een jongere zoon van de Turnhoutse Jan Lokermans was, met andere woorden wel een broer van Jacob Jansz maar beslist geen zoon van Pieter de Oude. Had Pieter de Oude dan wellicht zelf een zoon Pieter de Jonge? Het is belangrijk de chronologie hier zorgvuldig te volgen. Pieter de Oude vestigde zich rond 1650 in Beverwyck en kan daar in diezelfde jaren getrouwd zijn, in elk geval niet veel eerder gezien de leeftijd van zijn echtgenote Maria en de huwelijksdata van zijn vier dochters.20 Er werd in Nieuw Nederland jong en vaak getrouwd, niet zelden op de leeftijd van 15 of 16 jaar door meisjes, van 18 jaar door jongens. Zowel mannen als vrouwen moesten er al vroeg op eigen benen staan en kregen er jong kinderen, veelal een lange reeks waarvan slechts een fractie volwassen werd. Dat bemoeilijkt het zicht op de familieverhoudingen, want het interval dat wij nu tussen twee generaties postuleren omvatte daar soms een generatie meer. Hoe dan ook, een zoon uit het tweede, Amerikaanse huwelijk van Pieter de Oude kan zonder de biologische wetten geweld aan te doen niet vóór ca. 1650 geboren zijn en op zijn vroegst rond 1665 als autonome jongeman optreden en huwen. Welnu, Pieter Loockermans de Jonge blijkt al in 1656 een grondbrief in Beverwyck te hebben gekregen en dus handelingsbekwaam te zijn geweest. In mei 1660 ondertekenen zowel Jacob Jansz en Pieter de Oude als Pieter de Jonge elk voor zich als autonoom persoon een verzoekschrift van de kleine pelshandelaren in Beverwyck ten gunste van de pelshandel.21 Pieter de Jonge zal dan minimaal 16 à 18 jaar oud zijn geweest, zoniet ouder, en zal ca. 1640 of eerder zijn geboren. De conclusie moet luiden dat Pieter de Jonge niet de zoon van Pieter de Oude kan zijn maar dat hij identiek moet zijn met de in 1634 geboren Pieter Jansz Loockermans en dus een broer van Jacob Jansz. Overigens stierf Pieter de Jonge eerder dan de Oude, wellicht al rond 1670. De betekenisloos geworden toenamen ‘de Oude’ en ‘de Jonge’ verdwijnen dan uit de bronnen. Dat heeft diverse auteurs er ten onrechte toe verleid te stellen dat Pieter de Oude toen was gestorven, om vervolgens alle latere vermeldingen aan Pieter de Jonge toe te schrijven. Maar de Jonge stierf vóór de Oude. Jacob (geboren in 1632) en Pieter de Jonge (geboren in 1634) zijn dus zoons van Goverts oudere broer Jan geweest. Het is dan ook logisch dat zij zich 19
E.B. OCallaghan (ed.), Calendar of Historical Manuscripts in the Office of the Secretary of State, Albany, NY (Albany: Weed, Parsons & Company, 1865), p. 195. 20 Zie voor meer details de fragmentgenealogie in de bijlage. 21 Thomas E. Burke, Jr., ‘The Netherland Fur Trade, 1657-1661: Response to Crisis’, in: Nancy A. Zeller (ed.), A Beautiful and Fruitful Place: Selected Rensselaerswijck Seminar Papers (Albany: New Netherland Publishing, 1991), p. 283-291.
9
gezamenlijk in Beverwyck vestigden toen zij in de jaren 1650 volwassen werden. Bij de liquidatie van het sterfhuis van hun vader Jan Loockermans in 1648 leefden er inderdaad nog drie onmondige kinderen: Jacobus, Petrus en Jan junior. Van laatstgenoemde Jan, die pas in 1642 werd gedoopt en uit een volgend huwelijk moet stammen, is verder niets bekend maar Jacobus en Petrus zijn de beide broers die wellicht kort daarna, tussen de 16 en 20 jaar oud, met hun oom Govert naar Nieuw Nederland trokken en zich even later in Beverwyck vestigden om daar een nieuw leven te beginnen. Jacob vernoemde zijn dochter trouwens naar zijn moeder Catharina. Carrièrestappen De Soutbergh, het schip waarmee Govert zijn eerste overtocht over de oceaan maakte22, lag eind juni 1632 al zeilree maar voer pas medio augustus van de rede van Texel uit en kwam na een tussenstop op het Caribische eiland Sint-Maarten begin maart 1633 in de haven van Nieuw Amsterdam aan. Onderweg was nog een Spaans schip met een lading suiker gekaapt. Het was een gevaarlijke overtocht geweest die ruim een half jaar had geduurd, veel langer dan gebruikelijk. Govert zal al in juni als koksmaat op het schip hebben gewerkt en dus negen maanden met de bemanning hebben verkeerd. Hij heeft zijn ogen er goed de kost gegeven en de kiem voor zijn latere relaties gelegd. We weten dat hij die maanden op het schip doorbracht met de twee belangrijkste personen van de kolonie: de nieuwe directeur Wouter van Twiller en de nieuwe gereformeerde predikant Everardus Bogardus, beiden overigens nog jongemannen onder de 30. Van Twiller had Govert onderweg leren waarderen en omdat de WIC bij die gelegenheid het hele personeel van de kolonie vernieuwde, nam hij hem onmiddellijk na aankomst als klerk van de WIC in dienst. Ook Bogardus had sympathie voor hem. Bij de twisten rond de Indiaanse oorlog die de kolonie in de jaren 1640 teisterden stond hij aan zijn kant. Bogardus’ schoonzuster, de Noorse weduwe Marritgen Jans, zou in 1649 trouwens met Govert Loockermans huwen – toen was dominee Bogardus al bij een schipbreuk om het leven gekomen, maar zijn vrouw en hun kinderen bleven herhaaldelijk als doopgetuigen voor nazaten van Loockermans en zijn familieleden optreden. Hoewel hij als klerk van de Compagnie op de eerste rang zat bij de pelshandel, was die ondergeschikte functie voor Govert niet genoeg. Hij popelde om zelf aan de slag te gaan, de bossen in, de wildernis te lijf. Het kwam hem goed uit dat de WIC in januari 1639 haar handelsmonopolie ophief. De inkomsten van de bever- en otterhandel vielen tegen, en de bestuurders van de Compagnie te Amsterdam waren in twee kampen verdeeld: de ene groep wilde alleen handel in uitheemse producten, in dit geval de pelzen en eventueel andere rijkdommen van de Nieuwe Wereld zoals mineralen, de andere groep stond intensieve kolonisatie van het veroverde gebied voor. Die twist werd geleidelijk ten gunste van de kolonisatie beslecht. Iedereen mocht zich voortaan als landbouwer in Nieuw Nederland vestigen en vrij aan de pelshandel deelnemen. Dat liet Govert zich geen tweemaal zeggen. Onmiddellijk nam hij ontslag uit zijn functie bij de WIC en ging aan het werk als vrije handelaar. In dienst van de WIC had hij een grondige kennis van het gebied, de handelsroutes en –mogelijkheden, en van de spanningen tussen blanken en inheemsen en tussen de Indiaanse stammen onderling opgedaan. Dat kwam hem nu goed van pas. Al op 17 september 1639 huurt hij samen met Cornelis Leendertsen, tot 22
Op grond van het commentaar dat secretaris Cornelis van Tienhoven in 1650 op het ‘Vertoogh van NieuNederland’ schreef, wordt als scheepsnaam wel het jacht St. Martyn genoemd: J. Franklin Jameson (ed.), Narratives of New Netherland 1609-1664 (New York: Scribner, 1909, reprint 1967), p. 376. Van Tienhoven, een verklaarde vijand van Loockermans, moet zich hier echter hebben vergist, aangezien Wouter van Twiller, dominee Bogardus en anderen met wie Loockermans in 1633 de overtocht maakte, op De Soutbergh aankwamen. Zie Frijhoff, Wegen van Evert Willemsz, p. 657.
10
diens dood in 1646 zijn partner, het jacht Wesel ten behoeve van hun handel. Dat contract verschaft ons de eerste handtekening die we van hem hebben: hij tekent als Gouert Lockemans. Drie dagen later, op 20 september, sluit hij een contract met David Provoost voor de aankoop van maïs van de Indianen voor een prijs die contractueel onder die van de WIC moest liggen.23 Het was Goverts eerste profijtelijke transactie. Er zouden er nog vele volgen tot het ruime half miljoen gulden dat hij bij zijn dood naliet. Als klerk van de Compagnie moet Govert zorgvuldig de volgende stap in zijn strategie hebben voorbereid: een huwelijk met de juiste echtgenote. Govert was wat de Fransen een ‘chaud lapin’ noemen en hij voelde herhaaldelijk seksuele nood op zijn eenzame tochten als woudloper, op zijn schepen, en in Nieuw Amsterdam zelf. Hij heeft daar zeker op gezinspeeld in zijn contacten met anderen. Zo beklaagde hij zich in 1647/48 bij zijn werkgever over de langdurige afwezigheid van zijn vrouw. In maart 1648 antwoordt zijn aangetrouwde neef en leerling Johannes Verbrugge hem vanuit Amsterdam: ‘soo wenste wel dat ghy wat kanffer bij u hadt om de opstijginch des vlees een betye [beetje] te temperen, ick hadde gedacht wat te sturen in een pampiertje maer niet geen daen [gedaan] want ghy mochte quadt om geworden hebbe’.24 Kamfer werd vroeger op schepen en in gevangenissen gebruikt om de seksuele lust te onderdrukken. Verbrugge voegt er haastig aan toe: ‘in klucht geschreven’, maar de teneur is onmiskenbaar. Govert kon kennelijk ook niet goed tegen grappen daarover. Hij moet een opvliegende, soms onbeheerste man zijn geweest. We zullen dat nog nader zien. Hoe dan ook, in het najaar van 1639, 22 jaar oud, was Govert aan een echtverbintenis toe. Een jaar verder, op 9 februari 1641, ging hij in Amsterdam en een dag later in Haarlem in ondertrouw met de weduwe Ariaentje Jans, die een paar jaar ouder was dan hijzelf. Op dinsdag 26 februari 1641 werd het huwelijk in Amsterdam gesloten.25 Govert wordt in het register varensgezel genoemd, wonend op de Prinsengracht te Amsterdam. Hij is dan nog geen zelfstandige koopman. Ariaentje was rond 1613 in Haarlem geboren als dochter van Jan Philipsz, bode op Zeeland, en van Lijsbeth Setten. Lijsbeths zuster Janneken was getrouwd met de koopman Gillis Jansz Verbrugge, de eigenaar en naamgever van wat in de loop van de jaren een van de grote handelsfirma’s op Nieuw Nederland zou worden.26 Ariaentje was ruim drie jaar eerder, op 19 juli 1637, in Amsterdam getrouwd met Jan Hendricksz van de Water, kapitein op het schip De Kalmar Sleutel, maar haar man kwam al in het voorjaar van 1638 bij een storm op zee in West-Indië om het leven. Zij was bij haar huwelijk hoogzwanger geweest want hun zoontje Hendrick werd al op 6 september 1637 in Amsterdam gedoopt.27 Kort na diens geboorte trok de 24 jaar oude weduwe Ariaentje met haar zoontje, haar broer Philips Jansz en haar zuster Hester Jans naar Nieuw Nederland waar ze zich in Nieuw Amsterdam vestigden. Hester was net voor hun vertrek, op 1 december 1637, in Amsterdam getrouwd met Jacob Wolfertsz van Couwenhoven (ca. 1612-1670). Jacob was een zoon van Wolfert Gerritsz uit Hoogland in de provincie Utrecht, een van de eerste hoofdkolonisten van de WIC op Manhattan en later op het Lange Eiland [Long Island]; hij werd zelf ook een vooraanstaande landbouwer en kolonist, eigenaar van een bloeiende bouwerij, en vervolgens koopman en grondspeculant. In 1642 was hij kerkmeester in Nieuw Amsterdam en in 1649 werd hij met twee andere kolonisten door de burgerij afgevaardigd om de Staten-Generaal in 23
NYHM, I, p. 227, 231-232, 244. New York Historical Society [NYHS], Stuyvesant-Rutherford Papers, 3:1 (Amsterdam, 24 maart 1648). 25 Stadsarchief Amsterdam [SAA], DTB, inv. no. 455/23, p. 12. Hij tekent als Gouert Loockemans, zij tekent niet. De data coresponderen met de aantekeningen in de familiebijbel Loockermans, thans in New York Public Library: http://www.onentofl.com/chbibleloockermans.html 26 Over dit handelshuis en zijn activiteiten in Nieuw Nederland: Oliver A. Rink, Holland on the Hudson. An Economic and Social History of Dutch New York (Ithaca & Londen: Cornell University Press, 1986), p. 177-183; Jacobs, Een zegenrijk gewest, p. 85-88, 183, 227. 27 SAA, DTB, inv. nr. 42, p. 39. 24
11
Den Haag een protestbrief tegen het wanbestuur van de Compagnie te overhandigen.28 Ondernemende, zelfbewuste en kritische burgers, met andere woorden. Ariaentje had gehoopt dat haar eerste man zich bij hen in Nieuw Amsterdam zou vestigen. In afwachting daarvan was ze met haar zoontje bij haar zuster Hester Jans gaan wonen en daar moet Govert haar in die kleine kolonie regelmatig hebben ontmoet.29 Maar toen de onverwachte dood van kapitein Van de Water die hoop de bodem insloeg, keerde Ariaentje met haar zoontje Hendrick weer naar haar geboortestad Haarlem terug. De volgorde van de gebeurtenissen is dan niet helemaal met zekerheid te reconstrueren maar de strekking laat aan duidelijkheid niets te wensen over. De Verbrugges hebben een hand in dit huwelijk gehad. Govert moet via Jacob van Couwenhoven en diens vrouw Hester Jans al in Nieuw Amsterdam in contact zijn gekomen met de handelsfirma van Ariaentjes oom Gillis Verbrugge. Hij zal de kansen hebben gezien die dat hem voor zijn handelsdrift bood, terwijl Gillis van zijn kant een scherp oog voor Goverts kwaliteiten had. In het najaar van 1640 trok Govert naar Holland. Bij zijn huwelijk woonde hij op de Amsterdamse Prinsengracht, mogelijk al in een arbeidsverhouding met Verbrugge die op diezelfde gracht gevestigd was. Nu Ariaentje weduwe was geworden kon hij zich in die firma inhuwen en hij heeft dat ook zonder dralen gedaan.30 Netwerken van familieleden, ‘vrienden’ zoals men die toen noemde, waren essentieel voor de overlevingskansen van een persoon, zeker als die, zoals in het geval van Govert, met lege handen was begonnen.31 Door zijn huwelijk met Ariaentje kreeg Govert een moreel belang in het bedrijf van haar oom. Hij werd onmiddellijk agent van de firma Verbrugge. In het najaar van 1641 keerde hij met zijn vrouw en haar voorkind Hendrick van de Water aan boord van De Coninck Davit naar Nieuw Nederland terug. Ook Verbrugge’s zoon Johannes was erbij. Hij was en bleef Goverts hulp, leerling en vertrouweling. Ariaentje was intussen opnieuw zwanger geworden, ditmaal van Govert zelf en keurig binnen de termijnen van het huwelijk. We weten uit het door secretaris Antonie de Hooges bijgehouden scheepsjournaal dat hun oudste dochter Marritje (Maria) Loockermans op 3 november 1641 aan boord van het schip werd geboren.32 Op 1 december 1641, na aankomst van het schip in Nieuw Amsterdam, werd ze daar door dominee Bogardus gedoopt. Twee van de drie doopgetuigen waren naaste familieleden, namelijk Dirck Cors, een volle neef van Ariaentje die al in Nieuw Nederland woonde, en tante Anneke Loockermans die bij de geboorte op het schip aanwezig was geweest. Familieproblemen Deze Anna of Anneken Loockermans was Goverts jongere zuster. Ze was op 17 maart 1618 in Turnhout gedoopt en vermoedelijk dus anderhalf jaar jonger dan hij. Ze zullen elkaar na hebben gestaan. We kunnen ons voorstellen dat Govert in 1641, toen hij in Europa was, na 28
Vgl. J.H.P. Kemperink, ‘De Van Couwenhovens en de stichting van Amersfoort op Long Island’, in: Flehite. Tijdschrift voor verleden en heden van Oost-Utrecht 8 (1976), p. 26-32; M.S.F. Kemp, ‘De herkomst van Wolfert Gerritsz, stamvader van de Amerikaanse familie Van Kouwenhoven’, in: Jaarboek van het Centraal Bureau voor Genealogie 50 (1996), p. 161-178. 29 SAA, ONA, inv. nr.1280, f. 69v-70r (25 mei 1639): zij zijn 17 maanden geleden uitgevaren naar ‘de Virginias’ [Nieuw Nederland] en niet meer te voorschijn gekomen; Philips Jansz, bosschieter op De Eendracht, uitgevaren naar Nieuw Nederland, heet dood; Hester Jans leeft in Nieuw Nederland. 30 Zijn schoonmoeder Lijsbeth Setten, dochter van Set Corssen en Ariaentje Dircxdr, had een zuster Janneke die op 29 april 1612 te Haarlem in ondertrouw ging met Gillis Jansz van Brug. Daaruit 9 kinderen. Hun broer Cors Setten (of Stam) huwde in 1603 Annetje Gerrits, waaruit drie zoons: Set, Dirck en Arent Corssen Stam. 31 Zie hiervoor Luuk Kooijmans, Vriendschap en de kunst van het overleven in de zeventiende en achttiende eeuw (Amsterdam: Bert Bakker, 1997). 32 Volgens het aan boord gehouden journaal van Anthonij de Hooges, uitg. in A.J.F. Van Laer (trans. & ed.), Van Rensselaer Bowier Manuscripts. Being the Letters of Kiliaen van Rensselaer, 1630-1643, and Other Documents relating to the Colony of Rensselaerswijck (Albany: State University of New York, 1908), p. 597.
12
zijn huwelijk met zijn jonge vrouw naar Turnhout is gegaan om haar aan zijn familie te presenteren. Maar daar vond hij slechts problemen. Vader Jacob was al in 1636 overleden, in 1640 werd ook moeders sterfhuis geliquideerd. Zus Anneke, 22 jaar oud, stond er toen alleen voor, niets dwong haar in Turnhout te blijven.33 Hetzelfde gold waarschijnlijk voor broer Pieter. Die was weliswaar in 1637 getrouwd en had een jaar later een zoontje Jacobus gekregen, maar van vrouw en kind horen we verder niets meer; denkelijk zijn beiden heel snel gestorven, misschien aan de pest die in die jaren bijzonder fel in Noordwest-Europa woedde. Intussen zat ook hun oudste broer Jan in de problemen. Hij moet chirurgijn zijn geweest maar had geen florissant ambacht. Bij de liquidatie van zijn sterfhuis in 1648 bleek het zwaar het schulden beladen. Zijn vrouw Catharina Degruyter was in 1636 overleden en had hem de zorg voor twee kleine kinderen nagelaten, Jacob, in 1641 negen jaar oud, en Pieter, toen zeven. Jan senior is vermoedelijk in 1641 hertrouwd want in juni 1642 werd zijn derde zoon Jan gedoopt. Maar toen was Govert al weer weg. In 1641 trof Govert in Turnhout dus een ontredderde familie aan, die rijp was voor een nieuw begin in een ander land. Behalve zijn vrouw en haar voorkind nam hij zijn broer Pieter en zus Anneke mee naar Nieuw Nederland. Het is mogelijk dat hij tegelijk de twee jonge zoontjes van zijn oudste broer Jan meenam om hem zo van de zorg voor twee jonge kinderen te ontlasten. De Pieter Loockermans die op 19 januari 1642, kort na aankomst in Nieuw Amsterdam, als doopgetuige optreedt, en opnieuw op 25 oktober 1648 bij de doop van een zoon van tante Anneke, kan namelijk zowel Goverts broer als zijn gelijknamige neefje zijn geweest. Maar het is waarschijnlijker dat ze eerst op rijpere leeftijd van huis vertrokken. We vinden hen in de jaren 1650, na Goverts laatste overtocht over de oceaan, gezamenlijk terug als pioniers in het hart van de pelshandel, het in 1652 gestichte dorp Beverwyck, huidig Albany. Ze zullen in 1651 op zijn schip De Bonte Koe mee naar Amerika zijn getrokken. Zeker Jacob, de oudste van de twee, had iets van de zucht naar avontuur en het karakter van oom Govert.34 Pieter was een rustiger figuur, hij kreeg al in 1653 een grondbrief in het pas uitgelegde Beverwyck, werd timmerman en herbergier en was een pijler van de locale gemeenschap. Jacob moet twintig jaar oud zijn geweest toen hij zich rond 1652 als pelshandelaar in Beverwyck vestigde. In 1660 blijkt hij in dienst van Philip Pieterse ten behoeve van de pelshandel met de Indianen in de bossen, en in mei 1664 werd hij afgevaardigd voor onderhandelingen over een vredestraktaat tussen Indiaanse stammen.35 Mogelijk is hij ‘Cobus de Loper’ tegen wiens handelspraktijken de nieuwe gouverneur Richard Nicolls in 1665 beveelt op te treden.36 Zeker was hij bepaald niet bang, en kende hij zijn talen. Dat ruwe karakter had ook zijn keerzijde. Op zondag 22 juli 1657 had hij blijkbaar zonder enige aanleiding Meuwis Hoogenboom, de knecht van Claes Hendricksen van Utrecht, ernstig verwond en voor zijn leven verminkt door een mes tot op het bot vanaf de linkerzijde van zijn voorhoofd tot zijn onderlip over zijn gezicht te halen. Zes dagen later werd hij om dit ‘bekkensnijden’ – een beruchte vechttactiek van jongeren – beboet met 300 gulden (een 33
Ze bedankt en ontlast 23 april 1641 haar oom en momboir Goyvaert Lokermans voor de afrekening in 1640 van het beheer van haar goederen; ze was ook universele erfgename van haar tante Magreta (Margriet) die naar Zwolle (Overijssel) was getrokken. Zie Van Autenboer, ‘De familie Lokermans’, p. 116, 118, 120, 131. 34 Ik ben Dr. Janny Venema (New Netherland Research Center, Albany), veel dank verschuldigd voor haar hulp bij de verzameling van gegevens over de Loockermansen te Beverwyck/Albany. 35 Charles T. Gehring (trans. & ed.), Fort Orange Court Minutes 1652-1660 (Syracuse, NY: Syracuse University Press, 1990), p. 513. Zie voor de troebelen onder de Indianen in dat jaar ook het relaas van de Franse jezuïet Jérôme Lalement, in: Dean R. Snow, Charles T. Gehring & William A. Starna (eds.), In Mohawk Country. Early Narratives about a Native People (Syracuse NY: Syracuse University Press, 1996), p. 139-143. 36 Dennis Sullivan, The Punishment of Crime in Colonial New York. The Dutch Experience in Albany During the Seventeenth Century (New York enz.: Peter Lang, 1997), p. 210 (aldus in de Index, p. 351, maar andere identificatie op p. 314, noot 27).
13
jaarsalaris!) en betaling van smartengeld aan Meuwis en van alle kosten. Hij werd er tevens toe veroordeeld hard voor de betaling te werken.37 Drie maanden later, op 17 oktober 1657, trouwde hij met Tryntie Claes. Zij moet hem hevig hebben liefgehad want ze betaalde al in januari 1658 een deel van zijn hoge boete.38 Het huis dat hij in Beverwyck had gebouwd moest hij in 1659 weer verkopen – wellicht voor het restant van de boete.39 Maar daarna ging het hem voor de wind. Ook zijn vrouw was actief in de pelshandel.40 Hij kocht en verkocht verschillende huizen, kreeg in 1682 een grondbrief, en kocht in 1674 de helft van een sloep die hij in partnerschap met Harmanus van Borsum op de Hudson exploiteerde.41 Zijn contacten met Indianen bleven intensief. In 1685 reisde hij als kapitein met een compagnie van 30 man door Indiaans gebied, tot aan de Ottawa’s, die hem twee jaar later als gijzelaar vasthielden. Hij stierf pas in 1709. Zijn dochter Caatje (Catharina) trouwde een van de actiefste kooplieden van het stadje, bakker Wessel ten Broeck, van wie vele befaamde Amerikanen aan de Oostkust afstammen. In 1685 werd Jacobs vrouw Trijntje zelf slachtoffer van mishandeling door twee inwoners van Albany toen zij met een Indiaanse vrouw maïs verhandelde.42 Het was een gewelddadige samenleving en de Loockermansen hadden daar duidelijk hun aandeel in. Goverts eigen reputatie was al vanaf het begin verre van smetteloos. In juli 1640, toen Govert officieel nog in dienst van de WIC was, ook al had hij intussen zijn eigen handeltje opgezet, had de directeur van Nieuw Nederland, Willem Kieft, een strafexpeditie naar de stam van de Raritans aan de overzijde van de Hudson gestuurd omdat zij een sloep van de Compagnie hadden overvallen en vee gedood. De soldaten waren opgefokt tegen de Indianen en gebruikten buitensporig geweld, Govert Loockermans als eerste. Verschillende Indianen werden doodgeschoten en Govert nam zelf de broer van de sachem (het stamhoofd) gevangen. Hij had hem aan de mast vastgeboden zoals de Indianen dat zelf deden en hem vervolgens ‘aen sijn mannelijcke lid met een gespleten hout seer mishandelt aen de mast staende’.43 Die zinloze foltering van een machteloos slachtoffer heeft de 23-jarige Govert de minachting van enkele vooraanstaande getuigen opgeleverd, onder ander van de intelligente kapitein David Pietersz de Vries die als een van de weinigen goed met de Indianen wist om te gaan en die ons het voorval heeft beschreven. Had Govert inderdaad zo weinig begrip voor de Indianen van wie al spoedig een deel van zijn inkomsten afhingen? Of moeten we die wrede mishandeling als een jeugdexces zien, een ondoordacht verlengstuk van de afschuwelijke oorlogservaringen uit zijn eigen Turnhoutse jeugd?44 Het is wel zeker dat hij niet alleen een onverschrokken karakter maar 37
Gehring, Fort Orange Court Minutes, p. 322, 340; Sullivan, The Punishment of Crime, p. 107-108. Zijn echtgenote (naam ongenoemd) betaalt al op 18 januari 1658 een deel van de boete: Gehring, Fort Orange Court Minutes, p. 342. Testament van Jacob Loockermans en Tryntje Jans [= Claes] op 5 september 1685 voor notaris A.J. van Ilpendam: Jonathan Pearson (trans. & ed.), Early Records of the City and County of Albany and Colony of Rensselaerswijck (4 vol.; Albany: University of the State of New York, 1916-1919), III, p. 243. 39 Reconstructieschets van zijn huis ca. 1659 in Janny Venema, Beverwijck, A Dutch Village on the American Frontier, 1652-1664 (Hilversum: Verloren, 2003), p. 70-72, 441. 40 Janny Venema (trans. & ed.), Deacons’ Accounts 1652-1674: First Dutch Reformed Church of Beverwyck/Albany, New York (Rockport, Maine: Picton Press, 1998), p. 167-168 (Tryn Claes). 41 Pearson, Early Records, III, p. 416, 452, 481. 42 Court Minutes, III, p. 511. 43 David Pietersz de Vries, Korte historiael, ende journaels aenteyckeninge, van verscheyden voyagiens in de vier deelen des wereldts-ronde (Alkmaar: Simon Cornelisz Brekegeest, 1655) [Facsimile in: M. Visser (ed.), Straat- en bochtvaarders (Utrecht: De Haan, 1943)], p. 161; Jameson, Narratives of New Netherland, p. 208209. Zie voor Goverts houding tegenover de Indianen verder: Mark P. Meuwese, ‘For the peace and well-being of the country’. Intercultural mediators and Dutch-Indian relations in New Netherland and Dutch Brazil (ongepubliceerde PhD Diss. Notre-Dame, Indiana, 2003), p. 418. 44 Aldus de suggestie van Donna Merwick, The Shame and the Sorrow. Dutch-Amerindian Encounters in New Netherland (Philadelphia: University of Pennsylvania Press, 2006), p. 150. 38
14
ook een opvliegend temperament had en niet voor geweld terugdeinsde als dat zijn belangen diende. Hij wist zijn eigen boontjes te doppen. In het najaar van 1647 werd Govert ervan verdacht bij de Zuidrivier een Indiaans opperhoofd te hebben gedood, maar hij verweerde zich met het argument dat hij de Indiaan alleen bedreigd had omdat deze met een pistool op zijn schipper had geschoten.45 Toen midden in de nacht van 13 op 14 augustus 1654, tijdens het vuurwerk voor de Vrede van Westminster tussen de Republiek en Engeland, een dief een ruit bij hem insloeg en zijn huis binnensloop, greep Govert hem eigenhandig bij zijn kraag en bracht hem naar de gevangenis, vanwaar hij even later uit Nieuw Nederland verbannen werd.46 Een andere episode uit zijn leven, een vlagincident waarover straks, toont hem als een even doortastende handelaar die pal staat voor zijn belangen. Juist door zijn grote actieradius als handelaar verwierf Govert zich de reputatie van een gewiekste en zelfbewuste koopman die zonodig het recht in eigen hand nam. Ook anderen merkten dat. Toen handelaar Govert Aertsen naar een nederzetting in Connecticut ging, vroeg men hem om in Nieuw Amsterdam een bewijs te halen dat hij niet Govert Loockermans was, zo bang was men daar voor de Turnhoutenaar.47 Koopman en kolonist48 Na zijn terugkeer naar Nieuw Amsterdam in de winter van 1641 zette Govert enkele welbewuste stappen om zijn bestaanszekerheid als kolonist in de Nieuwe Wereld te waarborgen. Al op 26 maart 1642 kocht hij samen met zijn partner Cornelis Leendertsen een bouwerij van de WIC op Manhattan aan de Oostrivier, en land in Breuckelen (Brooklyn), met andere woorden een boerenbedrijf. Hij liet dat door derden uitbaten.49 Dat vormde zijn zekerheid in het moeilijke bestaan van pelshandelaar en vrij koopman wiens winst altijd ongewis was omdat ze niet alleen van de beverstand en de markt maar ook van de verhoudingen met en tussen de Indianen afhing. Het grondvestte ook zijn recht om als vrijhandelaar op te treden. Vervolgens kocht hij van de toen in Nieuw Amsterdam verblijvende Pilgrim Father Isaac Allerton het jacht De Goede Hoop, en in 1643 samen met hem een huis en twee erven aan de Heereweg (nu Broadway) op Manhattan.50 Andere bezittingen werden aangekocht in 1651, 1656 en 1664. Met zijn jacht handelde hij op de Noordrivier en de Zuidrivier, maar de vrije handel met de Indianen op de Zuidrivier werd hem in maart 1644 door de WIC verboden.51 Govert voelde zich toen in zijn vrijheid als koopman aangetast en door zijn vroegere werkgever getergd. Het zal een van de redenen zijn geweest waarom hij in het najaar het op 28 oktober 1644 geredigeerde rekest van de kolonisten tegen 45
NYHM, Vol. II: A.J.F. van Laer (trans. and ed.), Register of the Provincial Secretary, 1642-1647 (Baltimore 1974), p. 212; Shorto, The Island at the Center of the World, p. 184. 46 NYHM, Vol. V: Charles T. Gehring (trans. & ed.), Council Minutes 1652-1654 (Baltimore: Genealogical Publishing Co., 1983), p. 181-182 (1-2 september 1654). Isaac Allerton (ca. 1585/86-1659) was een kleermaker uit Londen die tien jaar in Leiden had gewoond alvorens in 1620 met de Mayflower de overtocht naar Nieuw Engeland te maken; hij was een van de meest energieke emigranten en werd assistent van de gouverneur van Plymouth maar sloeg als handelaar zijn vleugels uit buiten Massachusetts. 47 Edwin M. Purple, ‘Contribution to the History of the Ancient families of New York – Loockermans’, in: New York Genealogical and Biographical Record 8 (January 1877), p. 11-16; NYHM, Vol. IV: A.J.F. van Laer (trans. and ed.), Council minutes, 1638-1649 (Baltimore 1974), p. 526-527. 48 Zie voor de handelscontext: Claudia Schurmann, ‘Seventeenth-Century Atlantic Commerce and Nieuw Amsterdam/New York Merchants’, in: Hermann Wellenreuther (red.), Jacob Leisler’s Atlantic World in the Later Seventeenth Century. Essays on Religion, Militia, Trade, and Networks [Atlantic Cultural Studies, 8] (Münster: LIT Verlag, 2010), p. 33-66. 49 NYHM, Vols. GG, HH, II [Land papers], trans. & ed. Charles Gehring (Baltimore: Genealogical Publishing Company, 1980), p. 14 [GG 47]. 50 NYHM, II, p. 129-130. 51 NYHM, II, p. 212.
15
de noodlottige politiek van directeur Willem Kieft clandestien mee naar patria nam en aan de kamer Amsterdam overhandigde. Daar kwam nog een ergernis aan de Noordrivier bij. Het reusachtige gebied rond het latere Albany was op dat moment een patroonschap genaamd Rensselaerwyck, dat wil zeggen een particulier domein met hoogheidsrechten vergelijkbaar met een feodale heerlijkheid. Het was in het bezit van de vermogende Amsterdamse juwelier Kiliaen van Rensselaer, die er een aantal boerderijen exploiteerde en de pelshandel in handen had.52 Vóórdat het dorp Beverwyck ontstond was het aan de Noordrivier gelegen Fort Oranje daar het bestuurscentrum van geweest. Nicolaas Coorn zetelde op dat moment als vertegenwoordiger van Rensselaer in het fort. Toen Govert Loockermans met zijn jacht De Goede Hoop en negen man bemanning in juli 1644 langs Beeren Eiland in Rensselaerswijck voer, sommeerde Coorn hem om de vlag te strijken. Govert riep terug: ‘Voor wie?’ Waarop Coorn: ‘Voor het stapelrecht van Rensselaerswyck’, dus om te erkennen dat de patroon daar de baas was. En Govert weer: ‘Ik strijk hem voor niemand anders dan de prins van Oranje en voor mijn overheden’. Coorn schoot daarop een kanon af. De eerste kogel ging door het grote zeil, het tweede schot miste, maar het derde, door een Indiaan met een geweer afgevuurd, schoot een kogel door de prinsenvlag, nauwelijks een voet boven het hoofd van Govert die de vlag omhooghield. Govert voer verder, zonder bij Coorn verhaal te halen. Maar hij liet het incident in Nieuw Amsterdam grondig documenteren. In oktober werd Coorn veroordeeld tot vergoeding van de geleden schade.53 We zien Govert Loockermans hier als een zelfbewuste en onverschrokken ondernemer die weigert te buigen voor de pretenties van anderen, zijn rechten kent, en dat recht ook weet te halen. Hij houdt de prinsenvlag zelf uitdagend boven zijn hoofd. Alleen de prins zelf erkent hij als zijn superieur, wat in feite een regelrechte uitdaging was niet alleen aan Rensselaer maar ook aan de WIC. Govert gedroeg zich als een koopman die boven de wet stond en alleen zijn eigen belang volgde. Geen wonder dat Washington Irving in zijn Knickerbocker’s History of New York (1809) bijna een mythische betekenis aan deze gebeurtenis heeft gegeven: hier vindt Amerika zichzelf als land van de vrijheid uit! In latere jaren werd Govert zowel door directeur Stuyvesant, als door de gouverneurs van Nieuw Zweden en Nieuw Engeland herhaaldelijk verweten dat hij tegen de regels in wapens en munitie aan de Indianen verkocht en zo het risico op oorlog vergrootte. Aldus in mei 1648, toen de Indianen op het Lange Eiland, aan de Zuidrivier en aan de Verse Rivier (de Connecticut) tot zijn afnemers behoorden.54 Zijn handel dekte daarmee zo ongeveer het hele kustgebied van Nieuw Nederland. We weten trouwens dat hij daartoe de kustbeschrijving gebruikte die Johannes de Laet, de Leidse geleerde van Vlaamse herkomst en directeur van de WIC, in diens Nieuwe Wereldt ofte Beschryvinghe van West-Indien (1625) gegeven had.55 Govert bestreed de klachten zelf resoluut. Hij liet zijn scheepsgezellen verklaren dat hij tijdens zijn reizen langs de kust in oktober-november 1647 geen munitie en geweren aan de Indianen had verkocht.56 Maar het is onwaarschijnlijk dat we hem op zijn woord mogen geloven, daarvoor zijn de bronnen te eenduidig in zijn nadeel. 52
Janny Venema, Kiliaen van Rensselaer (1586-01643): Designing a New World (Hilversum: Verloren, 2010). NYHM, II, p. 231-232 (verklaring op Goverts verzoek door negen medeschepelingen onder wie Johannes Verbrugge, oud 20 jaar, zoon van zijn handelspartner, 5 juli 1644). 54 NYHM, Vol. III: A.J.F. van Laer (trans. and ed.), Register of the Provincial Secretary, 1648-1660 (Baltimore: Genealogical Publishing Company, 1974), p. 60-61 (28 september 1648); Charles T. Gehring (trans. & ed.), Peter Stuyvesant, Correspondence 1647-1653 (Syracuse: Syracuse University Press, 2000), p. 31-33 (28 en 31 mei 1648), 37 (20 augustus 1648), 106 (21 maart 1651); Sullivan, The Punishment of Crime, p. 179. 55 Aldus Govert Loockermans in een brief aan de reders van De Valckenier, 27 mei 1648: NYHS, StuyvesantRutherford Papers, 3:6. 56 NYHM, III, p. 60-61 (8 september 1648). 53
16
Govert voer in die jaren nog enkele malen als koopman tussen Nieuw Nederland en Holland heen en weer. Eerst weer in 1644, kort na het vlagincident, vervolgens in september 1646 met zijn vrouw Ariaentje, haar zoontje Hendrick en de twee dochters Marritje en Jannetje die ze intussen bij Govert had gekregen.57 Ariaentje, die al voor de tweede keer uit Nieuw Nederland terugkeerde, kon in die nog primitieve en ruwe kolonie kennelijk niet aarden, of misschien speelde haar gezondheid haar parten. Het is ook mogelijk dat zij voor haar kinderen beter onderwijs zocht dan het primitieve schooltje in Nieuw Amsterdam. Zij was een stadsmeisje uit een familie met ambitie. Hoe dan ook, Govert verblijft aanvankelijk bij haar in Amsterdam; in een akte van maart 1647 wordt hij daar een vrije (dus niet aan de WIC gebonden) koopman varende op Nieuw Nederland genoemd. Maar hij vergeet zijn handel niet. Op 17 april van dat jaar wordt hij door Gillis Verbrugge en andere reders van het schip De Valckenier in dienst genomen als oppercommies om voor hen langs de kust en de rivieren van Noord-Amerika koophandel te drijven, voor een salaris van 60 Carolusguldens per maand. Hij nam zelf aan de maatschap deel voor een achtste part, te weten 1000 Carolusgulden. Dat maakte hem zowel tot bediende als tot eigenaar.58 Die dubbele strategie is kenmerkend voor Govert, die zich steeds tegen mogelijk onheil wist in te dekken. Hij werd per saldo de winnaar van bijna elk conflict en bood alle tegenspoed het hoofd. Tien dagen later vertrok hij. Het was de laatste maal dat hij Ariaentje zou zien. Op 28 juni 1647 kwam hij opnieuw op Manhattan aan, waar hij samen met zijn aanverwant Willem de Key in beverbont handelde; Govert hoopte zelf maar liefst tweeduizend beverhuiden naar Holland te kunnen sturen, en nog eens vijfduizend van Willem de Key.59 Feitelijk verhandelde hij van alles en nog wat: pelzen en wapens zo goed als ijzer, en planken en stokvis zo goed als katoen en suiker.60 Op 8 oktober vertrok De Valckenier vanuit Manhattan naar de Zuidrivier, maar Govert kon zijn vrouw niet missen. Eind 1647 sprak hij de hoop uit dat ze al op zee was om over te komen.61 Het had haar derde overtocht moeten zijn maar haar neef Johannes Verbrugge antwoordde Govert uit Amsterdam dat ze helemaal ontsteld over die vraag was en niet wist wat te doen. Hoewel pas 35 jaar oud, leed ze hevig aan graveel (nierstenen) en aan ‘quelling in het hooft’ (een tumor of migraine?). Bovendien had ze de zorg voor haar drie jonge kinderen, 11, 7 en 5 jaar oud. Ze durfde niet opnieuw de overtocht te maken en vroeg haar man daarom naar Holland terug te keren.62 Zij overleed nog in datzelfde jaar en werd op 23 oktober 1648 in de Westerkerk te Amsterdam begraven.63 57
NYHM, II, 212 (maart 1644) 231-232 (5 juli 1644), 241-242 (16 juli 1644: volmacht aan Oloff Stevensen en Jacob Wolfertsz van Couwenhoven om zijn zaken in zijn afwezigheid waar te nemen); NYHS, Stuyvesant Family Collection, brief van Gillis Verbrugge aan Govert Loockermans, Amsterdam 18 april 1646: dank voor zijn brief van 4 april uit Plijmuijden (Plymouth). 58 SAA, ONA, inv. nr. 1294, f. 34 (13 maart 1647); 1341, f. 25v-26 (17 april 1647). 59 Willem de Kaij, van Haarlem (° Haarlem 3 januari 1625, zoon van Abraham Lievensz [zoon van Lieven de Key (ca. 1560-1627), befaamd bouwmeester en stadssteenhouwer te Haarlem] en Abigael Rijgoots, was te Nieuw Amsterdam op 24 februari 1647 gehuwd met Trijn Roelofs, dochter van Roelof Jans en Anneken Jans die een zuster van Marritgen Jans was; hij † vóór 16 september 1652. 60 NYHS, Stuyvesant-Rutherford Papers, 1:1 (ongedateerd), 2:3 (aan Govert Loockermans, 27 april 1647), 2:4 (Govert Loockermans aan Gillis Verbrugge en zijn zoon Seth, zijn ‘cosijn’, 2 augustus 1647: heeft planken en stokvishout als vracht); NYHM, III, p. 92-93 (Govert Loockermans verbindt zich een partij katoen en suiker met De Valckenier naar Amsterdam te vervoeren, 12 april 1649), 116-117 (ijzer, 17-6-1649). Slavenhandel schijnt Govert Loockermans niet systematisch te hebben bedreven. Wel kocht hij in 1652 slaven van het buitgemaakte Spaanse schip St. Anthoni, en had hij een slaaf in dienst maar die liet hij bij diens huwelijk in 1663 vrij, aldus Jacobs, Een zegenrijk gewest, p. 323. 61 NYHS, Stuyvesant-Rutherford Papers, 2:7a (21 december 1647). 62 Ibid., 3:1 (Johannes Verbruggen [cosijn] aan Govert Loockermans, 24 maart 1648); 3:2 (Seth Verbrugge aan Govert Loockermans, 26 maart 1648). 63 NYHS, Stuyvesant-Rutherford Papers, 4:2 (Gillis Verbrugge aan Govert Loockermans, 1649: condoleantie); 4:6 (Govert Loockermans aan Gillis Verbrugge 24 augustus 1649: heeft overlijdensbericht van zijn vrouw ontvangen). Begrafenis van Aeriaentien Loockmans: SAA, DTB, digitaal nummer NL-SAA-11235631.
17
Govert lijkt niet de behoefte te hebben gevoeld om snel haar graf te bezoeken en de kinderen op te halen. Eerst twee jaar later, in 1650, gaat hij opnieuw naar Holland. Op 18 maart 1651 vertrekt hij met De Bonte Koe weer uit Amsterdam, ongetwijfeld in gezelschap van Ariaentjes drie kinderen, die tijdelijk door hun oom Gillis Verbrugge of andere familieleden in Amsterdam verzorgd zullen zijn, en vermoedelijk met zijn neefjes Jacob en Pieter. In juni 1651 komt Govert in Nieuw Amsterdam aan waar hij zich dan definitief vestigt. Hij is 35 jaar oud, heeft de zorg voor een groeiend gezin, en komt vanaf dat moment naar voren als een gezeten burger met gevestigde belangen, die hij met meer kalmte dan voorheen waarneemt en verdedigt. Na afloop van zijn dienstcontract met de Verbrugges dreef hij voor eigen rekening handel, maar hij bleef profiteren van zijn contacten met Amsterdam en de Engelsen. Zo werkte hij tevens als agent voor Isaac Allerton, zijn oude partner, dan als koopman in Nieuw Engeland gevestigd. Aan de lening van ruim vijfduizend gulden die de magistraat van Nieuw Amsterdam in 1653 uitschreef voor de verdediging tegen de Engelsen droeg hij 150 gulden bij. Daarmee behoorde hij tot de twaalf hoogst aangeslagenen, dus de twaalf rijksten, zij het nog niet de echte top.64 Hij bouwde zich een nieuw huis aan het waterfront, en nam voorzichtig enkele bestuurlijke verplichtingen op zich – maar steeds met mate, want Govert was het tegendeel van een gezeten regent en hij wist dat flexibiliteit en wendbaarheid een hoofddeugd van de koopman is.65 Al vanaf september 1647 was hij als een van de drie meest vooraanstaande en kritische kooplieden lid van de Raad van Negen, een door de burgerij afgedwongen organisme dat tegenwicht bedoelde te bieden tegen de politiek van de directeur en de WIC maar later tegelijk als hun informant optrad.66 In 1649 heet hij naast de advocaat Adriaen van der Donck hoofdondertekenaar van het Vertoogh van Nieu-Nederlandt, het uitvoerig gedocumenteerde protest van de kolonisten tegen de WIC dat de verhoudingen in de kolonie grondig zou beïnvloeden.67 In 1656 en 1660 was hij schepen van de stad Nieuw Amsterdam, in 1663 en 1664 weesmeester, in 1668 luitenant van de burgermilitie. Van 1656 tot 1665 was hij tien jaar lang kerkmeester. Kortom, Govert was een steunpilaar van de lokale gemeenschap geworden en toegetreden tot de regentenelite. Maar vermoedelijk was het Stuyvesants constante animositeit die zijn verkiezing tot burgemeester verhinderde, ook al stond hij driemaal op de rol.68 In 1670 of 1671 moet hij onverwacht zijn gestorven op een ons onbekende datum, want hij liet, volstrekt ongebruikelijk voor een vermogende koopman, geen testament na. De afwikkeling van zijn nalatenschap, de fameuze ‘Loockermans Estate’, tussen de verschillende rechthebbenden of vermeende rechthebbenden is een verhaal op zich waarvoor hier geen ruimte is, omdat ze zich afspeelt in de jaren na de machtsovername door de Engelsen. Er ging niet alleen veel geld in om maar er waren ook enkele uitgelezen, waardevolle grondstukken in Nieuw Amsterdam en elders. Die nalatenschap is de aanleiding geworden tot een echte machtsstrijd tussen twee politieke clans, waarvan de scheidslijn dwars door de groep nazaten en hun verwanten heenliep. Sleutelfiguur in dat verhaal werd de tweede 64
Jacobs, Een zegenrijk gewest, p. 281-283; Jacobs, The Colony of New Netherland, p. 183. Zie voor de ligging van zijn bezittingen, ingetekend op de stadsplattegrond van 1660 door landmeter Jacques Cortelyou waarvan een kopie bekend staat als het ‘Castello Plan’: I.N. Phelps Stokes, The Iconography of Manhattan Island, 1498-1909 (6 delen; New York: Arno Press, 1967), II, p. 215-341, 66 De raad bestond uit drie burgers, drie boeren en drie kooplieden (behalve Govert Loockermans nog Augustijn Heermans en Arnold van Hardenberg). Vgl. voor de oprichting: NYHS, Stuyvesant-Rutherford Papers, 2:7a (Govert Loockermans aan Gillis Verbrugge, 21 december 1647). 67 Aldus Stuyvesant aan Andries Hudde, commies aan de Zuidrivier, 1650, in: Charles Gehring (trans. & ed.), NYHM, Vols. XVIII-XIX: Delaware Papers, Dutch Period (Baltimore: Genealogical Publishing Company, 1981), p. 31. 68 Cf. Dennis J. Maika, Leadership in Manhattan’s Merchant Community: Office-Holding Patterns and the Persistence of a Merchant Elite [International seminar on the history of the Atlantic World, 1500-1800: Working Paper No. 02-21] (Cambridge MA, Harvard University, 2002), p. 10, 13. 65
18
echtgenoot van Goverts stiefdochter Elsie Tymens, Jacob Leisler (1640-1691).69 Zijn grote tegenstander was Nicholas Bayard (1644-1713?), de broer van Balthasar Bayard die met zijn halfzus Marritje Loockermans was getrouwd.70 Nicholas was na hevig verzet tegen de Engelse heerschappij in 1675 juist een trouwe aanhanger van het Engelse bestuur geworden. Leisler was een Duitser van geboorte met een carrière die op die van Govert lijkt, zij het in alle stadia een treetje hoger. Opgeleid als militair, ging hij als officier in dienst van de WIC in 1660 naar Nieuw Nederland; hij werd daar koopman, handelde er in tabak en slaven uit Curaçao; hij was een actief lidmaat van de gereformeerde kerk, werd kapitein van de burgermilitie en bekleedde enkele publieke functies.71 In 1689, toen de Nederlandse stadhouder Willem III bij de Glorious Revolution koning van Engeland was geworden, organiseerde hij een rebellie tegen de ‘Engelse factie’ onder Bayard en de aanhangers van koning Jacobus II die aarzelden de nieuwe Nederlandse koning te erkennen. De (vooral Nederlandse en gereformeerde) oppositie koos Leisler tot gouverneur van New York, maar merkwaardig genoeg werd hij op 20 maart 1691 als rebel gearresteerd door de nieuwe gouverneur Henry Sloughter, hoewel die juist door de nieuwe koning was benoemd. Op 16 mei van dat jaar werd hij samen met zijn schoonzoon Jacob Milborne wegens hoogverraad opgehangen en vervolgens onthoofd, alvorens in 1695 door het Engelse Parlement weer te worden gerehabiliteerd...72 Een groeiende familie73 Govert was intussen voor de tweede maal getrouwd, ditmaal met een meisje uit Noorwegen, Marritje Jans geheten. Zij was de dochter van vroedvrouw Trijn Jonas en een jongere zus van Anneke Jans, de weduwe van de kort tevoren bij een schipbreuk omgekomen predikant Everardus Bogardus. Marritje woonde al bijna twintig jaar in Nieuw Nederland. Ze was al ruim veertig jaar oud en zeker acht jaar ouder dan Govert. Ze was zelf al tweemaal eerder getrouwd, eerst met een timmerman, daarna met een scheepstimmerman, belangrijke technische beroepen in die nog geheel uit hout gebouwde havenstad, zo ongeveer als nu dat van een architect. Marritje bracht uit haar eerdere huwelijken grondbezit en huizen aan het rivierfront in, bij huidig Hanover Square en Wall Street gelegen. Van haar eerste echtgenoot Tymen Jans had Marritje een dochter Elsie Tymens, op dat moment ongeveer 15 jaar oud; van haar tweede man Dirck Cornelisz van Wensveen had ze 69
David William Voorhees, ‘Leisler’s Pre-1689 Biography and Family Background’, in: De Halve Maen 62:4 (1989), p. 1-7; id., ‘The “fervent Zeale” of Jacob Leisler’, in: The William and Mary Quarterly, 3d Series, 51:3 (July 1994), p. 447-472. 70 Adrian Howe, ‘Nicholas Bayard’, in: American National Biography [ANB], 2 (New York & Oxford: Oxford University Press, 1999), p. 365-366. 71 Zie voor zijn persoon en de context: Wellenreuther, Jacob Leisler’s Atlantic World. 72 Zie voor Leisler’s rebelie voorts: Randall Balmer, ‘Traitors and Papists: The Religious Dimensions of Leisler's Rebellion’, in: New York History 70 (October 1989), p. 341–72; Donna Merwick, ‘Being Dutch: An Interpretation of Why Jacob Leisler Died’, in: ibid., p. 373–404; Firth Haring Fabend, ‘“According to Holland Custome”: Jacob Leisler and the Loockermans Estate Feud’, in: De Halve Maen 67:1 (1994), p. 1–8; Peter R. Christoph, ‘Social and Religious Tensions in Leisler's New York’, in: ibid., 67:4 (1994), p. 87–92; Cathy Matson, Merchants and Empire: Trading in Colonial New York (Baltimore, Md.: Johns Hopkins University Press, 1998); Simon Middleton, From Privileges to Rights: Work and Politics in Colonial New York City (Philadelphia: University of Pennsylvania Press, 2006), p. 88–95. 73 In Nieuw Nederland komt ook nog een mij verder onbekende Balthus Loockermans voor, vermoedelijk een soldaat van de WIC aangezien twee sergeanten van de WIC als doopgetuigen optreden. Uit zijn huwelijk met Engeltje Hendricks (niet in Nieuw Amsterdam gesloten) werden twee kinderen geboren die in Nieuw Amsterdam werden gedoopt: Jacob Loockermans, ° 28 mei 1662 (getuigen: Pieter Janszen [misschien Loockermans?], Paulus [Jacobsz] Truck [uit Den Haag], & Annetie Hendricks), en Jannetje Loockermans, ° 14 oktober 1663 (getuigen: Harmen Martensen en Otto Grim sergianten, & Annetje Hendricks). Op grond van de vernoeming kan een relatie met de Turnhoutenaren worden verondersteld maar het is niet duidelijk hoe.
19
een zoontje Cornelis, toen ruim twee jaar oud.74 Door zijn tweede huwelijk zag Govert zich dus ineens geconfronteerd met een gezin van vijf opgroeiende kinderen uit vier verschillende huwelijken, waaronder slechts twee van hem zelf. De verantwoordelijkheid voor die plotselinge kinderschaar moet een van de motieven zijn geweest voor het rustiger getij waarin hij zich nestelde. Hij kon zich dat ook permitteren nu hij enerzijds zijn economische belangen veilig had gesteld en bezig was een flink fortuin te vergaren, anderzijds een stevig netwerk van verwanten en relaties had opgebouwd. In de gangbare geschiedschrijving wordt over dat milieu vaak geschreven alsof het om een culturele elite met een hoogstaande beschaving ging, met een Franse saloncultuur en een Europese omgangsstijl. Dat lijkt me flink overdreven. Het waren boeren, ambachtslieden, winkeliers en kooplieden – grote boeren en succesvolle kooplieden, zeker, maar onvergelijkbaar met de politieke en economische elites van de grote Europese handelssteden en hun levensstijl. In Europa zou Govert door zijn fortuin, hoe opzichtig ook in Amerika, toen wellicht tot de middenklasse van internationaal opererende kooplieden hebben behoord, niet tot de echt schatrijke bovenlaag waarvan het fortuin het miljoen gulden overschreed – een bedrag dat in onze geldwaarde gerust met een factor 10 tot 40 mag worden vermenigvuldigd, afhankelijk van de bestedingssector. Die kleine Nieuw-Amsterdamse elite veramerikaniseerde stukje bij beetje en mat zich geleidelijk een eigen koloniale cultuur aan. De leden ervan handelden bepaald niet altijd naar Europese hofnormen, vaak waren ze ruw en onbeschaafd zoals Govert zelf in zijn jonge jaren. Al evenmin hadden ze een duidelijke culturele missie voor ogen. Van hun leescultuur weten we bijvoorbeeld nauwelijks iets. Govert zelf blijkt vanaf zijn jonge jaren gealfabetiseerd, maar van nogal wat andere familieleden uit de eerste generaties is dat veel minder duidelijk. En van geen van de familieleden uit de eerste generaties hebben we een betrouwbaar portret.75 Bij Marritje Jans kreeg Govert in 1652 eindelijk een eigen zoon, Jacob. Die volgde uiteindelijk echter niet de voetstappen van zijn vader, overleden toen hij 19 jaar oud was. Jacob had niets met handel, misschien had zijn vaders energie, ja verbetenheid op dat gebied het hem wel doen tegenstaan, of misschien was hij gewoon een meer ambachtelijk of intellectueel ingestelde jongeman. Hij werd opgeleid door de belangrijkste chirurgijn van Nieuw Amsterdam, Mr. Hans Kierstede, die in de Dertigjarige Oorlog uit het verwoeste Maagdenburg naar Nieuw Nederland was gevlucht en daar met een nichtje van Marritje Jans was getrouwd. Diens eigen zoon Hans Kierstede Junior was getrouwd met Jacobs Loockermans’ halfzuster Jannetje Loockermans, Goverts tweede dochter uit zijn eerste huwelijk. Het netwerk trok zich hier dus duidelijk samen. Jacob deed afstand van zijn erfrecht ten gunste van zijn zwager Jacob Leisler, de echtgenoot van Goverts stiefdochter Elsie Tymens. Hij leefde al in 1678 als chirurgijn in Maryland en werd daar planter en magistraat van Dorchester County, waar hij op 17 augustus 1730 stierf. Van hem stammen alle latere Amerikaanse Loockermansen af.76 In New York 74
De nalatenschap van Dirck Cornelisz van Wensveen wordt op 18 augustus 1649 geliquideerd. Daarbij treden Govert Loockermans en Jacob van Couwenhoven als voogden van Marritgen Jans op, Machghyel (Michiel) Jansz en Olof Stevensz [van Cortlandt, man van Anneken Loockermans] als voogd van zijn zoon Cornelis Dircksz van Wensveen: NYHM, III, p. 155-156. 75 Er bestaan geen portretten die aanwijsbaar vóór 1664 teruggaan; vgl. R.E.O. Ekkart, ‘Vroege portretkunst in Nieuw-Nederland’, in: Jaarboek van het Centraal Bureau voor Genealogie, 36 (1982), p. 162-192; James Thomas Flexner, American Painting: First Flowers of Our Wilderness (Boston: Houghton Mifflin Company, 1947), p. 52-89. Het oudste betrouwbare Loockermans portret is vermoedelijk dat van Goverts achterkleinzoon Vincent Loockerman, Sr., planter in Dover, Delaware (1722-1785), door John Hesselius rond 1750 geschilderd; afgebeeld in LaPrad, Thinking locally, p. 117. 76 Nadere gegevens over dit nageslacht in: Bogardus, Dear Cousin, chart no. 10. Jacob zou tenminste 62 jaar oud zijn geweest bij de geboorte van zijn jongste zoon Thomas. De gegevens over dit huwelijk zijn echter onvolledig.
20
was de laatste Loockermans toen al lang geschiedenis. Ook in Albany verdween de naam Loockermans na het eerste kwart van de achttiende eeuw. Maar Goverts kinderen kwamen goed terecht. Zijn dochter Marritje trouwde in 1664 met Balthasar Bayard, een zoon van Samuel Bayard en Anna Stuyvesant, en dus een oomzegger van Petrus Stuyvesant, de directeur-generaal van Nieuw Nederland die juist in dat jaar het bestuur aan Engelsen moest overdragen. De maatschappelijk meest voordelige verbintenis bleek echter die van Goverts zuster Anneke. Ze werd een van de langstlevenden uit dit verhaal, stierf in New York City op 14 mei 1684, een maand na haar echtgenoot, en komt door de vele malen dat zij als doopgetuige voor familieleden en vrienden optrad naar voren als het echte, actieve centrum van het Loockermans-netwerk. Op 26 februari 1642, nauwelijks in Nieuw Amsterdam aangekomen en 24 jaar oud, trouwt Anneke daar Olof Stevensz van Cortlandt, zoon van de kuiper, belastinginner en deurwaarder Steven Cornelissen en kleinzoon van de smid Cornelis Jansz Cortlandt uit Wijk bij Duurstede in de provincie Utrecht. Zowel de ambities en de succesvolle carrière als het opvliegende en lichtgeraakte karakter van die jongeman weerspiegelde die van Govert en leidde tot herhaalde spanningen tussen de beide zwagers. Olof was in maart 1638 als soldaat in dienst van de WIC op het schip De Haring in Nieuw Nederland aangekomen en werd er een jaar later commies van de winkelgoederen. Vanaf 1648 was hij vrij burger, koopman en brouwer in de Brouwerstraat, en hij vergaarde met slinkse middelen een klein fortuin. Olofs ambitie kwam tot uiting in zijn deelname aan alle mogelijke politieke instellingen: hij was als kritische burger lid van de Raad van Acht in 1645 en van de Raad van Negen in 1649. Vervolgens trad hij toe tot de regentenelite en werd schepen en burgemeester van Nieuw Amsterdam, en alderman onder het Engelse bewind.77 Zijn oudste zoon Stephanus van Cortlandt, pelshandelaar in vennootschap met zijn zwager Jeremias van Rensselaer en directeur van Rensselaerswyck, werd een van de rijkste landeigenaren van de kolonie. Bij uitzondering werd zijn landgoed in 1697 door de Engelse koning verheven tot heerlijkheid, zoals dat vier jaar eerder was gebeurd met Philipsburgh Manor, de schepping van Stephanus’ zwager Frederick Philipse. Cortlandt Manor is nog steeds een van de oudste en voornaamste buitenhuizen in de staat New York, en Philipsburg Manor getuigt nog vandaag de dag van de voorspoed van Frederick Philipse, Anneke Loockermans’ ondernemende en succesvolle schoonzoon.78 Zowel Stephanus als zijn jongste broer Jacobus werd mayor van New York; hun familienaam leeft voort in Cortlandt Street in downtown Manhattan pal naast het WTC. Vergetelheid: kerk, stad en gewest Net als zijn vader Olof was Stephanus van Cortlandt met zijn echtgenote een belijdend lidmaat van de Nederduitse gereformeerde kerk, tevens diaken en vervolgens ouderling van hun gemeente. Dat lidmaatschap gold ook voor Govert en zijn echtgenote Ariaentje Jans, en voor nagenoeg alle andere leden van de Loockermans-clan. Maar terwijl Olof en zijn zoons Stephanus en Jacobus als leidende gemeenteleden naar voren komen, lijkt Govert een louter passief lidmaat te zijn geweest.79 In de New York State Library wordt de familie-Bijbel Loockermans bewaard waarin het huwelijk van Govert en Ariaentje en de doop van hun 77
Peter R. Christoph, ‘Oloff Stevensz Van Cortlant’, in: ANB, 22, p. 173-174; voor zijn relatie met de familie van Rensselaer, zie ook Venema, Beverwijck, p. 202, 228. 78 David William Voorhees, ‘Stephanus VanCortlandt’, in: ANB, 22, p. 172-173; Jacob Judd, ‘Frederick Philipse’, in: ibid., 17 (1999), p. 439-441; Willem Haanstra, ‘Frederick Philipse laid the foundations of New York’, in: Peter de Haan & Kerst Huisman (red.), Famous Frisians in America (Leeuwarden: Friese Pers Boekerij, 2009), p. 89-96. 79 Zie bv.Francis J, Sypher, Jr. (ed. & transl.), Liber A, 1628-1700 of the Collegiate Churches of New York (Grand Rapids & Cambridge: William B. Eerdmans, 2009), index in voce Cortlandt (Olof) en Van Cortlandt (Stephanus, Jacobus). Loockermans ontbreekt hierin geheel.
21
kinderen is ingeschreven.80 Het gaat hier om een populaire gereformeerde Bijbelvertaling, de zogenaamde Deux-Aes-versie die in 1624 door Paulus van Ravesteyn in Amsterdam was gedrukt. Familieaantekeningen in een Bijbel zijn trouwens een typisch protestants gebruik. Als mijn interpretatie juist is, was Ariaentje, die uit een belijdend calvinistisch nest kwam, degene die deze Bijbel heeft ingebracht. Vermoedelijk had zij haar al langere tijd in bezit. Anders had het echtpaar bij hun huwelijk in 1641 vast en zeker de zogenaamde Statenvertaling aangeschaft, de door de Staten-Generaal geautoriseerde, voortaan officiële en onmiddellijk populaire versie waarvan de eerste editie al in 1637 was verschenen, eveneens bij Paulus van Ravesteyn. Want er is één aspect van Goverts leven dat bij mijn weten nog nooit voldoende is besproken, en wel zijn religie. De Turnhoutse familie Loockermans was belijdend katholiek. Niet alleen werden alle kinderen in de Sint-Pieterskerk gedoopt, en werden enkele meisjes begijn, maar Goverts beide ooms Goyvaert Lokermans de Jonghe en Thomas Lokermans waren actief in de Turnhoutse broederschappen. Goyvaerts zoon Jan, Goverts volle neef, werd priester en onderpastoor van Sint-Walburgis in Antwerpen, en Thomas zelf telde twee priesters onder zijn kleinzoons. Twee van die Loockermansen gingen in Leuven studeren, het bolwerk van de katholieke reformatie. Hoe stond het met Govert zelf? Heeft hij Turnhout om religieuze redenen verlaten? Het is niet onmogelijk maar ik acht het weinig waarschijnlijk. Hij was toen pas 15 en verder in zijn leven wijst helemaal niets op enige religieuze ijver in welke richting dan ook, voor of tegen de katholieke kerk. Hetzelfde geldt vermoedelijk voor zijn neefjes Jacob en Pieter en zijn broer Pieter de Oude. Govert, Pieter, Anneke en hun neefje Jacob waren weliswaar belijdenisleden (lidmaten) van de gereformeerde kerk, maar in alle drie gevallen was hun huwelijkspartner toch de confessioneel meest actieve. Pieters echtgenote Maria Teller kwam uit een Schotse familie van overtuigde presbyterianen, en Anneke’s man Olof Stevensz van Cortlandt was vanaf het eerste begin een actieve Calvinist, ook al kreeg hij het om zijn twijfelachtig optreden als zichzelf verrijkend diaken aan de stok met dominee Bogardus.81 Het vrome grafschrift met een wat ronkende retoriek dat dominee Henricus Selijns dichtte op het overlijden van Goverts zus Anneke – een maand na dat van haar echtgenoot –, zal meer met haar vooraanstaande sociale positie dan met haar religieuze inborst te maken hebben gehad.82 Govert Loockermans was weliswaar kerkmeester maar die functie behelst in de gereformeerde kerk een beheerstaak zonder inhoudelijke betrokkenheid; zij werd in de zeventiende eeuw door regenten waargenomen, ook als zij geen lidmaat waren, soms zelfs door dissenters of katholieken. Diaken of ouderling is Govert nooit geweest. Zijn band met de gereformeerde kerk kwam van zijn eerste echtgenote Ariaentje Jans. Dat al zijn kinderen in de Nederduitse gereformeerde kerk werden gedoopt en ook huwden is in dit verband van geen betekenis. Wanneer er geen katholieke kerk of geestelijke aanwezig was, was het in de Noord-Nederlandse bezittingen gebruikelijk de kinderen in de publieke kerk te laten dopen, juist in haar functie van publieke kerk, niet van gereformeerde gemeente. Dat veronderstelde niet zonder meer een actief lidmaatschap. Zo moet het Govert en zijn drie naaste familieleden ook zijn vergaan.83 Geen van de vier komt over als een vluchteling om het geloof. Maar bij hun aankomst in Nieuw Nederland raakten zij in een samenleving verzeild waar voortaan de gereformeerde kerk de publieke kerk was, niet meer de rooms-katholieke zoals thuis. Ze 80
Deze Bijbel, eigendom van de American Bible Society, is gedeponeerd in de New York Public Library. Frijhoff, Wegen van Evert Willemsz, p. 756-759. 82 Tekst in Henry C. Murphy, Anthology of New Netherland, or Translations from the Early Dutch Poets of New York with Memoirs of Their Lives (New York 1865; reprint Amsterdam: N. Israel, 1966), p. 158. 83 Zie hiervoor: Willem Frijhoff, ‘Seventeenth-Century Religion as a Cultural Practice: Reassessing New Netherland’s Religious History’, in: Margriet Bruijn Lacy, Charles Gehring & Jenneke Oosterhoff (red.), From De Halve Maen to KLM: 400 Years of Dutch-American Exchange (Münster: Nodus Publikationen, 2008), p. 159-174. 81
22
hebben zich daar heel pragmatisch aan aangepast en zonder morren de gebruikelijke rituelen gevolgd, zoals vele andere immigranten. Stukje bij beetje, door hun geleidelijke opname in nieuwe netwerken, zijn ze zo tot gereformeerde lidmaten geworden en zowel mentaal als religieus ver van Turnhout en Brabant weg geraakt, maar zonder zichtbaar fanatisme. Religie was niet hun eerste zorg. Dat is wellicht de meest kenmerkende karaktertrek van Govert Loockermans geweest, en de ultieme reden van zijn succes: zijn zakelijke instelling en zijn pragmatisme, zijn vermogen het verleden voortdurend weer achter zich te laten, zich aan te passen aan de nieuwe omstandigheden die hij op zijn weg vond, en zich nieuwe netwerken en een nieuwe familie te scheppen over de landsgrenzen en de oceaan heen. Het is twijfelachtig of hij na de overkomst van zijn broer en zus in 1641 en van zijn neefjes in 1651 ooit nog naar Turnhout heeft terugverlangd. Er is in elk geval geen enkel getuigenis dat daarop wijst. Het kleine aantal Vlamingen en Brabanders dat toen in Nieuw Nederland aanwezig was vinden we ook niet prominent in zijn levensverhaal of dat van zijn naaste verwanten terug, een enkele uitzondering daargelaten. Brabant was voor hem echt verleden tijd. Maar voor wie zich in zijn kwaliteiten herkent, is het beslist niet te laat om deze verloren zoon als een echte Turnhoutenaar te eren. *** Bijlage: Fragmentgenealogie Loockermans in Turnhout en Nieuw Nederland (uitgewerkt tot het eind van de zeventiende eeuw)84 Bronnen: Voor zover niet anders aangegeven zijn de gegevens over familieleden in Turnhout en omgeving ontleend aan Eugeen Van Autenboer, ‘De familie Lokermans in Turnhout en… de Nieuwe Wereld?’, in: Vlaamse Stam. Tijdschrift voor familiegeschiedenis 22:3-4 (1986), p. 115-132. Aan de archivaris van Turnhout, Bert Tops, dank ik enkele nuttige aanvullingen. Gegevens over familieleden in Amerika zijn ontleend aan de (uitgegeven en op internet raadpleegbare) doop- en trouwboeken van de Nederduitse gereformeerde kerk/Dutch Reformed Church in Nieuw Amsterdam/New York (vanaf 1639); voor Beverwyck/Albany beschikbaar vanaf 1683 en gepubliceerd in Year Book of The Holland Society of New York, 1904-1905, heruitgegeven in Louis Duermyer, introd., Records of the Reformed Dutch Church of Albany, New York 1683-1809. Marriages, Baptisms, Members. Etc. (Baltimore: Genealogical Publishing Co., 1978). De samenstelling van de gezinnen in Beverwyck/Albany vóór die periode en in Nieuw Amsterdam vóór 1674 is gecontroleerd aan de hand van resp. Jonathan Pearson, Contributions for the Genealogies of the First Settlers of the Ancient County of Albany from 1630 to 1800 (Albany: J. Munsell, 1872), en David M. Riker (uitg.), Genealogical and Biographical Directory to Persons in New Netherland from 1613 to 1674 (4 dln; Salem MA: Higginson Book Company, 1999); bij gebrek aan bronnen (re)produceren zij soms echter heersende misvattingen en zijn ze niet altijd betrouwbaar. Tenslotte zijn de gecontroleerde afstammingsschema’s geraadpleegd in William Brower Bogardus, ‘Dear Cousin’: A Charted Genealogy of the Descendants of Anneke Jans Bogardus (1605-1663) to the 5th Generation (Wilmington, Ohio: Anneke Jans and Everardus Bogardus Descendants Association, 1996), waarin ook de afstammelingen van haar zuster Marritje Jans, de tweede echtgenote van Govert Loockermans, zijn opgenomen.
1. N.N. Lookermans. Hieruit tenminste twee kinderen: 2a. Goyvaert Lokermans d’Oude, * Mierde (?), ca. 1545/50, † Turnhout 1628; kuiper te Turnhout 1570 (eerste vermelding van de familie aldaar), koopt huis aan de Cingel 1588, lid van het St.-Sebastiaansgilde (Oude Boog) 1583, krijgt 1587-89 vergoeding van de vrijheid 84
Cursief in deze bijlage: veronderstelde of onzekere relatie. De cijfers tussen [..] verwijzen naar de nummering in deze fragmentgenealogie.
23
Turnhout voor vertering van de executeurs ter zake van de legerwagen te Antwerpen85, keurmeester der vrijheid en kerkmeester van Sint-Pieter 1591, deken van het St.-Annagilde 1598, bakker en keurmeester 1619; x (1) Anna (Anneke) Jacobsdr van Loenhout, † 1614: ? x (2) Turnhout 26 september 1621 Catharina Lokermans, ‘neptis ejusdem’, vermoedelijk kinderloos [? 3g, doopgetuige 1638 bij 5d]. Goyvaert laat bij liquidatie erfhuis in 1628 vijf levende kinderen uit het eerste huwelijk na: 3a. Jacob Lokermans, ° Turnhout 26 maart 1583; † kort vóór 10 november 1636; wordt 2 september 1612 betaald voor schoonmaken van de vrijheidsput op de Grote Markt; krijgt 26 april 1613 bewijs van goed gedrag om in Frankrijk (als turfsteker] ‘torff te maecken’ en ‘de spraecke aldaer te leeren’; is 8 februari 1617 opnieuw in Turnhout voor de verkoop aan zijn broer Goyvaert van een rente uit de erfenis van hun moeder; geeft 17 juni 1624 procuratie aan Jan van Dunne voor verkoop van zijn aandeel in het huis aan de Cingel aan zijn broer Goyvaert; levert 1623-25 spijs (maaltijden) aan degenen die de vrijheidsput hebben gereinigd86; x Turnhout 22 januari 1606 Maeyken (Maria) Nicasius (Casus, Caes), † 1640 (liquidatie sterfhuis, met schulden belast). Kinderen: 4a. Petrus Lokermans, ° Turnhout 6 april 1610, † vóór 1614. 4b. Jan Lokermans, ° ? [1611], † 1648, vermoedelijk chirurgijn; x (1) Turnhout 27 april 1631 Catharina Degruyter, ° ?, † 1636; x (2) ca 1641 ?? NN; x (3) 19 november 1645 Maria Mispelon, ° ?, † ? (bij de liquidatie van Jans sterfhuis in 1648 heet zij Mayken Leonarts, van Mierde. Zij hertrouwt als weduwe Jan Lokermans met Jan Aerts; in 1655-57 wonen zij in de Gasthuisstraat te Turnhout). Bij liquidatie sterfhuis in 1648, zwaar met schulden beladen, leven nog drie onmondige kinderen van Jan Lokermans: Jacobus, Petrus en Jan. Hun momboirs en oudooms Goyvaert en Thomas Lokermans treffen een schikking in hun naam. Kinderen uit het eerste huwelijk: 5a. Jacobus Lokermans, ° Turnhout 21 januari 1632. Identiek met Jacob Janssen Loockermans87, † [Albany in of na 1709]. Vermoedelijk in juni 1651 met De Bonte Koe van zijn oom Govert [4e] mee naar Nieuw Nederland gekomen. Vestigt zich vóór 18 juli 1657 als pelshandelaar in Beverwyck. Bouwt daar een huis dat hij in 1659-60 weer verkoopt, vermoedelijk uit nood, wegens betaling van een boete van 300 gulden waartoe hij 28 juli 1657 was veroordeeld voor de verminking van Meuwis Hoogenboom op 22 juli.88 Tekent te Beverwyck 27 mei 1660 een verzoekschrift als kleine pelshandelaar.89 Blijkt 15 juli 1660 in dienst van Philip Pieterse ten behoeve van de pelshandel met de Indianen in de bossen.90 In mei 1664 met John Davits afgevaardigd om een vredestraktaat tussen de Mohawks en de Noord-Indiaanse stammen te bewerkstelligen: met succes, het traktaat werd 24 mei 1664 te Narrington gesloten. Koopt of verkoopt 1667, 1681, 1682 en 1684 huizen en erven in Albany, krijgt 25 maart 1680 een grondbrief. Koopt 2 oktober 1674 de helft van de sloep De Salamander (in 1678 De Prinses), die hij exploiteert in partnerschap met Harmanus 85
Stadsarchief Turnhout, Borgermeestersrekening 1587-1589, f. 21r. Stadsarchief Turnhout, Borgermeestersrekening 1623-1625, f. 27r (vgl. ibid., 1611-1613, f. 24r). 87 Noemt zich herhaaldelijk Jacob Janssen Loockermans, o.a. bij de verkoop van zijn erf en huis in 1658-1660. 88 Pearson, Early Records, IV, p. 111-112; in 1658 had hij zijn tuin al verkocht, p. 60, 68-69. Recente reconstructieschets van zijn huis op basis van gegevens uit ca. 1659 in: Venema, Beverwijck, p. 70-72, 441. De veroordeling: Gehring, Fort Orange Court Minutes, p. 322, 340; Sullivan, The Punishment of Crime, p. 107-108. 89 Burke, ‘The Netherland Fur Trade’, p. 283-291. 90 Gehring, Fort Orange Court Minutes, p. 513. 86
24
van Borsum en op 20 augustus 1679 weer verkoopt.91 Is 1683 samen met zijn vrouw lidmaat van de gereformeerde kerk. Krijgt 24 augustus 1685 toestemming om met een compagnie van 30 man in Indiaans gebied te reizen, te jagen en handel te drijven, tot aan de Ottawa’s; wordt kapitein, in 1687 door de Franse gouverneur als gijzelaar in Canada vastgehouden. Komt voor in de census van Albany 1697 en nog op belastingrol 1709. Huwt (1) 7/17 oktober 1657 Tryntie Claes (of Jans); zij blijkt in 1666 actief in de pelshandel92, † kort na 26 februari 168593; x (2) Albany, 21 augustus 1696 Maria de Hooges,† [Albany in of na 1709] (dochter van Anthony [† ca. 1655], boekhouder en secretaris van Rensselaerswyck, en Eva Alberts Bradt; zij was weduwe van schoenmaker Hendrick Bries, eerder van Jacobs broer Pieter Loockermans de jonge [5b]).94 Laatste vermelding van dit echtpaar op een lijst van 1709. Uit het eerste huwelijk tenminste een dochter95: 6a. Catharina (Caatje, Trijntje) Loockermans, ° Albany augustus 1669, † 6 januari 1729; is 1683 lidmaat gereformeerde kerk; x Albany 2 april 168496 Wessel ten Broeck (oudste zoon van Dirck Wesselse ten Broeck, pelshandelaar, en Christina van Buren), ° Beverwyck, 7 april 1664, † Albany, 27 mei 1747, bakker, koopman, diaken 1695-1697. Uit dit huwelijk worden tot 1706 vier zoons, vijf dochters en een ongenoemd kind geboren. Er zijn er nog vijf in leven wanneer vader 10 juni 1723 testeert.97 5b. Pieter Jansz98 Loockermans of Pieter Loockermans d’jongh (de Jonge), ° Turnhout 22 april 1634, † [Albany ca. 1670/74?]; x [ca. 1665/70?] Maritje Lambertse (zij hertr. 1682? te Albany met Hendrick Bries, schoenmaker; hieruit een zoon Anthony Bries met nageslacht; Hendrick Bries huwt vervolgens met Maria de Hooges; zij hertrouwt op 21 augustus 1696 als diens weduwe met Pieters broer Jacob Loockermans [5a]).99 Vermoedelijk in juni 1651 met De Bonte Koe van zijn oom Govert [4e] mee naar Nieuw Nederland gekomen. Pieter Loockermans de Jonge krijgt 16 november 1656 in Beverwyck de grondbrief van Hendrick Gerritsen.100 Hij ondertekent daar 27 mei 1660 met de naam Pieter Loockermans de Jonge een verzoekschrift als kleine pelshandelaar.101 Komt nog 9 april 1669 als timmerman voor.102 De toenaam ‘de 91
Pearson, Early Records, III, p. 416, 452, 481. Venema, Deacons’ Accounts, p. 167-168 (Tryn Claes). 93 Zijn echtgenote (naam ongenoemd) betaalt al op 18 januari 1658 een deel van de boete: Gehring, Fort Orange Court Minutes, p. 342. Zij komt voor als Tryn Claes in een proces van haar man op 6 maart 1683 (ms. Court Minutes, III, 322): Tryntie Claes, huisvrouw van Jacob Loockermans, is op 3 februari 1685 te Catskill bij maïshandel met een Indiaanse vrouw slachtoffer van geweld door twee bewoners van Albany geworden (ms. Court Minutes, III, 511). Testament van Jacob Loockermans en Tryntje Jans op 5 september 1685 voor notaris A.J. van Ilpendam: Pearson, Early Records, III, p. 243. Volgens sommigen zou zij een dochter zijn van Claes Jacobse Groesbeck, ° Rotterdam ca. 1624, timmerman te Beverwyck, en Lysbeth NN, beiden lidmaat in 1683, maar dit is gezien de chronologie niet erg waarschijnlijk. Dit is in werkelijkheid de Tryntje Claes van 6d. Over Groesbeck en zijn kinderen: Pearson, Genealogies, p. 56. 94 Pearson, Genealogies, p. 63, 75. 95 Het is niet onmogelijk dat ook Anna [5f], nu als dochter van Pieter de Oude geboekstaafd, in feite een dochter van Jacob was. Pieters relatie met haar toekomstige echtgenoot kan hiervoor een argument zijn. 96 Deze huwelijksdatum ook in de familiebijbel Ten Broeck, alwaar de spelling Cattryna Locermans. 97 Pearson, Genealogies, p. 109. 98 Aldus in een notariële verkoopakte van 3 maart 1679 (f. 868); en in een akte van 28 januari 1675, bij Pearson, Early Records, III, p. 329. 99 Pearson, Genealogies, p. 26-27. 100 Venema, Beverwijck, p. 468. 101 Burke, ‘The Netherland Fur Trade’, p. 283-291. 102 Venema. Deacon’s Accounts, p. 204. 92
25
Jonge’ verschijnt na 1670 niet meer in de bronnen en hij staat niet op de lijst genodigden voor de begrafenis van Jeremias van Rensselaer, directeur van Rensselaerswyck [5p], waar wel Jacob en Pieter [de Oude] als aanverwanten prominent op voorkomen.103 Uit dit huwelijk vermoedelijk: 6b. Maritje (Martje, Matje) Loockermans, ° Albany [ca. 1670], † ? [na 27 oktober 1710], lidmaat gereformeerde kerk 24 maart 1692; x Albany 5 december 1694 Johannes (Jan) Fonda (Fondaas; zoon van Douwe Jillisse Fonda en Rebecca Leenderts Conyn), ° Rensselaerswyck [ca. 1668], † begr. Albany 26 juni 1740, lidmaat gereformeerde kerk 1683/90. Uit dit huwelijk worden tot 1710 vier zoons en vijf dochters geboren.104 6c. Lambertje (Lammertie, Landje) Loockermans, ° Albany [ca. 1670/74?], † [na 10 februari 1723], lidmaat gereformeerde kerk 1698; x Albany 3 november 1700 Arien (Adriaen) Oothout (zoon van Jan Janse Oothout, brouwer in ’t Greyn Bos [Greenbush], en Hendrickje Cornelisdr van Ness), ° Rensselaerswyck 1676, † begr. Albany 26 februari 1752. Uit dit huwelijk worden tot 1723 drie zoons en zes dochters geboren.105 N.B. zowel de tweede als de derde zoon kreeg bij de doop op resp. 17 december 1704 [† jong?] en 1 maart 1713 de gecombineerde voornamen Pieter Loockermans [Oothout], denkelijk ter vernoeming naar hun overleden grootvader, die ook hun moeder niet of nauwelijks kan hebben gekend. Kind van Jan Lokermans en Maria Mispelon (uit het tweede huwelijk): 5c. Jan Lokermans, ° Turnhout 22 juni 1642, † na 1648. 4c. Godefridus (Goyvaert) Lokermans, ° Turnhout 2 juli 1612, † jong? [vgl. 4e] 4d. Petrus (Peeter) Lokermans, ° Turnhout 5 oktober 1614, † ?; x Turnhout 6 oktober 1637 Ursula Vissers. Identiek met Pieter Loockermans de Oude.106 Govert Loockermans verzoekt de Raad van Nieuw Nederland op 16 april 1658 om betaling voor zijn broer Peter, dan equipagemeester in dienst van de WIC.107 Pieters eerste echtgenote Ursula Vissers en hun zoon Jacobus zullen hetzij vóór zijn vertrek naar Nieuw Nederland in 1641 zijn overleden, hetzij kort daarna. Is 19 januari 1642 in Nieuw Amsterdam doopgetuige voor Michiel, zoon van de Vlaming Michiel Paulusz108, op 25 oktober 1648 voor Johannes van Cortlandt [5m], zoon van zijn zuster Anneke [4f]. Komt tussen 15 april 1649 en 7 april 1685 in 103
List of those who are invited to the interment, bearing, mourning, of the corpse of Mr. Jeremiah Van Rensselaer, deceased, Director of the Colony Rensselaerswyck, 7/17 oktober 1674: http://users.crocker.com/~jcamp/funeral1/html 104 Pearson, Genealogies, p. 49. Over deze familie: Kerst Huisman, ‘The Fondas: descendants of the craftsman Jilles Douwes’, in: De Haan, Famous Frisians in America, p. 105-112. 105 Pearson, Genealogies, p. 85. 106 Dit is ook de mening van Van Autenboer, ‘De familie Lokermans’, p. 132. 107 OCallaghan, Calendar of Historical Manuscripts, p. 195. 108 Michiel Paulusz, uit [Den]Dermonde, x Nieuw Amsterdam (otr. 18 november 1640) Maria Rapalje, dochter van een van de eerste Waalse kolonisten. Hij heet in mei 1633 ‘dienaer’ op Pavonia, de patroonschap van Michiel Paeuw. Vermoedelijk was hij in 1633 met Govert aangekomen en in dienst genomen door Cornelis van Vorst, uit Utrecht, de bedrijfsleider van Pavonia; NYHM, I, p. 24.
26
Rensselaerswyck en Beverwyck/Albany voor.109 Staat 1653 nog op een monsterrol van de schutterij van Nieuw Amsterdam. Krijgt 7 juli 1653 grondbrief in Beverwyck110, koopt daar 16 november 1656 als burger een huis. Was timmerman (en loodgieter?), heet 1658 lademaker, was tevens herbergier.111 Is 1658 equipagemeester in dienst van de WIC. Tekent te Beverwyck 27 mei 1660 een verzoekschrift als kleine pelshandelaar.112 Op 9 januari 1660 door schoolmeester Adriaen van Ilpendam voor het gerecht gedaagd wegens verzuim van betaling van twee jaar schoolgeld.113 Is 1683 met zijn echtgenote lidmaat van de gereformeerde kerk; † [17 juni 1687?]114; x [ca. 1650?] Maritje (Maria) Teller of Maria Duncanson115, ° ?, † tussen 1683 en 1701. Maria Lookerman (weduwe?) komt voor op de census van Albany 1697. Uit het eerste huwelijk een zoon: 5d. Jacobus Lokermans, ° Turnhout 28 juni 1638 (getuigen: Thomas Lokermans [3d] en Catharina Lokermans [2a, 4m?]), [† jong?]. Uit het tweede huwelijk tenminste vier dochters (volgorde onbekend)116: 5e. Maria Loockermans, ° [Beverwyck ca. 1650/55?], † [tussen 6 december 1707 en maart 1715]; Maria Loockermans Pieterss assisteert de vroedvrouw bij de geboorte van Johannes van Rensselaer (dochter van Jeremias van Rensselaer en Maria van Cortlandt [5p]) te Albany 1/11 december 1670117; x (1) Albany ca. 1670 Pieter van Alen (of Allen), kleermaker en koopman te Beverwyck, weduwnaar van Maria Teller (° 1648, † enkele jaren na hun huwelijk, x 1666; dochter van Willem Teller [4d]), ° Oldenzaal (Overijssel) 1648, † Beverwyck, januari 1674; x (2) Albany 14 februari 1676/77 Gerrit Cornelisz van Nes (Ness), mogelijk al weduwnaar, ° ca. 1645, † [testeert alleen, 9 maart 1715], koopman [en brouwer?] wonend in ’t Greyn Bos [Greenbush], in 1715 wagenmaker; in 1663 lid van de nachtwacht van Fort Crailo, bekleedt later diverse ambten in Albany. Beiden lidmaat van de gereformeerde kerk in 1683, testeren samen 6 december 1707. Uit het eerste huwelijk twee zoons, Johannes 109
Eerste vermelding in de Court Minutes van Rensselaerswyck: proces van directeur Pieter Stuyvesant tegen acht inwoners, 15 april 1649 (p. 72); actief als zelfstandig burger vanaf 1653. 110 Venema, Beverwijck, p. 466, 481. Hij komt pas vanaf die datum (1653) in Beverwyck zelfstandig voor. 111 Venema, Deacon’s Accounts, p. 41, 233; hij ontvangt 24 juli 1669 geld van de diakens voor bier geleverd bij de reiniging van de kerk, p. 206; 1 januari 1669, 30 december 1669, 28 december 1670 en 1 januari 1673 wordt de collectebus geleegd die bij hem in de winkel staat, p. 201, 209, 219, 241; levert 12 november 1672 boter, p. 238; Venema, Beverwijck, p. 447. 112 Burke, ‘The Netherland Fur Trade’, p. 283-291. 113 Vgl. Donna Merwick, Death of a Notary. Conquest and Change in Colonial New York (Ithaca & Londen: Cornell University Press, 1999), p. 110-111. 114 Hij is nog getuige bij de doop van zijn kleinzoon Pieter Mulder, zoon van Cornelis Stevensz en Hilletje Loockermans [5h] op 25 december 1683, en van zijn achterneefje Dirck ten Broeck, eerstlevende zoon van Wessel ten Broeck en Caatje Loockermans [6a] op 5 december 1686. 115 Omdat de bron onduidelijk is, staat alleen de voornaam van de echtgenote vast maar niet haar geslachtsnaam. Volgens sommigen was zij een zuster van Willem Teller (° Shetland Eilanden, ca. 1616, † New York 1701, vgl. 5e en 5r) wachtmeester van Fort Oranje, vervolgens koopman te Beverwyck en te New York. Volgens anderen was zij een zuster van diens eerste echtgenote Margariet Donchesen [Duncanson, uit Schotland]. Zie Gordon L. Remington,’The Duncanson Wives of Four New Netherland Settlers: Glen, Teller, Powell, and Loockermans’, in: New York Genealogical and Biographical Record , 128:1 (1997), p. 1-10; 128:4 (1997), p. 228. Willem Teller hertrouwde (otr. Nieuw Amsterdam 9 april 1664) met Maria Varleth, weduwe van Paulus Schrick (beiden lidmaat gereformeerde kerk New York 6 december 1692). Een Maria Teller wordt 11 januari 1665 lidmaat van de gereformeerde kerk te Nieuw Amsterdam. 116 Pieter Loockermans de Oude betaalt 27 augustus 1663 aan de diakens te Beverwyck 4 gulden voor het kleine doodskleed. Dat wijst op een jong gestorven kind (Venema, Deacon’s Accounts, p. 116). 117 Jacobs, Een zegenrijk gewest, p. 354-355. Venema, Deacon’s Accounts, p. 213: Mary Lokermans doet 5 april 1670 schenking in Albany.
27
en Willem van Alen118; uit het tweede huwelijk minstens vier zoons en een dochter (op 16 juni 1697 zijn twee kinderen Van Nes in leven).119 5f. Annetje (Anna) Loockermans, ° [Beverwyck, ca. 1655?], † [na 2 november 1701], x (1) Albany 8 augustus 1683 Adam Pietersz Winne (zoon van Pieter, uit Gent [Vlaanderen], eigenaar houtzaagmolen te Albany, en Tannetje Adams, uit Leeuwarden), ° 1663, † [ca. 1690], beiden lidmaat gereformeerde kerk in 1683; touwslager, koopt 21 juni 1681 huis in Albany naast dat van Pieter Loockermans die de koop regelt120; x (2) Albany 18 oktober 1691 Jacob Teunisz van Woert (of Schoonderwoert), gezegd De Metselaer, ° 1651, † begr. Albany 18 juli 1730, lidmaat gereformeerde kerk 1683, weduwnaar van Catryn Claesdr Groesbeck (dochter van Claes Jacobse Groesbeck, ° Rotterdam ca. 1624, timmerman te Beverwyck, en Lysbeth NN, beiden lidmaat in 1683). Uit het eerste huwelijk vijf dochters, van wie vier gedoopt te Albany, de vijfde 8 augustus 1690 in New York.121 Uit het tweede huwelijk tot 2 november 1701 vier zoons en vier dochters. 5g. Catharina (Caatje, Catelyntje) Loockermans, ° [Beverwyck, ca. 1660?], † [na 1734?]; x [Albany ca. 1682] Jan Salomonse Goeweij (zoon van Salomon Abelse Goeweij, uit Amsterdam, timmerman te Beverwyck, en Barbara Philipse), ° [ca. 1658], † begr. Albany 28 september 1731, beiden lidmaat gereformeerde kerk in 1683. Hieruit vier zoons en zes dochters geboren tot 17 april 1701.122 5h. Hilletie Loockermans, ° [Beverwyck, ca. 1660?], † [na 12 mei 1700]; x [Albany ca. 1682] Cornelis Stevensz Mulder of Muller, ° Langbroek (Utrecht), 1661 naar Nieuw Nederland, gevestigd te Rensselaerswyck, woont 1663 in ’t Greyn Bos [Greenbush], 1720 te Claverack, †?; beiden lidmaat gereformeerde kerk 1683123 Hieruit negen zoons en drie dochters geboren tot 12 mei 1700. 4e. Godefridus (Govert) Loockermans, ° [in Frankrijk?] ca. 1616 of begin 1617 [hij heet 16 jaar oud in 1633, noemt zich 22 jaar oud in 1639]124, † vermoedelijk kort voor 18 mei 1671 [mogelijk nog in 1670], intestaat. Komt voorjaar 1633 met De Soutbergh in Nieuw Nederland aan, als koksmaat in dienst van de West-Indische Compagnie, samen met de nieuwe directeur Wouter van Twiller die hem vervolgens als klerk van de WIC in dienst nam.125 Bij opheffing handelsmonopolie van de WIC in januari 1639 wordt hij vrije handelaar en huurt op 17 september 1639 samen met Cornelis Leendertsen (zijn partner tot zijn dood in 1646) het jacht Wesel ten behoeve van de handel.126 Neemt voorjaar 1640 deel aan strafexpeditie tegen de Raritans maar gaat vervolgens naar Holland; woont Amsterdam Prinsengracht, mogelijk bij handelsfirma Gillis Verbrugge & Co, waarvan hij na zijn huwelijk met Gillis’ nichtje in 1641 118
Pearson, Genealogies, p. 75, 108, 112. Pearson, Genealogies, p. 128. 120 Pearson, Early Records, II, p. 127-128. 121 Pearson, Genealogies, p. 139, 151-152. 122 Pearson, Genealogies, p. 54. 123 Pearson, Genealogies, p. 81. 124 NYHM, I, p. 244 (11 november 1639). 125 Volgens het commentaar van secretaris Cornelis van Tienhoven op het ‘Vertoogh van Nieu-Nederlandt’, 1650; deze noemt ten onrechte het jacht St. Martyn als schip van aankomst in 1633, aangezien Govert op hetzelfde schip aankwam als de nieuwe directeur Van Twiller. 126 NYHM, I, p. 227, 231-232 (koopt 20 september 1639 maïs van de Indianen). 119
28
agent in Nieuw Nederland wordt.127 Keert november 1641 met zijn vrouw en zijn zuster Anneke [4f] en vermoedelijk zijn broer Pieter de Oude [4d] naar Nieuw Nederland terug. Koopt 26 maart 1642 een bouwerij (boerenbedrijf) van de WIC. Koopt vervolgens van Isaac Allerton het jacht De Hoop, en in 1643 een huis en twee erven aan de Heereweg [Broadway] op Manhattan.128 Gaat na het verbod op handel aan de Zuidrivier, maart 1644, en een vlagincident van zijn jacht De Goede Hoop bij Beeren Eiland (Rensselaerswijck) in juli 1644 opnieuw enkele malen terug naar Holland, eerst in 1644, vervolgens in september 1646 samen met vrouw en kinderen.129 Heet in maart 1647 te Amsterdam vrij koopman varende op Nieuw Nederland. Wordt 17 april 1647 door Gillis Verbrugge en andere reders van het schip De Valckenier in dienst genomen als oppercommies om voor hen langs de kust en de rivieren te handelen, voor een salaris van 60 Carolusguldens per maand; hij neemt zelf deel voor een achtste part, te weten 1000 carolusgulden.130 Schip zeilree 27 april 1647, komt 28 juni op Manhattan aan. Hij handelt dan met Willem de Key in beverbont, zal 2 augustus naar de Zuidrivier vertrekken.131 Koopt 1648-1651 land van de Raritans aan de Kil tegenover Staten Eiland en verkoopt hen munitie.132 Is in 1650 tot 18 maart 1651 in Holland, en komt juni 1651 met De Bonte Koe terug naar Nieuw Amsterdam. Vestigt zich dan definitief in Nieuw Amsterdam. Werkt daar tevens als agent voor Isaac Allerton, dan koopman in Nieuw Engeland. Is met zijn echtgenote Marritje Jans lidmaat van de Nederduitse gereformeerde kerk te Nieuw Amsterdam (lijst van 1649-1659). Lid van de Raad van Negen in Nieuw Nederland, september 1647, 1649, 1650; schepen van Nieuw Amsterdam 1656, 1660; kerkmeester 1656-1665; weesmeester 1663, 1664; luitenant burgermilitie 1668. Laatst genoemd 19 december 1669 als doopgetuige voor Susanne, dochter van Pieter de Nijs. Huwt (1) Amsterdam (otr. Haarlem 10, attestatie naar Amsterdam 24 februari; kerk. otr. Amsterdam 9 februari) dinsdag 26 februari 1641133 als varensgezel, wonend Prinsengracht te Amsterdam, met de weduwe Ariaentje Jans (dochter van Jan Philipsz, bode op Zeeland en Lijsbeth Setten), ° Haarlem, ca. 1613. Zij was weduwe van Jan Hendricksz van de Water, kapitein ter zee op De Kalmar Sleutel (° Haarlem 16 september 1603, x Amsterdam [Oude Kerk], 19 juli 1637, komt voorjaar 1638 in West-Indië bij een storm om). Ariaentje was in of rond oktober 1637 met broer Philips en zuster Hester Jans met haar echtgenoot Jacob Wolfertsz van Couwenhoven naar Nieuw Nederland vertrokken en woonde daar nog in mei 1639.134 Na bekendwording van overlijden eerste echtgenoot keert Ariaentje met zoontje Hendrick van de Water naar Haarlem terug. Na haar tweede huwelijk vertrekt zij in het najaar van 1641 opnieuw naar Nieuw Nederland in gezelschap van Govert, haar moeder Lijsbeth 127
Zijn schoonmoeder Lijsbeth Setten, dochter van Set Corssen en Ariaentje Dircxdr) had een zuster Janneke die op 29 april 1612 te Haarlem in ondertrouw ging met Gillis Jansz van Brug [Verbrugge]. Daaruit 9 kinderen. Hun broer Cors Setten (of Stam) huwde in 1603 Annetje Gerrits, waaruit drie zoons: Set, Dirck en Arent Corssen Stam. Dirck Corssen Stam, ° 1608, 1634 in Nieuw Nederland, was 1638-1641 commies van de cargasoenen van de WIC en lid van de Raad. 128 NYHM, II, p. 129-130. 129 NYHM, II, p. 212 (maart 1644), 231-232 (5 juli 1644), 241-242 (16 juli 1644: volmacht aan Oloff Stevensen en Jacob Wolfertsz van Couwenhoven om zijn zaken waar te nemen in zijn afwezigheid). 130 SAA, ONA. 1294, f. 34 (13 maart 1647); 1341, f. 25v-26 (17 april 1647); NYHM, III, p. 92-93. 131 NYHS, Stuyvesant-Rutherford Papers,1:1 (ongedateerd), 2:3 (aan Govert Loockermans, 27 april 1647), 2:4 (Govert Loockermans aan Gillis Verbrugge en zijn zoon Seth [zijn ‘cosijn’], 2 augustus 1647). 132 Gehring, Peter Stuyvesant, Correspondence, p. 31-33 (28 en 31 mei 1648), 37 (20 augustus 1648), 106 (21 maart 1651); NYHM, III, p. 60-61 (8 september 1648). 133 SAA, DTB, no. 455/23, p. 12. Hij tekent als Gouert Loockemans, zij tekent niet. Data eveneens in de familiebijbel Loockermans: http://www.onentofl.com/chbibleloockermans.html 134 SAA, ONA. 1280, f. 69v-70r (25 mei 1639): zij zijn 17 maanden geleden uitgevaren naar ‘de Virginias’ [Nieuw Nederland] en niet meer te voorschijn gekomen; Philips Jansz, bosschieter op De Eendracht, uitgevaren naar Nieuw Nederland, heet dood; Hester Jans leeft in Nieuw Nederland.
29
Setten (weduwe), dienstbode Jacomijntje Fransen en Goverts knecht Dirck Jans van Rotterdam. Zij keert in september 1646 met haar drie kinderen terug naar Amsterdam. Zij leed daar in 1648 aan graveel (nierstenen) en ‘quelling in het hooft’ [migraine?], wilde of durfde niet opnieuw de overtocht te maken en vroeg haar man terug naar Holland te komen135; † Amsterdam, begr. Westerkerk, 23 oktober 1648, nalatend drie levende kinderen.136 Huwt (2) Nieuw Amsterdam (otr. 11 juli 1649) Marritgen (Marritje, Maria) Jans, ° Flekkerøy (Vest Agder, Noorwegen) ca. 1608/09, testeert 7 mei 1677, † New York 17 november 1677; dochter van NN en Trijn Jonas of Roelofs, vroedvrouw van de WIC in Nieuw-Nederland; vermoedelijk 24 mei 1630 met haar moeder en zuster Anneke op De Eendracht vanuit Amsterdam in Nieuw Nederland aangekomen. Marritje Jans was eerder tweemaal gehuwd geweest137: (1) Nieuw Amsterdam ca. 1632 Tijmen Jansz (1603-in of kort na 1644), scheepstimmerman in dienst van de WIC; (2) Nieuw Amsterdam (otr. 28 augustus 1646) Dirck Cornelisz van Wensveen (º Waddinxveen, Holland? † kort voor 4 augustus 1648), timmerman. Dircks nalatenschap wordt op 18 augustus 1649 geliquideerd: Govert Loockermans en Jacob van Couwenhoven treden als voogden van Marritgen Jans op, Machghyel (Michiel) Jansz en Olof Stevensz [van Cortlandt, 4f] als voogd van haar zoon Cornelis Dircksz van Wensveen [5m].138 Uit het huwelijk van Govert Loockermans en Ariaentje Jans twee dochters: 5i. Marritje (Maria) Loockermans, ° aan boord van De Coninck Davit op weg naar St. Christopher en Nieuw Nederland, 3 november 1641139, ged. Nieuw Amsterdam 1 december 1641 (getuigen: Dirck Cors[sen Stam, neef van moederszijde], Job Adriaenszen & Anneke Loockermans [4f]), † ? [in of na 1686]; lidmaat gereformeerde kerk 1660, treedt 1663 op als min voor Kiliaen van Rensselaer, eerste kind van Jeremias van Rensselaer en Maria van Cortlandt [5p, dochter van haar aangetrouwde oom Olof Stevensz van Cortlandt]140; x Nieuw Amsterdam (otr. 19 oktober) 12 november 1664 Balthasar (Balthus) Bayard (zoon van Samuel Bayard en van Anna Stuyvesant, zuster van Petrus Stuyvesant, directeur-generaal van Nieuw Nederland), ° Amsterdam 26 december 1641, † 19 februari 1705; lidmaat gereformeerde kerk Nieuw Amsterdam 1 januari 1662, diaken 1673, 1684-85, kerkmeester 1698; koopman en brouwer op de Breede Weg [Broadway].141 Uit dit huwelijk142: 6g. Samuel Bayard, ° New York 20, ged. 28 september 1665 (getuigen: Govert Loockermans [4e] & NN), † jong.
135
NYHS, Stuyvesant-Rutherford Papers, 3:1 (Johannes Verbruggen [cosijn] aan Govert Loockermans, 24 maart 1648); 3:2 (Seth Verbrugge aan Govert Loockermans, 26 maart 1648). 136 NYHS, Stuyvesant-Rutherford Papers, 4:2 (Gillis Verbrugge aan Govert Loockermans, 1649: condoleantie); 4:6 (Govert Loockermans aan Gillis Verbrugge 24 augustus 1649: heeft overlijdensbericht van zijn vrouw ontvangen). Begrafenis van Aeriaentien Loockmans: SAA, DTB, digitaal nummer NL-SAA-11235631. 137 In het huwelijksregister van Nieuw Amsterdam op 1649 wordt zij ten onrechte als jongedochter aangemerkt; ook Goverts staat als weduwnaar wordt daar niet genoemd. 138 NYHM, III, p. 155-156. 139 Volgens het journaal van Anthonij de Hooges: Van Laer, Van Rensselaer Bowier Manuscripts, p. 597. 140 Venema,.Beverwijck, p. 230-231. 141 Charles T. Gehring, ‘Petrus Stuyvesant, directeur-generaal van Nieuw-Nederland; een spannend begin 16471652’, in: Jaarboek van het Centraal Bureau voor Genealogie 50 (1996), p. 69-87, hier p. 83. 142 Doopgegevens over de eerste vijf kinderen volgens de familie-Bijbel Loockermans in New York Public Library: http://www.onentofl.com/chbibleloockermans.html
30
6h. Ariaentie Bayard, ° New York 18, ged. 20 november 1667 (getuigen: Nicolaes Bayard en Marretje Jans [4e, volgens de familie-Bijbel]143); x New York 26 oktober 1691 Samuel Verplanck (zoon van Gelyn en Hendrickje Wessels). 6i. Anna Maria Bayard, ° New York 6, ged. 10 maart 1670 (getuigen: Hendrick van de Water [5l], Petrus Bayard & Anna Maria Bayard [Stuyvesant]); x New York 28 oktober 1697 Augustus Jay, zoon van Pierre Jay (uit La Rochelle) en Judith François, eerst supercargo voor Frederick Philipse [5s], daarna vermogend koopman in New York.144 6j. Samuel Bayard, ° New York 14, ged. 16 juni 1674 (getuigen: Mr. Hans Kierstede [5j], Balthasar Lazarus Stuyvesant & Janneken Kierstede), † jong ? [vóór 3 april 1699]. 6k. Judith Bayard, ° New York 31 januari n.s., ged. 7 februari 1677 (getuigen: Olof Stevensz van Cortlandt [4f] & Judith Verlet [Varleth] huisvrouw van Nicolaes Bayard), † tien dagen na geboorte. 6l. Jacobus Bayard, ° New York ged. 25 juni 1679 (getuigen: Nicolaes Willem Stuyvesant & Grietje Vermeulen [5l]), x New York 22 december 1693 Hillegond de Kay [de Key] (dochter van Theunis de Kay en Helena van Brugh). 6m. Govert Bayard, ° New York ged. 4 november 1682 (getuigen: Stephanus van Cortlandt [5o] & Annetje Loockermans [4f]), † jong. 6n. Judith Bayard, ° New York ged. 23 mei 1685 (getuigen: Wilhelmus de Meyer & Judith Bayard); x New York 5 maart 1722 Gerardus Stuyvesant, ° Nieuw Amsterdam 25 oktober 1691, † 1777 (zoon van Nicolaes Willem en Elisabeth van Slichtenhorst, kleinzoon van directeur Petrus Stuyvesant). Uit dit huwelijk vier zoons met nageslacht.145
5j. Jannetje Loockermans, ° Nieuw Amsterdam 23, ged. 27 september 1643 (getuigen: Jacob Wolfertsz van Couwenhoven & Olof Stevensz van Cortlandt [4f], zwagers van de vader, alsmede Hester Jans [tante van moederszijde], Jannetje Seth [Setten?] & Marritje Philips), † tussen 3 oktober 1686 en 29 juli 1692146; lidmaat gereformeerde kerk 1661; x New York (otr. 12 februari) 8 maart 1667 Mr. Hans Kierstede, haar achterneef (zoon van Mr. Hans Kierstede, meester chirurgijn, afkomstig uit Maagdenburg, en van Sara Roelofs, dochter van Anneke Jans en kleindochter van Tryn Jonas), ° Nieuw Amsterdam 21 september 1644 (getuigen: directeur Willem Kieft, fiscaal Michiel van der Hoykens, dominee Everardus Bogardus, grootmoeder Tryntje Jonas & Marritje [Jans-]Thymens [4e]), † New York 14 mei 1691; lidmaat gereformeerde kerk 11 januari 1665, meester chirurgijn op de Herengracht Wz. [Broad Street], New York; testeert 20 april 1691, liquidatie sterfhuis 1 maart 1692. Uit dit huwelijk147: 6o. Hans Kierstede, ° New York 19 februari 1668 (getuigen: Govert Loockermans [4e] & Sara [Roelofs-]Kierstede), † jong. 6p. Adriaentje Kierstede, ° New York 8 april 1670 (getuigen: Cornelis van Borsum & Marritje Loockermans [5i]), †?; lidmaat gereformeerde kerk 1 maart 1693; x 27 september 1693 Dirck Adolphszen de Groof (van der Groeft), ° 3 november 1669. Hieruit vijf zoons en een dochter.
143
Volgens het doopboek waren Nicolaes Bayard en Janneken Loockermans doopgetuigen. Cf. Walter Stahr, John Jay: Founding Father (London & New York: Hambledon Press, 2005). 145 Gehring, ‘Petrus Stuyvesant’, p. 86. 146 Bogardus, ‘Dear Cousin’, chart no. 2. Mogelijk 20 november 1667 getuige bij doop Ariaentje Bayard [6h]. 147 Nadere gegevens over de kinderen en hun nageslacht bij Bogardus, Dear Cousin, chart no. 2. 144
31
6q. Hans Kierstede, ° Nieuw Oranje (New York) 20 augustus 1673, † begr. 5 februari 1728, waarschijnlijk te Kipsburg; x New York 1 oktober 1696 Dina van Schaick, ° 10 april 1678. Hieruit drie zoons en twee dochters. 6r. Cornelis Kierstede, ° New York 25 december 1674, ged. 5 januari 1675 (getuigen: Pieter Bayard & Anneken Loockermans [4f]), † Bergen (New Jersey), 23 augustus 1757; x New York 3 september 1703 Sarah Elswaert (Elsworth), ° 27 maart 1683. Hieruit een zoon en twee dochters. 6s. Jacobus Kierstede, ° New York 1, ged. 14 april 1677 (getuigen: Hendrick van de Water [5l] & Blandina Kierstede), † voor 14 juni 1716; lidmaat gereformeerde kerk 8 maart 1697; x New York 14 juni 1703 Elisabeth Laurens, ° 11 maart 1680, † 26 november 1760. Hieruit een dochter. 6t. Anna Elisabeth Kierstede, ° New York 5, ged. 17 december 1679 (getuigen: Olof Stevensz van Cortlandt [4f] & Tryntie Roelofs), † jong. 6u. Sara Cathryn Kierstede, ° New York 14 oktober, ged. 5 november 1681 (getuigen: Willem Bogardus & Grietie van de Water [5l]), † jong. 6v. Annetie Kierstede, ° New York 24 mei 1684 (doopgetuigen Stephanus van Cortlandt [5o] en Maria Rensselaer), † jong. 6w. Marritje Kierstede, ° New York geb. 1, ged. 3 oktober 1686 (doopgetuigen Lucas Kierstede en Elsie Thymens [5n]), † ?; x New York 18 maart 1711 Pieter Davids, ° 3 februari 1686. Hieruit een jong overleden zoon en dochter, zonder verder nageslacht.
Uit het huwelijk van Govert Loockermans en Marritgen Jans een zoon: 5k. Jacob Loockermans, ° Nieuw Amsterdam 17 maart 1652 (getuigen: Jacob van Couwenhoven, Pieter Prins & Annetje Loockermans [4f]), † in Dorchester County (Maryland) 17 augustus 1730; opgeleid tot chirurgijn onder zijn aangetrouwde oom Hans Kierstede; als Mr. Jacob Loockerman lidmaat Nederduitse gereformeerde kerk New York 13 december 1674; woont zeker al in november 1678 in Maryland, waar hij dan om naturalisatie verzoekt; doet afstand van zijn erfrechten ten gunste van zijn zwager Jacob Leisler; wordt ca. 1681 tabaksplanter in Easton, Talbot County. Magistraat van Dorchester County (Maryland); x (1) New York 29 januari 1678/79 Helena Keiting, † na 1697; (2) Dorothy NN, † na 1751. Uit het eerste huwelijk vijf zoons (Govert, John, Nicholas, Jacob, Thomas) en een dochter Mary, allen geboren in Dorchester County, uit het tweede huwelijk een zoon Thomas, geboren na 1714.148 Hieruit nageslacht, met name van Nicholas Loockerman[s] (1697/98-1771) in Dover, Delaware.149 Stiefkind van Govert Loockermans, uit het huwelijk van Ariaentje Jans en Jan Hendricksz van de Water: 5l. Hendrick Jansz van de Water, ° Amsterdam (Nieuwe Kerk), 6 september 1637150, † New York januari 1684; lidmaat gereformeerde kerk Nieuw Amsterdam (lijst 16491659); woont aanvankelijk bij zijn tante Hester Jans in Nieuw Amsterdam, wordt kapitein; x Nieuw Amsterdam 21 april 1662 Margariet van der Meulen [Grietie 148
Nadere gegevens over dit nageslacht in: Bogardus, Dear Cousin, chart no. 10. Jacob was tenminste 62 jaar oud bij de geboorte van zijn jongste zoon Thomas. 149 Kathryn S. LaPrad, Thinking locally, acquiring globally: The Loockerman family of Delaware, 1630-1790 (M.A. Thesis, University of Delaware, 2010). 150 SAA, DTB, 42, p. 39.
32
Vermeulen], ° Rotterdam, † [na 1686]; lidmaat van de gereformeerde kerk 1686, woont dan Smits Vallye [oever van de East River, bij Maiden Lane]. Uit dit huwelijk: 6x. Ariaentie van de Water, ° Nieuw Amsterdam 25 februari 1663 (getuigen: Gerrit [Govert? 4e] Loockermans & Marritie Cornelis), †?; lidmaat gereformeerde kerk 29 augustus 1678 [in 1686 wonend bij haar moeder]; x New York 15 december 1686 Willem Willemsen Bennett. 6y. Albertus van de Water, ° New York 8 februari 1665 (getuigen: Balthazar Bayard & Marritje Loockermans [5i]), † [vóór 9 april 1724]; x New York (otr. 22 juni 1688) 18 juli 1688 Pieternel Cloppers of Kloppers (Petronella, dochter van Cornelis Jansz Cloppers en Heyltje Pieters), ° New York 15 september 1669. Uit dit huwelijk twee zoons en drie dochters. 6z. Maria van de Water, ° Bergen [New Jersey] 3 november 1667; x 7 mei 1690 Teunis Tiebout. 6aa. Lijsbeth van de Water, ° New York 14 november 1670 (getuigen: Johannes van Brug en Annetje Loockermans [4f]); x New York 14 juni 1685 Johannes Pauluszen, ° Schenectady, wonend te Esopus [Kingston]. 6ab. Johannes van de Water, ° Nieuw Amsterdam 19 februari 1673 (getuigen: Cornelis Pluvier & Sara Webbers), † vermoedelijk 28 augustus 1731; x New York 1 september 1692 Baefje Jans (dochter van Jan Sipkins). Uit dit huwelijk vier zoons en vijf dochters. 6ac. Jannetien van de Water, ° New York 6 oktober 1675 (Getuigen: Johannes van Couwenhoven & Maritie Loockermans [5i]); x New York 16 oktober 1707 Dirck Bensing. 6ad. Willem van de Water, ° New York 4 december 1678 (getuigen: Adolf Pietersze & Jannetje Loockermans [5j]), † 26 januari 1735; x New York (otr. 12 januari) 3 februari 1705 Aafje Ringo (dochter van Albert Ringo, schoenmaker, diaken). Uit dit huwelijk vijf zoons en vier dochters. 6ae. Anna van de Water, ° New York 27 september 1682 (getuigen: Isaac van Vleck & Geertruyd Vermeulen), † jong.
Stiefkind van Govert Loockermans, uit het huwelijk van Marritje Jans en Dirck Cornelisz van Wensveen: 5m. Cornelis Dircksz van Wensveen, ° Nieuw Amsterdam 17 maart 1647 (getuigen: Hans Kierstede, Willem de Kay [Key] & Anneke Bogardus)151, † vóór 9 mei 1678; x New York (otr. 17 november 1672) Grietje Hendricks (dochter van Hendrik Willemsz, opzichter over het brood), ° 16 juni 1652, † ? (zij x (2) New York oktober 1678 John Robinson, koopman). Uit dit huwelijk: 6af. Dirck Cornelisz [van Wensveen], ° Nieuw Amsterdam 2 maart 1674 (getuigen: Jacob Leisler [5n] & Marritje Jans [4e]), † vermoedelijk jong.
Stiefkind van Govert Loockermans, uit het huwelijk van Marritgen Jans en Tymen Jansz: 5n. Elsie Tymens, ° Nieuw Amsterdam ca. 1633/34, † na 17 september 1704; x (1) Nieuw Amsterdam (otr. 7 januari 1652) Pieter Cornelisz van der Veen (zoon van Cornelis Albersen van der Veen, koopman te Amsterdam), ° Amsterdam ?, † zomer 1661, koopman, weesmeester 1655, kleinburger van Nieuw Amsterdam 11 april 1657, onderhandelt 1658 met de Esopus indianen, schepen; met zijn echtgenote lidmaat van de Nederduitse gereformeerde kerk (lijst 1649-1659), zij opnieuw als huisvrouw van Jacob Leisler 1686; x (2) Nieuw Amsterdam (otr. 18 maart) 11 april 1663 Jacob 151
Het kind was dus wellicht vóór het tweede huwelijk (28 augustus 1646) verwekt.
33
Leisler, ° Frankfurt am Main, 31 maart 1640 (zoon van Jacob Victorian Leisler, predikant van de Franstalige gereformeerde gemeente, en Susanne Adelheid Wissenbach); opgeleid als militair, 1658/59 in dienst getreden van de WIC, 1660 als officier naar Nieuw Nederland; wordt koopman, handelt in huiden, tabak en slaven (van Curaçao); 1674 inspecteur van de fortificatiën; kapitein burgermilitie; agent van Maryland in New York 1677; gecommitteerd in de Admiraliteit 1683, vrederechter van New York City en County 1685; lidmaat Nederduitse gereformeerde kerk 2 oktober 1661, diaken 1670-71, 1674, 1680; gaat over naar de Franstalige gereformeerde gemeente 1685 en wordt daar ouderling, vertegenwoordigt de belangen van de hugenoten, sticht 1689 New Rochelle door aankoop van 6100 acres in Westchester County; 1689 rebels gouverneur van New York, gearresteerd door de nieuwe gouverneur Henry Sloughter 20 maart 1691, † wegens hoogverraad door ophanging en vervolgens onthoofding terechtgesteld 16 mei 1691, samen met zijn schoonzoon Jacob Milborne.152 Wonen 1686 Langs ’t Strant [Pearl Street]. Kinderen uit het eerste huwelijk:153 6ag. Cornelis van der Veen, ° Nieuw Amsterdam 27 oktober 1652 (getuigen: Govert Loockermans [4e], Allard Anthony & Marritje [Jans-]Thymens); aan boord van de Susanna (schip van Jacob Leisler) gevangen genomen door de Barbarijse zeerovers, juli 1677, † in gevangenschap in Algiers vóór 1681; x Magdalena Wolsum. Zij als weduwe x (2) 25 april 1683 Leendert Huygens de Kleyn, º Buren [Gelderland], † begr. New York 24 april 1735; beiden lidmaat gereformeerde kerk 1686, wonend Herengracht Oz. [Broad Street]. Leendert de Kleyn als weduwnaar x (2) 12 maart 1704 Susannah Leisler [6ak]), halfzuster van Cornelis van der Veen, 1686 lidmaat van de gereformeerde kerk (wonend Langs ’t Strant, bij Elsje Thymens). Dit huwelijk bleef kinderloos. 6ah. Timotheus van der Veen, ° Nieuw Amsterdam ca. 1654, aan boord van de Susanna (schip van Jacob Leisler) gevangen genomen door de Barbarijse zeerovers, juli 1677; in 1681 vrijgelaten. Laatst vermeld als doopgetuige voor Johannes Walter, 22 mei 1687. Geen nageslacht bekend. 6ai. Margarita van der Veen, ° Nieuw Amsterdam 18 februari 1657 (getuigen: Olof Stevensz van Cortlandt & Annetje Loockermans [4f]), geadopteerd door Jacob Leisler en tot zijn eigen kinderen gerekend, † 1733 (krijgt volgens testament van 7 mei 1677 erfenis van Marritje Jans [4e]); lidmaat gereformeerde kerk 13 december 1674; x New York 15 mei 1682 (tegen de wil van haar stiefvader en zonder zijn formele toestemming, maar conflict werd spoedig bijgelegd) Isaac Stevens [Stephenszen] (zoon van Steven Jansz Coninck, timmerman te Albany, en Maria Goosens), ° ?, † op zee verdronken vóór 25 juni 1698; koopvaardijkapitein, wonend Breede Weg [Broadway], kapitein van de burgermilitie 1689. lidmaat gereformeerde kerk New York 29 augustus 1683. Uit dit huwelijk een zoon en drie dochters. 6aj. Catharyn van der Veen, ° Nieuw Amsterdam 29 juni 1659 (getuigen: Govert Loockermans [4e]& Cornelia de Peyster), ], † ?; lidmaat gereformeerde kerk 4 december 1679 (weduwe); x (1) Frans Jansen van der Meulen; (2) 26 december 1679 Jonathan Provoost (zoon van David Provoost en Grietie Jillis), ° 26 maart 1651, † tussen 5 maart en 30 december 1702. Zij wonen 1686 Herengracht Oz. [Broad Street], zij lidmaat, hij niet. Uit het eerste huwelijk een zoon, uit het tweede twee zoons en zes dochters. Kinderen uit het tweede huwelijk (2): 6ak. Susannah Leisler, ° Nieuw Amsterdam 10 februari 1664 (getuigen: Willem Loockermans [foutieve geslachtsnaam?], Govert Loockermans [4e] & Susanna Leisler), † begr. 24 november 1732; lidmaat gereformeerde kerk 3 december 1681, vertrokken met attestatie naar Bergen [New Jersey]; x (1) New York (otr. 24 juni 1687) Michael Vaughton, ° ? in Engeland, † na 9 152
David William Voorhees, ‘Jacob Leisler’, in: ANB, 13, p. 454-456; zie voorts het Leisler-project onder diens leiding, en de verwijzingen eerder in dit artikel. 153 Zie voor deze gegevens en nadere bijzonderheden over hun nageslacht: Bogardus, Dear Cousin, chart no. 10.
34
september 1688, kwam 1683 naar New York als vertrouweling van gouverneur Thomas Dongan154, commies en belastingontvanger; x (2) 12 maart 1704 Leendert Huygens de Kleyn [6ag], weduwnaar van Magdalena Wolsum (eerder weduwe van haar halfbroer Cornelis van der Veen), † begr. New York 24 april 1735. Uit het eerste huwelijk een zoon. 6al. Catharine Leisler, ° New York 8 november 1665 (getuige: Jacques Coutarie [=Couturier, x een dochter van Cornelis Alberse van der Veen? zie 5n] & Sara Roelofs), † ?; x New York 4 februari 1685 Robert Walters, ° Plymouth [Devonshire, Engeland] 1664, † 1731, koopman. Uit dit huwelijk twee zoons en zeven dochters. 6am. Jacob Leisler, ° New York 13 november 1667 (getuigen: Cornelis Dirckszen [van Wensveen, 5m] & Trijntie Roelofs), † 1 november 1732, ongehuwd. Woonde 1730 in New Rochelle, NY. 6an. Mary Leisler, ° New York 12 december 1669 (getuigen: Hans Kierstede [Sr. of Jr.? 5j] & Elisabeth de Potter), † begr. 8 september 1747; x (1) New York (otr. 3 februari 1691) Jacob Milborne (weduwnaar van Johanna Edsall, † Bergen [East Jersey] 1690), ° Putney (Surrey, Engeland), ca. 1648, radicaal non-conformist, kwam 1660 naar Hartford (Connecticut) als koopmansleerling; 1668-1672 klerk en boekhouder van Thomas Delavall, koopman te New York; woont 1674 opnieuw in Londen, is 1676 terug in New York, wordt factor voor Londense kooplieden te Albany; samen met Leisler opponent van dominee Nicolaes van Rensselaer bij een bezoek aan Albany155; 1677 opnieuw naar Europa, agent van Samuel Pepys 1679; freeman van New York 1683, koopman en grootgrondbezitter, 1688-1689 in Rotterdam (frequenteert daar de groep Hugenoten en Quakers in De Lantaarn rond Benjamin Furly), is 25 augustus 1689 terug in New York, wordt naaste helper van Leisler; 20 maart 1681 gearresteerd door de nieuwe gouverneur Henry Sloughter, † 16 mei 1691door onthoofding terechtgesteld; x (2) 16 mei 1699 Abraham Gouverneur (zoon van Nicolaes), ° 1671, † begr. 16 juni 1740. Uit het eerste huwelijk een postuum geboren zoon, uit het tweede huwelijk twee zoons en drie dochters. 6ao. Johannes Leisler, ° New York 20 december 1671 (getuigen: Johannes van Brug & Rebecca Delavall), † jong. 6ap. Hester Leisler, ° New York 8 oktober 1673 (getuigen: Pieter Dircksen van Cleef & Grietje Hendricks [5m]), † begr. 26 november 1762; x 10 maart 1696 Barent Rynders, † tussen 5 februari 1725 en 25 januari 1727. Uit dit huwelijk drie zoons en vijf dochters. 6aq. Francina Leisler, ° New York 16 december 1676 (getuigen: Paulus Richards & Marritje Jacobs), † 1765; x (1) 26 november 1694 Thomas Lewis, ° 28 januari 1674, † tussen 10 januari 1700 en 14 juni 1704; x (2) najaar 1711 Joachim Staats, ° 9 april 1654, † 18 januari 1712. Uit dit huwelijk een zoon en drie dochters.
4f. Anna (Anneken) Loockermans, ° Turnhout 17 maart 1618, † New York 14 mei 1684 (is nog op 4 november 1682 doopgetuige voor Govert Bayard [6m]); bedankt en ontlast in Turnhout 23 april 1641 haar momboir Goyvaert Lokermans [3c] voor de afrekening (1640) van het beheer van haar goederen; is universele erfgename van haar tante Margriet [3e]. Komt vermoedelijk november 1641 met haar broers Pieter en Govert naar Nieuw Nederland; 154
Hij was vermoedelijk niet gereformeerd. In 1688 draagt alleen zijn vrouw (Susanna Vaughton) geld bij voor de bouw van een nieuwe kerk, hij niet (Sypher, Liber A, p. 290). 155 Nicolaes (1636-1678), zoon van Kiliaen van Rensselaer (stichter van Rensselaerswyck), een profetische gestalte, werd 1675 na de dood van zijn broer Jeremias [5p] zowel directeur als predikant in Albany; hij werd beschuldigd van heterodoxie maar stierf al spoedig. Zie David William Voorhees, ‘Nicholas Van Rensselaer’, in: ANB, 22, p. 242-243; Ernestine G.E. van der Wall, ‘Prophecy and profit: Nicolaes van Rensselaer, Charles II and the conversion of the Jews’’, in: C. Augustijn et al. (red.), Kerkhistorische opstellen aangeboden aan Prof. dr. J. van den Berg (Kampen: Kok, 1987), p. 75-87; Robert S. Alexander, Albany’s First Church And It’s Role in the Growth of the City, 1642-1942 (Albany: First Church of Albany, 1988), p. 51-55; Claudia Schnurmann, ‘Merchants, Ministers and the Van Rensselaer-Leisler Controversy of 1676 as a Dress Rehearsal for 1689’, in: Wellenreuther, Jacob Leisler’s Atlantic World, p. 69-88.
35
doopgetuige voor Goverts oudste dochter Marritje, 1 december 1641; x Nieuw Amsterdam 26 februari 1642 Olof Stevensz van Cortlandt, ° Wijk bij Duurstede [Utrecht] ca. 1610/15156, zoon van Steven Cornelisz (kuiper, belastinginner en deurwaarder te Wijk bij Duurstede) en Fijchgen Oloffs, † New York 4 april 1684; in september 1637 op De Haring naar Nieuw Nederland vertrokken als soldaat in dienst van de WIC, daar aangekomen 28 maart 1638, commies van de winkelgoederen juli 1639; met zijn echtgenote lidmaat van de Nederduitse gereformeerde kerk (lijst 1649-1659), diaken 1645, ouderling 1670-71, 1673-74, 1678-79, 1682-83; vanaf 1648 vrij burger, koopman en brouwer in de Brouwerstraat [Stone Street]; lid van de Raad van Acht 1645, van Negen 1649, schepen van Nieuw Amsterdam 1654, 1655, 1674, alderman 1666-67, 1671, 1673, burgemeester 1655-57, 1658-1659, 1662-63 en 1665, thesaurier 1657, 1659-1661, 1664, weesmeester 1653, 1657, 1660-61.157 Kinderen uit dit huwelijk: 5o. Stephanus van Cortlandt, ° Nieuw Amsterdam 7 (ged. 10) mei 1643 (getuigen: Govert Loockermans [4e] & Marritje [Jans-]Thymens), † New York 25 november 1700; lidmaat gereformeerde kerk 7 oktober 1663, diaken 1673, ouderling 1681-82, 1686, 1691-92, 1695-96; vermogend pelshandelaar in vennootschap met zijn zwager Jeremias van Rensselaer [5p]; landeigenaar, heer van Cortlandt Manor 1697; 1674 directeur van Rensselaerswyck; schepen 1674, alderman 1675, 1676, mayor van New York 1677, 1686, 1687, lid van Governor’s council 1674, deputy auditor general 1687, lid van New York Council voor New York County 1691-1695, 1698-1700, kolonel van de burgermilitie 1697; x New York 10 september 1671 Geertruyd Schuyler (dochter van Philip Pieterse Schuyler, koopman, en Margareta van Slichtenhorst [5t], kleindochter van Brant Aerts van Slichtenhorst, directeur van Rensselaerswyck).158 Beiden zijn 1686 lidmaat van de gereformeerde kerk, wonend Brouwersstraet [Stone Street]. Uit dit huwelijk vijf zoons en zeven dochters. 5p. Marritie (Maria) van Cortlandt, ° Nieuw Amsterdam 20 (ged. 23) juli 1645 (getuigen: directeur Willem Kieft & Hester Jans), † 29 januari 1689; x Nieuw Amsterdam (otr. 27 april) 12 juli 1662 159 Jeremias van Rensselaer (zoon van Kiliaen van Rensselaer, juwelier te Amsterdam, bewindhebber van de WIC, stichter en eerste patroon van Rensselaerswyck, en Anna van Wely), ° Amsterdam (Nieuwe Kerk) 16 mei 1632, † 2/12 oktober, begr. Albany 7/17 oktober 1674, vertrekt 1654 naar Nieuw Nederland, opnieuw in 1656, wordt september 1658 benoemd tot derde patroon van Rensselaerswyck, voorzitter van de landdag van de kolonie Nieuw Nederland 1664. Wonen te Albany. Uit dit huwelijk vier zoons (Kiliaen [x 15 oktober 1701 Maria, dochter van Stephanus van Cortlandt [5o], zijn volle nicht], Hendrick, Johannes en Jeremias van Rensselaer) en twee dochters (Anna en Maria).160
156
Steven Cornelissen van Cortlandt (zoon van Cornelis Jansz Cortlandt, smid, en Catarijna Jansdr) en Fijchje Oloffdr trouwden in februari 1609 te Wijk bij Duurstede; zij woonden daar in de Volderstraat 5. Hun dochters Maijcken en Neeltgen maakten op 21 maart 1652 een mutueel testament, waarbij hun moeder Fijchgen Oliver [!], weduwe van Steven Cornelisz, van haar rechten op hun goederen afzag; Oloff wordt daarin niet genoemd (transportakten Wijk bij Duurstede, inv. nº 580-11, f. 01). Het Museum of the City of New York bezit een portret dat in 1636 door Michiel Jansz van Mierevelt zou zijn geschilderd van Katrien van Cortlandt, en in 1638 door haar zoon Oloff Stevensz zou zijn meegebracht. Zowel de toeschrijving als de identificatie is zonder enige twijfel onjuist. Bovendien heette Oloffs moeder niet Katrien, wel zijn grootmoeder en een van zijn dochters. Het Pennsylvania Museum te Philadelphia bezit een portret dat Oloff Stevensz heet voor te stellen en ca. 1663 door Henri Couturier zou zijn geschilderd. Over deze familie: William J. Hoffman, ‘An armory of American families of Dutch descent’, in: The New York Genealogical and Biographical Record 66 (1935), p. 276; C.A. van Burik, ‘Wijk bij Duurstede middelpunt van de wereld: 17de-eeuwse Wijkenaren in den vreemde’, in: Het KrommeRijngebied 41:1 (maart 2007), p. 2-26. Met dank aan Casper van Burik, Ad van Bemmel en Ton Gelok voor hun informatie. 157 Peter R. Christoph, ‘Oloff Stevensz Van Cortlant’, in: ANB, 22, p. 173-174; voor zijn relatie met de familie van Rensselaer, zie ook Venema, Beverwijck, p. 202, 228. 158 David William Voorhees, ‘Stephanus VanCortlandt’, in: ANB, 22, p. 172-173. 159 Over dit huwelijk: Jacobs, Een zegenrijk gewest, p. 359-361. 160 David William Voorhees, ‘Jeremias van Rensselaer’, in: ANB, 22, p. 236-237; A.J.F.Van Laer (trans. & ed.), Correspondence of Jeremias Van Rensselaer, 1651-1674 (Albany: University of the State of New York, 1932); id., Correspondence of Maria Van Rensselaer, 1669-1689 (ibid., 1935); Venema, Kiliaen van Rensselaer, p. 270-291.
36
5q. Johannes van Cortlandt, ° Nieuw Amsterdam 11 (ged. 25) oktober 1648 (getuigen: Gillis Verbrugge, Jacob van Couwenhoven, Roelof Janszen, Pieter Loockermans [4d] & Sytie Stephens [tante, zuster van Olof Stevensz]), † 1667, ongehuwd. 5r. Fytie (Sophia) van Cortlandt, ° Nieuw Amsterdam 4 juni 1651 (getuige: Marritie Loockermans [5i]), † 1729; x New York 6 mei 1671 Andries Teller, koopman en magistraat te Albany, vervolgens koopman in New York (zoon van Willem Teller Sr. en Margaretha Donckesen [Duncanson, vgl. 4d]), testeert 16 september 1702. Beiden lidmaat gereformeerde kerk 6 december 1692. Hieruit twee zoons en een dochter (zoon Oliver Teller huwt te New York 12 oktober 1712 Cornelia de Peyster). 5s. Catherina van Cortlandt, ° Nieuw Amsterdam 25 oktober 1652, ged. 5 januari 1653 (getuigen: Jan Gilliszen van Brug & Elsie [Tymens-]van der Veen [5n]), † ?; x (1) New York (otr. 10 oktober) 3 november 1675 Johannes (John) Dervall [Van der Vall, Der Vail], koopman, wonend Brugstraet [Bridge Street]. ° Amsterdam ?, † 28 februari 1689; lidmaat gereformeerde kerk New York 1675 [in 1686 samen met zijn huisvrouw], diaken 1678-79; x (2) New York 30 november 1692 Frederick Philipse of Flipsen (zoon van Philippus Douwes en Ibel Fredericks), ° Bolsward (Friesland) 8 maart 1627, † New York 1702, eerst timmerman, 1647 naar Nieuw Amsterdam, lidmaat gereformeerde kerk 1 april 1666, kerkmeester 1686-1691; taxateur en opzichter, wordt vervolgens vrij koopman, landeigenaar en slavenhandelaar, woont Brouwersstraet [Stone Street]; bezit 1674 het grootste vermogen van de kolonie; alderman van New York 1675, heer van Philipsburgh Manor 1693, bouwer van de kerk van Sleepy Hollow. Frederick Philipse was eerder x Nieuw Amsterdam (otr. 28 oktober 1662) Margariet Hardenbroeck, vrije koopvrouw en reder, ° Elberfeld [1631?], in of kort na 1649 lidmaat van de gereformeerde kerk te Nieuw Amsterdam, † 1691?, weduwe van Pieter Rudolphus de Vries, vrij koopman en reder (° Franeker 1603, x [otr. 10 oktober 1659] als weduwnaar, † mei/juni 1661); uit dit huwelijk drie zoons en twee dochters [zie 5u].161 Uit het tweede huwelijk van Catharina van Cortlandt geen kinderen. 5t. Cornelia van Cortlandt, ° Nieuw Amsterdam 21 (ged. 28) nov. 1655 (getuigen: Pieter van Veen [5n] & Marritje Loockermans [5i]), † ? ; lidmaat gereformeerde kerk 29 augustus 1672; x New York 12 juli 1682 Brandt Schuyler (zoon van Philip Pieterse Schuyler en Margareta van Slichtenhorst [5o]), ° Beverwijck 18 december 1659, † New York 15 augustus 1752, wonend Broad Street [vm. Herengracht Wz.], kapitein burgermilitie; lidmaat gereformeerde kerk New York 17 juni 1680, diaken 1684, 168889, 1692-93, kerkmeester 1697-98; hij x (2) 16 april 1741 [!] Margarita van Wyck. Uit het eerste huwelijk drie zoons, geboren tussen 1683 en 1690. 5u. Jacobus van Cortlandt, ° Nieuw Amsterdam 7 juli 1658 (getuigen: Pieter Cornelisz van der Veen [5n], Johan van Brug & Cornelia Lubberts), † 1739; lidmaat gereformeerde kerk 28 mei 1679, diaken 1694, ouderling 1698-99; kapitein burgermilitie, koopman, woont 1686 Brouwersstraet [Stone Street]; mayor van New York 1710, 1719; x New York (otr. 7 mei) 31 mei 1691 Eva de Vries Philipse (dochter van Pieter Rudolphus de Vries en Margariet Hardenbroeck, stiefdochter van Frederick Philipse, tweede echtgenoot van haar zuster Catherina [5o]), ° Nieuw Amsterdam 3 oktober 1660, lidmaat gereformeerde kerk 2 maart 1698, † ? Hieruit een zoon en drie dochters.
4g. Mathias (Mathys) Lokermans, ° Gierle, 3 augustus 1620, † ?; x Catharina Aelbrechts, ° ?, † 24 november 1687. Uit dit huwelijk behalve een ongenoemde zoon: 5v. Thomas Lokermans, ° ?, † Turnhout 6 augustus 1710 (?); x Turnhout 12 december 1684 Anna Pelckmans, ° ?, † Turnhout 8 april 1714; zij hertr. Augustijn Engelen. Uit het eerste huwelijk één overlevende zoon Jan Baptist (1695-1774), koopman, ouderman van de tijknatie 1733; uit diens huwelijk met Catharina van Deun negen kinderen. 4h. Paulus Lokermans, ° Gierle, 16 oktober 1622, † ? 161
Jacob Judd, ‘Frederick Philipse’, en Michael E. Gherke, ‘Margaret Hardenbrook Philipse’, in: ANB, 17, p. 439-441; Willem Haanstra, ‘Frederick Philipse laid the foundations of New York’, in: De Haan & Huisman, Famous Frisians, p. 89-96. Het Pennsylvania Museum te Philadelphia bezit een portret van Frederick Philipse dat in 1674 door Henri Couturier zou zijn geschilderd.
37
3b. Lysken (Elisabeth) Lokermans, ° Turnhout 27 november 1589, † ?; x Turnhout 10 januari 1616 Arnoldus [Aert] Aerts Janssen; verkopen 17 juni 1624 hun aandeel in huis Cingel aan broer Goyvaert Lokermans [3c]. Uit dit huwelijk: 4i. Anna Aerts, ° Turnhout 20 december 1616, † ? 4j. Jacob Aerts, ° Turnhout 2 februari 1625, † ? 4k. Petrus Aerts, ° Turnhout 24 juni 1627, † ? 3c. Goyvaert Loeckermans de Jonghe (na 1628: de Oude), ° Turnhout 22 november 1591, † Turnhout 29 maart 1670; kleermaker, koopt 1630 huis De Wyser in de Potterstraat; kerkmeester 1633-1635, beheert de inkwartiering van de militairen in de vrijheid 1638-1639 en 1647-1648162; deken van de broederschap van de Zoete Naam Jezus 1648, aalmoezenier van de armen 1654163; lid van het St.-Sebastiaansgilde (hij of zijn zoon: koning 1664), 1628 deken van de ‘gulde van de rethorica’ [rederijkerskamer]; x Turnhout 26 december 1614 Barbara Nuyens (dochter van Philippus Nuyens en Catalyn de Houwer), ° Turnhout 10 mei 1592, † Turnhout 14 oktober 1664. Uit dit huwelijk: 4l. Anna Lokermans, ° Turnhout 17 juni 1619, † overluid te Turnhout 15 januari 1621. 4m. Catharina Lokermans, ° Turnhout 6 juni 1621, † ? [verlijdt akte te Turnhout 1668]; x Geeraert Janssens. 4n. Anna Lokermans, ° Turnhout 11 oktober 1623, † vóór 1676 [leeft maar is afwezig bij akte 1668]; x (1) NN, (2) Turnhout 7 oktober 1645 Jan van Schaluynen, timmerman 4o. Philippus Lokermans, ° Turnhout 16 augustus 1626, † jong. 4p. Jan Lokermans, ° Turnhout 28 november 1628, † na 1673; inschrijving universiteit Leuven 1645 (uit het Paedagogium van de Burcht)164, wordt priester, onderpastoor van de St.Walburgiskerk te Antwerpen. 4q. Philippus Lokermans, ° Turnhout 28 december 1631, † ? [leeft niet meer bij akte 1668] 4r. Govardus Lokermans, ° Turnhout oktober 1634, † Turnhout 27 december 1687; kleermaker; x Turnhout 4 maart 1659 Cornelia van Miert, ° Turnhout 25 november 1637, † ?1681. Uit dit huwelijk: 5w. Anna Lokermans, ° Turnhout 19 januari 1659 [vóór het huwelijk van haar ouders], † na 31 januari 1726, als begijn op het Begijnhof te Herentals. 5x. Leonardus Lokermans, ° Turnhout 22 juni 1661, † ? 5y. Jan Lokermans, ° Turnhout 2 december 1663, † ? 162
Stadsarchief Turnhout, Borgermeestersrekening, 1637-1639, f. 81v en 116r; 1647-1649, f. 79r. Ibid., 1653-1655, f. 41v en 42v. 164 A. Schillings (ed.), Matricule de l’Université de Louvain. V: 1616-1651 (Brussel: Paleis der Academiën, 1962), p. 453, n° 136. 163
38
5z. Barbara Lokermans, ° Turnhout 11 maart 1666, † ? 5aa. Franciscus Lokermans,° Turnhout 23 november 1668, † ? 3d. Thomas Lokermans, ° Turnhout 26 mei 1593, † Turnhout 11 oktober 1660; tijkwever in De Croone aan de Cingel te Turnhout; verkoopt 1624 zijn aandeel in het huis aan de Cingel aan broer Goyvaert [3c]; kerkmeester van Sint-Pieter, gasthuismeester 1649-1654, pachter van Z.M. impost (accijnsmeester 1655165), lid van het St.-Sebastiaansgilde (1648 deken), het St.-Annagilde, het H. Sacramentsgilde en de Broederschap van de Zoete Naam Jezus; x (1) Turnhout 26 februari 1616 Catharina (Catalyn) Caverson, ° ?, † 1625, aan de pest; (2) Turnhout 29 september 1628 Cornelia van Loon (dochter van Maarten en Catlyn van Hubbelen), ° 1599, † Turnhout 2, begr. 4 augustus 1659 (weduwe van Jan Scheipers of Schepers). Kinderen uit het huwelijk van Thomas Lokermans en Catharina Caverson [in 1625 was nog slechts de vijfjarige Elisabeth (4t) in leven]: 4s. Nicolaus Lokermans, ° Turnhout 10 november 1616, † jong [vóór 1625, begr. Turnhout 21 juli 1619?] 4t. Elisabeth Lokermans, ° 1620, † (begr.) Turnhout september 1676; onder haar vader opgeleid tot naaister; x 13 januari 1646 Cornelis Versant, ° Gierle 21 augustus 1608, † begr. Turnhout 28 augustus 1676 4u. NN, ° ?, † (kind van Thomas Lokermans overluid te Turnhout 3 mei 1621). 4v. Anna Lokermans, ° Turnhout 18 maart 1624, † jong [vóór 1625]. Voorkind van Cornelia van Loon [3d] en Jan Scheipers: 4w. Jan Scheipers, ° Turnhout 31 december 1622, †? Verblijft 1660 in Nieuw Nederland (blijkens Stadsarchief Turnhout).166 Kinderen uit het huwelijk van Thomas Lokermans en Cornelia van Loon [in 1660 waren er nog 7 in leven]: 4x. Anna Lokermans, ° Turnhout 21 januari 1628 (vóór het huwelijk van haar ouders); † Turnhout 6 mei 1674? 4y. Goyvaert Lokermans, ° Turnhout 23 september 1629, † Turnhout 28 oktober 1705 (begr. 16 januari 1706); kleermaker en winkelier inde Gasthuisstraat; collecteur van de impost van Z.M. 1671-74, gezworen schatter, ontvanger van het schouw- en ploeggeld 1671; gasthuismeester 1659-74, H.-Geestmeester 1676-78; lid van het St.-Sebastiaansgilde, cornet en hoofdman; x Turnhout 22 maart 1657 Dimpna Daniels (dochter van Jacobus en Catharina Buycx), ° Turnhout 28 januari 1637, † Turnhout 18 augustus 1698. Hij wenste 1652, volgens verklaring van de schepenen van Turnhout, ‘syne fortune te gaen soecken ende maecken in andere landen, soo ende gelyck een jonghman met eeren van synen styl toelaet te doen’ en 165 166
Stadsarchief Turnhout, Borgermeestersrekening, 1653-55, f. 122r. Van Autenboer, ‘De familie Lokermans’, p. 126.
39
was van rooms-katholieke ouders geboren.167 Woont 1685 met zijn echtgenote in Antwerpen (uitgeweken wegens schulden? 1692 schulden vereffend). Uit dit huwelijk 11 kinderen, van wie twee priester gewijd.168 4z. Martinus Lokermans, ° Turnhout 1 januari 1632, † vóór 1677; tijkwerker; x 24 juni 1656 Catharina van Lier, ° ?, † 14 juli 1686. Uit dit huwelijk: 5ab. Thomas Lokermans, ° Turnhout 24 april 1657, † ? (na 1702); tijkwever in de Potterstraat 1693, levert o.a. tijk aan Dordrecht. Gehuwd, één kind in 1702. 5ac. Cornelia Lokermans, ° Turnhout 7 september 1659, † ? 5ad. Elisabeth Lokermans, ° Turnhout 8 juni 1662, † ? 5ae. Maria Lokermans,° Turnhout 22 juni 1664, † ? 4aa. Catharina Lokermans, ° Turnhout 25 mei 1633, † ?; x Turnhout 7 mei 1662 Jan Franckx (Franco). Hieruit twee dochters. 4ab. Cornelia Lokermans, ° Turnhout 25 september 1634, † ? 4ac. Maria Lokermans, ° Turnhout 21 november 1635, † Antwerpen ?; x Martinus Dupein, te Antwerpen. 4ad. Thomas Lokermans, ° Turnhout 20 november 1636, † Turnhout 9 februari 1700; x ? 4ae. Jan Lokermans, ° Turnhout 19 december 1638, † ? 4af. Andries Lokermans, ° Turnhout 20 maart 1642, † Turnhout 28 juli 1685; kleermaker (in de leer geweest bij Goyvaert Lokermans [3c]); x Catharina Elisabeth Hansche, ° ?, † vóór 1686. Sterfhuis zwaar met schulden belast. Uit dit huwelijk vier kinderen. 3e. Magreta (Margriet) Loockermans, ° ? [nog minderjarig op 27 augustus 1618], † Zwolle [Overijssel] 1636/vóór 5 januari 1637; x (1) Hans Marinus, geven 1 juli 1628 te Amsterdam (notaris Verhey) procuratie aan Jan van Dunne om hun aandeel in het huis aan de Cingel te Turnhout aan broer Goyvaert [3c] te verkopen; x (2) Andries Kielaerts (of Kiemaerts?) te Zwolle, † vóór 1636 [aldaar niet aangetroffen]. Zij lieten geen kinderen na. Bij testament van 19 augustus 1636 maakt zij haar nichtje Anneken [4f] tot enige en universele erfgename. ?2b. Henricus Lokermans, ° ?, † ?; x ?Hieruit: 3f. Mathias Lokermans, ° Turnhout 18 november 1588, † ? ?3g. Catharina Lokermans, huwt Goyvaert Lokermans (2a)? 167
Ibid., p. 126-127 en voetnoot 87 (citaat). ‘Joannes Loeckemans Turnhoutanus’ uit het Paedagogium van de Lelie wordt 18 januari 1678 ingeschreven aan de universiteit van Leuven: Schillings, Matricule. VI: 1651-1683 (1963), p. 428, n° 248. 168
40