Goede praktijken aangaande de fysieke en psychologische werkomstandigheden van het verpleegkundig beroep
Actiedomein 1: Verminderen van de werklast en van de stress
Inleiding Al enkele jaren ervaart men een tekort aan personeel in het verpleegkundig beroep. Deze situatie, die zich in heel Europa alsook overzees voordoet, is evenzeer van toepassing in België. In dit verband is het van essentieel belang om de aantrekkelijkheid van het verpleegkundig beroep naar jongeren te verhogen, alsook om de motivatie en de intentie om verpleegkundige te blijven, te bevorderen. Meer nog, de eerste enquête in het kader van de PRESS-NEXT1 studie toont aan dat in België 10% van het verzorgend personeel vaak de intentie heeft om het beroep te verlaten en dat 15% vaak de intentie heeft om van werkdomein te veranderen. De literatuur2 geeft duidelijk aan dat tevredenheid met het werk één van de belangrijkste voorspellers is van de intentie om verpleegkundige te blijven. Jobtevredenheid, motivatie en het vertrouwen van de werknemers ten aanzien van een instelling zijn onder andere gebaseerd op hun perceptie dat het management zich bekommert om het welzijn en de belangen van de verpleegkundigen. De problematiek inzake werkomstandigheden van verpleegkundigen doet zich in de gehele gezondheidssector voor alsook bij de thuisverpleegkundigen, vandaar de noodzaak om de instellingen aan te moedigen om maatregelen te nemen ter verbetering van de fysieke (werkbelasting, ergonomische werkplekken,…) en psychologische (psychische werkbelasting, psychopathologieën,…) werkomstandigheden. Het huidig document werd samengesteld om de instellingen en de verpleegkundig directeurs te helpen bij hun inspanningen om zich te verbeteren en op die manier te beantwoorden aan het eerste luik3 van het Belgische programma rond de aantrekkelijkheid van het verpleegkundig beroep. Het richt zich op het opstellen en/of opfrissen van aanbevelingen met betrekking tot de verbetering van de werkomstandigheden van verpleegkundigen in de gezondheidszorg (ziekenhuizen4, rust- en verzorgingstehuizen, thuiszorg) om op die manier de aantrekkelijkheid van het beroep te versterken.
1 2 3 4
Europees project NEXT gefinancierd door de Europese Commissie (contract QLK6-CT-2001-00475) Murrells, T., Robinson, S., Griffiths, P. (2008). Is satisfaction a direct predictor of nursing turnover ? Modelling the relationship between satisfaction, expressed intention and behaviour in a longitudinal cohort study. Human Resources for Health, 6(1), 22. Het plan inzake de aantrekkelijkheid van het verpleegkundig beroep door Laurette ONKELINX, Minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, http://www.vlaamseverpleegunie.net/nieuws/ AantrekkelijkheidvhverpleegkberoepLOnk2008.pdf Wanneer in dit document de term “ziekenhuizen” vermeld wordt, bedoelt men hier zowel de algemene, de psychiatrische als de gespecialiseerde ziekenhuizen mee.
1
Dit document werd samengesteld op basis van de resultaten van een enquête en interviews over de goede praktijken aangaande de fysieke en psychologische werkomstandigheden van het verpleegkundig beroep. Het onderzoek in zijn geheel verliep als volgt: -- Een literatuurstudie: meer dan 150 referenties werden verzameld en geraadpleegd via wetenschappelijke databanken (Medline en PsycINFO) alsook via meer specifieke websites als INRS, TNO, enzovoort. -- Een analyse van juridische teksten, akkoordverklaringen, onderhandelingsbesluiten. -- De aanvulling van de literatuur door middel van twee focusgroepen waarvan er één georganiseerd werd in Vlaanderen en een andere in Wallonië. -- Het opstellen van een elektronische vragenlijst die in de beide talen (Nederlands en Frans) vertaald werd. 18 thema’s die gerelateerd zijn aan fysieke en psychologische werkomstandigheden werden geselecteerd op basis van de voorgaande fasen in het onderzoek. De vragenlijst bevroeg frequenties aangaande deze thema’s en “best practices” die in de vragenlijst gebundeld werden. Het betrof de volgende thema’s: infrastructuur en comfort van de lokalen, materiaal, geluidsoverlast, warmte en vochtigheid, verlichting, werkhoudingen en belasting, omgaan met gevaarlijke producten, computerwerk, samenwerking artsen-verpleegkundigen, teamwerk onder verpleegkundigen, werktijden, werkdruk, kwaliteit van de zorg, kennismix en competenties, opvang van nieuwelingen, veiligheidsgevoel, ongevallenbeheer en Verpleegkundige Gegevens - Minimale Ziekenhuis Gegevens / Minimale Psychiatrische Gegevens (VG – MZG / MPG). -- Het vragenlijstonderzoek dat uitgevoerd werd bij de verpleegkundig directeurs in de Belgische ziekenhuizen, rust- en verzorgingstehuizen en bij de thuisverpleegkundigen die gecontacteerd werden via de AIIB-VUKB (Association des Infirmières Indépendantes de Belgique), de NVKVV (Vlaams Verbond van Katholieke Vlaamse Verpleegkundigen en Vroedvrouwen), Mederi n.v. en de netwerken van de thuiszorg (CSD, ASD, Wit-Gele Kruis). Van de 2100 verstuurde vragenlijsten werden er 541 ingevuld. -- Interviews met verpleegkundigen uit het werkveld die gevoerd werden om de prioriteit van acties en de effectiviteit van praktijken, aangegeven via de vragenlijst, te valideren. -- Tweeëntwintig instellingen werden geselecteerd op basis van de toepassing van goede praktijken: 13 ziekenhuizen (7 Franstalige / 6 Nederlandstalige) en 9 rust- en verzorgingstehuizen (4 Franstalige / 5 Nederlandstalige). In deze twee sectoren werden in totaal 136 verpleegkundigen geïnterviewd. Aangezien de thuisverpleegkundigen de vragenlijst zelf ontvingen en dus ook zelf konden invullen, besloten we deze groep niet te betrekken bij de interviews. 2
-- De validatie van deze aanbevelingen via de dubbele DELPHI procedure door een lezerscomité bestaande uit twintig experts op gebied van verpleegkunde. De resultaten van de enquête tonen aan dat: 1) de verpleegkundig directeurs die via de vragenlijst ondervraagd werden en de geïnterviewde verpleegkundigen in het werkveld eenzelfde visie delen over de problemen aangaande de werkomstandigheden van verpleegkundigen, 2) de Belgische verpleegkundigen in de drie sectoren (ziekenhuizen, rust- en verzorgingstehuizen en thuisverpleegkundigen) dezelfde thema’s aanduiden als zijnde het meest problematisch, te weten: -- infrastructuur en comfort van de lokalen, -- werkhoudingen en belasting, -- warmte, -- werkdruk, -- werktijden, -- samenwerking artsen-verpleegkundigen, -- kwaliteit van de zorg, -- teamwerk van verpleegkundigen, -- opvang van nieuwelingen (uitgezonderd de sector van de thuisverpleegkundigen) Naast deze 9 thema’s voegt de ziekenhuissector er nog een 10de gebied aan toe: -- werken met VG - MZG / MPG
3
De hierna voorgestelde aanbevelingen gaan dus over deze tien belangrijkste thema’s en weerhouden enkel de beste praktijken die als effectief beschouwd worden volgens de verpleegkundigen in het veld. Wij raden ten sterkste aan om de beslissing tot investering in deze/gene maatregel te nemen naargelang de sectoren, in samenspraak met het betrokken verpleegkundig personeel. Hebben bijgedragen aan de totstandkoming van dit document: Prof. As Nyssen & C. Gérimont, Ergonomie Cognitive et Interventions au Travail, ULg Prof. I. Hansez, Valorisation des Ressources Humaines, ULg Prof R. Pepermans, J. Bidee & R. De Cooman, Work & Organizational Psychology, VUB. 4
Infrastructuur en het comfort van de lokalen De infrastructuur en de inrichting van de lokalen halen de Belgische verpleegkundigen het vaakst aan als de oorzaak van de slechte werkomstandigheden. Behalve voor de thuissector, zijn het nochtans twee gebieden waarover reeds aanbevelingen voorgesteld zijn in de juridische teksten en die men reeds met succes geïmplementeerd heeft in enkele instellingen. Wij raden aan: -- Een werkgroep waarin verpleegkundigen betrokken worden, dat gericht is op reflectie over de inrichting van de lokalen, dat tevens geleid wordt door ergonomen en/of bedrijfsartsen (Interne/ Externe dienst voor preventie en bescherming op het werk) en waarbij de aanbevelingen in dit document als richtlijn kunnen dienen, -- een ruimte te voorzien die uitsluitend gebruikt wordt voor de samenkomsten van verpleegkundigen, met als doel de communicatie in de teams te vergemakkelijken, -- een lokaal te voorzien die uitsluitend gebruikt wordt voor het uitwisselen van vertrouwelijke informatie met de familie van patiënten, -- een eetruimte voor de verpleegkundigen te voorzien, -- een “ontvangstruimte” te voorzien die duidelijk wordt aangeduid bij de ingang van elke afdeling en die bezet wordt door een specifiek persoon die de bezoekers inlichtingen kan geven, teneinde werkonderbrekingen en daaruit volgende fouten te vermijden, -- de patiëntenkamers en sanitaire voorzieningen op zo’n manier in te richten dat het transport van patiënten geen verplaatsing van meubels vereist en dat dit transport op een gemakkelijke manier kan gebeuren, -- de patiëntenkamers en sanitaire voorzieningen op zo’n manier in te richten dat het gebruik van hulpsystemen in de verzorging, zoals de elektrische patiëntenlift, eenvoudig gehanteerd kan worden. Het voorzien van een verschuifbare wand tussen de leefruimte en het toiletgedeelte kan de manipulatie van de patiënt vergemakkelijken. Het is essentieel dat deze ruimtes gemakkelijk aangepast kunnen worden aan de nieuwe technologieën die snel evolueren, -- een ruimte te voorzien die specifiek gericht is op de zorgvoorbereidingen met onder andere een in hoogte verstelbare verzorgingskar die aangepast is voor het kunnen opbergen van materiaal. Deze ruimte moet zich idealiter centraal op de afdeling bevinden teneinde de verplaatsingsafstand te beperken.
5
Wij raden aan om de huidige beschikbare normen betreffende de architectuur opnieuw te onderwerpen aan een evaluatie op basis van een analyse van de gerealiseerde activiteiten in het werkveld waardoor er rekening kan worden gehouden met de huidige behoeften van de verpleegkundigen als gevolg van de verzorgingstaken.
Werkhoudingen en belasting Musculoskeletale aandoeningen (bv. rugpijn) is een veel gehoorde klacht bij verpleegkundigen in België. Nochtans zijn er al acties ondernomen die hun effectiviteit bewezen hebben. Wij raden aan: -- verpleegkundigen mee te laten beslissen in de aankoop van het materiaal dat zij gebruiken, begeleid door ergonomen of bedrijfsartsen die terreinervaring hebben. Het aankoopbeleid van instellingen moet het aanwezige materiaal onderwerpen aan een ergonomische evaluatie, -- bedden te gebruiken die elektrisch verstelbaar zijn, -- materiaal moet in voldoende hoeveelheid aanwezig zijn volgens de behoeften (bv. aantal glijlakens), -- elektrische patiëntenliften gebruiken voor de manipulatie van afhankelijke personen, -- verzorgingskarren te gebruiken waarvan de hoogte aangepast kan worden aan de gebruiker, en de breedte aangepast kan worden aan de aard van de verzorgingsactiviteit, -- de toepassing van tilprotocollen voor de specifieke manipulatie van elke patiënt. Een dergelijk protocol moet patiëntgebonden zijn en moet alle nuttige informatie bevatten (technieken enz.) nodig voor een goede behandeling van de betrokken patiënt, -- een beroep te doen op een tilcoach die er op toekijkt dat de houdingen afgestemd worden op de aard van het werk, in het bijzonder bij de verplaatsing van personen en zware toestellen. Wij benadrukken in het bijzonder het gebruik van deze goede praktijken om het vertrek van verpleegkundigen omwille van fysieke problemen te vermijden.
6
Thermisch comfort De warmte wordt vaak aangehaald als een klacht van het verpleegkundig personeel. Wij raden aan om de temperatuursomstandigheden regelmatig te laten evalueren door preventieadviseurs en werkelijk rekening te houden met hun aanbevelingen, in het bijzonder tijdens de constructie van nieuwe gebouwen. Belangrijke maatregelen worden reeds met succes toegepast in bepaalde instellingen5: -- gebruik van zelfklevende folies die het licht doorlaten maar die beschermen tegen de warmte, -- eventuele installatie van rolluiken, -- installatie van thermostatische kranen waar mogelijk, -- installatie van airconditioning, in het bijzonder in overweging te nemen tijdens de constructie van nieuwe gebouwen, -- voorzien van douches voor personeel, -- voorzien van aangepaste, en in voldoende mate aanwezige, werkkledij, -- aangepaste kledij voor de zomerperiode, die transpiratie gemakkelijk absorbeert,
Werkdruk Verpleegkundigen staan, net zoals het overige personeel in de gezondheidszorg, onder een grote werkdruk. Het is essentieel dat de verpleegkundige zorgen centraal staan in het beroep, zowel voor het welzijn van de verpleegkundigen, alsook voor de kwaliteit van de zorg en de veiligheid van de patiënt. Wij willen graag stilstaan bij het feit dat bepaalde studies in de USA en in Italië schatten dat meer dan 35 % van de taken die de verpleegkundigen voor hun rekening moeten nemen, niet tot hun competenties en taken behoren. In België blijft dit een belangrijke problematiek, ondanks de invoering van de functie van “Administratieve verpleegkundige hulp” meer dan twintig jaar geleden. Het overlaten van bepaalde van deze activiteiten aan ondersteunend personeel (administratie, medewerkers patiëntentransport, zorgkundige of andere) zou het beroep kunnen opwaarderen, dankzij een betere erkenning van de klinische vaardigheden van de verpleegkundige. Wij raden als eerste stap, bovenop de kwalitatieve evaluatie van de werkbelasting die reeds voorgesteld werd in de juridische teksten, 5
De meerderheid van deze praktijken is niet toepasbaar in de thuiszorg. 7
een chronometrische analyse aan van de werkbelasting met inbegrip van de administratieve taken (secretariaat) en/of logistieke taken (transport van patiënten, verdeling van de maaltijden,…) die uitgevoerd worden door verpleegkundigen en de meer relationele taken zoals het omgaan met crisismomenten van patiënten die veel tijd van de verpleegkundige vragen. Deze analyse moet toelaten om het aantal uren zorg die verleend wordt door een verpleegkundige te meten ten opzichte van het totale aantal gepresteerde uren en om de functievereisten te analyseren. Deze analyse heeft als doel de moeilijkheden waarmee verpleegkundigen geconfronteerd worden, en hun mogelijke oorzaken, op te sporen alvorens over te gaan tot concrete oplossingen. Het is in geen geval de bedoeling om het vermogen van verpleegkundigen in kaart te brengen. Deze moet uitgevoerd worden door een ergonoom, om bijkomende werkdruk door zelfbeoordelingen te vermijden. Wij raden als tweede stap aan, op basis van de resultaten, dat de verdeling van taken wordt uitgevoerd in samenwerking met de verpleegkundigen opdat er rekening zou worden gehouden met de reële behoeften in verband met de toewijzing van de hulpmiddelen (bv. de oprichting van een gunstigere verdeling van de maaltijden door de logistieke hulp, de aanwezigheid van een medewerker patiëntentransport gedurende de nacht, enz.). Als derde stap raden wij aan om een centrale organisatie van de interne beschikbare personele middelen te overwegen (verpleegkundigen, zorgkundigen alsook secretariaatspersoneel, medewerkers patiëntentransport, logistieke hulp) om het hoofd te kunnen bieden aan de behoeften die in de loop van de dag en de nacht variëren. Bijzondere aandacht zou besteed moeten worden aan de vaak zeer variërende behoeften van het nachtwerk. Eén persoon van het kader wordt verantwoordelijk gesteld voor deze organisatie en kan de toewijzing van de ondersteuningsbronnen vernieuwen volgens de behoeften (bv. aanduiding van een hulpsecretaris voor het ondersteunen van de hoofdverpleegkundige in administratieve taken, coördinatie van de verplaatsingen van de medewerkers patiëntentransport,…). Hetzelfde geldt voor de sector van de thuiszorg, voor hen raden wij een geografisch raster en een hergroepering van de verpleegkundigen in zones aan. Een centrale organisatie van de personele middelen en hun verplaatsingen binnen een zone kunnen vervolgens gerealiseerd en gecoördineerd worden door één persoon. Deze moet ook beschikken over een gecentraliseerd oproepsysteem zodat hij of zij op veranderende behoeften kan inspelen. Op geregelde tijdstippen moet een nieuwe analyse van de werkbelasting worden uitgevoerd met het oog op een herverdeling van de personele middelen.
8
Daarenboven, om werkonderbrekingen en daaropvolgende fouten te vermijden, is het essentieel dat de verpleegkundigen zich kunnen afzonderen voor het volbrengen van bepaalde taken die een continue aandacht vereisen zoals de voorbereiding van de medicatie. Wij raden aan om met deze activiteiten rekening te houden bij het beheer en de toegankelijkheid van de lokalen. In sommige landen stellen de instellingen een speciale vest ter beschikking die de verpleegkundige draagt wanneer deze niet onderbroken wil worden. Deze vesten zorgen ervoor dat collega’s, patiënten en familieleden de taken (h) erkennen die een voortdurende aandacht vereisen en ze spelen een educatieve rol bij de preventie en verbetering van de kwaliteit van de zorg. Wij wijzen ook op de naleving van de bezoekuren door de families zodat de verzorgingsactiviteiten onder betere arbeidsomstandigheden uitgevoerd kunnen worden. Bepaalde eenheden beschikken over een systeem dat de deuren opent door middel van badges, wat de naleving van de bezoekuren vergemakkelijkt. De normen betreffende het aantal “fulltime equivalenten” beantwoorden niet aan de behoeften op de werkvloer waardoor het gevoel van werkdruk bij de verpleegkundigen blijft bestaan. Hoofdverpleegkundigen worden hier idealiter niet in opgenomen aangezien zij zich hoofdzakelijk toeleggen op coördinerende en leidinggevende taken. Deze maatregel zou een reële erkenning betekenen van het werk dat door het kader gerealiseerd wordt.
Werktijden Het evenwicht tussen werk en gezinsleven is een essentiële voorwaarde om reeds tewerkgestelde verpleegkundigen in het beroep te houden en om jongeren aan te trekken. Ondanks de vele voorschriften en circulaires die bestaan in dit domein, blijven de werktijden een belangrijk probleem voor de verpleegkundigen. Wij dringen er bij de directieleden op aan de volgende voorstellen effectief toe te passen. Deze aanbevelingen zouden door de overheid aangemoedigd kunnen worden om hun effectieve toepassing in het werkveld te bevorderen. Om het evenwicht tussen werk en gezinsleven te bevorderen, stellen wij voor om zowel de voorspelbaarheid als de flexibiliteit van de uurroosters te verbeteren. Wij raden aan: -- het personeel zijn voorkeur te laten uiten over de verlofdagen en de pauzes, en dat deze voorkeuren ook werkelijk zo veel als mogelijk in overweging worden genomen, rekening houdend met de wetgeving, -- het definitieve uurrooster minstens één maand op voorhand ter inzage te leggen,
9
-- een expliciete procedure voor de eventuele omwisseling van personeel mits toestemming van de betrokken personen, op voorwaarde dat dit de kwaliteit van de zorg niet in het gedrang brengt, -- een vervangingsprocedure uit te werken om gekende afwezigheden op te vangen (en afwezigheden omwille van opleiding), -- “gesplitste uren” te vermijden zodat de verpleegkundigen tussendoor geen tijd zouden verliezen, -- bij instellingen waar men met een mobiel team functioneert, om de leden op vrijwillige basis toe te wijzen en ze op te leiden in het uitvoeren van verschillende specifieke activiteiten, -- dat meer praktische extralegale voordelen (bv. crèche voor het personeel, meeneemmaaltijden,…) in de mate van het mogelijke worden overwogen, in overleg met de directie van de instelling.
Samenwerking artsenverpleegkundigen De samenwerking tussen de verpleegkundigen en de artsen wordt in de drie gezondheidssectoren waargenomen als een cruciale factor voor de aantrekkelijkheid van het beroep. Wij raden het gebruiken van een “elektronisch systeem voor de uitwisseling van medische informatie” aan zodat de verpleegkundigen gemakkelijker toegang krijgen tot medische informatie. Ten eerste is het noodzakelijk om de behoeften en de bestaande instrumenten qua samenwerking tussen artsen en verpleegkundigen in het werkveld beter te begrijpen. Ten tweede moet de ontwikkeling van geïnformatiseerde ondersteuningsmiddelen voor de samenwerking worden overwogen op basis van een behoeften analyse. Wij raden ten zeerste de invoering van het elektronisch patiëntendossier aan, dat zowel de verpleegkundige als de medische, paramedische en farmaceutische gegevens bevat. Zelfs indien een instrument effectief wordt ontworpen en gebruikt, dient het niet als vervanging van regelmatig en direct contact tussen beide partijen. Wij raden aan om systematische en regelmatige momenten voor informatie-uitwisseling tussen artsen en verpleegkundigen in te bouwen in de werkroosters. Om de uitwisseling van informatie verder te bevorderen, raden wij op basis van de literatuur bijvoorbeeld een opleiding aan van het type “Team Resource Management” (TRM, of Beheer van collectieve hulpmiddelen, zoals dit in de luchtvaart aan bod komt), toegespitst op de samenwerking en communicatie. Deze opleiding is gericht op alle betrokkenen van het team (verpleegkundigen, artsen en anderen).
10
Kwaliteit van de zorg De mogelijkheid om kwaliteitsvol werk af te leveren blijkt bij te dragen tot de motivatie op het werk. Ten eerste raden wij de invoering aan van een methode om dit thema te bespreken binnen de teams van de verpleegkundigen en op initiatief van de directie en de eventuele kwaliteitsverantwoordelijke. Deze bespreking is gericht op de identificatie van criteria aangaande de kwaliteit van de zorg door een ergonomische bril, dit wil zeggen rekening houdend met de beperkingen in het werkveld. De directie ondersteunt deze en andere projecten in verband met arbeidsomstandigheden, maar dringt deze niet op. Wij raden vooreerst aan om deze discussie te voeren op het niveau van de zorgeenheden, in samenwerking met de andere betrokken disciplines (artsen, kinesitherapeuten en anderen). Ten tweede zal de directie moeten voorzien dat deze criteria regelmatig worden opgevolgd om zich ervan te verzekeren dat de prioriteiten van de kwaliteit van de zorg gerespecteerd worden, rekening houdend met eventuele andere prioriteiten (qua activiteiten). In overleg met de verpleegkundigen kan een dergelijke regelmatige evaluatie bijdragen tot de verbetering van de werkomstandigheden en van de zorgverlening. Dit omvat ook de nodige personeelsvoorziening.
Teamwerk onder verpleegkundigen Het is essentieel dat bijkomende opleidingen van verpleegkundigen blijven erkend en herkend worden als een instrument waarop men beroep kan doen binnen een team. We raden aan om deze permanente vorming eveneens af te stemmen op de verpleegkundigen die tewerkgesteld zijn in de rust- en verzorgingstehuizen en op de thuisverpleegkundigen. Wij raden aan dat een permanente vorming die het verpleegkundig beroep heropwaardeert, voorzien en algemeen toegepast wordt in alle sectoren. Bovendien zijn wederzijds begrip, vertrouwen en ondersteuning door collega’s belangrijke factoren voor het welzijn van verpleegkundigen en zijn zeker belangrijk wanneer de relaties met de patiënt en/of de familie emotioneel belastend zijn. Wij bevelen aan dat de directie, in samenwerking met de verpleegkundigen, begint met een diepgaande bespreking aangaande de absoluut noodzakelijke voorwaarden voor de samenstelling van deze groep en deze bespreking concreet vertaalt in acties. Wij stellen bijvoorbeeld voor om regelmatig een teamvergadering te houden en de arbeidsomstandigheden voortdurend te evalueren. Hierbij kan gebruik gemaakt worden van een verslaggever voor het uitwisselen van informatie naar de directie toe en naar andere
11
instanties die betrokken zijn bij het tot stand brengen van een cultuur waarbij men luistert naar en onderhandelt over de fysieke en psychologische arbeidsomstandigheden. Er kan ook psychologische steun aangeboden worden waarop verpleegkundigen beroep kunnen doen wanneer zij met moeilijke situaties geconfronteerd worden. Bepaalde instellingen doen reeds beroep op een psycholoog of een preventieadviseur bij wie verpleegkundigen terecht kunnen. Indien dit niet het geval is, moet een extern contact expliciet voorzien zijn (naam en adres).
Opvang van nieuwelingen Om een goede integratie van nieuwelingen te bevorderen, of het nu om een stagiair(e) of een nieuwe medewerker gaat, is het essentieel dat een begeleidingsprocedure opgesteld wordt. Wij dringen er op aan om de volgende aanbevelingen effectief toe te passen in alle instellingen, en in de rust- en verzorgingstehuizen in het bijzonder: -- het evalueren van de aanvraagdossiers voor stages en de actualisatie van gerealiseerde onthaalinspanningen, -- het ontvangen en de verspreiding van de nieuwelingen in de teams, rekening houdend met de beschikbaarheid van het aanwezige personeel (anciënniteit, verlofperiodes, werkdruk,…), -- een begeleidingsplan dat alle nuttige informatie voor nieuwelingen bevat, -- een duidelijke omschrijving van de rol van de personen die belast zijn met het onthaal van de nieuwelingen en rekening houden met deze belasting bij de organisatie van het werk op de zorgeenheid, -- een opleidingsmodule die een bezoek ter plaatse en een ontmoeting met de collega’s omvat alvorens in dienst te treden, -- een peterschapsysteem (mentor), -- nieuwelingen moeten bij hun start enige tijd met een ervaren verpleegkundige kunnen meelopen, -- een systeem van tussentijdse evaluatie waardoor, indien nodig, genomen beslissingen herzien kunnen worden op basis van problemen die zich eventueel voordoen, -- het voorzien van loopbaangesprekken, waarin verpleegkundigen en hun organisaties behoeften en mogelijkheden op elkaar kunnen afstemmen.
12
Voor de ziekenhuizen: Verpleegkundige Gegevens – Minimale Ziekenhuis Gegevens/Minimale Psychiatrische Gegevens en informaticasystemen De introductie van systemen voor het opvolgen van activiteiten (VG – MZG / MPG) vormt regelmatig het onderwerp van klachten bij verpleegkundigen in de ziekenhuizen. Doordat men systematisch moet aangeven wat men doet, verhogen deze opvolgingssystemen soms de waargenomen werkdruk en geven ze de activiteit een artificieel karakter. In overeenkomst met het punt dat de werkdruk behandelt, dringen wij er op aan dat het coderingswerk wordt opgenomen in de evaluatie van de werkbelasting. Het valt te overwegen om een persoon uitsluitend met deze taak te belasten binnen een aangepast werkrooster van bijvoorbeeld 8u-16u. Toch blijkt uit de resultaten van de afgenomen interviews dat het coderingswerk, geassocieerd met VG – MZG / MPG door sommigen beschouwd wordt als een onderdeel van de verzorgingsactiviteiten van verpleegkundigen. Een chronometrische studie van de activiteiten moet toelaten om een objectieve analyse te maken van de tijd die door elke verpleegkundige aan deze taak besteed wordt. Het moet eveneens toelaten om op basis hiervan een beleid inzake deze taak uit te werken, in overleg met de verpleegkundigen. Ongeacht het gekozen beleid is het essentieel om dubbele coderingen die opgelegd worden door opvolging- en meetsystemen die op meerdere plaatsen in de instellingen kunnen voorkomen, te vermijden. Wij raden aan om een geïntegreerde kwaliteitsaanpak op het niveau van de hele instelling uit te werken. De introductie van informaticasystemen voor het gegevensbeheer in de instellingen, zoals bijvoorbeeld het elektronisch patiëntendossier, kan het invoeren van zo’n aanpak vergemakkelijken als en slechts als de verschillende gegevensbanken die gebruikt worden voor het bewaken van de kwaliteit, de zorg en andere activiteiten, onderling met elkaar verbonden zijn. Zoals we al aangaven, beklemtonen wij dat met het elektronische patiëntendossier wordt gewerkt, dat zowel medische als verpleegkundige, paramedische en farmaceutische gegevens omvat.
13
Wij dringen er op aan dat het aankoopbeleid van de instellingen rekening houdt met verenigbaarheid en koppeling van de nieuwe systemen, om nodeloze herhaling van coderingen te vermijden. Wij dringen er eveneens op aan dat het aankoopbeleid van de instellingen effectief rekening houdt met de ergonomische kwaliteiten van de systemen. Met het oog hierop raden wij aan om een initiatief op te starten om op een participatieve manier evaluaties op het vlak van de ergonomie tot stand te brengen. Hierbij houdt men dan effectief rekening met de behoeften van zowel het personeel als van de toepassingscontext. Ten slotte zou elke verpleegkundige moeten kunnen genieten van een aangepaste opleiding, om de uitval van ouderen ten gevolge van de nieuwe technologieën te vermijden. Dergelijke opleidingen moeten verstrekt worden tijdens de werkuren door een gekwalificeerd persoon. Afwezigen moeten kunnen genieten van een bijkomende opleidingsmogelijkheid.
14
Contact
DG1 – Organisatie gezondheidszorgvoorzieningen Acute, chronische en ouderenzorg dienst Victor Hortaplein 40/10 1060 – Brussel Tel: 02/ 524 85 83 Mail:
[email protected] www.gezondheid.belgie.be
V.U. : Dr. Dirk Cuypers. Victor Hortaplein, 40 bus 10, 1060 - Brussel Grafisch ontwerp: Thierry Sauvenière Copyright: Marina Zlochin, daisy Inc., lordalea, Christos Georghiou, Sergej Khackimullin, artisticco, Albix, nicolas hunerblaes, Logostylish - Fotolia.fr D/2013/2196/43