GODS EEUWIG VOORNEMEN. BIJBELCURSUS- LES - 20
DE ZEVEN ZEGELEN Een nieuwe reeks gebeurtenissen die plaatsvonden in de kerkgeschiedenis vinden wij in de zeven zegelen. Hier treffen wij aan wat er plaatsvond in de christelijke kerk naar buiten toe. Hoe zag de buitenstaander de christelijke kerk, de zending van de kerk in de wereld? De kerk, hoewel niet van de wereld, leeft in de wereld. In welke betrekking staan deze uiterlijke wereldgebeurtenissen tot het rijk van Christus? Overwint de kerk de wereld of overwint de wereld de kerk? DE RUITER OP HET WITTE PAARD “En ik zag, en zie, een wit paard, en die daarop zat, had een boog en Hem werd een kroon gegeven, en Hij trok uit, overwinnende en om te overwinnen.” Openbaring 6:2 Het lam dat geslacht is en het verzegelde boek aanpakte uit de hand van Hem die op de troon zat, nam de boekrol en opende deze. Dit lam had ‘zeven horens en zeven ogen; dit zijn de zeven Geesten Gods die uitgezonden zijn naar alle landen’. Toen Jezus ten hemel voer werd Hij officieel geïnstalleerd als hogepriester van het hemels heiligdom. Hij werd gekroond. Het geslachte lam in het midden van de troon is tegelijkertijd onze gekroonde Hogepriester. In Handeling 2:33 vinden wij dit weer terug: “Nu Hij dan door de rechterhand Gods verhoogd is en de belofte des heiligen Geestes van de Vader ontvangen heeft, heeft Hij dit uitgestort, wat gij en ziet en hoort.” Deze uitstorting van de heilige Geest was het begin van de triomftocht van het evangelie. De ruiter had een boog in de hand en de pijlen
werden in alle richtingen geschoten. In Psalm 45:4-6 staat daarover: “Gord uw zwaard aan de heup, gij held, uw majesteit en uw luister; ja uw luister! Rijd voorspoedig uit, voor de zaak van de waarheid, ootmoed en recht, uw rechterhand lere u geduchte daden: Uw pijlen zijn gescherpt - volken zijn onder u - zij dringen in het hart van des konings vijanden.” Hier zien wij de koning op zijn paard, ‘op het woord der waarheid en rechtvaardige zachtmoedigheid’. De boog schiet de pijlen in het hart van de vijanden van de koning. Het woord des kruises vindt geen vrienden, het vindt alleen vijanden, maar het maakt vrienden. Waar tevoren alleen maar vijandschap was, brengt het woord des kruises een volkomen verandering. Gods vijanden, door deze pijlen der liefde in het hart getroffen, worden zijn beste vrienden. Wij hebben een uitstekend voorbeeld aan de apostel Paulus. De vervolger van Gods gemeente, getroffen door een pijl van Christus werd de grote heidenapostel. Als Petrus zijn preek houdt in Handelingen 2 zegt hij: “Toen zij dit hoorden, werden zij diep in hun hart getroffen (Statenvert.: verslagen in het hart), en zij zeiden tot Petrus en de andere apostelen: Wat moeten wij doen, mannen broeders?” -Handelingen 2:37 Het kan niet anders, nadat het hart zo getroffen is, dat dan ook de heilige Geest uitgestort wordt over hen die het woord hoorden. De Geest gaat uit van het Lam en het Lam heeft de Geest ontvangen voor ons, als vrucht van zijn offer. Hij is de overwinnaar. Hij ging uit, over-winnende om te overwinnen. Wij lezen dat de apostolische kerk een kerk was in de gehele wereld, ‘uitgezonden naar Pagina - 103
alle landen’. Paulus schrijft aan de gemeente te Rome: “In de eerste plaats dank ik mijn God door Jezus Christus over u allen, omdat in de gehele wereld van uw geloof gesproken wordt.” -Romeinen 1:8 Want uw gehoorzaamheid is tot kennis van allen gekomen. Aan de Kolossenzen schrijft Paulus: “…in de prediking der waarheid, het evangelie, dat tot u gekomen is. Immers, in de gehele wereld draagt het vrucht…” -Kolossenzen 1:6 “…het evangelie, dat gij gehoord hebt en dat verkondigd is in de ganse schepping onder de hemel,…” -Kolossenzen 1:23 (Statenvert.: hetwelk gepredikt is onder alle kreatuur) Het evangelie was dus verkondigd aan de ganse schepping onder de hemel. Het was de hele wereld doorgegaan. DE RUITER OP HET RODE PAARD Zo bleef het echter niet. Nadat de apostelen en ook de generatie die de apostelen nog gekend hebben gestorven waren en men zich niet langer hield aan de leer der apostelen, kwam er een verandering. Oorspronkelijk waren zij ‘volhardende in de leer der apostelen, in de gemeenschap en in de breking des broods’. Met een nieuwe generatie gelovigen en bekeerlingen blies echter een nieuwe wind door de kerk. Niet iedereen wilde zich onderwerpen aan de leer van de apostelen. Er kwamen scheuringen, twisten en dwaalleringen in de kerk. Al deze twisten kwamen daar waar alleen de Koning des vredes zou moeten heersen. Het werd werkelijkheid dat niet iedereen een afgezant van Christus was. Sommigen leerden hun eigen opinies. Maar alleen hij die van God komt leert de woorden Gods. Iemand die niet echt zijn eigen mening opgegeven heeft en ingeruild heeft voor de waarheid van het evangelie, kan geen gezant van Christus zijn. “Wie met Mij niet is, die is tegen Mij, en wie met Mij niet bijeenbrengt, die verstrooit.” Matteüs 12:30 Toen zo de vrede werd weggenomen begon
Pagina - 104
men elkaar te bestrijden. Of zoals wij bij de tweede gemeente (de gemeente Smyrna) gezien hebben, waren er personen die beweerden dat zij joden waren, maar zij lasterden de gemeente Gods. En Christus was niet mis. Hij noemde hen een synagoge des satans. Alle mogelijke dwalingen kwamen binnen en één van de eerste was wel de onsterfelijke ziel. Men kreeg een nieuw mensbeeld dat overgenomen was uit de Griekse filosofie. Dat gebeurde natuurlijk niet van vandaag op morgen. Alles ging geleidelijk. Maar door die geleidelijkheid kwam het tenslotte in de hele kerk. Er kwamen ook andere inzichten in de wet van God en dat resulteerde tenslotte in de zondagviering. Ook dat ging geleidelijk. Zo werd het paard rood en werd de vrede weggenomen. Dat alles vond zijn hoogtepunt toen men de christelijke kerk een zwaard gaf: ‘en hem werd een groot zwaard gegeven’. Toen begon men elkaar te doden. Dat gebeurde in de tijd dat Constantijn de Grote de kerk met de staat verbond. De ketters waren de baas geworden in de kerk en de ware gelovigen werden van nu af aan gedood. HET ZWARTE PAARD MET DE RUITER Om te doden zonder dat het moord genoemd kon worden moest de kerk deel hebben aan de rechterlijke macht. Dat gebeurde ook. De kerk kreeg een eigen rechtspraak, de bisschoppelijke rechtspraak. Augustinus en andere bisschoppen hadden niet alleen een kerkelijk ambt, neen, zij waren tegelijkertijd rechters in het bisschoppelijk gericht. Zij hadden vanuit het Romeinse recht niet alleen een hoge positie, maar ook onvoorstelbaar veel macht. Zo werden ook de besluiten van de concilies opgenomen in het burgerlijk wetboek. Maar de burgerlijke rechter deed geen uitspraak over de ‘misdaden’ gepleegd tegen dit ‘kerkelijk’ recht. Op deze wijze ontstond het zgn. ‘canonieke recht’. Hierdoor ontstonden er twee soorten recht: het burgerlijk en het kerkelijk recht. Anders dan tegenwoordig was het kerkelijk recht werkelijk een echt recht. Met de machtsmiddelen van de staat kon het kerkelijk handboek doorgevoerd worden. Gelukkig kan dat nu niet meer.
Er waren dus ook twee maatschappijen, twee soorten rechtbanken en twee soorten rechters. Dit alles wordt gesymboliseerd door de weegschaal en het zwaard. Wie kent niet de afbeelding van vrouwe Justitia. Een vrouw met een zwaard in de hand waarvan de punt naar boven gericht is en daar bovenop een weegschaal. De vrouw is geblinddoekt. Dat werd de kerk. Geen wonder dat het paard zwart werd en het evangelie schaars. HET EVANGELIE WERD SCHAARS “En ik hoorde als een stem te midden van de vier dieren zeggen: Een maat tarwe voor een schelling en drie maten gerst voor een schelling; en breng geen schade toe aan de olie en de wijn.” -Openbaring 6:6 Een schelling was het dagloon voor een arbeider en een maatje tarwe was het rantsoen van een arbeider. D.w.z., een arbeider die werkte voor zijn gezin kon alleen voor één persoon de kost verdienen. Gerst was goedkoper. Maar alles wijst erop dat er hongersnood en gebrek was. Waaraan was er gebrek? “Zie, de dagen komen, luidt het woord van de Here Here, dat Ik een honger in het land zal zenden - geen honger naar brood, en geen dorst naar water, maar om de woorden des Heren te horen. Dan zullen zij zwerven van zee tot zee, en van het noorden naar het oosten zullen zij dolen, om te zoeken het woord des Heren; maar vinden zullen zij het niet.” -Amos 8:11-12 Hoewel deze tijd toen nog niet aangebroken was en ook niet aanbreken zal zolang het nog genade tijd is, toch geeft de tekst aan dat het schaars zijn van het woord symbolisch uitgedrukt wordt in het schaars zijn van voedsel. ‘Beschadig de olie en de wijn niet’. Beide zijn een symbool van de heilige Geest DE RUITER OP HET VALE PAARD De ruiter op het vale paard is de kerk van de Middeleeuwen. Gods ware kerk was verborgen in de bergen en valleien, op afgelegen plaatsen. De naam van de middeleeuwse kerk was de
dood. Overal werd oorlog gevoerd. Overal waren de christelijke naties met elkaar in oorlog. Maar dat niet alleen. Er werden kruistochten ondernomen tegen de ware kerk. De Albigenzen, de Waldenzen, de Hussieten en vele andere waren opgejaagd wild. Het is geen wonder dat de kerk van de Middeleeuwen kracht vond in het boek Job en in de Psalmen. Net als David en Job werden zij opgejaagd van plaats naar plaats.
HET VIJFDE ZEGEL Maar er zouden veranderingen komen. God nam een monnik en leidde hem op om met de grote kerkhervorming te beginnen. Maarten Luther kwam en het werk der hervorming kwam in botsing met de gevestigde staatskerk en de paus van Rome. Er kwam een nieuwe visie op de geschiedenis. Men bekeek de kerk met andere ogen. Men kwam tot de ontdekking dat alle ‘ketters’ die door de kerk omgebracht waren slechts volgelingen van Hem waren, die voor de wereld op het altaar, het brandofferaltaar, gestorven was. Net als Abel waren zij gestorven omdat hun godsdienst gebaseerd was op het offer te Golgotha en niet op een opperpriester te Rome of een sacrament op het altaar. Al deze ‘ketters’ waren volgelingen van Jezus en Paulus. De Paulus die eens aan de Romeinen schreef: “Wie zal ons scheiden van de liefde van Christus? Verdrukking of benauwdheid, of vervolging of honger, of naaktheid, of gevaar, of het zwaard? Gelijk geschreven staat: Om Uwentwil worden wij de ganse dag gedood, wij zijn gerekend als slachtschapen.” -Romeinen 8:35-36 Als schapen waren zij geslacht maar het was een welriekend offer voor God. Hun bloed werd uitgestort op de aardbodem, aan de voet van het altaar. Net als bij Abel. Abel offerde een brandoffer. Daarover ontstond strijd en in die strijd werd Abel zelf een offer. Dan krijgt Kaïn te horen; ‘het bloed van uw broeder roept tot Mij van de aardbodem’. Evenzo de zielen onder het vijfde zegel, zij bevinden zich onder
Pagina - 105
het altaar. Dat is niet een geïsoleerde plek in de hemel of het hemelse heiligdom. Neen, dat is het altaar in de voorhof op de aarde. Deze zielen ‘waren gedood om het woord van God en om het getuigenis dat zij hadden’. “En zij riepen met luider stem en zeiden: Tot hoelang, o heilige en waarachtige Heerser, oordeelt en wreekt Gij ons bloed niet aan hen, die op de aarde wonen?” Openbaring 6:10. Hun bloed, de manier waarop zij vermoord werden, roept tot God. ‘En aan ieder van hen werden lange witte klederen gegeven’. Dat is wat de hervorming deed. Luther zei na verloop van tijd: “Ik ben tot de ontdekking gekomen dat wij in feite allemaal Hussieten zijn.” Er kwam nieuwe bestudering van de geschiedenis. Vanuit de profetie erkende men dat de paus de antichrist was. De heiligen die door de ‘antichristelijke’ kerk omgebracht waren, werden gerechtvaardigd in de ogen van de mensen. Maar dit was nog niet het einde. “…en hun werd gezegd, dat zij nog een korte tijd moesten rusten, totdat ook het getal vol zou zijn van hun mededienstknechten en hun broeders, die gedood zouden worden evenals zij.” Openbaring 6:11 Zo werden de martelaren bekleed met een wit kleed, zij werden gerechtvaardigd. HET ZESDE ZEGEL Hoe lang zou dat nog duren? Onder het zesde zegel wordt de symbolische taal verlaten en gaat de taal over in het gewone letterlijke taalgebruik. Dat gebeurde al onder het vijfde zegel waar de vraag gesteld wordt: ‘Hoe lang’? Er zouden, voordat de dag der wrake aanbrak, een paar dingen gebeuren. * Een geweldige aardbeving * De zon werd zwart als een haren zak * De maan werd als bloed * De sterren des hemels vielen op de aarde * De hemel is weg geweken * Alle bergen en eilanden zouden van hun plaats bewogen worden * Dan zou de wederkomst plaatsvinden Zeven gebeurtenissen die zichtbaar plaats
Pagina - 106
zouden vinden en zes daarvan zouden zich openbaren in de natuur. De eerste en de zesde gebeurtenis zouden een aardbeving zijn. De aardbeving onder punt zes zou plaatsvinden in samenhang met de wederkomst zelf, want de mensen die de wederkomst mee zouden maken en zich willen verbergen voor de toorn van het Lam, roepen tot de bergen die zich bewegen, ‘valt op ons en verbergt ons voor het aangezicht van Hem die op de troon zit en voor de toorn van het Lam’. EEN GROTE AARDBEVING De eerste voorbode van het einde is een grote aardbeving, of, meer overeenkomend met het woord ‘seismos’, een algemene beving van land en zee. Zo’n buitengewoon heftige en wijd uitgestrekte aardbeving vond plaats kort voor het begin van de tijd van het einde, wat samenviel met het einde van de 1260 jaar/ dagen, die in 1798 ten einde liepen. De Hamburger Korrespondent van 12, 20 en 23 december 1755 schreef hierover het volgende: Op Allerheiligendag, ’s morgens om 9 uur, voelde men door geheel Portugal, maar voornamelijk in de hoofdstad Lissabon, zo’n verschrikkelijke aardbeving als nog nooit in enig werelddeel is waargenomen. Deze stad die de rijkste was in geheel Europa, die alle natiën voorzag van diamanten en waar bijna alleen maar goud in omloop was, is tegenwoordig niets meer dan een steenhoop waaronder meer dan honderdduizend mensen levend werden begraven. Op de aardbeving volgde terstond een orkaan die ontzettend veel zeewater naar de kust stuwde en de Tajo ongelofelijk hoog deed zwellen. Tegelijkertijd barstten de huisdeuren en sprongen ze uit hun hengsels; ook de muren en de balkons stortten in. Kortom, het scheen alsof de jongste dag gekomen was en er geen steen meer op de anderen zou blijven. Het verschrikkelijke van dit schouwspel is met geen pen te beschrijven. Mannen en vrouwen, vooraanstaanden en gewone burgers liepen half naakt door elkaar. Waarheen men ook de ogen wendde, overal zag men huizen instorten en onder deze ruïnes werden ontelbare mensen bedolven. Wie bij
deze omkering van de natuur nog bij zijn volle verstand kon blijven, had nog geen plaats van veiligheid kunnen uitdenken, want overal grijnsde de dood de mensen toe. Hier zag men mensen die door de aardbeving op de straten waren neergeworpen, daar ongelukkigen die door het stof, veroorzaakt door het instorten van huizen, waren gestikt. Deze stad sloot drie bergen in, alle met huizen bebouwd, waarvan slechts weinige bleven staan, maar die later nog door brand werden verwoest. Deze verschrikkelijke verwoesting vond in minder dan tien minuten plaats. Van een koninklijke residentiestad was niets meer over dan alleen puinhopen en een bedroevend overblijfsel. De eerste schok die de huizen en kerken deed instorten dreef reeds velen op de vlucht. De tweede schok veranderde alles onmiddellijk in een steenhoop en deze schok was zo heftig, dat men niet meer kon blijven staan, maar op handen en voeten moest voortkruipen. Tegen de avond brak brand uit die razend snel om zich heen greep, zodat de prachtigste huizen en paleizen, waaronder tachtig kerken en kloosters, in de as werden gelegd. Anderhalf uur na de tweede schok vertoonde de zee het vreselijkste en bedroevendste toneel voor hen, die zich erop bevonden. De golven verhieven zich uit de zee met een verschrikkelijke aanblik en deden het water zes voet hoger rijzen dan de hoogste vloed. Daarna liep het water met dezelfde onstuimigheid als het opgekomen was terug en werd drie voet lager dan de laagste eb. Terstond kwamen de zeegolven voor de tweede maal en schenen nog heftiger en woedender. De zee verslond een kade, van marmer gebouwd, waarheen drieduizend mensen waren gevlucht. Een oordeel over de vervolgers Waarom deze aardbeving kwam en wie er voornamelijk door getroffen werden vertelt ons Redenbacher in zijn Weltgeschichte, blz. 703: Het was op het feest van Allerheiligen, 1 november 1755; de bewoners van Lissabon bevonden zich grotendeels in de kerken; opeens hoorden ze onder hun voeten het gerommel van de aardbeving. De mensen stormden uit de kerken en de huizen en gingen de straat op
in de open lucht, maar het noodlot overviel de meesten. Het hele gebeuren duurde slechts tien minuten. Tegelijkertijd kwam het water van de Tajo vanuit de zee in huizenhoge golven stroomopwaarts; een storm blies het puin en het stof van de ingestorte huizen de lucht in, zodat het licht verduisterd werd; plotseling sloegen de vlammen uit de puinhopen en de brand woedde vier dagen lang, zodat alle elementen, vuur, water, lucht en aarde tot de ondergang van deze stad bijdroegen. Daarbij roofden en moordden de misdadigers. Deze aardbeving werd over een groot deel van Europa, Afrika en zelfs Azië gevoeld en ging onder de oceaan door tot in Amerika. Haar verwoestingwoede koelde zij op Lissabon. Het was werkelijk een godsgericht over deze stad, want de schatten uit de Braziliaanse goud- en diamantmijnen waren op een snode wijze verkwist aan ijdelheid en vleselijke lusten. Zo verzonk het koninklijk paleis met zijn schatten en kostbaarheden geheel in de aarde. Het eerste van de voornaamste gebouwen dat ineenstortte was het inquisitiegerechtshof, daarop volgde het prachtige jezuïetencollege waaronder al zijn inwoners werden begraven alsof de Here de ondergang van de gewetenloze orde wilde aanduiden. De buitengewone uitgestrektheid van deze aardbeving Menzel zegt in Natuurkunde, deel 1, blz. 194, het volgende: De aardbeving van Lissabon op 1 november 1755 was een van de grootste waarvan wij weten. Zij werd waargenomen over een vierde deel van de oppervlakte der aarde, van de Antillen tot aan Zweden. Te Teplitz in Bohemen verdroogden de bronnen. In Humboldts Kosmos, Deel 1, blz. 201, leest men: Men heeft berekend dat op 1 november 1755 een uitgestrektheid der aarde, welke in grootte viermaal de oppervlakte van Europa overtrof, gelijktijdig beefde. Volgens dezelfde schrijver werd deze aardbeving zowel in de Alpen, aan de Zweedse kusten, op de Antilliaanse eilanden (Antigua, Barbados en Martinique), op de grote meren van Canada, als ook in Thüringen en in het lage noordelijke gedeelte van Duitsland, in kleine binnen-
Pagina - 107
wateren van de Oostzeevlakten, (ook in ons vaderland) gevoeld. In Schachs Lehrbuch der Geographie lezen wij: Bij de aardbeving van Lissabon in 1755, die zich uitstrekte over een oppervlakte van meer dan 600.000 vierkante mijlen, volgden de schokken zo snel op elkaar dat een groot deel van de inwoners zich niet meer kon redden; in zes minuten tijd lag de stad in puin; de zee kwam in ongehoorde beroering; een ogenblik lang zag men een droge bedding in de Tajo, waarvan het water met geweld teruggedreven werd. Geheel Portugal beefde, zodat bergen uit elkander barstten en kolossale rotsblokken naar beneden stortten; de aarde opende en sloot zich en het water borrelde in grote hoeveelheden op. In de omgeving van Portugal werd de schudding eveneens gevoeld, evenals in Madrid, Gibraltar en in Marokko; op vele plaatsen in Europa merkte men dit aan de bronnen die voor een ogenblik ophielden te vloeien, of op plaatsen uitbraken, die voorheen droog waren geweest. In Schotland traden de meren buiten hun oevers, daarentegen daalde de waterspiegel van het Maratmeer in Zwitserland met ongeveer 1 meter en dit bleef sedert die tijd zo. In de Hamburger Korrespondent van 11 februari 1756 leest men: Zou men het wel willen geloven dat wij sedert 1750 meer dan 80 aardschokken in en in de omgeving van Europa kunnen opgeven? Die van 1 november j.l. is echter in bijna alle werelddelen opgemerkt. Men heeft berekend dat de aardbeving ditmaal 61 dagen, van 1 november tot 31 december heeft geduurd. Gedurende deze tijd werd deze meer of minder heftig waargenomen van de oostelijke kusten van de oceaan tot in het hart van Duitsland. Van IJsland tot aan de kreeftskeerkring, wat een breedte beslaat van ongeveer 6500 km., van het zuiden tot het noorden. Op 31 december 1755 lezen we in hetzelfde blad: Behalve Lissabon hebben de dichtst bevolkte steden van Europa grote schade geleden en enige ervan zijn in puinhopen veranderd. Het Maravano gebergte is in zee gestort en het gebergte van Estrella, Arabida en Monte Juna is op wonderlijke wijze, deels gezonken, deels
Pagina - 108
gespleten. De brieven uit Frankrijk, Swaben en Zwitserland verhalen van aardbevingen die 9 december werden waargenomen in landen langs de Rijn tot aan de Lek en van het noorden naar het zuiden, van Ingolstadt, Donauwörth, Neurenberg, Kanstatt, Stuttgart tot aan Luzern, Genève, Lyon, Avignon en Montpellier. Op 13 januari werd het volgende gemeld: De berichten uit Barbarije luidden even triest als die uit Portugal. Wat in Portugal op 1 november gebeurde moest Afrika 18 en 19 november doorstaan. De berichten van Mequinez zijn vreselijk. Zij meldden onder meer dat 4000 Moren en 8000 joden levend begraven zijn onder de puinhopen en dat er langs de gehele westelijke en noordelijke kust van Afrika voortdurend aardbevingen plaatsvonden en men heeft een vreselijk gerommel onder de aarde waargenomen. Te Cadix verhief zich de zee zestig voet hoog, terwijl bij de Antillen een inktzwarte vloed plotseling twintig voet omhoog kwam. Een Engels schip kreeg op zee, terwijl het nog 500 zeemijlen van de kust verwijderd was, zo’n hevige stoot dat men meende op een klip te zijn gestoten. Iets dergelijks ondervonden Schaw, Schouten en Le Gentil op de zee, ver van het land. Hoffman, Geognosie, blz. 352 schrijft: Deze aanhalingen zijn voldoende om te bewijzen dat deze aardbeving de grootste was in uitgestrektheid die, zover de geschiedenis ons verhaalt, ooit te water of te land heeft plaats gevonden. De toorn des Heren ontbrandt Dat men in deze vreselijke aardbeving werkelijk een teken van het einde zag blijkt uit de volgende beschrijvingen. Een geschrift van die tijd, in Hamburg verschenen, schrijft: De aardbeving van St. Hübes heeft ongeveer twee minuten geduurd. In die tijd werd meer dan tweederde van de stad met alle kerken en kapellen in een steenhoop veranderd. Daar het juist het feest van Allerheiligen was, waren de kerken gevuld, zodat vele mensen bij het instorten ervan levend onder het puin werden begraven. Het gekerm en het geschrei van de mensen vervulde
de lucht met zulk een jammerlijk weeklagen dat men algemeen dacht dat het oordeel van de wereld was gekomen. Uit Kingsale, Ierland, schreef men: ’s middags, kort nadat de eb begonnen was, kwam opeens de vloed en wel met zulk een ontzettend geweld dat het niet te beschrijven is. De inwoners waren zo verschrikt dat zij meenden dat de dag des oordeels was aangebroken. Het water steeg niet langzaam maar stroomde als een zondvloed, begeleid van een hol en vreselijk geluid en steeg zeven voet in één minuut. Deze was zo dik als modder en pikzwart en stonk afschuwelijk. In diezelfde geest spreekt een Engelse schrijver over de aardbeving van Lissabon: De schrik van het volk was onbeschrijfelijk. Niemand weende; tranen konden geen uitdrukking geven aan het gevoel. De mensen liepen heen en weer alsof ze waanzinnig geworden waren van schrik en verbazing, terwijl ze met hun vuisten op hun gelaat en borst sloegen riepen zij uit: ‘Misericordia; de wereld vergaat. Moeders vergaten hun kinderen en liepen rond met crucifixen. DE ZON WERD ZWART ALS EEN HAREN ZAK In de Verenigde Staten van Amerika De duistere dag. “…en de zon werd zwart als een haren zak…” -Openbaring 6:12 Eén van de oordelen die over de verharde Egyptenaren kwam was ‘een dikke duisternis’ in geheel Egypte, gedurende drie dagen. De een zag de ander niet. “…en er was gedurende drie dagen een dikke duisternis in het gehele land Egypte. Gedurende drie dagen kon niemand een ander zien,…” -Exodus 10:22-23 Bij de kruisiging van Jezus kwam er ‘duisternis over de gehele aarde’. “…en er kwam duisternis over het gehele land tot het negende uur, want de zon werd verduisterd.” -Lucas 23:44-45 Op gelijke wijze zou volgens Jezus’ eigen woorden, ‘terstond na de verdrukking’ die door de pauselijke vervolging over Gods volk
kwam, ‘de zon verduisterd worden en de maan haar schijnsel niet geven’. Hierover merkt Ebrard terecht op: Geen verstandig mens zal er toe komen om de woorden in Matteüs 24 allegorisch uit te leggen en omdat onze tekst in Openbaring 6:12 op deze woorden is gebaseerd, mag deze evenmin allegorisch worden uitgelegd. De zon zou zwart worden als een grove, van haar gevlochten zak. De schrijver zelf bezat zo’n zwarte zak of zwart kleed welke in Tarsus vervaardigd werd en waar heden ten dage zulke kleden nog steeds als dekens worden gebruikt. De zon zou als een haren treurgewaad, als een zwarte schijf aan een nachtelijke hemel hangen en de aarde zou midden op de dag in middernachtelijk duister gehuld zijn. Dit kan geen gewone zonsver-duistering zijn maar moet van een buitengewone aard zijn die de aandacht moet trekken als een bijzonder teken van het einde. Als eerste getuige van een gebeurtenis van die aard laten wij Dr. Seiss aan het woord in zijn verklaring van Openbaring 6:12. Het was op 19 mei 1780 een merkwaardig donkere dag voor het gehele noordoostelijk deel van de Verenigde Staten van Noord-Amerika. Zij die toen leefden noemden deze verduistering een bovennatuurlijk en onverklaarbaar natuurverschijnsel. Het was geen gewone zonsverduistering want de maan was bijna vol. De duisternis werd ook niet veroorzaakt door een bewolkte hemel want de lucht was zó helder dat men de sterren zag schitteren. Toch was het van ’s morgens negen uur tot aan het gewone uur van zonsondergang zó donker, dat het werk moest worden gestaakt en het licht in de huizen moest worden aangestoken; de dieren gingen slapen alsof de nacht was aangebroken. Hoewel de zon de gehele tijd zichtbaar was, scheen het alsof zij alle lichtkracht had verloren. Het huis van Afgevaardigden te Connecticut verdaagde zijn zitting vanwege deze buitengewone verduistering. Dat dit een buitengewone, onverklaarbare duisternis was bevestigt de beroemde astronoom Herschel: De duistere dag in NoordAmerika was een van die wonderbaarlijke natuurverschijnselen, waarover altijd met
Pagina - 109
grote belangstelling wordt gelezen, maar die door geen enkele filosofie kan worden verklaard. In diezelfde geest spreekt ook Webster in het aanhangsel van zijn Engels woordenboek: De duistere dag van 19 mei 1780, zo genoemd omdat er op die dag een merkwaardige duisternis heerste die zich over geheel NieuwEngeland uitstrekte. Op enkele plaatsen was de duisternis zó groot dat men gewoon drukwerk, zelfs buitenshuis, niet kon lezen. De ware oorzaak van dit merkwaardige natuurverschijnsel is niet bekend. Duisternis in andere werelddelen. In Menzels Natuurkunde, deel 1, blz. 279, lezen we hierover: De oorzaak van de toevallige luchtverduistering van 1783 die zich uitstrekte over een ontzaglijke oppervlakte van Lapland tot aan Afrika, heeft men willen toeschrijven aan de materie van een komeet of staartster die in onze atmosfeer moest zijn gekomen. De volgende bijzonderheden ontlenen wij aan een werk van B.Ellger over Höhenrauch: In geheel Europa werd deze droge nevel in een zeer hete zomer waargenomen; beginnende 24 mei in Kopenhagen, in Rochelle op 6 en 7 juni, tussen 16 en 17 juni in Duitsland, Frankrijk en Italië, op 19 juni in Nederland, de 22-ste op Spitsbergen, de 23-ste op de St. Gotthardt en in Öfen, de 24-ste in Stockholm, de 25-ste in Moskou en tegen het einde van juni in Syrië. Hij bedekte een deel van de Adriatische Zee en de Atlantische Oceaan. In Engeland, op de Alpen en in Rome vertoonde hij zich bijna even dicht als in Duitsland. Geen regen of stormen verdreven hem. Aan een ander schrijven ontlenen wij het volgende: Drie jaren later (1783) bevond Europa zich met zijn miljoenen inwoners onder een even geheimzinnige wolk die, hoewel niet zo dicht, nog langer aanhield en wijd en zijd schrik en verbazing veroorzaakte. Een nevel die in die tijd aan geen enkele bekende oorzaak was toe te schrijven vervulde de gehele luchtlaag over het Europese vasteland tot ver in Azië. Eind juni was geheel Syrië als met een doodskleed bedekt en 18 juli had deze nevel zich tot in het hart van Azië, het Altaïgebergte, uitgestrekt. De
pagina - 110
verduistering werd het grootste gedeelte van de zomer waargenomen en gaf aan de zon een onnatuurlijke, matte roestrode kleur zodat de dag, evenals de nacht, ongewoon donker waren. De lucht was in zeer hoge mate elektrisch en de gehele natuur volkomen van slag. Op verschillende manieren probeerde men deze verduistering die zich over drie werelddelen uitstrekte, te verklaren; sommigen noemden het veendamp, anderen vulkanische stof of de materie van een verdwaalde komeet. Het volgende, ontleend aan Humboldts Kosmos, deel 3, blz. 406, is opmerkelijk: Een verschijnsel waarvoor men in het Duits het woord Höhenrauch gebruikt, wordt in het Nederlands vertaald met veenrook, maar in vele gevallen geeft dit geen bevredigende verklaring. Verder: Deze gedenkwaardige verduistering, de zogenaamde hoge rook die vele maanden lang, van mei tot augustus 1783, een aanmerkelijk gedeelte van Europa en Azië, als ook NoordAfrika versteld deed staan, terwijl daarentegen op de hoge Zwitserse bergen de hemel zuiver en onbewolkt was, zou door een grote werkzaamheid van het IJslandse vulkanisme en de aardbeving van Calabrië veroorzaakt zijn. Hoewel men dit soms nu nog beweert, komt het mij door de grote omvang van het verschijnsel zeer onwaarschijnlijk voor. Een luide prediking Deze ‘gedenkwaardige verduistering’ in 1783 die zich over drie werelddelen uitstrekte, ging vergezeld van ‘ontzettende onweersbuien’ zonder ‘onweerswolken’. De mensen werden getroffen door oogziekten en de bladeren vielen in juni verwelkt van de bomen zoals anders in de herfst. In februari van hetzelfde jaar teisterde een verschrikkelijke aardbeving Calabrië die bijna vier jaren, tot het einde van het jaar 1786 duurde. In Menzels Natuurkunde, deel 1, blz. 194, lezen we nog dat heuvellandschappen en vlakten zo sterk werden geschud dat het land golfde, evenals het oppervlak van de zee. Heuvels verzonken en op andere plaatsen ontstonden heuvels, stromen verdroogden, veranderden of ontstonden juist; steden en dorpen verbrok-
kelden; vele duizenden mensen kwamen om. De Neue Hamburger Zeitung van 18 juli 1783 beschrijft de aanblik van de zon in die tijd als volgt: De stralen en de glans zijn verdwenen en zij ziet er uit alsof men haar door een met roet bedekt of rood glas beziet. 22 augustus ontving het bovengenoemd blad een brief uit Petra welke 23 juli was geschreven. Daarin beschrijft een koopman de duisternis in Turkije en vertelt over de indruk die deze maakte: De Turken trekken uit deze ongewone weersgesteldheid en de toerustingen van hun buren de conclusie dat de ondergang van hun rijk nabij is. N.Webster verhaalt van deze algemeen heersende vrees in zijn werk History of Pestilences, deel 2, blz. 274. Evenals in Amerika op ‘de duistere dag’ waren ook in Europa de kerken propvol verschrikte mensen die de barmhartigheid des hemels aanriepen. Prof. Lalande, een Frans astronoom, probeerde de vrees van het volk weg te nemen door de verduistering van de hemel toe te schrijven aan uit de aarde opstijgende dampen. Hetzelfde beproefde men ook in Duitsland. In Engeland heerste dezelfde vrees zodat één van de engelse dichters zong, dat ‘alle elementen het lot van allen luid predikten’. DE MAAN WERD ALS BLOED De maan verliest haar schijnsel. ‘En de maan werd als bloed’. Kliefoth verklaart het schijnbare onderscheid ten aanzien van de zon en de maan op de volgende wijze: Deze woorden zijn uit Joël 2:31 overgenomen en betekenen een verduistering van de maan zoals ook in Jesaja 13:10 wordt gezegd. Curt IV, blz. 10, herinnert er aan dat wanneer een maansverduistering ten einde loopt, de maanschijf zich bloedrood kleurt. Hoewel het nu op 19 mei 1780 bijna volle maan was, hebben wij toch van een ooggetuige de volgende bevestiging van de vervulling van deze profetie: De duisternis van de daarop volgende nacht was zó dik, als nog nooit was waargenomen sedert de Almachtige het licht heeft geschapen. Ik kon toen de gedachte niet
van mij afzetten dat, wanneer alle lichtende hemellichamen in ondoordringbare duisternis gehuld of vernietigd waren, de duisternis niet totaler had kunnen zijn. Een blad wit papier, op korte afstand van het oog gehouden, was even onzichtbaar als het zwartste fluweel. Ook lezen we in Stones History of Beverly: De nacht die op deze dag volgde was zo pikzwart dat men in enkele gevallen de paarden die gebruikt moesten worden, er niet toe bewegen kon om de stal te verlaten. E.Potter, een predikant, hield 28 mei 1780 een predikatie over Matteüs 24:29 en wees met de volgende woorden op de vervulling van deze tekst: Doch in het bijzonder vermeld ik de wonderlijke duisternis op 19 mei van dit jaar. Toen werd, zoals onze tekst zegt, de zon verduisterd; en de duisternis was van dien aard als sedert de kruisiging van onze Here niet was voorgekomen. De mensen lieten in huis en op het veld hun arbeid in de steek. Reizigers hielden stil; scholen werden om elf uur gesloten; op de middag stak men de kaarsen aan en het vuur glinsterde zoals ’s nachts. Velen waren zoals mij werd gezegd, vol schrik en dachten dat het laatste oordeel aangebroken was. Een groot gedeelte van de daarop volgende nacht was eveneens merkwaardig duister. De maan, hoewel vol, gaf geen licht. Aan de Neue Hamburger Zeitung van 18 juli 1783 ontlenen wij het volgende: Hildburghausen, 6 juli: De bossen in deze hele streek zijn allemaal wit in plaats van groen; de hemel is als vervluchtigde kalk; zon en maan gaan steeds bloedrood op en onder. Sedert ongeveer drie weken hoorde men in de Gleichberg zulke vreselijke slagen alsof er kanonschoten werden gelost. In alle kerken werden bidstonden gehouden. Uit dit alles kan elke oprechte ziel zien hoe algemeen deze tekenen waren en hoe men overal daarin aanwijzingen zag van het naderende einde. DE STERREN VAN DE HEMEL VIELEN OP DE AARDE Het vallen van de sterren “En de sterren des hemels vielen op de aarde, gelijk een vijgeboom zijn wintervijgen laat vallen,
pagina - 111
wanneer hij door een harde wind geschud wordt.” -Openbaring 6:13 Tot zover zijn de voorspelde natuurverschijnselen niet alleen vervuld, maar het geschiedde op zo’n opvallende wijze, dat men ze algemeen beschouwde als tekenen van het einde. Vers 13 is ook opmerkelijk vervuld zoals uit de volgende authentieke bronnen blijkt. In Poggendorffs Annalen der Physik, Reeks 29, blz. 447, lezen wij: Zoals men weet onderscheidde zich de nacht van 12 op 13 november 1832 door een zeer ongewoon meteorisch verschijnsel. Volgens talrijke berichten vertoonden zich gedurende die gehele nacht op het zuidelijk halfrond, van negen uur ’s avonds tot het aanbreken van de dag, honderden vallende sterren, vermengd met vele grotere en kleinere vuurkogels, die zich in alle richtingen bewogen, dikwijls ook op- en neerwaarts, boogvormig of tegen elkander opvliegend; zij lieten lange, vurige strepen achter zich, waaruit soms vonken en stralenbundels zijwaarts uitschoten, van buitengewone helderheid, die soms enige minuten lang, terwijl ze van vorm veranderden, met waarneembare kleuren schitterden. Het gebied van dat natuurverschijnsel was zeer groot. Men nam het waar in Engeland, Frankrijk, Zwitserland, Zuid-Duitsland, België, in de streken langs de Rijn en verder in Berlijn, Warschau, Riga, Petersburg, Odessa, te Suczewa in de Boelewina waar volgens de waarneming van Dr. Rohrers de vallende sterren zó talrijk waren dat het verschijnsel een complete vuurregen geleek. De directeur van het observatorium te Wenen, Littrow, zegt in Wunder des Himmels, blz. 558: De menigte van de vallende sterren moet inderdaad talloos zijn geweest en op meerdere plaatsen op een vuurregen geleken hebben. Het grote hemelse vuurwerk Dit vallen van de sterren zag men niet alleen in Europa tot in Azië toe, ja zelfs op het zuidelijk halfrond, maar in 1833 in nog veel grotere mate op het westelijk halfrond. In Humboldt’s Kosmos, deel 1, blz. 365, wordt hierover het volgende vermeld: In Noord-
pagina - 112
Amerika werd in de nacht van 12 op 13 november 1833 het merkwaardige verschijnsel gezien dat door de astronoom Olmstead zo voortreffelijk is beschreven. Op blz. 124 noemt Humboldt het een ontzaglijke zwerm vallende sterren; op één plaats vielen ze zo dicht als sneeuwvlokken, in negen uur minstens 240.000. Het volgende is ontleend aan de beschrijving van de astronoom Olmstead: Zij die zo gelukkig waren ooggetuigen te zijn van het vallen van de sterren op de morgen van 13 november 1833, hebben waarschijnlijk het schitterendste hemelse vuurwerk gezien dat er ooit geweest is sedert de schepping van de wereld, of dat vermeld is in de geschiedenis. De uitgestrektheid van de sterrenregen besloeg een groot deel van het oppervlak der aarde. Het was zichtbaar van het midden van de Atlantische Oceaan in het oosten tot aan de Stille Oceaan in het westen, van de noordkust van Zuid-Amerika tot aan de onherbergzame streken van de Britse bezittingen in het noorden en had bijna overal hetzelfde aanzien. Schiaparelli, directeur van het observatorium te Milaan noemt het de grote vloed van vallende sterren der Leoniden van 1833. Gelijk een vijgeboom, die door een harde wind geschud wordt De letterlijke vervulling ook van dit deel van de profetie wordt door een ooggetuige, Dana Ward uit New York, in het Journal of Commerce van 14 november 1833 als volgt bevestigd: Op de uitroep, ‘zie eens uit het venster’, werd ik uit een diepe slaap gewekt en zag met verwondering hoe het oosten door het morgenrood en de meteoren was verlicht. Ik wekte mijn vrouw om dit verschijnsel ook te bekijken en terwijl zij zich aankleedde, riep zij uit: “Zie hoe de sterren vallen.” Ik antwoordde: “Ja dat is een wonder.” Wij beiden voelden in onze harten dat het een teken van het einde was; want werkelijk, de sterren vielen op de aarde, gelijk een vijgeboom zijn onrijpe vijgen afwerpt wanneer hij door een harde wind bewogen wordt. Deze woorden van de profeet heeft men altijd als zinnebeeldige taal
beschouwd. Gisteren werden deze woorden letterlijk bewaarheid. Moest ik in de natuur een beeld zoeken dat met de sterrenregen overeenkomt, ik zou geen beeld weten, dat het aanzien van de hemel duidelijker voorstelt, dan hetgeen de apostel in bovenaangehaalde profetie gebruikt: ‘De sterren des hemels vielen op de aarde’. Het waren geen vuurmassa’s of vlokken of vonken vuur, maar datgene wat de wereld onder vallende sterren verstaat en te midden van het schouwspel zei de een tot de ander: “Zie hoe de sterren vallen.” Voor degene die aldus toegesproken was, zou deze benaming even helder zijn geweest als had de spreker gezegd: “De zon gaat op.” Hij zou er niets tegen hebben ingebracht. De zon beweegt zich niet. De sterren vielen ‘gelijk een vijgenboom zijn onrijpe vruchten afwerpt, als hij door een harde wind geschud wordt’. Hieruit blijkt de nauwkeurigheid van de beschrijving van de profeet. De vallende sterren kwamen niet alsof zij van verschillende bomen werden geschud, maar als van één boom. Die in het oosten zichtbaar werden, vielen naar het oosten, die in het noorden naar het noorden, die in het westen naar het westen en die van het zuiden naar het zuiden; ik kon dit duidelijk zien omdat ik mijn woning had verlaten en naar het park was gegaan. Ook vielen de sterren niet zoals rijp ooft valt; verre van dat; zij werden afgeworpen zoals onrijpe vruchten die eerst aan de wind weerstand bieden. Wanneer zij echter onder hevig schudden toch afbreken, vliegen zij snel en ver. Valt er veel dan kruisen zich wel de banen wanneer het met meerdere of mindere kracht wordt afgeworpen, doch het valt elk aan zijn eigen zijde van de boom. Hetzelfde zegt ook Olmstead: De meteoren vlogen niet willekeurig over alle delen van de hemel, maar schenen voort te komen uit één punt in het sterrenbeeld Leo, dicht bij een ster Gamma Leonis genaamd, in de bocht van een sikkel. Vielen de sterren des hemels? Zijn vallende sterren hemelse lichamen en kan men ze als sterren beschouwen? In de volksmond worden deze vallende sterren genoemd, wat vinden wij als wetenschappelijk
vastgestelde betekenis? Menzels Natuurkunde, deel 1, blz. 58, zegt over vallende sterren: De hoogte en afstand vanwaar zij komen laat hen als kosmische, niet als terrestrische lichamen verschijnen. Plutarchus zei al: Vallende sterren zijn hemellichamen die vallen. Volgens de beschouwing van Diogenes van Appolonia bewegen zich de zichtbare sterren tezamen met onzichtbare, die daarom ook geen naam hebben. Deze vallen dikwijls op de aarde en doven uit. Littrow, de directeur van het observatorium te Wenen, noemt ze kleine planeten. Een direct bewijs echter dat het hemellichamen zijn die op de aarde vallen leverde juist de wonderlijke gebeurtenis van november 1833. In Kosmos, deel 1, blz. 120, zegt Humboldt hierover het volgende: Een schitterende bevestiging van het denkbeeld van de kosmische oorsprong van zulke verschijnselen heeft D.Olmstead te New-Haven (Mass) gegeven doordat hij heeft bewezen hoe bij de zo vermaard geworden vallende sterrenzwerm in de nacht van 12 op 13 nov. 1833, naar het getuigenis van alle waarnemers, de vuurbollen en de vallende sterren gezamenlijk van één en dezelfde plaats aan het hemelgewelf, dicht bij de ster Gamma Leonis, uitgingen en van dit uitgangspunt niet afweken, hoewel de ster gedurende de lange duur van de waarneming haar schijnbare hoogte en haar azimut veranderde. Zodanige onafhankelijkheid van de omwenteling van de aarde om haar as bewees dat de lichtende lichamen van buiten uit de wereldruimte in onze dampkring kwamen. Verder schrijft Prof. Olmstead: Dit kan niet langer als een aardse verschijning worden beschouwd maar moet als een hemelse verschijning worden aangemerkt; vallende sterren zijn geen voortbrengselen van de hogere streken van de atmosfeer die nu en dan op de aarde neervallen, maar bezoekers uit verre werelden of uit de ledige ruimten van het planetenstelsel. Zo vielen in 1832 en 1833 werkelijk de sterren des hemels op de aarde en zó talrijk en op dezelfde manier, als onrijpe vijgen van een door de storm geschudde vijgenboom. Deze sterrenregens zijn pas in de
pagina - 113
laatste honderd jaren, sedert het aanbreken van de tijd van het einde, opvallend geworden. Waarom gebeurde dit vroeger niet? Daarover zwijgt de wetenschap, doch Gods woord geeft de oplossing, zij zouden nl. tekenen van het einde zijn. De dag van het oordeel is nabij Dat deze wonderlijke sterrenregen algemeen als een vervulling van Openbaring 6:13 en als een teken van de komende oordeelsdag werd gezien, wordt ook door Seiss beweerd in zijn verklaring van Openbaring 6:13: Drie uren lang duurde dit natuurverschijnsel; honderden en duizenden mensen uit alle standen werden geheel ontroerd omdat zij dachten dat dit toneel de vervulling was van de gebeurtenis die in deze tekst beschreven is. Vurige ballen, lichtend en talrijk als de sterren, doorkliefden achter elkaar het luchtruim, alle schitterend en afwisselend in graad van helderheid; van sommigen was het licht zo bliksemend dat het mensen uit hun slaap deed ontwaken. Het scheen alsof iedere ster aan het firmament plotseling uit haar baan was gerukt en naar de aarde werd geslingerd. Allen die het aanschouwden getuigden dat het een adembenemend maar tevens een verheven verschijnsel was. Hetzelfde lezen wij ook in een bericht uit de Verenigde Staten: Het gehele firmament boven de Verenigde Staten scheen uren lang een bewegelijk toneel van vuur. Men heeft in dit land sedert de eerste nederzettingen nooit een hemels verschijnsel waargenomen dat door het ene deel van de bevolking met zo’n grote verbazing en door het andere deel met zo’n schrik en angst werd aanschouwd. Tijdens het drie uur durende verschijnsel geloofden velen dat met zonsopgang de dag des oordeels zou beginnen. DE HEMEL IS GEWEKEN EN DE ALLERGROOTSTE AARDBEVING En de hemel is weggeweken als een boek. Door het noemen van deze gebeurtenis worden wij op de toekomst gewezen. Nadat wij de dingen bekeken hebben die in het verleden
pagina - 114
vervuld zijn, worden wij nu verzocht een blik in de toekomst te werpen op de zaken die ook zeker geschiedenis zullen worden. Onze standplaats wordt hier met onmiskenbare zekerheid bepaald. Wij zijn nu genaderd tot het tijdperk dat tussen de gebeurtenissen in verzen 13 en 14 vermeld wordt. Wij wachten op het ogenblik dat de hemel als een boek zal worden toegerold. Het heden is een tijdperk van ongeëvenaarde ernst en belangrijkheid: want wij weten niet hoe dicht wij bij de vervulling gekomen zijn. Dit wegwijken van de hemelen gelijk een boek dat toegerold wordt, wordt door de evangelisten beschreven als een beweging van de krachten van de hemelen. Andere teksten melden bijzonderheden die licht op deze zaak verspreiden. Zoals blijkt in Hebr. 13:25-27, Joël 3:16, Jer. 25:30-33 en Openb. 16:17-21, zal God uit de hemel, de plaats van zijn woning, met een ontzaglijke stem spreken waardoor alle beweeglijke dingen bewogen zullen worden. Eenmaal heeft de Heer met hoorbare stem zijn onveranderlijke wet voor de oren van zijn schepselen uitgesproken en toen beefde de aarde. Nog eenmaal zal Hij spreken en dan zal niet alleen de aarde maar ook de hemel bewogen worden. Dan zal de aarde ‘ganselijk waggelen, gelijk een dronkaard’, zij zal ‘verbroken en ganselijk vanéén gescheurd worden’. De bergen zullen van hun eeuwige grondvesten bewogen worden en de eilanden zullen in de diepte der zee verdwijnen. Op het effen veld zal zich een berg verheffen en de rotsen zullen uit het hart der aarde te voorschijn komen. Terwijl de stem des Heren over de aarde weerklinkt zal er de grootste verwarring heersen. Om aan te tonen dat deze stand van zaken geen vrucht van de verbeelding is, letten wij op de taal die door de profeten gebruikt wordt als zij deze tijd beschrijven. “De aarde barst geheel open, de aarde schudt hevig, de aarde wankelt vervaarlijk; de aarde waggelt zeer als een beschonkene en zwaait heen en weer als een nachthut; want haar overtreding drukt zwaar op haar; zij valt en staat niet weer op.” Jesaja 24:19-20 De Statenvertaling beschrijft het als volgt:
“De aarde zal ganselijk verbroken worden, de aarde zal ganselijk vanéén gescheurd worden, de aarde zal ganselijk bewogen worden. De aarde zal ganselijk waggelen, gelijk een dronkaard, en zij zal heen en weder bewogen worden, gelijk ene nachthut; en hare overtreding zal zwaar op haar zijn, en zij zal vallen, en niet weder opstaan.” Jeremia 4:23-27 beschrijft die toestand in de volgende treffende woorden: “Ik zag de aarde, en zie, zij was woest en ledig; ik zag naar de hemel, en zijn licht was er niet. Ik zag de bergen, en zie, zij beefden, en alle heuvelen schudden…en al het gevogelte des hemels was weggevlogen… Want zo zegt de Here: Een woestenij zal het ganse land worden,…” -Jeremia 4:23-27 De Statenvertaling schrijft: “Ik zag het land (de aarde) aan, en ziet, het was woest en ledig; ook naar de hemel, ook zijn licht was er niet. Ik zag de bergen aan, en ziet, zij beefden; en alle vogelen des hemels waren weggevlogen... Want zo zegt de Here: Dit ganse land zal een woestheid zijn.” Dan zal de wereld uit haar droom van veiligheid ontwaken. Koningen die nu denken alle heerschappij in pacht te hebben, zullen merken dat er een Koning der koningen is. De edelen zullen ondervinden dat de ijdele trots van deze wereld moet onderdoen voor de glans en de heerlijkheid van de hemel. De rijken zullen hun zilver en goud wegwerpen voor de mollen en de vleermuizen, maar het zal hen niet kunnen redden. Dan zullen de oversten hun beperkt gezag vergeten en de helden met vrees bevangen worden. Dan zullen alle dienstknechten die met de ketenen van de zonde geboeid zijn, evenals alle vrijen, van angst en wanhoop schreeuwen. Alle goddelozen, van de geringste tot de aanzienlijkste, zullen jammerlijk wenen. Wie nooit tevoren gebeden heeft tot Hem door wie de zaligheid te verkrijgen is, zal dan in wanhoop tot de bergen en tot de steenrotsen roepen: “…Valt op ons en verbergt ons voor het aangezicht van Hem, die gezeten is op de troon, en voor de toorn van het Lam;…” -Openbaring 6:16 Zij zullen proberen te ontvluchten aan wat zij door de zonde en de wellust over zich gebracht hebben. Graag zullen zij de schat des toorns
ontvluchten die zij vergaderd hebben in de laatste dagen. Hoe gaarne zullen zij dan zichzelf en al hun zonden werpen in de zee van eeuwige vergetelheid. Daarom vluchten zij tot de rotsen, de spelonken en de kloven in de aarde om zich te verbergen. Maar het is te laat. Zij kunnen hun schuld niet bedekken; de verschrikkelijke dag van verbolgenheid is eindelijk aangebroken. De dag waarvan zij verwacht hadden deze nooit te zullen zien, heeft hen overvallen als een dief. Dan komen hen onwillekeurig de woorden over de lippen: ‘De grote dag zijns toorns is gekomen, en wie kan bestaan’? Eer dit verschrikkelijke toneel in werkelijkheid voor uw ogen wordt opgevoerd, bedenk dan dat het nu de zoete dag van zaligheid is. Dan is het aanbod van genade voor eeuwig ingetrokken. Velen denken nu geen behoefte te hebben aan het gebed. Maar straks komt de tijd dat alle goddeloze lippen met ver-schrikkelijke ernst zullen bidden. De knieën die zich nu niet voor de beminnelijke Zaligmaker willen buigen, zullen zich dan wanhopig buigen voor de rotsen en de bergen. Dit zal de grootste en de plechtigste bidstond zijn die er ooit op aarde gehouden is. Wie dit leest moet zich afvragen en bedenken of hij hieraan verkiest deel te nemen. Nu steekt men de draak met hen die de nabijheid van deze verschrikkelijke dingen verkondigen; maar dan zal men zich beklagen wegens het negeren van de vermaningen die nu als een laatste roepstem tot de wereld gericht wordt.
pagina - 115