GODS EEUWIG VOORNEMEN. BIJBELCURSUS- LES - 22
DE OORDELEN VAN GOD DE EERSTE ENGEL “En de zeven engelen, die de zeven bazuinen hadden, maakten zich gereed om te bazuinen. En de eerste blies de bazuin, en er kwam hagel en vuur, vermengd met bloed, en het werd op de aarde geworpen; en het derde deel van de aarde verbrandde en het derde deel van de bomen verbrandde en al het groene gras verbrandde.” Openbaring 8: 6, 7. Vanaf hier tot aan het einde van Openbaring hoofdstuk negen vormen de zeven bazuinen het onderwerp van dit visioen. Deze zeven engelen bereiden zich voor om te bazuinen. Hun bazuingeschal is een aanvulling op de profetie van Daniël 2 en 7, beginnende met het uiteenvallen van het oude Romeinse rijk in tien delen. De eerste vier bazuinen zijn hiervan een beschrijving. In 395 n.Chr. vielen de Goten met hun vermaarde leider Alaric het Oost Romeinse Rijk binnen. De rivier de Donau was de scheidingslijn tussen het gebied van de Romeinen dat van de barbaren van Duitsland. In het midden van een strenge winter staken ze de bevroren Donau over, zo werden ze als hagel uit het noorden voorgesteld. Een Romeinse dichter beschreef het als volgt: “Zij rolden hun zwaarwichtige wagens over de brede en ijzige rug van de verontwaardigde rivier.” Alaric was geen gering leider; maar moedig, listig en opgewassen tegen elke generaal in het ontaarde Romeinse leger. Gedurende een aantal jaren bleven de Goten in het oostelijke deel van het Rijk – soms in vrede en soms in conflict met de Romeinse keizer. In 408 n.Chr. viel Alaric Italië binnen. Hij trok haastig de
Alpen en de Po over, plunderde de dorpen van Noord Italië, en trok met een voortdurend groeiend leger op naar de stad Ravenna, waar de hoofdstad van de kleinmoedige keizer was. Zonder enige weerstand te ondervinden trok hij langs de Adriatische zee tot hij bij Rome kwam. Alaric nam Ostia, de haven van Rome aan de mond van de Tiber, in en eiste de onvoorwaardelijke overgave van de stad zelf. De senaat zwichtte zonder weerstand te bieden en Alaric plaatste de purperen mantel van de keizer op Attalus, de prefect van de stad. Rome, de trotse monarchie, was in de handen van een barbaars leger dat haar keizer kon aanstellen en haar senaat beledigen, naar eigen goeddunken. DE TWEEDE ENGEL “En de tweede engel blies de bazuin, en er werd iets als een grote berg, brandend van vuur, in de zee geworpen, en het derde deel van de zee werd bloed, en het derde deel van de schepselen in de zee, die leven hadden, stierf, en het derde deel van de schepen verging.” Openbaring 8: 8, 9. Aan de profeet werd een grote berg, brandende met vuur, getoond, die in de zee werd geworpen. Het was als een geweldige steen die in het water werd geworpen, welke ervoor zorgde dat golf na golf tegen de onverdedigde kusten sloeg; of als een actieve vulkaan midden in de zee die van tijd tot tijd ervoor zorgt dat de wateren koken. Dit stemt overeen met de beschrijving van de invallen van de Vandalen. In de lente van elk jaar (tussen 461 en 467 n.Chr.), rustten ze een indrukwekkende vloot uit in de haven van Carthago; en Genserik zelf voerde nog steeds persoonlijk het bevel over de belangrijkste expedities, ook al Pagina - 119
was hij al op hoge leeftijd… De Vandalen bezochten de kusten van Spanje, Ligurië, Toscanië, Campanië, Lucanië, Calabrië, Venetië, Dalmatië, Griekenland en Sicilië herhaaldelijk… Hun legers verspreidden verwoesting en verschrikking van de pilaren van Hercules tot aan de mond van de Nijl. Zij namen paarden met zich mee, zodat hun verschrikking zich vanaf de haven waar de vloot met de woeste krijgers landde, verder landinwaarts ver-spreidde. De plannen van Genserik waren zo goed verborgen dat de Romeinse wereld nooit wist waar ze de volgende aanval kon verwachten. Aangezien rijkdom en een overvloedige buit het oogmerk van hun hebzucht was, vermeden de Vandalen gewoonlijk de versterkte steden. Tenslotte werd Rome geprikkeld om actieve maatregelen te nemen tegen haar voortdurende en meest volhardende vijand. Zij besteedde maanden aan het uitrusten van een vloot. De krachten van het Oosten en het Westen verenigden zich voor de inval in Afrika. Het Romeinse leger stond onder aan de muren van Carthago. Genserik vroeg en kreeg en wapenstilstand van vijf dagen. De wind werd gunstig voor de krijgsman van de Middellandse Zee. Zijn schepen waren bemand met de moedigste Vandalen en Moren die, in de duisternis van de nacht, een groot aantal schepen, volgeladen met brandbaar materiaal, midden tussen de Romeinse vloot sleepten. Het vuur verspreidde zich van schip tot schip. “Het lawaai van de wind, het geknetter van de vlammen, de onsamenhangende kreten van de soldaten en zeelui, die niet konden bevelen noch gehoorzamen, vergrootten de verschrikking van het nachtelijke spektakel.” Velen die aan de vlammen ontsnapten vielen in de handen van de Vandaalse krijgers. De geschiedschrijvers verklaren dat elfhonderd Romeinse schepen werden vernietigd. Genserik werd opnieuw beschouwd als de tiran van de zee. Hij zag in zijn leven de uiteindelijke ondergang van het Westelijk Romeinse Rijk in 476 n.Chr.
Pagina - 120
DE DERDE ENGEL “En de derde engel blies de bazuin, en er viel een grote ster, brandend als een fakkel, uit de hemel, en zij viel op het derde deel der rivieren en op de bronnen der wateren. En de naam der ster wordt genoemd Alsem. En het derde deel der wateren werd alsem en vele van de mensen stierven van het water, omdat het bitter geworden was.” Openbaring 8: 10, 11. In 433 n.Chr. werden Attila en zijn broer gezamenlijk heersers van de barbaren en in een verdrag met de keizer legden de Hunnen de voorwaarden van de vrede op; elke voorwaarde was een belediging voor de majesteit van het keizerrijk. Naast de vrijheid van een veilige en overvloedige markt aan de oevers van de Donau, eisten zij dat de jaarlijkse contributie verhoogd zou worden van driehonderd vijftig pond goud naar zevenhonderd pond goud; dat een boete, of een losprijs, van acht stukken goud betaald zou worden voor elke Romeinse gevangene die ontsnapte aan zijn barbaarse meester; dat de keizer alle verdragen en verbonden met de vijanden van de Hunnen zou opgeven; en dat alle vluchtelingen die een schuilplaats hadden gezocht aan het hof of in het gebied van Theodosius, overgeleverd zouden worden aan hun beledigde vorst. Op deze manier werd het Romeinse Rijk gedwongen om in te zien dat hun macht verdwenen was en dat de trotse Romeinen onderworpen waren aan de wreedste van alle barbaren. Dit was werkelijk “alsem”. Na het sluiten van dit verdrag met de Keizer van het Oosten, verzamelde Attila zijn benden en rukte op naar Gallië. Daar werd hij verslagen door de Oost-Goten en de Hunnen trokken zich terug tot in noord Italië. Een barbaarse bende zou een andere kunnen afslaan, maar er was weinig kans op een nederlaag binnen de grenzen van Italië. Attila trok over de Alpen, “de bronnen der wateren”. Aquilleia, de rijkste en volkrijkste stad aan de Adriatische Zee, viel en de volgende generatie kon nauwelijks de ruïnes ontdekken, zo volledig was de vernietiging. Vele steden werden tot bergen stenen en as gebracht. Milaan, de stad van het koninklijke paleis, onderwierp zich. Rome was het volgende doelwit, maar de stad
ontsnapte aan de hand van Attila. De redding werd gekocht door het schenken van prinses Honoria samen met een enorme bruidsschat. De bitterheid van de drank die Rome moest drinken is treffend beschreven als alsem. DE VIERDE ENGEL “En de vierde engel blies de bazuin, en het derde deel van de zon werd getroffen en het derde deel van de maan en het derde deel van de sterren, zodat het derde deel daarvan verduisterd werd, en de dag voor het derde deel geen licht had en de nacht desgelijks.” Openbaring 8: 12. De profetische geschiedenis die onder de vierde bazuin wordt gegeven, stelt de intense duisternis voor die zou bestaan als de zon, de maan en de sterren allen weigerden om licht te geven. De vervulling was het uitsterven van het licht van het West Romeinse Rijk. Odoaker was de eerste barbaar die in Italië regeerde over een volk dat eens hun recht-matige superioriteit boven de rest van de mensheid had verklaard. Hij regeerde veertien jaar, van 476 tot 490 n.Chr., maar hij beschouwde het West Romeinse Rijk als iets dat voorbij was. Het grondgebied dat eens door het heersende koninkrijk van de wereld werd vastgehouden, werd verdeeld onder de barbaren die hadden meegewerkt aan haar val. Rome werd in stukken gedeeld en aan ieder van de tien delen, die getoond waren aan de profeet Daniël, werd macht gegeven. Met het jaar 476 n.Chr., dat de val van Rome aanduidt, begint de geschiedenis van de Middeleeuwen. DE VIJFDE ENGEL “En de vijfde engel blies de bazuin, en ik zag een ster, uit de hemel op de aarde gevallen, en haar werd de sleutel van de put des afgronds gegeven. En zij opende de put des afgronds en er steeg rook op uit de put, als de rook van een grote oven; en de zon en het zwerk werden verduisterd door de rook van de put. En uit de rook kwamen sprinkhanen op de aarde tevoorschijn en hun werd macht gegeven, gelijk de schorpioenen der aarde macht hebben. En hun werd gezegd, dat zij aan het gras der aarde geen schade zouden toebrengen, noch aan enig gewas, noch aan enige boom, maar alleen aan de mensen, die het zegel
van God niet aan hun voorhoofden hadden. En hun werd gegeven, dat zij hen niet zouden doden, maar dat de mensen zouden gepijnigd worden, vijf maanden lang; en hun pijniging was als de pijniging door een schorpioen, wanneer hij een mens steekt. En in die dagen zullen de mensen de dood zoeken, maar hem geenszins vinden, en zij zullen begeren te sterven, maar de dood vlucht van hen weg. En de gedaante der sprinkhanen was als van paarden, die uitgerust zijn tot de oorlog; en op hun koppen waren kransen als van goud en hun aangezichten waren als aangezichten van mensen; en zij hadden haar als vrouwenhaar en hun tanden waren als die van leeuwen; en zij hadden borstschilden als ijzeren harnassen en het gedruis van hun vleugels was als het gedruis van wagens, wanneer vele paarden ten strijde draven. En zij hadden staarten als schorpioenen en angels, en in hun staarten was hun macht om de mensen schade toe te brengen, vijf maanden lang. Zij hadden over zich als koning de engel des afgronds; zijn naam is in het Hebreeuws Abaddon en in het Grieks heeft hij tot naam Apollyon.” Openbaring 9: 1-11. Aan het einde van de zesde eeuw werd in Mekka, uit de prinsen van Arabië, een man geboren die beweerde een directe nakomeling van Ismaël, de zoon van Abraham, te zijn. Deze man was Mohammed, de zoon van Abdallah, de grondlegger van een geloof dat tegenwoordig honderden miljoenen aanhangers heeft… “Beken,” zei de muzelman, “dat er slechts één God is en dat Mohammed zijn profeet is; breng hem eer of kies de dood.” Het verzoenende bloed van Christus werd versmaad. Jezus was een profeet, dachten zij; maar voor hen was Hij net als Mozes ondergeschikt aan Mohammed. De Bijbel van de christenen werd vervangen door de Koran. De Arabieren, van de Saracenen, hadden nog nooit enige invloed op aarde uitgeoefend. In de geschiedenis van de natiën waren deze vrije mannen van de woestijn nauwelijks opgemerkt voorbijgegaan. De Islam verenigde de ver-spreidde stammen en zond hen uit als de overwinnaars over natiën. De snelle voortgang, die de legers van de Saracenen vergezelde, was voor een groot deel te danken aan de strijd tussen de Romeinen en de Chosroes, het
Pagina - 121
hoofd van het moderne Perzische Rijk. Deze strijd eindigde in de val van de laatste. Het moderne Perzië had als een barrière, als een muur, gestaan om de macht van Mohammed in bedwang te houden; maar toen die macht viel was de barrière verdwenen, de put des afgronds ging open en de Saracenen overstroomden de wereld. (Openb. 9: 2). Toen de “put des afgronds” werd geopend steeg er rook op die de zon verduisterde. Het is een indrukwekkende voorstelling van het verduisterende effect van de Islam toen het zich over de oppervlakte van de aarde verspreidde… “En uit de rook kwamen sprinkhanen op de aarde”. Openbaring 9: 3. Salomo zei in zijn wijsheid: “de sprinkhanen hebben geen koning, toch trekken zij gezamenlijk in goede orde op.” Door het gebruiken van dit ene symbool vertelt de goddelijke Geschiedschrijver het hele verhaal van de veroveringen van de Saracenen. Er was geen koning, er was geen georganiseerde regering, maar er was één gemeenschappelijk geloof dat de horden van Arabië aan hun Kalief verbond. Toen Mohammed zijn leer begon uit te dragen, kreeg hij aanhangers door de kracht van zijn argumenten, maar deze methode werd al snel te langzaam voor zijn eerzucht en wapens werden opgenomen om het grondgebied van de nieuwe godsdienst te verdedigen en uit te breiden. Dit waren de “sprinkhanen” die zich over de oppervlakte van de aarde verspreidden. En precies zoals het insect waarnaar ze genoemd waren, vraten ze alles op wat op hun weg kwam en zij staken de mensen zoals de schorpioen steekt met zijn staart… Daar zoveel van het succes van deze menselijke sprinkhanen afhing van de paarden waarop ze reden, is het niet verrassend dat de profeet Johannes hen zag “als paarden, die uitgerust zijn tot de oorlog.” (Openb. 9: 7). Het is ook niet verrassend dat de staart van een paard vaak werd gebruikt door de hoofdmannen van de Bedoeïen als een vaandel. “Zij hadden over zich als koning…” Openbaring
Pagina - 122
9: 11. Deze beschrijving zou in waarheid van toepassing kunnen zijn op de Arabische Kaliefs, die de legers vele jaren lang leidden na de dood van Mohammed, maar het is vooral van toepassing op Othman, de grondlegger van het Ottomaanse rijk… “Het was op 27 juli 1299,” zegt Gibbon, “dat Othman voor het eerst het gebied van Nicomedië binnenviel en de bijzondere nauwkeurigheid van de datum lijkt een vooruitziende blik te openbaren van de snelle en verwoestende groei van het monster.” Meer dan alleen menselijk vooruitzien tekende deze datum op met zulke beslistheid. Aan de profeet op Patmos was onthuld dat “hun macht was om de mensen schade toe te brengen, vijf maanden lang.” Openbaring 9: 10. Vijf profetische maanden zijn gelijk aan honderd vijftig letterlijke jaren; waarbij één dag voor één jaar wordt gerekend en dertig dagen voor één maand. Daar de precieze datum voor het begin van deze macht wordt gegeven, kan het einde van de vijf profetische maanden op de dag af berekend worden. De periode eindigde op 27 juli 1449. Door deze datums zijn de studenten, die de bazuinen bestuderen, in staat om de plaats te bepalen van de gebeurtenissen onder iedere bazuin. Deze datums zijn als “een pin in een hechte plaats” voor de eerste en de tweede wee… DE ZESDE ENGEL “En de zesde engel blies de bazuin, en ik hoorde een stem uit de vier horens van het gouden altaar, dat voor God staat, zeggende tot de zesde engel, die de bazuin had: laat de vier engelen los, die bij de grote rivier, de Eufraat, gebonden zijn. En de vier engelen, die tegen het uur en de dag en de maand en het jaar waren gereed gehouden, werden losgelaten om het derde deel van de mensen te doden. En het getal der legerscharen van de ruiterij was tweemaal tienduizend tienduizendtallen; ik hoorde hun aantal. En aldus zag ik in dit gezicht de paarden en hen, die erop gezeten waren: zij hadden rossige en blauwe en zwavelkleurige harnassen, en de koppen der paarden waren als leeuwenkoppen, en uit hun bek kwam vuur en rook en zwavel. Door deze
drie plagen werd het derde deel van de mensen gedood: door het vuur en de rook en de zwavel, die uit hun bek kwamen. Want de macht der paarden ligt in hun bek en in hun staarten. Want hun staarten zijn als slangen, met koppen, en daarmede brengen zij schade toe. En wie van de mensen overgebleven waren, die niet gedood waren door deze plagen, bekeerden zich toch niet van de werken hunner handen, om de boze geesten niet meer te aanbidden en de gouden, zilveren, koperen, stenen en houten afgoden, die niet kunnen zien, noch horen of gaan; en zij bekeerden zich niet van hun moorden, noch van hun toverijen, noch van hun hoererij, noch van hun dieverijen.” Openbaring 9: 13-21. Gedurende de honderd vijftig jaren hadden de Turken de macht om te pijnigen, maar wanneer hun legers net op het punt schenen te staan om het Griekse Rijk te overwinnen, werd hun kracht verminderd door onlusten uit het gebied van de Eufraat. De tijd naderde dat ze niet slechts zouden pijnigen, maar doden. De dood van Johannes Plaleologus in 1448 liet de troon van Constantinopel in een zwakke en onzekere toestand achter. Zijn opvolger Constantijn, kon geen aanspraak maken op enig gebied buiten de grenzen van de stad en de troon werd slechts behouden door de genade van Amurath, de Turkse heerser. De genadige goedkeuring van de Turkse sultan kondigde de opperheerschappij aan van Constantijn en de naderende ondergang van het Oostelijke Rijk. De Turkse macht was tot op zekere hoogte door Rome tegengehouden; want zolang Rome Constantinopel beheerste werd de macht van de Saracenen in het Oosten beperkt. Toen de Sultan Rome dicteerde, gingen de woorden in vervulling: “Laat de vier engelen los, die bij de grote rivier, de Eufraat, gebonden zijn.” Openb. 9: 14. Deze woorden lijken vooral betrekking te hebben op Bagdad, Damascus, Aleppo en Iconium,- de vier rijken van de sultans die aan het gebied van de Eufraat grensden. Er was nu geen weerstand door enige macht, en de Moslim heerser verwierf al snel het lang begeerde fort aan de Bosporus. De kenmerken, gegeven door de profeet in het beschrijven van de Turkse krachten onder de tweede wee, lijken op de beschrijving van de ruiterij die
voor Mohammed streden onder de eerste wee. De ijzeren borstschilden en de kromzwaarden van de Saracenen werden vervangen door de vuurwapens van de Turken, maar de woede van hun aanvallen had niets van de verschrikkingen van de vroegere ruiters in de vijftiende eeuw verloren. Vuur, rook en zwavel kwamen uit de monden van deze strijders. Het afvuren van de vuurwapens, zoals dat door de profeet in visioen gezien werd, scheen als vuur dat uit de monden van de paarden kwam. Er was ook macht in hun staarten… De macht die op het strijdtoneel verscheen op 27 juli 1449, zou gedurende een uur en een dag en een maand en een jaar overheersen, - letterlijk is dat driehonderd eenennegentig jaren en vijftien dagen. Dit is een wonderbaarlijke profetie – een profetie uit de Bijbel waarbij de tijd van de vervulling tot op de dag nauwkeurig wordt gegeven. Aan het einde van deze periode zou Turkije ophouden een onafhankelijke macht te zijn. Driehonderd eenennegentig jaren en vijftien dagen vanaf 27 juli 1449 brengt ons op 11 augustus 1840. Er zijn vier grote mijlpalen in de geschiedenis van Constantinopel. Ten eerste, toen het gesticht werd in 330 n.Chr.; ten tweede, toen het ingenomen werd door de Turken op 27 juli 1449; ten derde, toen de sultan van Turkije schriftelijk afstand deed van haar onafhankelijkheid op 11 augustus 1840… Josia Litch en William Miller kwamen in 1838, na een grondige studie van de profetieën, tot de conclusie dat de natiën op deze laatste datum mochten verwachten dat de Turkse sultan zijn macht zou overgeven. Deze profetie werd overal in de wereld bekendgemaakt, maar er vonden gebeurtenissen plaats die ook de aandacht van de natiën op Constantinopel vestigden. De sultan van Turkije en Mehemet Ali, de pasja van Egypte, waren in oorlog, omdat de pasja een schadeloosstelling die door de Turkse heerser geëist werd weigerde. In 1839 zegevierde de pasja in een veldslag over de Turkse legers en hij stuurde een nieuw leger, onder bevel van zijn zoon, naar Syrië en Klein-Azië. Daar dreigde hij zijn zegevierende leger tegen Constantinopel te richten. Op dit kritieke ogenblik, verenigden Engeland,
Pagina - 123
Oostenrijk, Pruisen en Rusland zich in de eis dat de pasja zich zou beperken tot Syrië en Egypte. Deze vier machten hielden op 15 juli 1840 een raadsvergadering. De heerser van Turkije stemde toe om zich bij hun beslissing neer te leggen en was al blij dat zijn leven gered was door hun ingrijpen. Daardoor gaf hij vrijwillig alle rechten in de handen van de verenigde machten van West Europa. Het verdrag werd ondertekend en het ultimatum werd op 11 augustus 1840 officieel in de handen van Mehemet Ali gelegd... Het belang van de profetie en de nauwkeurigheid waarmee het, tot op de dag precies, werd vervuld, zou tot een grondig onderzoek moeten leiden van de goddelijke geschiedenis rond de jaren 1840 en 1844. De laatste woorden van het negende hoofdstuk zijn een droevig commentaar op de toestand van de wereld. En hoewel de openbaring van Jezus Christus is gegeven in het Woord, in de natuur en in de verhoudingen van de natiën ten opzichte van elkaar, toch “wie van de mensen overgebleven waren, die niet gedood waren door deze plagen, bekeerden zich toch niet van de werken hunner handen, om de boze geesten niet meer te aanbidden en de gouden, zilveren, koperen, stenen en houten afgoden… en zij bekeerden zich niet van hun moorden, noch van hun toverijen, noch van hun hoererij, noch van hun dieverijen.”
Pagina - 124