GIS Geografische Informatie Systemen
Tips en tricks voor ArcGis 9.2
Jan Willen juni 2008
i
Inhoudsopgave 1 Basics
1
1.1
2
Data exporteren en importeren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
2 Tabellen
2
3 Selecties
3
4 Relaties
3
5 Editing
4
6 Toolbox overzicht
5
6.1
Clip . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
5
6.2
Merge . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
6
6.3
Dissolve . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
6
6.4
Union . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
7
6.5
Intersect . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
8
6.6
Buffer . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
9
7 Databanken
9
7.1
Wat zijn databanken . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
9
7.2
Doelstellingen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
11
7.3
Voordelen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
11
7.4
Domeinen en Subtypes . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
11
7.5
RelationShip Class . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
12
7.6
Topology . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
12
8 Geocoderen 8.1
Adress Locator . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
9 CAD versus GIS 9.1
Werken met CAD files in GIS . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
13 14 15 15
10 Georefereren
15
11 Annotations
16
11.1 Omzetten van dynamische labels naar annotation . . . . . . . . . . . . . . . .
17
12 Metadata
17
13 Layout
17
ii
Referenties
18
1
1
Basics
Start met project op te slaan! Open een bestand niet tegelijk in ArcMap en ArcCatalog! De Identify tool laat je toe een rechthoek te tekenen en zo meerdere elementen te selecteren, deze komen dan in een lijst te staan in het identify kadertje. Als je afstanden gaat meten, zorg dat de Data Frame eenheden ingevuld zijn. Als je coverage in ArcMap inlaadt, wordt enkel de eerste feature class ingeladen. Co¨ordinaten in graden uitgedrukt ( bol - of ellipso¨ıdale ) zijn geodetische co¨ordinaten = geographic en co¨ ordinaten in een projectiesysteem ( meestal in meter) zijn projected. Door een laag binnen te halen in een dataframe met een bepaalde projectie zal deze laag automatisch omgezet worden naar deze projectie op voorwaarde dat de oorspronkelijke projectie van die laag gekend is. Achteraf kan je dan de dataframe properties gaan wijzigen wil je in een ander projectiesysteem visualiseren. De oorspronkelijke projectie van de ingevoerde lagen wijzigt uiteraard niet. Belge Lambert 72: Projected Coordinate Systems - National Grids Hyperlink activeren via RKL op thema - Properties - tabblad display , dan is bliksem in toolbar beschikbaar, klik op een link, en dan wordt de link uit de bijhorende tabel geopend. Bij inkleuren in klassen, rechtsklikken en reverse sorting om een logische inkleuring te hebben. Lijnthema duidelijker zien? Zet outlinen dikker. Coverage: punten, lijnen en polygonen samen in 1 layer. Komt uit ArcInfo, uitgebreidere extensie die binnen ArcView nog niet zo eenvoudig te behandelen is. Units: decimal degrees = graden Spatial reference/projectiesysteem zetten of veranderen van een enkele laag, shape file kan enkel via ArcCatalog. Rasterbestand: ook al is ellips van co¨ordinatensysteem niet goed in metadata: als je het gewoon opent, is er geen probleem. Als je echter zou converteren naar een andere projectie dan zal het wel fout lopen. Zelf metadata toevoegen aan een shapefile: in ArcCatalog icoontje edit metadata van Metadata toolbar. Ga naar spatial reference : kan je zelf invullen. Achtergrond wijzigen van kleur: View , Data Frame Properties , tabblad Frame . # Schaal kiezen, en referentieschaal zetten kan je pas na het invullen van de units van het data frame! RKL op de naam van het dataframe, Reference scale en vink Set Reference Scale aan, na de schaal ingevuld te hebben. Als je nu inzoomt gaan de labels mee verschalen.
2
1.1
Data exporteren en importeren
RKL : Selection - Create layer from selected features : maakt gewoon een nieuwe laag aan in bestaande project. RKL : Save as layer file RKL : Data - Export Data : als shapefile opslaan .apr projectfile openen: kies file - import from ArcView project .
2
Tabellen
Als een selectie in de tabel geopend staat en je wil je er ´e´en uithalen, dan moet je alle records weergeven en met ctrl ingedrukt, de gewenste afklikken. Als je statistics uitvoert op een tabel, dan wordt dit enkel uitgevoerd op de (eventueel) geselecteerde records. Je kan in resultaatbox van Statistics waarden selecteren en Ctrl+C, werkt sneller en vermijdt fouten! Summarize laat je toe bv. in een tabel met steden, ze op te tellen per provincie, door op de kolom met provincienaam een summarize uit te voeren, en dan meteen bv. het aantal inwoners laten optellen, gemiddelde, . . . Opgepast, als er records geselecteerd staan wordt de summarize slechts daarop uitgevoerd, dit geldt trouwens voor veel bewerkingen in tabellen. Calculate perimeter en area: VBA uitdrukkingen in de help te vinden. Grafiek maken: in tabel: options - create graph . Nadien kan je RKL op grafiekkader en add to layout kiezen. Grafiek gesloten? Open opnieuw via Tools - Graphs Coo ¨rdinaten visualiseren als je zelf tabel maakt in ArcCatalog: kies type double, dus als je graden en minuten wil ingeven, moeten die omgezet worden! Je kan ook direct in ArcCatalog je dBase tabel omzetten naar een shapefile met de XY data van de tabel: RKL op tabel - Create Feature Class - From XY-table Excel gegevens invoeren: kopi¨eren uit bestand in nieuw Excel bestand, zorg dat je een titel op al je kolommen hebt. Dan alle data selecteren en opslaan als .xls en dan pas als .dbf versie 4 opslaan. Dan bestand afsluiten, dan pas kan je het invoegen in ArcMap. Tellen hoeveel keer iets voorkomt in een kolom: klik op kolomkop, summarize , laat tabel aan map toevoegen, open en sorteer, daar kan je dan bv een top 3 uithalen. Je extra kolommen betrekken en functies op uitvoeren (bv inwoners aantallen optellen, totalen berekenen, gemiddelde, min, max,...) die komen dan ook in de nieuwe tabel in een extra kolom. Uitleg bij kolommmen in tabel: open tabel in ArcCatalog, kies tabblad metadata attributes . Een tabel kan je vanuit ArcMap exporteren naar een bestaande geodatabase. Via Options , Export . Een query bestaat enkel binnen een database-project. Wil je deze invoegen, dan moet
3
je hem eerst openen in Access en daar exporteren als .dbf bestand. Een tweede mogelijkheid is de query gaan ophalen vanuit ArcCatalog. Kies in het navigatievenster voor database connections , add OLE Dbase connection , Microsoft Jet OLE DB provider . Selecteer de database in het volgende tabblad en test de verbinding. Eens ze bestaat verschijnt ze in de linkerkolom als OLE DB connection en kan je ze openklikken.Je ziet alle queries en tabellen. Voeg de gewenste query toe aan je project en join eventueel zodat inkleuring kan op basis van de data uit de query.
3
Selecties
Wil je gemakkelijk elementen selecteren die gelegen zijn in een polygoon, zonder die polygoon te selecteren? Ga in TOC naar tabblad Selection en vink ongewenste layers af. Select by location: aangrenzende percelen zoeken? gebruik: Touch the boudary of Are within distance of 0 m; share a line segment gaat niet altijd, als ze bv. raken in een punt; gebieden selecteren die gelegen zijn in of gedeeltelijk in een polygoon: Are within distance of 0 m. Met de functie select by location kunnen wel ruimtelijke selecties gemaakt worden maar kan je geen bestaande polygonen doorknippen. Een van de aangewezen werkwijzen is twee lagen aan te maken die voldoen aan de afzonderlijke eisen en dan de ene laag gebruiken om gebieden in de andere laag uit te snijden.
4
Relaties
Als je aan 1 record, meerdere records uit een andere tabel wil voegen, gebruik relate, andere gevallen, een join. Leg relatie steeds op de tabel/thema waar de je overige info wilt aan koppelen. 1 op 1 relatie? sorteer beide tabellen gelijk, en controleer het aantal records, werkelijk gelijk? Kan anders problemen opleveren bij verdere verwerking van gekoppelde velden. De te koppelen velden moeten van hetzelfde type zijn, ArcMap laat na keuze eerste veld enkele de mogelijk te koppelen velden zien, dus verkeerde type kiezen kan niet. Hoe in relate de gekoppelde data zien? Selecteer een record, ga in tabel naar options , related tables , en kies voor selected ipv all, en je ziet de gekoppelde records. Kies je een nieuwe selectie, dan moet je opnieuw via options gaan. Dit werkt trouwens in beide richtingen: selecteer in de related table en zie welke er in de originele (meestal gevisualiseerde) table mee overeenkomen. Spatial join te bereiken via tabel, join of via toolbox (Analysis Tools - Overlay). Via tabel: eerste keuze: vb. punten in een polygoon koppelen, en eventueel numerieke gegevens van punten meegeven; tweede keuze: de eigenschappen van 1 punt aan de omringende polygoon koppelen, eventueel met de afstand van dat punt tot het dichtstbij zijnde punt van
4
de polyline; als je niets laat berekenen, komt er enkel een kolom count bij bij de tabel waarop de join gelegd werd en wordt dat geheel in een nieuwe (output) tabel geplaatst. Als je een spatial join op een lijnlaag met een puntenlaag legt, kan je het aantal punten tellen die het dichts bij dat lijnstuk gelegen zijn. Punten tellen in een polygoon: spatial join op polygoon, en in count kolom bekom je het aantal of spatial join op puntthema en daarna summarize op kolom met naam van de polygonen. Dit kan ook wel opgelost worden via een intersect, en soms via select by location. Bekom je iets eigenaardigs, controleer of de namen waarmee je tabellen aan elkaar koppelt exact overeenkomen. Als je spatial join legt, controleer je co¨ordinatensystemen.
velden worden niet ingekleurd, als je exporteert wordt dit een 0 en die wordt dan wel ingekleurd. In het algemeen is het best van als je veel selecties uitvoert, de relaties te bestendigen door selecties te exporteren.
5
Editing
Zaken in tabel invullen na selectie op kaart: gebruik voorlaatste icoontje op editing toolbar: attributes. Als je kolom wil toevoegen aan een tabel mag editing niet aan staan. Als je tabel met XY-co¨ ordinaten invoegt vanuit Excel, dan bevat deze nog geen co¨ordinatensysteem! Shared edit tool: Bij editor toolbar - more editing tools - topology - en kies het icoontje Topology Edit Tool , dan op punt klikken dat gemeen is aan meerdere percelen bv, dan kan je het verslepen. Voordat je aan Topology Edit Tool kan, moet je de laag selecteren via Map Topology , en gewenste laag aanvinken. Nieuw perceel bijmaken, aansluitend op 2 anderen: Kies in editor toolbar juiste laag in fbox en kies bij task voor Auto-Complete Polygon . Eens je lijn begonnen is, veel functionaliteiten beschikbaar onder RKL (direction/length, square and finish). Je kan ook RKL op andere elementen, bv lijn en dan kiezen voor bv parallel F2 = finish sketch Nieuw punt inplanten met gegeven afstanden tov andere punten: kies Distance-Distance tool , teken cirkel en typ D om je straal in te geven. Direction: hoek in graden, volgens goniometrische cirkel. Vertex verplaatsen: dubbelklik op polygoon, verplaats en dubbelklik in polygoon om wijziging door te voeren. Polygoon splitsen: kies als task cut polygon feature , selecteer veelhoek, kies potlood en teken lijn en dubbelklik op einde. Als polygoon in geodatabase zit, wordt de oppervlakte automatisch aangepast. Twee percelen samenvoegen: selecteer percelen met selectietool en kies Editor -
5
Merge Op rasterbestand tekenen? Neen, je kan het wel importeren in ArcMap. Maak een nieuwe shapefile aan in ArcCatalog (point, line of polygon). Importeer co¨ordinatensysteem van rasterbestand. Importeer shapefile in ArcMap. In die laag kan je dan tekenen. Teken geen twee perceels/gebouw grenzen over elkaar! Dit levert topologieproblemen op.
6
Toolbox overzicht
Toolbox acties worden uitgevoerd op selecties in de gebruikte lagen, dus pas op dat er niets geselecteerd staat!
6.1
Clip
Analysis tools - Extract Omtrek en oppervlak worden gewoon per doorgesneden polygoon overgenomen en niet
Figuur 1: Clip
herberekend. Clip is voor de buitenste contouren, niet voor bv provincies autosnelwegen te knippen, moet met intersect gebeuren.Wat wel kan is per provincie een nieuwe laag aanmaken: selecteer een
6
provincie, fboxRKL - export data , enkel de geselecteerde , en dan met die laag de weg clippen. Stel daarna wegen weer bij elkaar krijgen: via merge. Als gegevens geclipped zijn, blijven datagegevens ongewijzigd, dus oppervlakte en perimeter blijven erin. Als je achteraf opnieuw samenvoegd, zal ieder stuk die oppervlakte hebben, dan zal je bepaald gebied meerdere keren tegen komen ⇒ kan je zien doordat in tabel waarde meerdere keren voorkomt.
6.2
Merge
Data management tools - General Opgepast of alles dezelfde soort attributen hebben, anders kan je kiezen welke je wil
Figuur 2: Merge
behouden. Na Merge zou outputtabel som moeten zijn van alle gemergde files. 2 thema’s samenvoegen: als maar 1 van de 2 een coo ¨rdinatensysteem heeft en de andere heeft er geen, dan zal na een merge het geheel een coordinatensyteem krijgen dat aanwezig was bij het ene. Maar best bij merge in lijst eerst diegene met co¨ordinatensysteem kiezen: het is de eerste die in de merge lijst gekozen wordt waavan het co¨ordinatensysteem overgenomen wordt.
6.3
Dissolve
Data management Tools - Generalisation Dit is een fucntie op 1 laag, kies de laag, kies de kolom waarop samengevoegd moet worden,
7
Figuur 3: Dissolve
kies eventueel extra bewerkingen op andere kolommen. Alle elementen met dezelfde waarde in de gekozen kolom, worden samengevoegd naar 1 record, dus niet enkel de aanliggende. Maar datarecords kunnen niet zomaar weergegeven worden, want het aantal elementen (records) is verkleind. Uitvoeren op lijnenthema: meerdere snijdende wegen worden 1 geheel ⇒ alle info over de wegen ben je kwijt. Als je als data type een coverage hebt: je mag dissolve output niet opslaan onder die coverage, maar in een hogere map!
6.4
Union
Analysis tools - Overlay Verschillende lagen worden in 1 laag geperst, met alle info van beide lagen, kan dus enkel op lagen van hetzelfde type. Verschil tussen union en merge: Bij merge moesten we kiezen van welke tabel de velden bewaard bleven in de samenvoeging, als de velden van de twee tabellen niet overeenkomen verlies je de informatie uit de extra velden van de tweede tabel. Bij een union krijgt men een samenvoeging van alle velden van de twee tabellen. [2] Verschillende cellen over elkaar, komen tot 1 tabel: dan kan je via tabel 1 cel opzoeken en kijken welke cellen er van de andere layer inzitten. Kan eventueel ook met intersect: bij mooi overlappende polygonen is er niet veel verschil.
8
Figuur 4: Union
6.5
Intersect
Analysis tools - Overlay Verschil tussen intersect en spatial join: Bij spatial join komen we in de problemen als polygonen uit twee lagen niet volledig samenvallen. Dit wordt opgelost door middel van de tool intersect. Attributen worden doorgedrukt op onderliggende laag ; als elementen overlapt worden door verschillende anderen worden ze opgesplitst. bv. rivier krijgt code gewestplan toegekend, loopt door verschillende gebieden, zal dus in stukken geknipt worden; lijnen knippen per provincie of gemeente. Als je lengte van autowegen gaat meten, blijkt dit niet overeen te komen met de waarden die in de tabel vermeld zijn voor dat stuk in een provincie of gemeente. Klopt toch wel, want lijnen zijn 2 lijnen: autostrade, en het is die lengte die met intersect berekend wordt. Intersect kan op polylines en lines gecombineerd worden en op polylines en points Informatie van een lagere laag (vb provincies) doordrukken op een hogere laag (gemeenten) kan niet altijd met spatial join (omwille van de niet mooie gelijke grenzen) gebruik dan een intersect.
9
Figuur 5: Intersect
6.6
Buffer
Analysis tools - Proximity Bij gebruik van buffer mapunits eerst zetten. Kies je als dissolve type voor None, dan bijven alle records behouden uit de originele tabel. Kies je voor ALL dan wordt alles samengevoegd tot 1 record. List laat je toe zelf een lijst in te geven. Als je voor ALL kies kan je buffer handig gebruiken om een clip mee uit te voeren. De eenheden die je gebruikt voor de bepaling van de buffer zijn best gelijk aan de eenheden die ingesteld staan voor je display van het data frame. Een buffer kan je ook louter ter visualisatie gebruiken, bv als cirkels rond punten.
7 7.1
Databanken Wat zijn databanken
Een geodatabase is een nieuw ruimtelijk gegevensformaat, speciaal ontwikkeld voor ArcGISproducten. In de vorige versie ArcView 3.2 kan dit nog niet geopend worden.Ieder formaat organiseert zijn ruimtelijke data in feature classes (objectklasses ) grofweg punten, lijnen of polygonen.Een shapefile bevat slechts 1 feature class.In een geodatabase kan je meerdere feature classes groeperen. Dit gebeurt ook in een coverage of in een CAD-tekening. Een geodatabase is in feite een RDBMS (relationele database zoals in access) de extensie is *.mdb.
10
Figuur 6: Buffer
er kunnen relaties bestaan binnen deze database : bv. een laag met kranen en kleppen is verbonden met de laag van de waterleidingen, zodat als je iets verplaatst, de rest aangepast wordt (enkel mogelijk in ArcEditor) de invoer van attributen kan vergemakkelijkt worden via keuzelijsten, men noemt dit domeinen: een domein is ofwel een bepaalde range van numerieke waarden waar je binnen moet blijven ofwel een reeks mogelijke uitdrukkingen of woorden die als attribuut kunnen gekozen worden ´e´en van de voordelen van dergelijke geodatabase is de onmiddellijke update van oppervlak en omtrek bij bewerkingen.
Men spreekt van personal geodatabase als er maar ´e´en gebruiker tegelijk bewerkingen kan uitvoeren, wel veel gebruikers mogelijk. Er bestaat ook een multiuser geodatabase, waarop verschillende bewerkingen tegelijk kunnen uitgevoerd worden door verschillende personen, dit zal gebeuren met andere types database.
11
7.2
Doelstellingen
1. Bewaken van data-integriteit: je wil bestanden waar er niet te veel aan geprutst kan worden, die zeker juist ingevuld zijn. → Keuzelijsten zodat alles uniform is ingevuld: standaard subtypes → domeinen: zodat je bv controleert op een komma en een punt: controleer grootte van bv lambertco¨ ordinaten 2. relaties bestendigen/bewaken: wordt automatisch aangepast daar de relaties apart gedefinieerd zijn, passen zich aan nieuwe wijzigingen in de data aan. 3. topologie definieren, bewaken, meetkundige eigenschappen, los van meetrische eigenschappen: punten liggen op lijnen, maar onderlinge afstand klopt niet, enkel de volgorde: vb. topologische kaart; definieren aan welke kant van de polygoon het gedefinieerde oppervlak ligt: denk aan schoolgebouw met open binnenkoer; eigenschappen: grenst aan, ligt voor/na; kan er automatisch voor zorgen dat polygoon zeker gesloten is, dat gebouw binnen perceel ligt. De topologie moet correct zijn om later bevragingen juist te kunnen uitvoeren.
7.3 → → → →
7.4
Voordelen ACCES: 1 bestand per databank structureren van data editeren behoudt de integriteit oppervlak/omtrek automatisch herberekenen
Domeinen en Subtypes
Databank - Feature Dataset - Feature Class [3] RKL op feature dataset, Properties : onder General kan je alias ingeven. In Fields kan je voor velden een alias ingeven, default values invullen, en domein kiezen. Domein is actief op niveau van de databank, moet dus daar ook aangemaakt worden: RKL op databank, Properties . Domeinnaam en beschrijving ingeven. Daaronder worden de kenmerken van het domein ingegeven. Split Policy: duplicate: als je later een veld splitst dan worden dit twee identieke velden Merge Policy: default: als twee records samengevoegd worden, worden de default waarden ingevuld.
Subtype is op niveau van een Feature Class en dienen in dezen hun properties ingevuld te worden. In het tabblad Subtypes , kies je eerst het subtype field (veld uit feature class)
12
daarna worden de verschillende subtypes ingevoerd. Selecteer dan een subtype en vul de default values en domains in. Als alles ingevuld is, kan je nog het default Subtype kiezen, dit is wat standaard wordt toegekend als je een nieuw element aanmaakt. Klik OK om af te sluiten. # De coded values bij domeinen dienen kleiner dan 10 karakters te zijn! Dan kan je de ganse Feature Dataset in ArcMap inladen. Je start een editeersessie in de juiste laag, en vult attributen in via attributes icoontje. Daar zie je dan de default waarden ingevuld, en de aangemaakte keuzelijsten (domeinen). Na invullen kan je op juistheid controleren via Editor , Validate features . Als er niet voldoen, zal je in ArcCatalog moeten gaan kijken welke de range is voor dat domein. Het aantal aanwezige subtypes kan je snel zien via het aantal kleuren in Preview in ArcCatalog.
7.5
RelationShip Class
Tabellen met .dat extensie kan je ook aan database toevoegen. RelationShip Classes worden geplaatst in een feature dataset. Kies in de wizard ( RKL , new , RelationShip Class voor simple relationship class om ervoor te zorgen dat de bronbestanden onafhankelijk van elkaar kunnen blijven bestaan. Vul verder in de wizard de nodige gegevens in. Daarna de feature dataset en eventueel nog een tabel in ArcMap binnenhalen, en de relatie ligt er op. Via identify tool kan je info opvragen. Ook via related tables vanuit de tabel? Op de relationship class kan je ook regels leggen: eens ze aangemaakt is, in ArcCatalog RKL , Properties , tabblad Rules . Of aan de regels voldaan is, kan je zien door in ArcMap een editeersessie te starten en validate features te kiezen.
7.6
Topology
Er zijn 3 types van topologie mogelijk: geodatabase topologie, map topologie en topologie voor geometrisch netwerk. Een feature class kan maar van 1 topologie deel uitmaken. Alle feature classes die betrokken zijn in een topologie moeten behoren tot dezelfde feature dataset. Bij een geometrisch netwerk worden de topologische relaties gestockeerd in de database.De twee andere topologie¨en zijn meer impliciet aanwezig. In ArcMap is topology toolbar pas bruikbaar na het starten van een editeersessie. validate topology in current extent controleert op topologie fouten in de data. Topologie controle laat toe van bv. perceelsgrenzen op foutjes te controleren vooraleer ze in polygonen worden omgezet. Door gebruik te maken van topologie ben je zeker dat je alle fouten mee hebt.
13
Zelf nieuwe topologie aanmaken: in ArcCatalog, RKL op een feature dataset, en kies voor new , Topology . Je komt in een wizard terecht. De cluster tolerance is de minimum afstand waarbinnen vertexen of elementen samengenomen worden. Deze wordt automatisch door het programma voorgesteld in samenhang met de precisie van de spatial reference van de dataset. De Ranks hebben te maken met een ranking van precisie. Dangles zijn eindpunten van lijnen die niet vasthangen aan andere lijnen uit de feauture class. Ja kan ook onmiddellijk valideren: deze fouten zullen worden bijgehouden in een aparte class. Als je naar de preview van de aangemaakte topology-class kijkt, zie je misschien een aantal rode foutenzones. Als je topologie inlaadt in ArcMap wordt gevraagd of de nodige feature classes ook moeten ingeladen worden, kies ja. Via de error inspector en Select en fix Error van de topology toolbar kan je fouten opsporen en oplossen (RKL). Er wordt bijgehouden in welke gebieden een wijziging heeft plaatsgevonden. Het zou kunnen dat de herstellingen of wijzigingen opnieuw fouten maken tegen de gedefinieerde topologie, dit kan men pas zeker weten als men de topologieregels nogmaals valideert. Het programma houdt echter alle gebieden bij waarin een wijziging werd uitgevoerd, dirty areas genaamd. Om alle zelfde fouten tegelijk aan te passen kan je met het voorlaatste selectie-icoon een kader trekken rondom gans het gebied. Je moet je wel afvragen of de ingestelde nauwkeurigheid vb. grens van 3 m klein genoeg is om geen rare verbindingen naar andere grenzen ofzo te genereren. Daarna RKL en extend. Save edits. # Polygon Feature Class from lines laat toe een polygoonthema te maken en data toe te voegen van attriburen van een punten of lijnthema. In de properties kan je ook achteraf klassen gaan toevoegen aan een bestaande topology. Binnen ArcMap kan je in de symbology van een topology de visualisatie van verschillende fouten wijzigen. Met construct features uit de topology toolbar kan je bv. nieuwe polygoon kan cre¨eeren van bv een niet gesloten veelhoek: dangle fout. Sleep daartoe eerst de twee open hoekpunten naar elkaar.
8
Geocoderen
Geocoding is een begrip binnen GIS waarmee men aanduidt hoe bepaalde gegevens omgezet worden in een ruimtelijke voorstelling, op welke manier het ruimtelijk aspect aan de gegevens gekoppeld is. Geocoding is echter ook een term die binnen ArcMap gebruikt wordt om een bepaalde functie te beschrijven, een functie die toelaat om adressen te koppelen aan een positie op de kaart. Geocoderen wordt gebruikt door routeplanners. Deze bevatten niet de exacte plaats van adressen. Bezitten gewoon een tabel waarin een lijst met adresgegevens (straatnaam en
14
nummer) staat aan die kant van de straat.Geen ruimtelijke info aanwezig ⇒ straatnaam is wel gekoppeld aan een as/lijn, dan maak je eendimensionaal stelsel aan en laat je tabel aflopen. Dit zal niet exact kloppen: als er brede huizen zijn, huizen ontbreken, . . . Geocoderen in GIS: vectorbestand: gis werkt met tabellen met ruimtelijke component. Geocoderen is dan de ruimtelijke voorstelling maken van die data in de tabellen. Bv. een lijn: er wordt in de tabllen bijgehouden welke punten er in welke volgorde opliggen. rasterbestand: gegevens zitten opgeslagen in een matrix met bv. telkens een grijswaarde: info is ruimtelijk gelokaliseerd door bv. de co¨ordinaten van de vier hoekpunten mee te geven.
Crab bestand: lijst van vlaanderen met alle adressen: staten en huisnummers.
8.1
Adress Locator
Eerst heb je een referentiebestand nodig dat straatnamen, huisnummers en volgorde bevat. Maak dit eventueel zelf aan, of voeg tabellen samen. Als je een tabel met een join op hebt moet je die exporteren naar een nieuwe shapefile via RKL - Data - Export Data . De volgende stap is het aanmaken van de Adress Locator in ArcCatalog. Ga naar de Toolbox, en kies voor Geocoding Tool - create address locator . Kies style (bv. US Streets ), kies de in ArcMap aangemaakte shapefile (referentiebestand) als primary table. Vul de nodige velden in voor oa. de richting van de huisnummers. Deze address locator kan je nu gaan gebruiken in ArcMap. Open verrekijker uit tools toolbar, kies tabblad Addresses en selecteer aangemaakte address locator. Zoek nu een adres op. Pas op voor de volgorde van straatnaam en huisnummer. RKL op resultaat en kies Add Point . Er zal nu een punt geplaatst worden voor dat adres. Positie veranderen via Options in zoekvenster. Er kan ook een volledig puntenthema gemaakt worden op basis van een adrestabel. RKL op tabel (dbf) met adressen en kies Geocode Addresses . Kies addess locator, selecteer tabel met adressen, kies kolom die de straatnaam bevat. Bij Geocoding options kan je eventueel de positie of offset van de punten wijzigen. Ook de sensivity: 100 wil zeggen dat namen exact moeten overeenkomen. Vink X and Y coordinates aan als je de co¨ordinaten als attributen bij de punten wilt. Daarna krijg je rapport van het matchen. Is niet alles gelukt dan kan je manueel gaan ingrijpen. Dit venster kan je later opvragen via Tools - Geocoding Review/Rematch addresses Controleer of je bestand met adressen wel in de goede vorm is, conform de gebruikte style bij de aangemaakte addess locator. Is dit niet zo kan je zelf veld bijmaken van het type tekst en via Field calculator invullen. Alle gewone tekst komt tussen dubbele quotes te staan, dus ook een spatie.
15
9
CAD versus GIS
CAD datastructuur bestaat uit lagen waarin je een of meerdere lijnen, punten polygonen en annotaties voegt GIS 4 types vectorbestanden: punten, lijnen, polygonen en annotation ⇒ binnenhalen van CAD file in GIS: alle punten komen uit de verschillende layers samen in het juiste thema, maar info is niet verloren gegaan: er is een kolom met attribuut van waar het afkomstig is: de CAD-layer; Als je CAD-file binnenhaalt in GIS en zaken wijzigt, kan CAD dat niet meer lezen voorlopig nog steeds een probleem.
9.1
Werken met CAD files in GIS
Open een .dwg in ArcMap: Je ziet een blauwe CAD feature dataset. Deze bevat feature classes: annotations, points, polygons en polylines (blauw) en de dwg file (wit). Je hoeft enkel de feature classes in te laden. Dit zijn echte vectorbestanden met telkens attributentabellen. In elke feature class zijn alle layers aanwezig. Ze verschijnen als attribuut in het veld layer. Je kan elementen gaan uitschakelen via RKL op laag, Properties , Drawing Layers . Deze worden dan niet gevisualiseerd. In het tabblad Fields kan je overtollige velden uitzetten. # Pas wel op, als niet alles zichtbaar is in de tabel, en je doet select all, dan is effecties alles geselecteerd, ook die zaken die niet zichtbaar zijn! Tabellen kan je niet zomaar editeren zonder de link met CAD kwijt te zijn. Wil je extra info toevoegen? Maak dan een nieuwe tabel een en join die. # Je kan een CAD file ook anders inladen, en dan de ingevoerde data direct selecteren: welke je bv aan een zelfgemaakte laag wilt toevoegen: Voer het aangemaakte thema in het project. Start een editeersessie in de juiste laag. Je kan dit nu opvullen met ´e´en laag uit een CAD-tekening. Voeg hiervoor het commando load objects toe: Tools , customize dan in het tabblad Commands kiezen voor data converters en sleep het load objects commando naar binnen in de editor-toolbar. Voer het commando uit, haal de CAD file op (point, line of poly), de query builder laat toe bv. enkel elementen uit een bepaalde layer te importeren. Na afloop zit de CAD layer in het aangemaakte thema.
10
Georefereren
Dit is aan een ingescande kaart co¨ ordinaten toekennen: dus aan een rasterbestand co¨ordinaatsysteem toekennen. Na invoegen van figuur: wordt op 0,0 ongevoerd: toolbar georeferencing: auto adjust afzetten, en fit to display aanvinken, op toolbaar kan je dan verschalen, roteren of verschuiven.
16
Met add control points : kan je min 3 punten toevoegen die in beide fig liggen; dan pas auto adjust aanvinken. Met View link table vindt je de residuen, vanaf 4 punten worden deze ingevuld: kan groot worden bij oude kaarten: zijn niet vormcorrect. Na afloop: update georeferencing en dan zit het opgeslagen in dat bestand, dan kan je het bestand ergens anders ook inladen, zou moeten direct goed vallen. Dit kan enkel voor rasterbestanden. Als je een .dwg hebt, dan moet je die eerst omzetten naar rasterbestand. Zoom volledig uit zodat de ganse opmeting op het scherm te zien is (het ge¨exporteerde bestand bevat enkel de zaken die op het scherm te zien zijn). Kies vervolgens voor file , export map en sla op als *.tif. Een goed hanteerbare resolutie is 300 dpi. Deze tif laadt je dan in in ArcMap, zorg dat dat de bovenste laag is, zet ze 50% transparant. Open Georeferencing toolbar, zoom zo goed mogelijk in op het juiste kaartgebied, en kies in de georeferencing toolbar als layer de .tif. Zorg dat onder Georeferencing niets aangevinkt staat en kies voor Fit to display . De foto of opmeting wordt nu veplaatst. Je kan nu manueel gaan draaien, verschalen en verplaatsen. #Als je verschaalt, klik dan voldoende excentrisch op figuur, is handiger. Automatisch laten aanpassen doe je via control points. Kies voor Add Control Point icoon. Klik steeds eerst een punt aan op de te verplaatsen figuur en daarna het punt waar het naartoe moet geschoven worden. Dus waarschijnlijk eerst op bovenste layer, daarna op onderste layer. Doe dit voor 4 punten. Bekijk de residuen via View Link Table icoontje. Zijn ze OK, vink Auto adjust aan. Als het in orde is, kies dan bij Georeferencing voor Update Georeferencing en de ori¨entatie wordt opgeslagen in de .tif file. Er bestaat een bestand met van ieder kaartblad de co¨ordinaten van de linker benedenhoek, deze XY-data displayen laat toe snel het gezochte kaartblad te bepalen.
11
Annotations
Binnen ArcMap: Labelling toolbar, eerste icoontje: Label Manager De meerwaarde van deze label manager bestaat er echter in om voor ´e´en thema verschillende label classes aan te maken.Dit betekent dat je niet alle records op dezelfde wijze zal labelen. [3] Om een label class aan te maken klik je op het thema dat je wenst op te splitsen en vul je rechts een naam in voor de nieuwe label class. De nieuwe label class verschijnt links in het venster. RKL en kies voor SQL-query : voer een uitdrukking in om een selectie te maken. Vink tenslotte de default label class uit anders wordt alles twee keer gelabeld. Via View Unplaced Labels selecteert het programma zelf welke labels het niet plaatst om de kaart niet te overladen. Binnen een editeersessie kan je met Unplaced annotation window van de Annotation toolbar kijken welke annotations niet zichtbaar zijn en ze eventueel toch
17
tonen.
11.1
Omzetten van dynamische labels naar annotation
RKL op de laag en kies voor convert labels to annotation . Je kan bovenaan kiezen hoe je de aangemaakte annotatie wil opslaan. Als je ze in een databank wil opslaan moet je er wel een selecteren. Wanneer je in een geodatabase werkt zal er automatisch een nieuwe feature class worden aangemaakt met daarin de annotatie. Kies je voor opslag in de kaart zelf, dan hoef je geen adres op te geven, dus wordt er ook niets opgeslaan. Dan kan je nog kiezen voor alle labels of enkel degenen op je huidig scherm. Er is bovenaan in het venster ook een referentieschaal verschenen. Op het moment dat de labels zullen gewijzigd worden naar annotation blijft de lettergrootte absoluut behouden. De grootte ervan werd aangepast aan de referentieschaal. Als je nu inzoomt zal je ook op de annotaties mee zoomen. De convert kan je ook direct uitvoeren op een volledig dataframe. Terwijl het kadertje nog lichtblauw gekleurd is, ga je RKL op de annotatie en kies voor Follow , Follow Feature options . In het venster dat verschijnt kies je voor curved. Ga met de cursor naar bv. een rivier en kies voor Follow This Feature . Eens je annotations hebt, kan je in editeersessie kiezen voor Create new feature met als target annotations in de laag. Zo kan je symbolen en dergelijke gaan toevoegen. Met Ctrl + w plaats je de annotatie.
12
Metadata
3 bronnen voor Metadata: spidi, ArcCatalog en gegevens CD. SPIDI = Spatial Information Directory is vervangen door metadata. Via http://.metadata. agiv.be open je de applicatie om metadata terug te vinden. Kaartmateriaal bestellen kan via de website van GIS-Vlaanderen, onder GIRAF. Log in als niet-geregistreerde gebruiker. Een school is een gerechtigde niet deelnemer GIS-Vlaanderen. Klik naast de kaart op het icoontje voor de metadata op te vragen. Metadata opvragen in ArcCatalog doe je door shapefile te selecteren en voor het tabblad Metadata te kiezen . Zorg dat de stylesheet op FGDC ESRI staat. Wil je co¨ordinatensysteem wijzigen, klik dan in navigatiemenu rechts op bestand en kies Properties en daar kan je gaan wijzigen.
13
Layout
Legende opmaken: zet je titel beter in TOC vlak boven je symbolenlijst, geeft beter resultaat in layout.
18
Kader rond titel: teken kader, kies opvulkleur en dan RKL en kies order - send to back Grote kader invoegen: Insert - Neatline .
Referenties [1] Kips G., Dep. Ind. Ing. Landmeten KAHO Sint-Lieven Gent, ARCGIS 2007, cursusnota’s 3BKL 2007-2008 [2] Kips G., Dep. Ind. Ing. Landmeten KAHO Sint-Lieven Gent, Lesnota’s GIS II, 3BKL 2007-2008 [3] Kips G., Dep. Ind. Ing. Landmeten KAHO Sint-Lieven Gent, Lesnota’s GIS III 4BKL 2007-2008