GIRLS WILL BE BOYS DE REPRESENTATIE VAN PERSONAGES IN DE HEDENDAAGSE JEUGDLITERATUUR EN DE UITWERKING OP DE LEZER - TANNE VANDENBERGEN -
Boeken houden voor kinderen meer in dan een plezierig tijdsverdrijf in een fictieve wereld: naast vermaak spelen een aantal bijkomende factoren eveneens een belangrijke rol. Het samenspel van deze aspecten drukt onvermijdelijk een onuitwisbare stempel op de jonge lezer. Een van deze factoren is de representatie van de personages: het kunnen stereotiepe jongens en meisjes zijn, ze kunnen daarentegen ook veeleer atypische kenmerken hebben of zelfs deze verschillen overstijgen en als evenwaardig voorgesteld worden. De weergave van deze personages kan verschillende uitwerkingen hebben op de jonge lezer: het kan bijvoorbeeld zijn wereldbeeld of gedragspatronen beïnvloeden. In wat volgt zullen we op basis van acht jeugdboeken trachten een beeld te geven van de hedendaagse uitbeelding van fictieve personages en de effecten hiervan op de lezer. De boeken die in dit artikel aan bod zullen komen zijn Zij en haar (Bracke 2004), De 1001 geheimen van Eva Zout (Eiselin 2006), De liefste of de dapperste of allebei (Franck 2006), Voor altijd samen, amen (Kuijer 1999), De geur van melisse (Nilsson 1998), Boomhuttentijd (Van Ranst 1999), Het Bittere Begin1 (Snicket 1999) en Vriendinnen Verliefd (Wilson 2007). In de eerste plaats zullen we kort ingaan op de selectie van deze boeken om de relevantie ervan voor dit artikel aan te tonen; vervolgens zullen we in het eerste hoofdstuk de representatie van de personages behandelen en daarna in het tweede hoofstuk de effecten van deze voorstelling uitgebreid bespreken. Wat de representatie van personages betreft zullen we, na een beknopt overzicht van de evolutie in deze representatie, ingaan op atypische weergaves van meisjes zowel als van jongens. Daarna zullen we aantonen dat ze in de hedendaagste kinderboeken als gelijkwaardig worden voorgesteld. Het tweede deel van dit artikel focust op de effecten van de representatie van de personages op de lezer. We zullen kort het verschil tussen de theoretische functie en de praktische werking van lectuur aanhalen en daarna op elk
1
In het artikel werd gebruik gemaakt van Engelse versie, The Bad Beginning (Snicket 1999).
aspect afzonderlijk ingaan; dit zullen we doen in termen van psychologische, maatschappelijke en intellectuele effecten (Ghesquière 2009). De acht bovengenoemde boeken zijn geselecteerd op basis van de geïntendeerde lezer. Aangezien de leeftijd van 12 jaar een belangrijk keerpunt is in de ontwikkeling van de jonge lezer (Ghesquière 2009) is deze ouderdom als ijkpunt genomen: De liefste of de dapperste of allebei; Voor altijd samen, amen; Het Bittere Begin en De 1001 geheimen van Eva Zout zijn bedoeld voor lezers vanaf 10 jaar, dus net vóór het keerpunt. Deze ouderdom wordt door de ontwikkelingspsychologe Charlotte Bühler de robinsonleeftijd genoemd (Ghesquière 2009; oorspronkelijk in Bühler 1926). Omgekeerd zijn Boomhuttentijd, Zij en haar, De geur van melisse en Vriendinnen Verliefd geschikt voor kinderen die iets ouder zijn dan 12. Deze fase geeft Bühler de naam heldenleeftijd (Ghesquière 2009; oorspronkelijk in Bühler 1926). De robinsonleeftijd wordt gekenmerkt door een sterk zakelijke ingesteldheid en een drang naar sensatie. Voor jongens vertaalt zich dit in een voorkeur voor heldhaftige personages, meisjes verkiezen eerder het gevoelsmatige. Bovendien is er een grote ik-betrokkenheid: de lezer verkent als het ware de wereld door de ogen van de held (Ghesquière 2009). De gekozen boeken voldoen alle vier aan deze voorwaarden: in De liefste of de dapperste of allebei zien we Minne als een kleine heldin die heel precies beschrijft hoe moeilijk het thuis gaat, net zoals Polleke in Voor altijd samen, amen en Eva Zout in De 1001 geheimen van Eva Zout de lezer op al hun avonturen vergasten. Ook Violet en Klaus Baudelaire staan stevig hun mannetje in Het Bittere Begin, hoewel ze ramp na ramp beleven. Wanneer de lezer daarna de heldenleeftijd bereikt, treedt hij binnen in de wereld van gevoelens en gaat zijn voorkeur uit naar voldoende realistische en herkenbare personages. Tegelijkertijd mogen de boeken al iets uitdagender zijn in die zin dat ze uitnodigen tot reflectie (Ghesquière 2009). Opnieuw passen de geselecteerde boeken goed in dit plaatje: Vriendinnen Verliefd, De geur van melisse, Boomhuttentijd en Zij en haar gaan over verliefd zijn. Deze verhalen behandelen dit onderwerp vanuit de vier mogelijke invalshoeken: de twee perspectieven van heteroseksuele liefde aan de ene kant, homoseksuele en lesbische liefde aan de andere kant. Bovendien zetten ze aan tot denken, hoewel niet allemaal op hetzelfde niveau: Vriendinnen verliefd is veeleer een humoristisch verhaal, terwijl de andere drie de stof op een serieuzere manier behandelen. Ze geven de lezer echter alle vier de mogelijkheid kritisch na te denken over de gebeurtenissen. Met deze kennis in het achterhoofd zullen we de representatie van de personages behandelen in termen van gender, om vervolgens te bekijken hoe de lezer hierdoor beïnvloed wordt.
2
Representatie van de personages De manier waarop jongens en meisjes in kinderboeken worden voorgesteld is een veelbesproken kwestie. Uit een onderzoek uit 1972 bleek dat de toenmalige kinderboeken jongens als actieve buitenmensen en leiders voorstelden, onafhankelijk en sterk. De meisjespersonages daaraantegen waren eerder passieve binnenmensen en volgers, zonder uitgesproken gedragingen of carrièreplannen, en werden in traditionele genderpatronen geduwd. Bovendien waren ze heel gevoelig en dienden ze nooit tot rolmodel. Wanneer er in de jaren 1990 een gelijkaardig onderzoek werd gevoerd ondervond men dat de representatie van de genders een drastische verandering had ondergaan: de uitgesproken stereotypen hadden plaats geruimd voor een meer evenwaardige beschrijving van de genders (Taylor 2003). Alhoewel de personages in de acht boeken waar dit artikel op focust soms ook over genderstereotiepe eigenschappen beschikken, overheerst de evenwaardigheid. Zo is Eva Peper in De 1001 avonturen van Eva Zout inderdaad een heel erg stereotiep meisje dat graag gaat winkelen met haar grote zus en met vriendjes dweept, maar is het hoofdpersonage Eva Zout net helemaal anders: een speels, actief meisje dat haar best doet op school en voor wie eerlijkheid hoog in het vaandel staat. Violet in Het Bittere Begin barst van de zogenaamde mannelijke eigenschappen en in Voor altijd samen, amen is Polleke een heel zelfbewuste, vrijgevochten meid. Soms worden de stereotypes ook omgedraaid, zoals bijvoorbeeld in Boomhuttentijd en De geur van melisse: de respectievelijke hoofdpersonages Thomas en een anonieme jongen zijn beide gevoelige jongens die het heel moeilijk hebben met hun probleem. Thomas is heel poëtisch aangelegd en de jongen in De geur van melisse beschrijft openlijk dat hij huilt of hoe moeilijk hij het heeft met het feit dat hij de tekens van Ann-Katrin niet doorzag – stuk voor stuk eigenschappen die nooit aan stereotiepe jongens zouden worden toebedeeld. In dit hoofdstuk zullen we vooral focussen op de antistereotiepe voorbeelden die ons wijzen op de meer egalitaire karakteriseringen van jongens en meisjes; meer bepaald zullen we dit doen aan de hand van wat de personages denken, zeggen en doen. In de eerste plaats beschouwen we de antistereotiepe voorbeelden: sterke vrouwelijke personages aan de ene kant en gevoelige mannelijke personages aan de andere kant. Sterke meisjes hebben de vaardigheid om problemen op te lossen en door te zetten, terwijl gevoelige jongens net de kracht kunnen opbrengen om hun emoties te uiten en te beschrijven. Allebei overstijgen ze de stereotypie van hun eigen gender: het zijn afzonderlijke individuen met een eigen persoonlijkheid. Als voorbeelden van sterke meisjes hebben we bij de boeken voor jongere kinderen onder andere Polleke in Voor altijd samen, amen, Minne in De liefste of de dapperste of allebei en Violet in Het Bittere Begin. Polleke lost haar problemen misschien niet altijd op de beste manier op, maar ze
3
probeert altijd om het weer goed te maken. Als haar vriendje Mimoen niet meer met haar mag gaan omdat hij, van Marrokaanse afkomst zijnde, met een Marrokaans meisje moet trouwen, schrijft ze hem eerst een kwade brief, daarna praat ze met zijn moeder en leert ze de situatie beter begrijpen, zodat alles weer goed komt. Alhoewel Minne op een bepaalde manier een stereotiepe moederrol vervult voor haar broertje heeft ze toch veel gemeenschappelijk met Polleke, ook al is ze veel jonger: de hele zomer lang zoekt ze naar manieren om haar broertje Seppe bezig te houden en af te leiden van het geschreeuw en geruzie van hun ouders. Soms heeft ze het moeilijk, maar ze wil niet opgeven. Violet is eveneens heel creatief: ze wil ingenieur worden en vindt graag gebruiksvoorwerpen uit, zoals blijkt uit volgend extract uit Het Bittere Begin: Violet Baudelaire, the eldest, liked to skip rocks. Like most fourteen-year-olds, she was right-handed, so the rocks skipped farther when she used her right hand than when she used her left. As she skipped rocks, she was looking out at the horizon and thinking about an invention she wanted to build. Anyone who knew Violet well could tell she was thinking hard, because her long hair was tied up in a ribbon to keep it out of her eyes. Violet had a real knack for inventing and building strange devices, so her brain was often filled with images of pulleys, levers, and gears, and she never wanted to be distracted by something as trivial as her hair. This morning she was thinking about how to construct a device that could retrieve a rock after you had skipped it into the ocean. (The Bad Beginning, 2-3)
Deze paragraaf omvat Violet in een notendop. Ze is heel ad rem en beschikt over een constructief denkvermogen. Dat wordt nog maar eens duidelijk als graaf Olaf haar babyzusje Sunny kidnapt en in een vogelkooi opsluit: met de weinige middelen die haar ter beschikking staan maakt ze een grijphaak waarmee ze de toren op kan klimmen om zo haar zusje te bevrijden. Aan het einde van het boek heeft ze nogmaals al haar scherpzinnigheid nodig om zichzelf, Klaus en Sunny te behoeden voor de list van graaf Olaf: op het allerlaatste moment denkt ze eraan om het huwelijkscontract met haar linkerhand te ondertekenen zodat het document ongeldig wordt en graaf Olaf hun fortuin niet kan stelen. De oudere meisjes hebben ook zo hun moeilijkheden: ze moeten het onderste uit de kan halen om met zichzelf en hun omgeving in het reine te komen. Eve probeert in Zij en haar te wennen aan haar homoseksuele geaardheid en worstelt ermee om zich te outen, terwijl Ellen in Vriendinnen Verliefd zo jaloers is omdat haar vriendinnen vriendjes hebben, dat ze een fictief liefje verzint. Voor Eve is het een harde confrontatie met zichzelf als ze zich bij het masturberen erop betrapt dat ze niet over Tibo, haar vriendje, fantaseerde maar over haar beste vriendin Margaux, die twee jaar geleden omkwam bij een auto-ongeluk.
4
Opeens ging ze rechtop zitten. De donsdeken viel op haar benen en ze trok beschaamd haar hand weg. ‘Met Margaux?’ mompelde ze verward. ‘Zoiets fantaseren is vast ziekelijk.’ Een tijdlang bleef ze hoofdschuddend rechtop in het duister zitten. Toen liet ze zich weer achterover vallen. Ze strekte haar armen, alsof die haar lichaam niet meer mochten aanraken. Steeds weer verscheen Margaux in het duister van de kamer en Eve schaamde zich omdat de aanrakingen van het meisje haar zo opwonden. (Zij en haar, 44)
Het is duidelijk dat deze ontdekking een grote indruk nalaat op Eve. Vanaf nu verandert alles: ze breekt haar relatie met Tibo af, durft in de tennisclub bijna niet meer samen te douchen met haar vriendinnen en legt zich langzaamaan neer bij haar fascinatie voor de oudere Céline. Het is Céline die Eve helpt de lange weg af te leggen om zichzelf te aanvaarden en uit te komen voor wie ze is, eerst in alle anonimitiet, daarna in de klas en nog later thuis. Het loopt niet van een leien dakje maar uiteindelijk komt Eve er sterker en zelfzekerder uit. Bij Ellen gaat het verkeerd wanneer de leugen haar boven het hoofd groeit. Als Daniël, de jongen in kwestie, opdaagt tijdens een verjaardagsfeestje, moet ze al haar moed bij elkaar rapen om het aan iedereen, inclusief Daniël, uit te leggen. Ellen?’ Opeens komt Stacy naar me toegerend. ‘Ellen, er is een jongen, hij zegt dat hij je kent, hij wil op het feestje komen. Ken je hem? Ze wijst naar de deur. Ik tuur door de beslagen glazen van mijn bril en vraag me af of het misschien mijn droom-Dan is. Het is Dan. Maar niet die uit mijn dromen. De echte Dan... (Vriendinnen Verliefd, 149-150) Ik staar hem aan. Dat kan niet. Toch is het zo. Maar hoe? Ik heb hem gezegd dat hij niet mocht komen. Wat doet hij hier in vredesnaam? Hoe wist hij waar ik was? Hij heeft me nog niet gezien. O, nee. Hij heeft me wel gezien. Hij grijnst. Hij zwaait. Naar mij. ‘In vredesnaam?’ zegt Maud. ‘Wie is dat?’ vraagt Nadine. Iedereen kijkt. Iedereen staart hem aan. O, nee. Hij ziet er nog vreselijker uit dan anders. (Vriendinnen Verliefd, 153)
Dit probleem mag dan wel van van een heel andere orde zijn dan dat van Eve, toch bevat deze ervaring voor Ellen enkele belangrijke lessen: het uiterlijk van mensen weerspiegelt niet altijd wie ze zijn en liegen is nooit de oplossing. Uiteindelijk groeit ze als persoon wanneer ze alles opbiecht en Daniël openlijk durft te waarderen voor wie hij is. Nu we de antistereotiepe vrouwelijke personages behandeld hebben, gaan we nader in op de atypische jongens, de homoseksuele Thomas in Boomhuttentijd en de anonieme jongen uit De geur van melisse. Beide zitten met zichzelf in de knoei omdat ze brutaal zijn afgewezen door de persoon waar ze van houden. Bij Thomas is er bovendien meer aan de hand: hij heeft het heel moeilijk met zijn geaardheid en wordt op school gepest omdat hij zo anders is. We komen bijvoorbeeld te weten
5
dat hij Hugo Boss een lekker parfum vindt (Boomhuttentijd, 9), graag poëzie leest, zichzelf goed verzorgt, een beetje ijdel is en er niet goed tegen kan dat zijn beste vriend Robin met meisjes bezig is: Zijn vinger gleed over de hemden die netjes naast elkaar op een houten hanger hingen. Elke hanger tikte even tegen de volgende. Hij deed het nog een keer en maakte er met zijn mond een raar geluidje bij dat een harp moest voorstellen. ‘Wat zal ik aantrekken vanavond? Wat zal Robin dragen? Ik hoop niet die leren broek, daar worden alle meisjes wild van.’ Hij trok een crèmekleurige pull over zijn hoofd, wreef even over zijn haar en nam zich toen nauwkeurig in de spiegel op. Hij pastte nog een andere pull, en nog een, en nog een, liet zich toen met een diepe zucht op het bed vallen. Hij staarde naar het plafond. ‘Lisa’, zei hij, ‘Lisa, Lisa, Lisa! Ik hoop dat ze wegblijft vanavond.’ (Boomhuttentijd, 28)
Aan de gedichten die hij leest, en meer in het bijzonder aan de passages die hij onderlijnt, zien we duidelijk hoe gevoelig hij is: ... Ik heb je lief. Daar lig je in je tuinstoel, Je witte handen teder in je schoot gevleid. Mijn leven rust als een zilveren spoel In hun almacht. Maak mijn draad weer vrij. (Boomhuttentijd, 56)
Bovendien grijpt hij niet actief in als er zich problemen voordoen: telkens als hij gepest wordt door zijn stereotiep mannelijke klasgenoten, laat Thomas alles over zich heen komen. Het is zijn vriend Robin die het af en toe voor hem opneemt. Als Robin er echter niet bij is, geeft Thomas zich bijna willoos over. Kortom, hij is allesbehalve de zelfverzekerde, avontuurlijke held die hij volgens de stereotiepe genderrollen zou moeten zijn; hij heeft net meer kenmerken van het stereotiepe meisje. Hij is gevoelig, onzeker en eerder passief ondergaand dan dat hij actief naar oplossingen zoekt. De anonieme protagonist van De geur van melisse beschikt, net als Thomas, over heel wat antistereotiepe eigenschappen. Ook hij laat zijn gevoelige kant zien wanneer hij de lezer de film van zijn verhaal met Ann-Katrin toont: hij huilt, wijst op details en houdt niets voor de lezer achter. Hoofdzakelijk dankzij de details ontdekt de lezer wat een kwetsbaar personage hij voor zich heeft: de anonymus heeft alles wat hem aan Ann-Katrin kon linken bijgehouden en vertelt, telkens hij een van deze voorwerpen vernietigt, heel eerlijk wat de geschiedenis van het object is. Die eerlijkheid is belangrijk omdat zo ook voor hem dingen duidelijker worden: “Hij dacht dat hij een klein lachje zag. En dat voorzichtige lachje maakte dat hij niet merkte dat het kusje een en-nu-gauw-wegwezen-kusje was (De geur van melisse, 112)”. Uit het voorgaande blijkt dat de fictieve meisjes in het huidige kinderboekenklimaat over eigenschappen beschikken die stereotypisch eigenlijk kenmerkend zijn voor jongens en omgekeerd. Jongens en meisjes worden meer als evenwaardig en minder als a priori verschillend voorgesteld. In 6
1989 omschreef Lee Galda de meer egalitaire afschildering van jongens en meisjes als volgt: beide zijn meerdimensionele personages die initiatief nemen, met eigen sterktes en zwaktes en met reële problemen, waar ze reële oplossingen voor zoeken. Ze moeten allemaal leren zichzelf zijn, ook al houdt dat in dat ze anders zijn dan de anderen; bovendien worstelen ze met kwesties als macht versus verantwoordelijkheid en onafhankelijkheid, zelfrespect en zelfzekerheid (Galda, 1989). Violet en Klaus Baudelaire moeten in Het Bittere Begin heel ingenieus naar oplossingen zoeken, en hiertoe gebruiken ze allebei hetzelfde instrument: hun redeneringsvermogen. In wat voorafgaat hebben we al een illustratie gegeven van Violets uitvindingen. Uit het volgende voorbeeld wordt duidelijk dat Klaus net als zijn zus over een alerte geest beschikt. Hij steelt een boek uit de bibliotheek van Justice Strauss, de buurvrouw, en blijft de hele nacht op om het boek helemaal uit te pluizen op zoek naar het addertje onder het gras: hij kan immers niet geloven dat ze mogen meespelen in het toneelstuk omdat graaf Olaf graag wil dat ze zich thuisvoelen. “I’m ready to go,” Klaus said quickly, and walked out the door before the man could get a good look at him. He walked quickly ahead of his siblings, hoping that nobody would notice the book-shaped lump in his shirt. Maybe, just maybe, the book Klaus was smuggling could save their lives.” (The Bad Beginning, 92)
Hij vindt het antwoord maar als hij graaf Olaf met zijn bevindingen confronteert, ontvoert de graaf zijn kleine zusje Sunny en wordt de situatie uitzichtloos. In De 1001 avonturen van Eva Zout moet Eva, net als Violet en Klaus, creatief zijn om zichzelf staande te houden wanneer haar beste vriendin Eva Peper begint te veranderen in een meisje dat zich enkel nog bezig houdt met kleding en jongens, en Eva Zout zelfs pest omdat ze zo’n ongebreidelde fantasie heeft en zo goed is op school. Wat ze ook probeert, Eva Peper is niet meer dezelfde vriendin van vroeger. Zo kozen ze bijvoorbeeld steeds dezelfde schoenen, maar nu koopt Eva Peper dezelfde schoenen als Robina, na Eva Peper het tweede mooiste meisje van de klas. Als Eva Zout aan haar moeder dezelfde schoenen vraagt, in een poging de band met Eva Peper weer aan te halen, scheldt Eva Peper haar uit: Ik steek een voet omhoog. Peper zegt niets. ‘Dezelfde als jij’, zeg ik. ‘Ja,’ zegt ze. ‘Na-aper.’ (De 1001 avonturen van Eva Zout, 101) Eindelijk is de schooldag voorbij. Ik loop in mijn eentje naar huis, op een schoen en op een sok. De andere schoen ligt in het slootje bij school; Farouk kan goed mikken. Er zit lijm in mijn haar. Ik zet mijn ene voet voor de andere, ik let nergens op. (De 1001 avonturen van Eva Zout, 108)
7
Daarenboven ontdekt ze dat haar moeder zwanger is en tot overmaat van ramp ziet ze haar vader zoenen met Inge, de beste vriendin van haar moeder. Eva Zout doet hard haar best om met de situatie om te gaan maar uiteindelijk ziet ze geen uitweg meer en loop ze weg, naar de meester. Eve (Zij en haar) en Thomas (Boomhuttentijd) kampen met een ander soort probleem: hun homoseksuele geaardheid ontdekken, erkennen en uiten. Zij moeten leren omgaan met het idee dat ze anders zijn dan de meeste mensen en een manier vinden om toch gewoon zichzelf kunnen zijn. Voor Eve lukt dit aardig: na een korte, moeilijke periode out ze zich; op school en thuis wordt ze aanvaard zoals ze is. Thomas daareentegen heeft het er veel moeilijker mee: hij is smoorverliefd op Robin, zijn beste vriend, maar die houdt zich alleen maar bezig met meisjes. Als hij op een avond Robin op de mond zoent wordt deze woedend en scheldt hij Thomas uit voor “vuile flikker” (Boomhuttentijd, 74). Thomas weet niet hoe hij ermee moet omgaan dat zijn beste vriend zo geschokt reageert. Dat maakt hem zo wanhopig dat hij diezelfde avond nog zelfmoord pleegt: “Ik heb niemand meer, dacht Thomas. Zijn ogen keken in de diepte, waardoor het water ijskoud werd in zijn hoofd” (Boomhuttentijd, 77). In Vriendinnen Verliefd wijst Judith Eiselin expliciet op die gelijkenissen tussen jongens en meisjes waar ze zich zelf vaak niet bewust van zijn. Wanneer Ellen Daniël een brief stuurt waarin ze over haar verwarring en onzekerheid vertelt, eraan toevoegend dat hij het toch niet kan begrijpen, stuurt Daniël haar een verrassend antwoord: “Ik was gewoon zo verbaasd en zo verrast om te merken dat je je zo druk kunt maken en baalt en zo. Ik ook, ik ook, ik ook! Je hebt het helemaal FOUT als je denkt dat jongens niet weten hoe dat voelt”(Vriendinnen Verliefd, 102-103). Daarnaast tast Ellen de grenzen af tussen macht en verantwoordelijkheid: ze gebruikt Daniël om een vriendje te verzinnen dat ze veel knapper voorstelt, terwijl ze naar hem gewoon oprechte brieven blijft sturen. Als hij opdaagt op het feest doet ze eerst alsof ze hem niet kent maar als Daniël dankzij een snelle reactie ervoor zorgt dat een groep ongenode gasten het feest verlaat, herziet ze haar mening over hem: Ik ben niet verliefd. Ik zie Dan maar al te scherp. Anna heeft zijn T-shirt voor hem gewassen zodat dat weer schoon is – maar dat is ongeveer het enige positieve dat ik over zijn uiterlijk kan zeggen. En de chloor van het zwembad heeft zijn haar nog borsteliger gemaakt. Maar wat dan nog? Hij is echt wel gezellig. (Vriendinnen Verliefd, 168)
In dit hoofdstuk hebben we gezien dat jongens en meises in moderne kinder- en jeugdboeken, tegen alle stereotypes in, als egalitaire personages worden voorgesteld. In de inleiding hebben we aangehaald dat de verschuiving van stereotiepe naar evenwaardige karakteriseringen relatief recent heeft plaatsgevonden; daarna hebben we met behulp van veelvoudige voorbeelden aangetoond dat de protagonisten van alle acht boeken over antistereotiepe karaktertrekken beschikken. Bovendien 8
hebben we erop gewezen dat de uitwisseling van deze eigenschappen bijdraagt tot de gelijkwaardige representatie van beide genders. In het volgende hoofdstuk zullen we de bevindingen omtrent de representatie van de personages aanwenden om na te gaan hoe dit aspect van de lectuur de lezer beïnvloedt.
Uitwerking op de lezer Elke lectuur drukt onomkeerbaar zijn stempel op de lezer, zeker wanneer deze een nog jong, onbeschreven blad is. Ook de representatie van de personages heeft een onuitwisbaar effect op de vorming van het opgroeiende kind. De manier waarop een kinderboek zijn jeugdige publiek beïnvloedt hangt nauw samen met de manier waarop de relaties in de wereld in het betreffende boek worden voorgesteld. Zo kan een boek algemene kwesties zoals filosofische en ethische vraagstukken – zij het op aangepast niveau – op het voorplan stellen of meer op individueel vlak het kind helpen zichzelf te leren kennen en zijn plaats in het leven te vinden. Het is de tweede mogelijkheid waar we in dit hoofdstuk de nadruk op zullen leggen. Daarbij zullen we ons baseren op de functies van de jeugdliteratuur volgens Ghesquière: de psychologische, de maatschappelijke en een aantal intellectuele functies, die respectievelijk duiden op identificatie, socialisatie en een evolutie in de manier waarop informatie tot stand komt in het hoofd van het kind op intellectueel, esthetisch en filosofisch vlak (Ghesquière 2009). Deze theoretische doeleinden kunnen op verschillende wijzen praktisch gerealiseerd worden in de zogenoemde werking van de functies, zo is bijvoorbeeld voor adolescenten het autobiografische vertelstandpunt belangrijk voor deze werking in die zin dat dit de identificatiemogelijkheden maximaliseert. In wat volgt zullen we eerst de intellectuele functies bekijken, hoewel slechts in het kort aangezien deze niet echt verbonden zijn met de representatie van de personages. Daarna zullen we meer uitgebreid ingaan op de psychologische en maatschappelijke functies en om af te sluiten zullen we even de praktische werking van de behandelde functies aanhalen. De intellectuele functies bestaan uit een informatief, filosofisch en esthetisch onderdeel. De informatieve functie staat voor het zakelijke aspect dat informatie wil aanreiken en evalueren, de filosofische subcategorie voor kritisch en creatief leren denken en lezen en het esthetische gedeelte voor de belangstelling voor het talige en het spelen met de mogelijkheden van de taal (Ghesquière 2009). Het eerste facet, de informatie, wordt door geen enkele van de acht boeken waar dit artikel op focust, ingevuld; het is immers allemaal fictie. Het kritische en creatieve denken wordt daarentegen wel gestimuleerd, bijvoorbeeld in Boomhuttentijd: Thomas wordt geconfronteerd met zijn anders-zijn en heeft het moeilijk om daarmee om te gaan. Hoewel hij een extreme oplossing verkiest zetten zijn moeilijkheden de lezer aan om zich hierop te bezinnen. Vriendinnen Verliefd zet 9
de lezer dan weer aan om na te denken over respect en eerlijkheid aan de hand van het spelletje dat Ellen speelt met Daniël en haar vriendinnen. Daarnaast wordt de lezer in De liefste of de dapperste of allebei geconfronteerd met de problematiek van scheidende ouders en hoe zwaar kinderen hieronder kunnen lijden. Het taalspel is vooral prominent aanwezig in Voor altijd samen, amen in de vorm van de gedichtjes die Polleke schrijft en in Het Bittere Begin, waar de auteur geregeld het verhaal onderbreekt om woorden of uitdrukkingen toe te lichten en ook de personages vaak de tijd nemen om de woorden die ze gebruiken uit te leggen. De toepassing van deze technieken helpt kinderen om kritisch en creatief te leren omgaan met alles wat hun pad kruist. Na deze korte bespreking van de intellectuele functies laten we deze achter ons om dieper in te gaan op de psychologische en maatschappelijke functies. In het vorige hoofdstuk hebben we aangetoond dat jongens en meisjes in de moderne jeugdboeken als egalitaire personages worden voorgesteld. Dit heeft gevolgen voor de identificatie en socialisatie via kinderliteratuur in die zin dat het niet meer zo belangrijk is of de kinderen nu over jongens of meisjes lezen, al is het belangrijk op te merken dat meisjes makkelijker jongensboeken lezen dan omgekeerd (Ghesquière 2009). Identificatie is het voornaamste doel van de psychologische functie: door zichzelf te herkennen in fictieve personages kan de lezer een antwoord vinden op de vraag naar zijn eigen identiteit (Johnson, Giordis, Colbert, Conner, King en Kulesza, 2000). Voor kinderen en jongeren is het makkelijker om zich te identificeren met personages van dezelfde sekse, al is dit, zeker voor meisjes, geen onoverkomelijke voorwaarde (Ghesquière 2009). Het gender van de personages heeft betreffende identificatie dus vooral invloed op het lezerspubliek: jongens verkiezen verhalen over mannelijke personages, terwijl meisjes zich, naast in meisjesboeken, ook in verhalen met een mannelijke protagonist hun gading kunnen vinden. Voor altijd samen, amen en De 1001 geheimen van Eva Zout zijn uitgesproken meisjesboeken en ook De liefste of de dapperste of allebei spreekt veeleer meisjes aan, terwijl Het Bittere Begin zowel door jongens als meisjes gelezen wordt dankzij de aanwezigheid van zowel een mannelijke als een vrouwelijke progatonist. Ook bij de jonge tieners herkennen we deze trend: Zij en haar en Vriendinnen Verliefd, beide met een vrouwelijk hoofdpersonage, passen in het recent ontstane genre chicklit, dat uitgesproken doelt op een vrouwelijk lezerspubliek (Ghesquière 2009). Boomhuttentijd en De geur van melisse hebben dan weer een mannelijke protagonist en kunnen zowel door jongens als door meisjes gelezen worden. Beide boeken gaan over gevoelens en een gebroken hart, geen ‘typische jongensthema’s’ (cf. hoger) maar ook jongens worden met deze gevoelens geconfronteerd, of deze emoties nu homo- of heteroseksueel zijn, en er staan hen slechts weinig boeken ter beschikking om hen te helpen met deze ervaringen om te gaan. Met andere woorden, jongens en meisjes worden met dezelfde problemen geconfronteerd en 10
moeten allebei leren om oplossingen te zoeken. Ze krijgen gelijke kansen, wat ook gelijkaardige moeilijkheden met zich meebrengt; bijgevolg is voor de identificatie niet meer zozeer het gender van overwegend belang, dan wel de situatie waarin het personage zich bevindt en waarnaar hij/zij moet leren handelen. Een ander criterium voor identificatiemogelijkheden is het feit of de lezer het personage echt leert kennen of eerder op een afstand gehouden wordt door de verteller en de focalisatie (Ghesquière 2009). In de acht boeken die in dit artikel aan bod komen wordt de lezer inderdaad toegelaten tot de innerlijke leefwereld van de personages, zodat de lezers zich optimaal met hen kunnen vereenzelvigen. Deze fictieve personages kunnen kinderen helpen problemen aan te pakken of zichzelf te handhaven wanneer ze bepaalde emoties ervaren (Ghesquière 2009). Dit is bijvoorbeeld van groot belang voor jongvolwassenen: zij hebben vaak het gevoel dat niemand hen begrijpt. Door over herkenbare personages met dezelfde problemen te lezen krijgen ze het gevoel dat ze toch niet alleen zijn. Dit troostende effect wordt heel duidelijk geïllustreerd in Boomhuttentijd: aan de ene kant kunnen jongeren die onzeker zijn over hun geaardheid zich vereenzelvigen met Thomas en op die manier het gevoel van isolatie verminderen en de verwarring proberen te plaatsen, terwijl aan de andere kant adolescenten die ooit met zelfmoord geconfronteerd geweest zijn in de in dagboekvorm vertelde passages over Thomas’ nabestaanden lezen hoe zij met dit verlies en de vragen die dat oproept omgingen; dit proces kan de lezer helpen met het verdriet om te gaan. Een derde optie is dat de lezer de moeilijkheden waarmee homoseksuele leeftijdsgenoten kunnen kampen beter leert begrijpen. Meisjes kunnen zich niet alleen met Thomas vereenzelvigen maar ook met Eve in Zij en haar, daarentegen is het zoals reeds vermeld voor jongens belangrijk zichzelf te kunnen herkennen in een personage van de eigen sekse. In Vriendinnen Verliefd doelt de auteur op het typische kwetsbare, onzekere tienermeisje. Ellen is een beetje mollig en heeft het gevoel dat ze voortdurend in de schaduw staat van haar twee beste vriendinnen, de perfecte Maud en de uitgesproken gothic Nadine. Wanneer haar vriendinnen allebei een knap ouder vriendje krijgen voelt Ellen zich in de eerste plaats heel eenzaam en onbegrepen, ook al heeft ze, hoewel ze dit zelfs niet aan zichzelf durft toe te geven, in de vakantie best een leuke nieuwe vriend gemaakt. Aan het begin van het boek maakt ze bovendien een wenslijstje: NEGEN GOEDE VOORNEMENS • Beste vriendinnen blijven met Maud en Nadine • Iedere dag tekenen om de beste van de klas te worden • Proberen niet de slechtste te zijn in alle andere vakken! • Op dieet gaan en BLIJVEN (geen Magnum-ijsjes meer, snik snik). • Iets doen met mijn haar. Wat dan ook. Laten groeien. Of kort knippen. Verven misschien?! • Een of ander baantje nemen zodra ik veertien word, zodat ik ... • Leuke kleren kan kopen.
11
• •
Naar een club kan gaan (De Zevende Hemel). Een vriendje vind. (Vriendinnen Verliefd, 7)
Hieruit blijkt duidelijk dat het enige wat Ellen graag wil ‘erbij horen’ is en dat ze het gevoel heeft aan een aantal voorwaarden te moeten voldoen om niet uitgesloten te worden. Om dat te bereiken liegt ze en gebruikt ze Daniël in haar creatie van een een fictief pennenliefje. Erbij horen en aanvaard worden is voor heel veel jonge meisjes een herkenbaar heikel punt; Ellens verhaal kan hen troost bieden en laat bovendien zien dat Ellen fout was om zo ver te gaan in haar strijd. Het slot van het verhaal bestaat uit een catharsis als Ellen inziet dat ze fout was en tot inkeer komt (cf. hoger). Ook voor jongere meisjes kan dit een rol spelen: zo heeft Eva Zout in De 1001 avonturen van Eva Zout het gevoel dat niemand er nog om geeft wat zij denkt en voelt, behalve de meester. Uiteindelijk gaat ze naar hem toe wanneer alles haar te veel wordt. Polleke heeft in Voor altijd samen, amen soms eveneens het gevoel dat ze niet goed begrepen wordt maar om dat op te vangen gebruikt ze haar gedichtjes als een creatieve uitlaatklep voor haar gevoelens. Hierin ligt voor meisjes aan de vooravond van de puberteit de boodschap dat leerkrachten er ook zijn om te helpen in geval van problemen en dat poëzie een mogelijke manier is om met verwarring en emoties om te gaan. Een volgend belangrijk thema is ‘verandering’ en ‘anders zijn’: kinderen en jongeren moeten ermee leren omgaan dat niet alles hetzelfde blijft en dat niet iedereen dezelfde ideeën heeft of hetzelfde is. Zelf veranderen ze voortdurend, ze groeien op en hebben vaak nieuwe ervaringen die ze moeten leren plaatsen en relativeren, maar ook van buitenaf kunnen veranderingen zoals dood, homoseksualiteit, gescheiden en/of hertrouwde ouders en omgaan met andere culturen hun leven binnendringen (Johnson, Giordis, Colbert, Conner, King en Kulesza, 2000). Lezen over personages die hetzelfde meemaken kan een verzekerend effect hebben. Net als Thomas in Boomhuttentijd moet Eve in Zij en haar eraan wennen dat ze niet heteroseksueel is; ze had het immers nooit als een optie beschouwd dat ze misschien níet op jongens zou vallen. De Baudelaires worden in Het Bittere Begin met de dood van hun ouders geconfronteerd en moeten een nieuw leven opbouwen tegen alle tegenslag in, Minne en Seppe hebben het moeilijk met de scheiding van hun ouders in De liefste of de dapperste of allebei en Ellen kan het in Vriendinnen Verliefd maar geleidelijkaan vinden met haar jonge stiefmoeder. Polleke en haar beste vriendin Caro hebben in Voor altijd samen, amen zelfs een lijst van soorten vaders ontworpen, omdat het anders een beetje verwarrend wordt: “Je hebt bijvoorbeed een vader die niet je vader is. Of een vader die wel je vader is, maar die ergens anders woont. Of een vader die wel bestaat, maar je weet niet waar. [...] Nou ja, zoek maar uit, jouw vader zit er vast wel ergens tussen” (Voor altijd samen, amen, 18-19). Al deze voorbeelden zijn sterke ankerpunten voor kinderen met gelijkaardige problemen en ervaringen. Door erover te lezen en zich 12
met de personages te identificeren worden ze begeleid in het verwerkingsproces of wordt de materie op zijn minst bespreekbaarder (Ghesquière 2009). Nu we de psychologische functie uitgebreid besproken hebben, zullen we dieper ingaan op de maatschappelijke functie van de kinderliteratuur, namelijk de socialisatie of sociale inlijving van de beïnvloedbare jonge lezer. Identificatie met de personages speelt hierbij geen onbelangrijke rol: het kan de lezer ertoe aanzetten hun gedrag over te nemen als dit positief geëvalueerd wordt in het verhaal; kinderen aanvaarden nieuwigheden immers pas als hun omgeving ze bevestigt (Ghesquière 2009). Door hierop in te spelen kunnen auteurs de verwachte sociale en culturele kenmerken van beide sekses en de normen en waarden van de maatschappij doorgeven aan de jeugdige lezers, zodat ze inzicht krijgen in de geplogenheden van hun omgeving en zichzelf hierin een plaats kunnen geven (Ghesquière 2009). Helden, zoals de protagonisten in kinderboeken, zijn hierbij van groot belang: wanneer kinderen eigenschappen en gedragingen van individuen van beide sekses waarnemen, merken ze op dat sommige houdingen en kwaliteiten meer gewaardeerd worden dan anderen. Op die manier leren ze bij over de rollen die zij als jongen of als meisje zelf verwacht worden te vervullen (Holub, Tisak & Mullins 2008) en over culturele idealen of machtsverhoudingen (Grauerholz & Pescosolido 1989), bijvoorbeeld het standpunt tegenover homoseksualiteit of de relaties binnen het gezin. In de inleiding van het vorige hoofdstuk hebben we reeds aangetoond dat de representatie van gender de laatste decennia een drastische verandering heeft ondergaan: van stereotiepe genderrollen hebben we de overgang gemaakt naar een egalitaire voorstelling van jongens en meisjes. Met andere woorden, hedendaagse kinderen worden aangeleerd dat iedereen dezelfde kansen verdient en evenwaardig is aan elkaar. Tegelijkertijd leren ze dat iedereen anders is en dat ze daar respect voor moeten opbrengen. Polleke moet zich er in Voor altijd samen, amen bijvoorbeeld bij neerleggen dat haar vriendje Mimoen nu eenmaal een andere cultuur heeft dan zij en dat zij dat moet respecteren, terwijl Ellen in Vriendinnen Verliefd er op de moeilijke manier achter komt dat haar schoolvriendinnen het met hun vooroordelen niet altijd bij het rechte eind hebben. Daniël is uiterlijk misschien niet bepaald een droomprins maar zijn karakter maakt dat ruimschoots goed. Bovendien kan kinderliteratuur ook een emancipatorische functie vervullen in die zin dat vanzelfsprekende elementen zoals de stereotiepe rollenpatronen ter discussie kunnen worden gesteld (Gheqsuière 2009). Boomhuttentijd en Zij en haar zijn bijvoorbeeld een duidelijk signaal naar de lezer dat homoseksuele jongeren eigenlijk helemaal niet zoveel verschillen van heteroseksuele jongeren en Het Bittere Begin wijst de lezer erop dat jongens en meisjes allebei creatief naar 13
oplossingen kunnen zoeken. In Voor altijd samen, amen werpt de lezer dan weer een blik in het leven van Polleke en haar gescheiden moeder Tina, waarbij de stereotiepe rollenpatronen danig aan de kaak gesteld worden. In haar liefdesrelatie met Pollekes meester Wouter is Tina immers allesbehalve een volgzame, onderdanige vrouw, zoals blijkt uit volgend voorbeeld: ‘JA, NOU IS HET AFGELOPEN, WIJSNEUS!’ schreeuwde mijn moeder tegen de meester. ‘NOU WEGWEZEN, EN GAUW!’ ‘Ma-am!’ probeerde ik. Maar mijn moeder stond op en wees naar de deur. [...] ‘[...] Meneer denkt zich met mij en mijn kind te kunnen bemoeien. Meneer gaat er NU uit.’ De meester ging. Zijn gezicht was bleek. De buitendeur viel hard in het slot. (Voor altijd samen, amen, 76-77)
Wat de socialiserende functie bij de lezer wil bereiken is dat hij een globaal beeld van de samenleving kan compileren waarin hij zichzelf een plaats kan geven. Uit de acht boeken die in dit artikel ter illustratie worden aangewend kan de lezer een maatschappijbeeld destilleren waarin iedereen, man of vrouw, hetero- of homoseksueel, westers of van een andere cultuur, gelijkwaardig is en op zijn minst het voordeel van de twijfel verdient. Onbegrip en onwetendheid kunnen desastreuze gevolgen hebben, zoals de wanhoopsdaad van Thomas in Boomhuttentijd, en soms moet je de kracht opbrengen om het verleden achter je te laten en opnieuw te beginnen. Dit is wat Eva Zout doet op het einde van De 1000 geheimen van Eva Zout: ze laat haar vroegere hartsvriendin Eva Peper en haar nieuwe vrienden achter zich om voorzichtig een nieuwe vriendschap met Fatima op te bouwen. Bovendien leert de lezer dankzij de Baudelaires in Het Bittere Begin dat je in tijden van nood alleen op je eigen familie kan rekenen. De lezer moet daarenboven leren aanvaarden dat zaken kunnen veranderen, zo moeten de Baudelaires de dood van hun ouders verwerken en moeten Minne en Seppe in De liefste of de dapperste of allebei accepteren dat hun ouders niet meer gelukkig zijn samen. De functies die we zonet behandeld hebben zijn slechts theoretisch van aard; of deze daadwerkelijk gerealiseerd worden hangt af van allerhande contextuele factoren. In de eerste plaats is de geloofwaardigheid van de auteur een belangrijke voorwaarde voor de lezer om zich in het boek in te leven. Om deze reden bevatten de jeugdboeken vaak een korte biografische noot over het leven en de eerdere werken van de auteur. Vervolgens is ook de geloofwaardigheid van het verhaal een conditionerend aspect voor de werking: jongere kinderen aan de ene kant hechten weinig belang aan “echt gebeurd” terwijl adolescenten aan de andere kant, zoals reeds vermeld in de inleidende paragraaf, autobiografische romans aantrekkelijker vinden omdat dit vertelstantpunt de identificatiemogelijkheden drastisch verhoogt. In derde instantie mag de relatie tussen tekst en socioculturele context zeker niet over het hoofd gezien worden (Ghesquière 2009). De verwijzingen naar Zweedse elementen in De geur van melisse doorbreken bijvoorbeeld af en toe de identificatie 14
omdat ze minder herkenbaar zijn. De realisering van de socialiserende functie is onderheving aan dezelfde voorwaarden. Aangezien socialisatie nauw verbonden is met de identificatie zijn gedragspatronen voor de lezer makkelijker aanvaardbaar als deze door geloofwaardige personages in herkenbare situaties neergezet worden. Tenslotte hebben persoonlijke kenmerken zoals leeftijd en intelligentie vanzelfsprekend ook invloed op de werking, zij bepalen immers het licht waarin de lezer het verhaal plaatst (Ghesquière 2009). In dit hoofdstuk hebben we gewezen op de band tussen representatie van de personages en de uitwerking die de confrontatie met deze personages tijdens de lectuur op de lezer kan hebben. We hebben de drie functies aangehaald: de intellectuele, de psychologische en de maatschappelijke (Ghesquière 2009). Daarenboven hebben we voor elke functie afzonderlijk de implicaties nauwkeurig omschreven en geïllustreerd; bovendien is de weergave van de personages in hoge mate bepalend voor de identificatie en socialisatie. Tot slot zijn we ingegaan op de praktische werking van deze functies en het belang ervan om aan te tonen dat er een nauwe band bestaat tusen tekst en context. Uit het voorgaande blijkt duidelijk dat de representatie van personages in kinderboeken niet zonder gevolgen blijft. We hebben aan de hand van voorbeelden de verschillende soorten representaties geïllustreerd en vervolgens de consequenties hiervan systematisch besproken in termen van functie en werking. Samenvattend kunnen we stellen dat de representatie van jongens en meisjes een evolutie heeft ondergaan van heel stereotiepe personages naar aan de ene kant atypische en aan de andere kant gelijkwaardige voorstellingen. In antistereotiepe representaties krijgen jongens eigenschappen die normaliter aan meisjes toebedeeld worden en omgekeerd; evenwaardigheid bestaat erin dat jongens en meisjes allebei actief deelnemen in het verhaal en dezelfde problemen hebben. Bovendien hebben we gezien dat de ontdekking van het feit dat er tussen jongens en meisjes gelijkenissen bestaan waar ze zich vaak zelf niet bewust van zijn, ook een inherent kenmerk van de weergave kan zijn. In het hoofdstuk over de effecten van de representatie hebben we een tweedeling gemaakt tussen functie en werking; binnen functie hebben we bovendien het onderscheid tussen intellectuele, psychologische, en maatschappelijke gevolgen aangeduid. De psychologische functie heeft betrekking op de identificatiemogelijkheden voor de lezer, terwijl we de maatschappelijke gevolgen besproken hebben als de socialiserende functie van kinderliteratuur. Tot slot zijn we kort ingegaan op de voorwaarden voor de praktische werking van al deze functies: herkenbaarheid en geloofwaardigheid. Wanneer we met al deze factoren rekening houden komen we tot de algemene conclusie dat de personages in kinderboeken de jonge lezer helpen klaarstomen voor het leven in de hedendaagse maatschappij. Bovendien draagt de representatie van de
15
personages ertoe bij dat de lezer hier kritisch over kan reflecteren zodat hij zichzelf, de samenleving en zijn plaats erin beter kan begrijpen.
Bibliografie
Primaire literatuur BRACKE, D., Zij en haar, Leuven. 2004. EISELIN, J., De 1001 geheimen van Eva Zout. Amsterdam, 2006. FRANCK, E., De liefste of de dapperste of allebei. Leuven, 2006. KUIJER, G., Voor altijd samen, amen. Amsterdam/Antwerpen, 1999. NILSSON, P., De geur van melisse. Rotterdam, 1998. VAN RANST, D., Boomhuttentijd. Averbode, 1999. SNICKET, L., The Bad Beginning. London, 1999. WILSON, J., Vriendinnen Verliefd. Leuven, 2007.
Secundaire literatuur BÜHLER, CH., Kunst und Jugend. Zeitschrift für Aesthetik und allgemeine Kunstwissenschaft. 1926, 34, pp. 288-296. GALDA, L. Children’s Books: What a Character!. Reading Teacher. 1989, 43-3, pp. 244-249. GHESQUIÈRE, R. , Jeugdliteratuur in perspectief. Leuven, 2009 GRAUERHOLZ E. & PESCOSOLIDO B.A., Gender representation in Children’s Literature: 1900 – 1984. Gender and Society. 1989, 3-1, pp. 113-125 HOLUB S.C., TISAK M.S. & MULLINS D., Gender Differences in Children’s Hero Attributions: Personal Hero Choices and Evaluations of Typical Male and Female Heroes. Sex Roles. 2008, 58-7/8, pp. 567578. JOHNSON N.J., Giorgis C., Colbert C., Connor A., King J. & Kulesza D., Children’s Books: Identity. The Reading Teacher. 2000, 53-5, pp. 432-440. TAYLOR, F., Content Analysis and Gender Stereotypes in Children’s Books. Teaching Sociology. 2003, 31-3, pp. 300-311.
- Door Tanne Vandenbergen 16