GGD WIJZER GEZOND EN VEILIG IN BASISSCHOOL EN BUITENSCHOOLSE OPVANG LEEFSTIJL
1.
Gezonde voeding en eetgedrag
1.
1.1
Energiebehoefte
1.2
De voornaamste voedingsstoffen
1.3
Ontbijten
1.4
Gezonde tussendoortjes
1.5
Gezonde traktaties
1.6
Ramadan
1.7
Overgewicht
1.8
Eetstoornissen
1.9
Voedselallergie en voedselintolerantie
Gezonde voeding en eetgedrag
Evenwichtige en gezonde voeding bevordert de gezondheid en het concentratievermogen van een kind. Drie hoofdmaaltijden en de verdeling van maximaal 4 (kleine) tussendoortjes op een dag zorgen voor een gezond gewicht. Drie belangrijke punten:
een evenwichtige en gezonde voeding
met mate eten
minimaal 1 uur per dag intensief bewegen (bijvoorbeeld buitenspelen, fietsen, rennen, sporten en traplopen)
1.1
Energiebehoefte
De dagelijkse energiebehoefte hangt af van de leeftijd en hoe actief een kind is. Een kind dat veel beweegt heeft een grotere energiebehoefte. Meisje
4-8 jaar
gemiddeld 1200 - 1500 kcal
Meisje
8-12 jaar
gemiddeld 2100 - 2300 kcal
Jongen
4-8 jaar
gemiddeld 1200 - 1600 kcal
Jongen
8-12 jaar
gemiddeld 2200 - 2500 kcal
Ook de voedingswaarde van een product is van belang:
sinaasappelsap heeft door de vitamines een hogere voedingswaarde dan cola;
vers fruit levert meer voedingswaarde dan sap;
bruinbrood heeft een hogere voedingswaarde dan witbrood.
1.2
De voornaamste voedingsstoffen Eiwitten leveren energie en aminozuren. Aminozuren zijn bouwstenen voor het eiwit in lichaamscellen. Eiwitten zijn belangrijke bouwstoffen voor o.a. de spieren en de groei.
Koolhydraten en vetten zijn een belangrijke bron aan energie.
GGD Flevoland, 2013 JGZ 088 - 0029920 www.ggdflevoland.nl
Pagina 1 van 9
GGD WIJZER GEZOND EN VEILIG IN BASISSCHOOL EN BUITENSCHOOLSE OPVANG LEEFSTIJL
Vitamine A, D en E spelen een rol bij de groei, het herstel en het goed functioneren van het lichaam. Ook zijn ze belangrijk voor een goede gezondheid.
Mineralen zijn onder andere nodig bij de regulatie van enzymen en hormonen en leveren geen calorieën.
Een kind in de basisschoolleeftijd heeft ongeveer ½ liter zuivelproducten per dag nodig. Teveel wordt als extra voorraad (vet) in het lichaam opgeslagen. De beste en gezondste dorstlesser is gewoon water.
1.3
Ontbijten
Een goed vezelrijk ontbijt zorgt ervoor dat de darmen op gang komen en een kind zich beter kan concentreren. Niet ontbijten zorgt voor een laag bloedsuikergehalte wat hangerigheid, vermoeidheid en misselijkheid veroorzaakt. Op een later tijdstip ontbijten brengt een kind minder in de verleiding om te snacken of te snoepen.
1.4
Gezonde tussendoortjes
Ter vervanging van brood of fruit geven ouders ontbijtkoek of een voedingsbeschuit (Evergreen, Sultana et cetera). Deze producten bevatten vaak verstopte calorieën en zijn daardoor minder gezond. Attendeer ouders erop hun kind bijvoorbeeld 1-2x per week één koek (dus niet het hele pakje) als tussendoortje mee te geven en de rest van de week fruit. Vers fruit levert meer voedingsvezels dan vruchtensap en geeft een meer verzadigd gevoel.
Tussendoortjes
Kcal per portie*
Zoet
Tussendoortjes
Kcal per portie*
Hartig
Biscuitje / lange vinger
20
Cherrytomaatjes, 5 stuks
5
Rijstwafel
25
Zoute stokjes, 10 stuks
35
Kiwi
30
Wokkels, handje
45
Speculaasje
35
Chips, handje
55
Waterijsje
50
Worst, blokje
55
Appel / peer
60
Zak patat zonder saus
400
Ontbijtkoek
65
Cheeseburger
410
Dropjes, 5 stuks
75
Zak patat met mayonaise
610
Eierkoek
90
Dranken
M&M's / Smarties
95
Mineraal water/light frisdrank
0
Candybar, klein
120
Frisdrank
85
Gevulde koek
260
Sportdrank
130
(Bron: Voedingscentrum) GGD Flevoland, 2013 JGZ 088 - 0029920 www.ggdflevoland.nl
Pagina 2 van 9
GGD WIJZER GEZOND EN VEILIG IN BASISSCHOOL EN BUITENSCHOOLSE OPVANG LEEFSTIJL
School kan gezonde tussendoortjes bevorderen door het Lespakket ‘10-uurtje gezond’ op te nemen in het schoolbeleid. GGD Flevoland heeft een digitaal startpakket ontwikkeld dat een school gratis kan gebruiken om het ‘10-uurtje gezond’ te implementeren. Dit pakket bestaat uit een laagdrempelig stappenplan. De diverse ondersteunende materialen zijn naar eigen inzicht te gebruiken.
1.5
Gezonde traktaties
Een traktatie hoeft niet groot of veel te zijn. Een leuk uitziende traktatie is al effectief. Niet alle zoete traktaties zijn slecht voor de tanden. Plakkerig snoep zoals toffees, lolly’s en drop zijn schadelijk. Dit snoep zit langer aan de tanden, waardoor een zuuraanval veel langer duurt. Hartige traktaties zoals worst, kaas en chips, zijn vet en zout en bederven vrij snel. Kijk bij de website van de Hartstichting voor gezonde traktaties en attendeer ouders hierop. Traktatiebeleid De school kan door het invoeren van een traktatiebeleid het geven van gezonde traktaties stimuleren. Hierbij een aantal adviezen:
Koppel een traktatiemoment aan een vast eet/drinkmoment. Bijvoorbeeld vlak voor of na de pauze. Hierdoor vormt de traktatie geen extra aanslag op de tanden.
Bepaal wat wel/niet getrakteerd mag worden: o
gezonde traktaties uitdelen en opeten;
o
ongezonde traktaties mee naar huis geven;
o
attendeer de ouders op de geldende regels.
Eén traktatie per kind per dag is voldoende.
Stel een lijst met voorkeurstraktaties samen:
o
kleine traktaties;
o
weinig calorieën;
o
weinig vet.
Betrek de ouderraad bij het opstellen van het beleid. Laat het onderwerp regelmatig terugkomen in de informatie aan ouders.
Maak het beleid en de regels kenbaar en geef tips en gezonde suggesties: o
bij de eerste kennismaking met ouders;
o
in een nieuwsbrief;
o
tijdens ouderavonden;
Het beleid geldt voor iedereen, dus ook voor het personeel. Bespreek in het teamoverleg regelmatig hoe iedereen omgaat met de gemaakte afspraken. (Bron: GGD Zuid Holland)
Een traktatie hoeft niet altijd eetbaar te zijn. Een pen, gummetje of sticker vindt een kind ook leuk.
1.6
Ramadan
De ramadan is voor moslims een periode van bezinning. Veel volwassen moslims verplichten zichzelf om gedurende deze maand niet te eten en te drinken vanaf zonsopgang tot zonsondergang. Als een kind mee doet met de ramadan, houd er op school dan rekening mee dat dit gevolgen kan hebben
GGD Flevoland, 2013 JGZ 088 - 0029920 www.ggdflevoland.nl
Pagina 3 van 9
GGD WIJZER GEZOND EN VEILIG IN BASISSCHOOL EN BUITENSCHOOLSE OPVANG LEEFSTIJL
voor zijn gedrag. Een kind is mogelijk eerder geïrriteerd, heeft een lager concentratievermogen et cetera.
1.7
Overgewicht
Overgewicht is een overschrijding van het normale vetgehalte van het lichaam die de gezondheid kan beïnvloeden (Bron: NJI). De Body Mass Index (BMI) is een manier om te berekenen of een kind overgewicht heeft. De BMI is het gewicht (in kilo’s) gedeeld door de lengte in het kwadraat (in meters). Voor het bepalen van overgewicht geldt bij een kind een andere BMI waarde dan bij een volwassene. Een meisjes heeft gemiddeld een iets hogere BMI waarde dan een jongen. Op de site van de Hartstichting of van Gezonde Basis kan de BMI bij een kind eenvoudig berekend worden. Het aantal kinderen met overgewicht neemt toe. De belangrijkste factoren die hierbij een rol spelen zijn:
ongezonde en eenzijdige voeding
te weinig beweging
Een kind wil niet dik zijn. Overgewicht is voor een kind een échte handicap, vooral op psychosociaal gebied. Een kind kan gepest worden en onzeker zijn. Ook medisch gezien heeft overgewicht bij een kind vervelende consequenties, zoals een grotere kans op suikerziekte, gewrichtsklachten, een hoger risico op kanker en hartklachten.
Wat kan de school/een leerkracht doen?
Leg niet teveel nadruk op het overgewicht. Dit zorgt er misschien voor dat een kind zich nog onzekerder voelt.
Stress/spanning kan bij een kind op zijn eetlust slaan.
Adviseer ouders van een kind met overgewicht over het belang van goede voeding en beweging.
Wijs ouders erop dat drie hoofdmaaltijden en vier gezonde tussendoortjes per dag voldoende zijn.
Ontbijten is erg belangrijk om overgewicht te voorkomen. Het zorgt voor voldoende energie gedurende de dag en een goede concentratie. School kan het ontbijten bevorderen door hier aandacht aan te schenken en bijvoorbeeld meedoen met het Nationaal Schoolontbijt of een les/projectweek houden over het belang van ontbijten. Wijs ouders ook op het belang van een goed ontbijt.
Adviseer ouders om een kind buiten school te laten fietsen, buiten spelen, sporten en traplopen.
Stimuleer een kind om voldoende te bewegen en regelmatig met mate te eten.
GGD Flevoland, 2013 JGZ 088 - 0029920 www.ggdflevoland.nl
Pagina 4 van 9
GGD WIJZER GEZOND EN VEILIG IN BASISSCHOOL EN BUITENSCHOOLSE OPVANG LEEFSTIJL
Let op eventuele pesterijen van andere kinderen en grijp zo nodig in. Een kind kan behoorlijk in de put raken en nog meer gaan eten. Ga voor meer informatie naar het hoofdstuk ‘Pesten’.
Gebruik tijdens de les voorlichtingsmateriaal van GGD Flevoland.
Organiseer gastlessen van een diëtiste of een voedingsconsulente tijdens de les of een ouderbijeenkomst/workshop met een diëtiste of een voedingsconsulente. Kijk voor meer informatie bij het lesprogramma IK Lekker fit!
1.8
Eetstoornissen
Een eetstoornis is een psychische aandoening. Het betreft een afwijking van het normale eetgedrag. Het probleem kan zijn de hoeveelheid voedsel die iemand tot zich neemt (te veel of te weinig), eetaanvallen, het uitbraken van voedsel (met als doel gewichtscontrole) of voedselweigering. De bekendste eetstoornissen zijn anorexia nervosa (magerzucht of lijnziekte) en boulimia nervosa (eetverslaving). Opvallend gedrag
Na het eten van iets raakt een kind in paniek en moet meteen naar het toilet om te braken.
Een kind heeft bij tijd en wijle last van eetbuien, waarbij het in korte tijd veel eten naar binnen werkt.
Na zo’n eetbui wordt het wanhopig en geeft het over om het zo snel mogelijk weer kwijt te raken.
Er is sprake van overmatige lichamelijke activiteit bij een kind, zoals 10 kilometer hardlopen of 500 buikspieroefeningen per dag.
Een kind merkt op dat een ander kind wel erg mager is, terwijl het de eigen toestand tegenover zichzelf en anderen ontkent.
Een kind is voortdurend bezig is met het plannen en geheimhouden van het eetgedrag.
Een kind wordt nerveus als het wordt uitgenodigd voor een verjaardagsfeestje.
Een kind is erg onzeker, dwingerig of snel geïrriteerd en heeft last van grote stemmingswisselingen.
Een kind zondert zich steeds meer af van groepsgenootjes en toont depressief gedrag.
Wat kan de school/een leerkracht doen?
Let op of het kind een negatief zelfbeeld heeft en extreem is afgevallen.
Check of het kind geobsedeerd is door eten, gewicht en lichaamsomvang en voortdurend calorieën telt. Het kind eet iedere dag dezelfde dingen volgens een zichzelf opgelegd ritueel. Voedsel wordt slechts als ‘toegestaan’ beschouwd als het weinig calorieën bevat. Vooral suikers en vetten zijn taboe.
Praat met ouders over het extreme gedrag van hun kind.
Wijs kinderen op school op het belang van een gezonde leefstijl en de gevaren van eetstoornissen. Laat de voorlichting op school niet zozeer over eetstoornissen en ziekte gaan, maar over de gezonde kanten van eten en over gezond gewicht. Dan blijkt vanzelf of er een kind is die daar gekke gedachten over heeft waarover gepraat kan worden.
GGD Flevoland, 2013 JGZ 088 - 0029920 www.ggdflevoland.nl
Pagina 5 van 9
GGD WIJZER GEZOND EN VEILIG IN BASISSCHOOL EN BUITENSCHOOLSE OPVANG LEEFSTIJL
1.9
Voedselallergie en voedselintolerantie
Allergie betekent letterlijk 'anders werken' en is een verkeerde reactie van het lichaam op de blootstelling aan een in principe onschuldige stof. Allergieën komen vaak voor in combinatie met klachten van een ander orgaansysteem. Een kind met een voedselallergie kan bijvoorbeeld ook allergisch reageren op stofjes die via inademing of de huid voorkomen.
Er zijn verschillende verklaringen voor de toename. Factoren in de leefomgeving:
opgroeien in een schoner milieu;
vaker en op jongere leeftijd worden gevaccineerd;
toename in gebruik van antibiotica bij allerlei ziekten;
meer stuifmeel van bomen in de lucht;
een jong kind beweegt minder;
meer chronische stress door voortdurende prestatiedrang.
Veranderingen in het voedselpakket:
meer exotische en gekruide producten;
meer voorbehandelde voedingsmiddelen;
meer rauwkost van biologisch geteelde producten;
de stijging van consumptie van allergenen op jonge leeftijd.
Indeling van allergenen:
voedselallergenen komen het lichaam binnen via eten, bijvoorbeeld eiwitten in koemelk en pinda’s;
inhalatieallergenen komen het lichaam binnen via inademing, bijvoorbeeld stuifmeelpollen of uitwerpselen van huisstofmijt;
contactallergenen komen het lichaam binnen via contact met de huid, bijvoorbeeld bestanddelen van cosmetica of schmink.
Bij een kind met een voedselallergie maakt het afweer- of immuunsysteem antistoffen aan tegen bepaalde eiwitten in het voedsel. Er is sprake van een allergie als het afweersysteem niet tolerant is voor de voedingsstoffen die de darmwand passeren. Het afweersysteem reageert dan op bepaalde eiwitten alsof het ziekmakende indringers zijn. Deze reactie veroorzaakt allergische klachten. Van voedselintolerantie is sprake als er wel een reactie plaatsvindt maar het afweersysteem er niet bij betrokken is (Bron: Allergieconsortium Wageningen UR).
GGD Flevoland, 2013 JGZ 088 - 0029920 www.ggdflevoland.nl
Pagina 6 van 9
GGD WIJZER GEZOND EN VEILIG IN BASISSCHOOL EN BUITENSCHOOLSE OPVANG LEEFSTIJL
Verschillen tussen voedselallergie en voedselintolerantie Voedselallergie
Voedselintolerantie
Het immuunsysteem is geactiveerd.
Het immuunsysteem is niet betrokken.
Er zijn een gering aantal veroorzakers.
De veroorzakers zijn zeer divers.
Reacties treden over het algemeen snel na
De verschijnselen treden meestal geruime tijd
inname van het voedingsmiddel op (binnen
na inname op.
enkele minuten tot uren). Na sensibilisatie is een éénmalige, geringe
Grote hoeveelheden of regelmatige inname
hoeveelheid van het allergeen voldoende om
van de veroorzaker zijn noodzakelijk.
een snelle en heftige reactie te veroorzaken. De klachten zijn doorgaans eenduidig te
De klachten zijn doorgaans niet zo makkelijk in
relateren aan de allergie.
verband te brengen met een bepaalde oorzaak. De oorzaak is onduidelijk.
Het kan levensbedreigend zijn.
Is niet levensbedreigend.
Het klachtenbeeld blijft bij hetzelfde allergeen
De reactie op de veroorzakende stof kan nogal
constant.
wisselen, afhankelijk van toestand of omstandigheden van de persoon.
(Bron: Wikipedia) Een aantal beruchte producten bij een voedselallergie:
ei
vis, schaaldieren en schelpdieren
noten en pinda's
soja
chocolade
tomaat
citrusvruchten
koemelk
Producten die berucht zijn bij voedselintolerantie:
melk (lactose deficiëntie)
varkensvlees
bewerkte producten zoals gerookt vlees (bijv. salami)
marmite
zuurkool
aardbeien
conserveermiddelen (E210-211-219)
kleurstoffen (E102-110-160B)
geurstoffen (o.a. kaneel- en vanille-aldehyde)
Klachten die op een voedselallergie of voedselintolerantie kunnen wijzen:
mond: gezwollen lippen, tong en/of gehemelte, zweertjes
GGD Flevoland, 2013 JGZ 088 - 0029920 www.ggdflevoland.nl
Pagina 7 van 9
GGD WIJZER GEZOND EN VEILIG IN BASISSCHOOL EN BUITENSCHOOLSE OPVANG LEEFSTIJL
maag en darmen: misselijkheid, braken, gebrek aan eetlust, voeding weigeren, buikpijn, diarree of verstopping
luchtwegen: keel-, neus- en oorontstekingen, slikproblemen, slijmvorming, chronisch verstopte neus of loopneus, astma, bronchitis
huid: eczeem, bulten, roodheid, zwellingen
Onderstaande 14 voedselallergenen moeten op de productinformatie voorkomen:
glutenbevattende granen, zoals tarwe, rogge, gerst, haver, spelt en kamut
ei
vis
soja
melk, inclusief lactose
pinda
noten: zoals amandelen, hazelnoten, walnoten, cashewnoten, pecannoten, paranoten, pistachenoten en macadamianoten
schaaldieren
weekdieren
selderij
mosterd
sesamzaad
sulfiet
lupine
(Bron: Voedingscentrum) Afgeleide stoffen die overgevoeligheidsreacties kunnen veroorzaken, moeten eveneens vermeld worden. Veel fabrikanten kiezen ervoor om te vermelden dat een product sporen van een allergeen kan bevatten of is geproduceerd in een omgeving waar diverse allergenen aanwezig zijn. Op die manier waarschuwen zij voor mogelijke kruisbesmetting, ook al hoeft daarvan geen sprake te zijn. Een mogelijke kruisbesmetting is van belang voor een kind dat zo heftig reageert op een levensmiddel dat een levensbedreigende situatie (de zogenaamde anafylactische shock) kan ontstaan. Dit risico is het hoogst bij een voedselallergie en komt zelden voor bij een voedselintolerantie. Zo’n reactie treedt voornamelijk op bij pinda’s, noten en schelpdieren. Gedragsklachten Als een kind overactief of onhandelbaar is, krijgen toevoegingen zoals conserveermiddelen en kleurstoffen (additieven) vaak de schuld. Ook suiker wordt aangewezen als boosdoener.
Over suiker is met betrekking tot het gedrag nooit iets bewezen. Een teveel aan suiker blijft af te raden omdat het slecht is voor de tanden en het lichaamsgewicht.
GGD Flevoland, 2013 JGZ 088 - 0029920 www.ggdflevoland.nl
Pagina 8 van 9
GGD WIJZER GEZOND EN VEILIG IN BASISSCHOOL EN BUITENSCHOOLSE OPVANG LEEFSTIJL
Kleurstoffen zijn maar bij 1% van de 'onhandelbare kinderen' de oorzaak van een gestoord gedrag. Vaak zit een onopgemerkte voedselallergie achter zo'n kleurstoffenallergie, waardoor een allergeenarme voeding en -omgeving eerder nodig is dan een kleurstofarme voeding.
Het vergt gedegen onderzoek (veelal via een kinderarts) om na te gaan of en waarvoor een kind allergisch of intolerant is. Het is zeker niet altijd nodig om het kind op een streng dieet te zetten.
Uitgangspunt vormt gezonde voeding. Wie zelf met voeding gaat experimenteren en voedingsmiddelen weglaat, loopt het risico dat de voeding niet meer volwaardig is en zodoende niet alles meer levert wat het lichaam nodig heeft. Vooral bij een kind in de groei is het af te raden om zelf te experimenteren. Een diëtist kan hulp bieden bij de samenstelling en beoordeling op volwaardigheid van de voeding.
Wat kan de school/een leerkracht doen?
Voor een leerkracht is het belangrijk om te weten of er een kind met een voedselallergie in de groep zit en voor welke voedingsmiddelen het allergisch is. Een kind mag niet in aanraking komen met een dergelijk voedingsmiddel.
School moet weten hoe er gereageerd moet worden als een kind een allergische reactie krijgt. School stelt in afstemming met de ouders en de behandelend arts een individueel protocol op. Het is belangrijk dat iedereen weet hoe te handelen bij het optreden van een allergische reactie.
Bij een ernstige allergische reactie moet direct met adrenaline worden behandeld. Een injectie met adrenaline (ook wel bekend als epinefrine of de epi-pen) kan mogelijk het leven redden van het kind. In geval van een noodsituatie is iedereen bevoegd om deze injectie toe te dienen. Het is belangrijk om als beroepskracht te weten hoe deze injectie toegediend moet worden en waar het kind de epi-pen bewaard. Zie hiervoor het hoofdstuk ‘Handreiking medicijnverstrekking en medisch handelen op school’.
Volg altijd de adviezen en wensen van de ouders met betrekking tot voeding of dieet op.
Vraag een gedetailleerd lijstje wat een kind wel/niet mag gebruiken.
Laat ouders zelf zorgen voor speciale dieetproducten (zoals bijvoorbeeld speciale melk).
Wees zuinig met suiker en suikerhoudende producten. Het bederft de eetlust, is slecht voor de tanden en het lichaamsgewicht.
Meer informatie? Neem contact op met de afdeling Jeugdgezondheidszorg van GGD Flevoland, of raadpleeg http://ggdwijzers.ggdflevoland.nl voor meer informatie en een overzicht van het aanbod van lesmaterialen en voorlichtingsactiviteiten.
GGD Flevoland, 2013 JGZ 088 - 0029920 www.ggdflevoland.nl
Pagina 9 van 9