GGD WIJZER GEZOND EN VEILIG IN BASISSCHOOL EN BUITENSCHOOLSE OPVANG LEEFOMGEVING
2.
Gedragsproblemen 2.1 Vormen van ongewenst of probleemgedrag 2.2 Slaapproblemen 2.3 Broekpoepen 2.4 Schoolziekte en spijbelen 2.5 Gedragsstoornissen
2.
Gedragsproblemen
Ongewenst gedrag kan uitgroeien tot probleemgedrag. Voor het ontstaan en voortduren van ongewenst gedrag kunnen verschillende risicofactoren worden genoemd:
temperament en aanleg van een kind
sociaaleconomische situatie thuis
gebrek aan kennis bij de ouders
relatieproblemen in het gezin
Wees alert!
Blijf positief en benadruk goed gedrag.
Help een kind bij het vinden van een manier om zijn gevoelens anders te uiten.
Stel niet te hoge eisen.
Probeer de oorzaken van extreem gedrag te achterhalen.
Ga na hoe een kind thuis is.
Maak samen met de ouders een plan van aanpak.
Laat kinderen niet alles samen doen in de klas.
Verbied niet elke ruzie en toon niet altijd bemoeienissen omdat het niet altijd om ongewenst of probleemgedrag gaat.
Wees rechtvaardig en onpartijdig en kom op voor het verdrukte kind.
Wees niet streng en autoritair, maar blijf consequent, standvastig en duidelijk.
Als een kind onder druk en spanning leeft dan wordt duimzuigen of nagelbijten een gewoonte.
Een kind heeft in de gaten dat terugvalgedrag de manier is om voldoende aandacht te krijgen.
2.1
Vormen van ongewenst of probleemgedrag
Agressiviteit
Mokken
Angst
Stil of verlegen
Koppigheid
Nerveuze tics
Jaloezie
GGD Flevoland, 2013 JGZ 088 - 0029920 www.ggdflevoland.nl
Pagina 1 van 13
GGD WIJZER GEZOND EN VEILIG IN BASISSCHOOL EN BUITENSCHOOLSE OPVANG LEEFOMGEVING
Agressiviteit Agressie is een emotie die in elke leeftijdsfase een rol speelt. Schoppen, bijten, slaan of schreeuwen zijn uitingen van agressief gedrag. De mate van agressief gedrag verschilt per kind waarbij temperament een rol speelt. Agressief gedrag vindt plaats in situaties die een kind niet aankan. Agressief gedrag bij een kind:
agressie is aangeboren en wordt als een normale menselijke eigenschap beschouwd;
agressie is aangeleerd;
agressie is ontstaan door frustratie als uiting van angstgevoelens, jaloezie, onmacht en verveling;
het kind voelt zich in de steek gelaten wil hiermee aandacht trekken.
Adviezen voor het omgaan met een agressief kind o
blijf rustig en ontspannen;
o
leid het kind af;
o
neem het kind apart en probeer het te kalmeren;
o
neem het kind en zijn/haar gevoelens serieus;
o
achterhaal waarom een kind op dat moment agressief gedrag vertoont;
o
verwoord de gevoelens van een kind en treed dan op;
o
blijf onpartijdig;
o
accepteer geen agressief gedrag zoals bijten, schoppen en/of slaan.
Mokken Mokken is pruilen. Dit gedrag uit zich niet zo explosief als een driftbui. Bij mokken is een kind in zichzelf gekeerd, wrevelig en zegt niet direct wat het wil. Het kind kan praten, maar wil niet praten. Adviezen voor het omgaan met een mokkend kind
laat een kind even mokken;
toon belangstelling, maar schenk verder geen aandacht aan het gemok;
betrek een kind langzaam bij de andere kinderen als het weer bijtrekt.
Angst Angst is een emotie en een signaal voor gevaar. Dit gevaar kan reëel zijn, maar soms is het denkbeeldig. Angst is een vorm van zelfbescherming en behoedt een kind voor onnodige risico's. Een kind dat geen gevaar kent, kan een gevaar voor zichzelf zijn en voor anderen. Er zijn verschillende typen angst en elk type heeft een andere oorzaak. De meest voorkomende angsten zijn:
Verlatingsangst of scheidingsangst. Een kind ziet zichzelf als zelfstandig individu, staat los van ouders, maar kan niet zonder hen.
Angst voor vreemden. Onbekende situaties en mensen maken het kind bang.
Angst voor griezels en enge beesten. Het kind denkt na over dingen die er niet zijn.
GGD Flevoland, 2013 JGZ 088 - 0029920 www.ggdflevoland.nl
Pagina 2 van 13
GGD WIJZER GEZOND EN VEILIG IN BASISSCHOOL EN BUITENSCHOOLSE OPVANG LEEFOMGEVING
Angst voor de dokter door eerdere ‘slechte’ ervaringen.
Angst in het donker;
Onberedeneerde angst. Het is moeilijk erachter te komen waar die angst vandaan komt.
Reële angst voor bedreigingen door intimidatie en pesten of voor lichamelijke straffen.
Angst is normaal tijdens de ontwikkeling van een kind. Dat het ene kind anders reageert dan het andere kind kan te maken hebben met:
aanleg
invloed van de opvoeding
omgeving
spanningen in huis
veranderingen
verhuizing
ziekte
mishandeling
televisie
Angst bij een kind uit zich op de volgende manieren:
vermijdingsgedrag;
weg deinzen voor andere kinderen of leerkrachten;
niet meer naar school willen;
vermoeidheid in de klas en concentratieproblemen;
overdreven aanhankelijkheid;
druk, wild of agressief gedrag;
lichamelijke klachten;
geen eetlust hebben.
Adviezen voor het omgaan met een angstig kind
neem angst serieus;
bied veiligheid door in de buurt te blijven zodat enge dingen geen kans krijgen;
versterk het zelfvertrouwen van het kind door een positief zelfbeeld te scheppen waardoor het beter in staat is zijn angst te overwinnen;
zorg ervoor dat een kind geen angst van anderen overneemt;
maak angst bespreekbaar door griezelverhalen voor te lezen;
door angst te benadrukken, krijgt een kind het gevoel terecht bang te zijn;
forceren leidt tot paniek (zeg niet dat een kind niet bang hoeft te zijn);
ga na of er een reële oorzaak van angst is door bijvoorbeeld pesten, inadequaat straffen, intimidatie of mishandeling.
Stil of verlegen Bij een kind dat stil is, nauwelijks beweegt en blijft zitten waar het zit, is het moeilijk om te bepalen of hij 'gewoon' stil of verlegen is of dat het zorgwekkend is. GGD Flevoland, 2013 JGZ 088 - 0029920 www.ggdflevoland.nl
Pagina 3 van 13
GGD WIJZER GEZOND EN VEILIG IN BASISSCHOOL EN BUITENSCHOOLSE OPVANG LEEFOMGEVING
Een stil of verlegen kind:
stort zich niet in het speelgewoel;
vindt het leuk om toe te kijken;
kijkt van nature graag toe;
is van nature stiller dan een ander kind;
doet met plezier mee als het nodig of leuk is;
is met zijn ogen overal bij betrokken;
reageert normaal op volwassenen;
is misschien te jong voor de groep;
reageert angstig of helemaal niet op agressief gedrag van een ander kind.
Als er na drie maanden geen betrokkenheid is bij de groep, moet bekeken worden of het kind wel op zijn plaats is. Een (zorgen)kind kan problemen in de thuissituatie niet aan door:
echtscheidingsperikelen
werkloosheid van één of beide ouders
spanningen tussen ouders
straf en vormen van mishandeling
emotionele verwaarlozing
Koppigheid De term ‘koppig’ wordt gebruikt om aan te geven dat een kind vasthoudt aan een eigen wil of inzicht. Het komt niet overeen met de geboden en verboden van de ouders. Ieder kind wordt geboren met een dosis koppigheid. De koppigheidsfase ligt rond de leeftijd van 2, 3 jaar waarin een peuter laat zien dat hij invloed heeft. Hij wil zijn zin doordrijven. In deze periode begint de ontwikkeling van een eigen identiteit. Als een kind naar de basisschool gaat, moet hij zich aanpassen. Een kind is niet koppig om een ander kind dwars te zitten. Het is eerder een signaalfunctie om aan te geven dat er iets is en dat hij geholpen wil worden. Koppigheid kan ontstaan door:
onzekerheid
faalangst
problemen thuis waardoor een kind van streek is
dat hij een opdracht niet begrijpt
ruzie op het schoolplein en een leerkracht het niet in de gaten heeft
een in zijn ogen onterechte correctie
een brede gedragsstoornis of ontwikkelingsstoornis
Als koppigheid een symptoom is van een bredere gedragsstoornis die gepaard gaat met ander probleemgedrag zoals agressiviteit en woedeaanvallen, is het gedrag vaak niet meer te corrigeren. GGD Flevoland, 2013 JGZ 088 - 0029920 www.ggdflevoland.nl
Pagina 4 van 13
GGD WIJZER GEZOND EN VEILIG IN BASISSCHOOL EN BUITENSCHOOLSE OPVANG LEEFOMGEVING
Adviezen bij het omgaan met koppig gedrag
zoek uit waarom een opdracht niet uitgevoerd is of een vraag niet beantwoord wordt;
ga geen machtsstrijd met een kind aan;
bij niet adequaat inspelen op koppigheid, kan dit leiden tot probleemgedrag.
Nerveuze tics Tics zijn onwillekeurige bewegingen van willekeurige spieren die normaal werken. Dit komt bij jongens vaker voor dan bij meisjes. Tics treden plotseling en meermalen achter elkaar op. Bij inspanning en emotie nemen tics toe en zijn afwezig tijdens de slaap. Met name oogknipperen komt vaak voor. Een kind kan tics nauwelijks willekeurig beïnvloeden. Nagelbijten, neuspeuteren en hoofdbonken zijn geen tics. Jaloezie Jaloezie is een complexe emotie, waarin allerlei gevoelens een rol spelen, zoals woede en angst. Er zijn verschillende situaties waarin een kind jaloers kan zijn, bijvoorbeeld als een ander kind veel aandacht krijgt, of als een vriendje in de belangstelling staat. Een kind kan ook jaloers zijn op speelgoed of op kleding van een ander. Jaloezie hoort er gewoon bij. Een kind kan niet altijd duidelijk vertellen wat hij voelt en waarom. Uitingen van jaloeziegevoelens:
ruzie maken met een kind;
agressief gedrag;
spullen van een ander kind afpakken;
pikken;
huilen als een ander kind aan zijn spullen komt;
aandacht vragen op onmogelijke momenten;
boos worden als hij geen aandacht krijgt;
aandacht vragen door opvallend gedrag, bijvoorbeeld luidruchtig zijn;
huilerig en zeurderig zijn;
uit zijn doen zijn;
terugvallen in een vroeger ontwikkelingsstadium: o
hij wordt weer onzindelijk;
o
hij gaat weer duimzuigen;
o
hij wil niet meer zelf eten;
o
hij krijgt driftbuien;
o
hij klampt zich vast aan zijn ouder en eist aandacht op.
Liefde en aandacht geven zekerheid en een gevoel van eigenwaarde. Deze eigenwaarde heeft een kind nog niet van zichzelf. Hij is afhankelijk van zijn ouders. Jaloezie ontstaat doordat een kind denkt dat een ander kind meer aandacht en liefde krijgt.
GGD Flevoland, 2013 JGZ 088 - 0029920 www.ggdflevoland.nl
Pagina 5 van 13
GGD WIJZER GEZOND EN VEILIG IN BASISSCHOOL EN BUITENSCHOOLSE OPVANG LEEFOMGEVING
In een omgeving waar sterk de nadruk wordt gelegd op materiele zaken en statussymbolen ontstaat een speciale vorm van jaloezie, namelijk afgunst. Een kind van 4, 5 jaar is egocentrisch ingesteld. Het ziet zichzelf als middelpunt van de wereld en wil het liefst alles bezitten. Het denkt concreet 'houden van' is iets krijgen: eten, drinken, aandacht. Een kind raakt gefrustreerd als het ziet dat een ander kind dingen mag èn kan en beseft dat hij/zij dat zelf nog niet kan. Het is een normale vorm van jaloezie en hoort bij het opgroeien. Een gezonde dosis jaloezie prikkelt een kind om zelf dingen te ondernemen. Het stimuleert zijn ontwikkeling. Adviezen voor het omgaan met jaloers gedrag
reageer direct bij gooien of slaan;
geef geen straf voor jaloers gedrag omdat dit zijn ‘niet-aardig-gevonden-gevoel’ bevestigt;
geef geen extra aandacht op het moment zelf;
probeer te ontdekken waar de jaloezie vandaan komt;
beschouw jaloezie als iets positiefs dat bij het leven hoort, maar keur de uitingsvormen af;
geef een kind de volledige en positieve aandacht op momenten dat hij zich niet jaloers gedraagt om zo jaloeziegevoelens te verminderen;
help een kind met het herkennen van zijn gevoelens door ze te benoemen;
maak jaloezie bespreekbaar;
prijs een kind;
houd rivaliteit en jaloezie onder controle door te laten weten dat elk kind uniek is;
vergelijk kinderen niet (openlijk) met elkaar;
negeer statussymbolen die ‘in’ zijn op school;
onderzoek of er niet iets anders aan de hand is als een kind vaak jaloers is.
Wat kan de school/een leerkracht doen? Het vragen van (negatieve) aandacht betekent dat het niet goed gaat met een kind en is een signaal dat hij hulp nodig heeft. Er zijn geen standaardregels voor de omgang met een kind met gedragsproblemen. Per kind wordt gekeken naar mogelijke oorzaken. Daarna wordt gezocht hoe het beste op dit gedrag gereageerd kan worden.
Observeer het ontstaan van ongewenst of probleemgedrag.
Ga na hoe op dit gedrag wordt gereageerd en let op het effect van de (eigen) reactie.
Reflecteer de reactie met de vraag hoe er anders/beter gereageerd kan worden.
Wissel van gedachten met andere leerkrachten over het gedrag van een kind en de eigen reactie hierop.
Geef een kind positieve aandacht om ongewenst of probleemgedrag te voorkomen.
Probeer achter de oorzaken van ongewenst of probleemgedrag te komen.
Ga na of het gedrag thuis verschilt met het gedrag op school.
Pak ongewenst of probleemgedrag zo vroeg mogelijk aan om erger te voorkomen.
Bespreek met een kind op een ander moment het gevoel achter ongewenst of probleemgedrag om samen tot een oplossing te komen.
GGD Flevoland, 2013 JGZ 088 - 0029920 www.ggdflevoland.nl
Pagina 6 van 13
GGD WIJZER GEZOND EN VEILIG IN BASISSCHOOL EN BUITENSCHOOLSE OPVANG LEEFOMGEVING
Bespreek de oorzaken, bevindingen en de aanpak van ongewenst, probleem- of zorgelijk gedrag met de ouders en bepaal in overleg met hen en eventueel de intern begeleider of een kind wel of niet doorverwezen moet worden voor deskundige hulpverlening.
Neem contact op met de Jeugdgezondheidszorg van GGD Flevoland.
Raadpleeg ZorgOog of vraag advies bij het Advies- en Meldpunt Kindermishandeling (AMK) bij een vermoeden van kindermishandeling.
2.2
Slaapproblemen
Als tijdens het in- of doorslapen onderbrekingen plaatsvinden, is er sprake van een slaapprobleem. Een slaapprobleem ontstaat ook door een verschuiving van het ritme. In het begin heeft een kind hier geen last van. Als dit langer aanhoudt, kan een kind oververmoeid raken. Dan ontstaat een slaaptekort. Slapen is een belangrijk onderdeel van het leven en heeft zowel een geestelijk als een lichamelijk effect. Slapen verfrist, lichaam en geest rusten uit en problemen worden beter opgelost. Een kind heeft slaap nodig om te kunnen groeien, om energie op te doen en om actief bezig te kunnen zijn. Slapen wordt gezien als een tijdelijke onderbreking van het wakker zijn. De afwisseling tussen slapen en waken is een biologisch ritme, het zogenaamde slaap-waakritme. Slaapproblemen komt bij 25% van de kinderen voor. Vaak hebben ouders meer problemen met het slaapgedrag van een kind, dan het kind zelf. Slecht slapen kan voor gedragsproblemen overdag zorgen. Elk kind wordt ’s nachts wel een keer wakker en reageert hier anders op. Meestal valt een kind weer in slaap. Oorzaken van slaapproblemen bij een kind Kind gebonden factoren:
temperament
angsten
Omgevingsfactoren:
Ziekten, zoals terugkerende oorontstekingen, verkoudheden en nare ervaringen verstoren het slaapritme.
Gebrek aan gewoontevorming en een onregelmatig gezinsritme houdt een slaapprobleem in stand. Bedrituelen geven structuur en zorgen voor veiligheid en vertrouwen.
Een problematische thuissituatie veroorzaakt spanningen en onrust. Door slaapgebrek kunnen ouders de situatie zelf niet goed aan.
Een onrustige woonomgeving geeft zintuigprikkels aan lawaai, warmte, kou en lichtinval waar een kind niet doorheen slaapt.
GGD Flevoland, 2013 JGZ 088 - 0029920 www.ggdflevoland.nl
Pagina 7 van 13
GGD WIJZER GEZOND EN VEILIG IN BASISSCHOOL EN BUITENSCHOOLSE OPVANG LEEFOMGEVING
Wat kan de school/een leerkracht doen? Een kind met slaapproblemen heeft donkere kringen onder zijn/haar ogen en ziet er bleek en vermoeid uit. Het is belangrijk om te ontdekken welke factoren van invloed zijn op het slaapritme van een kind, zeker bij mogelijke of vermoedelijke kindermishandeling. Adviezen voor een leerkracht:
Regelmaat is van essentieel belang in spel, eten en drinken.
Zorg voor veiligheid en geborgenheid bij drukke, actieve kinderen.
Neem kinderangsten serieus.
Toon begrip voor de ouders.
Er hoeft geen sprake te zijn van een zorgwekkende situatie omdat een kind af en toe slecht slaapt. Is er een vermoeden van kindermishandeling, raadpleeg ZorgOog.
Neem contact op met Jeugdgezondheidszorg van GGD Flevoland bij voortdurende twijfel en constatering van problemen in de ontwikkeling.
Attendeer ouders op onderstaande punten:
Het belang van de opbouw van een regelmatig ritme.
Een kind is zowel overdag als ’s nachts gebaat bij consequent hetzelfde gedrag.
Door bijvoorbeeld dikkere gordijnen worden omgevingsprikkels buitengesloten.
Voor advies kunnen ouders terecht bij de Jeugdgezondheidszorg van GGD Flevoland.
2.3
Broekpoepen
Broekpoepen (encopresis) is ‘herhaalde, willekeurige of onwillekeurige lozing van ontlasting van normale consistentie op willekeurige plaatsen’ van kinderen ouder dan vier jaar. Het broekpoepen komt ten minste eenmaal per maand voor en is een probleem waar de hele omgeving last van heeft. Broekpoepen komt drie tot vier keer vaker voor bij jongens en staat bekend als een hardnekkig probleem waarbij ontstaan en voortduring door verschillende factoren worden beïnvloed. Broekpoepen is niet normaal en de oorzaak moet achterhaald worden.
Wat kan de school/een leerkracht doen?
Motiveer ouders hulp te zoeken.
Adviseer ouders contact op te nemen met de huisarts of de Jeugdgezondheidszorg van GGD Flevoland.
Vraag advies aan de Jeugdgezondheidszorg van GGD Flevoland als de problematiek via school aan de orde komt.
GGD Flevoland, 2013 JGZ 088 - 0029920 www.ggdflevoland.nl
Pagina 8 van 13
GGD WIJZER GEZOND EN VEILIG IN BASISSCHOOL EN BUITENSCHOOLSE OPVANG LEEFOMGEVING
2.4
Schoolziekte en spijbelen
Een kind dat zonder duidelijke reden niet naar school komt, is schoolziek of spijbelt. Er zijn verschillende vormen van schoolziekte met verschillende oorzaken: Schoolfobie
Toenemende angst en paniek bij het naderen van school.
Bij hulp wordt een kind nog angstiger.
Er ontstaan andere fobieën (voor feestjes, (sport)clubs, uitgaan en buiten spelen).
Schoolfobie komt bij twee typen kinderen voor:
een kind is nog erg jong en: o
komt uit een harmonieus gezin;
o
maakt zich zorgen over alles wat kan gebeuren, zoals ziekte, doodgaan, aardbeving, overstroming, oorlog et cetera.
een kind kan zich niet zo goed aanpassen doordat hij: o
uit een weinig harmonieus gezin komt;
o
uit een gezin komt waar psychiatrische problemen zijn.
Schoolaversie
Een algemeen gebrek aan motivatie.
School is niet uitdagend of leuk genoeg.
Een kind wil graag thuis blijven (bijvoorbeeld extra vakantie).
Scheidingsangst
Door angst om zijn eigen huis en/of ouders te verlaten.
Ouders vinden het moeilijk om een kind te laten gaan.
Omgevingsangst (omgevingsfactoren)
Ouders zijn niet geïnteresseerd door vervelende schoolervaringen in hun verleden.
Ze weten een kind niet te motiveren en te stimuleren (omgevingsfactoren).
Zieke, angstige en zorgelijke ouders zorgen ervoor dat een kind thuis blijft.
Wat kan de school/een leerkracht doen?
Zorg voor een sfeer van geborgenheid.
Wees duidelijk.
Geef een kind positieve feedback.
Houd rekening met verschillen tussen kinderen.
Geef een kind de ruimte voor eigen initiatief.
Wees alert op vroege symptomen, signalen en insluipend verzuim (onduidelijke ziektes, verlengde weekends, verlatingsscènes bij de deur et cetera).
Maak ouders duidelijk dat een gezond leerplichtig kind naar school hoort te gaan.
GGD Flevoland, 2013 JGZ 088 - 0029920 www.ggdflevoland.nl
Pagina 9 van 13
GGD WIJZER GEZOND EN VEILIG IN BASISSCHOOL EN BUITENSCHOOLSE OPVANG LEEFOMGEVING
Als een kind door ziekte of een sterfgeval een tijdje verzuimd heeft, is het vaak lastig om weer naar school te gaan. Stel samen met de ouders een plan van aanpak op.
Ga bij schoolziekte na of er een reële verklaring is. Bijvoorbeeld niet-onderkende leerproblemen, pest- of agressiegedrag van andere kinderen, onrijpheid of te weinig uitdaging voor een hoogbegaafd kind.
Vraag bij een ouder kind waar hij tegen opziet en wat hij wil veranderen.
Treed bij acute schoolziekte standvastig op. Maak ouders duidelijk dat vastberadenheid geboden is (geen discussies en geen aandacht schenken aan uitstelgedrag).
Zorg dat ouders het afscheid kort en duidelijk houden (niet blijven staan of terugkomen als hun kind huilt of een scene maakt).
Vraag informatie of advies bij het Zorgteam van school. Vraag bij problemen in het gezin advies bij (school)maatschappelijk werk en Bureau Jeugdzorg.
2.5
Schakel eventueel de leerplichtambtenaar in.
Gedragsstoornissen
Het is belangrijk om onderscheid te maken in:
opvallend gedrag als gevolg van een ontwikkelingsstoornis;
bewust gedrag om op te vallen of aandacht te krijgen;
aangeleerd gedrag door imitatie;
gedragsproblemen die een gevolg zijn van een bepaalde pedagogische situatie.
Ontwikkelingsstoornissen kunnen niet bewust of opzettelijk probleemgedrag bij een kind veroorzaken. Dit probleemgedrag is niet gewoon te corrigeren omdat het niet tot het normale repertoire behoort. Een kind heeft hulp nodig bij het bewust vervangen van problematisch gedrag door gewenst gedrag. Het kost tijd en inspanning voor kind en omgeving. Soms is speciale therapie of ondersteuning met medicijnen nodig. Aandachtstoornissen, overbeweeglijkheid en contactproblemen geven de meeste last, vooral op school. Door faalangst en negatieve feedback krijgt een kind het etiket ‘lastig’ opgeplakt. Hierdoor ontstaan ernstiger gedrags- en emotionele stoornissen. Tijdig herkennen en signaleren voorkomt dat een kind met een probleem een problematisch kind wordt. Vormen hiervan zijn:
ADHD/ADD
Stoornissen binnen autistisch spectrum (PDD NOS/Asperger)
ADHD/ADD ADHD betekent ‘Attention Deficit Hyperactivity Disorder’, of wel ‘Alle Dagen Heel Druk’ en komt in verschillende vormen voor. ADHD kan zich uiten in grote impulsiviteit en hyperactiviteit zonder aandachtsproblemen. Een kind met ADD ofwel ‘Attention Deficit Disorder’ heeft concentratieproblemen, zonder hyperactief te zijn. Hij is opvallend stil, dromerig en passief.
GGD Flevoland, 2013 JGZ 088 - 0029920 www.ggdflevoland.nl
Pagina 10 van 13
GGD WIJZER GEZOND EN VEILIG IN BASISSCHOOL EN BUITENSCHOOLSE OPVANG LEEFOMGEVING
Een kind met ADHD lijkt moeilijk contact te leggen en is te herkennen door:
aandachts- en concentratieproblemen: o
is snel afgeleid;
o
vergeet waar hij mee bezig is;
o
heeft moeite met luisteren;
o
onthoudt slecht;
o
vergeet afspraken en huiswerk;
o
raakt dingen kwijt.
hyperactiviteit of overbeweeglijkheid: o
voortdurend wiebelen, draaien of friemelen;
o
veel en druk praten;
o
doordraven.
Impulsiviteit: o
eerst handelen, dan denken;
o
onbezonnen dingen doen;
o
in de rede vallen;
o
flapuit;
o
voordringen zonder er erg in te hebben.
Overige verschijnselen:
Heftige en onvoorspelbare uitbarstingen (huil- en driftbuien).
Moeite met onderscheiden van hoofd- en bijzaken.
Weinig gevoel voor tijd en moeite met plannen (niet op tijd afkrijgen van opdrachten).
Moeite met opvangen van sociale signalen (het niet goed aanvoelen van situaties waardoor problemen met andere kinderen ontstaan).
Onhandigheid en houterigheid (vaak vallen en knoeien).
Een kind met ADHD is soms eenzaam of wordt gepest omdat het wild is of activiteiten van anderen verstoort. Het kind heeft sneller een conflict met klasgenoten of met de leerkracht. Het kind kan overkomen als onattent en egocentrisch, kan faalangst hebben en het gevoel het niet goed te doen. ADHD ontstaat vóór het 7e levensjaar. De verwerking van externe informatie verloopt anders bij een kind met ADHD. Biologische factoren spelen een belangrijke rol in het ontstaan van ADHD en hiervan is aanleg, met name erfelijkheid, van groot belang. In bepaalde families komt ADHD vaker voor. Soms is de aandoening het gevolg van een hersenbeschadiging, door infectie of ernstig hersenletsel.
Wat kan de school/een leerkracht doen? Een kind met ADHD heeft structuur, duidelijkheid en vaste regels nodig. Het is belangrijk om goed gedrag te stimuleren door een compliment te geven. Wacht niet met hulp zoeken, want met GGD Flevoland, 2013 JGZ 088 - 0029920 www.ggdflevoland.nl
Pagina 11 van 13
GGD WIJZER GEZOND EN VEILIG IN BASISSCHOOL EN BUITENSCHOOLSE OPVANG LEEFOMGEVING
behandeling en begeleiding kan veel aan ADHD gedaan worden. Neem contact op voor meer informatie over diagnostiek en verwijzing met de Jeugdgezondheidszorg van GGD Flevoland. Stoornissen binnen autistisch spectrum (PDD NOS/Asperger) Bij een kind met autisme en aan autisme verwante (contact)stoornissen is de ontwikkeling verstoord verlopen op grond van een aangeboren psychiatrische aandoening. De oorzaak is niet precies bekend. Door autisme ontstaan de volgende stoornissen:
Stoornissen in het sociale contact, met name in de sociale wederkerigheid De aard van deze contactstoornis komt verschillend tot uiting. Het ene kind is passief en nauwelijks betrokken bij de omringende wereld. Een ander kind kent geen afstand en claimt op bizarre wijze iemands aandacht. Het inzicht is verstoord in wat anderen voelen en denken, evenals het doorzien van sociale situaties.
Stoornissen in de verbale en non-verbale communicatie Het ene kind spreekt in het geheel niet, terwijl het andere kind welbespraakt is met alle mogelijke tussenvormen. De communicatie is voornamelijk te vergelijken met eenrichtingsverkeer. Er is geen wederkerigheid in het contact. Mimiek en gebarentaal zijn voor een kind met autisme of aanverwante stoornissen moeilijk te begrijpen en dit vormt een bron van verwarring. Door zijn concrete denken, begrijpt hij grapjes van anderen niet.
Stoornissen in het verbeeldingsvermogen Zich iets verbeelden of voorstellen en daar betekenis aan geven, uit zich in een totaal gebrek aan verbeelding en invoelingsvermogen. Dit kind heeft geen of weinig fantasie.
Een beperkt repertoire van interesses en activiteiten Een opvallend beperkt repertoire van interesses en activiteiten leidt tot het in beslag genomen worden door één allesbeheersende activiteit of gedachte (bijvoorbeeld alles weten over auto’s).
Bovenstaande symptomen komen voor in een continuüm van subtiel tot zeer ernstig. Bij subtiele symptomen heeft een kind een 'aan autisme verwante contactstoornis' en bij zeer ernstige symptomen ‘autisme’. De verschijnselen openbaren zich voor de 30e levensmaand en uiten zich op meerdere ontwikkelingsgebieden. Dit leidt tot een onevenwichtig ontwikkelingsprofiel. Qua niveau van functioneren zijn er uitschieters zowel naar boven als naar beneden. Verstoorde informatieverwerking
Informatie wordt anders opgeslagen en verwerkt.
De logische samenhang ontbreekt, waardoor onvoldoende inzicht ontstaat in hetgeen een kind ervaart.
De wereld bestaat uit losse fragmenten.
Er worden onvoldoende of vreemde associaties gelegd.
Het vermogen is ontoereikend om opgedane kennis in een breder vlak toe te passen.
GGD Flevoland, 2013 JGZ 088 - 0029920 www.ggdflevoland.nl
Pagina 12 van 13
GGD WIJZER GEZOND EN VEILIG IN BASISSCHOOL EN BUITENSCHOOLSE OPVANG LEEFOMGEVING
Een kind met deze stoornis zoekt zekerheid en veiligheid in zijn onoverzichtelijke wereld. Het klampt zich vast aan details en vastliggende gewoontes. Veranderingen zorgen voor paniek. De stoornis komt voor bij kinderen met uiteenlopende niveaus van verstandelijk functioneren: van diep zwakzinnig tot hoog intelligent. Stoornissen binnen het autistisch spectrum hebben niets te maken met een tekort aan emotionele betrokkenheid van ouders. Autisme is een hersenfunctiestoornis met een nog onduidelijke oorzaak. Er zijn aanwijzingen voor erfelijke factoren. Soms is het een combinatie met een medisch ziektebeeld.
Wat kan de school/een leerkracht doen? Net als de structuur en orde in een klas of een groep is het enthousiasme van een schoolteam een belangrijke factor om een kind met stoornissen binnen het autistisch spectrum in het reguliere onderwijs te houden. Verder is het belangrijk dat de school voldoende geïnformeerd is over de stoornis en dit regelmatig met de ouders afstemt.
Meer informatie? Neem contact op met de afdeling Jeugdgezondheidszorg van GGD Flevoland, of raadpleeg http://ggdwijzers.ggdflevoland.nl voor meer informatie en een overzicht van het aanbod van lesmaterialen en voorlichtingsactiviteiten.
GGD Flevoland, 2013 JGZ 088 - 0029920 www.ggdflevoland.nl
Pagina 13 van 13