Gezondheidsbeleid 2008 - 2011 Boekel, Landerd, Sint-Oedenrode, Uden en Veghel
Versie 23 oktober 2007
Colofon Nota Gezondheidsbeleid 2008 – 2011 Boekel, Landerd, Sint-Oedenrode, Uden en Veghel © 2008 Gemeenten Boekel, Landerd, Sint-Oedenrode, Uden en Veghel. Auteursrecht voorbehouden. Bronvermelding verplicht. De uitgave is telefonisch te bestellen bij de gemeenten: Boekel 0492 – 326800 Landerd 0486 – 458135 Sint-Oedenrode 0413 – 481293 Uden 0413 – 281671 Veghel 0413 – 386474
2
Voorwoord Voor u ligt de nota gezondheidsbeleid 2008 - 2011 van de gemeenten Boekel, Landerd, SintOedenrode, Uden en Veghel. De nota is opgesteld onder verantwoordelijkheid van onze colleges tegen de achtergrond van de wettelijke verplichting voor gemeenten om een gemeentelijk volksgezondheidsbeleid vast te stellen. Als basis voor het beleidsplan 2008 2011 wordt het vastgestelde beleidsplan 2004 - 2007 gehanteerd. Parallel aan de werkzaamheden en actualisering van de vervolgnota lopen de voorbereidingen voor visieontwikkeling en beleidsplanning voor de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo). Uit praktisch oogpunt gaat de voorkeur uit naar een afzonderlijke nota gezondheidsbeleid, met daar waar nodig, een koppeling met het Wmo-beleid. Belangrijk is dat de regio Uden/Veghel zich met betrekking tot de Wmo in eerste instantie zal richten op het formuleren van een gezamenlijke visie op hoofdlijnen en niet op een in concrete punten vertaald gezamenlijk welzijnsbreed beleidsplan. Uiteraard is het wel van belang om de koppeling tussen het Wmo-beleid en het gezondheidsbeleid duidelijk aan te geven in een afzonderlijke nota over gezondheidsbeleid 2008 - 2011. Beoogd wordt om de relatie tussen beide nota’s te beschrijven en aan te geven welke effecten de uitvoering van het gezondheidsbeleid naar verwachting zal hebben met betrekking tot het Wmo-beleid. Meer dan in de vorige planperiode het geval was zal nu het accent komen te liggen bij het uitvoeren van preventieve programma’s. Om die reden is bij het schrijven van deze nota volstaan met het actualiseren van de tekst met de laatste ontwikkelingen. Alle aandacht kan zo verder bij het uitvoeringsprogramma komen te liggen. Met deze nota ‘Gezondheidsbeleid Boekel, Landerd, Sint-Oedenrode, Uden en Veghel’ stellen deze gemeenten hun preventief gezondheidsbeleid vast voor de jaren 2008 - 2011. Daarbij is in deze tweede gezamenlijke nota gekozen voor een reëel ambitieniveau, waarbij als kaders dienen de gemeentelijke taken die vastgelegd zijn in de Wet collectieve preventie volksgezondheid (Wcpv) en waarbij als belangrijkste doelen worden beschouwd: • in beeld krijgen van het bestaande gezondheidsbeleid en de gezondheidsproblematiek in de vijf gemeenten, • benoemen van een beperkt aantal regionale en lokale actiepunten en • formuleren van aanbevelingen en/of aangeven van oplossingen. Burgemeester en Wethouders van de gemeenten Boekel, Landerd, Sint-Oedenrode, Uden en Veghel.
3
Inhoudsopgave
Voorwoord Samenvatting Leeswijzer Hoofdstuk 1
De gemeente en gezondheidsbeleid
Hoofdstuk 2
Maatschappelijke ontwikkelingen
Hoofdstuk 3
Gezondheidssituatie in de gemeenten
Hoofdstuk 4
De problematiek samengevat
Hoofdstuk 5
Van beleid tot uitvoering
Hoofdstuk 6
De Wet collectieve preventie volksgezondheid (Wcpv) in relatie tot de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo)
Bijlage 1
Activiteiten en ontwikkelingen in de uitvoeringsperiode nota gezondheidsbeleid 2008-2011
Bijlage 2
Lokale gezondheidsprofielen gemeenten regio Uden-Veghel
Bijlage 3
Huisartsenzorg
Bijlage 4
Integrale Jeugdgezondheidszorg
Bijlage 5
Overzicht activiteiten gemeentelijk minimabeleid per gemeente
Bijlage 6
Relevante wetgeving
Bijlage 7
Lijst gebruikte afkortingen en overzicht begrippen
Bijlage 8
Volksgezondheid en Collectieve Preventie
4
Samenvatting Bij het realiseren van de eerste nota lokaal gezondheidsbeleid (2004-2007) is veel energie en tijd besteed aan onderzoek (intern en extern) en raadplegen van en communiceren met burgers, belangenbehartigers en professionele sleutelfiguren. Aan de nota 2004-2007 was mede om die reden nog geen gezamenlijk activiteitenprogramma gekoppeld. Dat had ook te maken met de toenmalige onbekendheid met de mogelijkheden van programmatische preventie. Dit zijn programma's die gericht zijn op een groep personen met bepaalde risicokenmerken. Met het beschikbaar komen van de nieuwe regionale en lokale cijfers uit de gezondheidsverkenningen is besloten om bij het maken van het nieuwe plan Lokaal gezondheidsbeleid ons vooral te richten op de doelgroepen jeugdigen en hun ouders. Jeugdigen kunnen door hun gedrag en leefstijl (ge)makkelijk in kwetsbare omstandigheden terecht komen. Het gevolg hiervan kan zijn dat kwetsbare jeugdigen uitgroeien tot kwetsbare burgers. Met de komst van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) ligt hier een belangrijke relatie tussen gemeentelijk gezondheidsbeleid en het beleid voro maatschappelijke participatie. Het stimuleren van gezond gedrag en de daarbij behorende gezonde leefstijl vergroot de kans dat jeugdigen zich ontwikkelen tot sterke burgers die voor zichzelf én voor anderen verantwoordelijk kunnen zijn en blijven. Dit alles resulteert in de volgende aandachtspunten voor het maken en ontwikkelen van beleid voor de nota Lokaal gezondheidsbeleid 2008-2011: 1. Bestrijden van vermijdbare gezondheidsrisico's door het bevorderen van een gezonde leefstijl. Aandachtspunten zijn: alcoholgebruik, overgewicht, voeding en beweging bij jeugdigen alsmede het tegengaan van (mee)roken. 2. Voorkomen en terugdringen van psychosociale problematiek, met als specifiek aandachtspunt eenzaamheidspreventie, met name bij ouderen ( zonder daarbij andere groepen uit te sluiten) en depressiepreventie in het algemeen. Dit laatste punt wordt op bredere schaal van Brabant-Noordoost nader uitgewerkt. 3. Het bevorderen van en adequate jeugdgezondheidszorg 0-19 jarigen met daarbij specifieke aandacht voor het voorkomen en terugdringen van problemen bij de opvoeding en opgroeien. De ontwikkeling van een Centrum voor Jeugd en Gezin in de komende planperiode is hierbij mede speerpunt van beleid. Uitwerking vindt mede plaats in het plaatselijke en regionale jeugdbeleid en ook binnen prestatieveld twee van de Wmo. 4. Bevorderen van bereikbaarheid en toegankelijkheid van lokale en regionale gezondheids(zorg)voorzieningen met, indien nodig, als aandachtspunten: zorgverlening van huisartsen, tandartsen, ziekenhuis Bernhoven, intramurale zorg en de ambulancezorg. De aandachtspunten 1 en 2 zijn zeer actueel. Er kan zelfs gesteld worden, gezien de cijfers rondom gebruik en misbruik van alcohol, dat er op het niveau van de regio Uden-Veghel en zelfs op schaalgrootte van de Veiligheidsregio Brabant-Noord, behoefte bestaat om hoge prioriteit te bieden aan het terugdringen van het gebruik en misbruik van alcohol (en andere drugs) op jonge leeftijd (12 t/m16 jarigen). Onder aandachtspunt 2 werken een aantal gemeenten al samen aan het ontwikkelen van eenzaamheidspreventie bij ouderen. De noodzaak tot depressiepreventie wordt momenteel nader in kaart gebracht op de schaal van de regio Brabant-Noordoost. Aandachtspunt 3 is in het kader van de huidige ontwikkelingen rondom de Centra voor Jeugd en Gezin actueel. Wat punt 4 betreft is rond de nieuwbouw van streekziekenhuis Bernhoven in Uden overleg gaande over de inrichting van een breder zorgsteunpunt in Veghel waarbinnen poliklinische en diagnostische voorzieningen een plek krijgen, naast (algemene aandacht voor) voorzieningen in het kader van wonen, zorg en 5
welzijn in alle vijf de gemeenten. Waar willen we naartoe de komende planperiode? De aandacht en zwaartepunten uit afgelopen periode zijn opgenomen in bijlage 1 (Activiteiten uitvoeringsperiode regionale nota gezondheidsbeleid 2004-2007). In de bijlage staat een overzicht en de ontwikkelingen van regionale en lokale activiteiten in de periode 2004-2007. De gemeenten willen met de nota Lokaal gezondheidsbeleid 2008-2011 de focus leggen op beïnvloeding en de bevordering van een gezonde leefstijl vooral bij jeugdigen. Hierbij ligt de nadruk op het gebruik/misbruik van alcohol en andere genotmiddelen en (mee) roken en op (ernstig) overgewicht in combinatie met (te weinig) bewegen. Informatie over alcohol, voeding en bewegen bevordert de bewustwording en stimuleert een gezonde leefstijl en het gebruik van gezonde voeding en meer bewegen. Uitvoering van overzichtelijke, herkenbare en effectieve programmalijnen Dit alles resulteert in de reeds genoemde aandachtpunten, met prioriteit voor gezamenlijk programma’s alcoholpreventie en overgewicht en een programma voor depressiepreventie. Zie voor de aanzet tot een concrete uitwerking hoofdstuk 5 van deze nota. Wat alcoholpreventie betreft zijn er al initiatieven ondernomen voor een gezamenlijk programma alcoholpreventie op de schaalgrootte van de 21 gemeenten in de Veiligheidsregio Brabant-Noord. Daarbij wordt ingezet op drie speerpunten: Educatie en publiek draagvlak, Preventie, Regelgeving en naleving. Op het gebied van overgewicht zal een gezamenlijk preventieprogramma overgewicht 0-19-jarigen ontwikkeld worden. De in te zetten activiteiten kunnen per gemeente in de 5 gemeenten van de regio Uden-Veghel verschillend zijn en vinden plaats in nauwe relatie met samenwerkingspartners. Voor wat betreft de mogelijkheid en de wenselijkheid van een programma depressiepreventie vindt momenteel een oriëntatie plaats op de schaal van de 14 gemeenten in BrabantNoordoost. Zwaartepunt op uitvoering De nadruk zal dus in de nota 2008-2011 liggen op de daadwerkelijke presentatie en uitvoering van preventieve activiteitenprogramma’s. De noodzaak om in het kader van collectieve preventie aan programmatische preventie te doen wordt inmiddels algemeen onderschreven. Voor de uitvoering zullen over het algemeen de nodige middelen nog beschikbaar gesteld moeten worden. Voor een beperkt deel kan mogelijk gebruik gemaakt worden van de middelen die beschikbaar zijn binnen de lokale accenten bij het basispakket van de GGD Hart voor Brabant.
6
Leeswijzer In hoofdstuk 1 worden de achtergronden van gemeentelijk gezondheidsbeleid uiteengezet. Daarbij wordt vooral ingegaan op de wettelijke taken die de gemeenten hebben op grond van de Wcpv. Hoofdstuk 2 besteedt aandacht aan de maatschappelijke ontwikkelingen die van invloed zijn op het gezondheidsbeleid. In hoofdstuk 3 worden de gegevens over de gezondheidssituatie in de gemeenten Boekel, Landerd, Sint-Oedenrode, Uden en Veghel gepresenteerd aan de hand van de factoren van gezondheid. Hoofdstuk 4 vat de problematiek samen en geeft de aandachtspunten aan voor de komende vier jaar. Hoofdstuk 5 laat een aanzet zien voor de uitvoering van de aandachtspunten de komende jaren. Nadere uitwerking van de actiepunten vindt vervolgens plaats in het kader van de programmabegrotingen 2008/2009 en wordt geconcretiseerd in een na vaststelling van deze nota op te stellen uitvoeringsprogramma. Hoofdstuk 6 tenslotte laat de relatie en effecten zien van lokaal gezondheidsbeleid binnen de Wet maatschappelijke ondersteuning. Openbare gezondheidszorg en deelnemen aan het maatschappelijk leven liggen in elkaars verlengde. Daarom is het van belang de relatie, de raakvlakken tussen het Wmo-beleidsplan en deze regionale nota voor lokaal gezondheidsbeleid aan te geven en de beoogde effecten van de activiteiten uit deze nota lokaal gezondheidsbeleid op het Wmo-beleid te beschrijven. De kernpunten van de nota kunt u overigens al lezen uit de koppen en de kaders. Om het leesgemak te vergroten krijgen aangehaalde bronnen en begripsbepalingen in de tekst een directe verwijzing naar de bijlage met tekstuele noten. In bijlage 7 zijn de begripsbepalingen nog eens bij elkaar gezet.
7
Hoofdstuk 1
De gemeente en gezondheidsbeleid
Inleiding Dit hoofdstuk zet de achtergronden van gemeentelijk gezondheidsbeleid uiteen. Vervolgens is er aandacht voor de wettelijke taken voor de gemeenten op grond van de Wet collectieve preventie volksgezondheid (Wcpv). Daarna volgt een definitie van gezondheid en wordt aangegeven welke factoren van invloed zijn op de gezondheid van mensen. Het hoofdstuk sluit af met de doelstellingen van gemeentelijk gezondheidsbeleid. Lokaal gezondheidsbeleid De meeste mensen vinden een goede gezondheid het belangrijkste in hun leven. In de afgelopen decennia is onze gezondheidstoestand aanzienlijk verbeterd en nu is onze levensverwachting een van de hoogste ter wereld. Toch zijn er, ondanks de hoge levensverwachting en de kwalitatief hoogstaande gezondheidszorg, bedreigingen voor de volksgezondheid. Zo wordt het aantal jaren dat Nederlanders in goede gezondheid doorbrengen niet groter en zijn de gezondheidsverschillen tussen mensen in gunstige en minder gunstige economische omstandigheden niet kleiner geworden. Bovendien laten veel mensen door gedrag en leefstijl zelf niet zien dat ze gezondheid echt belangrijk vinden. Dat is ook een van de belangrijkste drijfveren voor collectieve preventie1. Gemeenten hebben van oudsher een belangrijke rol in het bevorderen van de volksgezondheid. Zo lag in de negentiende eeuw de nadruk op hygiëne en huisvesting om infectieziekten te voorkomen. In de twintigste eeuw is veel geïnvesteerd in ziektepreventie en gezondheidsvoorlichting. In de afgelopen jaren zijn de verantwoordelijkheden van de gemeenten groter geworden. De gemeentelijke taken op het gebied van de volksgezondheid zijn vastgelegd in een groot aantal wetten. De belangrijkste daarvan zijn vooral de Wcpv en daarnaast ook de Wmo (Openbare geestelijke gezondheidszorg en maatschappelijke opvang).
Wet collectieve preventie volksgezondheid (Wcpv) De Wcpv verplicht de gemeente: • Totstandkoming en de continuïteit van de collectieve preventie te bevorderen; • Samenhang binnen de collectieve preventie te bevorderen; • Onderlinge afstemming tussen de collectieve preventie en de curatieve gezondheidszorg te bevorderen. In juli 2002 heeft de Eerste Kamer ingestemd met een aanscherping van de wet met als doel meer helderheid te geven in de verdeling van de verantwoordelijkheden tussen rijk en gemeenten. Hierna wordt aangegeven wat de gemeenten in ieder geval moeten doen en hoe de gemeenten Boekel, Landerd, Sint-Oedenrode, Uden en Veghel hieraan vorm geven. Voordat daarop wordt ingegaan is het belangrijk aan te geven dat alle gemeenten in de regio Noordoost- en Midden-Brabant2 op het gebied van openbare gezondheidszorg ervoor gekozen hebben samen te werken via een Gemeenschappelijke Regeling GGD Hart voor Brabant3. Uitgangspunten voor deze bestuurlijke structuur zijn: • Gemeenten hebben op grond van de Wcpv de verantwoordelijkheid een GGD in stand te houden voor de uitvoering van (wettelijk voorgeschreven en afgesproken) taken in de openbare gezondheidszorg; • Gemeenten hebben bij de uitvoering van hun verantwoordelijkheid voor preventie en acute zorg een regierol ten opzichte van de GGD; zij moeten als dat nodig is de GGD 8
•
direct kunnen aansturen. Gemeenten kunnen de GGD afzonderlijk aansturen, bijvoorbeeld vanuit de inhoud van het lokale gezondheidsbeleid. Zij kunnen dit ook samen doen, vanuit een gezamenlijke verantwoordelijkheid voor de gezondheidssituatie; Binnen de structuur van de Gemeenschappelijke Regeling en vanuit de door de gemeenten geformuleerde inhoudelijke kaders functioneert de GGD als een zelfstandige, professionele organisatie. Dat wil zeggen dat het beheer van de organisatie geprofessionaliseerd is en dat het bestuur (= de gemeenten) bij het beheer op afstand functioneert.
De Wcpv onderscheidt rijkstaken en gemeentelijke taken4. Rijkstaken - Bevorderen kwaliteit en doelmatigheid collectieve preventie - Opstellen nota met landelijke prioriteiten voor collectieve preventie - Toezicht houden op naleving wet (Inspectie voor de Gezondheidszorg) Gemeentelijke taken - Gezondheidssituatie bevolking kennen - Gezondheidsaspecten in bestuurlijke beslissingen bewaken - Bijdragen aan opzet, uitvoering en afstemming van preventieprogramma’s - Bevorderen van medisch-milieukundige zorg - Bevorderen van technische hygiënezorg - Bevorderen van openbare geestelijke gezondheidszorg - Zorgen voor de uitvoering van infectieziektebestrijding - Zorgen voor de uitvoering van de jeugdgezondheidszorg - Elke vier jaar een nieuwe nota maken - Bevorderen van geestelijke gezondheidszorg (sinds 1 januari 2007 een taak vanuit de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo)
Rijkstaken Bevorderen van kwaliteit en doelmatigheid van collectieve preventie. Opstellen van een nota met landelijke prioriteiten voor de collectieve preventie. Goede gezondheid is een groot goed in een samenleving. Wie langer gezond leeft heeft ook minder maatschappelijke ondersteuning en intensieve zorg nodig. Investeren in goede preventieve gezondheidszorg is dus van groot maatschappelijk belang. Het kabinet biedt met de preventienota ‘Kiezen voor gezond leven’ conform de Wet collectieve preventie volksgezondheid (Wcpv) de landelijke prioriteiten voor de collectieve preventie aan voor de periode 2007-2010. De nota geeft richting aan de gemeentelijke nota’s gezondheidsbeleid. De aangegeven prioriteiten vloeien voort uit de gegevens over de gezondheid van de Nederlandse bevolking (Zorg voor gezondheid 2006,Volksgezondheid Toekomst Verkenningen van het rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu, RIVM). De overheid richt zich de komende vier jaar op vijf kernthema’s (speerpunten) met daarbij de nadruk op gezond leven. Deze speerpunten zijn richtinggevend voor de prioriteiten in de gemeenten. Kernthema’s - Schadelijk alcoholgebruik/alcoholmisbruik - Depressie - Overgewicht (bewegen en voeding) - Diabetespreventie 9
-
Roken
Gemeentelijke taken Inzicht krijgen in de gezondheidssituatie van de bevolking Eenmaal per vier jaar, voorafgaand aan de opstelling van de nota gemeentelijk gezondheidsbeleid, moeten op landelijk gelijkvormige wijze gegevens over de gezondheidssituatie verzameld en geanalyseerd worden. De GGD is hiervoor verantwoordelijk. In deze nota is informatie opgenomen die de GGD Hart voor Brabant heeft verzameld over de gezondheidssituatie van de volgende doelgroepen: • Jeugd, 0-11 jarigen (2005) en 12-18 jarigen (2003); • Volwassenen, 19-65 jaar (2005); • Ouderen, 65-plus (2004). Samen met gegevens uit landelijke registraties zijn deze gegevens per gemeente samengevat in vijf afzonderlijke boekjes onder de titel ‘Gezondheid telt!; kernboodschappen voor lokaal beleid'. In bijlage 2 zijn de lokale gezondheidsprofielen uit de boekjes van de vijf gemeenten in een schema naast elkaar gezet. Tevens is hier een lijst opgenomen van alle literatuur en bronnen die gebruikt zijn bij het verzamelen van de informatie.
Bewaken van gezondheidsaspecten in bestuurlijke beslissingen Gemeentelijk beleid op tal van terreinen (bijvoorbeeld ruimtelijke ordening, wonen, welzijn, sociale zaken en onderwijs) bevat elementen die te maken hebben met gezondheidsbeleid. Expliciete aandacht voor het gezondheidsfacet moet, veel meer dan nu het geval is, deel uitmaken van het totale gemeentelijk beleid. Dit is een proces waarnaar de komende jaren de aandacht moet blijven uitgaan. Bijdragen aan opzet, uitvoering en afstemming van preventieprogramma’s, met inbegrip van gezondheidsvoorlichting en –opvoeding De gemeenten Boekel, Landerd, Sint-Oedenrode, Uden en Veghel werken deze taak uit in deze regionale nota gezondheidsbeleid 2008–2011 (hoofdstukken 4 en 5) en leggen daarbij meteen de relatie naar het Wmo-beleid (hoofdstuk 6). Bevorderen van medisch-milieukundige zorg De taken op dit terrein zijn via de Gemeenschappelijke Regeling opgedragen aan de GGD. Het gaat daarbij om het signaleren van ongewenste situaties, het geven van advies als er sprake is van risico’s, vooral bij rampen of dreigingen van rampen, het beantwoorden van vragen uit de bevolking, het geven van voorlichting en het doen van onderzoek als er vermoedens of aanwijzingen zijn van situaties die bedreigend zijn voor de volksgezondheid. Specifieke milieuaspecten die de kwaliteit van de leefomgeving bepalen zijn lucht- en bodemkwaliteit, stank- en lawaaioverlast, veiligheid en de kwaliteit van de woonomgeving. In de volwassenenquête is een aantal vragen gesteld over de leefomgeving. Gevraagd is naar klachten over de woning, lawaai- en stankoverlast en veiligheid. De situatie in de gemeenten Boekel, Landerd, Sint-Oedenrode, Uden en Veghel is beschreven in hoofdstuk 3. Bevorderen van technische hygiënezorg. Volgens de Wet collectieve preventie volksgezondheid (Wcpv) dient de gemeente na te gaan waar een verhoogd risico bestaat op verspreiding van ziekmakende micro-organismen en stelt zij maatregelen voor om die risico’s te minimaliseren en/of weg te nemen. De gemeente dient zich ervan te vergewissen dat in situaties waar een risico bestaat op verspreiding van infectieziekten gepaste maatregelen worden genomen. 10
Namens de gemeente onderhoudt de GGD een lijst van instellingen waar personen verblijven met een verminderde weerstand, van situaties waar groepen (tijdelijk) verblijven en van individuen die risicovolle handelingen uitvoeren of ondergaan. Voorbeelden van instellingen waar groepen met een verhoogd risico verblijven zijn verpleeginstellingen, de gehandicaptenzorg, crisis opvang, kinderdagverblijven, peuterspeelzalen en het (speciaal) onderwijs. Voorbeelden van plaatsen waar risicosituaties kunnen ontstaan zijn sauna's, zwembaden, evenementen, recreatievoorzieningen, tatoeage- en piercingshops, seksinrichtingen, grootkeukens en gebouwen met een natte koeltoren. Als uitgangspunt bij de beoordeling worden de risicoprofielen en protocollen van het Landelijke Centrum Hygiëne en Veiligheid en van de Werkgroep Infectiepreventie gehanteerd. Zorgen voor de uitvoering van infectieziektebestrijding Gemeenten moeten zorgen voor de bestrijding van algemene infectieziekten, tuberculose en seksueel overdraagbare aandoeningen, waaronder aids en zij moeten zorgen voor bron- en contactopsporing bij vermoeden op epidemieën van infectieziekten. Daarbij hoort ook het beantwoorden van vragen uit de bevolking en het geven van voorlichting en begeleiding. De gemeenten hebben deze taken via de Gemeenschappelijke Regeling opgedragen aan de GGD. Zorgen voor de uitvoering van de jeugdgezondheidszorg (JGZ) Sinds 1 januari 2003 zijn de gemeenten ook verantwoordelijk voor de JGZ van 0-4 jaar. Vanaf begin 2001 al werken alle gemeenten in het werkgebied van de GGD Hart voor Brabant, de drie thuiszorgorganisaties en de GGD samen om aan deze gemeentelijke verantwoordelijkheid invulling te geven. Een stuurgroep, die bestaat uit drie portefeuillehouders en de directeuren van de drie thuiszorginstellingen, waaronder de Stichting Thuiszorg Brabant Noordoost, en de GGD volgt de landelijke ontwikkelingen en doet voorstellen voor een regionale aanpak. Deze aanpak is vastgelegd in een convenant. Het beleid voor Integrale Jeugdgezondheidszorg bevat de volgende punten: • Een visie op de openbare jeugdgezondheidszorg; • Een visie op de huidige en toekomstige rollen van gemeenten, GGD en thuiszorg; • Een visie op de zogenaamde verticale samenwerking, dat wil zeggen een naadloze aansluiting van 0 tot 4 jaar en van 4 tot 19 jaar; • Een visie op de horizontale samenwerking, de relatie tussen jeugdgezondheidszorg, lokaal jeugdbeleid en openbare gezondheidszorg; • De knelpunten (inhoudelijke, financiële en bestuurlijke) en voorstellen om deze op te lossen; • Een plan van aanpak en een tijdspad. Vaststellen van een nota gemeentelijk gezondheidsbeleid eenmaal per vier jaar De Wcpv schrijft voor dat de nota: • Inzicht geeft in de gezondheidstoestand van de bevolking; • Risico's aangeeft voor de totale bevolking of voor delen van de bevolking; • Verbanden aangeeft met andere gemeentelijke terreinen; • Voorstellen doet over de communicatie van het beleid; • Aangeeft wat er gemeenteoverstijgend gebeurt; • Een plan van aanpak bevat. Naast de Wcpv zijn er nog veel andere wetten die voor het gemeentelijk gezondheidsbeleid van belang zijn. Andere belangrijke wetten zijn de Gemeentewet, de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo), de Wet geneeskundige hulpverlening bij ongevallen en rampen (GHOR), de Wet bijzondere opneming psychiatrische ziekenhuizen (BOPZ), de 11
Algemene wet bijzondere ziektekosten (AWBZ) en de Zorgverzekeringswet. Een korte beschrijving van relevante wetgeving is opgenomen in bijlage 6. Bij veel van uit deze wetten voortvloeiende taken kan de gemeente verschillende rollen hebben, variërend van subsidiënt tot regievoerder. Definitie van gezondheid Volgens de Wereld Gezondheidsorganisatie is de definitie van gezondheid: 'een toestand van compleet lichamelijk, geestelijk en sociaal welzijn en niet alleen de afwezigheid van ziekten en gebreken'. Gezondheid draagt bij aan welzijn, geluk, welvaart en maatschappelijke stabiliteit en is daarmee voor mensen afzonderlijk en voor de samenleving als geheel belangrijk. Om gezond te zijn spelen sociale, culturele, economische en fysieke omstandigheden en de persoonlijke beleving van mensen dus een minstens zo belangrijke rol als de afwezigheid van ziekte. Factoren van gezondheid Bij het maken van beleid op het gebied van gezondheid is inzicht nodig in de manier waarop de gezondheid van mensen te beïnvloeden is. Daarbij wordt gebruik gemaakt van het Model van Lalonde5. Dat beschrijft vier groepen factoren die van invloed zijn op de gezondheid van de mensen. Deze factoren worden determinanten van gezondheid genoemd en zijn te onderscheiden in: • Biologische en erfelijke factoren, zoals geslacht, etniciteit, leeftijd, erfelijke eigenschappen en ziekten; • Fysieke en sociale omgeving, zoals woonomgeving, milieu, sociale samenhang, arbeidsparticipatie en veiligheid; • Leefstijl: het gedrag van mensen dat van invloed is op hun gezondheid, zoals voeding, beweging, gebruik van genotmiddelen; • Beschikbaarheid en toegankelijkheid van (gezondheids)zorgvoorzieningen. De meeste invloed heeft de gemeente op de fysieke en sociale omgeving. Middelen die zij daarvoor heeft zijn bijvoorbeeld regelgeving, handhaving en subsidieverlening. Door middel van gezondheidsvoorlichting of stimuleringsmaatregelen kan de gemeente proberen de leefstijl van mensen te beïnvloeden. Het zorgsysteem is voor de gemeente maar beperkt te beïnvloeden. Zorgverzekeraars en zorgkantoor6 zijn de belangrijkste regisseurs als het gaat om kwaliteit, toegankelijkheid en bereikbaarheid van zorgvoorzieningen. Wel heeft de gemeente invloed op het zorgsysteem in haar rol van financier van bijvoorbeeld het Algemeen Maatschappelijk Werk, de GGD en het Welzijnswerk. Verder is voor de gemeente in het kader van de Wmo een belangrijke rol weggelegd bij de Openbare Geestelijke Gezondheidszorg (prestatieveld 7 tot en met 9). Zij kan de afstemming en coördinatie tussen partijen regisseren. Biologische en erfelijke factoren zijn niet van buitenaf te beïnvloeden. Maar de overheid kan en moet wel rekening houden met deze factoren bij het ontwikkelen van beleid, bijvoorbeeld voor mensen met een handicap en chronisch zieken.
12
Biologische factoren
Leefstijl en gedrag
Gezondheid
Aanwezigheid en bereikbaarheid van de zorg
Fysieke en psychosociale factoren
Gemeentelijk gezondheidsbeleid Onder gemeentelijk gezondheidsbeleid verstaan wij de vorming en uitvoering van dat beleid dat gericht is op: • Behoud of verbetering van de volksgezondheid; • Het beperken van gezondheidsverschillen tussen groepen van de bevolking in de gemeente; • Het bestrijden van vermijdbare gezondheidsrisico's door het bevorderen van een gezonde leefwijze. Bij de realisatie van deze doelstellingen besteden wij specifieke aandacht aan de mensen die dat het meest nodig hebben.
De ontwikkeling en uitvoering van het gezondheidsbeleid vindt niet alleen plaats op het terrein van de volksgezondheid, maar ook op andere beleidsterreinen, zoals maatschappelijke ondersteuning, milieu, ruimtelijke ontwikkeling, verkeer en vervoer, veiligheid, welzijn, ouderen, jeugd, onderwijs en sociale zaken. Van belang is dan ook dat volksgezondheidsaspecten worden ingebracht bij bestuurlijke beslissingen op die beleidsterreinen. Wat vaak ontbreekt is een samenhangend beleidskader en het besef dat in een groot deel van het gemeentelijk beleid volksgezondheidsaspecten een rol spelen.
13
Hoofdstuk 2
Maatschappelijke ontwikkelingen
Dit hoofdstuk beschrijft kort de maatschappelijke ontwikkelingen die van belang zijn voor het gemeentelijk gezondheidsbeleid. Er volgt een schets van de belangrijkste landelijke en regionale ontwikkelingen en een beschrijving van de belangrijkste demografische ontwikkelingen die van invloed zijn op de gezondheidstoestand van de inwoners van Boekel, Landerd, Sint-Oedenrode, Uden en Veghel.
Landelijke en regionale ontwikkelingen ‘Kiezen voor gezond leven’ De overheid treft maatregelen ter bevordering van de volksgezondheid. Deze maatregelen kunnen gaan over gezondheidsbescherming(verkeersmaatregelen), ziektepreventie (vaccineren en screenen) en gezondheidsbevordering (mensen stimuleren niet te roken en gezond te eten). De Wet collectieve preventie volksgezondheid (Wcpv) bevat deze overheidstaken en verplicht de rijksoverheid iedere vier jaar de landelijke prioriteiten voor collectieve preventie vast te stellen. De uitvoering ligt op basis van deze wet voor een groot deel bij de gemeenten. Het uitwerken en de uitvoering van het preventiebeleid is een proces waarin de Volksgezondheid Toekomst Verkenningen (VTV) van het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM), de landelijke nota ‘Kiezen voor gezond leven’ en de gemeentelijke nota’s op elkaar voortbouwen. Deze tweede nota gezondheidsbeleid (2008-2011) beoogt een betere afstemming tussen rijksbeleid en lokaal beleid en legt de nadruk op sterk inzetten op gezond leven. Nederland raakt met gezondheid internationaal achterop. Ongezond gedrag draagt flink bij aan ziektelast. Duidelijk is dat preventie een steeds grotere rol speelt in de gezondheidszorg. Hart- en vaatziekten en kanker zijn nog steeds de belangrijkste doodsoorzaken. Roken, (schadelijk) alcoholgebruik en overgewicht leveren een forse bijdrage aan ziekten. Vooral het drinken van alcohol op jonge leeftijd is schadelijk voor de gezondheid en kan leiden tot hersenbeschadiging. Overgewicht is een steeds grotere plaag voor de Nederlandse volksgezondheid, vooral bij kinderen (VTV 2006). De balans tussen eten en bewegen is danig verstoord. De nieuwe VWS-nota ‘Kiezen voor gezond leven’ en het daarop geënte kabinetsbeleid legt de nadruk op sterk inzetten op gezond leven en geeft ook richting aan de nieuwe gemeentelijke nota gezondheidsbeleid. De aangegeven prioriteiten vloeien voort uit verzamelde gegevens die inzicht bieden in de gezondheid van de bevolking, landelijk, regionaal en lokaal. Naast de landelijke VTV zijn van belang: • De regionale VTV 2006, Gezondheid Telt! in Hart voor Brabant, de mede daarop gebaseerde • Lokale kernboodschappen ‘Gezondheid Telt!’ met boodschappen voor lokaal beleid voor iedere gemeente • Het Regionaal Kompas Volksgezondheid (www.regionaalkompas.nl). De gegevens bieden informatie over: - Hoe staat het met de belangrijkste gezondheidsproblemen in mijn gemeente? - Welke oorzaken spelen bij óns een rol? - Waarin verschilt mijn gemeente van de regio? - Welke beleidsopties zijn voorhanden? - Welke effectieve interventies zijn in te zetten bij de preventie van gezondheidsproblemen of het bevorderen van de gezondheid? De nieuwe Volksgezondheid Toekomst Verkenning (VTV) 2006 van het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu) presenteert gegevens en inzichten over de volksgezondheid, 14
zorg en preventie in Nederland. Deze geeft op basis van cijfers en analyses inzicht in de gezondheidstoestand van de Nederlander over: de (vermijdbare) oorzaken van gezondheidsverlies, in de ontwikkeling van behoefte, vraag, gebruik en kosten van zorg en in de mogelijkheden tot en kosten van verbetering van de gezondheidstoestand door preventie en zorg. Het gaat hierbij niet alleen om de cijfers, maar ook om het begrijpelijk en hanteerbaar maken van het ingewikkelde volksgezondheidsdomein en het ondersteunen van beleidsprocessen. Toename van ongezond gedrag Mensen uit armere milieus (een lage sociale economische status; lage SES) gaan gemiddeld vier jaar eerder dood dan mensen uit rijkere milieus (hoge SES). Mensen met lage SES leven over het algemeen ongezonder (meer alcoholgebruik, roken, overgewicht en minder sporten) en wonen in ongunstiger omstandigheden dan mensen met een betere socialeeconomisch status. De verschillen in gezondheid en leefstijl tussen deze groepen zijn de afgelopen tijd niet veranderd. Een van de boodschappen van de VTV is dat er aanzienlijke gezondheidswinst te boeken is door preventie, vooral door het bevorderen van gezond gedrag. Het al eerder genoemde rapport 'Gezondheid op koers?' (Volksgezondheid Toekomst Verkenning (VTV) 2006 van het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu) presenteert gegevens en inzichten over de volksgezondheid, zorg en preventie in Nederland. Uit dit rapport blijkt dat de Nederlandse bevolking steeds langer leeft en steeds langer in goede gezondheid. Binnen de Europese Unie raakt Nederland echter achterop. De stagnerende gezondheid wordt vooral verklaard door ongezond gedrag. Vrouwen nemen het ongezondere gedrag van mannen over en vooral onder jongeren zijn de trends in ongezond gedrag ongunstig. Ouderen zijn zich daarentegen gezonder gaan gedragen.
Vermaatschappelijking Een andere belangrijke trend is dat de nadruk in de gezondheidszorg de laatste jaren steeds meer gelegd wordt op het bevorderen van de maatschappelijke participatie van burgers en op de vermaatschappelijking van zorg. Daaronder wordt verstaan: 'het proces gericht op het realiseren dat mensen met lichamelijke, zintuiglijke, psychische en/of verstandelijke beperkingen de mogelijkheid hebben om onderwijs te volgen, te werken, een inkomen te hebben, zelfstandig te wonen en aan vrijetijdsbesteding te doen zoals elke burger zonder beperkingen'7. In dit kader is inmiddels de Wet maatschappelijke ondersteuning van kracht geworden. Gemeenten ontwikkelen beleid rondom maatschappelijke participatie en de zelfredzaamheid van burgers. Grotere rol voor het lokale bestuur De positie van het plaatselijk bestuur is de afgelopen jaren steeds belangrijker geworden. Zo is de lokale overheid steeds meer de 'spin in het web' op terreinen als de jeugdpreventie, de gehandicaptenzorg en de OGGZ. Helaas krijgt zij echter voor de uitvoering van deze nieuwe functies, en met name voor het ontwikkelen van aan zorg gerelateerd welzijn na extramuralisering van de zorg, niet de benodigde financiële middelen. Mede hierdoor worden gemeenten gedwongen keuzes te maken en prioriteiten te stellen. In de nota ‘Kiezen voor gezond leven’ geeft de overheid de rijksprioriteiten aan voor de collectieve preventie voor de komende vier jaren. De overheid moet hierbij zorgen voor een goede landelijke infrastructuur (landelijke sectorale samenwerking). Deze landelijke aanpak helpt lokale organisaties ook de handen ineen te slaan. De gemeenten moeten echter de landelijke prioriteiten vertalen naar de lokale situatie waarbij wel ruimte gehouden moet worden om in te spelen op de typische gezondheidsaspecten van de lokale situatie. Ook moet er ruimte zijn voor dwarsverbanden met de lokale Wmo-beleidsplannen.
15
Demografische ontwikkelingen De gezondheidstoestand van de inwoners van Boekel, Landerd, Sint-Oedenrode, Uden en Veghel wordt niet alleen beïnvloed door de in hoofdstuk 1 reeds vermelde factoren van gezondheid (biologische en erfelijke factoren, sociale en fysieke omgeving, leefstijl en gedrag en de beschikbaarheid en toegankelijkheid van zorgvoorzieningen). Andere zaken zoals demografische, sociaal-culturele en economische ontwikkelingen hebben ook hun uitwerking op de volksgezondheid. In dit hoofdstuk komen kort de demografische ontwikkelingen aan de orde. In het volgende hoofdstuk wordt de sociale en fysieke omgeving beschreven. De belangrijkste demografische ontwikkelingen die zich gedurende de tweede helft van de twintigste eeuw in Nederland hebben voltrokken, zijn een toename van de bevolking en een toename van de levensverwachting. Tussen 1950 en 2005 is de Nederlandse bevolking toegenomen van 10 miljoen tot ruim 16 miljoen. Sinds 1980 is de levensverwachting8 voor mannen met 3,1 jaar en voor vrouwen met 1,4 jaar gestegen. De levensverwachting in de regio Hart voor Brabant is gemiddeld 76,0 jaar voor mannen en 80,7 jaar voor vrouwen (gemiddeld over de periode 2001-2004). Dat is voor mannen 0,3 jaar en voor vrouwen 0,4 jaar minder dan gemiddeld in Nederland. De gezonde levensverwachting in de regio Hart voor Brabant verschilt nauwelijks met de landelijke levensverwachting en ook tussen mannen en vrouwen is weinig verschil, namelijk 62,3 jaar voor mannen en 62,1 jaar voor vrouwen. Vrouwen hebben dus weliswaar een langere levensverwachting, maar hun gezonde levensverwachting is ongeveer gelijk aan die van de mannen. Dat betekent dat het aantal jaren dat zij langer leven, dus bijna helemaal doorgebracht wordt in een minder goed ervaren gezondheid. Verder wordt verwacht dat het landelijke percentage ouderen boven de 65 jaar zal stijgen van 13,3% in 2001 naar 19,1% in 2015. Daarbij tekent zich een ‘dubbele vergrijzing’ af. Dat wil zeggen dat er meer ouderen komen en dat deze ouderen ook een hogere leeftijd bereiken. De bevolkingsopbouw per 1 januari 2005 in de gemeenten Boekel, Landerd, SintOedenrode, Uden en Veghel is in de onderstaande tabellen opgenomen. Tevens is de prognose voor het jaar 2015 te zien en de procentuele toe- of afname van het aantal inwoners in die leeftijdsklasse. Het aandeel in de bevolkingsopbouw van de jongste groep (0-29 jaar) ligt tussen de 35,4% en 38,0%. De prognose is dat het absolute aantal 0-29 jarigen gelijk zal blijven of iets zal afnemen. De groep 30-49 jarigen maakt in 2005 ongeveer 30% van de bevolking uit. In 2015 zal dat 24-27% zijn, een afname van 11% (Uden) tot bijna 21% in Boekel. Het aantal 65plussers zal daarentegen toenemen met zo'n 33% in Sint-Oedenrode tot bijna 49% in Landerd. Zowel de ontgroening als de vergrijzing zullen dus sterk toenemen. De bevolkingsopbouw van de vijf gemeenten zal er in 2015 heel anders uitzien. Dit heeft daarmee directe gevolgen voor het gemeentelijke gezondheidsbeleid, het ouderenbeleid en het huisvestingsbeleid. Prognose bevolkingsopbouw Boekel
Landerd
SintOedenrode
Uden
Veghel
2005 (%) 2015 (%) Toe-/afname (%)
37,7 36,7 0,4
36,7 33,4 -8,7
35,4 34,3 -1,6
36,1 35,0 0,1
38,0 36,2 -1,1
2005 (%) 2015 (%)
31,4 24,9
30,2 24,0
30,1 25,2
30,9 27,5
30,8 27,0
0 – 29 jaar
30 – 49 jaar
16
Afname (%)
-20,7
-20,6
-16,3
-11,2
-12,5
2005 (%) 2015 (%) Toename (%)
18,9 22,5 23,1
20,2 23,7 17,5
20,5 22,8 12,7
19,8 20,6 7,4
18,3 21,1 19,6
2005 (%) 2015 (%) Toename (%)
12,0 16,7 43,4
12,8 19,0 48,6
13,9 18,2 33,3
13,1 17,8 40,6
12,9 16,8 35,5
2005 (%) 2015 (%) Toename (%)
5,0 6,4 32,0
5,3 7,4 40,9
5,2 7,1 37,8
4,9 7,1 50,5
5,3 6,9 34,4
2005 (aantal) 2015 (aantal) Toename (%)
9398 9698 3,2
14822 14872 0,3
16927 17227 1,8
40057 41417 3,4
36879 38303 3,9
50 – 64 jaar
65 – 74 jaar
75-plus
Totaal
Bron: Bevolkings- en woningbehoeftenprognose Noord-Brabant, actualisering 2005 (Provincie Noord-Brabant).
17
Hoofdstuk 3 Gezondheidssituatie in Boekel, Landerd, Sint-Oedenrode, Uden en Veghel
Hoofdstuk 3 presenteert de gegevens over de gezondheidssituatie in de gemeenten Boekel, Landerd, Sint-Oedenrode, Uden en Veghel. Dit gebeurt aan de hand van de determinanten van gezondheid. Deze gegevens geven een beeld van de volksgezondheid in de vijf gemeenten en vormen daarmee een belangrijk uitgangspunt voor het (toekomstige) volksgezondheidsbeleid. Achtereenvolgens worden de sociale en fysieke omgevingsfactoren beschreven, de lichamelijke en geestelijke gezondheid, leefstijl en gedrag en gebruik van zorg- en welzijnsvoorzieningen. De gegevens zijn het resultaat van de Gezondheidsmonitor regio Hart voor Brabant. Met behulp van deze monitor verzamelt de GGD Hart voor Brabant cijfers voor haar 29 gemeenten. Het gaat dan om cijfers over de gezondheid van de inwoners en de factoren die met de gezondheid samenhangen, zoals leefstijl, zorg en de fysieke en sociale omgeving. Inzicht hierin kan de gemeente ondersteunen bij het (verder) ontwikkelen en uitvoeren van haar gezondheidsbeleid. De Gezondheidsmonitor bestaat uit vier deelmonitors: • kinderen (0 t/m 11 jaar); • jongeren (12 t/m 18 jaar); • volwassenen (19 t/m 64 jaar); • ouderen (65 jaar en ouder). In een cyclus van vier jaar worden de gegevens voor alle vier de deelmonitors verzameld. Waar mogelijk wordt gebruik gemaakt van reeds bestaande registraties, zoals landelijke en regionale registraties. Iedere deelmonitor kent bepaalde accenten. Zo wordt in de ouderenmonitor naast gezondheid in brede zin ook ingegaan op gebruik van en behoefte aan woon-, zorg- en welzijnsvoorzieningen. Veel gegevens worden verzameld via enquêtes. Per jaar wordt in principe één enquête door de GGD uitgezet. De gegevens worden samengevat in kernindicatoren. De keuze van de onderwerpen en de kernindicatoren is gemaakt in overleg met gemeenten en andere relevante instellingen op het terrein van de openbare gezondheidszorg. Een samenvatting van de gegevens uit de monitors en van gegevens uit landelijke bronnen, is als lokaal gezondheidsprofiel van een gemeente opgenomen in boekjes die eind 2006 voor elke gemeente zijn verschenen onder de titel ‘Gezondheid telt! in Boekel (Landerd/SintOedenrode/Uden/Veghel); kernboodschappen voor lokaal beleid'. In bijlage 2 zijn de lokale gezondheidsprofielen voor de vijf gemeenten Boekel, Landerd, Sint-Oedenrode, Uden en Veghel naast elkaar gezet. De cijfers worden zoveel mogelijk vergeleken met de cijfers van de regio Hart voor Brabant (GGD-gebied) en Nederland.
18
Sociale omgevingsfactoren
Regio HvB
Boekel
Landerd
SintOedenrode
Uden
Veghel
Opleiding/werksituatie Geen onderwijs /alleen LO (19-64 jaar) (65-plus) Werkloos/bijstand (19-64 jaar) Arbeidsongeschikt (19-64 jaar)
7 36 4
7 47* 3
6 41* 3
5 41 2*
8 29* 4
9 36 3
5
6
6
4
5
4
40
31*
39
34*
42
36
27
18*
23
21
26
26
65
57*
58*
62
61
62
23 19
39* 16
32* 15
28 13*
21 14*
24 20
10
6
6
6
11
8
30
28
23
27
28
30
38 48
36 36*
35 38*
35 44
38 44
33 49
Inkomen Inkomen beneden modaal (19-64 jaar) Enige tot grote moeite met rondkomen (19-64 jaar) Bezuinigt op min. 1 terrein (19-64 jaar) Alleen AOW (65-plus) Kan met moeite rondkomen (65-plus)
Contacten 1-persoons huishouden (19-64 jaar) Alleenwonend (65-plus) Matig–zeer (ernstig) eenzaam (19-64 jaar) (65-plus)
* het percentage in de gemeenten wijkt aanzienlijk af van het percentage in de regio.
Opleidingsniveau / werksituatie/ inkomen In de regio Hart voor Brabant heeft 7% van de volwassenen geen opleiding of alleen lager onderwijs. De vijf gemeenten van de regio Uden-Veghel verschillen hierin niet veel van de regio. Voor de 65-plussers is de situatie iets anders. Het percentage ouderen met geen opleiding of alleen lagere school is voor de regio Hart voor Brabant 36%. In Uden ligt dit duidelijk lager met 29% en in Boekel (47%) en Landerd (41%) zijn juist meer ouderen met een laag opleidingsniveau. Bijna driekwart van de ondervraagde volwassenen in de regio Hart voor Brabant heeft werk. Het percentage dat werkloos is of in de bijstand zit is in de regio gemiddeld 4%. Alleen in de gemeente Sint-Oedenrode is dit lager met 2%. Wat betreft hun financiële situatie geeft 40% van de volwassenen in de regio Hart voor Brabant aan een inkomen beneden modaal te hebben. In Boekel (31%) en Sint-Oedenrode (34%) is de situatie iets gunstiger, de andere drie gemeenten zitten rond het gemiddelde. Van de ouderen geeft 23% aan alleen van hun AOW rond te moeten komen. Dit percentage is hoger in Boekel (39%) en Landerd (32%). Ruim een kwart van de volwassenen in de hele GGD-regio geeft aan enige tot grote moeite te hebben rond te komen van hun inkomen. In de meeste gemeenten van de regio UdenVeghel is dit ook zo, behalve in Boekel (18%). Gemiddeld zegt 65% te bezuinigen op minstens één terrein. In Boekel (57%) en Landerd (58%) is dit percentage lager. Van de ouderen kan gemiddeld 19% moeilijk rondkomen. Alleen voor de ouderen in Sint-Oedenrode (13%) en Uden (14%) is de situatie gunstiger.
19
Alleenwonend In de regio Hart voor Brabant is 30% van de ouderen alleenwonend. In alle vijf gemeenten van de deelregio Uden-Veghel is dit ook het geval. Bij de volwassenen in de regio Hart voor Brabant heeft 10% een 1-persoonshuishouden. Ook dit geldt voor alle vijf gemeenten. Eenzaamheid Eenzaamheid is verlangen naar contacten, maar dit verlangen niet adequaat kunnen invullen. Het gaat dan niet alleen om het gevoel (te) weinig contacten te hebben, de kwantiteit, maar ook om het ervaren dat de contacten niet bevredigend zijn, de kwaliteit van de contacten. Eenzaamheid wordt een steeds groter probleem. In 2000 gaf 31% van de ondervraagde ouderen in de subregio Brabant-Noordoost aan matig tot zeer ernstig eenzaam te zijn, in 2004 is het percentage eenzame ouderen in de totale regio Hart voor Brabant gemiddeld 48% geworden. Boekel (36%) en Landerd (38%) hebben de minste eenzame ouderen. Voor volwassenen in de regio is nauwelijks een stijging opgetreden in het percentage eenzamen. In 2001 gaf 36% dit aan, in 2005 is dat 38%. Dit percentage geldt ook voor de vijf gemeenten. Het overgrote deel van de mensen dat eenzaam is in de regio Hart voor Brabant is matig eenzaam. Maar onder volwassenen en ouderen is nog altijd respectievelijk 6% en 10% ernstig eenzaam. Eenzaamheid neemt toe met de leeftijd en komt met name veel voor onder 75-plussers. Verder is het percentage eenzamen beduidend hoger onder alleenstaanden en mensen met een lager sociaal-economische status. Onder ouderen is daarnaast het percentage eenzamen aanzienlijk hoger onder vrouwen. Tot slot blijkt dat in de regio Hart voor Brabant ruim viervijfde van alle eenzame mensen sociaal eenzaam zijn, ongeveer tweederde van deze mensen is (ook) emotioneel eenzaam. Bij sociale eenzaamheid is het aantal en de kwaliteit van de contacten minder dan gewenst, bij emotioneel eenzamen is sprake van een gemis aan intimiteit in de contacten. Beide vormen van eenzaamheid vereisen een andere aanpak in de preventie en bestrijding ervan.
Fysieke omgevingsfactoren Onder fysieke omgevingsfactoren worden verstaan: wonen en woonomgeving, lawaai- en stankoverlast en veiligheidsbeleving. De volgende tabel toont de bevindingen: Regio HvB
Boekel
Landerd
SintOedenrode
Uden
Veghel
Wonen en woonomgeving Ontevreden met eigen woning (19-64 jaar) Ontevreden met eigen buurt (19-64 jaar) Heeft 3 of meer aanpassing in woning (65 plus) Wenst aanpassingen in woning (65 plus)
4
3
3
2
3
3
6
4
3
3*
5
4
19
22
19
26*
20
22
27
33*
28
29
28
28
15
13
11
9*
25*
22*
7
5
6
4*
6
6
Lawaai- en stankoverlast Erg gehinderd door lawaai (19-64 jr) Erg gehinderd door geur (19-64 jr)
Veiligheid Voelt zich overdag weleens
20
onveilig (19-64 jr) (65 plus) Voelt zich 's nachts/'s avonds wel eens onveilig (19-64 jr) (65 plus) Afgelopen 5 jr slachtoffer van openbaar geweld (19-64 jr) Afgelopen 5 jr slachtoffer van huiselijk geweld (19-64 jr)
8 32
4* 25*
8 24*
5* 23*
8 25*
5* 28
24 47 7
13* 38* 4*
23 42 4*
15* 36* 6
24 39* 6
19* 41* 5
2
1
0*
2
2
1
Wonen en woonomgeving In de vijf gemeenten zijn de volwassenen net zo tevreden met hun woning als in de totale regio. Gemiddeld is 4% ontevreden. Ook het percentage dat ontevreden is met de buurt waarin ze wonen is vergelijkbaar (6%). Alleen Sint-Oedenrode wijkt met 3% gunstig af. Gemiddeld heeft zo'n één op de vijf ouderen drie of meer aanpassingen in de woning. In Sint-Oedenrode is dat iets meer met één op de vier ouderen. Meer dan een kwart wenst aanpassingen in hun woning. Dit geldt ook voor vier van de vijf gemeenten. Alleen in Boekel willen meer ouderen aanpassingen in hun woning (33%).
Lawaai- en stankoverlast In Uden (25%) en Veghel (22%) wordt lawaaioverlast aanzienlijk meer gerapporteerd door de volwassenen dan in de rest van de regio (15%). Dit lawaai wordt voornamelijk veroorzaakt door vliegtuigen. In de regio wordt de lawaaioverlast vooral door wegverkeer en buren veroorzaakt. In alle gemeenten behalve Sint-Oedenrode (4%) is de hinder van geur vergelijkbaar met de regio Hart voor Brabant (7%). In de regio geeft men aan vooral last van stank van het wegverkeer, open haarden of allesbranders te hebben, terwijl in vier van de vijf gemeenten vooral de landbouw/veeteelt genoemd wordt. In Uden heeft men meer last van het wegverkeer. Veiligheidsbeleving Sociale veiligheid wordt bepaald door het risico dat iemand denkt te lopen om slachtoffer te worden van criminaliteit. Onveiligheid of het gevoel hebben dat het onveilig is in de buurt, kan ervoor zorgen dat mensen worden belemmerd in hun sociale bezigheden. Ongeveer een kwart van de ouderen in alle vijf gemeenten voelt zich overdag onveilig. Regionaal is dit 32%. 's Avonds en 's nachts voelt bijna 40% van de ouderen zich wel eens onveilig. In de regio Hart voor Brabant is dat 47%. Bij de volwassenen valt op dat in Boekel, Sint-Oedenrode en Veghel minder volwassenen zich zowel overdag (4-5%) als 's avonds en 's nachts (13-19%) onveilig voelen dan in heel de regio Hart voor Brabant (overdag 8%, avond/nacht 24%). In Boekel (4%) en Landerd (4%) zijn volwassenen in de afgelopen vijf jaar minder vaak het slachtoffer geweest van openbaar geweld dan in de regio (7%).
Sterfte Sterftecijfers die op een specifieke doodsoorzaak wijzen, kunnen inzicht geven in de ziekten en aandoeningen die verantwoordelijk zijn voor de ongezonde levensjaren. Deze sterftecijfers zijn afkomstig van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS). In de regio Hart voor Brabant zijn gemiddeld bijna 8.000 personen per jaar overleden in de periode 2001-2004, oftewel 89,7 sterfgevallen per 10.000 inwoners. Dit is aanzienlijk hoger dan het Nederlandse sterftecijfer van 86,8 per 10.000. Hart- en vaatziekten (33% van de 21
totale sterfte) en nieuwvormingen (29% van de totale sterfte) zijn de belangrijkste groepen van doodsoorzaken in de regio Hart voor Brabant (nieuwvormingen bestaat uit kwaadaardige (kankers) en goedaardige nieuwvormingen). Ook ziekten van de ademhalingsorganen hebben met 10% een groot aandeel in de totale sterfte in de regio Hart voor Brabant. De sterfte aan ziekten van het hart- en vaatstelsel en ziekten van de ademhalingsorganen ligt in de regio Hart voor Brabant aanzienlijk hoger dan in Nederland (30,1 per 10.000 inwoners). De sterfte aan nieuwvormingen wijkt in Hart voor Brabant (24,0 per 10.000 inwoners) niet beduidend af van het cijfer voor heel Nederland. Voor de totale sterfte, de sterfte aan kanker en de sterfte aan hart- en vaatziekten is een vergelijking gemaakt tussen de gemeenten en heel Nederland. De vergelijking van de totale sterfte en de sterfte aan hart- en vaatziekten op gemeenteniveau is van beperkte waarde. Gemeenten met verpleeg- en verzorgingshuizen zullen een hogere sterfte hebben dan gemeenten zonder deze voorzieningen. Een deel van de mensen met een zeer slechte gezondheid zal namelijk in zo'n tehuis worden opgenomen. Dit effect zal voor de sterfte aan kanker minder zijn. Aantal overledenen per 10.000 inwoners per jaar1 Kanker Sterfte hart- en vaatziekten Totaal
Nederland
Regio HvB
Boekel
Landerd
SintOedenrode
Uden
Veghel
23,6
24,0
22,8
20,2
21,1
23,6
21,5
28,9
30,1*
41,8*
39,9*
31,2
28,8
27,5
86,8
89,7*
91,3
112,9*
79,6*
84,9
84,9
1
gestandaardiseerd naar leeftijd en geslacht * beduidend afwijkend van het Nederlandse cijfer
Uit de cijfers blijkt dat de totale sterfte in Landerd hoger is (112,9/10.000 inwoners) en in SintOedenrode lager is (79,6/10.000 inwoners) dan in Nederland (86,8/10.000 inwoners). Verder is te zien dat de sterfte aan hart- en vaatziekten in Boekel (41,8/10.000 inwoners) en in Landerd (39,9/10.000 inwoners) aanzienlijk hoger is dan landelijk (28,9/10.000 inwoners). Voor de sterfte aan kanker is er in geen van de gemeenten verschil met Nederland. Belangrijke risicofactoren voor het ontstaan van hart- en vaatziekten zijn roken, voedingsgewoonten (te vet eten, te weinig groente en fruit), overgewicht, overmatig alcoholgebruik, te hoog cholesterolgehalte, hoge bloeddruk, tekort aan lichaamsbeweging en stress. Het is niet met zekerheid vast te stellen welke factoren precies verantwoordelijk zijn voor de verhoogde opname en sterfte aan hart- en vaatziekten in de regio Hart voor Brabant. Toch zijn er wel aanwijzingen dat er vaker sprake is van overmatig alcoholgebruik. Overmatig alcoholgebruik houdt in dat mannen meer dan 21 glazen per week drinken en vrouwen meer dan 14 glazen per week. Uit de gezondheidsenquête die in 2005 onder de volwassen bevolking gehouden is, blijkt dat in de regio Hart voor Brabant 14% overmatig alcohol gebruikt. Daarnaast zijn er aanwijzingen dat er in de provincie Noord-Brabant vroeger meer werd gerookt ten opzichte van Nederland (respectievelijk 40,8% en 37,6% in 1993). Alhoewel dat verschil inmiddels ongeveer lijkt te zijn verdwenen zou een jarenlang verschil in het verleden nog wel door kunnen werken in sterfte nu. Uit de gezondheidsenquête volwassenen blijkt verder dat in de regio Hart voor Brabant 41% van de bevolking niet voldoet aan de Nederlandse Norm Gezond Bewegen (tenminste vijf dagen per week een half uur matig intensief bewegen). De negatieve invloed van de leefstijlfactoren op de gezondheid is daarmee een van de meest belangrijke aandachtspunten voor het gezondheidsbeleid.
Lichamelijke en geestelijke gezondheid 22
Gezondheid hangt af van het lichamelijk, psychisch en maatschappelijk welbevinden. We spreken ook wel van gezondheidsgerelateerde kwaliteit van leven, waarin zowel objectieve en subjectieve aspecten van gezondheid zijn opgenomen. Zo'n subjectieve maat is de ervaren gezondheid. De eigen gezondheid wordt vaker als niet goed beoordeeld door laagopgeleide volwassenen, mensen die grote moeite hebben met rondkomen en door nietwesterse allochtonen. Regio HvB
Boekel
Landerd
SintOedenrode
Uden
Veghel
Lichamelijke gezondheid Ervaart eigen gezondheid als niet goed (12-17 jr) (19-64 jr) (65-plus) Heeft één of meer chronische ziekten vastgesteld door arts (12-17 jr) (19-64 jr) (65 plus) Beperkt in bezigheden a.g.v. lichamelijke gezondheid (19-64 jr) (65-plus)
16 12 28
15 10 29
17 11 22*
15 10 24
18 12 25
19 9* 25
38 39 69
36 39 63*
35 44* 62*
37 36 70
38 41 65
35 39 67
19 31
17 24*
18 25*
19 29
19 29
17 30
12 15 20
8* 14 16
10 12 13*
9 14 18
12 14 17
13 13 16
10 12
8 9
10 9
11 10
12 11
9 10
Geestelijke gezondheid Slecht ervaren psychische gezondheid (12-17 jr) (19-64 jr) (65-plus) Beperkt in bezigheden a.g.v. emotionele problemen (19-64 jaar) (65 plus)
In de regio Hart voor Brabant ervaart 12% van de volwassenen hun gezondheid als niet goed. Dit is beter dan landelijk, in Nederland vindt ongeveer 20% de eigen gezondheid niet goed. Met het stijgen van de leeftijd neemt het percentage dat de eigen gezondheid niet goed vindt toe. Van de vijf gemeenten is alleen in Veghel de situatie iets beter met 9%, de andere gemeenten zijn vergelijkbaar met de regio. Bijna vier op de tien volwassenen heeft één of meer chronische ziekten, in Landerd is dit 44%. Het hebben van een chronische ziekte blijkt samen te gaan met ervaren gezondheid. Rugaandoeningen, artrose en migraine komen vaak voor. Bij de ouderen ervaart gemiddeld 28% hun gezondheid als matig tot slecht. Alleen Landerd scoort hier beter met 22%. Meer ouderen (69%) geven aan een chronische ziekte of handicap te hebben. Voor Boekel en Landerd is dit iets lager met respectievelijk 63 en 62%. Ruim drie op de tien ouderen worden door hun lichamelijke gezondheid beperkt in hun dagelijkse bezigheden. Ook dit percentage is lager in Boekel (24%) en Landerd (25%). De psychische gezondheid wordt door 15% van de volwassenen in Hart voor Brabant voor Brabant als slecht ervaren. Dit is vergelijkbaar met Nederland. De vijf gemeenten zitten op of rond dit gemiddelde. Er is geen duidelijk verband tussen psychische gezondheid en leeftijd. Wel voelen vrouwen zich vaker psychisch ongezond dan mannen. Ook volwassenen die grote moeite hebben met rondkomen en arbeidsongeschikten voelen zich vaker psychisch ongezond. Bij 65-plussers vindt 20% dat de psychische gezondheid slecht is. Alleen Landerd scoort beter met 13%. De overige gemeenten zijn vergelijkbaar. Van de jongeren van 12-17 jaar in de regio Hart voor Brabant beoordeelt 12% de geestelijke gezondheid als slecht. Alleen in Boekel is dit percentage lager (8%). De lichamelijke gezondheid wordt gemiddeld door 16% van de jongeren als niet goed ervaren. De vijf gemeenten wijken hier niet veel van af. Net als bij de volwassenen heeft bijna vier op de tien 23
jongeren één of meer chronische ziekten. Ook hierin wijken de afzonderlijke gemeenten niet veel af van het regionale beeld. Depressiepreventie Doelstelling is het voorkomen en terugdringen van psychosociale problematiek, met als specifieke aandachtspunten eenzaamheidspreventie ouderen en depressiepreventie in het algemeen. In de nota ‘Kiezen voor gezond leven’ is depressiepreventie benoemd als een speerpunt van beleid. Depressie staat nr. 5 op de lijst met de hoogste ziektelast. Uit onderzoek van het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) blijkt dat er een prevalentie van depressie bij 6,3% van de bevolking is (bron: SGBO-onderzoek ‘Aard en omvang WMOdoelgroep’ d.d. juni 2006). Depressie is een veel voorkomende psychische stoornis die een grote impact heeft op het welbevinden van mensen en die een grote ziektelast veroorzaakt. Een conclusie uit de startnotitie Openbare GGZ (september 2006) is dat er binnen de OGGZ preventie veel voldoende bewezen effectieve interventies en activiteiten zijn die ingezet kunnen worden en ook ingezet worden. Onduidelijk is wat het bereik van deze interventies is. Gepleit wordt voor een gezamenlijke meerjarenaanpak door de gemeenten van Brabant Noord-Oost. De verwachting is dat dit een betere garantie geeft op sterke preventieketens, minder versnippering en een groter bereik. In opdracht van het Platform OGGZ Brabant Noord-Oost heeft een werkgroep Preventie, bestaande uit instellingen die actief zijn op het gebied van openbare geestelijke gezondheidszorg, een beleidsnotitie opgesteld. De notitie met als titel: ‘Leve(n)de GGZ Preventie’ (augustus 2007) brengen de wensen en mogelijkheden van een programma depressiepreventie regio Brabant-Noordoost in beeld. Thema’s die expliciet aan de orde komen zijn: depressie, kinderen van ouders met psychiatrische problemen (KOPP) of van verslaafde ouders (KVO) en schadelijk alcoholgebruik. De nota geeft onder andere inzicht in risicogroepen, overlap betrokken partners binnen elk thema, lacunes, maken van afspraken over ketenvorming, uitvoering en evaluatie en een voorstel voor een gemeenschappelijk preventieaanbod in gemeenten. De notitie ‘Leve(n)de GGZ Preventie’ adviseert een integraal programma voor depressiepreventie op te nemen in de nota lokaal gezondheidsbeleid met aandacht voor: - Jongeren met somberheidsproblemen (en hun ouders); - Mensen met psychische klachten (en hun mantelzorgers); - Vergroten van het bereik door: geïntegreerde publieksvoorlichting, ondersteuning van sleutelfiguren en intermediairen; - Uitvoering interventies op wijk-/buurt-/dorpniveaus - Betere afstemming en samenwerking tussen professionele organisaties en vormgeven van ‘train de trainers’ trajecten. Momenteel vindt er een oriëntatie plaats over de vraag of de informatie (adviezen en voorwaarden) uit de notitie voldoende aanknopingspunten biedt voor een integraal uitvoeringsprogramma en de bekostiging van een dergelijk programma. Hierbij spelen o.a. de volgende overwegingen: - Opnemen preventie OGGZ in de nota’s lokaal gezondheidsbeleid - Besluit tot regionale aansturing en zoveel mogelijk lokale uitvoering - Middelen vrijmaken voor een projectstructuur - Formuleren van een duidelijke projectopdracht - Installeren van een projectgroep. Daarnaast loopt er in de regio Uden-Veghel een programma preventie van eenzaamheid van en voor ouderen. Dit programma is al aangezet in de eerste nota lokaal gezondheidsbeleid (2004-2007). Eenzaamheidspreventie bij ouderen sluit perfect aan bij de uitgangspunten 24
voor het Wmo-beleid. Bij de uitvoering hiervan is een taak weggelegd voor de organisaties van en voor ouderen in de gemeenten.
25
Leefstijl en gedrag Preventie van de risicofactoren roken, alcohol en overgewicht kan een grote bijdrage leveren aan het voorkomen van de belangrijkste volksgezondheidsproblemen.
Regio HvB
Boekel
Landerd
SintOedenrode
Uden
Veghel
Ernstig overgewicht 2 2 11 13
2 0,5 12 13
2 2 9 16
2 1 8* 14
0,9* 0,4 15* 10*
2 1 16* 12
55 86
54 86
49* 86
54 84
54 87
59 84
89 85
92 91*
88 86
87 89
91 83
90 83
3 18
3 14
3 14*
1 16
2 16
2 16
2 3
2 0,9
2 4
2 2
2 3
2 3
28 22
22* 17
20* 18
28 19
19* 18
27 18
41 41
37 46
37 36
40 43
42 42
38 41
0,7
1,4
0,6
0,0
0,0
1
8 29 26
6 27 24
4* 25 23
5 26 22
6 26 23
6 23 20
2 54 16 14
3 64* 22* 17
2 57 23* 13
0,9 61* 18 14
3 51 13 13
2 55 18 13
3 2
3 2
0,7* 1
2 2
2 0,5
4 3
8 10
8 9
9 8
10 9
7 10
11 11
19-64 jaar
5 3
8* 0,9*
4 0,4*
4 2
4 3
7 2
Afgelopen 4 weken (12-17 jr) Ooit gebruikt (lifetime) (19 64 jr)
0,4 5
1,2* 3
0 2*
0 2*
0 6
0 3
2-11 jaar 12-17 jaar 19-64 jaar 65-plus
Onvoldoende groente en fruit Niet dagelijks groente én fruit: 0-11 jaar 12-17 jaar Niet dagelijks >200 gram groente én 2 stuks fruit: 19-64 jaar 65-plus
Ontbijt minder dan 5x/week 1-11 jaar 12-17 jaar
Minder dan 5 warme maaltijden/week 1-11 jaar 12-17 jaar
Lichamelijke activiteit <1x/wk buiten school (4-11 jr) (12-17 jr) Voldoet niet aan Ned. Norm Gezond Bewegen (19-64 jr) (65-plus)
Roken Wel eens gerookt (8-11 jr) Rookt (12-17 jr) Dagelijks sigaretten (12-17 jr) Rookt (19-64 jr) Dagelijks sigaretten (19-64 jr)
Alcoholgebruik Afgelopen 4 weken (8-11 jr Afgelopen 4 weken (12-17 jr Binge drinken (12-17 jr) Overmatig alc.gebr. (19-64 jr)
Vindt eigen manier van leven ongezond 19-64 jaar 65-plus
Seksueel risicogedrag 12-17 jaar 19-64 jaar
Softdruggebruik afgelopen 4 weken 12-17 jaar Harddruggebruik
26
Voeding Overgewicht en vooral ernstig overgewicht (obesitas) hangen samen met hart- en vaatziekten, suikerziekten, verschillende vormen van kanker en aandoeningen aan het bewegingsapparaat (zoals artrose) en de ademhalingorganen. Overgewicht hangt bovendien samen met lichamelijke beperkingen en een slechtere kwaliteit van leven. De algemene tendens in Nederland is dat mensen in toenemende mate onregelmatig, eenzijdig en ongezond eten en dikker worden. Ook in de regio Hart voor Brabant is het percentage volwassenen met overgewicht gestegen van 37% in 1995 tot 44% in 2001 en 46% in 2005. Het percentage volwassenen met ernstig overgewicht (obesitas) is in diezelfde periode gestegen van 6 tot 11%. Van de 65-plussers in de regio heeft 58% overgewicht, bij 13% is sprake van ernstig overgewicht. De percentages en de stijgende trend zijn vergelijkbaar met de landelijke cijfers en trends. Veghel (16%) en Uden (15%) hebben de hoogste percentages volwassenen met ernstig overgewicht, Sint-Oedenrode het laagste (8%). De overige gemeenten scoren gemiddeld. Bij de ouderen is de situatie in Landerd het ongunstigst, 16% heeft hier ernstig overgewicht. Uden en Veghel scoren relatief het gunstigst met 10 en 12% ouderen met overgewicht. Bij kinderen (2-11 jaar) en jongeren (12-18 jaar) komt overgewicht ook steeds meer voor. In de regio Hart voor Brabant is 1 op de 10 kinderen en jongeren te dik. Bij 2% van zowel de kinderen als de jongeren komt ernstig overgewicht voor. Dit geldt ook voor de vijf gemeenten, behalve Uden. Het percentage kinderen met ernstig overgewicht is hier lager met 0,9%. Slechts weinig volwassenen in de vijf gemeenten (0,7% in Landerd tot 4% in Veghel 2% tot 5%) vinden hun eigen manier van leven (zeer) ongezond, maar uit de volwassenenenquête blijkt dat gemiddeld 89% van hen onvoldoende groente en fruit eet volgens de Richtlijn Goede Voeding9. Dit percentage komt overigens overeen met het regionale en landelijke cijfer. In verschillende landelijke rapporten wordt gesignaleerd dat verzorgers onvoldoende zorg besteden aan gezonde voeding voor hun kinderen. De keuze van voeding is veelal beperkt of te eenzijdig te noemen. Ook komen steeds meer kinderen naar school zonder een goed ontbijt of wordt de meegenomen lunch niet opgegeten. In plaats daarvan worden steeds meer chips, koeken en snacks gegeten. Van de kinderen van 1-11 jaar in de regio Hart voor Brabant ontbijt 3% minder dan 5 keer per week. Bij de jongeren van 12-18 jaar is dat al 18%. In de vijf gemeenten ligt het percentage voor kinderen rond het regionale gemiddelde, voor jongeren is dat ook zo, behalve in Landerd. Hier ligt het percentage onder het gemiddelde (14%). Verder blijkt dat 2-3% van de kinderen en jongeren in de regio Hart voor Brabant minder dan vijf keer per week een warme maaltijd eet. Bewegen en sport Mensen die voldoen aan de Nederlandse Norm Gezond Bewegen10 worden geacht voldoende te bewegen. In de regio Hart voor Brabant blijkt 41% van de volwassenen en de 65-plussers niet aan die norm te voldoen. Zowel voor volwassenen als voor ouderen wijken de gemeenten niet veel af van de regionale cijfers. Van de kinderen van 4-11 jaar in de regio sport 28% minder dan 1 keer per week buiten schooltijd. In Sint-Oedenrode en Veghel geldt dit ook. In Boekel, Landerd en Uden is de situatie gunstiger, daar sport respectievelijk 22, 20 en 19% minder dan 1 keer buiten schooltijd. Bij de jongeren (12-18 jaar) in de regio sport 22% minder dan 1 keer per week. De vijf gemeenten wijken hier niet veel van af.
27
Roken Roken is een belangrijke risicofactor voor de gezondheid11. Bij mensen boven de 20 jaar kan ongeveer de helft van de totale sterfte aan longkanker, chronische obstructieve longziekten (COPD, vroeger CARA), hartziekten en beroerten aan roken worden toegeschreven12. In de regio Hart voor Brabant is het percentage rokers gedaald van 36-37% in de periode 19931995 tot 34% in 2001 en 29% in 2005. Deze dalende trend is ook landelijk zichtbaar. In alle vijf gemeenten is het percentage rokers ongeveer gelijk aan dat in de regio (29%). Van de ondervraagde jongeren van 12-18 jaar in de regio Hart voor Brabant gaf 88% aan niet te roken, 8% zegt dagelijks te roken. Alleen in Landerd is het percentage jongeren dat rookt lager (4%). Binnen de groep jongeren in de regio neemt het percentage rokers toe als de leeftijd stijgt. Bij de 12-jarigen rookt minder dan 1% af en toe of dagelijks; bij de 17-jarigen is dit een kwart (26%). In de periode 2002-2004 is het percentage rokers onder Nederlandse jongeren slechts licht gedaald. Alcohol De schadelijke gevolgen van overmatig alcoholgebruik zijn talrijk. Overmatig alcoholgebruik (gemiddeld meer dan 21 glazen per week voor mannen en 14 glazen per week voor vrouwen) verhoogt het risico op kanker en hart- en vaatziekten. Een ander gevolg is de afhankelijkheid van alcohol, wat de kans op psychische stoornissen vergroot. Bovendien leidt overmatig alcoholgebruik in Nederland jaarlijks tot zo'n 250 verkeersdoden. Veertien procent van de volwassenen in de regio Hart voor Brabant drinkt overmatig alcohol, wat te vergelijken is met het Nederlandse gemiddelde. Overmatig alcoholgebruik is vaak sociaal geaccepteerd, omdat niet altijd sprake is van direct zichtbare nadelige gevolgen. Het komt vaker voor bij mannen (19%) dan bij vrouwen (8%). In de vijf gemeenten ligt het overmatig alcoholgebruik door volwassenen rond het gemiddelde van 14%. Ook onder jongeren, zelfs onder de16 jaar, wordt veel alcohol gedronken. Verontrustend is daarbij dat kinderen steeds vroeger beginnen met het drinken van alcohol. Nederlandse jongeren zijn de afgelopen jaren steeds meer gaan drinken. Met name onder jonge meisjes van 12-14 jaar is het alcoholgebruik toegenomen: in 1999 had 32% in de laatste maand alcohol gedronken, in 2003 was dit gestegen tot 44%. Alcoholgebruik is voor jongeren onder de 16 extra schadelijk. Ze verdragen alcohol slechter omdat ze nog in de groei zijn, minder wegen en kleiner zijn. Hierdoor voelen ze de effecten sneller en heviger. Ook zijn er sterke aanwijzingen dat alcoholgebruik een negatief effect heeft op de ontwikkeling van de hersenen. Hoe jonger kinderen in aanraking komen met alcohol, hoe groter de kans is op overmatig gebruik en verslaving op latere leeftijd. Ruim de helft (54%) van de 12-18 jarigen in de regio Hart voor Brabant heeft in de afgelopen vier weken alcohol gedronken; 40% van de jongeren tot 16 jaar en 83% van de 16- en 17-jarigen. Dit komt overeen met landelijke cijfers. In de regio Uden-Veghel gebruikt ook meer dan de helft van de jongeren alcohol, met als uitschieters Boekel (64%) en Sint-Oedenrode (61%). Zestien procent van de jongeren in de regio is een binge drinker. Dit wil zeggen dat hij/zij zes of meer glazen alcohol drinkt op één of meer van de weekenddagen. Binge drinken komt meer voor bij jongens (20%) dan bij meisjes (11%). Verder is binge drinken vooral een probleem van de 16-17-jarigen. Van de jongens in de regio van deze leeftijd doet 49% aan binge drinken, van de meisjes 26%. In Boekel (22%) en Landerd (23%) is het percentage binge drinkers over alle leeftijden veel hoger dan in de regio (16%).
28
Seksueel risicogedrag Onveilig vrijen vergroot het risico op seksueel overdraagbare aandoeningen (soa) zoals aids (hiv-virus), chlamydia, syfilis, gonorroe en herpes. Verder kan men via seksueel contact besmet raken met het humaan papillomavirus, dat mede een bepalende factor is voor het ontstaan van baarmoederhalskanker. In de regio Hart voor Brabant geeft 18% van de volwassenen aan dat zij in de afgelopen zes maanden wel eens hebben gevreeën met een nieuwe of losse partner. Iets meer dan de helft van deze groep, dat is 10% van de 19-64-jarigen, heeft hierbij niet altijd een condoom gebruikt. Van de jongeren van 12-18 jaar heeft 15% wel eens geslachtsgemeenschap gehad. Van deze groep heeft ook iets meer dan de helft, dat is 8% van de 12-18-jarigen, het ook wel eens zonder condoom gedaan. De meesten geven aan dat ze de pil gebruiken of vaste verkering hebben en daarom geen condoom gebruiken. De vijf gemeenten zijn vergelijkbaar met de regio. Er zijn aanwijzingen dat het onveilige vrijgedrag in Nederland toeneemt. Ook gebruiken Nederlandse scholieren minder vaak condooms dan scholieren uit andere Europese landen. Daarentegen gebruiken Nederlandse jongeren wel vaker andere vormen van anticonceptie. Drugs Van de jongeren in de regio Hart voor Brabant geeft 5% van de ondervraagden aan recent (afgelopen vier weken) marihuana (wiet) of hasj gebruikt te hebben. Alle gemeenten zijn hiermee vergelijkbaar, behalve Boekel. Hier ligt het percentage aanzienlijk hoger dan in de regio met 8%. Ook het percentage jongeren dat in de afgelopen vier weken harddrugs gebruikt heeft is in Boekel hoger dan gemiddeld, namelijk 1,2% tegen 0,4% in de regio. In de andere gemeenten is het harddruggebruik nihil. Van de volwassenen in de regio heeft 3% in de afgelopen vier weken softdrugs gebruikt. Boekel (0,9%) en Landerd (0,4%) scoren het laagst, terwijl in de andere drie gemeenten geen verschil met de regio is. Gemiddeld in de regio heeft 5% ooit in zijn leven wel eens harddrugs gebruikt (lifetime gebruik). Twee gemeenten hebben een significant lager percentage, namelijk Landerd en Sint-Oedenrode met 2%.
Gebruik van zorg- en welzijnsvoorzieningen Regio HvB Huisartscontact afgelopen 2 maanden (19-64 jaar) (65-plus)
Contact medisch specialist afgelopen jaar (19-64 jaar) (65-plus)
Boekel
Landerd
SintOedenrode
Uden
Veghel
34 55
35 57
33 50
33 59
40* 62*
41* 54
33 60
30 51*
27* 51*
31 59
33 53*
30 52*
Huisarts- en specialistenbezoek Het bezoeken van een huisarts neemt toe naarmate de leeftijd vordert. Daarbij gaan bij de volwassen vrouwen vaker naar de huisarts dan mannen (ongeveer 1.5 keer zo vaak) en is het percentage mensen met een chronische aandoening dat de huisarts bezoekt anderhalf keer groter dan het percentage gezonde mensen. Uit de volwassenenenquête blijkt dat ruim 34% van de ondervraagden in de regio Hart voor Brabant voor zichzelf in de twee maanden voorafgaand aan het onderzoek contact heeft gehad met de huisarts. Het huisartsbezoek is beduidend hoger in Uden (40%) en Veghel (41%). De andere drie gemeenten zitten rond het gemiddelde voor de regio. Het percentage volwassenen in de regio dat een medisch 29
specialist heeft bezocht in de afgelopen twaalf maanden is 33%. Met uitzondering van Landerd (27%) wijken de gemeenten niet af van het gemiddelde. Bij de 65-plussers is het percentage dat een medisch specialist heeft bezocht in het afgelopen jaar 60%. Alle gemeenten, behalve Sint-Oedenrode (59%) zitten hier beduidend onder met 51-53%.
Huisartsenproblematiek en ziekenhuiszorg De zorg die gemeenten voorheen hadden rondom de huisartsenzorg is voorbij. Er ontstaan steeds meer samenwerkingsverbanden in de vorm van (A) HOED’en (Apotheek en Huisartsen Onder Eén Dak). Nieuwe huisartsen kiezen voor samenwerkingsverbanden als HOED of gezondheidscentra. Dit beleid garandeert voldoende en adequate huisartsenzorg voor de inwoners van de vijf gemeenten. Naast het stimuleren tot samenwerking (HOED constructies en gezondheidscentra) kan de gemeente zorgen voor een aantrekkelijk vestigingsklimaat voor huisartsen (o.a. faciliteren via maatregelen op het gebied van ruimtelijke ordening voorkeur vestigingsplaatsen of het hanteren van maatschappelijke grondprijzen). In bijlage 3 wordt kort aangegeven hoe de situatie in de vijf gemeenten is en welke ontwikkelingen gaande zijn op het gebied van continuïteit en kwaliteit eerstelijnszorg. Situatie ziekenhuis Bernhoven. Bernhoven realiseert in de komende jaren een nieuw streekziekenhuis in Uden-Noord. Er is overleg gaande over de inrichting van bredere zorgsteunpunten in de gemeenten Oss en Veghel, waarbinnen poliklinische en diagnostische voorzieningen een plek krijgen naast voorzieningen in het kader van wonen, zorg en welzijn.
30
Hoofdstuk 4
De problematiek samengevat
Uit het voorgaande hoofdstuk zijn voldoende gegevens beschikbaar gekomen om de komende jaren mee aan de slag te gaan. Dit hoofdstuk zet kort de algemene problematiek op een rij. Vervolgens worden, aan de hand van de in hoofdstuk 1 geformuleerde visie en doelstellingen, de prioriteiten voor de komende vier jaar voorgesteld.
Samenvatting problematiek Sterfte: • Hart- en vaatziekten (33% van de totale sterfte) en nieuwvormingen (29%) zijn de belangrijkste groepen van doodsoorzaken in de regio Hart voor Brabant. In Boekel en Landerd is de sterfte aan hart- en vaatziekten hoger dan gemiddeld in Nederland. Voor wat betreft kanker is er geen verschil tussen de vijf gemeenten en Nederland. Leefstijl: • De mate van alcoholgebruik is verontrustend; het aantal volwassenen met overmatig alcoholgebruik is 14%. Het aantal jongeren dat in de afgelopen 4 weken alcohol heeft gedronken is 54%, in Boekel zelfs 64% en in Sint-Oedenrode (61%). Met name het binge drinken door jongeren baart zorgen. Gemiddeld doet 1 op de 6 jongeren hieraan. In Boekel en Landerd is dit bijna 1 op de 4 jongeren. • 29% van de volwassenen rookt, bij de jongeren van 12-18 jaar is dat 8% (Landerd 4%). Tussen de leeftijd van 12 tot 18 jaar neemt het percentage rokers enorm toe, van minder dan 1% tot 26% • Overgewicht is in alle gemeenten, net als in de regio een groot probleem. Bijna de helft van de volwassenen is te dik en 11% heeft ernstig overgewicht (Uden 15%, Veghel 16%, Sint-Oedenrode 8%). Van de ouderen is 60% te dik en heeft 13% ernstig overgewicht (Landerd 16%, Uden 10%). Van de jongeren van 12 -18 jaar is ongeveer 10% te dik, 2% heeft ernstig overgewicht. Het percentage mensen met overgewicht is de afgelopen jaren flink toegenomen. Landelijke cijfers laten zien dat overgewicht al bijna 10% bijdraagt aan de ziektelast, vooral door het hoge risico op diabetes. • Gemiddeld 85-89% van de volwassenen en de ouderen eet te weinig groente en fruit; • 41% van de volwassenen en de ouderen beweegt te weinig; • Deze manier van leven en ongezond gedrag zal zich in de toekomst vertalen in ziekte, verlies van kwaliteit van leven en vroegtijdige sterfte. Voldoende reden dus om hier serieus aandacht aan te besteden. Bovendien wordt een ongezonde leefwijze niet herkend: slechts 2% tot 4% van de volwassen inwoners van de vijf gemeenten vindt hun eigen leefwijze ongezond. Bij het nemen van maatregelen ter bevordering van gezond gedrag is het belangrijk om rekening te houden met deze beleving van de eigen leefwijze. Psychosociale problematiek: • Eenzaamheid is niet alleen een probleem van ouderen. Ruim één op de drie mensen in de leeftijd van 19-64 jaar is eenzaam. Bij de ouderen is gemiddeld 48% eenzaam. In Boekel en Landerd ligt dit lager met 36% en 38%. • Gemiddeld ervaart 15% van de volwassenen hun psychische gezondheid als slecht. Bij de ouderen ervaart 20% de psychische gezondheid als slecht, alleen in Landerd is dit lager met 13%. Bij de jongeren ligt het gemiddelde op 12%, behalve in Boekel, waar het om 8% van de jongeren gaat. 31
Gevolgen van de vergrijzing: • De bevolkingsprognose voor de vijf gemeenten laat een geringe groei zien. In 2015 zal de bevolking met maximaal 4 % zijn toegenomen. Het aantal 65-74-jarigen stijgt in deze periode met 33-48%. Het aantal 75-plussers stijgt met 32-50%. In Uden en SintOedenrode is daarbij zelfs sprake van dubbele vergrijzing; het aantal ouderen neemt toe en de ouderen worden steeds ouder. Verwacht mag worden dat vooral chronische ziekten zullen toenemen en dat het zorggebruik toeneemt en verschuift van genezing naar verpleging en verzorging. De forse stijging van het aantal ouderen staat op gespannen voet met de afname van de groep 30- t/m 64-jarigen, de groep die circa driekwart van de mantelzorg voor haar rekening neemt. Overig: • Bijna 3 op de 10 ouderen en 2 op de 10 volwassenen heeft moeite met rondkomen. • 19% van de ouderen heeft 3 of meer aanpassingen in de woning (Sint-Oedenrode 26%) en bijna 27% wenst aanpassingen in de woning (Boekel 33%). • Gemiddeld 15% van de volwassenen in de regio wordt gehinderd door lawaai. In Uden en Veghel is dat meer met 25 en 22%. Vooral de vliegtuigen zijn hier de oorzaak van. • Eenderde van de volwassenen heeft in de afgelopen 2 maanden contact met de huisarts gehad. In Uden en Veghel is dit hoger met 40 en 41%. Van de 65-plussers heeft meer dan de helft contact met de huisarts gehad. In Uden is dat 62%. Sociaal economische gezondheidsverschillen (SEGV) In Nederland bestaan aanzienlijke verschillen in gezondheid naar sociaal-economische status (SES). Daarbij is SES gemeten naar opleiding, inkomen of beroepsniveau. Lager opgeleide mannen en vrouwen leven gemiddeld bijna vier jaar korter en zij brengen tien tot vijftien jaar minder lang door in goede gezondheid dan mensen met een hoge sociaaleconomische status. Een gezondheidsachterstand zien we verder bij enkele andere groepen zoals werklozen en arbeidsongeschikten. Ook onder allochtonen in Nederland komen over het algemeen meer gezondheidsproblemen voor dan onder autochtonen. Ook in de regio Hart voor Brabant bestaan door sociaal-economische levensomstandigheden verschillen (SEGV) in gezondheid. Dat wordt bevestigd in regionaal onderzoek, het blijkt onder meer uit verschillen in mentale en fysieke gezondheid en uit het voorkomen van eenzaamheid. Mogelijke verklaringen voor de relatief slechtere gezondheid van laagopgeleiden zijn: minder gunstige woon- en werkomstandigheden en een minder gezonde leefstijl. Zij roken en drinken meer, eten minder groenten en fruit en bewegen minder. Ook zijn materiële omstandigheden (woon- en werkomstandigheden) ongunstig voor de gezondheid. Gemeenten kunnen SEGV beleid ontwikkelen en uitvoeren dat gericht is op het verminderen van gezondheidsverschillen. In het kader van de regionale nota lokaal gezondheidsbeleid valt dit beleid te koppelen aan de volgende beleidsaandachtsvelden: 1. Sociaal economische situatie: minimabeleid 2. Het aanpakken van sociaal economische gezondheidsverschillen (SEGV) 3. Bestrijden en voorkomen van een risicovolle leefstijl, met name in de relatie voeding-beweging-overgewicht 4. Bestrijden en voorkomen van sociaal-psychische klachten (o.m. als gevolg van sociaal-economische omstandigheden).
Sociaal economische status: minimabeleid
32
Per 1 januari 2004 is de nieuwe Wet Werk en bijstand ingevoerd. De nadruk van deze wet ligt sterk op de toeleiding naar werk. Gemeenten worden nog maar beperkt gecompenseerd voor de kosten van de bijstandsuitvoering. Categoriaal minimabeleid is op grond van de nieuwe wet moeilijker te realiseren. In het algemeen kan gesteld worden dat het verminderen van sociaal-economische gezondheidsverschillen gediend is met een betere bekendheid van de mogelijkheid om bijzondere bijstand aan te vragen. Gemeenten kennen verschillende regelingen om burgers financieel te ondersteunen als zij beschikken over een minimum inkomen. Burgers kunnen met name gebruik maken van bijzondere bijstand als er noodzakelijke kosten zijn die nergens vergoed worden. Het gaat hier bijvoorbeeld om: medische kosten, een vergoeding krijgen van kosten voor sport, cultuur en recreatie; burgers kunnen een tegemoetkoming vragen voor schoolkosten of de aanschaf van een computer voor de kinderen in het voortgezet onderwiis. Om voor de inwoners hun inkomenssituatie te verbeteren hanteert de gemeente een gemeentelijk minimabeleid. Doel van dit beleid is verbetering van inkomenssituatie van minima door bijzondere bijstand voor incidentele en vaste noodzakelijke uitgaven. Gemeentelijk minimabeleid is gericht op: - bevordering deelname aan maatschappelijke activiteiten; - inkomensondersteuning; - beperking vaste lasten en bevordering ‘rondkomen’. In alle gemeenten wordt minimabeleid uitgevoerd en is er een regionaal overleg over dit beleid. Per gemeente kan de invulling van gemeentelijk minimabeleid verschillen. In dit kader kunnen gemeenten besluiten gerichte interventies uit te voeren. Landelijk en plaatselijk worden daartoe initiatieven genomen (zie ook bijlage 5).
33
Hoofdstuk 5
Van beleid naar uitvoering
Deze vervolgnota voor de gemeenten Boekel, Landerd, Sint-Oedenrode, Uden en Veghel presenteert een algemeen beleidskader voor het ontwikkelen van collectieve preventie. In deze nota voor de periode 2008-2011 vertalen we het algemene beleidskader in een aanzet tot een concreet uitvoeringsprogramma, ook wel programmatische preventie genoemd. ‘Programma’s’ of ‘programmalijnen’ presenteren (preventie)activiteiten overzichtelijk om herkenbaarheid, het langdurig in beeld te blijven en de effecten van preventie te versterken bij een groot publiek. De programma’s in deze nota richten zich met name op de doelgroep jeugd en hun ouders. Dit helpt de gemeenten in hun streven naar een herkenbaar en samenhangende programmalijn. Om preventieve programma’s tot een succes te maken zijn de volgende randvoorwaarden nodig: -
-
-
-
Per gemeente worden de preventieactiviteiten samengebracht in een programma. Hierbij is overlapping en verschil in aard en intensiteit van activiteiten tussen gemeenten mogelijk. Een programmacoördinator wordt ingezet om de programmalijn actueel te houden, de aandacht onder het grote publiek vast te houden (pr-taken) en samenhang in het activiteitenaanbod te waarborgen. Wanneer het een groots opgezet programma betreft, bijvoorbeeld op bovenregionaal niveau (Brabant Noordoost), is een project- of programmamanager wellicht noodzakelijk.13 De gemeenten zijn bereid constructief samen te werken in het programma. Daarbij is een evenwicht tussen de eigen lokale identiteit en vereiste gezamenlijkheid van optreden en uitvoering noodzakelijk.
Samenwerking tussen gemeenten bij collectieve preventie Om samenwerking op het gebied van collectieve preventie en binnen de programmalijnen effectief te laten zijn, maken de regiogemeenten de volgende afspraken: 1. De gemeenten anticiperen, voor zover mogelijk, samen op ontwikkelingen. 2. Programma’s kunnen een start per gemeente maken of een gezamenlijke start maken. 3. Een gezamenlijk programma kent één regionaal startmoment. 4. Door middel van strategische keuzes en gezamenlijke afspraken wordt besloten tot een gezamenlijk programma. 5. Het inhoudelijke en financieel kader van een gezamenlijk programma wordt bij alle gemeenteraden gelijktijdig ingediend en vastgesteld. 6. Een gezamenlijk programma wordt pas definitief en uitgevoerd als alle gemeenteraden hebben ingestemd op inhoudelijke én financiële gronden. 7. De programma-uitvoering gebeurt in gezamenlijkheid. 8. Binnen een gezamenlijke programma heeft iedere gemeente de mogelijkheid activiteiten toe te voegen of af te wijzen. Goede communicatie is vereist om de samenhang en samenwerking te behouden. 9. Projectcoördinatie binnen een gezamenlijk programma wordt pas ingezet wanneer alle gemeenten akkoord gaan. 10. Bij de ontwikkeling en uitvoering van een gezamenlijk programma wordt rekening gehouden met de draagkracht en behoefte van elke gemeente.
34
Bewezen effectiviteit Belangrijk nevendoel van een preventief programma is nagaan hoe activiteiten die gezond gedrag bevorderen gaandeweg effectief en efficiënt ingevoegd kunnen worden in reguliere structuren van openbare gezondheidszorg en jeugdbeleid. Dat zijn bij uitstek de structuren die ondersteuning bieden aan ouders en jeugdigen op het gebied van (gezond) opvoeden en opgroeien. Leefstijlbeïnvloeding zal onderdeel moeten gaan uitmaken van het toekomstig aanbod in het Centrum voor Jeugd en Gezin.
Programma’s 2008-2011 De jeugdjaren leggen de basis voor de gezondheid op latere leeftijd14. Dat is de drijfveer om vooral met de doelgroep jeugdigen en hun ouders aan de slag te gaan de komende jaren. Daarbij staan de gemeenten drie doelen voor ogen: - Het tegengaan van alcoholmisbruik bij jeugdigen in het algemeen en het bestrijden van alcoholgebruik door kinderen jonger dan 16 jaar. - Het bevorderen van een gezond voedings- en beweegpatroon en het stimuleren van jeugdigen om dat ook vol te houden. - Het bieden van goede voorbeelden en ondersteuning aan ouders bij het bevorderen van gezond leven en het zelf geven van het goede voorbeeld.
1. Gezamenlijk Programma Alcoholpreventie Aanleiding
Doel
Doelgroep Planning Werkwijze
Het alcoholgebruik onder jongeren is de laatste jaren toegenomen. Alcoholgebruik op jonge leeftijd tast de ontwikkeling van de hersenen aan, is schadelijk voor diverse organen, geeft een extra groot risico op acute alcoholvergiftigingen en vergroot de kans op verslaving op latere leeftijd. 1. Bestrijden van alcoholgebruik door jeugdigen jonger dan 16 jaar 2. Tegengaan van schadelijk alcoholgebruik bij jeugdigen 3. Het bieden van goede voorbeelden en ondersteuning aan de omgeving van de jeugdige. Jeugd tussen de 10 en16 jaar met systeembenadering: de hele omgeving van de jongere wordt benaderd. Start preventie begin 2009 Er wordt ingezet op een drietal speerpunten: 1. Educatie en publiek draagvlak 2. Preventie 3. Regelgeving en naleving Deze speerpunten worden uitgevoerd binnen drie beleidsvelden, zodat de preventieve aanpak verstevigd wordt: 1. Welzijnsbeleid – (Jeugd)gezondheidszorg 2. Regelgeving – Openbare orde 3. Handhaving – Veiligheid Gezien de schaalgrootte (21 gemeenten) is projectmanagement vereist (bovenregionaal).
35
Samenwerkings- Gemeenten Brabant-Noord Politie en justitie partners Veiligheidshuis Voedsel- en waren autoriteit Huisartsen Novadic-Kentron GGD Hart voor Brabant Horeca Detailhandel Onderwijs Ouders Sportkantines De activiteiten zijn nu nog niet bekend, aangezien het project zich in de Preventieontwikkelfase bevindt. De in te zetten activiteiten kunnen per gemeente activiteiten verschillend zijn, de boodschap naar het publiek is echter hetzelfde. Evaluatiemomenten en effectmetingen zijn nu nog niet bekend, maar Evaluatieworden later ingepland. momenten De kosten van het vierjarig plan in de regio Zuid-Oost Brabant bedragen Kosten €776.500,-. (grofweg €1,00 per inwoner) Het is in deze oriënterende fase lastig dit bedrag om te slaan naar een bedrag per inwoner in Brabant Noordoost. De regio Eindhoven is, qua inwoneraantal, groter dan Brabant-Noord. De effecten (positief/negatief) van het verschil in schaalgrootte en het al dan niet ontvangen van extra subsidiestromen zijn op dit moment niet te overzien.
2. (Gezamenlijk) Programma Preventie Overgewicht Aanleiding
Huidige werkwijze
Doel
Het aantal mensen met overgewicht in Nederland is zorgwekkend, zeker vanwege het feit dat dit aantal nog steeds in hoog tempo toeneemt. Recent onderzoek toont aan dat onder jeugdigen in de leeftijd van vier tot vijftien jaar het aantal kinderen met overgewicht en obesitas (ernstig overgewicht) sterk is toegenomen. Overgewicht heeft grote medische, maatschappelijke en financiële consequenties. Overgewicht, en met name obesitas, vormt een belangrijke risicofactor voor aandoeningen als hart- en vaatziekten, diabetes mellitus type 2, klachten aan het bewegingsapparaat en psychosociale problemen. Binnen de regio Uden-Veghel worden vele activiteiten ondernomen die een bijdrage leveren aan het voorkomen, beperken of terugdringen van overgewicht. Hierbij gaat het zowel om activiteiten in de sfeer van beweging als voeding. Er is echter nog geen sprake van een gestructureerd samenhangend beleid gebaseerd op een meerjaren programmatische benadering. De gemeente Uden is hier, ondersteund door de GGD, in 2005 wel mee gestart. In het kader van een te ontwikkelen meerjarenprogramma overgewicht zal de regio bezien of en in welke mate zij kan aansluiten bij het in gemeente(n) reeds ontwikkelde beleid dan wel in de lokale situatie haalbare activiteiten kan navolgen. 1. Voorkomen van overgewicht bij 0-19 jarigen. 2. Het voorkomen van toename van al bestaand overwicht bij 0-18 jarigen. 3. Te komen tot een gestructureerd, samenhangend meerjaren programma Preventie Overgewicht 36
De primaire doelgroep zijn jeugdigen van 0-19 jaar en hun opvoeders, omdat in deze doelgroep gewoontes nog gevormd worden en de meeste gezondheidswinst is te boeken. Start uitwerking programma Preventie Overgewicht begin 2008 Planning Half 2008 inhoudelijk en financieel raadsvoorstel gelijktijdig in de raden brengen. Start uitvoering programma Preventie Overgewicht begin 2009 (of zoveel eerder als plaatselijk mogelijk of wenselijk is). Om te komen tot een gestructureerd, samenhangend meerjaren Werkwijze programma Preventie Overgewicht wordt een programmacoördinator aangewezen. Dit kan een medewerker gezondheidspreventie van de GGD Hart voor Brabant, of als de opzet van het programma zeer beperkt is een ambtenaar van één van de gemeenten. PR-activiteiten worden één van de belangrijkste taken: 1. tussen de gemeenten onderlinge afstemming, 2 het publiek bewust maken. 3. Uitlichten van activiteiten die elkaar kunnen versterken in programmatisch verband. Gemeenten gaan in gesprek met GGZ/AMW over obesitaspreventie en eetstoornissen. Samenwerkings- Gemeenten in de regio Uden/Veghel GGD Hart voor Brabant partners STBNO GGZ Huisartsen Onderwijs Ouders Sportverenigingen Sportcentra, etc. De activiteiten zijn nu nog niet geïnventariseerd, aangezien het Preventieprogramma zich in de ontwikkelfase bevindt. De in te zetten activiteiten activiteiten kunnen per gemeente verschillend zijn, de boodschap is echter hetzelfde. Evaluatiemomenten en effectmetingen zijn nu nog niet bekend, maar Evaluatieworden later ingepland. momenten De financiële draagkracht voor dit programma verschilt sterk per Kosten gemeente. Wanneer dit programma verder is uitgewerkt, kan per gemeente worden besloten tot welke activiteiten wordt overgegaan. De regiogemeenten willen echter geen onnodige kosten maken ten behoeve van intermediairen (projectmanagement), maar de middelen inzetten ten behoeve van de preventieactiviteiten zelf. Het streven is projectcoördinatie bij regionale activiteiten beperkt en efficiënt in te zetten en zo mogelijk te bekostigen uit de lokale accenten bij het basispakket GGD. Doelgroep
37
3.
Voorkomen en terugdringen van psycho-sociale problematiek
Aanleiding
Er vindt momenteel een oriëntatie plaats op de wenselijkheid en mogelijkheid van een programma depressiepreventie op de schaal van de regio Brabant-Noordoost. Onder de titel ‘Leve(n)de GGZ Preventie’ hebben de instellingen die actief zijn op het vlak van de openbare geestelijke gezondheidszorg een inventariserende nota gemaakt van het beschikbare aanbod op het gebied van preventie van geestelijke gezondheidsproblemen voor de regio Brabant-Noordoost.
Daarnaast loopt in de gemeenten Boekel, Landerd, Sint-Oedenrode, Uden en Veghel momenteel een programma dat zich op preventie van eenzaamheid bij ouderen richt. Dit programma is aangezet binnen de eerste nota voor lokaal gezondheidsbeleid 2004-2007. Het formele kader voor uitvoering en bekostiging van dit programma is de regionale nota ouderenbeleid. Dit preventieprogramma wordt hier dan ook niet uitgewerkt. Vergroten van het bereik depressiepreventie door: geïntegreerde Doel publieksvoorlichting, ondersteuning van sleutelfiguren en intermediairen, uitvoering interventies op wijk-/buurt-/dorpniveaus, betere afstemming en samenwerking tussen professionele organisaties en vormgeven van ‘train de trainers’ trajecten. 1. Jongeren met somberheidsproblemen (en hun ouders) Doelgroep 2. Mensen met psychische klachten (en hun mantelzorgers) Nog onbekend Planning Integraal programma voor depressiepreventie op schaal van BrabantWerkwijze Noordoost Samenwerkings- De instellingen die actief zijn in de OGGZ De gemeenten Brabant-Noordoost partners Nog niet nader gespecificeerd Preventieactiviteiten Evaluatieschema kan pas ingevuld worden zodra er een kader voor een Evaluatieprograma beschikbaar is en worden dus later ingepland. momenten Nog niet nader gespecificeerd Kosten
38
Hoofdstuk 6
De Wcpv in relatie tot de Wmo
De Wcpv is een wet die op collectieve preventieve gezondheidszorg is gericht. Doel van de wet is de gezondheid van (nog) gezonde burgers te beschermen en te bevorderen en ziekten te voorkómen en vroegtijdig op te sporen (primaire en secundaire preventie). De activiteiten in het kader van de Wcpv zijn gericht op collectieve preventie, nader te onderscheiden in universele preventie (de gehele bevolking) en selectieve preventie (risicogroepen in de bevolking). De Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) is erop gericht dat burgers, individuen, kunnen participeren in de maatschappij. Indien hiervoor belemmeringen bij de burger aanwezig zijn, dienen de gemeenten te zorgen voor maatschappelijke ondersteuning. Het doel van de Wmo is het meedoen van álle burgers aan álle facetten van de samenleving, zo mogelijk met hulp van familie, vrienden of bekenden. Voor kwetsbare groepen is extra aandacht; ouderen en mensen met een beperking mogen geen drempels ervaren. De Wmo omschrijft 'maatschappelijke ondersteuning' in negen prestatievelden waar de gemeente beleid op moet ontwikkelen: 1. Het bevorderen van sociale samenhang en leefbaarheid in dorpen, wijken en buurten; 2. Op preventie gerichte ondersteuning van jeugdigen met problemen met het opgroeien en ondersteuning van ouders met problemen met opvoeden; 3. Het geven van informatie, advies en cliëntondersteuning; 4. Het ondersteunen van mantelzorgers en vrijwilligers; 5. Het bevorderen van de deelname aan het maatschappelijke verkeer en het bevorderen van het zelfstandig functioneren van mensen met een beperking of een chronisch psychisch probleem of een psychosociaal probleem; 6. Het verlenen van voorzieningen aan mensen met een beperking of een chronisch psychisch probleem of een psychosociaal probleem ten behoeve van het behoud van hun zelfstandig functioneren of hun deelname aan het maatschappelijke verkeer; 7. Maatschappelijke opvang, waaronder vrouwenopvang en aanpak huiselijk geweld; 8. Het bevorderen van openbare geestelijke gezondheidszorg, met uitzondering van het bieden van psychosociale hulp bij rampen; 9. Het bevorderen van verslavingsbeleid.
Wcpv en Wmo bevorderen kwaliteit van leven De relatie tussen de beide wetten kan het best omschreven worden als die van twee naast elkaar fungerende onmisbare pijlers met als overstijgend doel het bevorderen van de kwaliteit van leven van burgers. Het is van groot belang om daarbij aandacht te hebben voor preventie, want daarmee is veel gezondheidswinst te behalen. De Wcpv begeeft zich met name op het gebied van primaire en secundaire preventie en heeft ten doel de gezondheid van (nog) gezonde burgers te bevorderen en te beschermen. Het voeren van gezondheidsbeleid resulteert in meer gezonde jaren, minder ziektelast en een betere kwaliteit van leven. De Wmo richt zich vooral op secundaire en tertiaire preventie en heeft ten doel burgers met een fysieke, sociale of psychische beperking te laten deelnemen aan de maatschappij. De Wmo maakt daarnaast iedereen verantwoordelijk voor de leefbaarheid en sociale samenhang. Mensen die deelnemen aan de maatschappij voelen zich gezonder, zo is uit menig onderzoek gebleken. Andersom maakt een goede gezondheid in zowel psychisch, sociaal als fysiek opzicht deelname aan de maatschappij weer mogelijk. Gezondheid in brede zin speelt dus een belangrijke rol bij de Wmo. Beide wetten hebben uiteindelijk een overstijgend 39
doel in zich, namelijk het bevorderen van kwaliteit van leven. Voor de gemeenten kan het effect van gezondheidsbeleid zijn dat het aantal zorgaanvragen in het kader van de Wmo afneemt. Investeren in gezondheidsbeleid is dus tevens een investering in leefbaarheid en maatschappelijke deelname. Wcpv sorteert voor op Wmo Een belangrijk verschil tussen de Wcpv en de Wmo is, dat de Wcpv-taken, veelal plaatsvinden voordat er sprake is van een probleem waarvoor hulp nodig is: men spreekt over een maatschappelijke hulpvraag. De taken binnen de Wcpv bevinden zich in het publieke domein en dienen het collectieve belang. De Wmo, met als doel maatschappelijke ondersteuning, gaat eveneens uit van een maatschappelijke hulpvraag, maar tevens van concrete en individuele vragen van burgers die een probleem hebben. De twee wetten hebben verschillende doelstellingen, respectievelijk het bevorderen van de volksgezondheid en ziektepreventie (Wcpv) tegenover maatschappelijke participatie (Wmo). De wetten kennen verschillende vormen van overheidssturing. De Wcpv wordt gematigd decentraal gestuurd en de Wmo sterk decentraal. De preventieve taken binnen de Wmo zijn met name gericht op secundaire en tertiaire preventie, het gaat in het bijzonder om mensen die al ‘zorg’/ondersteuning nodig hebben. Wcpv-taken richten zich op de primaire preventieve taken nog voordat mensen überhaupt problemen hebben en is specifiek gericht op gezondheidsbevordering en – bescherming. Gezondheid in brede zin speelt een belangrijke rol in beide wetten. De Wcpv richt zich op de publieke gezondheid, dus zowel de fysieke, de psychische als sociale kant van gezondheid. De Wmo richt zich met name op het publiek welbevinden, de psychische en sociale kanten van die gezondheid. De effecten van gezondheidspreventie op maatschappelijke participatie De beoogde effecten van de koppeling van Wcpv en Wmo zijn: 9 Door een betere fysieke en psychische gezondheid neemt de aanspraak op individuele voorzieningen af. 9 Een betere fysieke en psychische gezondheid bevordert de maatschappelijke participatie. 9 Maatschappelijke participatie bevordert de leefbaarheid en sociale samenhang. 9 Meer sociale samenhang leidt tot het kunnen en willen nemen van meer verantwoordelijkheid voor de eigen omgeving en die van de ander, bijvoorbeeld het verrichten van vrijwilligerswerk of mantelzorg. 9 Gezondheidsbevordering en maatschappelijke ondersteuning worden integraal onderdeel van meerdere beleidsterreinen. De gemeente is in staat beleid in samenhang met elkaar uit te voeren. 9 Gezondheidsbevordering staat niet meer op zich zelf en krijgt daardoor de aandacht die het verdient. Door samenhang aan te brengen tussen het gezondheidsbeleid en de Wmo verbetert de kwaliteit van leven van inwoners en nemen hun kansen op maatschappelijke participatie toe.
40
Eindnoten 1. In bijlage 6 is een omschrijving opgenomen van het begrip collectieve preventie. 2. Het betreft de gemeenten Bernheze, Boekel, Boxmeer, Boxtel, Cuijk, Grave, Dongen, Gilze en Rijen, Goirle, Haaren, 's-Hertogenbosch, Heusden, Hilvarenbeek, Landerd, Lith, Loon op Zand, Maasdonk, Mill en Sint Hubert, Oisterwijk, Oss, Schijndel, Sint Anthonis, Sint-Michielsgestel, Sint-Oedenrode, Tilburg, Uden, Veghel, Vught en Waalwijk. 3. Gemeenschappelijke Regeling GGD Hart voor Brabant, 2001. 4. Staatsblad 2002 - 468, Wet van 13 juli 2002 tot wijziging van de Wet collectieve preventie volksgezondheid. 5. Lalonde was een Canadese minister van volksgezondheid die dit model heeft geïntroduceerd. 6. Het zorgkantoor voert de Awbz namens alle zorgverzekeraars uit. Voor de Awbz is Nederland verdeeld in 32 regio's. In elke regio is een zorgkantoor. Daardoor heeft het zorgkantoor kennis van alles wat met de Awbz-zorg in de regio te maken heeft. Het zorgkantoor maakt afspraken met regionale zorgaanbieders over welke zorg zij zullen gaan leveren. Het zorgkantoor verstrekt ook persoonsgebonden budgetten. Het zorgkantoor voor de regio Uden – Veghel is gevestigd in 's-Hertogenbosch (tel. 073 – 6156494). 7. Zorgnota 2003 Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, pag. 105/106. 8. Volksgezondheid Toekomst Verkenning, 2006, RIVM. 9. In de richtlijn wordt onder onvoldoende groente en fruit verstaan: minder dan 200 gram groenten en / of minder dan twee stuks fruit per dag. 10. De Nederlandse Norm Gezond Bewegen gaat uit van matig intensief bewegen (zoals fietsen, stevig doorwandelen) tenminste vijf dagen per week een half uur per keer. 11. Volksgezondheid Toekomst Verkenning 2006, RIVM. 12. www.zorgatlas.nl. 13. Wanneer de schaal van regio en programmaniveaus dusdanig uitgebreid is dat er vanuit meerdere disciplines in een groter gebied samengewerkt wordt, is programmamanagement noodzakelijk. De programmamanager is een functionaris die zich richt op de organisatie van de inhoud en structuur. Wanneer de schaal van het programma tot de regio Uden-Veghel beperkt wordt, er al plaatselijk keuzes gemaakt zijn of worden en een zekere diversiteit gegeven is, kan volstaan worden met een programmacoördinator. Dat is een functionaris die in aanvulling op plaatselijk niveau de regionale presentatie (vooral een afstemmende en pr-functie) in de gaten houdt: publiciteit, voldoende aandacht voor uitwisseling van activiteiten, linking naar gemeentelijke websites e.d. 14. Bron: www.nationaalkompas.nl: In de jeugd wordt voor een groot deel de basis gelegd voor de gezondheid in de rest van het leven. Leefgewoonten (zoals voedingsen beweegpatronen) ontwikkelen zich in de jeugd en juist in deze groep zien we een toename van een ongezonde leefwijze. Zo staat tegenover een daling van het aantal rokers in Nederland een (stabiel hoge) prevalentie van roken onder jongeren. Onder 15-19-jarigen rookt 45% van de jongens en 36% van de meisjes, ongeveer evenveel als vier jaar geleden. Trends onder jongeren zijn zorgwekkend als het gaat om alcoholgebruik, de consumptie van groenten en het vóórkomen van overgewicht en obesitas (ernstig overgewicht). Bij druggebruik, seksueel gedrag, lichamelijke activiteit en de consumptie van vet gaan de trends wel in de goede richting.
41
Versie 23 oktober 2007 Bijlage 1 2008-2011 Activiteiten en ontwikkelingen in de uitvoeringsperiode Regionale nota gezondheidsbeleid 2004-2007 Regionaal
Er is in regionaal verband extra aandacht besteed aan het borgen van het doorlopende project “De Gezonde School en Genotmiddelen” waarbij de GGD en Novadic-Kentron een samenwerkingsconvenant hebben afgesloten. Daardoor is een structureel aanbod voor het basis- en voortgezet onderwijs veiliggesteld. In een samenwerking op het niveau van de regio Brabant Noordoost is het samenwerkingproject bemoeizorg gerealiseerd voor de periode 2006-2008. In dit project werken de GGZ, het maatschappelijk werk, de verslavingszorg en de maatschappelijke opvang samen. Het gaat hier om een actieve en outreachende hulp aan mensen met ernstige psychische of psychosociale problemen, vaak in samenhang met andere sociaal-maatschappelijke problemen, die niet zelf hulpvragen maar wel dringend hulp nodig hebben. Binnen het jaarlijkse maatwerk jeugdgezondheidszorg biedt de Stichting Thuiszorg Brabant Noordoost diverse activiteiten gericht op opvoedingsondersteuning. Het betreft zaken als: cursussen, inloopspreekuren op een aantal peuterspeelzalen, groeps- en themabijeenkomsten over diverse onderwerpen. Met ingang van 1-1-2006 is er aan aparte gemeenschappelijke regeling opgericht voor de Regionale Ambulance Voorziening Brabant Midden-West-Noord. Via deze regeling is de continuïteit en kwaliteit van deze voorziening publiek geborgd. Sinds 2006 wordt er in regionaal verband gewerkt aan het realiseren van: + een sluitende keten voor preventieve activiteiten rond opgroeien en opvoeden + het ontwikkelen van een systeem voor signalering en verwijzing (verwijsindex) + het realiseren van Centra voor jeugd & Gezin + het onderling verder stroomlijnen van de structuren voor opvoedingsondersteuning in Uden en Veghel + waar mogelijk en haalbaar een methodiek voor vroegsignalering + de invoering van het elektronisch kinddossier JGZ 0-19 jaar. Alle hier genoemde ontwikkelingen maken ook deel uit van het Wmo-beleidsplan, onder prestatieveld 2. De afzonderlijke gemeenten hebben een sociale kaart ontwikkeld waardoor alle welzijns-, zorg-, ouderen-, jongeren-, mantelzorg-, vrijwilligers- en leefstijlinternetpagina’s voor de burgers gemakkelijk en laagdrempelig toegankelijk zijn via de gemeentelijke website. Met de komst van het Loket Wonen, Zorg en Welzijn hebben de afzonderlijke gemeenten in het kader van de Wmo, één voorziening/loket gecreëerd waar de burger zijn/haar vragen op het gebied van welzijns- en gezondheidsbevordering kan stellen en waar nodig toegeleiding naar de juiste instantie plaats vindt. Met de Stichting Thuiszorg Brabant Noordoost is overleg gevoerd over het realiseren van interventies gericht op het tegengaan van roken van aanstaande / ouders van jonge kinderen. In de komende planperiode moet blijken over hier concrete uitvoering aan gegeven kan worden. Er is inmiddels een projectplan onder de titel ‘Roken, niet waar de kleine bij is’.In het kader van het opsporen en tegengaan van huiselijk geweld is er in de jaren 2004 t/m 2006 voor de gemeenten Boekel, Landerd, Uden en
1
Veghel beleid en een plan van aanpak ontwikkeld ter preventie van huiselijk geweld en oudermishandeling en de maatschappelijke opvang en begeleiding van slachtoffers van dergelijk geweld, met structurele aandacht ook voor daders en getuigen. Deze thematiek maakt inmiddels deel uit van Wmoprestatieveld 7 en zal worden opgenomen in het Wmo-beleidsplan voor de regio. Er is aandacht besteed aan tegengaan van eenzaamheid, waarbij primair via signalering in de huisartsenpraktijk en doorverwijzing naar AMW en SWO. In Uden is in 2007 een pilotproject gestart. Afhankelijk van de ervaringen wordt deze werkwijze eventueel ook in de andere gemeenten in de regio ingevoerd. Met de huisartsenpost worden de meest in het oog springende ontwikkelingen jaarlijks besproken door de portefeuillehouders volksgezondheid. Het project “Samen Doen”van de SWO wordt uitgevoerd in Boekel, Uden, SintOedenrode en Veghel. In dit project worden mensen van 55 jaar en ouder met elkaar in contact gebracht om samen dingen te kunnen ondernemen. Daarnaast wordt het project “Samen doen plus” uitgevoerd, samen met verzorgings- en verpleeghuis. Via gerichte begeleiding wordt contactlegging bevorderd tussen ouderen in een intramurale setting of op de wachtlijst hiervoor. De “ Boodschappen plusbus”, het gezamenlijk boodschappen doen is in Boekel, Uden en Veghel middel om isolement te voorkomen en contactlegging te bevorderen.
Lokaal Gemeente Landerd In de gemeente Landerd zijn de volgende onderwerpen aan de orde geweest tijdens de uitvoeringsperiode van de nota 2004-2007: -
Invoering van schoolmaatschappelijk werk en voorschools maatschappelijk werk (pilot) Dag van de mantelzorg Dit is regionaal. Zie aanvulling zoals vermeld bij regionale activiteiten. In Reek heeft een pilot voor een spreekuur voor jeugdgezondheidszorg plaatsgevonden. Op basis van de lage bezoekersaantallen is besloten dit niet voor te zetten.
Gemeente Veghel In de gemeente Veghel zijn de volgende onderwerpen aan de orde geweest tijdens de uitvoeringsperiode van de nota 2004-2007: Gezonde Leefstijl - In overleg met de GGD is aandacht besteed aan het bevorderen van deelname door de Veghelse scholen voor voortgezet onderwijs aan de jaarlijkse landelijke actie “Tegengif”, een klassikale niet-roken wedstrijd. Het Fioretti neemt deel aan deze actie. Ook besteed het Fioretti structureel aandacht aan het onderwerp “De gezonde kantine”. - Er wordt extra aandacht besteed aan het werven van Veghelse basisscholen voor deelname aan lange termijn project “Schoolgezondheidsbeleid”, waarbij op methodische wijze en met betrokkenheid van alle participanten gewerkt wordt aan structurele gezondheidsbevordering binnen de school en opname in het schoolwerkplan. Psychosociale problematiek
2
-
Er is uitbreiding gerealiseerd van schoolmaatschappelijk werk in het voortgezet onderwijs en invoer van schoolmaatschappelijk werk in het basisonderwijs. Aan het ROC “de Leijgraaf” is een stimuleringsubsidie verstrekt voor de periode schooljaren 2005/2006, 2006/2007.
Opvoedingsondersteuning - Na een periode van voorbereiding is in oktober 2006 de opvoedingswinkel Veghel geopend. Het gaat hier om een samenwerkingsproject van Stichting Thuiszorg Brabant Noordoost, GGD, AMW, stichting MEE, GGZ en recent Novadic-Kentron. De opvoedingswinkel biedt ondersteuning aan ouders van kinderen van 0 – 19 jaar en aan intermediaire opvoeders. - De invoer van schoolmaatschappelijk werk in Veghel draagt ook bij aan de mogelijkheden tot opvoedingsondersteuning. Toegankelijkheid lokale regionale voorzieningen Als concrete aandachten zijn hier in de nota vermeld: tandartsen- en huisartsenzorg, ziekenhuiszorg Bernhoven en ambulancevervoer. Over de uitvoeringsperiode 20042007 is hier het volgende te vermelden. - In 2003/2004 dreigende er een tandartsentekort en gesloten praktijken in Veghel. inmiddels is hier geen sprake meer van De tandartsenzorg in Veghel is goed geregeld, er zijn geen wachtlijsten. - Op het gebied van de huisartsenzorg zijn er geen knelpunten in de uitvoeringsperiode geweest. Na lange periode van voorbereiding is februari 2007 “Het Medisch Huis” gerealiseerd. Hierbij zijn onder één dak gehuisvest: een drietal huisartsenpraktijken, een apotheek, een tandarts en diverse paramedische disciplines. Naar verwachting zal eind 2007 / begin 2008 in de nieuwbouw wijk ’t Ven een zogenaamde AHOED gerealiseerd worden. Hierbij worden 2 huisartsenpraktijken en een apotheek onder één dak gehuisvest. - Met de nieuwbouw van het ziekenhuis Bernhoven in Uden is de ziekenhuisvoorziening in de regio Veghel gewaarborgd. Ziekenhuis Bernhoven werkt, in overleg met betrokken partijen, waaronder de gemeente Veghel aan de realisering van een ziekenhuissteunpunt in Veghel, als onderdeel van een breder te realiseren zorgsteunpunt. Overig - In 2006 is de stichting Veghel Hartsave opgericht. Deze streeft naar een dekkend netwerk van AED- apparaten die ingezet kunnen worden bij het optreden van een hartritmestoornis / hartinfarct. De gemeente faciliteert waar mogelijk dit project en heeft eenmalige subsidie verleend voor de opleiding van 400 AED-getrainde burgers uit Veghel. Gemeente Sint-Oedenrode In de gemeente Veghel zijn de volgende onderwerpen aan de orde geweest tijdens de uitvoeringsperiode van de nota 2004-2007: Gezonde Leefstijl - In 2006 is als locaal accent van het basispakket GGD 2006 aandacht besteed aan het project “Eten +gymmen = gewicht dimmen” het doel van het project is het bereiken dat kinderen zich bewust worden van hun voedings- beweeggedrag en beseffen dat ze daar invloed op kunnen uitoefenen. Twee basisscholen (B.s. Eerschot en B.s. St. Antonius van Padua) hebben in de maanden oktober/november 2006 aan dit project meegedaan. Het is de bedoeling om ook in 2007 met dit project door te gaan. Inmiddels heeft de Oda-school al belangstelling voor dit project getoond. Het Fioretti-college wordt benaderd in
3
verband met het project “Gezonde schoolkantine”. Obs De Springplank heeft interesse voor ondersteuning bij het project “Veilig internetten”. Psychosociale problematiek - In een samenwerking op het niveau van de regio Brabant Noordoost is het samenwerkingproject bemoeizorg gerealiseerd. Op lokaal niveau is hierop aansluiting gezocht. In 2006 is gestart met een lokaal signaleringsoverleg waarin casussen worden besproken van mensen die overlast veroorzaken voor zichzelf en hun omgeving met als doel om deze mensen toe te leiden naar de juiste hulpinstantie. - Er is uitbreiding gerealiseerd van schoolmaatschappelijk werk in het basisonderwijs van 0 naar 20 uur. Opvoedingsondersteuning - Begin 2007 is het Opvoedsteunpunt Sint-Oedenrode gestart. Het biedt informatie aan ouders/verzorgers en mede-opvoeders over opvoeden en opgroeien, signaleren van problemen en toeleiding naar het hulpaanbod - In de uitvoeringsperiode is een jeugdnetwerk 12-/12+ opgestart. Dit is een overleg dat eens in de 6 weken plaats vindt en waarin jeugdigen in probleemsituaties worden doorgeleid naar de juiste hulpverleningsinstantie. Tevens vindt er op beleidsniveau overleg plaats. Overig - In 2006 is de stichting Rooi Hartsave opgericht. Deze streeft naar een dekkend netwerk van AED- apparaten die ingezet kunnen worden bij het optreden van een hartritmestoornis / hartinfarct. De gemeente faciliteert waar mogelijk dit project. Gemeente Boekel Psychosociale problematiek Preventie t.b.v. welbevinden/psychosociale/leefstijl problematiek bij ouderen: De gemeente Boekel heeft ingestemd met een consultatiebureau voor senioren, waar zowel de lichamelijke gezondheid als het welbevinden wordt onderzocht, (leefstijl)adviezen worden gegeven, waar nodig doorverwezen wordt naar de reguliere gezondheidszorg en voor- en nametingen worden verricht in de gezondheidstoestand. Uitvoering geschiedt door SWO (welbevinden incl. eenzaamheid) en Welstaete (lichamelijke gezondheidspreventie). Deze pilot is halverwege 2007 operationeel. Gezonde Leefstijl In 2006 is als lokaal accent van het basispakket GGD 2006 aandacht besteed aan het project “Eten + gymmen = gewicht dimmen” het doel van het project is het bereiken dat kinderen zich bewust worden van hun voedings- beweeggedrag en beseffen dat ze daar invloed op kunnen uitoefenen. In september 2007 wordt in alle groepen 8 van het basisonderwijs (= 4 scholen) het lesprogramma ‘Ontbijt in de klas’ gegeven. Aan de hand van de Schijf van Vijf leren de leerlingen in de klas gezond en goed ontbijt samen te stellen (incl. het belang van voedingsstoffen). In september 2007 vindt een voorlichting plaats voor alle ouders van alle basisscholen in Boekel over het belang van goede voeding, tips- en adviezen, de schijf van vijf, etc. verzorgt door de GGD. Opvoedingsondersteuning De gemeente Boekel heeft vanaf 2004 een Zorgteam ingesteld. Daarin worden op gezette tijden de ‘probleemkinderen’ besproken en acties ondernomen om de situatie voor deze kinderen te verbeteren. Alle betrokken organisaties hebben
4
zitting in het zorgteam: AMW, Thuiszorg, GGD, interne begeleiders van alle basisscholen, etc. Gemeente Uden In Uden zijn per aandachtspunt uit de nota 2004-2007 de volgende zaken in voorbereiding of inmiddels gerealiseerd: Aandachtspunt 1: preventie leefstijlrisico’s: - met medewerking van de GGD en tal van andere participanten is recentelijk de laatste hand gelegd aan een brede inventarisatie van alle activiteiten die op het gebied van preventie overgewicht & stimuleren van gezond bewegen voor jeugdigen plaatsvinden of aanvullend uitgevoerd kunnen worden. Deze inventarisatie dient als opstap voor een plan van aanpak voor de periode 20082011. Dit plan van aanpak is inmiddels vrijwel gereed voor uitvoering in 2008 en volgende jaren. - In het kader van het GGD-maatwerkpakket is in de jaren 2004 t/m 2006 extra aandacht uitgegaan naar het stimuleren van scholen om schoolgezondheidsbeleid te ontwikkelen. Het rijksbeleid, dat schoolgezondheidsbeleid voor scholen inmiddels niet meer expliciet verplicht, werkt hierbij contraproductief. Wel is er inmiddels, gekoppeld aan het onderwijsbeleid beleid ontwikkeld in het kader van de gezonde en veilige school. - In 2006 is als lokaal accent van het basispakket GGD 2006 op verscheidene basisscholen aandacht besteed aan het project “Eten + gymmen = gewicht dimmen”. Doel van dit project is het bereiken dat kinderen zich bewust worden van hun voedings- beweeggedrag en beseffen dat ze daar invloed op kunnen uitoefenen. - In het kader van genotmiddelenpreventie is met gemeentelijke ondersteuning door GGD en Novadic-Kentron in 2005-2006 een verdiepingsproject ‘Gezonde school en genotmiddelen’ uitgevoerd voor leerlingen van 3 en 4 VMBO en tijdens de projectweek voor leerlingen van 2Havo/Vwo. Het verdiepingsproject VMBO was vooral gericht op het leren maken van eigen gedragskeuzes rond gebruik van drugs. Er wordt bezien of een vervolg mogelijk is. Het project in 2 Havo/Vwo had meer betrekking op het maken van keuzes aangaande liefde en seksualiteit. Er wordt, waar mogelijk, vanuit het lokaal gezondheidsbeleid een link gelegd met het beleid dat het Udens College voert op het gebied van de gezonde en veilige school. - Met de Stichting Thuiszorg Brabant Noordoost is overleg gevoerd over het realiseren van interventies gericht op het tegengaan van roken van aanstaande / ouders van jonge kinderen. In de komende planperiode moet blijken over hier concrete uitvoering aan gegeven kan worden. Er ligt inmiddels een projectplan klaar voor uitvoering onder de titel: ‘Roken, niet waar de kleine bij is’. - Het stimuleren van gezonde beweging voor senioren heeft de volle aandacht gehad: ca 8 groepen Meer bewegen voor ouderen zijn inmiddels onder de coördinatie van SWO gebracht; in het kader van de breedtesportimpuls zijn er voor senioren ter stimulering van gezond bewegen t/m 2005 Fifty Fit en GALMprojecten uitgevoerd. - Uden zet door middel van de in 2008 aflopende breedtesportimpuls op een breed front in op activering van sportdeelname. Bovendien ontvangen sportverenigingen een subsidie per jeugdlid. Er is in 2005 een enquête uitgevoerd onder leerlingen van basisscholen, waaruit bleek dat de sportdeelname van kinderen van 11 en 12 jaar hoog is, uitgezonderd bij de groep meisjes met een islamitische achtergrond. Deelname aan sport- en bewegingsactiviteiten vormt mede de kern van een plan van aanpak in het kader van de Bos-impuls, die ingaat na afloop van de breedtesportimpuls in 2009 en
5
waarvoor Uden inmiddels een toekenning voor middelen van het rijk heeft. De Bos-impuls heeft een actieve verbinding met de prestatievelden 1 en 2 van de Wmo. Aandachtspunt 2: preventie van sociaal-psychische problemen (w.o. eenzaamheid en depressie): - In Uden is in 2004 op alle scholen voor BO en VO schoolmaatschappelijk werk ingevoerd, waardoor er per school een zorg(advies)team ontstond, bestaande uit SMW-er en Interne leerlingenbegeleider. De GGD werkt met inzet van middelen voor maatwerk/lokale accenten aan de aansluiting bij deze structuur. Doel is het tijdig opsporen en voorkomen van psychosociale problemen bij kinderen. - Uden geeft aan AMW en GGD de opdracht om in 2007 op basis van een gezamenlijke inventarisatie tot een plan van aanpak te komen voor het begeleiden van kinderen van gescheiden ouders. - In Uden loopt momenteel nog, in samenwerking met GGD en NIGZ, en met financiële ondersteuning uit het provinciaal fonds Armodebestrijding een pilotproject rond het verminderen van sociaal-economsche gezondheidsverschillen (SEGV) in kleine(re) gemeenten. Er worden twee interventies uitgevoerd voor alleenstaande vrouwen/moeders die langdurig van een uitkering moeten leven: ‘Bewegen zonder zorgen’( een combinatie van bewegingsstimulatie en psycho-educatie) en ‘Gezonde voeding hoeft niet veel te kosten’. - Bestrijding eenzaamheid (ouderen): + Het project “Samen Doen”van de SWO. In dit project worden mensen van 55 jaar en ouder met elkaar in contact gebracht om samen dingen te kunnen ondernemen; + Er is in het ouderenbeleid specifieke aandacht voor het stimuleren van ontmoetingsmogelijkheden door middel van het inrichten van eetpunten (o.m. in Eigen Herd en De Balans). + SWO organiseert op ontmoeting gerichte activiteiten onder de naam ‘Onderonsjes’; Uden subsidieert wijk- en dorpsraden onder meer voor ontmoetingsactiviteiten voor senioren in de wijken. + Uden heeft in 2004 beleid vastgesteld voor het ontwikkelen van woonservicezones, waarbinnen het versterken van de ontmoetingsmogelijkheden op wijkniveau centraal staat. Sinds 2006 wordt de ontwikkeling van een woonservicezone in de Bitswijk ter hand genomen, onder meer gekoppeld aan een brede-schoolontwikkeling en de totale revitalisering van de woonomgeving. Deze ontwikkelingen passen binnen de Wmo- beleidsplanning voor wat betreft de prestatievelden 1 (leefbaarheid in buurten en wijken), 4 (ondersteunen van mantelzorgers) en 6 (individuele voorzieningen, i.c. aandacht voor het ontwikkelen van noodzakelijke tussenvoorzieningen). Aandachtspunt 3: preventie van problemen bij opvoeden en opgroeien: - In november 2004 heeft de GGD in opdracht van de gemeente onderzoek gedaan naar het aanbod van opvoedingsondersteuning in de gemeente Uden. De gemeente wilde antwoord op de vraag hoe een heldere structuur voor opvoedingsondersteuning te creëren is, waarin voorzieningen een plek krijgen die direct toegankelijk zijn voor ouders en jongeren van 0-19 jaar en professionals en waarin alle functies van opvoedingsondersteuning in voldoende mate terug te vinden zijn. Dit onderzoek heeft geleid tot een doorstart van het steunpunt opvoedingsondersteuning. Het steunpunt heeft inmiddels een nieuwe (tijdelijke) huisvesting en zal te zijner tijd betrokken worden in de ontwikkelingen rond het Centrum voor Jeugd & Gezin.
6
-
-
Uden voert een actief beleid rond het invoeren van de brede school. Er staan diverse projecten op stapel, waarbij educatie en opvoeding van kinderen centraal staan. Binnen Uden is een projectteam ‘Vroegsignalering’ tot de conclusie gekomen, dat problemen bij opvoeden en opgroeien te voorkomen of beter te beteugelen zijn, als er vroegtijdig signalering plaatsvindt. Met het oog hierop wordt invoering voorbereid van het programma Triple P. Dit programma stelt professionals in staat hun signaleringstaak op eenduidiger wijze op te pakken en hanteert een uniforme wijze van voorlichting en informatie. Binnen Triple P blijft de regie nadrukkelijk in handen van de ouders/verzorgers.
Aandachtspunt 4: - In 2005 heeft Medipark Uden zijn deuren geopend. Met de komst van deze AHOED van ca. 10 huisartsen, zijn op enkele na, alle Udense huisartsen werkzaam in (A)Hoed-verband. - Uden werkt momenteel actief mee aan de vestiging van het nieuwe streekziekenhuis van Bernhoven in Uden-Noord. - De haalbaarheid van en draagvlak voor het realiseren van een low care hospicevoorziening in Uden zijn onderzocht, in samenwerking met het regionaal netwerk voor palliatief-terminale zorg. Een Udense voorziening blijkt vooralsnog niet haalbaar, vanwege de regionale spreiding van palliatieve bedden, maar vooral met het oog op het ontbreken van serieuze initiatiefnemers. - Voor het ontwikkelen van een AED-voorziening (naar model van Veghel HartSave) is de beschikbaarheid van serieuze initiatiefnemers voorwaarde nummer één. Zo’n voorziening streeft naar een dekkend netwerk van AEDapparaten die ingezet kunnen worden bij het optreden van een hartritmestoornis / hartinfarct. De gemeente faciliteert waar mogelijk zo’n project. Aan serieuze initiatiefnemers voor een Stichting Uden Hartsave ontbreekt het echter tot heden!
7
Versie 23 oktober 2007 Bijlage 2 Lokaal gezondheidsprofiel gemeenten regio Uden-Veghel verschillen met de regio worden in kleur per vak aangegeven: significant gunstiger dan eerstnaaste cijfer hogere regio niet significant afwijkend van eerstnaaste cijfer hogere regio significant ongunstiger dan eerstnaaste cijfer hogere regio Indicator (percentage, tenzij anders vermeld)
Definitie
Boekel
Omgevingsadressendichtheid 2004
388 (niet stedelijk)
aantal inwoners (1-1-2005) sterfte 2005 (aant. sterfgevallen) Levensverwachting en sterfte levensverwachting mannen mannen vrouwen vrouwen
(2001-2004) (1999-2003) (2001-2004) (1999-2003)
totale sterfte (2001-2004)
sterfte hart- en vaatziekten (2001-2004)
bij bij bij bij
geboorte, geboorte, geboorte, geboorte,
in in in in
jaren jaren jaren jaren
Veghel
GGDregio
9.412
14.821
16.928
40.183
36.893
77
164
129
262
275
76,0 80,7 -
per 10.000 inwoners per jaar totaal gestandaardiseerd naar leeftijd en geslacht totaal gestandaardiseerd naar leeftijd en geslacht
91,3
NL
381 537 1.198 899 (niet (weinig (matig (weinig stedelijk) stedelijk) stedelijk) stedelijk)
-
112,9
79,6
84,0
76,3 75,8 81,1 80,7
89,7
86,8 86,8
30,1
28,9 28,9
84,9
per 10.000 inwoners per jaar totaal gestandaardiseerd naar leeftijd en geslacht totaal gestandaardiseerd naar leeftijd en geslacht
sterfte kanker (2001-2004)
Landerd
SintOedenUden rode
per 10.000 inwoners per jaar
1
41,8
39,9
31,2
28,8
27,5
Indicator (percentage, tenzij anders vermeld)
Definitie
totaal gestandaardiseerd naar leeftijd totaal gestandaardiseerd naar leeftijd sterfte ziekten ademhalingswegen per 10.000 inwoners per jaar (2001-2004) totaal gestandaardiseerd naar leeftijd sterfte astma en COPD (2001per 10.000 inwoners per jaar 2004) totaal gestandaardiseerd naar leeftijd sterfte wegverkeersongevallen per 10.000 inwoners per jaar (2001-2004) totaal gestandaardiseerd naar leeftijd
Boekel en geslacht en geslacht
22,8
Landerd 20,2
SintOedenrode Uden 21,1
GGDregio NL 24,0 23,6 21,5 23,6
Veghel
23,6
en geslacht
9,3
8,3
en geslacht
4,5
3,9
en geslacht
0,8
0,6
Gezondheidstoestand (Nederland: ≥0 jaar, tenzij anders vermeld) Hartinfarct 19-64 jaar afgelopen 12 maanden
2
1,2
0,5
1
2
1,0
65 jaar en ouder afgelopen 12 maanden
6
6
5
5
7
6
0+ jaar ooit gehad (2001-2004) 19-64 jaar afgelopen 12 maanden, incl. TIA 65 jaar en ouder afgelopen 12 maanden, incl. TIA
1,2 5
0,0 5
0,2 3
0,8 5
2,2 0,9 5
1,5
3 7
7,9
7,3
Beroerte
astma/COPD 0+ jaar 0-11 jaar 12-17 jaar 19-64 jaar 65 jaar en ouder
afgelopen 12 maanden chronische klachten luchtwegen (2001-2004) astma, bronchitis astma, bronchitis afgelopen 12 maanden afgelopen 12 maanden
5 7 6 8
10 4 7 8
9 6 6 12
10 7 8 8
9 6 5 10
10 8 7 10
Artrose 0+ jaar
gewrichtsslijtage afgelopen 12 maanden (20012004)
2
9,2
9,0
Indicator (percentage, tenzij anders vermeld)
Definitie
19-64 jaar afgelopen 12 maanden, van heupen of knieën 65 jaar en ouder afgelopen 12 maanden, van heupen of knieën
SintOedenGGDBoekel Landerd rode Uden Veghel regio NL 9 10 8 8 8 8 21 22 26 25 24 26
diabetes mellitus 0+ jaar 0-11 jaar 12-17 jaar 19-64 jaar 65 jaar en ouder
afgelopen 12 maanden (2001-2004) diabetes mellitus diabetes mellitus afgelopen 12 maanden afgelopen 12 maanden
0,0 0,0 2 12
0,0 0,0 4 13
0,0 0,7 2 14
0,2 0,6 3 13
0,2 0,0 4 13
3,2 0,1 0,2 3 13
2,8
17
18
19
19
16
19
24
25
29
29
30
31
7 17 11 22
5 16 9 24
7 18 13 25
7 19 8 25
18,5 7 16 12 28
19,3
5 15 10 29
10,2
functioneel beperkt afgelopen maand in dagelijks functioneren t.g.v. lichamelijke gezondheid afgelopen maand in dagelijks functioneren t.g.v. 65 jaar en ouder lichamelijke gezondheid minder dan goede ervaren gezondheid 0+ jaar (2001-2003) eigen gezondheid 'gaat wel/slecht/zeer slecht' 0-11 jaar gezondheid kind 'gaat wel/niet zo best/slecht' 12-17 jaar eigen gezondheid 'matig/slecht' 19-64 jaar eigen gezondheid 'matig/slecht' 65 jaar en ouder eigen gezondheid 'matig/slecht' slechte ervaren psychische gezondheid 12+ jaar (2001-2004) somscore MHI-5 ≤60 12-17 jaar somscore MHI-5 ≤60 19-64 jaar somscore MHI-5 ≤60 65 jaar en ouder somscore MHI-5 ≤60 19-64 jaar
8 14 16
10 12 13
9 14 18
12 14 17
13 12 16
10,7 12 15 20
36 36
35 38
35 44
38 44
33 49
38 48
eenzaam 19-64 jaar matig of (zeer) ernstig eenzaam) 65 jaar en ouder matig of (zeer) ernstig eenzaam)
3
Indicator (percentage, tenzij anders vermeld)
Definitie
Boekel
Landerd
SintOedenUden rode
Veghel
GGDregio
NL
Oorzaken van ongezondheid Lichamelijke eigenschappen en gedrag Overgewicht 20+ jaar (2000-2003) BMI≥25 kg/m2 op basis van leeftijd2-11 jaar criteria op basis van leeftijd12-17 jaar criteria Ernstig overgewicht (obesitas) 20+ jaar (2000-2003) BMI≥30 kg/m2 op basis van leeftijd2-11 jaar criteria op basis van leeftijd12-17 jaar criteria 19-64 jaar BMI≥30 kg/m2 65 jaar en ouder BMI≥30 kg/m2
45 en geslachtsspecifieke en geslachtsspecifieke
9
8
6
6
11
11
8
9
8
5
7
10 8
en geslachtsspecifieke en geslachtsspecifieke
2
2
2
0,9
2
2
0,5
2
1
0,4
1
2
12 14
9 16
8 14
15 10
16 12
11 13
1 6 20
30,9 10,0 0,7 8 26
45,0
9,8
Roken 12+ jaar (2001-2004) 12+ jaar (2001-2004) 8-11 jaar 12-17 jaar 19-64 jaar
wel eens roken zware rokers (20 sigaretten per dag of meer) wel eens gerookt dagelijks sigaretten dagelijks sigaretten
1,4 6 24
0,6 4 23
0,0 5 22
0,0 6 23
31,5 8,5
Alcoholgebruik 12-19 jaar (2003) actueel gebruik (afgelopen maand) 8-11 jaar recent gebruik (afgelopen 4 weken) 12-17 jaar recent gebruik (afgelopen 4 weken)
58 3 64
2 57
0,9 61
3 51
2 55
2 54
22
23
18
13
18
16
Binge drinken 12-17 jaar
≥ 6 glazen op 1 of meer weekenddagen
4
Indicator (percentage, tenzij anders vermeld)
Definitie Boekel
Landerd
SintOedenrode Uden
Veghel
GGDregio
NL
Overmatig alcoholgebruik 19-64 jaar
>21 glazen/week (mannen) of > 14 glazen/week (vrouwen)
17
13
14
13
13
14
Drinkers ≥1 keer/week ≥6 glazen/dag óf 12+ jaar (2001-2004) gemiddeld ≥3 glazen/dag (mannen) of gemiddeld ≥2 glazen/dag (vrouwen) Sport minder dan 1x/week 1-11 jaar buiten schooltijd 12-17 jaar
21,0
22 17
20 18
28 19
19 18
27 18
19,1
28 22
Lichamelijke inactiviteit niet voldoen aan Nederlandse Norm van Gezond bewegen niet voldoen aan Nederlandse Norm van Gezond 19-64 jaar bewegen niet voldoen aan Nederlandse Norm van Gezond 65 jaar en ouder bewegen Onvoldoende groente of fruit 0-11 jaar niet dagelijks groente en fruit 12-17 jaar niet dagelijks groente en fruit niet dagelijks min. 200 gram groente én 2 stuks 19-64 jaar fruit niet dagelijks min. 200 gram groente én 2 stuks 65 jaar en ouder fruit Seksueel risicogedrag ooit zonder condoom met iemand naar bed 12-17 jaar geweest afgelopen 6 mnd. ≥1 keer onveilig gevreëen met 19-64 jaar nieuwe of losse partner Softdruggebruik 12+ jaar (2001) actueel gebruik (afgelopen maand) 12+ jaar (2001-2004)
5
46,1 37
37
40
42
38
41
46
36
43
42
41
41
54 86
49 86
54 84
54 87
59 84
55 86
92
88
87
91
90
89
91
86
89
83
83
85
8
9
10
7
11
8
9
8
9
10
11
10
47,5
43
3
Indicator (percentage, tenzij anders vermeld)
Definitie Boekel
12-19 jaar (2003) actueel gebruik (afgelopen maand) 12-17 jaar recent gebruik (afgelopen 4 wk) 19-64 jaar recent gebruik (afgelopen 4 wk)
Landerd
SintOedenrode Uden
Veghel
GGDregio
NL 9
8 0,9
4 0,4
4 2
4 3
7 2
5 3
Harddruggebruik recent gebruik cocaïne, amfetamine, XTC, 12+ jaar (2001) hallucinogenen (excl. paddo's), heroïne (afgelopen 4 wk) recent gebruik XTC, amfetamine, cocaine, 12-17 jaar heroine (afgelopen 4 wk) lifetime gebruik XTC, amfetamine, cocaine, 19-64 jaar heroine, LSD Sociale omgeving
0,10,4 1,2
0,0
0
0,0
0,0
0,4
3
2
2
6
3
5
0,3 6
0,6 3
0,3 6
0,3 8
0,7 8
0,3 6
0
0
0
0
-
0
0
0
190
-
3,2
4,7
5,9
5,5
4,3
Gepest 4-11 jaar afgelopen week regelmatig gepest op school 12-17 jaar afgelopen 12 maanden regelmatig gepest Fysieke omgeving Overschrijding jaarnorm fijnstof 2004 Overschrijding jaarnorm stikstof 2004 Zorg en preventie
aantal personen blootgesteld aan jaargemiddelde fijnstofconcentratie >40 µg/m³ aantal personen blootgesteld aan jaargemiddelde stikstofconcentratie >40 µg/m³
Zorg Aantal huisartsen (2005) Aantal verloskundigen (2003) Aantal fysiotherapeuten (1997) Preventie
per 10.000 inwoners per 10.000 vrouwen 15 tot en met 39 jaar per 10.000 inwoners
Screening borstkanker 50+ jaar mammografie afgelopen 2 jaar minstens één keer (2001-2004)
6
4,9
5,2 4,3 5,9
77,9
75,8
Indicator (percentage, tenzij anders vermeld) 50-75 jaar deelname bevolkingsonderzoek (2005) Screening baarmoederhalskanker 30+ jaar cervix uitstrijkje (20012004) 30-60 jaar deelname bevolkingsonderzoek (2005) Vaccinaties dktp vaccinaties zuigelingen (11-2005) griepvaccinaties 65-plussers (2005-2006) Jeugdgezondheidszorg opkomst groep 2, groep 7 en klas 2 (2005) 1
Definitie Boekel 89
Landerd 85
SintOedenrode Uden 89
Veghel 86
88
afgelopen 5 jaar minstens 1 uitstrijkje
GGDregio
NL 84
70,1
cohort 2002, eerste revaccinatie zuigelingen door huisarts via Nationaal Programma Grieppreventie (NPG) van opgeroepen kinderen in kalenderjaar 2005
Gestandaardiseerd naar leeftijd en geslacht
7
67,5
71,8
75,2
71,3
66,3
72,0
99,3
96,0
99,1
99,4
98,6
95,8
102
74
73
87
93
82
97
97
98
97
96
67,4
95
Literatuur Bon-Martens MJH van, Eck ECM van, Hogendoorn SM, Hoogen PCW van den, Oers JAM van (red). Gezondheid telt! in Hart voor Brabant. Regionale Volksgezondheid Toekomst Verkenning 2006. ’s-Hertogenbosch: GGD Hart voor Brabant, 2006.
Sohier RC, Goey Y de, Enthoven CPM, Bon-Martens MJH van. Gezondheid telt! in Sint-Oedenrode. Kernboodschappen voor lokaal beleid. ’s-Hertogenbosch: GGD Hart voor Brabant, 2006.
Hollander AEM de, Hoeymans N, Melse JM, Oers JAM van, Polder JJ (red). Zorg voor gezondheid. Volksgezondheid Toekomst Verkenning 2006. RIVM-rapportnr. 270061003. Bilthoven: RIVM, 2006.
Sohier RC, Goey Y de, Enthoven CPM, Bon-Martens MJH van. Gezondheid telt! in Uden. Kernboodschappen voor lokaal beleid. ’sHertogenbosch: GGD Hart voor Brabant, 2006.
Regionale nota gezondheidsbeleid 2004-2007 Boekel, Landerd, Sint-Oedenrode, Uden en Veghel, 2004.
Sohier RC, Goey Y de, Enthoven CPM, Bon-Martens MJH van. Gezondheid telt! in Veghel. Kernboodschappen voor lokaal beleid. ’sHertogenbosch: GGD Hart voor Brabant, 2006.
Sohier RC, Goey Y de, Enthoven CPM, Bon-Martens MJH van. Gezondheid telt! in Boekel. Kernboodschappen voor lokaal beleid. ’s-Hertogenbosch: GGD Hart voor Brabant, 2006.
VWS, Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport. Preventienota Kiezen voor gezond leven. Den Haag: Ministerie van VWS, 2006.
Sohier RC, Goey Y de, Enthoven CPM, Bon-Martens MJH van. Gezondheid telt! in Landerd. Kernboodschappen voor lokaal beleid. ’s-Hertogenbosch: GGD Hart voor Brabant, 2006.
8
Gegevensbronnen Bevolkings- en woningbehoeftenprognose Noord-Brabant, actualisering 2005 (Provincie Noord-Brabant).
POLS, gezondheid en arbeid. Permanent Onderzoek Leefsituatie, gezondheid en arbeid (CBS).
CBS Doodsoorzakenstatistiek. Gegevens over de doodsoorzaken van alle in Nederlandse bevolkingsregisters ingeschreven overledenen.
Registratiesysteem Stichting Bevolkingsonderzoek Baarmoederhalskanker Noord-Brabant/Noord-Limburg.
CBS-Statline (www.cbs.nl/statline). De elektronische databank van het CBS.
Registratiesysteem Stichting Bevolkingsonderzoek Borstkanker Zuid Nederland/Zuidwest Nederland.
Gezondheidsmonitor Hart voor Brabant (http://www.ggdhvb.nl/Informatievoor/Gemeenten/Volksgezo ndheid/Monitor_HvB.html ). Monitoren van gezondheidssituatie in de regio Hart voor Brabant (GGD Hart voor Brabant).
SCP, Wegener. Statusscores (www.scp.nl/onderzoek/statusscores/).
JIS. Jeugd Informatie Systeem. Registratiesysteem van de Jeugdgezondheidszorg (GGD Hart voor Brabant).
Veurink FG, Beaujean PR. Rapportage Besluit luchtkwaliteit 2004. Luchtkwaliteit in Noord-Brabant. ’s-Hertogenbosch: Provincie Noord-Brabant, 2005.
Websites www.ggdgezondheidsatlas.nl.
GGD Gezondheidsatlas (GGD-en in Zeeland en Brabant).
www.nationaalkompas.nl.
Nationaal Kompas Volksgezondheid (RIVM).
www.regionaalkompas.nl.
Regionaal Kompas Volksgezondheid (GGD Hart voor Brabant).
www.zorgatlas.nl.
Nationale Atlas Volksgezondheid (RIVM).
9
Bijlage 3
Versie 23 oktober 2007
Huisartsenzorg Inhoud / doel beleid Doel van het beleid is voldoende en adequate huisartsenzorg te garanderen voor de inwoners van de vijf gemeenten. De huisarts neemt in de eerstelijnszorg een centrale plaats in. De zorg die gemeenten voorheen hadden rondom de toekomst van de huisartsenzorg is voorbij. Er ontstaan steeds meer samenwerkingsverbanden in de vorm van (A) HOED en (Apotheek en Huisartsen Onder Een Dak). Nieuwe huisartsen willen ook vaak geen solopraktijk meer. Veel praktijken werken met huisartsen in loondienst waardoor voldoende capaciteit gewaarborgd is. Gemeenten hebben geen formele verantwoordelijkheid ten aanzien van de huisartsenzorg. Wel hebben zij enkele instrumenten om te zorgen voor een aantrekkelijk vestigingsklimaat voor huisartsen. Behalve het stimuleren tot samenwerking via HOEDconstructies, gezondheidscentra of accommodaties in of bij scholen, kunnen gemeenten huisartsen faciliteren via maatregelen op het gebied van ruimtelijke ordening (voorkeur vestigingsplaats, hanteren van maatschappelijke in plaats van commerciële grondprijs etc). Ontwikkelingen ROSE vormt per 1 juli 2005 samen met Beyaert, FAST, Phoenix en Zeebra de stichting Robuust voor de ondersteuning van de eerstelijnszorg in Zuid-Nederland. ROSE stelt zich ten doel de continuïteit en kwaliteit van de eerstelijnszorg in de regio te waarborgen en samenwerking en organisatie in de eerstelijnszorg vanuit en in de praktijk te stimuleren en te ondersteunen. De eerstelijnszorg waar ROSE zich op richt omvat de volgende zorg- en hulpverlening: · Huisartsenzorg, · Verpleegkundige en verzorgende zorg, · Farmaceutische zorg, · Paramedische zorg (fysiotherapie; oefentherapie, logopedie, diëtetiek), · Psychosociale zorg (AMW, ELP. GGZ), · Verloskundige zorg, · Ouder en kindzorg, · Tandartszorg, · Diagnostische voorzieningen, · Preventie.
Stand van zaken Stand van zaken huisartsen in Boekel, Landerd, Sint-Oedenrode, Uden en Veghel Boekel
Landerd
Uden
Veghel
5 2 1 1 1
geen
3 1 1 1 Neen geen
SintOeden rode 4 1 2 1 Neen geen
Totaal aantal praktijken - waarvan solo - waarvan duo - waarvan groep - waarvan AHOED* - waarvan HOED** HOED initiatief Nurse practitioners***
1 1 1
geen
12 9 3 1 1 1
Aantal praktijken dat overweegt binnen 3 jaar te stoppen Aantal praktijken dat deelneemt aan huisartsenpost ’s-Hertogenbosch, Oss, Veghel (HOV)****
-
-
-
-
-
2
2
6
15
11
Relatie met Wcpv Formeel geen. Gemeenten moeten wel de afstemming bevorderen tussen (collectieve) preventie en individuele curatie. Daarnaast hebben gemeenten op grond van de gemeentewet de verantwoordelijkheid het welzijn van de inwoners te bevorderen.
Inhoud / doel beleid Voor nascholing, in samenwerking met ziekenhuis Bernhoven, functioneert de Werkgroep Deskundigheidsbevordering Huisartsen ( WDH). Hierbinnen werken een 60/70 tal huisartsen samen in de regio Oss-Uden-Veghel. Verder wordt binnen de beroepsgroep de mogelijkheid onderzocht om te komen tot een actieve regionale kring gekoppeld aan de Landelijke Huisartsen vereniging ( LHV).
*
Stand van zaken
In Uden functioneert momenteel een AHOED (Apotheek en Huisartsen Onder Een Dak) met 11 huisartsen (solisten en duo’s). Er is een HOED met 4 huisartsen (2 solisten en 1 duo) en huisarts in loondienst), 2 solopraktijken, 1 duo met huisarts in loondienst. In Veghel zal eind 2007, begin 2008 een AHOED gerealiseerd worden in nieuwbouwwijk ’t Ven met onder één dak verenigd: 1 apotheek, 2 huisartsene praktijken (2 duo, 4 artsen) en met uitbreidingsmogelijkheden voor een 5 HIDHA. ** In Veghel-centrum is in februari 2007 een HOED gerealiseerd in het “Medisch Huis Veghel”. Hierin functioneren onder één dak: 1 apotheek, 3 huisartenpraktijken (1 solo + 1 HIDHA = huisarts in dienstverband, 1 solo, 1 duo = totaal 5 artsen), 1 tandarts, 1 kinderfysiotherapeut, 1 Ceasartherapeut, 1 huidtherapeut en 1 logopedist. Totaal aantal werkzame huisartsen 21 waarvan in loondienst (HIDHA) bij diverse praktijken: 6, solo-praktijken: 9, duo-praktijken: 3, HOED: 1, HOED lopend initiatief :1 Sint-Oedenrode heeft een HOED met solist en duo. Boekel een HOED met 2 huisartsen. *** Op een enkele solist en 2 duo’s na heeft iedereen praktijkondersteuning. Met uitzondering van 1 praktijk in Veghel zijn in deze regio nog geen Nurse practitioners werkzaam. **** Aantal praktijken dat deelneemt aan HOV . De huisartsenpraktijk Zeeland hoort bij huisartsenpost Veghel. De huisartsenpraktijk Schaijk hoort bij huisartsenpost Oss. De huisartsenpraktijk Reek hoort bij huisartsenpost Wijchen, en hoort dus niet bij HOV.
Bijlage 4
Versie 23 oktober 2007
Integrale Jeugdgezondheidszorg Inhoud / doel beleid
Partijen
Stand van zaken
Integrale jeugdgezondheidszorg houdt in de ongedeelde preventieve openbare gezondheidszorg voor jeugdigen van 0-19 jaar, zoals deze onder regie van de gemeenten wordt uitgevoerd door de organisaties van Thuiszorg (0-4 jarigen) en GGD (4-19-jarigen). Doel van de integrale JGZ is het actief volgen en bewaken van de lichamelijke, geestelijke en sociale ontwikkeling van kinderen.
Primair: Gemeenten (regierol) Stichting Thuiszorg Brabant-Noordoost GGD Hart voor Brabant
In 2006 zijn het Basistakenpakket en de Richtlijn • Oprichten Centra voor Jeugd en Gezin. Gemeentelijke taak ex Contactmomenten JGZ geëvalueerd. De minister • Optimaliseren Vroegsignalering door beart 2f Wcpv heeft nog geen standpunt bepaald over de vorderen van de inzet van evidence based aanbevelingen. De VNG heeft een reactie signalerings- en interventie-instrumenten. gegeven over inhoud van het Basistakenpakket, • Versterken opvoedingsondersteuning door organisatorisch en financieel kader van de JGZ opzetten c.q. in stand houden van laagdremen gemeentelijke regie over de JGZ. pelige voorzieningen (CJG, opvoedingssteunpunt/-winkel etc. en inzetten evidence Kernpunten uit het eindadvies Operatie Jong based interventies in de opvoeding zoals zijn: Triple P.) • het kind centraal; • Implementeren zorgcoördinatie, bijvoorbeeld • bundeling van gemeentelijke taken rond door bevorderen inrichten Zorg (Advies) opvoeding, preventieve gezondheidszorg en Teams (ZAT)*. bescherming in een Centrum voor Jeugd en • Invoeren Elektronisch Kind Dossier en Gezin (CJG); Signaleringssysteem Zorg voor Jeugd • wethouder jeugd is eindverantwoordelijke (Verwijsindex risicojongeren) per 1-1-2008. bestuurder op lokaal niveau. • Gemeentelijke controle op uitvoering van het uniforme deel van de JGZ (basispakket). Kabinetvoornemens programma Jeugd en • Per gemeente uiteenlopende actiepunten in Gezin: 'Alle kansen voor alle kinderen' (juni de lokale accenten en de plustaken van de 2007). Hoofdlijnen: uitvoerders van Integrale JGZ. • gezin als belangrijke positie in de opvoeding; • omslag naar preventie: problemen eerder opsporen en beter aanpakken; * Een ZorgAdviesTeam is een periodiek, • vrijblijvendheid voorbij: ongewenste situaties multidisciplinair afstemmingsoverleg voor moeten niet voortduren. leerlingenzorg. Naast vertegenwoordigers van Het CJG staat centraal in de plannen. Het school nemen hieraan ook medewerkers van basismodel wordt wettelijk verankerd en bestaat externe voorzieningen deel (zoals GGD, uit de vijf functies van het preventief jeugdbeleid schoolmaatschappelijk werk, GGZ, Bureau uit de WMO en het basistakenpakket JGZ uit de Jeugdzorg, politie, leerplichtambtenaar). WCPV. Hieronder vallen opvoedondersteuning Tot vaste deelnemers aan ZAT tenminste: en gezinscoaching. In het basismodel maakt elk zorgcoördinator (tevens voorzitter van het CJG een schakel met het onderwijs door deel-
Samenwerking: Basis- en voortgezet onderwijs Peuterspeelzalen Kindercentra Weer Samen Naar School AMW MEE Bureau Jeugdzorg
Ontwikkelingen
Relatie met Wcpv
name aan de Zorg Advies Teams. Ook wordt een schakel gemaakt met de bureaus jeugdzorg. Gemeenten zijn bestuurlijk verantwoordelijk voor de oprichting van Centra Jeugd en Gezin. Eén gezin, één plan. De Thuiszorg maakt voor ieder kind in de eerste vier jaar na de geboorte een risico-inventarisatie van opgroei- en opvoedproblemen en zet zonodig de hulpverlening in. Het Elektronisch Kind Dossier wordt op 1-1-2008 ingevoerd en is per 1-1-2009 verplicht. De Verwijsindex Risicojongeren wordt in 2008 ingevoerd. In Noord-Brabant gaan alle gemeenten het signaleringssysteem Zorg voor Jeugd invoeren; dit krijgt een link naar de landelijke verwijsindex risicojongeren.
ZAT) en eventueel andere medewerkers leerlingenzorg; jeugdarts of jeugdverpleegkundige; leerplichtambtenaar; (school) Maatschappelijk werker. Tot de deelnemers op afroep behoren ten minste: medewerker Bureau Jeugdzorg, medewerker politie.
Bijlage 5
Versie 23 oktober 2007
Overzicht activiteiten gemeentelijk minimabeleid per gemeente Gemeente Veghel
Activiteiten Bijzondere bijstand (Optimisd) Op de bijzondere bijstand kunnen inwoners een beroep doen wanneer zij hogere kosten als gevolg van bijzondere omstandigheden hebben en die niet (geheel) zelf kunnen betalen. Bijzondere kosten zijn niet de gebruikelijke kosten van levensonderhoud, maar wel de kosten voor bijvoorbeeld: - Aanschaf van een bril, gebitsprothese; - Extra kosten door handicap of ziekte (Regeling chronisch zieken, gehandicapten en ouderen); - Eigen bijdrage voor hulp bij het huishouden, thuiszorg, kosten (tand)arts; - Werk en werkverwerving (kosten van oppas, studie bij een door Optimisd goedgekeurd traject); - Wonen (hoge huur, verhuizen, eigen woning); - Schoolkosten kinderen (12-18 jaar) ; - Computerregeling (schoolgaande kinderen 12-18 jaar); - Vervanging duurzame gebruiksgoederen in uitzonderlijke situaties. Optimisd geeft ook uitvoering aan de Langdurigheidstoeslag Wet werk en bijstand. Dit is een toeslag voor mensen die langdurig afhankelijk zijn van een minimum inkomen en geen vooruitzicht hebben op betaald werk. Regeling maatschappelijke participatie (Optimisd) Of het nu gaat om sport, een cursus, of een hobby. Wie moet rondkomen van een minimuminkomen laat het lidmaatschap van een vereniging, kosten van abonnementen of cursussen vaak wijken voor andere, meer noodzakelijke uitgaven. Optimisd kan mensen met een minimuminkomen per kalenderjaar een bijdrage geven voor dit soort kosten. Voorbeelden hiervan zijn: - abonnementen en (seizoen-)kaartjes voor: zwembaden, schouwburg, bioscoop, bibliotheek, musea en kunstuitleen; - contributies voor sport-, zang-, ouderen- en buurtverenigingen, jeugd- en jongerenwerk, politieke partijen en vakbonden, hobbyclub en kosten sportattributen; - cursusgelden voor her-, om- en bijscholing, volwasseneneducatie, kunstzinnige vorming, club- en buurthuisactiviteiten, emancipatieactiviteiten en ouderbijdragen; - éénmalige activiteiten voor schoolreisjes en kampen, werkweken, excursies, uitstapjes zoals bezoek aan dierentuin en pretpark. Collectieve ziektekostenverzekering (Optimisd) De gemeente Veghel vindt het belangrijk dat inwoners met een laag inkomen goed verzekerd zijn tegen ziektekosten. Zij kunnen daarom profiteren van de collectieve ziektekostenverzekering voor minima. Iedereen met een inkomen tot 110% van de bijstandsnorm kan ervoor in aanmerking komen. Het mooie van deze verzekering is dat Optimisd een deel van de premie betaalt in de vorm van bijzondere bijstand. Bovendien geven VGZ en CZ een collectiviteitskorting. Schuldhulpverlening (Optimisd) Rondkomen met een uitkering op minimumniveau is voor veel mensen passen en meten. Huur, energie, belastingen enzovoorts moeten op tijd worden betaald. Zeker voor mensen die langdurig van een uitkering moeten leven is het soms moeilijk om de eindjes aan elkaar te knopen.
1
Schulden zijn dan zo gemaakt. Lukt het niet om zelf een betalingsregeling te treffen, dan kan voor ondersteuning een beroep worden gedaan op het Meldpunt Schuldhulpverlening van Optimisd. Kwijtschelding gemeentelijke belastingen (Publieksplein gemeente Veghel)
Uden
Inwoners met een minimum inkomen én geen vermogen komen in aanmerking voor kwijtschelding van de gemeentelijke belastingen. Wanneer gehele kwijtschelding is verleend en de inkomenssituatie is niet veranderd dan wordt in het volgende jaar automatisch kwijtschelding verleend. Er hoeft dan geen nieuw kwijtscheldingsverzoek ingediend te worden. In het Uitvoeringsprogramma van het Coalitieakkoord 2006-2010 “Mensen bouwen Uden!” is de ambitie opgenomen dat er een proactief armoedebeleid wordt gevoerd. De gemeente Uden heeft hiertoe een tweesporenbeleid uitgezet: - Het op korte termijn treffen van maatregelen ter doorbreking van armoedeproblematiek. Hieronder wordt verstaan het aanscherpen, verruimen en verder optimaliseren van de voorzieningen binnen het bestaande Minimabeleid; - Op middellange en lange termijn ontwikkelen van een preventief beleid dat structurele oorzaken van armoede aanpakt. In het kader van het korte termijn beleid zijn de procedures aanvragen levensonderhoud, bijzondere bijstand en declaratiefonds tegen het licht gehouden. Door een wijziging in de werkwijze zijn de doorlooptijden verkort (snellere afhandeling van aanvragen) en is bij de verlening van bijzondere bijstand een extra betalingsrun ingevoerd. Op dit moment wordt nader onderzocht in hoeverre de Sociale Verzekeringsbank de bijstand voor personen van 65 jaar en ouder kan gaan regelen. Hierdoor krijgen cliënten hun totale inkomen, AOW en aanvullende bijstand, van één instantie. Met een eventuele samenwerking wordt beoogd het niet-gebruik van de aanvullende bijstand terug te dringen. Mede naar aanleiding van deelname van de gemeente Uden aan een landelijke pilotproject naar preventie bij SES-groepen, worden landelijk passende interventies ontwikkeld voor middelgrote en kleine gemeenten. De gemeente Uden doet momenteel zelf ook ervaring op met het ontwikkelen van beleid voor SEGV en het inzetten van interventies. Het gaat daarbij concreet om de interventies ‘Bewegen zonder zorgen’ en ‘Goede voeding hoeft niet veel te kosten’. De interventies worden uitgevoerd met ondersteuning van de provincie Noord-Brabant in het kader van het Fonds Armoedebestrijding en met ondersteuning van de GGD Hart voor Brabant, die ten behoeve van het project innovatieve middelen heeft ingezet. Bij voldoende belangstelling worden de activiteiten structureel voortgezet binnen het Udense beleid dat gericht is op het tegengaan van armoede. ‘Goede voeding hoeft niet veel te kosten’ voor mensen in de schuldhulpverlening. Dit betreft een drietal bijeenkomsten over gezonde voeding die ingepast kunnen worden in budgetteringscursus voor cliënten schuldhulpverlening. Cursus ‘Bewegen zonder zorgen’. Vrouwen met lage SES blijken tweemaal zo vaak depressieve klachten te ontwikkelen als gevolg van hun omstandigheden als mannen onder vergelijkbare omstandigheden. Met deze interventie worden vroegtijdig
2
Landerd
Boekel
Sint-Oedenrode
vrouwen opgespoord in de leeftijdsgroep van 18-55 jaar met matig depressieve klachten om te voorkomen dat zij daadwerkelijk een depressie ontwikkelen. De cursus leert vrouwen beter omgaan met hun matige depressieve en stressgerelateerde klachten, waarbij het doel is om evenwicht te bereiken tussen draaglast en draagkracht. - In Landerd is minimabeleid niet gericht op beperking vaste lasten en bevordering van rondkomen. - Landerd heeft geen minimaplatform. Dit is in Landerd dus geen partij. - Landerd voert geen regionaal overleg over minimabeleid. - Gemeente Landerd heeft geen collectieve ziektekostenverzekering. Er is wel een collectiviteitskorting. Hier kunnen mensen gebruik van maken met een inkomen tot 120% van het minimuminkomen. - Gemeente Landerd heeft een declaratiefonds en regeling voor kwijtschelding van gemeentelijke belastingen. - Landerd geeft kerstpakketten aan mensen met een inkomen tot 120% van het minimuminkomen. Doel is dat zij, doordat ze zich aanmelden voor kerstpakketten, ook gebruik gaan maken van andere voorzieningen voor minima. - Landerd heeft een koppeling gelegd met de gegevens van de belastingdienst en alle 65-plussers met alleen AOW aangeschreven over de verschillende voorzieningen die er voor minima zijn. - Inwoners met een minimuminkomen (plus) kunnen voor bijzondere bijstand in aanmerking komen als ze vanwege bijzondere omstandigheden extra, maar noodzakelijke kosten moeten maken. Gedacht kan worden aan eigen bijdragen voor hulp bij het huishouden of een maaltijdvoorziening voor ouderen. - Mensen met een minimuminkomen kunnen deelnemen aan het maatschappelijk verkeer via het Declaratiefonds van de gemeente Boekel. - De gemeente Boekel kent een regeling voor kwijtschelding van de gemeentelijke belastingen. - Bij hoge uitzondering en indien de persoon niet via andere wettelijke regelingen geholpen kan worden, kan er een vergoeding gegeven worden uit het Sociaal Fonds. - Indien mensen in de schulden zitten of dreigen te geraken, kan de gemeente Boekel regelingen treffen door middel van schuldhulpverlening. - De gemeente Boekel kent een langdurigheidstoeslag voor mensen (<65) die langer dan 5 jaar zijn aangewezen op een minimumuitkering en geen arbeidsperspectief hebben. Deze toeslag kan 1x per jaar uitgekeerd worden. - De gemeente Sint-Oedenrode biedt iedereen met een inkomen tot 120% van de voor hem/haar geldende bijstandsnorm de mogelijkheid om deel te nemen aan een collectieve zorgverzekering. Het voordeel van deze verzekering is dat een deel van de premie wordt betaald in de vorm van bijzondere bijstand. Bovendien geven VGZ en CZ een collectiviteitskorting. Men moet dan een aanvraag bijzondere bijstand indienen. Deelname is mogelijk per 1 januari 2008, maar pas na opzegging van bestaande verzekering. Men moet dan een keuze maken tussen CZ of VGZ, en worden afgemeld bij de huidige ziektekostenverzekering met ingang van 1 januari 2008. - De gemeente Sint-Oedenrode stimuleert dat mensen met een minimuminkomen deel kunnen nemen aan het maatschappelijk verkeer en daarom is er een Declaratiefonds. Uit dit fonds wordt een forfaitaire vergoeding verstrekt aan mensen met een inkomen op bijstandsniveau (+20%). Een bijdrage kan wordt verstrekt voor o.a. contributie voor een sport of zangvereniging. Entreebewijs voor een pretpark of bioscoop. - Inwoners met een minimuminkomen (plus) kunnen ook voor
3
-
-
-
bijzondere bijstand in aanmerking komen als ze vanwege bijzondere omstandigheden extra, maar noodzakelijke kosten moeten maken. Gedacht kan worden aan eigen bijdragen voor hulp bij het huishouden, maaltijdvoorziening voor ouderen of een eigen bijdrage vanwege tandartskosten. Langdurig uitkeringsgerechtigden met kinderen kunnen in aanmerking komen voor bijzondere bijstand voor de aanschaf van een computer en voor een bijdrage in extra schoolkosten. Ouderen en chronisch zieken met een minimuminkomen komen jaarlijks in aanmerking voor een forfaitaire vergoeding in verband met aanvullende kosten. De Gemeente Sint-Oedenrode biedt inwoners met ‘problematische’schulden de mogelijkheid, om onder begeleiding van het Inkomensondersteuningsloket van de gemeente Eindhoven, financieel orde op zaken te stellen. Voorwaarde is wel dat men geen nieuwe schulden maakt en dat zo nodig aan gedragsverandering wordt gewerkt.
4
Bijlage 6
Versie 23 oktober 2007
Overzicht van relevante wetgeving op het gebied van de volksgezondheid De Grondwet en de Gemeentewet geven de gemeentelijke overheid een belangrijke verantwoordelijkheid voor de gezondheid, ook voor de geestelijke volksgezondheid. De verantwoordelijkheid van de gemeente voor de volksgezondheid is vastgelegd in een groot aantal wetten. In het navolgende overzicht zijn deze onderverdeeld in drie categorieën: wetten die bevoegdheid geven, wetten die verplichten en wetten die van invloed zijn op de kwaliteit. 1.
Wetten die bevoegdheid geven
Grondwet In artikel 22 van de Grondwet staat beschreven dat de overheid maatregelen treft ter bevordering van de gezondheid. Gemeentewet Artikel 149 van de Gemeentewet geeft de gemeenteraad de bevoegdheid om verordeningen op te stellen in het belang van de gemeente. Tijdelijk besluit kwaliteitsregels van de kinderopvang Met dit besluit wordt de gemeentelijke verantwoordelijkheid geregeld voor de hygiëne en veiligheid van de kindercentra binnen de gemeentegrenzen. Het besluit bevat minimale kwaliteitsregels die in gemeentelijk beleid vertaald moeten worden. Het besluit is geldig totdat de Wet Basisvoorziening Kinderopvang van kracht is. Wet op de openluchtrecreatie, het Besluit hygiëne gezondheid en veiligheid kampeerterreinen, het Waterleidingbesluit Deze regelgeving verplicht de gemeente tot het stellen van eisen aan en het houden van toezicht op het handhaven van de gezondheid binnen specifieke situaties. Ook zijn bepaalde eisen ten aanzien van de hygiëne op kampeerplaatsen vastgelegd. De infectieziektenwet1 Met deze wet wordt de bescherming van de volksgezondheid geregeld tegen infectieziekten zoals tuberculose, Soa en Aids. Op grond van deze wet heeft de burgemeester de bevoegdheid om in voorkomende gevallen en ter voorkoming van epidemieën plaatsen aan te wijzen waarin burgers verplicht kunnen worden opgenomen ter medische behandeling. Quarantainewet De Quarantainewet bevat voorschriften over het voorkomen en weren van besmettelijke ziekten bij mensen die Nederland binnenkomen. Onder andere aan de burgemeester als 'gezondheidsautoriteit' -bijgestaan door een geneeskundige en in overleg met de Inspectie Gezondheidszorg- worden op grond van deze wet bijzondere bevoegdheden verleend om maatregelen te treffen teneinde epidemieën te voorkomen (betreffende pokken, gele koorts en cholera via internationale transportwegen door de lucht, over zee en spoorwegen). De GGD is een erkende instelling, bevoegd om te vaccineren tegen gele koorts.
1
Te zijner tijd wordt deze regeling samen met de huidige Wet collectieve preventie volksgezondheid opgenomen in Wet publieke gezondheidszorg. Er is een wetswijziging in voorbereiding.
1
Destructiewet De gemeente moet ervoor zorgen dat kadavers van in de wet genoemde dieren (destructiemateriaal) op hygiënische wijze worden afgevoerd naar het zogeheten destructiebedrijf. Op basis van deze wet moet de gemeente een verordening maken, waarin geregeld is wat de houder van het destructiemateriaal ermee moet doen en hoe het moet worden bewaard totdat het wordt opgehaald. Wet bijzondere opneming in psychiatrische ziekenhuizen (BOPZ) De BOPZ geeft de burgemeester de bevoegdheid om mensen die gestoord zijn in hun geestesvermogens en daarmee een gevaar zijn voor zichzelf, hun omgeving of de openbare orde met een ‘inbewaringstelling’ acuut verplicht te laten opnemen in een psychiatrisch ziekenhuis of een psychiatrische afdeling van een ziekenhuis. Wet gemeentelijk onderwijsachterstandenbeleid (GOA) Met ingang van 1 augustus 1998 hebben de gemeenten krachtens deze wet de verantwoordelijkheid gekregen voor en de regie over het voorkomen en bestrijden van onderwijsachterstanden. Voor die tijd was het een rijkstaak. In een gemeentelijke verordening dient het gemeentelijk beleid in deze verankerd te worden.
2.
Wetten die verplichten
Wet collectieve preventie volksgezondheid (Wcpv) De Wcpv verplicht de gemeente(raad) de totstandkoming en de continuïteit van en de samenhang binnen collectieve preventie te bevorderen alsmede de onderlinge afstemming tussen deze collectieve preventie en de curatieve gezondheidszorg. De gemeente(raad) draagt verder zorg voor de uitvoering van de collectieve preventie op het gebied van infectieziekten en risico's voor jeugdigen. Hiertoe moet hij ingevolge artikel 5 een GGD in stand houden. Gemeentelijke taken • het uitbrengen van een nota lokaal gezondheidsbeleid eens per vier jaar; voorafgaand aan de opstelling van de nota moeten op landelijk gelijkvormige wijze gegevens over de gezondheidssituatie verzameld en geanalyseerd worden (epidemiologie); • het bewaken van gezondheidsaspecten in bestuurlijke beslissingen; • de regie van de openbare geestelijke gezondheidszorg; • de uitvoering van de jeugdgezondheidszorg van 0 tot 19 jaar; • de uitvoering van de infectieziektebestrijding (surveillance, beleidsadvisering, netwerk- en regiefunctie); • gezondheidsvoorlichting en -opvoeding; • medisch-milieukundige zorg; • technische hygiënezorg. De WCPV heeft tot doel gezondheidsbescherming, gezondheidsbevordering en ziektepreventie te stimuleren. Er worden drie deelterreinen onderscheiden: collectieve preventie (een bevorderingstaak), infectieziektebestrijding en jeugdgezondheidszorg (naast bevorderingstaken ook uitvoeringstaken). Voor wat betreft de OGGZ zijn er twee taken binnen het kader van de WCPV, die expliciet bij de OGGZ horen, namelijk het bieden van psychosociale hulp bij rampen en het verzamelen van informatie over de gezondheidstoestand van de bevolking. Ook vanuit de andere taken is er een relatie met de OGGZ. Voor de Jeugdgezondheidszorg betreft dit bijvoorbeeld de taken die zij hebben op het terrein van signalering, toeleiding/verwijzing naar zorg, het eventueel bieden van
2
kortdurende begeleiding, het geven van informatie en advies aan kinderen/jeugdigen en hun ouders over opgroeien en opvoeden. De JGZ volgt op systematische wijze de ontwikkelingen in de gezondheidstoestand van jeugdigen en van de gezondheidsbevorderende en –bedreigende factoren, signaleert eventuele knelpunten en kan op basis daarvan beleidsadviezen opstellen. Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) De WMO bevordert de participatie van burgers aan de samenleving. Als daarin zich belemmeringen voordoen is het de opdracht aan de gemeenten om die belemmeringen in kaart te brengen en om daarin een positieve verandering aan te brengen. Een goede fysieke en psychosociale gezondheid is een voorwaarde voor mensen om volwaardig in de maatschappij mee te kunnen doen. Taken die er liggen vanuit de WCPV en andere wetten die beogen de gezondheid te bevorderen hebben daarom een duidelijke relatie met de WMO. Het vergroten van de zelfredzaamheid van burgers en hun maatschappelijke participatie moet gebeuren op 9 prestatievelden. Deze prestatievelden zijn als volgt omschreven: 1. bevorderen sociale samenhang in en leefbaarheid van dorpen, wijken en buurten 2. preventie gericht op jeugdigen en ouders bij problemen met opgroeien en opvoeden 3. geven van informatie, advies en cliëntondersteuning 4. ondersteunen mantelzorgers en vrijwilligers 5. bevorderen deelname aan maatschappelijk verkeer en van het zelfstandig functioneren van mensen met een beperking, chronisch psychisch probleem of psychosociaal probleem 6. verlenen van voorzieningen aan mensen met een beperking of een chronisch psychisch probleem en aan mensen met een psychosociaal probleem t.b.v. het behoud van hun zelfstandig functioneren of hun deelname aan het maatschappelijk verkeer 7. bieden van maatschappelijke opvang, waaronder vrouwenopvang 8. bevorderen OGGZ, met uitzondering van de PSHOR 9. bevorderen verslavingsbeleid. Min of meer los van deze prestatievelden zijn nog een aantal taken/functies te onderscheiden die een meer voorwaardenscheppend karakter hebben, maar niet direct zijn te relateren aan bovengenoemde prestatievelden. Te denken valt aan onderzoek (monitoring, registratie), overkoepelende netwerk- en ketenvorming, e.d. Het achtste prestatieveld betreft de OGGZ. Deze taken vielen voorheen onder de Wet Collectieve Preventie (WCPV), maar deze zijn overgegaan naar de WMO, behoudens de taken op het terrein van Psychosociale Hulpverlening bij Ongevallen en Rampen (PSHOR). De taken die binnen prestatieveld 8 moeten worden uitgevoerd betreffen: o het signaleren en bestrijden van risicofactoren op het gebied van de OGGZ; o het bereiken en begeleiden van kwetsbare personen en risicogroepen; o het functioneren als meldpunt voor signalen van crisis of dreiging van crisis bij kwetsbare personen en rsicogroepen; o het tot stand brengen van afspraken tussen betrokken organisaties over de uitvoering van de OGGZ. De prestatievelden 7 en 9 (maatschappelijke opvang en verslavingsbeleid) hebben een zeer nauwe relatie met de OGGZ. Het verdient aanbeveling om deze 3 prestatievelden in onderlinge samenhang te zien (beleidsmatig, organisatorisch, financieel, op individueel niveau) en daarbij een relatie te leggen met leefbaarheid en
3
veiligheid in de wijken. De praktijk heeft inmiddels uitgewezen dat ook geïnvesteerd moet worden in de draagkracht van wijken om ervoor te zorgen dat kwetsbare groepen in de wijk geaccepteerd worden en dat burgers een actieve en positieve rol op zich nemen jegens de kwetsbare groepen en de zorgmijders. Ontschotting van beleidsvelden kan daarbij een meerwaarde opleveren. Met de andere 6 prestatievelden is er eveneens een duidelijke relatie te leggen met de OGGZ, maar deze is iets minder direct dan bij prestatieveld 7 en 9. De Wet Maatschappelijke Ondersteuning kent de gemeente een regierol toe, waardoor er meer samenhang gebracht kan worden in de OGGZ. Van belang is daarbij om vanuit alle prestatievelden te bekijken welke bijdrage geleverd kan worden aan de OGGZ. Gezondheidswet De Gezondheidswet bevat de wettelijke voorschriften met betrekking tot de organisatie van de zorg voor de volksgezondheid. De Wet regelt onder andere de vertegenwoordiging van de gemeente in de Raad voor de Volksgezondheid en Zorg (RVZ) en de Provinciale Raad Volksgezondheid en Maatschappelijke Zorg (PRVMZ). Daarnaast regelt de Wet onder andere de informatieplicht van de gemeente aan de inspecteurs van de Volksgezondheid, RVZ en PRVMZ ten aanzien van de naleving van wetten en verordeningen die de volksgezondheid betreffen. Ook is in deze wet geregeld dat inspecteurs van Volksgezondheid de gemeenten informeren en adviseren. Infectieziektenwet Ook deze wet geeft de gemeente een taak bij de infectieziektebestrijding. De GGD heeft in deze wet een van de geneeskundige inspectie gedelegeerde taak. Gevallen van de zogeheten aangifteplichtige ziekten moeten bij de GGD gemeld worden, waarbij de GGD, indien noodzakelijk, in voorkomende gevallen de burgemeester adviseert over maatregelen ter voorkoming van uitbreiding van de ziekte en besmetting van anderen. Tabakswet De uit 1988 daterende Tabakswet bevat regels ter beperking van het gebruik van tabak en meer in het bijzonder regels om hinder voor hen die geen tabak gebruiken tegen te gaan. De artikelen 10 en 11 van de wet regelen de rookverboden. In artikel 10 staat dat voor de instellingen, diensten en bedrijven die door de Staat en de openbare lichamen worden beheerd, door het bevoegd gezag zodanige maatregelen genomen worden dat van de voorzieningen gebruik gemaakt kan worden zonder hinder of overlast van roken te ondervinden. Artikel 11a, eerste en tweede lid zijn in januari 2004 van kracht geworden. In deze artikelen worden werkgevers verplicht zodanige maatregelen te treffen dat werknemers in staat worden gesteld werkzaamheden te verrichten zonder daarbij hinder of overlast van roken door anderen te ondervinden. Waterleidingwet/regeling legionellapreventie in leidingwater Op grond van de Waterleidingwet dient de kwaliteit van het drinkwater te voldoen aan algemene en nader te bepalen eisen in verband met de schadelijkheid voor de volksgezondheid. In oktober 2000 is de Waterleidingwet gewijzigd en is de ‘Tijdelijke regeling legionellapreventie in leidingwater’ in werking getreden. De gemeente heeft bij legionellapreventie twee rollen. Enerzijds als eigenaar van collectieve leidingnetten, anderzijds als toezichthouder. Als eigenaar van legionellagevoelige accommodaties dient voor de daarvoor in aanmerking komende accommodaties een risicoanalyse uitgevoerd te worden en een beheersplan te worden opgesteld, waarin de maatregelen worden vermeld. Op grond van de tijdelijke regeling treedt de gemeente op als toezichthouder bij grootschalige evenementen, kinderdagverblijven,
4
asielzoekerscentra en inrichtingen voor openluchtrecreatie. Op 8 augustus 2002 is een ontwerp-Algemene maatregel van Bestuur voor de legionellapreventie in leidingwater gepresenteerd. De rol van gemeenten daarin is beperkter dan voorheen. De Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ) •
Vaccinatiebesluit Het vaccinatiebesluit is een besluit op grond van de AWBZ. De gemeenten participeren in de entgemeenschap samen met de thuiszorgorganisaties. Dit samenwerkingsverband zorgt voor de uitvoering van het vaccinatiebesluit. De gemeente is verplicht om kosteloos gegevens uit het bevolkingsregister aan te leveren om nieuw geborenen in het vaccinatieprogramma te kunnen opnemen en om verhuisde kinderen te kunnen blijven oproepen.
•
Bevolkingsonderzoeken Het college voor zorgverzekeringen subsidieert uit het Algemene Fonds Bijzondere Ziektekosten het bevolkingsonderzoek op borstkanker, waarin de gemeente – meer in het bijzonder de GGD- een belangrijke coördinerende en voorlichtende rol vervult. De gemeente moet aan de (geautoriseerde) uitvoerders van de onderzoeken op systematische wijze gegevens uit de Gemeentelijke Basis Administratie (GBA) verstrekken voor de uitvoering van het bevolkingsonderzoek borstkanker en baarmoederhalskanker.
•
Zorgvernieuwingsfondsen Per sector in de AWBZ is aan zogenaamde zorgvernieuwingsfondsen vormgegeven: gehandicaptenzorg, verpleging en verzorging en geestelijke gezondheidszorg. Hierin speelt het zorgkantoor een belangrijke rol bij de uitvoering en in het bijzonder bij de beoordeling van de projecten. Gemeenten en cliëntenorganisaties adviseren over de projecten. Het is zaak dat gemeenten besluiten nemen over de door hen te hanteren criteria voor zorgop-maat. De gemeenten zijn vertegenwoordigd in de Raad van Advies van het zorgkantoor. De regeling voor zorgvernieuwende activiteiten is per 1 januari 2007 overgeheveld naar de Wmo.
Woningwet/Bouwbesluit In het landelijk Bouwbesluit zijn bouwvoorschriften vastgelegd op het gebied van hygiëne en veiligheid in woningen. Onderwerpen die aan de orde komen zijn o.a. wering van geluidshinder, wering van vocht, behandeling van afvalwater binnen de woning, ventilatie, bestrijding van ongedierte en toetreding van daglicht. Op grond van artikel 100 van de Woningwet is het College van Burgemeester en Wethouders aangewezen om zorg te dragen voor handhaving van de bepalingen van het Bouwbesluit. Zij geven uiteindelijk een gebruikersvergunning af. Besluit veiligheid attractie- en speeltoestellen Het besluit regelt het technische veiligheidstoezicht op toestellen in speeltuinen, op schoolpleinen, bij kinderdagverblijven en openbare speelgelegenheden. De eigenaar is verantwoordelijk voor de veiligheid. Het toezicht geschiedt door de Inspectie Gezondheidsbescherming. Arbeidsomstandighedenwet Als werkgever is de gemeente op grond van deze wet verplicht zorg te dragen voor een zo groot mogelijke veiligheid, een zo goed mogelijke bescherming van de gezondheid en een bevordering van het welzijn van haar werknemers bij de arbeid. De gemeente moet onder bepaalde voorwaarden ervoor zorgen dat gebruik gemaakt
5
kan worden van een erkende Arbodienst. Daarin is ook de bedrijfsgezondheidszorg aanwezig. Wet werk en bijstand De nadruk in de Wet werk en bijstand ligt bij het stimuleren van het aanvaarden van werk. Bijstand is er voor iedereen die in 'zodanige omstandigheden verkeert of dreigt te geraken dat hij / zij niet over de middelen beschikt om in de noodzakelijke kosten van bestaan te voorzien'. Wetgeving speciaal onderwijs Op grond van deze wet in combinatie met de WCPV is de gemeente verplicht de GGD op te dragen te adviseren over toelating van kinderen tot het speciale onderwijs. Besluit Europese gehandicaptenkaart Dit besluit regelt dat een parkeerkaart voor een persoon met een handicap niet afgegeven wordt alvorens een geneeskundig onderzoek heeft plaatsgevonden met betrekking tot de beperking van de aanvrager. Wet ambulancevervoer De Wet ambulancevervoer verplicht gemeenten om samen te werken in centrale posten ambulancevervoer en in onvoorziene omstandigheden in ambulancevervoer te voorzien als het particulier initiatief dat niet doet. Een wetswijziging staat op stapel. De Wet ambulancezorg wordt op afzienbare termijn ingevoerd. Wet rampen en zware ongevallen Deze wet beschrijft de verantwoordelijkheid en de bevoegdheid van de gemeente bij de (voorbereiding van) rampen(bestrijding). Wet geneeskundige hulpverlening bij ongevallen en rampen (GHOR) In deze wet is de geneeskundige hulpverlening bij ongevallen en rampen geregeld. De gemeente moet over rampenplannen beschikken. De verantwoordelijkheid voor de geneeskundige hulpverlening is in deze wet neergelegd bij het College van Burgemeester en Wethouders. De leiding van het geneeskundig deel uit het rampenplan berust bij de leiding van de GGD. Het betreft hier onder andere een procesverantwoordelijkheid van de GGD met betrekking tot de totale geneeskundige hulpverlening, inclusief voorbereiding. Wet op de lijkbezorging In de wet op de lijkbezorging is geregeld hoe de gemeente, mede met het oog op de volksgezondheid, moet handelen bij overlijden, begraven en cremeren. Onder meer is de gemeente verplicht om te beschikken over een gemeentelijke lijkschouwer. Deze arts kan verklaringen afleggen over een (on)natuurlijke dood. De gemeenten die deelnemen aan de Gemeenschappelijke Regeling GGD Hart voor Brabant hebben deze taak neergelegd bij de GGD.
3
Wetten van invloed op de kwaliteit
Kwaliteitswet zorginstellingen Deze wet bevat regels omtrent de wijze waarop de overheid de kwaliteit waarborgt van zorg, verleend door zorginstellingen. De wet draagt de gemeente op toezicht te houden op de kwaliteitszorg van instellingen die ze instandhoudt, zoals de GGD. De instellingen maken zelf kwaliteitsrapportages die worden beoordeeld door de Inspectie Volksgezondheid.
6
Wet geneeskundige behandelingsovereenkomst (WBGO) Deze wet regelt allerlei aspecten met betrekking tot de relatie behandelend arts en patiënt en is ook analoog van toepassing op 'medische handelingen' waaronder het doen van onderzoek dat niet gericht is op behandeling, doch wel overeenkomstige kenmerken vertoont. Wet individuele beroepsbeoefenaren gezondheidszorg (BIG) De wet richt zich op registratie, bevoegdheid, status en kwaliteit van individuele beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg alsmede op de toepassing van tuchtrecht op een aantal beroepen waaronder artsen en verpleegkundigen. Wet op de uitoefening van de geneeskunst Hierin worden onder andere geneeskundigen en verloskundigen verplicht de burgemeester in kennis te stellen van hun vestiging i.c. vertrek uit de gemeente. Deze wet komt bij volledige invoering van de Wet BIG te vervallen. Wet op de bevolkingsonderzoeken Deze wet stelt bijzondere eisen aan medische onderzoeken die aangemerkt dienen te worden als bevolkingsonderzoeken die uitgevoerd worden met behulp van ioniserende straling, dan wel betrekking hebben op kanker, ernstige ziekten of afwijkingen waarvoor geen behandeling of preventie mogelijk is en stelt deze vergunningsplichtig. De bevolkingsonderzoeken borstkanker en baarmoederhalskanker vallen onder deze wet.
7
Bijlage 7
Versie 23 oktober 2007
Lijst van gebruikte afkortingen en overzicht van begrippen ADL AMW Aow Awbz
Algemene Dagelijkse Levensverrichtingen Algemeen Maatschappelijk Werk Algemene Ouderdoms Wet Algemene wet bijzondere ziektekosten
Big BJZ BMI Bopz
Wet beroepsbeoefenaren individuele gezondheidszorg Bureau Jeugdzorg Body mass index Bijzondere opneming psychiatrische ziekenhuizen (Wet)
CARA
Chronische aspecifieke respiratoire aandoeningen (longemfyseem, astma en astmatische bronchitis) Centraal Bureau voor de Statistiek Centrum Indicatie Zorg
CBS CIZ GBA GGD GGZ GHOR GVO
Gemeentelijke Basis Administratie Gemeenschappelijke Gezondheidsdienst Geestelijke Gezondheids Zorg Geneeskundige Hulpverlening bij Ongevallen en Rampen (Wet) Gezondheidsvoorlichting en -Opvoeding
(A)HOED
(Apotheek en)Huisartsen onder één dak
JGZ
Jeugdgezondheidszorg
KIVPA
Korte Indicatieve Vragenlijst Psychosociale Problematiek bij Adolescenten
LBO
Lager Beroeps Onderwijs
OGGZ OM
Openbare Geestelijke Gezondheidszorg Openbaar Ministerie
RIVM Robuust
ROSE
Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu Ondersteunt alle eerstelijns zorgaanbieders (huisartsen, verloskundigen, fysiotherapeuten, logopedisten en aanbieders van eerstelijns ggz. Robuust ondersteunt: Beyaert, Fast, Phoenix, Rose, Zeebra. Regionale Ondersteuning & Service Eerstelijnszorg
SES
Sociaal Economische Status
VNG VTV VWS
Vereniging Nederlandse Gemeenten Volksgezondheid Toekomst Verkenning Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
Wmo
Wet maatschappelijke ondersteuning
Wwb
Wet Werk en Bijstand
Bijlage 8
Versie 23 oktober 2007
Volksgezondheid en Collectieve Preventie De taken van gemeenten op het gebied van de volksgezondheid kennen drie aspecten: het bewaken, het beschermen en het bevorderen van de volksgezondheid. Bewaken van de volksgezondheid Hierbij gaat het om het in beeld brengen van de gezondheid van de inwoners of van bepaalde groepen om te zien op welke terreinen eventueel interventies nodig zijn. Instrumenten zijn bijvoorbeeld gezondheidsenquêtes, monitoring en de epidemiologische taken van de GGD. Beschermen van de volksgezondheid Dit terrein betreft alle maatregelen en zorg waarmee men probeert te vermijden dat de mens in contact komt met voor de gezondheid schadelijke stoffen, situaties en omstandigheden. Voorbeelden hiervan zijn het in stand houden van de riolering en waterzuivering (legionella), bouwvoorschriften, milieutoezicht, drank- en horecawet, inentingsprogramma’s die mensen beschermen tegen infectieziekten en maatregelen die met de leefomgeving te maken hebben zoals toegankelijkheid, veiligheid en volkshuisvesting. Bevorderen van de volksgezondheid Hieronder worden verstaan alle collectief preventieve activiteiten en interventies die gericht zijn op het voorkomen van ziekte en het bevorderen van gezondheid. In de Wcpv wordt onder collectieve preventie verstaan: de bescherming en bevordering van de gezondheid van de bevolking of van specifieke groepen daaruit alsmede het voorkomen en vroegtijdig opsporten van ziekten onder die bevolking. Er worden drie soorten preventie onderscheiden: primaire, secundaire en tertiaire preventie. Primaire preventie probeert de oorzaken van problemen of ziekten te vermijden of al weg te nemen voordat zij actief kunnen worden. Primaire preventie vereist vaak een aanpak op meerdere terreinen. Gemeenten hebben een belangrijke rol bij primair preventief beleid. Hierbij kan gedacht worden aan het reguliere beleid van gemeentelijke sectoren (welzijn, sociale zaken, huisvesting, onderwijs) en van instellingen die door de gemeente gefinancierd worden (GGD, AMW, welzijnswerk etc.). Belangrijke producten van primaire preventie zijn: voorlichting, informatie en advies en algemene signalering en onderzoek. Activiteiten zijn vaak gericht op het beïnvloeden van de leefstijl van de bevolking: het bevorderen van gezond gedrag en vermijden van risicovol gedrag. Activiteiten zijn veelal bedoeld voor specifieke doelgroepen. Secundaire preventie is gericht op het tijdig onderkennen van problemen of ziekten en het tijdig ingrijpen om verergering tegen te gaan. Bij secundaire preventie probeert men personen of groepen waarbij men problemen of ziekten kan verwachten, in de gaten te houden om in te grijpen zodra die problemen of ziekten zich manifesteren. Belangrijke producten bij secundaire preventie zijn signalering, consultgeving en begeleiding dan wel behandeling. Tertiaire preventie is gericht op het zoveel mogelijk beperken van de gevolgen van een probleem of ziekte en op het verminderen van de nadelige gevolgen ervan. Het gaat om het verlichten van lijden of het mogelijk maken van herstel. De invalshoek is -anders dan bij primaire preventie- het probleem of de ziekte.
Preventie volksgezondheid in schema
Primaire
Universele preventie Ligt bij de gezondheidsbevordering, richt zich op de algemene bevolking een heeft tot doel om de gedragsgerelateerde gezondheid te bevorderen Collectieve Preventie
&
Selectieve preventie Richt zich (ongevraagd) op( hoog)risicogroepen in de bevolking en heeft tot doel om de gezondheid van specifieke risicogroepen te bevorderen onder andere door het uitvoeren van specifieke lokale en regionale preventieprogramma’s
Secundaire
Preventie
individuele
Geïndiceerde preventie Richt zich op individuen die misschien nog geen manifest gediagnosticeerde ziekte of stoornis hebben, maar wel symptomen en/of lijden aan gezondheidsklachten en heeft tot doel de keten van preventie en curatie zodanig in te richten dat de gezondheidsschade maximaal wordt voorkomen door een interventie
Preventie
Tertiaire preventie
Zorggerelateerde preventie Richt zich op mensen met een of meerdere manifeste gezondheidsproblemen en heeft tot doel om het individu te ondersteunen bij zelfredzaamheid, reductie van ziektelast en het voorkomen van “erger”.