Internet voor iedereen nog lang geen feit
Gezocht: digitale bruggenbouwers Toegang geven tot het internet volstaat niet om de groeiende digitale kloof te dichten, wijst nieuw onderzoek uit. Wat werkt dan wel? Eos ging te rade bij deskundigen ter zake. Door Manu SINJAN
Eos 38
Eos 39
T
oen er nog geen pc stond te zoemen in elke Vlaamse huiskamer en het internet nog het speelterrein van nerds was, maakten de Belgische overheden zich zorgen over een samenleving met twee snelheden. Zij die over toegang tot een computer beschikten, zouden een technologische voorsprong uitbouwen op zij die geen toegang hadden. Het toenemend gebruik van internet deed die bezorgdheid alleen maar groeien. Het was dan ook logisch dat de federale en de Vlaamse overheid hun digitale beleid toespitsten op het uitbouwen van openbare plaatsen waar computers en internet gratis of tegen een kleine vergoeding gebruikt konden worden. Beeldschermen namen de plaats in van steekkaartenbakken in de openbare bibliotheken en een hele nieuwe hulpverleningssector zag het licht. Op alle bestuurlijke niveaus werden initiatieven genomen om meer mensen kennis te laten maken met de pc, en ook vandaag kunnen zogenoemde digibeten nog steeds overal initiatiecursussen volgen. Het gebruik van de computer en internet is intussen echter zo ingebed in onze samenleving dat het oude concept van de digitale kloof – het verschil tussen mensen met en zonder toegang – compleet achterhaald is.
Steeds meer mensen gebruiken een computer. Maar gebruikt iedereen hem wel efficiënt?
Dat blijkt uit onderzoek van het Center for Studies on Media, Information and Telecommunication (SMIT), gesticht door de Vrije Universiteit Brussel en partner van het Inter-
streeks betrokkenen, zoals de beheerders van openbare computerruimtes en de organisatoren van alle mogelijke ICT-cursussen. Daarna volgden brainstormsessies om de knelpun-
‘Alleen maar toegang verschaffen tot computers volstaat niet meer om de digitale kloof te dichten’ disciplinair Instituut voor Breedband Technologie (IBBT). In opdracht van het Instituut Samenleving en Technologie (IST) bestudeerde het SMIT de bestaande vakliteratuur en legde het een enquête voor aan bijna 400 recht-
ten van de ‘digitale kloof tweede graad’ te identificeren. Op basis van deze studie presenteert het IST op 18 november beleidsaanbevelingen aan het Vlaams parlement. ‘Om het heel simpel te stellen: het is niet om-
Herstellen
Vrouwen
hardware
Werklozen Herstellen laptop
Allochtonen
PC & internet opleiding
Mentale handicap
Interneto pleiding
Fysieke handicap
Computerruimte
PC-opleiding
Herstellen desktop Geen
Uitvoeren updates
Occasioneel
Kansarmen Structureel
Installeren hardware
Senioren
Jongeren
Installeren internet
Kinderen Installeren software
Iedereen 10
20
30
40
50
Focus qua doelgroepen ICT-cursussen mikken vooral op kansarmen en ouderen. Kinderen en jongeren komen veel minder aan hun trekken. Nochtans kunnen ook zij wel wat bijscholing gebruiken, zo blijkt uit het onderzoek.
20
40
60
80
technische hulp voor persoonlijk computermateriaal van deelnemers (in %) Slechts 4% van de openbare computerruimtes biedt structurele hulp bij problemen met de eigen computer.
Eos 40
De digitale kloof in Vlaanderen Exacte gegevens over computergebruik in Vlaanderen zijn vrij schaars, zeker in vergelijking met Nederland. Voor het totale aantal privé-internetaansluitingen in heel België staat de teller anno 2010 op 2,6 miljoen. Eurostat noteerde voor 20082009 dat 75% van de Vlaamse huishoudens een computer bezit, en dat 73% kon beschikken over een internetverbinding. In de tien jaar daarvoor was er sprake van een gestage toename, maar de internetpenetratie blijft opmerkelijk laag. Een van de oorzaken is ongetwijfeld de dure internetabonnementen. Nederland, waar de prijs lager ligt, klokt bijvoorbeeld af op een verspreidingsgraad van 90%. Het bezit van internet in Vlaanderen is dan ook gestagneerd bij de lage inkomens. Daar staat tegenover dat senioren, werkzoekenden en lager opgeleiden wel steeds dat je thuis een pc hebt staan, dat je hem ook gebruikt of op een waardevolle manier benut’, legt SMIT-onderzoeker Ilse Mariën uit. ‘Om optimaal gebruik te maken van de computer en internet is er een hele reeks vaardigheden nodig. Zelfs binnen een gezin liggen die vaak ver uit elkaar. Je kan de digitale kloof van vandaag dus niet langer overbruggen door louter toegang te verschaffen.’ Breuklijnen ‘Mensen die laag opgeleid zijn, maken bijvoorbeeld anders gebruik van het internet dan hoogopgeleiden. Bij hen is het gebruik bijna uitsluitend gericht op vrije tijd, terwijl hoogopgeleiden erin slagen hun maatschap-
massaler gebruikmaken van het internet. De statistieken zeggen echter niet alles, want een onderzoek uit 2007 stelt vast dat 21% van de zestigplussers destijds toegang had tot internet, terwijl maar 13% het ook effectief gebruikte. Omgekeerd had 78% van de Vlamingen tussen 18 en 30 jaar een eigen internetaansluiting, maar was 88% aanwezig op het net. Recentere gegevens bevestigen dat jongeren voornamelijk bezig zijn met muziek, games en communicatie, terwijl volwassenen eerder focussen op praktische toepassingen zoals e-bankieren, informatie zoeken of commerciële activiteiten. Ook het verschillende gebruikersprofiel naargelang het opleidingsniveau valt meteen op. In de afgelopen drie maanden gebruikte 45% van de laagopgeleiden het internet, tegenover 92% van de hoogopgeleiden. pelijke positie ermee te versterken.’ Op het vlak van de vaardigheden is ook leeftijd een belangrijke indicator. ‘Uit Nederlands onderzoek blijkt dat ouderen vooral een gebrek hebben aan operationele vaardigheden, de basiskennis van wat ze moeten doen met al die knoppen en hyperlinks’, vertelt Mariën. ‘Jongeren zijn daar heel sterk in, maar hebben dan weer veel minder strategische vaardigheden (zie ‘Internetgeneratie?’ op pag. 42). Als ze informatie zoeken, geven ze bijvoorbeeld weinig blijk van kritische zin tegenover de resultaten die Google levert. Daar ligt een belangrijke taak voor de overheid, want tot nu toe gaat die er ten onrechte van uit dat alle jongeren goed kunnen omgaan met ICT.’ Oma en haar kleinzoons: de generatiekloof is alvast gedicht, nu de digitale nog.
Eos 41
Ervaringsdeskundigen wijzen de weg De Digipunten van de Stad Antwerpen bieden opleidingen en vrije computertijd aan, en hun werking is onder meer gericht op langdurig werklozen en senioren. Tessa Van Hemelryck beheert voor buurtwerk Posthof vier Digipunten en ziet talloze digibeten hun eerste stapjes op internet zetten. ‘Voor iemand met ervaring is het moeilijk om te beseffen hoe hoog de drempel naar de computer kan zijn. Veel van onze cursisten hebben geen idee hoe ze een pc moeten aanzetten, of proberen met hun muis over het scherm te schuiven om een icoontje aan te klikken. Maar met de hulp van mensen die zelf in die situatie hebben gezeten, kunnen ze in zes halve dagen de basis al leren. Een van onze beste lesgevers is een vrouw die na 25 jaar als huisvrouw weer aan de slag moest. Ze was in paniek, had nog nooit een pc gebruikt. Na een paar opleidingen is ze nu in staat om cursisten te motiveren en te begeleiden. Een ICT’er zal ze nooit worden, maar ze kan zich als geen ander inleven.’ Het complexe geheel van vaardigheden dat nodig is om volop mee te draaien in de digitale samenleving maakt het moeilijk voor lesgevers en vrijwilligers om in te spelen op alle concrete vragen. Doordat de informatica en de mogelijkheden van internet zo snel evolueren, is algemene leervaardigheid een enorme troef. Naast puur intellectuele capaciteiten heb je echter ook zelfvertrouwen nodig om iets nieuws te leren. ‘Mensen met een laag inkomen, allochtonen en langdurig werklozen hebben vaak slechte herinneringen aan hun schooltijd, en dat zorgt voor een bijkomende drempel om een ICT-cursus te volgen. Een informelere manier van leren omgaan met ICT hebben ze vaak niet, omdat hun familie en vrienden gewoonlijk ook niet met de computer overweg kunnen. Daarom is het zo belangrijk om hulp aan te bieden binnen hun eigen context, met de juiste taal en vanuit hun leefwereld.’ Doordat de verschillen in ICT-gebruik zo divers zijn, spreken de onderzoekers liever over een complex geheel van digitale breuklijnen binnen de samenleving dan over de digitale kloof – ook wel omschreven als digitale kloof van de tweede graad. Het beleid moet voortaan gericht zijn op digitale inclusie, klinkt het in de VUB-studie. ‘We moeten ervoor zorgen dat iedereen toegang heeft tot ICT, én de vaardigheden heeft om de computer in zijn voordeel te benutten. Dat is van cruciaal belang bij
de uitbouw van een kenniseconomie waarin werkgevers, overheden en dienstverleners allerhande zich steeds meer bedienen van het internet.’ Pijnpunten Uit de enquête en de brainstomsessies die het SMIT organiseerde, kwam een aantal problemen naar voren. ‘De deelnemers aan ons onderzoek staan behoorlijk kritisch tegenover de sector en de overheid’, zegt professor Leo Van Audenhove, hoofdonderzoeker van het SMIT. ‘Er zou een betere ondersteuning moeten komen, bijvoorbeeld door de uitbouw van een kenniscentrum of door een einde te maken aan de onderlinge concurrentie tussen de verschillende initiatieven.’ Die concurrentie is een rechtstreeks gevolg van de manier waarop de financiering wordt geregeld. Doordat er zoals in de culturele sector meestal gewerkt wordt op projectbasis, moeten de verschillende organisaties het elke paar jaar weer tegen elkaar opnemen in een strijd om de beschikbare subsidies. In het ergste geval verdwijnen waardevolle en succesvolle initiatieven, samen met de aanwezige expertise. ‘Zo krijg je problemen met de duurzame opbouw van kennis inzake digitale inclusie’, vult Van Audenhove aan. Ook de versnippering van bevoegdheden over verschillende federale en Vlaamse ministers speelt de sector parten. ‘Toegang tot hardware en software wordt op één niveau geregeld, maar onderwijs en de prijszetting van internet weer op een ander’, stelt Van Audenhove. ‘Bovendien is de doelgroep enorm heterogeen, zodat het beleidsmatig helemaal complex wordt. Het ontbreekt dan ook aan coördinatie om de beschikbare middelen optimaal te benutten.’ Daarnaast kampen veel organisaties met een gebrek aan pedagogische ondersteuning. ‘Vele projecten worden in hoofdzaak bemand door vrijwilligers’, stelt Mariën. ‘Die staan vaak dicht bij de doelgroep, maar hebben soms weinig specifieke pedagogische of ICTkennis. Professionele lesgevers hebben dat wel, maar zij hebben dan weer minder voeling met de doelgroepen. Meestal zijn er te weinig middelen om een goede mix uit te bouwen, bijvoorbeeld om trainer to trainer-opleidingen op het getouw te zetten. Er is veel vraag naar kennisdeling, een overkoepelende organisatie die de aanwezige kennis bundelt, verdeelt en uitbreidt.’ Ieder zijn ding En wat als je een ICT-cursus afgerond hebt en zelf thuis aan de slag gaat? Veel mensen lopen hopeloos vast bij problemen die op zich makkelijk te verhelpen zijn. Als je geen vrienden of familie hebt die iets meer van compu-
Jongeren en internet: dat klikt! Maar ze hebben niet op alle fronten voorsprong.
Internetgeneratie? De meeste jongeren die geboren zijn na 1990 hebben het tijdperk vóór de pc nooit meegemaakt. De vanzelfsprekendheid waarmee ze zich over het internet bewegen, geeft de indruk dat zij geen hulp nodig hebben met ICT. Volgens tal van onderzoeken is die vaststelling echter veel te kort door de bocht. Er is wel sprake van een internetgeneratie in die zin dat veel jongeren moeilijk zonder toegang tot internet kunnen. Qua vaardigheden hebben ze echter niet op alle fronten voorsprong. Zoals alle computergebruikers hebben ze vooral verstand van de zaken die hen het meest bezighouden. De populariteit van sociale media, het downloaden van muziek en films, YouTube en games illustreert dat jongeren het internet vooral gebruiken voor communicatie en als vrijetijdsbesteding. ters afweten, kan je niet verder. Tijdens een opleiding kan je vaak wel hulp krijgen, maar daarna valt die mogelijkheid meestal weg. Ook openbare computerruimtes bieden zelden hulp aan (zie grafiek op de vorige pag.). De organisaties uit de sector hebben overigens zelf ook nood aan technische ondersteuning, omdat het zware investeringen vraagt om het computerpark up-to-date te houden en te beveiligen. Naast alle specifieke vaardigheden moet er ook meer aandacht worden besteed aan de strategische vaardigheden, stellen de onderzoekers. ‘Dat is eerder de taak van het formele onderwijs’, vindt Ilse Mariën. Informatie leren samenvatten, kritisch omgaan met
Eos 42
Daar houden ze sterke operationele vaardigheden aan over: ze navigeren moeiteloos door ingewikkelde menu’s en praten tegelijk met hun vrienden via Skype. Toepassingen met een meer praktisch karakter, zoals e-banking, doelgericht informatie zoeken en e-government, zijn veel minder geliefd. Daardoor kunnen veel jongeren niet alle opties benutten als ze bijvoorbeeld werk zoeken. Ze hebben dus net zo goed nood aan begeleiding, luidt de conclusie, maar dan wel op hun maat. In cijfers: • 88% van de jongeren gebruikt internet • 90% tussen 16 en 24 jaar stuurt geregeld een e-mail • 62% chat wel eens • 56% downloadt muziek of games • 33% doet aan e-banking • 22% is vertrouwd met e-government de zoekresultaten van Google en doelbewust op zoek gaan naar praktische informatie kan perfect worden aangeleerd in de middelbare school, de centra voor basiseducatie of het volwassenenonderwijs. ‘De ICT-cursussen moeten eerder focussen op operationele vaardigheden en het motiveren van de gebruikers.’ ‘Strategische vaardigheden hebben ook veel te maken met aanleg, ervaring en scholing’, vult Van Audenhove aan. ‘Zelfs op universitair niveau merken we dat heel wat studenten grote moeite hebben om de juiste zoekstrategie te hanteren. Daar ligt inderdaad een taak voor alle geledingen van het onderwijs en voor programma’s als levenslang leren.’ ■