Kapucijnenvoer 35 3000 Leuven +32(0)16 33 69 10 fax: +32(0)16 33 69 22
PROJECT BRUGGENBOUWERS EFFECT VAN EEN BEELDVORMINGPROGRAMMA OP KENNIS EN ATTITUDE VAN SCHOLIEREN
Else Tambuyzer o.l.v. Professor dr. Chantal Van Audenhove
Leuven november 2008
Colofon Opdrachtgever VZW Hestia – Beschut Wonen (Tienen)
Subsidiënt Koning Boudewijn Stichting, project ‘Bruggenbouwers’
Wetenschappelijk medewerkers van LUCAS K.U.Leuven Else Tambuyzer Iris De Coster Gert Scheerder
Medewerkers van Hestia vzw Geert Vandeborght Lieve Smet Dr. Johanna Mierzejewska
Projectleiding Prof. Dr. Chantal Van Audenhove
Leuven, november 2008
3
Inhoud
Inleiding
7
Hoofdstuk 1 Onderzoeksvragen en hypothesen
9
Hoofdstuk 2 Methode
11
1
Procedure
11
2
Onderzoeksgroep
12
2.1
Scholieren
12
2.2
Het ruimere publiek
13
2.3
Bewoners
14
3
Instrumenten
14
3.1
Scholieren
14
3.2
Het ruimere publiek
16
3.3
Bewoners
16
Hoofdstuk 3 Resultaten
19
1
Scholieren
19
1.1
Attitude
19
1.2
Kennis
21
1.3
Beoordeling van de show
22
5
Inhoud
2
Het ruimere publiek
22
2.1
Kanalen
23
2.2
Beoordeling van de show
23
3
Bewoners
24
3.1
Welbevinden
24
3.2
Herstel
27
3.3
Begeleiding
28
3.4
Ideeën voor de toekomst
30
Hoofdstuk 4 Discussie
31
Conclusie
35
Bronnen
37
Bijlagen
39
6
Inleiding
Hestia vzw is een organisatie van beschut wonen die tweejaarlijks via een creatief project het taboe rond psychiatrische patiënten wil doorbreken om tot een positieve beeldvorming te komen. Dit creatief project is een mengeling van dans, muziek, dialogen, debatten, en andere expressievormen. Deze show vindt telkens driemaal plaats: tweemaal voor de plaatselijke scholieren van de derde graad van het middelbaar onderwijs en eenmaal voor een ruimer publiek. In 2006 werden ongeveer 700 mensen bereikt in het totaal. Hestia werkt ook samen met twee klassen van een plaatselijke school (Provinciaal Instituut voor Secundair Onderwijs of het PISO), waarmee één onderdeel van de show samen wordt uitgewerkt. Het thema voor 2008 was ‘Bruggenbouwers wijzen de weg naar herstel’ en bestond uit vier delen, afgewisseld met dans en muziek. De delen hadden als onderwerp ‘Herstel en werk’, ‘Medicatie en herstel’, ‘Drugs en herstel’ en ‘Relaties en herstel’. Dankzij subsidie van de Koning Boudewijnstichting – project “Bruggenbouwers” kon Hestia een beroep doen op LUCAS voor een evaluatiestudie. Hestia wilde nagaan welk effect het meemaken van de voorstelling heeft op de kennis en attitude van scholieren tegenover mensen met een psychiatrische problematiek. Verder wenste Hestia ook te weten welke doelgroep er bereikt werd op de derde voorstellingsdag en via welke kanalen deze mensen bereikt werden. Ten slotte wilde Hestia de impact van participatie aan de show op het persoonlijk functioneren van de bewoners inschatten (algemeen welbevinden, zelfstigma, herstel …). Dit rapport beschrijft eerst de onderzoeksvragen en hypothesen, gevolgd door de methode, de resultaten en ten slotte de discussie.
7
8
Hoofdstuk 1 Onderzoeksvragen en hypothesen
De vragen van Hestia werden vertaald in de volgende onderzoeksvragen: 1. Welke doelgroep wordt bereikt op de derde (open) voorstellingsdag? 2. Via welke communicatie- en informatiekanalen wordt deze doelgroep bereikt? 3. Wat is de attitude van scholieren t.o.v. mensen met een psychiatrische problematiek vóór het zien van de show? Is er een verschil in attitude na het zien van de show? 4. Wat is de kennis van scholieren over mensen met een psychiatrische problematiek vóór deelname aan het beeldvorminginitiatief? Is er een verandering in kennis na het zien van de show? 5. In welke mate bevorderde medewerking aan de show het herstel van de bewoners? 6. In welke mate beïnvloedde medewerking aan de voorstelling het welbevinden van de bewoners?
Uit eerder onderzoek (De Rick, Loosveldt, Van Audenhove, & Lammertyn, 2003; Scheerder & Van Audenhove, 2007a) weten we dat de attitude en kennis t.a.v. personen met psychische problemen kan verhogen na een beeldvorminginitiatief. We verwachten:
dat de attitude positiever is bij leerlingen die:
iemand kennen met psychische problemen,
een nauwe band hebben met de persoon die ze kennen (vriend, dicht familielid, ver familielid);
dat de attitude van de scholieren t.a.v. personen met psychische problemen positiever wordt na het zien van de show;
dat de kennis groter is bij leerlingen die:
iemand kennen met psychische problemen,
iemand kennen met psychische problemen die ooit opgenomen werd,
invloed ervaren van de psychische problemen van de persoon die ze kennen,
een nauwe band hebben met de persoon die ze kennen (vriend, dicht familielid, ver familielid);
9
Hoofdstuk 1
dat de leerlingen die meewerkten aan de show een betere kennis en een meer positieve attitude hebben t.a.v. personen met psychische problemen dan de leerlingen die niet meewerkten;
dat het meewerken aan de show een positieve invloed heeft op het welbevinden van de bewoners;
dat het meewerken aan de show het herstel van de bewoners bevordert.
10
Hoofdstuk 2 Methode
In dit deel komen achtereenvolgens de procedure van het onderzoek en de selectie van respondenten aan bod. Daarna wordt ingegaan op de gebruikte instrumenten en ten slotte worden de analyses belicht.
1
Procedure
De leerlingen van de derde graad van de Tiense middelbare scholen (Koninklijk Atheneum, Provinciaal Instituut voor Secundair Onderwijs, VIA Sint-Jozefsinstituut en VIA Onze-LieveVrouwe-Instituut) woonden de show ‘Bruggenbouwers wijzen de weg naar herstel’ bij en werden uitgenodigd om deel te nemen aan het onderzoek. Enkele weken vóór de show werd een toestemmingsformulier en begeleidende brief meegegeven voor de ouders van de deelnemende leerlingen. Twee weken later werd de voormeting op school ingevuld door de leerlingen. Aansluitend gaf een medewerker van Hestia inleidende informatie over Hestia vzw, over psychiatrische problemen en over de show zelf. De nameting vond ongeveer een week later plaats, opnieuw tijdens de lesuren. Deelname aan de show en de vragenlijst was verplicht als onderdeel van het schoolprogramma, tenzij er geen toestemming werd gegeven door de ouders. Aan het ruimere publiek werd op de dag zelf gevraagd enkele demografische gegevens te verstrekken, via welk kanaal ze van de show afwisten en hun beoordeling van de show te geven. Het grootste deel van de papieren vragenlijsten werd in de computer ingevoerd door twee expatiënten van de Psychiatrische Kliniek Broeders Alexianen te Tienen in het kader van arbeidsrehabilitatie. De rest van de vragenlijsten werd door de onderzoekster ingevoerd. Ten slotte werd de impact van medewerking aan de show op de bewoners nagegaan via twee focusgroepen (8 en 9 juli 2008). De bewoners werden in deze twee groepen onderverdeeld naargelang hun niveau van functioneren: één groep bestond uit mensen die zich verbaal goed konden uitdrukken en sterk hadden meegewerkt aan de inhoud van de show. Een tweede groep bestond uit mensen die zich iets minder vlot konden uitdrukken en die vooral een uitvoerende taak hadden tijdens de show.
11
Hoofdstuk 2
2
2.1
Onderzoeksgroep
Scholieren
De onderzoeksgroep van scholieren bestond in theorie uit alle leerlingen uit de derde graad van de Tiense middelbare scholen (N = 567), aangezien zij allen naar de show kwamen kijken. Daarvan konden 195 leerlingen niet opgenomen worden in de voormeting omdat ze geen vragenlijst indienden, omdat er van hen geen toestemmingsformulier beschikbaar was, of omdat de ingevulde vragenlijst naamloos was. Van één minderjarige leerling meldden de ouders expliciet dat zij géén toestemming gaven. De onderzoeksgroep van de voormeting bestond dus uit 371 leerlingen (65% van de theoretische doelgroep), waarvan 66 % meisjes. De gemiddelde leeftijd was 17.6 jaar (SD = 0.99). De grootste groep liep school in het VIA Sint-Jozefsinstituut (39%), gevolgd door het PISO en het Koninklijk Atheneum (beide 25%). Een minderheid ging naar school in het VIA Onze-Lieve-Vrouwe-Instituut (11.05%). Meer dan de helft van de scholieren (58%) volgde technisch onderwijs (TSO), 30% volgde algemeen onderwijs (ASO) en 12% volgde beroepsonderwijs (BSO).Vier procent van de scholieren (N = 15) werkte mee aan de show als acteur. Een kleine meerderheid (56%) kende iemand die psychische problemen heeft (gehad). Het ging daarbij meestal om een naast familielid (25%), gevolgd door een vriend (22%), een verder familielid (21%), een kennis (20%) en ten slotte ‘iemand anders’ (11%). De helft (50%) was ‘een beetje’ betrokken bij deze persoon, 35% was ‘sterk’ betrokken bij deze persoon en een kleine minderheid (14%) ‘helemaal niet’. Bij 45% van de scholieren die iemand kenden, hadden de psychische problemen ‘een beetje’ invloed op hen, bij 38% ‘helemaal niet’ en 17% ondervindt ‘veel’ invloed van de psychische problemen van deze persoon. Een ruime meerderheid (68%) van de betrokken personen werd ooit opgenomen in een psychiatrisch ziekenhuis. In de nameting werden 296 respondenten opgenomen. De drop-out (20%) was o.a. te wijten aan afwezigheid van de leerlingen (zowel tijdens de show als tijdens de nameting zelf) en aan enkele leerkrachten die geen tijd meer voorzagen tijdens de les om de vragenlijsten te laten invullen. Een andere reden is het feit dat het niet mogelijk was om alle vragenlijsten van de nameting aan deze van de voormeting te verbinden, waardoor deze vragenlijsten praktisch onbruikbaar werden.
12
Methode
2.2
Het ruimere publiek
De onderzoeksgroep van het ruimere publiek bestond uit alle toeschouwers van de show (N = 200). Hiervan dienden 105 personen (53%) een ingevuld evaluatieformulier in. De gemiddelde leeftijd van de respondenten is 44 jaar (SD = 16.20). De jongste toeschouwer was 10 jaar en de oudste 77 jaar. Het publiek was overwegend vrouwelijk (64%). Een ruime meerderheid (70%) kwam in het verleden al op een of andere manier in aanraking met de geestelijke gezondheidszorg (GGZ) (Tabel 1).
Tabel 1 Antwoorden op de vraag “Wat is uw persoonlijke ervaring met de geestelijke gezondheidszorg (GGZ) of met de psychiatrie?” Ervaring
Ervaring met GGZ
Geen ervaring met GGZ
Ik ken familieleden/vrienden die in behandeling zijn/waren voor psychische problemen Ik heb familieleden/vrienden die hulpverlener zijn in een dienst voor GGZ Ik kom in contact met de GGZ vanuit mijn beroep Ik heb zelf ooit professionele hulp gezocht voor psychische problemen Ik ben zelf werkzaam (ooit geweest) bij een dienst voor GGZ (of stage/vrijwilligerswerk) Totaal Ik ben nog nooit in contact gekomen met een dienst voor GGZ, dit is de eerste keer
Percentage 51% 21% 13% 10% 4% 84% 16%
Ongeveer de helft (51%) van het publiek was werkend, 16% was gepensioneerd, 12% was student, 11% was huisvrouw/man, 5% was werkonbekwaam en bijna 2% was werkzoekend. Van de werkenden was de grootste groep (42%) bediende of ambtenaar. De tweede grootste groep (21%) was arbeider of technisch personeel en van de derde grootste groep (13%) was het beroep onbekend of niet in te delen in de voorziene categorieën. Iets meer dan 10 procent (11%) was werkzaam in de welzijns- of zorgsector als paramedicus en ongeveer 6% deed sociaal werk in deze sector. Telkens één persoon (2%) was werkzaam in de algemene welzijns- of zorgsector, in het onderwijs en als zelfstandige.
13
Hoofdstuk 2
2.3
Bewoners
De theoretische onderzoeksgroep van de bewoners ten slotte bestond uit alle bewoners van Hestia die meewerkten aan de show (N = 20). Hiervan werden 17 bewoners bevraagd. De overige drie bewoners waren niet aanwezig op het moment van de focusgroepen. Vijftien bewoners stonden op het podium en twee personen hielpen alleen achter de schermen en bij de voorbereiding. De focusgroepen vonden ongeveer twee maanden na de show plaats, teneinde alles een beetje te laten bezinken en mogelijke uitgestelde effecten ook te kunnen meten.
3
Instrumenten
Hieronder worden de onderzoeksinstrumenten besproken per doelgroep (scholieren, ruimer publiek, bewoners).
3.1
Scholieren
De meting bij de scholieren bestond uit een voor- en nameting van attitude, kennis en gepercipieerde oorzaken van psychische problemen. In de voormeting werden bovendien enkele demografische gegevens bevraagd en in de nameting werd ook om een beoordeling van de show gevraagd. De voormeting bestond uit vier delen. Een eerste deel van de vragenlijst betrof een meting van de houding tegenover (de zorg voor) ernstig en langdurig psychisch zieken. Hiervoor werd de vragenlijst Community Attitudes toward the Mentally Ill (CAMI) (Taylor & Dear, 1981) gebruikt in een Nederlandstalige aanpassing (De Rick et al., 2003). Deze vragenlijst bevat 40 vragen en bestaat uit vier schalen die elk tien items omvatten. De Autoriteitschaal gaat na in welke mate men een autoritaire houding aanneemt tegenover psychisch zieken. Een voorbeeld hiervan is ‘Psychisch zieken hebben dezelfde controle en discipline nodig als kleine kinderen.’ De Welwillendheidschaal geeft aan in welke mate men welwillend is. Een voorbeelditem is ‘We moeten een veel tolerantere houding aannemen tegenover psychisch zieken in de samenleving’. De Inperkingschaal toont in welke mate men geneigd is om psychisch zieken sociaal in te perken. Een voorbeeld hiervan is ‘Psychisch zieken zouden moeten worden afgezonderd van de rest van de samenleving.’ De Ideologieschaal ten slotte gaat na hoe sterk men achter de ideologie van vermaatschappelijkte zorg staat. Een voorbeelditem is ‘De beste therapie voor vele psychisch zieken is deel uitmaken van een gewone gemeenschap’. De vragen zijn geformuleerd als stellingen en de respondent moet aanduiden in welke mate hij
14
Methode
akkoord is met de stelling op een vijfpunts-Likertschaal (gaande van’ helemaal mee eens’, ‘mee eens’, over ‘neutraal’ tot ‘niet mee eens’ en ‘helemaal niet mee eens’). Een tweede deel van de vragenlijst vroeg naar mogelijke oorzaken van psychische problemen. Er werden veertien mogelijke oorzaken voorgesteld (zie Tabel 2) en er was ruimte voor eigen ideeën. Hierna werd er gevraagd of er volgens de scholieren één oorzaak doorslaggevend is en zo ja, welke. Een derde deel bestond uit tien kennisvragen die voor het huidige onderzoek werden opgesteld, gebaseerd op feitelijke algemene en prevalentiegegevens over de GGZ. Enkele voorbeelden hiervan zijn: “Depressie komt veel minder voor dan kanker. Juist/Fout”; “In Europa lijdt jaarlijks 15% van de bevolking aan een psychische ziekte. Juist/Fout”.
Tabel 2 Keuzemogelijkheden oorzaken van psychische problemen.
De relaties tussen gezinsleden
Erfelijkheid / genetische voorbestemdheid
Opvoeding
Gezondheidstoestand
Ernstige problemen (financiële problemen, werkloosheid, echtscheiding …)
Algemene stress / zorgen
Eenzaamheid
Hormonen
Zwakke zenuwen
Omgeving
Besmetting
Middelenmisbruik (alcohol, drugs …)
Hersenletsel door een ongeval
Traumatische ervaringen (geweld, incest, verlies van een geliefde …)
Andere oorzaak Æ Welke? ……………………………………………
In een laatste deel werden enkele demografische gegevens van de respondenten bevraagd, namelijk geboortejaar, geslacht en studierichting (ASO, TSO, BSO of BUSO). Daarnaast werd gevraagd of de respondent al dan niet iemand kende die een psychische ziekte heeft (gehad);
15
Hoofdstuk 2
om wie het gaat (naast familielid, verder familielid, iemand van de vrienden, iemand van de kennissen, iemand anders); in welke mate de respondent betrokken is bij deze persoon (helemaal niet, een beetje, veel); in welke mate de problemen van die persoon invloed hebben op de respondent (helemaal niet, een beetje, veel) en of deze persoon ooit opgenomen werd in een psychiatrisch ziekenhuis. Er werd ook ruimte voorzien voor opmerkingen. De nameting was nagenoeg volledig gelijk aan de voormeting. De CAMI, het deel over de oorzaken en de kennisvragenlijst werden herhaald, maar de vragen over demografische kenmerken en al dan niet iemand kennen met psychische ziekte werden achterwege gelaten. Wel werd een beoordeling van de show zelf gevraagd, gebaseerd op de meting die ook bij het ruimere publiek plaatsgreep (zie volgende paragraaf).
3.2
Het ruimere publiek
De vragenlijst voor het ruimere publiek was gebaseerd op een meting die voor een beeldvorminginitiatief van Anders Gewoon (Scheerder et al., 2007a) werd ontwikkeld. Dit evaluatieformulier vroeg naar de informatiekanalen, persoonlijke ervaring met de geestelijke gezondheidszorg (GGZ), geslacht, leeftijd, beroep (student, werkzoekend, gepensioneerd, huisvrouw /man, werkonbekwaam, werkend – beroep: …) en naar de mening over de voorstelling. Er werd gevraagd naar de verwachtingen op voorhand, de algemene indruk achteraf, een globale score en wat het meest bijbleef van de voorstelling. Verder werd ook gevraagd in welke mate het initiatief belangrijk, goed georganiseerd, boeiend en aangrijpend was, in welke mate het een antwoord gaf op vragen en in welke mate het een nieuwe kijk gaf op GGZ/psychiatrische problemen. Ten slotte was er ruimte voorzien voor opmerkingen.
Tabel 3 Overzicht van de open vragen.
Wat verwachtte u op voorhand van de voorstelling?
Wat is uw algemene indruk nu achteraf?
Wat is u het meest bijgebleven van deze voorstelling?
3.3
Bewoners
Voor het bevragen van de ervaringen van de bewoners van Hestia die meewerkten aan de voorstelling op 8, 9 en 10 mei werden twee focusgroepen georganiseerd die nagingen hoe de bewoners het meewerken aan de show ervoeren en of het een invloed op hun kwaliteit van
16
Methode
leven, herstel en zelfstigma had. In de focusgroepen werden eerst alle aspecten van voorbereiding tot opvoering van de show overlopen. Er werd gevraagd naar het algemeen welbevinden van de bewoners, naar de ondersteuning die ze kregen van Hestia en naar knelpunten in de organisatie. Verder werd er gepeild naar de reacties die de bewoners kregen over de show. Ten slotte werd er gepraat over de betekenis die het meewerken aan de show had voor hen en hoe dit heeft bijgedragen tot hun eigen herstelproces.
17
18
Hoofdstuk 3 Resultaten
Hier volgt de bespreking van de resultaten per doelgroep, in functie van de onderzoeksvragen.
1
Scholieren
Eerst wordt de attitude van de scholieren besproken, dan de oorzaken van psychische problemen die zij percipiëren, vervolgens de kennis en ten slotte de beoordeling van de show.
1.1
Attitude
De onderzoeksvraag die betrekking heeft op de attitude van de scholieren luidde “Wat is de attitude van scholieren t.o.v. mensen met een psychiatrische problematiek vóór het zien van de show? Is er een verschil in attitude na het zien van de show?”.
Hieronder wordt een overzicht gegeven van de houding van de scholieren tijdens de voor- en de nameting, worden verschillen in houding tussen verschillende groepen besproken en wordt er nagegaan of het bekijken van de show een effect had op de houding. Tabel 4 toont de gemiddelde scores en standaarddeviaties van de verschillende schalen tijdens voor- en nameting, evenals het effect. De gemiddelde score van de scholieren op de Autoriteitschaal was neutraal (25.57 op 50; SD = 4.08). De laagste score op deze schaal was 16 en de hoogste 40. Het gemiddelde op de Welwillendheidschaal bedraagt 37.25 op 50 (SD = 4.07), met een spreiding van 24 tot 47. De respondenten scoren gemiddeld 23.06 op 50 (SD = 4.56) op de Inperkingschaal. De laagste score bedroeg hierbij 13 en de hoogste 42. Tot slot stemmen de scholieren eerder in met de ideologie van vermaatschappelijking: de Ideologieschaal heeft een gemiddelde score van 36.09 op 50 (SD = 5.16) met een spreiding van 14 tot 50.
Er was geen significant verschil tussen de houding van de scholieren t.o.v. personen met psychische problemen voor en na het bekijken van de show.
19
Hoofdstuk 3
Tabel 4 Resultaten op de schalen van de CAMI. Voormeting Schaal
1
Nameting 1
Effect
Gemiddelde (standaarddeviatie)
Gemiddelde (standaarddeviatie)
(verschil voor- en nameting)
Autoriteitschaal
25.57 (4.08)
25.58 (4.29)
Niet significant
Welwillendheidschaal
37.25 (4.07)
37.04 (4.58)
Niet significant
Inperkingschaal
23.06 (4.56)
22.91 (5.65)
Niet significant
Ideologieschaal
36.09 (5.16)
36.58 (5.59)
Niet significant
1
De schalen gaan van 0 tot 50
Een aantal sociodemografische kenmerken correleren met de houding van de scholieren t.o.v. personen met psychische problemen. Zo staan scholieren die niemand kennen met psychische problemen tijdens beide metingen meer autoritair t.o.v. hen (Wilcoxon, p <.0001 en p = .0044) en staan ze minder achter de ideologie van vermaatschappelijkte zorg (Wilcoxon, p <.0001 en p = .0034). Tijdens de voormeting zijn ze ook minder welwillend (Wilcoxon, p =.0002). Verder staan scholieren tijdens de voormeting het meest welwillend (Kruskal-Wallis, p =.0004) t.o.v. personen met psychische problemen wanneer de persoon die ze kennen die psychische problemen had, een vriend was, gevolgd door naaste en verre familie, kennissen en ten slotte ‘iemand anders’. Voor de andere attitudeschalen was het niet van belang wie de persoon is die ze kennen. Voor de mate van welwillendheid maakt het tijdens de voormeting ook uit of de scholieren invloed ervaren van de problemen van de persoon die ze kennen. Zij die veel invloed ervaren, zijn ook het meest welwillend tegenover hen Kruskal-Wallis, p =.0019). Het maakt niet uit of de persoon met psychische problemen die ze kennen, ooit opgenomen werd in een psychiatrische instelling of niet. Ook de leeftijd van de scholieren heeft geen invloed op hun houding t.o.v. personen met psychische problemen. Geslacht is tijdens beide metingen van invloed op de houding van de scholieren. Jongens zijn significant meer autoritair en inperkend en significant minder welwillend en ze staan minder open voor de ideologie van vermaatschappelijking dan meisjes (voor alle schalen Wilcoxon, p < .0001). Een andere beïnvloedende factor is opleidingsniveau. Op de Autoriteitschaal (Kruskal-Wallis, p <.0001 en p = .0005) en de Inperkingschaal (Kruskal-Wallis, p <.0001) scoren leerlingen van het BSO tijdens beide metingen significant hoger dan leerlingen van het TSO en het ASO. Op de Welwillendheidschaal behalen TSO-leerlingen een hogere score dan leerlingen van het ASO en het BSO (Kruskal-Wallis, p =.0008 en p < .0001). Op de Ideologieschaal ten slotte scoren in de voormeting de ASO-leerlingen hoger dan leerlingen uit het TSO en het BSO (Kruskal-
20
Resultaten
Wallis, p = .0003. Een laatste factor is medewerking aan de show: de leerlingen (N=15) die mee acteerden in de show stonden tijdens beide metingen significant meer open voor de ideologie van vermaatschappelijking (Wilcoxon, p =.0026 en p = .0013).
1.2
Kennis
In deze paragraaf geven we antwoord op de volgende onderzoeksvraag: “Wat is de kennis van scholieren over mensen met een psychiatrische problematiek vóór deelname aan het beeldvorminginitiatief? Is er een verandering in kennis na het zien van de show?”. Aanvankelijk scoorden de scholieren gemiddeld 7.34 op tien met een standaarddeviatie van 1.38 een spreiding van 2 tot 10. Na het zien van de show scoren ze gemiddeld 6.62 op tien met een standaarddeviatie van 1.72 en een spreiding van 1 tot 10. Dit is een significante daling van de kennis (Wilcoxon Signed Rank p <.0001). Net zoals bij de attitude, hebben enkele persoonskenmerken een invloed op de score. Het kennen van iemand met psychische problemen heeft een positief effect op de kennis van de scholieren tijdens de voormeting: zij die iemand kennen, behalen een significant hogere score (Wilcoxon, p =.0013). Het maakt niet uit hoe de persoon die ze kennen met hen verwant is, en of ze invloed ervaren van de problemen van deze persoon en of deze persoon ooit opgenomen werd in een psychiatrisch ziekenhuis of niet. Er is wél een verschil naargelang het opleidingsniveau. Tijdens de voormeting behalen leerlingen uit het ASO een hogere score dan leerlingen uit het TSO en BSO (Kruskal-Wallis, p <.0001). Een factor die verwacht werd een invloed te hebben was medewerking aan de show. Deze verwachting werd echter niet ingelost. De leerlingen (N = 15) die mee acteerden in de show hadden tijdens beide metingen géén significant grotere kennis dan degenen die dit niet deden (Wilcoxon, p =.0266). Behalve een kennisvragenlijst vulden de scholieren ook een aantal vragen over mogelijke oorzaken van psychische problemen in. Tabel 5 geeft de antwoorden van de scholieren op deze vragen bij de voormeting weer. De percentages zijn overlappend: men mocht meer dan een antwoord geven.
Tabel 5 Mogelijke oorzaken van psychische problemen zoals aangegeven door de scholieren. Mogelijke oorzaken Traumatische ervaringen (geweld, incest, verlies van een geliefde …) Ernstige problemen (financiële problemen, werkloosheid, echtscheiding …)
Voormeting1 87% 78%
21
Hoofdstuk 3
Mogelijke oorzaken Middelenmisbruik (alcohol, drugs …) Algemene stress / zorgen Opvoeding De relaties tussen gezinsleden Eenzaamheid Erfelijkheid / genetische voorbestemdheid Hersenletsel door een ongeval Omgeving Gezondheidstoestand Zwakke zenuwen Hormonen Andere oorzaak Besmetting
Voormeting1 71% 56% 56% 56% 50% 48% 47% 39% 34% 15% 9% 5% 2%
1De scholieren mochten meer dan één oorzaak aankruisen. De percentages zijn dus niet cumulatief, maar overlappend.
1.3
Beoordeling van de show
De gemiddelde score die als beoordeling van de show werd gegeven, was 7.37 op 10 (SD = 1.65), met een spreiding van 1 tot 8. Er werd ook een specifieker oordeel gevraagd over zes aspecten van de show (op een schaal van 1 tot 5): dit initiatief was belangrijk (gem. = 3.90, SD = .98), goed georganiseerd (gem. = 4.08, SD = .89), boeiend (gem. = 3.48, SD = 1.02), aangrijpend (gem. = 3.51, SD = 1.12), dit initiatief heeft antwoord gegeven op vragen die ik had (gem. = 2.78, SD = 1.16) en dit initiatief heeft mij een nieuwe kijk gegeven op GGZ/psychische ziekte (gem. = 3.17, SD = 1.30). In de bijlagen vindt u een gedetailleerd overzicht van de antwoorden op de open vragen en van de opmerkingen van de scholieren.
2
Het ruimere publiek
Deze paragraaf bespreekt hoe het ruimere publiek bereikt werd en hoe zij de show beoordeelden. De onderzoeksvragen over deze doelgroep waren de volgende: “Welke doelgroep wordt er bereikt op de derde (open) voorstellingsdag?” en “Via welke
22
Resultaten
communicatie- en informatiekanalen wordt deze doelgroep bereikt?”. De eerste vraag werd beantwoord bij de beschrijving van de onderzoeksgroep van het ruimere publiek (zie 2.2). De tweede vraag wordt hieronder beantwoord.
2.1
Kanalen
Het publiek van de show werd op verschillende manieren bereikt. Een grote groep (56.19%) werd bereikt via informatiekanalen zoals de media, een gezondheidsdienst, affiches en/of familie en vrienden. Verder was het kennen van de organisatie (i.c. Hestia Beschut Wonen vzw) en patiënten van de organisatie een belangrijke factor (47.62%). Een kleine groep (18.10%) hoorde van de show via werk, school of een vereniging waarvan hij lid is. Tabel 6 geeft een meer specifieke opdeling van de kanalen.
Tabel 6 Kanalen waarlangs het publiek bereikt werd. Kanaal Via familie, vrienden, kennissen Via de organisatie zelf (ik ken personeel / ik kreeg een uitnodiging) Via patiënten die in begeleiding zijn / waren bij de organisatie Via mijn werk / beroepshalve Via mijn school Via een vereniging (bv. jongeren, senioren, sport, kunst …) Via een affiche of brochure Via de media (krant, tijdschrift, informatieblad, gemeenteblad, TV …) Via een gezondheidsdienst (huisarts, mutualiteit, ziekenhuis) of welzijnsdienst (OCMW, CAW)
Percentage1 53% 31% 22% 10% 4% 4% 3% 1% 0%
1
De percentages zijn niet cumulatief, maar deels overlappend.
2.2
Beoordeling van de show
De beoordeling van de show bestond uit numerieke scores en antwoorden op open vragen. De gemiddelde score die als beoordeling van de show werd gegeven, was 8.96 op 10 (SD = 1.15), met een range van 4 tot 10. Verder werd ook een specifieker oordeel gevraagd over zes aspecten van de show (op een schaal van 1 tot 5): dit initiatief was belangrijk (gem. = 4.65, SD = .76), goed georganiseerd (gem. = 4.67, SD = .77), boeiend (gem. = 4.47, SD = .92), aangrijpend (gem. = 4.47, SD = .94), dit initiatief heeft antwoord gegeven op vragen die ik had
23
Hoofdstuk 3
(gem. = 3.88, SD = 1.01), dit initiatief heeft mij een nieuwe kijk gegeven op GGZ / psychische ziekte (gem. = 3.89, SD = 1.15). Er was geen verschil wat betreft de beoordelingen van de show naargelang leeftijdgroep of geslacht. Ervaring met de GGZ heeft alleen een invloed op de beoordeling van het belang van het initiatief (Wilcoxon Rank Sum p = .0083). Er werden ook drie open vragen gesteld aan het publiek en er was ruimte voorzien voor opmerkingen. Een gedetailleerd overzicht hiervan vindt u in bijlage.
3
Bewoners
Hieronder bespreken we de antwoorden op de onderzoeksvragen: “In welke mate beïnvloedde medewerking aan de voorstelling het welbevinden van de bewoners?” en “In welke mate bevorderde medewerking aan de show het herstel van de bewoners?”. Deze vragen werden tijdens de focusgroepen beantwoord in vier rubrieken, namelijk welbevinden, herstel, begeleiding en ideeën voor de toekomst.
3.1
Welbevinden
Deze rubriek beschrijft wat de bewoners vertelden over de manier waarop het meewerken aan de show, hun persoonlijk welbevinden beïnvloedde. Over het algemeen wordt het meewerken aan de show als erg positief ervaren. Het is leuk, je ontdekt nieuwe mogelijkheden in jezelf en het is een tijdverdrijf. Bewoner 1:
‘t Was altijd een heel spontane atmosfeer. Er werd veel gelachen en plezier gemaakt (…).
Bewoner 6:
(…) dat heb ik toch ook nog kunnen presteren. Of kunnen, of mogen meedoen. Zie je. Je krijgt er een goed gevoel van.
Bewoner 7:
Het is een vulling in het leven.
24
Resultaten
Bovendien vinden vele bewoners het belangrijk om een boodschap uit te dragen tijdens de show. Sommigen benadrukken de positieve beeldvorming over mensen met psychische problemen en de kennisbevordering hierover. Bewoner 2:
Voor het stigma ook. Dat ze een ander beeld krijgen over psychiatrie, die jongeren. (…) jongeren denken dikwijls “dat is ver van mijn bed, dat overkomt mij niet”. Maar het is rapper gebeurd dan dat ge denkt. Ik denk dat zo een show door aan zo veel jongeren te laten zien, hoop ik toch dat die daar eens over nadenken en daar een ander beeld over krijgen. En eens bij hun eigen stil gaan staan van “wie ben ik”.
Bewoner 1:
Want ik denk dat er ook een aantal kinderen bij waren die nog nooit van Hestia gehoord hadden. (…) en dat ze dan wel iets opgestoken hebben daarvan.
Nog andere bewoners willen demonstreren dat mensen met psychische problemen nog veel mogelijkheden hebben. Bewoner 8:
Ik heb dat eigenlijk gedaan omdat ik het graag doe en omdat ik dus vroeger slecht geweest ben en dat ik nu aan het herstellen ben. En ik wou laten zien dat je dus ook kan genezen.
Gespreksleider: Ja, en dat vind je belangrijk aan de show. Daar krijg je de mogelijkheid om een keer te tonen dat je veel mogelijkheden hebt. Bewoner 6:
Ja, om te tonen wat je wel in je marge hebt. (…)”
De bewoners zelf vonden het bovendien heel waardevol om niemand uit te sluiten en ook mensen met wat meer beperkingen erbij te betrekken. Bewoner 1:
En wat ik een positieve reactie vond, dat was dat we ook mensen erin betrokken hebben die eigenlijk niet zo begaafd waren. Dat die ook hebben kunnen meedoen.
Eén bewoner geeft aan dat het proces te emotioneel was voor hem, omdat het te confronterend was. Het deed hem terugdenken aan zijn eigen problemen. Deze bewoner kiest ervoor om in de toekomst wat minder mee te werken. Hij wil wel nog graag meewerken aan het deel met de 25
Hoofdstuk 3
scholieren, dit maakte het voor hem toch de moeite waard. Ook twee andere bewoners geven aan dat het voor hen soms emotioneel was, maar zij ervaren dit niet als negatief. Bewoner 12:
Ik vond het veel te zwaar en te emotioneel.
Sommigen bewoners ervaren de confrontatie niet als negatief, maar eerder als leerrijk. Bewoner 2:
Ik vond teksten schrijven wel leuk, ik hoorde verschillende meningen en ik vond dat ik er zelfs soms iets uit kon leren zo, het was soms confronterend vond ik, maar dat maakte het juist boeiend. En door naar mekaar te luisteren herken je dingen in jezelf en dat vond ik wel fijn om een keer te horen hoe een ander daarmee omgaat en zo.
Meewerken aan de show blijkt een drempel die overwonnen moet worden, al hebben sommigen daar minder moeite mee dan anderen. Bewoner 2:
Ik had bij een stuk toch ook angst
Gespreksleider: Angst? Bewoner 2:
Vooral met dat ‘kedekkedeng’ en dat ‘dingdong’.
Gespreksleider: En waarom? Bewoner 2:
Ja, dat was immens onnozel eigenlijk en dat we zelf iets hadden van gaan we dat nu doen of gaan we dat nu niet doen. En terwijl ik dat deed, dacht ik wel even van, wat denken die mensen nu als wij hier zo staan, was ik mij aan het afvragen. dat was toch raar he.
Bewoner 1:
Dat je jezelf belachelijk voelde of zo.
Bewoner 2:
Ja, zo die ‘dingdong, bong’, dacht ik echt van man, waar zijn wij mee bezig, op dat moment.
Bewoner 1:
Ik vond het een ludiek moment.
Het optreden zelf werd als positief ervaren. Sommigen vonden het een bevrijdend moment. Bewoner 10:
26
Mag ik daar eens iets op zeggen? Ik vind dat wel fijn als de show volledig bezig is. Dat je mee op het podium kan, dat je denkt in jezelf, wel nu voel ik mij heel anders dan gewoon thuis te zijn en naar televisie te letten.
Resultaten
De bewoners gaven één ding aan als minder positief. Nadat de opvoering van de show voorbij is, komt er een leegte. Men gaat van heel intensief repeteren naar niets meer. De bewoners ervaren dit als een groot contrast en als een gemis. Bewoner 4:
Ik vind vooral het einde dat je dat groepsgevoel daarna… Ik persoonlijk neem erna geen tijd niet meer om woensdagavond of donderdagavond te komen, dus dat is dan eigenlijk weg. Ik mis dat wel achteraf.
Bewoner 1:
Ja, dan val je in een leegte he.
Bewoner 11:
Wel, dat vind ik een beetje. Het was druk en dan in één keer valt dat allemaal van je af en dan is dat weg. Dat vind ik wel een beetje moeilijk.
3.2
Herstel
De meeste bewoners geven aan dat het meewerken aan de show hen heeft geholpen op hun eigen weg naar herstel. Voor de ene was de confrontatie leerrijk en voor anderen was het een kans om hun kwaliteiten verder te ontplooien. Nog anderen zagen het als een bewijs van de vooruitgang die ze gemaakt hebben sinds hun ziekte. Bewoner 2:
Ik vond teksten schrijven wel leuk, ik hoorde verschillende meningen en ik vond dat ik er zelfs soms iets uit kon leren zo, het was soms confronterend vond ik, maar dat maakte het juist boeiend. En door naar mekaar te luisteren herken je dingen in jezelf en dat vond ik wel fijn om een keer te horen hoe een ander daar mee omgaat en zo.
Bewoner 3:
Herstel is ook ontplooien. Je kwaliteiten naar voren brengen en dat kan je met een show ook een beetje doen.
Bewoner 1:
Ik heb mogelijkheden in mezelf ontdekt, waarvan ik nog niet eens wist dat ik ze had. Hoe spontaner dat ging, hoe beter dat in de verf kwam.
Bewoner 13:
Voor mij is meedoen aan de show gewoon een bevestiging van dat ik op drie jaar tijd toch heel wat vooruitgang heb gemaakt. Op sociaal gebied, in contact met mensen, terwijl dat ik drie jaar geleden nog mensenschuw was.
27
Hoofdstuk 3
Bewoner 3:
Met de show meedoen, dat is goed voor uw zelfvertrouwen. Vooral op het podium staan en zo, maar ook toch jezelf, en ook, het is iets ludieks. Ik heb het nooit gezien als een opgave. Ik heb het altijd gezien als ontspanning. Niet als inspanning, maar als ontspanning. Voor mij was het ontspanning, maar niet inspanning. (…) Het feit dat je dan met een groep zit met allemaal verschillende mensen, allemaal verschillende persoonlijkheden, verschillende karakters. (…) ik heb er deugd van gehad, ja.
Bewoner 8:
Ik ben eigenlijk dankzij de show wat losser gekomen vind ik. Ik durf al wat meer zeggen. Tegenover vroeger was ik een heel stil type. Dat is nu fel verbeterd.
3.3
Begeleiding
De begeleiding door het personeel van Hestia wordt unaniem als zeer goed beschreven. Men beschouwt de begeleiding als onontbeerlijk en men vindt het fijn dat de begeleiders zelf ook mee optreden. Bewoner 3:
Jaja, iedereen heeft zijn best gedaan. Ik denk zonder begeleiding, dat het niet zou lukken denk ik.
Bewoner 6:
Ja, dat is een geweldig overleg.
Bewoner 7:
Dat was heel goed. Dat was een goede ondersteuning.
Bewoner 6:
Maar die zijn er dan constant mee bezig.
Bewoner 8:
Ik vond het ook plezant als de begeleiding ook meedeed.
Het werd sterk gewaardeerd dat er met ieders inbreng rekening werd gehouden en dat de mogelijkheid hiertoe ook bestond. Bewoner 4:
Ik vind het wel fijn dat er altijd naar je mening werd geluisterd. Zo, ja er werd wel altijd gekeken van, of je je inbreng kwijt kon of niet, dat vond ik wel leuk.
Bewoner 7:
Ik heb mijn woordje gedaan tijdens de voorbereiding.
28
Resultaten
Er werd één praktisch hulpmiddel aangegeven dat de begeleiders aanreikten. Bewoner 2:
We hadden ook een draaiboek gekregen, dat was wel handig.
Een knelpunt dat in beide focusgroepen naar voren kwam is de planning van de oefenmomenten. Enerzijds werd er soms wat te weinig rekening gehouden met de werkende deelnemers (de oefenmomenten werden vaak in de namiddag gepland) en anderzijds lag het tempo van de repetities naar het einde toe wat te hoog. Dit hoge tempo werd door enkele bewoners als belastend ervaren. Bewoner 2:
Misschien is het een beetje spijtig vond ik aan het teksten schrijven, mensen die overdag gaan werken, zoals X een hele dag en zo, en het was vaak repeteren in de namiddag voor de teksten donderdag en die mensen konden er dan niet bij zijn. En dat vond ik wel spijtig.
Bewoner 3:
Ik vind naar de toekomst toe dat het meer ‘s avonds moet gedaan worden. ‘s Avonds als dat kan.
Bewoner 2:
Dat vond ik echt spijtig. dat je al die mensen uitsluit die op dat moment aan het werken zijn.
Bewoner 1:
Het was ook een zwaar programma he, het was veel zwaarder dan ik het mij had voorgesteld, veel zwaarder. Vooral de laatste weken van de repetities en zo verder. Dat waren soms twee, drie repetities per dag. Dus telkens voor elke uitvoering was er eens repetitie.
Bewoner 7:
Maar één ding was te veel he. Ze moeten niet zo willen repeteren op dat laatste. Ze moeten het een beetje verdelen denk ik zo.
Ook bleef men soms te lang doorgaan met repeteren. Verder moest er soms lang gewacht worden vooraleer de repetitie kon beginnen. Bewoner 2:
Ik vond de begeleiding heel goed, maar soms vond ik het toch zwaar. Dat jullie bijvoorbeeld zegden, nog een half uurtje, nog een half uurtje. Dat is zwaar.
Bewoner 5:
En als ze zeggen dat ze om zes uur beginnen te oefenen, dan is dat gewoonlijk kwart voor zeven of zoiets.
29
Hoofdstuk 3
Bewoner 3:
We hebben lang gewacht altijd he.
Bewoner 9:
“We gaan beginnen” en dan zit je daar nog een half uur te volgen.
3.4
Ideeën voor de toekomst
In beide focusgroepen werd geopperd om ‘iets meer te doen’ met de show. Men denkt hierbij vooral aan extra voorstellingen of een soort tournee, naar analogie met “Te Gek”. Bewoner 2:
Wat ik wel spijtig vind, je hebt daar een jaar aan gewerkt en op drie dagen is dat afgehandeld. Daar zouden we iets meer moeten mee doen. Ik vind, we zitten twee jaar op voorhand een thema aan het zoeken voor volgende keer en op drie dagen is dat voorbij. Ik vind dat we verder moeten gaan daarmee.
Gespreksleider: En wat bedoel je met verder? Bewoner 2:
Andere steden en meer naar buiten komen daarmee nog. Je hebt daar zoveel werk in gestoken en na drie dagen is dat voorbij. (…)
Bewoner 2:
Zoals “Te Gek”. En een meter zoeken of een peter. “Te Gek” die gaan ook zo alle steden af met opvoeringen. En die hebben echt een meter, een bekende, en sponsors. (…) Misschien moeten we ons ook zoiets zoeken, een bekende die dat mee wil ondersteunen en meter of peter zijn en dat je dan er verder mee kan naar buiten stappen.
In de eerste focusgroep waren de meesten het ermee eens dat een volgende voorstelling nog wat realistischer zou moeten zijn. Men doelt hierbij vooral op het feit dat een ‘happy end’ niet altijd overeenkomt met de werkelijkheid. Bewoner 2:
30
Dat is een beetje spijtig, wij eindigen altijd met een happy end, en dat hoeft niet altijd, alles eindigt niet met een happy end. Het moet altijd blij aflopen, maar dat is in ‘t leven niet.
Hoofdstuk 4 Discussie
Uit de resultaten van dit onderzoek blijkt dat het ruimere publiek bereikt werd via een brede waaier aan kanalen, met als belangrijkste kanalen de media en het kennen van iemand van de organisatie. Het betrof een overwegend vrouwelijk publiek van gemiddeld 44 jaar. Hun beoordelingen van de voorstelling waren zeer positief. De attitude van de scholieren m.b.t. personen met psychische problemen verandert in tegenstelling tot de verwachtingen niet na het zien van de show. Een mogelijke verklaring hiervoor is dat de voorstelling niet expliciet gebaseerd is op theorieën over attitudeverandering, maar eerder opgebouwd werd vanuit thema’s die belangrijk en waardevol waren voor de bewoners en de begeleiding. Attitudeverandering was een van de beoogde doelen, maar vormde niet het vertrekpunt van de inhoud van de show. Een tweede mogelijke verklaring ligt in het feit dat het bijwonen van de voorstelling verplicht was voor de jongeren. Het is mogelijk dat de jongeren hierdoor met bepaalde verwachtingen naar de show kwamen, die weinig te maken hadden met de voorstelling zelf. Zo kan het dat sommige jongeren dachten “hoera, geen school” eerder dan “we gaan een interessante voorstelling zien”. Dit vormt uiteraard een vertrekpunt dat niet vanzelfsprekend leidt tot een openheid voor attitudeverandering. Een derde mogelijke verklaring is dat de jongeren de vragenlijst op een nonchalante manier leken in te vullen. Dit kan de validiteit van de antwoorden beïnvloed hebben. Verscheidene persoonskenmerken die te maken hebben met het in contact komen met personen met psychische problemen, hebben een positieve invloed op de houding van de scholieren. Zo zorgt het kennen van iemand met psychische problemen en er nauw bij betrokken zijn voor een meer positieve houding, net zoals het meewerken aan de show (en dus in contact komen met de bewoners). Dit sluit aan bij de resultaten van eerdere studies waaruit blijkt dat de contactstrategie het meeste effect heeft in het bestrijden van stigma (Scheerder & Van Audenhove, 2007b). Verder blijkt dat de kennis van de scholieren daalde na het bekijken van de show. Dit is een onverwacht resultaat. We geven hiervoor enkele mogelijke verklaringen. Ten eerste was de show niet expliciet gericht op kennistoename. De scholieren kregen bijgevolg geen expliciete informatieboodschappen. Bovendien is het goed mogelijk dat de show juist vragen opwekte bij de jongeren, in plaats van ze op te lossen. Voor deze verklaring vinden we ook aanwijzingen terug bij de gemiddelde score op de vraag “dit initiatief heeft antwoord gegeven op vragen die ik had”: de gemiddelde score is laag in vergelijking met de andere beoordelingen. Ook enkele opmerkingen van scholieren wijzen in deze richting. Een derde
31
Hoofdstuk 4
mogelijke verklaring is dat het gebruikte instrument niet adequaat was. Bij gebrek aan kennis van het bestaan van een gevalideerde vragenlijst om kennis i.v.m. personen met psychische problemen te meten, moest dit instrument ad hoc ontwikkeld worden. Gezien het korte tijdsbestek en bereik van de studie was het niet mogelijk dit instrument te valideren. Een mogelijk alternatief dat we recent leerden kennen is de Mental Illness Knowledge Quiz (Kassam, Glozier, Leese, & Thornicroft, 2008), een gevalideerde en betrouwbare vragenlijst. Ten slotte gelden hier ook dezelfde mogelijke verklaringen als voor attitude: het is mogelijk dat de scholieren met bepaalde verwachtingen naar de voorstelling kwamen die ervoor zorgden dat ze niet echt open stonden voor kennisverandering. Bovendien kan ook de nonchalance waarmee sommigen de vragenlijst invulden een invloed gehad hebben. Wat betreft gepercipieerde oorzaken van psychische problemen werden traumatische ervaringen, ernstige problemen en middelenmisbruik het meest vernoemd door de leerlingen. De bewoners blijken over het algemeen een positieve invloed te ondervinden van hun inzet voor de voorstelling. Ze geven aan dat hun medewerking hen hielp op hun eigen weg naar herstel en een positief effect had op hun algemeen gevoel van welbevinden. Het blijft hierbij wel belangrijk om hen adequaat te ondersteunen en om rekening te houden met hun beperkingen qua draagkracht (duur en frequentie van de repetities) en mogelijkheden (moment van de repetities). Er dient ook aandacht te zijn voor begeleiding nadat de voorstellingen afgelopen zijn, om een gevoel van leegte en gemis te vermijden bij de bewoners. Ten slotte leeft bij de bewoners het idee om ‘meer’ te doen met de voorstelling dan enkel drie voorstellingsdagen. Een tournee is een van de mogelijkheden.
Deze studie heeft ook enkele beperkingen. Zoals hierboven beschreven was het niet mogelijk om de validiteit te onderzoeken van het instrument om kennis te meten. Als gevolg hiervan was het instrument misschien niet geschikt om te meten waarvoor het bedoeld was. Ten tweede telde de onderzoeksgroep in de nameting een verlies van 20% ten opzichte van de voormeting. Dit is een vrij hoog cijfer, te wijten aan verschillende redenen (afwezigheid van de leerlingen, enkele leerkrachten voorzagen geen tijd meer tijdens de les, onmogelijkheid om de vragenlijsten van voor- en nameting aan elkaar te verbinden). Hierdoor ging er waardevolle informatie verloren. Een derde beperking betreft het feit dat de verwachtingen van de respondenten na de show werden bevraagd en dat de weergave van de verwachtingen bijgevolg misschien vervormd werd door het bijwonen van de show.
32
Discussie
Aanbevelingen voor toekomstige initiatieven Eerst geven we enkele richtlijnen met betrekking tot de inhoud en organisatie van de voorstelling en daarna formuleren we aanbevelingen over de begeleiding van de bewoners bij toekomstige initiatieven. Bij toekomstige interventies gericht op attitude- en kennisverandering is het aangewezen de inhoud van de voorstelling hier expliciet rond op te bouwen en te baseren op de theoretische kennis hierover. Hierbij moet men echter opletten dat de opzet niet indruist tegen de andere waarden van het initiatief (inbreng van bewoners, etc.). Een ander idee is om een korte lessenreeks rond psychische problemen te koppelen aan het initiatief. Momenteel werd er op voorhand al een korte inleiding gegeven op de voorstelling, maar een meer uitgebreide informatiesessie kan mogelijks een groter effect hebben op de kennis en de openheid van de leerlingen. Gezien het belang van contact met personen met psychische problemen, is het ook aan te raden dit op een of andere manier te bevorderen. Dit kan bijvoorbeeld gebeuren via een bezoek aan het ontmoetingshuis van Hestia, een gezamenlijke activiteit van scholieren en bewoners, getuigenissen van bewoners, etc. Een vierde aanbeveling betreft het gebruik van een gevalideerde kennisvragenlijst, zoals de Mental Illness Knowledge Quiz (Kassam et al., 2008). Hierdoor kan er in toekomstige studies specifieker ingegaan worden op de rol van kennis. Ten slotte dient er nagedacht te worden over een eventuele uitbreiding van het initiatief tot bijvoorbeeld een korte tournee. Enkele bewoners zijn hier vragende partij voor. Aangaande de begeleiding van de bewoners lijkt het ons belangrijk nóg meer rekening te houden met hun draagkracht en mogelijkheden. Zo is het belangrijk om de repetities goed te spreiden zodat het stressniveau tot een minimum beperkt kan worden. Bovendien zouden deze repetities best kort duren en plaats vinden op een moment dat ook past voor werkende bewoners. Op deze manier kunnen zowel bewoners die snel vermoeid zijn als bewoners die overdag werken, zoveel mogelijk deelnemen aan de repetities.
33
34
Conclusie
Deze studie onderzocht ondermeer het effect van een beeldvorminginitiatief op de attitude en kennis van scholieren. Het is niet vanzelfsprekend dat dergelijke initiatieven tot de verhoopte effecten leiden. We kunnen echter wel leren uit dit onderzoek. Zo strekt het tot aanbeveling om doelgerichte interventies te ontwikkelen met krachtige boodschappen en gerichte informatie. Bovendien is het van belang om rekening te houden met de verwachtingen en perspectieven waarmee de respondenten naar het beeldvorminginitiatief komen. Uit dit onderzoek bleek dat het meewerken aan de voorstelling een positieve invloed had op het welbevinden en herstel van de bewoners. Het lijkt ons bijgevolg aangewezen om soortgelijke initiatieven te bevorderen, weliswaar met blijvende aandacht voor de draagkracht en mogelijkheden van de bewoners.
35
36
Bronnen
De Rick, K., Loosveldt, G., Van Audenhove, C., & Lammertyn, F. (2003). De vermaatschappelijking van de geestelijke gezondheidszorg. Leuven: Lucas.
Kassam, A., Glozier, N., Leese, M., & Thornicroft, G. (2008). Mental Illness Knowledge Quiz. Ongepubliceerd werk.
Scheerder, G. & Van Audenhove, C. (2007a). Anders Gewoon acties beeldvorming 10 oktober 2006. Resultaten van de bevraging van de deelnemers. Ongepubliceerd werk.
Scheerder, G. & Van Audenhove, C. (2007b). Evidence based werken aan positieve beeldvorming over geestelijke gezondheidszorg en stigmabestrijding. Literatuursamenvatting t.b.v. Anders Gewoon. Ongepubliceerd werk.
Taylor, S. M. & Dear, M. J. (1981). Scaling community attitudes toward the mentally ill. Schizophrenia-Bulletin, 7, 225-240.
37
38
Bijlagen
Tabel 7 Antwoorden van scholieren op de vraag “Wat verwachtte u op voorhand van de voorstelling?”. Verwachtingen
Positief
Negatief
Varia (<5)
39
Kennis (informatie, uitleg, duidelijk beeld van het leven van psychisch zieken,…) Amusement (goed, leuk, ontspannend, iets grappigs …) Kunst (een echt toneel, iets moois) Getuigenissen Weinig verwachtingen (“Ik wist het niet, ik verwachtte weinig of niets”) Saai Lager niveau (“Niet zo goed als gewone mensen”)
Aantal respondenten dat dit antwoord gaf 87 46 39 16 63 27 12 30
Bijlagen
Tabel 8 Antwoorden van scholieren op de vraag “Wat is uw algemene indruk nu achteraf?”. Algemene indruk achteraf
Positief Show Negatief
Positief Bewoners
Negatief
Varia (<5)
40
Amusant (goed, leuk, grappig, fantastisch …) Kunst (mooi, mooie muziek) Kennis (leerrijk) Aangrijpend Het was creatief Saai (alles, eerste deel) Het was minder goed dan verwacht Het was ongenuanceerd De clichés werden bevestigd De bewoners hebben hun best gedaan De bewoners zijn zeer moedig om dit te durven tonen aan publiek De bewoners genoten overduidelijk Proficiat aan iedereen die meewerkte Goed uitgevoerd Ik heb respect voor de bewoners De bewoners zijn zoals andere, ‘gewone’ mensen De mensen werden belachelijk gemaakt (konijnenpakjes), te kinds … De bewoners lazen gewoon hun blad af, het was te ‘gespeeld’
Aantal respondenten dat dit antwoord gaf 140 30 20 16 6 27 5 5 14 24 11 10 10 9 8 6 21 9 52
Bijlagen
Tabel 9 Antwoorden van scholieren op de vraag “Wat is u het meest bijgebleven van deze voorstelling?”. Wat is u het meest bijgebleven?
De show en de acteurs
Delen en personages van de show
Beeld van de bewoners en van psychiatrie
Aantal respondenten dat dit antwoord gaf
Enthousiasme, motivatie van de acteurs Vriendschap en liefde die uitgestraald werd Samenwerking van de acteurs Prestaties (goed acteren …) De kwetsbaarheid van de mensen Het was een circus, belachelijk Varia (<2) Gedicht van Jeanne Konijntjes / Guinea pigs Liedjes Professor Lucas Dansjes Rollenspel over drugs Varia (<5) Deze mensen hebben meer in hun mars dan je zou denken Deze mensen zijn niet anders dan mensen die niets hebben Moed van de bewoners om op het podium te staan Mensen met een psychische ziekte kunnen herstellen
13 10 4 4 2 2 7 101 51 22 13 10 8 22
Varia (<2)
10
5 5 4 3
41
Bijlagen
Tabel 10 Opmerkingen van scholieren tijdens de nameting. Opmerkingen Zeer goed, proficiat Ik kijk uit naar de volgende voorstelling Het eerste deel was te moeilijk Ik zou graag meer weten over de verschillende psychische ziekten De leerlingen van het PISO hebben goed hun best gedaan Maak de patiënten niet belachelijk Het toneelstuk gaf mij een nog slechter beeld van psychisch zieken dan wat ik had. De bewoners werden belachelijk gemaakt in vele opzichten: konijnenpakjes, boze stakers. Ook gaf het toneelstuk geen antwoord op vragen van mij. Ook vond ik de opgestelde dialogen onder de bewoners op het toneel veel te moeilijk voor hen. Als ze het moeilijk hebben met dingen van buiten te leren geef hen dan geen superlange en saaie teksten waarin ze om de twee zinnen haperen op een moeilijk woord. De konijnenpakjes waren er ook over en het drugsspel van het PISO was ook onrealistisch: niemand stopt zo snel met drugs omdat hun ouders het lief vragen. Ik had na de voorstelling echt een heel slecht beeld van psychisch gestoorde. Gelukkig zag ik enkele dagen later één van de spelers op straat. Daar zag hij er nog normaal uit. AUB volgend jaar maak de bewoners niet belachelijk, behandel ons niet als kleuters. Ik vond dat de bewoners hun best deden. Maar ik vond de voorstelling op zich redelijk saai (vooral het debat in het begin). Het was ook redelijk kinderachtig gebracht. Het drugsprobleem was onrealistisch opgelost. Eventueel meer informatie over de bewoners en dergelijke. Dit soort voorstelling MOET herhaald worden. Mensen die die personen afwijzen of uitstoten uit deze maatschappij kunnen lessen nemen en hun ogen laten opengaan bij dit soort voorstellingen. We hebben gekeken naar mensen die echt dingen hebben meegemaakt. Ze verdienen de kans om weer een normaal leven te kunnen leiden.
42
Aantal respondenten dat dit antwoord gaf 6 3 1 1 1 1
1
1
1
Bijlagen
Tabel 11 Antwoorden van het ruimer publiek op de vraag “Wat verwachtte u op voorhand van de voorstelling?”. Verwachtingen Amusement (goed, ludiek, ontspannend …) Geen verwachtingen (het was nieuw …) Zoals vorige keren Kennis (Informatie, uitleg …) Emotioneel (Aangrijpend, ontroerend)
Aantal respondenten dat dit antwoord gaf 38 33 15 6 2
Tabel 12 Antwoorden van het ruimer publiek op de vraag “Wat is uw algemene indruk nu achteraf?”. Algemene indruk achteraf Amusant (perfect, ontspannend, creatief, leuk, geweldig, prachtig, ongelofelijk, goed, heb ervan genoten) Emotioneel (pakkend, ontroerend, aangrijpend) Positieve boodschap Show Echt, realistisch, authentiek Mooie teksten, zat goed ineen Beter dan verwacht Prima samenwerking (in het algemeen, met het PISO) Bewoners Veel werk, voorbereiding, grote inzet Bewoners komen tot hun recht, hartverwarmend
Aantal respondenten dat dit antwoord gaf 47 15 8 5 4 1 10 7 6
43
Bijlagen
Tabel 13 Antwoorden van het ruimer publiek op de vraag “Wat is u het meest bijgebleven van deze voorstelling?”. Wat is u het meest bijgebleven?
Inhoudelijke thema’s
Boodschap, sfeer
Delen en personages van de show
Beeld van de bewoners Praktische kant van de show Groepsgebeuren
Het belang van relaties, liefde, iemand hebben Medicatie is belangrijk voor goed functioneren Van drugs blijf je beter af, het maakt je leven kapot Je kan genezen Verschillende ziektes, problemen Sfeer van warmte, liefde, vriendschap, gelukkig zijn van de bewoners Enthousiasme, inzet van ieder op zijn manier Positieve boodschap, hoop Aangrijpende momenten Iedereen blijft zichzelf Positieve uitstraling van de bewoners Varia (<2) Gedicht van Jeanne Konijntjes / Guinea pigs Het laatste deel over relaties Professor Lucas We zullen doorgaan Varia (<2) Varia (<2) Realistisch weergegeven Dat deze mensen nog heel veel mogelijkheden en kwaliteiten hebben Varia
Aantal respondenten dat dit antwoord gaf 8 4 2 2 1 9 7 4 2 2 2 3 7 5 4 4 2 2 7 3 2 4
Aangepaste muziek
2
Varia (<2)
3
Samenwerking met het PISO
2
Alles
2
Prachtig, geweldig
3
44
Bijlagen
Tabel 14 Opmerkingen van het ruimere publiek. Opmerkingen Doe zo voort, voor herhaling vatbaar, ik blijf komen … Jullie mogen fier zijn, proficiat Deel over drugs te simpel, te oppervlakkig Zeer goed, leuk, interessant Soms stond de muziek te luid Er mocht soms wat meer humor zijn Het is een fijn initiatief, zo zouden er meer moeten zijn Bedankt Graag feedback over deze enquête Soms te educatief De bewoners waren “sterker” dan over 2 jaar. Ze konden veel meer aan, meer conversaties, ze kwamen meer aan bod, en dat maakte het stuk wat serieuzer Goede muziek, voorstellingen van de teksten, belichtingen, wisselwerking Publiek nog interactiever betrekken Wanneer de presentator niet voorlas, was het boeiender en meer overtuigend (heb me er niet aan gestoord)
Aantal respondenten dat dit antwoord gaf 23 10 3 3 3 2 2 2 1 1 1 1 1 1
45