Huiselijk geweld Auteur: mw. drs. O. Zoomer Betrokken Officier van Justitie: mw. mr. J.M.G. Brughuis Arrondissementsparket Arnhem
1. Basisfeiten a. Aard en omvang Gezien de gezellige lading van het woord 'huiselijk...' is het wellicht beter te spreken van 'thuisgeweld'. Definitie 'Huiselijk geweld' is een verzamelterm voor uiteenlopende vormen van fysiek en psychisch geweld die gemeen hebben dat ze zich voordoen tussen mensen die in gezinsverband samenleven. Andere familieleden of 'huisvrienden' kunnen er in bepaalde gevallen ook bij betrokken zijn. • •
Voorbeelden van huiselijk geweld zijn fysieke en psychische vormen van vrouwen- en kindermishandeling en seksueel geweld. Ook mishandeling van ouders door hun kinderen en geweld tussen broers en zussen onderling valt eronder, maar hierover bestaan weinig of geen gegevens.
Huiselijk geweld is verborgen geweld, waarop nog steeds een maatschappelijk taboe rust; het beeld van het gezin als bron van geluk wordt er immers door aangetast. We zien dan ook dat de slachtoffers meestal grote moeite hebben om het naar buiten te brengen. De maatschappelijke reacties kenmerken zich al evenzeer door terughoudendheid. Hierdoor is het moeilijk een goed inzicht te krijgen in de precieze aard en omvang van huiselijk geweld. Slachtofferpercentages Onderzoeken naar vormen van huiselijk geweld die gedurende de laatste decennia zowel in Nederland als in het buitenland zijn verricht tonen aan dat het gezin niet zo veilig is als men graag wil geloven. Zo vindt van de ernstigste vormen van geweld - moord en doodslag - eenderde plaats in de familie- en relatiesfeer. De bevindingen elders (zoals in Engeland en Wales, de Verenigde Staten) bevestigen dit beeld. •
•
Onderzoeken naar respectievelijk vrouwenmishandeling en seksueel misbruik van meisjes laten voor deze vormen van geweld hoge slachtofferpercentages zien. Zo blijkt dat ruim 15% van de vrouwen in het onderzoek van Draijer vóór haar zestiende jaar ervaring had met seksueel misbruik door verwanten. Het onderzoek van Römkens laat zien dat bijna 21% van de Nederlandse vrouwen tussen 20 en 60 jaar ooit eenzijdig geweld van haar (ex)partner ondervond (voor de huidige partner was dat 12,5%). Daarbij was in meer dan de helft van de gevallen sprake van herhaald (ernstig) geweld. Omgekeerd had één op de tien vrouwen wel eens eenzijdig geweld tegen haar partner gebruikt. Daarbij ging het overwegend om incidenteel en licht geweld dat geen letsel tot gevolg had. Wederkerig geweld tussen man en vrouw werd door 5,5% van de ondervraagde vrouwen gemeld. Ook dit betrof overwegend licht geweld. Een andere indicatie voor de mate waarin mishandeling voorkomt bieden gegevens van het meldpunt Vrouwenopvang Amsterdam. In de periode van 1991-1994 werden daar per jaar gemiddeld ruim 1500 aanvragen voor opvang ingediend wegens mishandeling door de (ex)partner. Hoe vaak kindermishandeling voorkomt is niet precies bekend. Wel zijn er gegevens over het aantal meldingen van kindermishandeling. De Jaarverslagen van de Bureaus Vertrouwensarts inzake Kindermishandeling (BVA) laten in de periode 1973-1993 een stijging zien van 628 naar 13220 meldingen van lichamelijke, geestelijke of seksuele mishandeling en/of verwaarlozing. Voor fysieke mishandeling alleen is dat respectievelijk 352 en 2644. Op basis van bij de Raden van de Kinderbescherming geregistreerde klachten over de opvoeding in de
1
periode 1987-1992 wordt het aantal meldingen van fysieke kindermishandeling dat jaarlijks bij de Raden binnenkomt geschat op ruim 2300. Combinatie van gegevens van beide onderzoeken levert een schatting van ca. 5000 meldingen van fysieke kindermishandeling per jaar. Hiermee is overigens niets gezegd over de werkelijke omvang van kindermishandeling. Volgens een landelijk onderzoek uit 1997 is 45% van de Nederlandse bevolking ooit slachtoffer geweest van een of andere vorm van niet-incidenteel psychisch, fysiek of seksueel huiselijk geweld. Hoewel velen dit hoge cijfer in twijfel trekken, is wel duidelijk dat dit type geweld geen zeldzaam verschijnsel is. Ontwikkelingen Herhaling van onderzoeken naar de incidentie van (specifieke vormen van) huiselijk geweld zou inzicht kunnen verschaffen in eventuele trends. Dergelijk onderzoek is er (nog) niet. Wel bestaan er gegevens over geregistreerde gevallen van geweld over een langere periode. De hiervoor genoemde gegevens van de BVA's laten zien dat het aantal meldingen van kindermishandeling in de periode van 1973-1993 sterk steeg (wat wellicht deels is toe te schrijven aan de uitbreiding vsn het aantal BVA's). Het aantal aanmeldingen bij het meldpunt Vrouwenmishandeling Amsterdam bleef daarentegen in de periode 1991-1994 vrij constant. Over ontwikkelingen in de werkelijke omvang van deze vormen van geweld is op grond van dit soort gegevens echter weinig met zekerheid te zeggen. • • •
Dit komt deels door het hoge dark number (voor seksuele kindermishandeling ligt dit, zo blijkt uit het onderzoek van Draijer, ruim boven de 90%). Veranderingen in de aangifte- of meldingsbereidheid kunnen leiden tot een stijging of daling van het aantal geregistreerde gevallen zonder dat de omvang van het geweld in werkelijkheid toe- of afneemt. Het komt ook doordat de definitie van huiselijk geweld niet steeds dezelfde is. Opvattingen over wat wel of niet onder geweld moet worden verstaan verschillen (zowel tussen onderzoekers als door de tijd). Zo werd de definitie van vrouwenmishandeling (en van seksueel geweld in het algemeen) onder invloed van de vrouwenbeweging verbreed, waardoor wat vroeger 'normaal' werd gevonden nu als geweld wordt beschouwd. Bij kindermishandeling gebeurde iets vergelijkbaars.
Van vrouwen- en kindermishandeling wordt gezegd dat het sociale constructen zijn. Dat betekent dat wat wel of niet als mishandeling wordt beschouwd niet altijd hetzelfde is, maar afhangt van de sociale context en (verschuivingen in) maatschappelijke normen. De 'ontdekking' in de jaren zestig en zeventig van respectievelijk kindermishandeling en vrouwenmishandeling betekende dan ook niet dat zich een nieuw fenomeen voordeed, maar dat een bestaande praktijk anders werd beoordeeld als gevolg van een verminderde tolerantie ten opzichte van geweld. Een 'opvoedend pak slaag' of een 'uit de hand gelopen ruzie tussen echtelieden' wordt dan mishandeling. Inzicht in mogelijke ontwikkelingen in aard en omvang van de verschillende vormen van huiselijk geweld wordt bemoeilijkt door deze opschuivende tolerantiegrenzen, waardoor immers ook de definities veranderen. De stijging van het aantal meldingen van kindermishandeling bijvoorbeeld, ging gepaard met een verschuiving in de aard van de gemelde mishandelingen, namelijk van fysieke mishandeling naar overwegend emotionele mishandeling en verwaarlozing en een daling van het relatieve aantal ernstige gevallen. Dat achtereenvolgende onderzoeken naar (specifieke vormen van) huiselijk geweld en de hoge slachtofferpercentages die daarin werden gevonden steevast tot kritiek leidden op de veronderstelde te ruime definiëring van geweld en de begripsinflatie als gevolg daarvan, moet in dit licht worden begrepen. b. Daders Sekse Huiselijk geweld wordt overwegend gepleegd door mannen: • • • •
(ex-)partners, vaders, andere mannelijke familieleden, huisvrienden.
2
Niet alleen zijn er meer mannen dan vrouwen die geweld plegen, mannen zijn in het algemeen ook verantwoordelijk voor intensiever - ernstiger en frequenter - geweld dan vrouwen. Hun relatieve aandeel verschilt echter per specifieke vorm van geweld. Zo wordt seksuele kindermishandeling in de meeste (maar dus niet in alle) gevallen gepleegd door mannen, en gaat geweld tussen partners ook overwegend van de man uit. Hetzelfde geldt voor het mishandelen van ouderen, zoals blijkt uit een onderzoek van 54 gevallen die in 1991-1992 bij de meldpunten in Haarlem en Geldermalsen werden geregistreerd. Alleen bij kindermishandeling is de dader in veel gevallen een vrouw; haar aandeel is bijna even groot als dat van mannen. Leeftijd Over de leeftijd van de daders zijn geen gegevens bekend. Opleiding/werk/sociale klasse Van huiselijk geweld is vaak gedacht dat het uitsluitend voorkomt bij mensen uit de lagere sociaaleconomische klassen met een geringe opleiding. De veronderstelling daarachter is dat de minder gunstige omstandigheden waarin zij moeten samenleven sneller tot conflicten leiden, en dat mensen die minder opleiding hebben genoten in zo'n geval sneller hun toevlucht nemen tot fysiek geweld. Inmiddels is duidelijk dat huiselijk geweld in alle milieus voorkomt, zij het in de lagere klassen wel wat meer. Zo komt vrouwenmishandeling niet alleen meer voor bij mannen die alleen lager onderwijs hebben genoten, werkloos zijn of ongeschoold werk verrichten, het door hen gepleegde geweld is ook ernstiger dan gemiddeld. Bij seksuele kindermishandeling lijkt er daarentegen in het algemeen weinig verband met het opleidings - en beroepsniveau van de plegers. Dat onder de geregistreerde gevallen van kindermishandeling en (vermoedelijk) seksueel misbruik de plegers naar verhouding vaak werkloos zijn moet waarschijnlijk deels worden toegeschreven aan selectie. Etniciteit Over een eventueel verband tussen etnische afkomst van de dader en het vóórkomen van huiselijk geweld zijn geen betrouwbare gegevens beschikbaar. Wel valt er iets af te leiden uit de gegevens over de etniciteit van slachtoffers. Het feit dat iets meer dan de helft van de mishandelde vrouwen die het meldpunt Vrouwenopvang Amsterdam in de jaren 1991-1994 registreerde een allochtone achtergrond had, zegt iets over de betrokkenheid van allochtone mannen bij mishandeling. Uiteraard moet bij dit gegeven bedacht worden dat het gaat om geregistreerde gevallen in een plaats met een vrij grote allochtone bevolking die bovendien overwegend tot de lagere sociaal-economische klasse behoort. Ook de oververtegenwoordiging van niet-Nederlandse kinderen onder de bij de BVA's, respectievelijk de Raden voor de Kinderbescherming aangemelde gevallen van kindermishandeling kan weliswaar een aanwijzing zijn dat onder de plegers verhoudingsgewijs veel allochtonen zijn, maar ook deze gegevens hebben slechts betrekking op een selectie van de in werkelijkheid gepleegde gevallen. Gezien de veranderde normen ten opzichte van het gebruik van geweld in de opvoeding is het mogelijk dat onder allochtonen (doordat ze minder doordrongen zijn van het Nederlandse taboe op mishandeling als opvoedingsmiddel) openlijker toegeven dat ze geweld tegen hun kind(eren) gebruiken dan autochtone Nederlanders. Verslaving Vrouwenmishandeling wordt vaak in verband gebracht met het gebruik van sterke drank; alcohol wordt zelfs wel als de oorzaak van het geweld gezien. Inderdaad blijkt uit onderzoek dat onder mannen die hun vrouw mishandelen het alcoholgebruik groter is dan onder mannen die dat niet doen. Dat neemt niet weg dat het meeste geweld plaatsvindt zonder dat de dader onder invloed is. Alcohol kan dan ook moeilijk als de oorzaak worden beschouwd, hoogstens als een drempelverlagende factor. Hier kan aan worden toegevoegd dat de rol van de alcohol door betrokkenen wellicht te sterk wordt benadrukt. Zo kan het als excuus fungeren, zowel voor het slachtoffer ('hij kon er niets aan doen') als voor de dader ('ik wist niet wat ik deed'). Het gebeurt niet zelden dat een vrouw zich achteraf, wanneer zij de gewelddadige relatie heeft verbroken, realiseert dat hij 'altijd wel een reden had om te slaan', of hij nou wel of niet dronken was. Criminaliteitskenmerken Een andere factor die in verband wordt gebracht met het plegen van één of andere vorm van huiselijk geweld is de confrontatie in de eigen jeugdjaren met geweld, als slachtoffer of als getuige. Dat mannen (of vrouwen) die als kind geweld in het gezin meemaakten zich meer dan anderen die zulke
3
ervaringen niet hebben op latere leeftijd gewelddadig gaan gedragen, is evenwel niet overtuigend aangetoond (Nederlands onderzoek hiernaar is er zelfs helemaal niet). Geweld in de kinderjaren kàn op latere leeftijd als voorbeeld fungeren, maar ook als schrikbeeld. Het gebruik van geweld wordt veelal gezien als uiting van onmacht van de dader; zij zijn niet opgewassen tegen de omgeving of tegen de zorgtaken, ze kunnen zich in conflictsituaties verbaal minder goed uiten, en dergelijke. Hoewel dergelijke factoren ongetwijfeld meespelen, worden de achtergronden van het geweld tegenwoordig niet meer uitsluitend gezocht in de individuele pathologie van de dader maar wordt meer gekeken naar de (verstoorde) gezinsverhoudingen. Maar vooral is er, onder invloed van de vrouwenbeweging, meer oog voor de onderliggende machtsverschillen (tussen mannen en vrouwen, maar ook tussen ouders en kinderen). Hoewel bij kindermishandeling de onmacht van de dader veelal nog wordt aangenomen, worden seksueel geweld en vrouwenmishandeling juist meer beschouwd als vormen van machtsmisbruik. c. Slachtoffers Sekse Volgens het landelijk onderzoek naar huiselijk geweld uit 1997 worden vrouwen en mannen bijna even vaak slachtoffer (46% en 43% respectievelijk). Dit resultaat wijkt af van wat daarover tot nu toe bekend was; ander onderzoek naar (vormen van) huiselijk geweld, zowel in Nederland als daarbuiten, heeft steeds een oververtegenwoordiging van vrouwen en meisjes laten zien. Wel blijkt uit het onderzoek van Van Dijk e.a. dat tegen vrouwen in het algemeen meer frequent en ernstiger geweld wordt gebruikt dan tegen mannen. Vrouwen en meisjes worden vooral slachtoffer van seksueel geweld, jongens worden vaker het slachtoffer van fysieke kindermishandeling. Overigens moet het aantal jongens dat slachtoffer wordt van seksueel misbruik niet worden onderschat. Landelijk heeft 13% van de mannen (jongens) seksueel geweld ervaren. En van de in 1991-1992 bij de BVA's gemelde gevallen was 21% van de slachtoffers van seksueel misbruik een jongen. Hierbij moet wel worden aangetekend dat jongens vaker dan meisjes worden misbruikt door iemand van buiten het gezin. Leeftijd Kinderen kunnen al op zeer jonge leeftijd te maken krijgen met geweld; zo wordt één op de vijf kinderen tussen de 5 en 10 jaar slachtoffer van lichamelijke mishandeling. De meeste slachtoffers van huiselijk geweld vallen evenwel in de leeftijdsperiode van 10-25 jaar. Vrouwenmishandeling begint in meer dan de helft van de gevallen in de eerste jaren van de relatie en voordat de vrouw 25 jaar oud is. Naarmate het geweld vroeger begint is de kans groter dat het na verloop van tijd frequenter en ernstiger wordt. Oudermishandeling (of mishandeling van ouderen) komt het meest voor in de hogere leeftijdscategorieën en het treft naar verhouding meer vrouwen dan mannen. Etniciteit Met betrekking tot de etniciteit van slachtoffers zijn alleen gegevens uit onderzoek van geregistreerde gevallen van geweld beschikbaar. Van de vrouwen die wegens mishandeling in de jaren 1991-1994 bij het meldpunt Vrouwenopvang Amsterdam een aanvraag deden voor opvang had 53% een allochtone achtergrond. Ook blijkt een oververtegenwoordiging van niet-Nederlandse kinderen onder de bij de BVA's, respectievelijk de Raden voor de Kinderbescherming aangemelde slachtoffers van kindermishandeling. Deze cijfers hebben echter betrekking op een selectie van de in werkelijkheid gepleegde gevallen en geven mogelijk een vertekend beeld. Opleidingsniveau en sociale klasse Gegevens over opleiding en sociale klasse en het verband met slachtofferschap zijn er alleen met betrekking tot vrouwenmishandeling. Vrouwen met alleen lager onderwijs ondervinden meer geweld van hun partners dan vrouwen met meer opleiding; voor vrouwen met meer dan lagere school maakt het opleidingsniveau geen verschil. De ernst van het geweld neemt echter wel toe naarmate het opleidingsniveau van de vrouw lager is. Hetzelfde geldt voor het beroepsniveau; mishandeling komt meer voor onder vrouwen met ongeschoold werk en de ernst van het geweld neemt toe naarmate het beroepsniveau lager is. Deze verbanden zijn overigens niet heel sterk.
4
Relatie dader/slachtoffer Het wezenlijke kenmerk van huiselijk geweld is dat dader en slachtoffer een familieband hebben of anderszins een nauwe, intieme relatie met elkaar hebben. Slachtoffers zijn bovendien meestal afhankelijk van de daders (in emotioneel en/of financieel opzicht of voor hun verzorging). Juist deze afhankelijkheid maakt het voor de slachtoffers zelf moeilijk om zich effectief aan het geweld te onttrekken. Voor kinderen is dat duidelijk, maar ook voor vrouwen die door hun partner worden mishandeld bestaan er emotionele en/of praktische barrières om uit de gewelddadige situatie te stappen. Overigens blijft de man ook na een scheiding niet zelden geweld gebruiken. Het landelijk onderzoek naar huiselijk geweld geeft geen antwoord op de vraag wie nu precies van welk soort geweld slachtoffer wordt en wie daarbij de dader is. Zo blijken 'huisvrienden' opvallend vaak als daders te worden genoemd; zij zijn vooral verantwoordelijk voor seksuele intimidatie, fysiek geweld en bedreigingen, maar wie in die gevallen nu precies de slachtoffers zijn is niet bekend. De (vrouwelijke) slachtoffers van seksuele kindermishandeling in het onderzoek van Draijer noemden broers en ooms het meest als daders. Vaders komen op de derde plaats, maar bij hen is het misbruik vaker van lange duur en gaat het gepaard met mishandeling en emotionele verwaarlozing. Moeders, en in het algemeen vrouwen, spelen als plegers van seksueel geweld een minder prominente rol. Toch worden ze als daders of mededaders genoemd, vooral in gevallen waarin jongens het slachtoffer zijn. Tenslotte zijn voor de mishandeling van ouderen, blijkens het onderzoek van Van Weeghel en Faber (1995), in de meeste gevallen zoons verantwoordelijk. Risicofactoren Verondersteld wordt dat vroege ervaringen met geweld in het gezin risicoverhogend zijn. Voor vrouwenmishandeling is er wel een verband gevonden tussen slachtofferschap van geweld in de jeugdjaren en slachtofferschap op latere leeftijd, maar alléén wanneer het in de jeugd ervaren geweld zeer ernstig en frequent was. Vrouwen die er daarnaast in hun jeugd getuige van waren dat hun moeder werd mishandeld lopen het grootste risico om op latere leeftijd zelf door hun partner te worden mishandeld. Bij ouderenmishandeling is behalve een hoge leeftijd ook een ziekte of handicap, en daarmee verzorgingsafhankelijkheid, een risicoverhogende factor. Met name bij vrouwenmishandeling, maar ook bij andere vormen van huiselijk geweld, is het geweld lange tijd gezien als een (begrijpelijke) reactie op het gedrag of de persoonlijkheid van het slachtoffer zelf. Tegenwoordig wordt dit herkend als een vorm van 'victim blaming', ofwel het ten onrechte verantwoordelijk stellen van slachtoffers voor hun eigen victimisatie. Door de rol van het slachtoffer in het ontstaan van de gewelddadige situatie te benadrukken werd dit geweld gebagatelliseerd, of geneutraliseerd, terwijl tevens de terughoudendheid van politie, justitie en de reguliere hulpverlening werd gerechtvaardigd. Echter, het risico, of de kwetsbaarheid van het slachtoffer, wordt niet zozeer bepaald door kenmerken of gedragingen van die slachtoffers zelf als wel door kenmerken van de dader of de onderlinge verhoudingen binnen het gezin: • • • • •
gebrek aan pedagogisch besef, relatiespanningen, extreem controlerend gedrag van de man (bij vrouwenmishandeling), een verstoorde onderlinge communicatie en scheiding.
Het meest kenmerkend voor gezinnen waarin geweld voorkomt is echter het sociaal isolement waarin zij verkeren. Juist waar sociale netwerken ontbreken kan een gewelddadige situatie ontstaan en, onopgemerkt door buitenstaanders, voortduren. d. Situaties Tijdstip delict We kunnen van huiselijk geweld spreken bij één of enkele (ernstige) incidenten, maar het gaat meestal om herhaald geweld dat jarenlang kan voortduren. Met betrekking tot vrouwenmishandeling blijkt er een grote spreiding in de frequentie waarmee de mishandelingen plaatsvinden; het kan dan gaan om enkele incidenten gedurende een geïsoleerde periode tot aan wekelijkse of zelfs dagelijkse mishandelingen gedurende langere tijd.
5
Of het meer of minder voorkomt op bepaalde tijdstippen is niet bekend. Wel blijkt uit gegevens van de politie dat assistentieverlening in gevallen van vrouwenmishandeling en 'relatieproblemen' overwegend 's avonds na 8 uur en in de vroege ochtenduren plaatsvindt. Plaats delict De plaats van handeling is, gezien de aard van het delict, meestal thuis. Werkwijze Verschillende vormen van huiselijk geweld hangen vaak samen; kinderen die lichamelijk worden mishandeld worden vaak ook geestelijk mishandeld, vrouwenmishandeling gaat meestal gepaard met vernedering en kleinering van het slachtoffer, controlerend en dominant gedrag van de man, en vaak ook met gedwongen seks. Plegers van huiselijk geweld hebben er alle belang bij dat het geweld binnenskamers blijft. Zij zetten kinderen die door hen seksueel misbruikt worden meestal onder grote druk om 'het geheim' niet te verklappen. Van mannen die hun vrouw mishandelen is bekend dat zij haar verbieden omgang te hebben met vrienden en/of familie. Zo proberen zij het isolement dat kenmerkend is voor gezinnen waar geweld voorkomt te vergroten. Dit isolement biedt ook de gelegenheid om het geweld voort te zetten zonder bemoeienis van buiten. e. Schade Materiële schade De materiële schade van huiselijk geweld voor het slachtoffer zelf bestaat voornamelijk uit • • • •
de kosten van medische behandeling en andere vormen van hulpverlening, gederfde inkomsten als gevolg van letsel, kosten in verband met scheiding en verhuizing, of schade aan voorwerpen in huis.
Tot de materiële schade voor de maatschappij behoren de kosten van gezondheidszorg, hulpverlening, arbeidsverzuim ten gevolge van letsel, politie en justitie. Deze maatschappelijke gevolgen van huiselijk geweld zijn in 1997 becijferd; alleen al de financiële kosten van ernstige gevallen van vrouwenmishandeling worden geraamd op 332,6 miljoen gulden per jaar. Immateriële schade De immateriële gevolgen van huiselijk geweld zijn ernstig en divers. Dit geldt in de eerste plaats voor de slachtoffers zelf (variërend van fysiek letsel, miskramen, psychische schade, tot psychische en gedragsproblemen in het latere leven), maar ook voor degenen (met name kinderen) die van dit geweld getuige zijn. Eén op de vijf slachtoffers van huiselijk geweld loopt fysiek letsel op, en bijna de helft ondervindt indirecte gevolgen in de vorm van problemen met sociale contacten, gezondheidsklachten, gevoelens van onveiligheid. Voor de maatschappij bestaat de immateriële schade vooral hieruit dat huiselijk geweld mogelijk tot een geweldsspiraal leidt. Echter, hoewel veel mensen die zelf geweld gebruiken in hun jeugd thuis met geweld werden geconfronteerd, zijn de aanwijzingen voor wat in de Angelsaksische literatuur een 'cycle of violence' wordt genoemd niet eensluidend. f. Overige feiten Regionale spreiding Er zijn geen aanwijzingen dat er in de mate waarin huiselijk geweld voorkomt sprake is van regionale verschillen. Wel is er enige samenhang tussen de mate van verstedelijking en de ernst en de mate waarin vrouwenmishandeling voorkomt. In minder verstedelijkte gebieden werd in het onderzoek van Römkens niet alleen minder, maar ook minder ernstig geweld gerapporteerd dan gemiddeld. Op basis van gegevens van het Meldpunt Vrouwenopvang Amsterdam is geschat dat de omvang van het geweld tegen vrouwen in Amsterdam ongeveer twee keer zo hoog ligt als het landelijk gemiddelde. Mogelijk geldt dat ook voor andere grote steden. Echt hard is dit gegeven echter niet.
6
Aard van het geweld Huiselijk geweld wordt gekenmerkt door het feit dat het meestal niet om één of enkele incidenten gaat, maar om herhaald, ernstig geweld, dat vaak gedurende een lange periode voortduurt. De term huiselijk geweld omvat allerlei soorten geweld in de thuissituatie die onderling verschillen vertonen maar ook op essentiële punten overeenkomen. Aanvankelijk werden vooral de verschillen benadrukt, waarbij met name vrouwenmishandeling, maar ook seksueel misbruik van meisjes, werd geplaatst tegenover de rest. De tegenwoordige trend is om juist de overeenkomsten te benadrukken en kindermishandeling, vrouwenmishandeling, etc. te beschouwen als de uitingsvorm van één en hetzelfde verschijnsel. Verschillende vormen van geweld gaan in één gezin vaak samen: fysiek geweld gaat veelal gepaard met psychisch geweld (zoals vernederingen en bedreigingen) of met seksuele intimidatie, en het treft vaak meer leden in het gezin. Voor zover nu bekend overheersen twee vormen: (seksuele) kindermishandeling en vrouwenmishandeling. Het zijn ook deze vormen die tot nu toe de meeste aandacht kregen. Overigens moeten we erop bedacht zijn dat de grotere aandacht voor een bepaalde vorm van huiselijk geweld niet alleen het gevolg is van de mate waarin het meer voorkomt dan andere vormen, maar dat die aandacht omgekeerd ook kan leiden tot een grotere zichtbaarheid ten opzichte van andere vormen van huiselijk geweld, waardoor het lijkt alsof het meer voorkomt.
2. Taken van actoren en organisaties a. Gemeente • •
Gemeente Haarlem Bureau Veiligheid tel. 023 51131113 GG en GD
b. Politie • • •
Politie Utrecht: daderbehandeling Politie Amsterdam-Amstelland: project daderbehandeling TransAct: project stimuleren van samenwerking tussen politie en hulpverlening
c. Bureau Slachtofferhulp Adressen van de regionale bureaus - zie: www.slachtofferhulp.nl d. Raad voor de Kinderbescherming Landelijk Bureau Raad voor de Kinderbescherming telefoon 030 - 239 24 00 Postbus 19202 3501 DE Utrecht e. Maatschappelijk werk Adressen – zie: plaatselijke telefoongids
7
f. Overige actoren en organisaties •
TransAct, Nederlands Centrum voor sekse-specifieke zorgverlening en bestrijding seksueel geweld Vinkenburgstraat 2a 2512 AB Utrecht tel. 030 2304006, Internet: www.transact.nl werkvelden: o o o
mannenhulpverlening vrouwenhulpverlening bestrijding seksueel geweld
kernfuncties: o o o o
beleidsbeïnvloeding geven van voorlichting en informatie uitvoeren en stimuleren van innovatie en onderzoek geven van scholing en advies
doelgroepen onder meer: o o
hulpverlening politie en justitie
•
Centrum voor Vrouwenhulpverlening en Vrouwengezondheidszorg SARA Nieuwe Binnenweg 16h 3015 BA Rotterdam tel. 010 4365711
•
Advies- en Meldpunt Kindermishandeling aanwezig in elke provincie; landelijke coördinatie bij: Landelijk Steunpunt Melden van Kindermishandeling (LSMK) NIZW tel. 030 2306432, fax 030 2319641
•
Opvang slachtoffers: o
Meldpunt Vrouwenopvang: tel. 020 6130245 § § §
o o o o •
telefonische hulpverlening bemiddeling advies en informatie
Blijf van mijn Lijf-huis Riagg FIOM Bureau Slachtofferhulp
Amsterdams project daderbehandeling GRIP (Geweld in Relaties Interventie Project) Vrouwenopvang Amsterdam i.s.m. politie Amsterdam-Amstelland informatie: Mariska van den Corput Vrouwenopvang Amsterdam lokatie: Blijf van mijn Lijf tel. 020 6387776
8
3. Mogelijke vormen van aanpak Inleiding In tegenstelling tot andere, meer openbare, vormen van geweld wordt huiselijk geweld in het algemeen meer als een hulpverlenings probleem dan als een veiligheidsprobleem gezien. Het gevolg daarvan is dat maatregelen bijna uitsluitend zijn gericht op de slachtoffers (zoals crisisinterventie, opvang, nazorg), en niet, zoals bij andere vormen van geweld, op de daders en de omgeving. Deze eenzijdige gerichtheid op de hulpverlening aan slachtoffers betekent dus dat veel (preventieve of repressieve) maatregelen die in principe in aanmerking zouden komen niet worden benut. Het buiten beeld blijven van de daders vergroot het risico dat de problemen zich in andere situaties herhalen. Voor een effectieve bestrijding is het daarom belangrijk huiselijk geweld te herdefiniëren als veiligheidsprobleem. Belemmeringen daarvoor liggen in de terughoudendheid van instanties als de politie, justitie, de overheid en ook hulpverleners om in te grijpen in gezinnen waar sprake is van geweld. De achtergrond van die terughoudendheid is dat ingrijpen wordt gezien als een ongewenste inbreuk op de persoonlijke levenssfeer. Hoe gevoelig dat ligt kan worden geïllustreerd met het dilemma dat zich nogal eens voordoet bij (seksuele) kindermishandeling: wel ingrijpen bij de eerste signalen levert kritiek op, maar niet of te laat ingrijpen ook. Het is in dit verband opmerkelijk dat vergeleken met enkele decennia geleden geweld in de opvoeding wel sterker wordt afgekeurd, maar dat het optreden daartegen niet strenger is geworden. Toch zijn er goede redenen om huiselijk geweld wel primair als een veiligheidsprobleem te beschouwen; het gaat hier immers om ernstig en herhaald geweld waarvan veel mensen het slachtoffer worden. De bestrijding daarvan vraagt dan ook om een aanpak die het niveau van de individuele hulpverlening ontstijgt. In de gemeente Haarlem is huiselijk geweld opgenomen in het lokaal veiligheidsbeleid, wat de mogelijkheid biedt in samenwerking met een groot aantal instanties (waaronder de hulpverlening, gezondheidszorg, politie en justitie, reclassering, kinderbescherming, opvanghuizen, gemeentelijke diensten) de verschillende aspecten van het probleem op zowel maatschappelijk als individueel niveau aan te pakken. Op verschillende plaatsen in het land zijn de afgelopen jaren projecten gestart waarin verschillende soorten maatregelen worden gecombineerd. Waar het vooralsnog aan ontbreekt is centrale coördinatie en ondersteuning. Hierdoor is er nauwelijks zicht op al die verspreide initiatieven en wordt bij elk project opnieuw het wiel uitgevonden. Wat helpt? In het algemeen blijkt gemakkelijker aan te geven wat (waarschijnlijk) niet helpt dan wat succesvol is. Niettemin zijn er enkele positieve resultaten te melden: • •
Het door de politie Utrecht ontwikkelde twee-sporenbeleid met betrekking tot de aanpak van plegers van vrouwenmishandeling blijkt succesvol in die zin dat een groot deel van de mannen ingaat op het hulpaanbod en daarna (althans op de korte termijn) afziet van geweld. Het project Home-Start ter voorkoming van kindermishandeling door middel van het aanbieden van contacten en ondersteuning bij de opvoeding heeft een positief effect op de risicofactoren en daardoor, zo wordt verwacht, ook op het voorkomen van kindermishandeling.
Wat helpt misschien, en wat niet? • •
Het persoonlijk alarmsysteem voor mishandelde en bedreigde vrouwen (het AWARE-project) maakt dat de betrokken vrouwen zich zekerder voelen, maar of het tot minder geweld leidt is niet vastgesteld. Deskundigheidsbevordering onder beroepsgroepen die met huiselijk geweld geconfronteerd worden, heeft mogelijk een positief effect. Zeker is wel dat ondeskundigheid leidt tot een verkeerde beoordeling van geweld in de gezinssfeer, een slechte bejegening van slachtoffers, het achterwege laten van adequate stappen t.o.v. de plegers van het geweld (normerend optreden, hulpverlening inschakelen) en meer in het algemeen een ad hoc-aanpak die geen recht doet aan het feit dat men vaak meer dan eens met dezelfde daders en slachtoffers wordt geconfronteerd.
9
• •
Hetzelfde geldt voor samenwerking tussen verschillende instanties; waar samenwerking ontbreekt zijn negatieve effecten aan te geven. Effecten van voorlichtingscampagnes en overheidsbeleid zijn moeilijk of niet te meten. Gebrek aan ondersteuning of het niet uitvoeren van aangekondigd beleid wordt als negatief ervaren.
a. Situationele preventie Technopreventie Aangezien huiselijk geweld zich in de privésfeer afspeelt is technopreventie geen voor de hand liggende optie. Toch bestaat er een voorbeeld waarbij in geval van vermoeden van kindermishandeling door de plaatsing van camera's verdere mishandeling kon worden voorkomen. Het gaat hier echter eerder om een opsporingsmethode dan om een preventieve maatregel. Alarmsysteem Experimenten met een alarmsysteem voor vrouwen die door ex-partners worden bedreigd, zoals het AWARE-project in Rotterdam, kunnen als een vorm van technopreventie worden beschouwd. Het is een methode die verder geweld moet voorkomen, maar die niet toepasbaar is in situaties waarin het slachtoffer en de dader in gezinsverband samenleven. Het AWARE-project is op initiatief van het Centrum voor Vrouwenhulpverlening en Vrouwengezondheidszorg SARA, en in samenwerking met de politie, justitie, een beveiligingsbedrijf, de reclassering en hulpverleningsinstellingen opgezet. Het betreft een persoonlijk draadloos beveiligingssysteem voor vrouwen die worden belaagd door ex-partners. Met een apparaatje dat ze bij zich dragen kunnen ze in en rond hun huis een alarmsignaal geven zodra ze worden bedreigd, waarna de politie snel ter plekke kan zijn. Om in aanmerking te komen voor dit beveiligingssysteem moeten vrouwen aan een aantal stringente voorwaarden voldoen: • • •
zij mogen geen contact meer hebben met hun ex-partner van wie aannemelijk moet zijn dat hij gevaarlijk is, er moet een straatverbod zijn, en de vrouw moet bereid zijn na een AWARE-melding aangifte te doen.
Vanuit verschillende instanties wordt samengewerkt om de belagers aan te pakken en hulp te bieden. Dit project is geëvalueerd. In de periode april 1997- juli 1998 werden 35 aanvragen ingediend waarvan er 9 werden gehonoreerd. Door vier van deze vrouwen werd het alarm in die periode daadwerkelijk gebruikt. Op de vrouwen blijkt het systeem een ondersteunend effect te hebben. Een preventief effect kon evenwel (nog) niet worden vastgesteld, hoewel in enkele gevallen de dreiging verminderde. In de praktijk blijkt de eis van het omgangsverbod een probleem, terwijl de veiligheidsbehoefte van de vrouw en de juridische middelen die worden ingezet niet parallel lopen. In Haarlem is een vergelijkbaar project in voorbereiding. Een belangrijk verschil met Rotterdam is evenwel dat de toegangseisen een aanzienlijk minder hoge drempel vormen. Sociale preventie De mogelijkheden tot sociale preventie zijn beperkt, omdat huiselijk geweld zich in de privésfeer afspeelt en slachtoffers er door schaamte, de angst om niet serieus genomen te worden, of de ondanks alles toch bestaande loyaliteit met de dader, niet gauw met anderen over praten. De reacties van de omgeving ('het is een privéprobleem waar je je als buitenstaander niet mee moet bemoeien', 'ingrijpen maakt de situatie alleen maar erger') kunnen dat nog versterken. Het grootste probleem is dan ook dat slachtoffers van herhaald geweld in sociaal opzicht steeds verder geïsoleerd raken. Voorwaarde voor sociale preventie is dus dat dit isolement wordt doorbroken. •
•
Door middel van publiekscampagnes en voorlichting is geprobeerd geweld in het gezin zichtbaarder, en de bevolking alerter te maken. Voorlichting en bewustmaking van specifieke beroepsgroepen zoals huisartsen, schoolartsen, leraren, hulpverleners, moet vroegtijdige signalering bevorderen, en daarmee de mogelijkheden om verder geweld te voorkomen vergroten. De enorme stijging sinds de jaren zeventig van het aantal meldingen van kindermishandeling is mogelijk (deels) een gevolg van deze maatregelen. Een voorbeeld van sociale preventie op individueel niveau is het project Home Start dat is gericht op het voorkomen van kindermishandeling in gezinnen waar problemen zijn. Ouders
10
geven zelf aan dat ze hulp nodig hebben. Vrijwilligers worden ingezet om contact te leggen, vertrouwen te winnen en ondersteuning te bieden. Daarbij worden niet de problemen in de opvoeding, maar juist de positieve aspecten benadrukt. Het project werd in 1998 geëvalueerd. Gebleken is dat moeders die aan het project meededen de opvoeding minder negatief ervaren en dat er minder opvoedingsstress ontstaat. Bovendien leidde het project tot meer sociale contacten. Door deze positieve invloed op twee belangrijke risicofactoren (opvoedingsincompetentie en isolement) werd ook een positief effect op het voorkómen van kindermishandeling verwacht. Er zijn nu in het hele land 28 van dergelijke projecten. b. Gedragsbeïnvloeding School Terwijl vroeger huiselijk geweld werd toegeschreven aan de onmacht van de dader, wordt de bron van het geweld tegenwoordig juist meer gezocht in de machtsverschillen tussen de gezinsleden (met name tussen mannen en vrouwen, maar ook tussen ouders en kinderen). Het ligt dan ook voor de hand dat de bestrijding van huiselijk geweld ook, of misschien zelfs in de eerste plaats, is gericht op het verminderen van die verschillen. Aangezien de verhoudingen in het gezin niet los staan van de maatschappelijke machtsverhoudingen, wordt gesteld dat huiselijk geweld niet effectief kan worden bestreden zonder dat ook aan de maatschappelijke ongelijkheid iets wordt gedaan. Volgens deze visie moeten maatregelen op maatschappelijk niveau de context bieden voor maatregelen op individueel niveau. Een consistent emancipatiebeleid is dus essentieel. Voorlichting op scholen over gelijke rechten van mannen en vrouwen, rechten van kinderen, en oefeningen in 'nee' zeggen zijn preventieve maatregelen gericht op potentiële daders en slachtoffers. Daders Hulpverlening, gericht op gedragsverandering bij degenen die al geweld hebben gebruikt, is nog niet op grote schaal ontwikkeld. Het probleem met hulpverlening aan daders is dat ze moeilijk te bereiken zijn en zich veel minder dan de slachtoffers uit zichzelf aanmelden voor hulp. De politie in Utrecht is eind 1998 gestart met een proefproject gericht op gedragsverandering van de plegers van vrouwenmishandeling. Daarbij is gekozen voor een twee-sporenbeleid, waarvan de essentie is dat er hulp wordt geboden maar tegelijkertijd normerend wordt opgetreden. Het project richt zich op die gevallen waarin de vrouw geen aangifte wil doen (ruim 90%) maar wel hulpverlening voor haar partner wil. Wanneer zij dat aangeeft wordt de man benaderd en uitgenodigd voor een gesprek waarin zijn gedrag als strafbaar en onmaatschappelijk aan de kaak wordt gesteld en tevens een hulpaanbod wordt gedaan, bestaande uit vi jf gesprekken met een gespecialiseerde hulpverlener. Deze aanpak is (althans op de korte termijn) een succes gebleken; van de 20 mannen die in de proefperiode op deze manier werden benaderd waren er slechts twee die niet bij de hulpverlening kwamen opdagen, 3 die halverwege afvielen en pleegden de overige 15 na afloop van het traject geen geweld meer. Uiteraard is er nog geen antwoord op de vraag in hoeverre deze 15 mannen op de langere termijn zullen terugvallen in gewelddadig gedrag. In Utrecht wordt er voor gepleit dit programma tot landelijk beleid te maken. Deskundigheidsbevordering Opvallend is dat veel van de maatregelen in het kader van de bestrijding van huiselijk geweld zijn gericht op gedragsverandering van degenen die het moeten helpen bestrijden. Het probleem is namelijk dat nog steeds vaak sprake is van bevooroordeelde reacties (waartoe ook het 'victim blaming' behoort) die adequaat optreden in de weg staan. Op verschillende plaatsen in het land zijn projecten opgezet die tot doel hebben door middel van deskundigheidsbevordering en samenwerking tussen verschillende instanties de bejegening van de slachtoffers, de werkwijze bij aangiftes en de hulpverlening te verbeteren. Samenwerkingsverbanden bestaan er op het gebied van seksueel geweld en misbruik van minderjarigen, kindermishandeling en vrouwenmishandeling. Hoewel er over de effectiviteit van dergelijke projecten weinig bekend is weerspiegelen ze wel een kennelijke noodzaak tot professionalisering, die zich ook uit in het pleidooi voor herinvoering bij de politie van de afdelingen jeugd- en zedenzaken waar die na de reorganisatie in 1993 waren verdwenen. In dit licht bezien is het staken van bestaande cursussen voor de politie en de rechterlijke macht ('Omgaan met geweld in relaties', respectievelijk 'Intrafamiliair geweld') contraproductief te noemen.
11
c. Civielrechtelijke, bestuursrechtelijke en strafrechtelijke maatregelen Strafrechtelijke maatregelen Hoewel de meeste vormen van huiselijk geweld strafbaar zijn, heeft het strafrecht bij de aanpak van huiselijk geweld van oudsher een bescheiden rol gespeeld. Dit heeft niet alleen te maken met de terughoudendheid van politie en justitie, maar ook met het feit dat slachtoffers niet zo snel aangifte doen en vaak ook niet willen dat de dader gestraft wordt. Niettemin is vervolging en berechting van daders in bepaalde gevallen aangewezen. Waar het gaat om zeer ernstig geweld is dit nauwelijks omstreden, maar waar het gaat om zaken die in het wetboek van strafrecht als 'eenvoudige mishandeling' worden omschreven (zoals veel gevallen van vrouwenmishandeling) blijken juridische en praktische belemmeringen een optimale gang van zaken, en daarmee een effectieve aanpak, in de weg te staan. Zo bestaat er in geval van eenvoudige mishandeling geen mogelijkheid om de verdachte buiten heterdaad aan te houden. Bij aanhouding op heterdaad kan de verdachte hoogstens 6 uur worden vastgehouden. Voor een mishandelde vrouw die opvang zoekt, of voor het organiseren van hulp, is dit te kort. Een ander probleem is dat dossiers van huiselijk geweld als 'eenvoudige mishandeling' onherkenbaar op een stapel belanden en veelal met een transactie worden afgedaan. Terwijl de toepassing van het strafrecht in deze gevallen juist bedoeld is om druk op de dader uit te oefenen, bijvoorbeeld om contact met de hulpverlening te zoeken, biedt deze wijze van afdoening daartoe niet de mogelijkheid. Een sepot onder voorwaarden zou dan meer opleveren. Civielrechtelijke maatregelen Behalve deze belemmeringen voor een effectieve toepassing van het strafrecht wordt ook als bezwaar gezien dat het teveel buiten het slachtoffer omgaat en (daardoor) niet bijdraagt aan versterking van zijn of haar (meestal haar) positie. Het civiele recht zou om die reden te verkiezen zijn. Het civiele recht biedt de mogelijkheid tot het verkrijgen van • •
een schadevergoeding (een mogelijkheid die door de wet -Terwee binnen het strafrecht ook bestaat) of een straatverbod voor ex-partners die aanhoudend blijven lastigvallen.
Het is echter de vraag of in gevallen waarin dader en slachtoffer blijven samenleven het civiele recht veel mogelijkheden biedt.
4. Literatuur Baartman, H. Fysieke mishandeling van kinderen Tijdschrift voor Criminologie, 1995, nr. 4 Brink, A. van den en J. Jüngen Thuisgeweld tegen vrouwen. Het meldpunt Vrouwenopvang Amsterdam, 1991-1994 Tijdschrift voor Criminologie, 1995/4 Brinkgreve, C. en R. van Daalen Huiselijk geweld In: H. Franke e.a. (red.) Alledaags en ongewoon geweld Groningen, 1991 Daalen, R. van Aantekeningen over kindermishandeling en incest In: G. Hekma (red.) Het verlies van de onschuld Groningen, Wolters-Noordhoff, 1990
12
Draijer, N. Seksueel misbruik van meisjes door verwanten Den Haag, Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, 1988 Dijk, T. van, S. Flight, E. Oppenhuis en B. Duesmann Huiselijk geweld. Aard, omvang en hulpverlening Den Haag, Ministerie van Justitie, 1997 Eshof, P. van den en E. Weimar Moord en doodslag in Nederland. Nederlandse gegevens in internationaal perspectief Justitiële Verkenningen, 17e jrg. 1991, pp. 8-34 Dijkstra, S. Perpetuum mobile? De overdracht van geweld betwist Tijdschrift voor Criminologie, 1995, nr.4 Frieling, J., J. Hulst en N. Drion Kun je hier overal over praten? e Jeugd en Samenleving, 20 jrg., 1990, nr. 11 Komen, M. Kindermishandeling en sociale verandering Tijdschrift voor Criminologie, 1998, nr. 1 Korf, D.J., E. Mot, H. Meulenbeek en T. van den Brandt Economische kosten van thuisgeweld tegen vrouwen Utrecht, 1997 Lamers-Winkelman, F. Seksueel misbruik van jonge kinderen Amsterdam, VU Uitgeverij, 1996 Montfoort, A. van Kindermishandeling en justitie; een empirisch onderzoek naar de afhandeling door de Raad van de Kinderbescherming, de politie en het Openbaar Ministerie van meldingen van kindermishandeling en seksueel misbruik Amsterdam, 1993 Montfoort, A. van Justitiële interventie bij geweld in het gezin Tijdschrift voor Criminologie, 1995, nr. 4 Römkens, R. Geweld tegen vrouwen in heteroseksuele relaties. Een landelijk onderzoek naar de omvang, de aard, de gevolgen en de achtergronden Amsterdam, SWO/UvA , 1989 Vereniging tegen Kindermishandeling Het project Home-Start e VKMagazine, 13 jrg., nr. 2, juni 1999 Weeghel, J. van en E. Faber Mishandeling van ouderen: een sociaal probleem? Tijdschrift voor Criminologie, 1995, nr. 4
13
Zoomer, O.J. Het politieoptreden in probleemsituaties; de behandeling van gevallen van vrouwenmishandeling Den Haag, Ministerie van Binnenlandse Zaken, 1984
14