Gewoon gaan – te voet naar Rusland
Eerste druk, december 2010 © 2010 Marijke van Langen Omslagfoto: Frans Nieuwenhuizen Portretfoto: Martijn van Huffelen Illustraties: Marijke van Langen Grafisch werk: Martijn Langereis isbn: 978-90-484-1583-0 nur: 508 Uitgever: Free Musketeers, Zoetermeer www.freemusketeers.nl
Hoewel aan de totstandkoming van deze uitgave de uiterste zorg is besteed, aanvaarden de auteur en uitgever geen aansprakelijkheid voor eventuele fouten en onvolkomenheden, noch voor de directe of indirecte gevolgen hiervan. Niets uit deze uitgave mag zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever worden openbaar gemaakt of verveelvoudigd, waaronder begrepen het reproduceren door middel van druk, offset, fotokopie of microfilm of in enige digitale, elektronische, optische of andere vorm of (en dit geldt zonodig in aanvulling op het auteursrecht) het reproduceren (i) ten behoeve van een onderneming, organisatie of instelling of (ii) voor eigen oefening, studie of gebruik welk(e) niet strikt privé van aard is.
GEWOON GAAN TE VOET NAAR RUSLAND MARIJKE VAN LANGEN
Voor mijn Ouders
“Het leven is geen veld, dat je zomaar oversteekt” (Maria, Altaj sjamane)
Soms word je geroepen, Dan heb je een keuze, Ik heb gekozen, Ik ben gegaan. Dit is het verhaal, Mijn verhaal, Van mijn weg, Dit is wie ik ben, Op dit moment.
(Gedicht, oktober 2007)
Inhoudsopgave Inleiding
13
Wat er aan vooraf ging: Storm Gaan Afscheid
17 18 20
Deel 1: Amsterdam – Soldorf (D) Op weg Elke stap Zon Schoonheid Sauna! Heide Ziek Beter Honden Wie ben ik? Henk Rustdag Winterswijk Wegbermblues Blijf open Grenzen Jeugdherberg Uitgebranderd! Wat ben ik? Waar slaap ik? Alleen? Een gesloten camping Kathy en Stefan Een ‘Schönen Sonntag’ Dankbaarheid en geworstel Soldorf
25 29 30 31 34 35 36 39 40 41 43 45 47 48 51 52 55 56 60 62 66 67 70 72 76 79
Intermezzo in Soldorf Eva en Jürgen
83
Deel II: Van Soldorf naar Berlijn Op pad met Eva Ith Blote voeten Toch een wildkamp Hallo! Anoniem Stuwdam in de DDR Grottenolmen en Holeberen Gevlucht! The day after Amerikaans? Notzimmer Max Aan de Elbe ‘Burg Rabenstein’ Tropenrooster Zere voeten Ik wil dit niet! Berlijn!
89 90 93 96 97 100 102 106 107 109 112 114 117 123 126 128 131 132 135
Intermezzo in Berlijn Mike Oost en West Principes Kraai Russische ambassade Soortgenoten
142 144 145 147 147 149
Deel III: Van Berlijn naar Olsztyn Met de boot Tim Tranen Aan de Oder Gegrinnik Nog één dag Duitsland Polen Oostzeekust Een mooie avond
153 154 156 158 160 161 162 165 168
Geluk Duitse Enclave Eva en Jürgen 2 Op pad met Eva 2 Rowy De klap Dans Antonia Mens Mijn weg Bus? Nogmaals Gdansk “daß du bei dir ankommst” Waarom Sint P? Elblag Met de boot 2 Zomaar een dag Olsztyn
169 175 178 180 183 185 190 191 194 196 198 201 206 208 211 213 216 219
Intermezzo in Olsztyn Marek en Ela
222
Deel IV: van Olsztyn (P) naar Sint Petersburg (R) Verdwaald! Engel In gesprek Principe dag Sessies Bivak Opgeslokt Magda Sofia en Janek Gevlucht 2 Als je weet wat je wilt… Herkend? Litouwen Simnas Romas Kindertehuis
227 230 231 233 237 238 240 242 247 250 252 254 258 262 265 270
Op kamp! Wat doe je hier? “Maria, boom boom” Letland! Riga Eddy en Henny Wildkamp Synergismen Valka: de grens met Estland Sangaste loss Otepää Tartu Aan het meer Weggewaaid Kauksi Visioen Weer in ‘flow’ De krant Kadri 2 ‘Rusland here she comes!’ Dit ben ik! Sint Petersburg!
273 275 278 283 285 287 289 292 294 296 299 300 304 305 307 310 317 319 321 324 330 335
Wat er achteraan kwam De stad De Altaj Vleugel Vleugel 2 Westwaarts, huiswaarts De weg naar huis Mijn manier van thuiskomen
341 341 347 347 349 350 353
Nawoord
355
Woorden van Dank
357
Inleiding
Dit is het verhaal over mijn belevenissen en ervaringen van mijn voetreis naar Rusland. Een reis niet alleen naar het oosten, maar ook een reis naar binnen toe, een innerlijke reis. Geen zoektocht, maar een vindtocht naar wie ik werkelijk ben en wil zijn. Dit is het verhaal van een reis vol ontmoetingen. Ontmoetingen met bijzondere mensen in zeven verschillende bijzondere landen: landen met elk een zo eigen geschiedenis, een eigen cultuur en een eigen mentaliteit. Een geschiedenis die soms zo anders is dan hier in Nederland. Een geschiedenis die soms geleid heeft tot een mentaliteit waarvan we hier veel zouden kunnen leren, en soms geleid heeft tot een mentaliteit waarvan ik blij ben dat we hier anders met elkaar omgaan. De mensen die ik op mijn tocht tegenkwam waren mijn leermeesters. Sommigen dik in de tachtig, anderen nog geen zes jaar oud. Zij verwelkomden me in hun wereld en vertelden hun verhaal. Dit is ook het verhaal van een reis over de ontmoeting met mezelf. Een innerlijke reis waarin ik alle aspecten van wie ik op dat moment was (en op dit moment ben), in allerlei situaties leerde kennen. Een reis waarin ik mijn sterke kanten mocht ervaren, en waarin ik tegelijkertijd werd geconfronteerd met mijn angsten en onzekerheden. Een reis waarin ik leerde luisteren naar mijn gevoel, naar mijn innerlijke stem. Een reis waarin ik leerde vertrouwen op een goede afloop van welke situatie dan ook. Een reis waarbij mijn gevoeligheid en spiritualiteit zowel als mooie kracht en als behoorlijke uitdaging naar voren kwam. Sommige dingen zijn voorbestemd. Ik heb dat gevoel over deze reis zeker gehad. Als ik terugkijk, lijken veel ervaringen voorafgaand aan deze reis een voorbereiding te zijn geweest. Onder deze voorbereidende ervaringen vallen voor mij de overlevingscursussen die ik bij Stichting Kokopelli volgde. Hier leerde ik de technische aspecten van het overleven in de natuur: onderdak, vuur maken, water zoeken en eetbare planten. Hier leerde ik ook de filosofische achtergronden van het overleven waaronder ‘natuurlijk bewustzijn’: het bewust kijken, luisteren naar de dingen om je heen, en het luisteren naar je ‘innerlijke stem’: een onlogische heel zachte stem in je, die je begeleidt. Een stem die vaak overstemd wordt door de ratio of angsten. Hier leerde ik ook over de andere werelden, het energetische, het spirituele; werelden die me niet vreemd waren. 13
De lessen van de mensen onderweg en de lessen van de overlevingscursussen hebben me geholpen, gesteund en soms geconfronteerd. Het zijn deze lessen geweest die me leerden wat ‘Leven’ inhoudt. Ik ben gegaan, puur vanuit één enkel gevoel. Een gevoel dat heel krachtig was. Hoe onlogisch en extreem deze keuze ook was, ik moest gaan. Richting het oosten, uiteindelijk eindigend in Rusland. Dit is mijn verhaal.
14
Wat er aan vooraf ging: Hoe het idee voor de reis ontstond, de voorbereidingen en het afscheid.
Kaart van de gelopen route: Amsterdam – Sint Petersburg
Storm
oktober 2006
Felle regenbuien, windstoten en kans op onweer. Ik gooi teletekst uit en trek mijn jas aan. Ik pak de fiets, stap de trein in, en dan de tram. Als ik op de boulevard aangekomen ben, pakken donkere wolken zich samen. Het waait behoorlijk hard. De boulevard is bijna uitgestorven. De zee golft onstuimig. Gewoon gaan. Ik laat me niet door het weer tegenhouden. Onderweg richting het strand haal ik een broodje en dan stap ik de trap af het strand op. Gezien de zuidwesten wind heb ik besloten van zuid naar noord te lopen. Op het strand lopen een paar mensen, die snel verdwijnen als de eerste regendruppels omlaag vallen. Ze zoeken een droger heenkomen. Ik trek mijn regenpak aan en loop verder. De regen valt nu met bakken uit de lucht, mijn schoenen zijn binnen vijf minuten doorweekt. Ik stap stevig door en ben blij als er niemand meer voor me loopt. Even het strand, de duinen en de zee voor mij alleen. Ik blijf dicht bij de kustlijn lopen. Af en toe moet ik wegspringen voor een aankomende golf. Het wordt droog. In de verte zie ik drie grote rode schepen aan de horizon liggen. Een vissersboot slingert een stukje verder hevig heen en weer op de golven. Zo voel ik me op het moment ook: heen en weer geslingerd. Was ik maar een dergelijke tanker. Fijn gestaag gaand. Of toch liever niet? In de verte schijnt nu de zon. Voor mij hangt een donkere wolk. Op het snijvlak van die twee verschijnt een regenboog. De regenboog groeit steeds een stukje verder. Er verschijnt een tweede regenboog! Deze kleurrijke bogen, scherp afgetekend tegen de dreigende hemel, geven me een gevoel van hoop. Sinds een week zit ik thuis. Het enige wat ik doe is slapen en rusten. Vandaag moest ik er uit. Naar buiten, ondanks het slechte weer. Of misschien wel dankzij het slechte weer. De wind doet mijn gedachten verwaaien. Gedachten aan de afgelopen tijd. Gedachten over een mooie solo overlevingservaring in het bos afgelopen voorjaar waarbij ik helaas de ziekte van Lyme opliep, waar ik nog steeds mee in gevecht ben. Gedachten over mijn werk, de onderwijsprojecten waar ik met zoveel passie aan gewerkt had en die in lades verdwenen, de organisatorische chaos op de school waar ik werkte, de muren waar ik tegen aanliep. De hoeveelheid energie die ik in mijn werk stak, stond in een steeds schriller contrast met de hoeveelheid energie die het werk me nog bracht. Ik heb me weg voelen zakken in net zo’n donkere wolk als er nu boven de onstuimige zee hangt. Tot mijn lichaam het stopsein gaf: tot hier en niet verder. Er is hoop, besef ik glimlachend naar de regenbogen. Genietend van het schouwspel voor me eet ik mijn broodje. De donkere dreigende wolken, de zon en twee regenbogen, de hoge golven met witte schuimkoppen eronder 17
maken het beeld compleet. De kraaien wachten af of er iets van het broodje overblijft. De eerste druppels van de volgende bui vallen op mijn natte jas wanneer weer ik doorloop. Achterom kijkend zie ik de kraaien bij mijn zitplekje huppen op zoek naar kruimels. Voor mij in de verte doemt een witte vuurtoren op. Vooruit gestuwd door de wind loop ik door. Er staan groepen meeuwen van verschillende leeftijden en daarmee verschillende pluimage aan de waterkant. Ze kijken allemaal dezelfde kant uit, met de kop in de wind. Als de aanspoelende golf te hoog wordt, proberen ze die te ontwijken door snel weg te lopen of op te vliegen. Opnieuw verschijnt een regenboog. En nog een! Het is een komen en gaan van regenbogen. Mijn blik glijdt langs de horizon, over de onstuimige zee. De lucht is vol tinten grijs. De wind waait mijn natte haar in mijn gezicht. Het stormt in mijn leven. Al die maanden vechten tegen de bierkaai, en nu? Nu ligt alles stil. Fysiek opgebrand en mentaal een flinke deuk. Wat nu? Dat ik niet verder kan zoals het ging, is me duidelijk. Maar wat dan? In gedachten verzonken loop ik verder soppend in mijn oude schoenen. Plotseling verschijnt er een kraakhelder beeld op mijn netvlies. Ik zie mezelf lopen op het strand, met een grote rugzak op. Naast me loopt een grote zwarte hond. Het beeld straalt vrijheid uit. Het beeld is krachtig. Ik merk dat ik stil ben gaan staan. Het beeld verdwijnt. Verwonderd kijk ik naar de kustlijn. Er is iets veranderd. Diep van binnen beweegt iets, borrelt iets omhoog. Er is iets in werking gezet door dit beeld: een wil, een drang, een gevoel, een verlangen. Een verlangen te gaan. Langzaam loop ik verder over het strand. Ik moet gaan, voel ik, weet ik. Lopend. Alleen. Langzaam. Met enkel een rugzak met de broodnodige spullen. Mijn voeten zullen me brengen waar ik wezen moet. Dit is wat ik op dit moment in mijn leven nodig heb. Mijn hart weet het. Mijn hoofd nog niet. Die vult zich met vragen, met protest. Voorzichtig spelend met dit beeld loop ik verder. De zon schijnt nu op de drie grote rode boten. Ze liggen weer stil aan de horizon. De vissersboot heeft zijn sleepnet uitgehangen. Na nog een hevige bui is het genoeg. Doorweekt maar uitgewaaid en met natte zanderige schoenen stap ik de bus in naar huis.
Gaan
december 2006
“Dan moet je gaan.” Ik zit in het woonschip van een bevriende collega. We zitten in het woongedeelte, hij op een oud stoeltje, ik aan de andere kant op een kleine bank. 18
De houtkachel brandt. Af en toe legt hij er een blok hout op. Het hout knettert. De warmte verspreidt zich door de ruimte. Voor ons staat een gelakte kist, die als tafel dienst doet. Mijn kopje thee staat onaangeroerd af te koelen op de kist. Ik ben redelijk onaangekondigd langs gekomen. Ik wilde hem over mijn plannen vertellen. Aanvankelijk reageerde hij een beetje verwonderd, bezorgd zelfs. Nu, nadat ik mijn verhaal uitgebreid heb uitgelegd, merk ik dat hij het begrijpt. Zijn woorden: “Dan moet je gaan,” voelen goed. Ik had gehoopt dat hij mijn vertrek zou begrijpen. Hij is één van de weinige mensen die ik ken die alleen gereisd heeft. Zijn begrip doet me goed. Ik pak mijn kopje van de kist af en neem een slok. De thee is lauw geworden. Het maakt me even niet uit. Ik denk terug aan de storm op het strand: Gaan, dat was de boodschap. Gaan, is wat mijn hart me vertelde. Mijn hoofd heeft tijd nodig gehad om één en ander op een rij te krijgen. Langzaam heeft het idee vastere vorm gekregen in de afgelopen maanden. Heel voorzichtig heb ik met mensen gepraat over het idee lopend op reis te gaan. Sommigen reageerden positief, anderen niet. Waar ga je dan heen? Ja, waar gaat de tocht heen? En wanneer? En hoe? Ik had geen idee. Toch kwamen keer op keer de antwoorden. Mijn reis voert naar het oosten. Vraag me niet waarom. Het is een keuze puur op gevoel. Nadat de richting bekend was, vertelde iemand over het Altajgebergte. Het raakte iets in me. Dat was het! Weer een puur intuïtief gevoel. Het Altaj-gebergte ligt in Siberië, zeker zesduizend kilometer verwijderd van Nederland. Te ver om te lopen, bleek al snel. Te risicovol ook. Ik heb dat idee losgelaten, hoewel het nog wel kriebelt. Uiteindelijk is het wel het oosten geworden. De tocht zal naar Rusland gaan. Ik start in Amsterdam en zal de Europese Langeafstandsroute naar Sint Petersburg volgen. Geen Siberië dus, wel Rusland. Van binnen voel ik alleen maar dat krachtige gevoel. Dit is wat ik moet doen. Ik moet gaan. Toch heeft mijn keuze behoorlijke consequenties. Ik heb net voor Kerst gemeld dat ik mezelf niet terug zag keren in mijn baan. Een moeilijke beslissing. Een beslissing die mijn collega begrijpt nu hij mijn verhaal heeft gehoord. Jammer vindt hij het wel. Ik ook. Toch zie ik geen andere weg dan deze. Ik zie mezelf ook niet terugkeren in mijn huis. Het kost me moeite dit eerste plekje voor mezelf op te geven, los te laten. Mijn omgeving reageert nu de route bekend is, verschillend. Mensen die zelf ook gereisd hebben, zijn enthousiast en komen met tips en advies. Anderen vinden het waanzin of extreem wat ik wil doen. “Je bent gestoord,” vertelde mijn zus me. Misschien ben ik dat 19
wel. Mijn ouders hebben terughoudend gereageerd. Het lijkt erop alsof ze het niet geloven. Alsof ze denken dat het een gril is die wel weer over waait. Hij schenkt nog eens in. “Je moet gaan,” zegt hij en kijkt me aan. “Ja, ik moet gaan,” antwoord ik. “Ik weet niet wat dit me brengen gaat, ik weet alleen maar dat ik moet gaan.”
Afscheid
februari 2007
Het afscheid nadert. De vertrekdatum is gepland op 2 maart. In zes weken tijd regel ik de wandelkaarten, uitrusting en allerlei inentingen. De meeste tijd gaat op aan het regelen van een visum. Het lijkt niet te lukken. Op het visumbureau geven ze alleen visa af vlak voor vertrek naar Rusland. Ik vertrek te vroeg, ze kunnen me niet helpen wordt me gemeld. Ik vertrek zonder visum. Hopelijk lukt het onderweg om iets te regelen. Van oefentochten met rugzak komt niet veel. De zondag voor vertrek neem ik afscheid van mijn vrienden op het strand. Het is slecht weer. Het regent de hele wandeling. De warme chocolademelk maakt een hoop goed. Ik ben in een uitgelaten stemming. In de avond ga ik bij mijn ouders langs om gedag te zeggen. Er komt een vriendin onverwachts afscheid nemen. Mijn ouders liggen al in bed als ik ze ’s avonds laat nog even gedag zeg. Mijn moeder huilt, en zegt dat ze bang is dat ik tussen zes plankjes weer terug kom. Mijn vader, ook in tranen, meldt dat ze er geen drama van moet maken. Ik huil ook. Ik begrijp hun zorgen en angsten. Tegelijkertijd zou ik willen dat ze hetzelfde krachtige gevoel konden voelen dat ik over deze reis heb. Ik vind het moeilijk en probeer er voor hen te zijn. Ik zou willen dat ze hun vertrouwen in mij zouden uitspreken. Ik zou willen dat ze me zouden steunen. Het mag niet zo zijn. Wie is er voor mij? Ik weet dat ik moet gaan. Dit is mijn weg, ik heb gekozen die te gaan. En toch. Het is niet niks. Alles wat enige houvast en zekerheid gaf, heb ik opgegeven. Mijn eigen huis, mijn baan. De mensen om me heen die ik zal moeten missen. Ik ga alleen op pad en ik heb geen idee wat deze weg me brengen zal. Mijn enige houvast is een gevoel dat ik moet gaan en dat ik daar op zal moeten vertrouwen. Lange tijd liggen we in een innige omarming op het grote bed. Ik weet dat ik ze ga missen. Ik geef ze het boek: “De Alchemist”, van Paolo Coelho, met daarin de brief die ik heb geschreven. In de brief probeer ik nogmaals te verwoorden, dat ik moet gaan. Ik hoop dat ze het gaan begrijpen. Verder vraag ik in de brief of ze positieve gedachten willen sturen, op een positieve 20
manier willen denken aan me, niet alleen in zorgen en angst. Ik geloof in de kracht van gedachten. Positieve gedachten zullen me steunen. Ik hoop dat het ze lukt.
21
Deel 1: Amsterdam – Soldorf (D) Waarin ik lekker onbezonnen en blij de eerste dagen doorwandel, de mensen die ik achter liet langzaam los laat, de eerste grens oversteek, over de eerste onzekerheden heen stap en bij wildvreemden aanbel voor de overnachtingen.
Kaart van de route: Amsterdam – Soldorf (D)
Op weg
2 maart 2007
Amsterdam – Spanderswoud Een blije onrust voel ik van binnen. Het is vrijdagochtend. Dag één van de grote tocht. Mijn huis is leeg. Mijn rugzak staat klaar in de gang. Gewicht: vijftien kilo. Die vijftien kilo vormen vanaf vandaag mijn bestaan. Rond half tien komt de man van de woningstichting. Hij doet zijn inspectie. Daarna geef ik hem de sleutels en zeg gedag. “Waar ga je heen?” vraagt hij. “Sint Petersburg.” “Dan hoop ik dat je beter weer hebt dan hier,” zegt hij. “Daar heb ik niet veel aan, ik ga lopend,” antwoord ik. Hij kijkt me verbaasd achterna als ik met rugzak de gang doorloop naar de buitendeur. Ik geloof niet dat hij mij gelooft. Voor ik echt op pad kan, loop ik langs mijn vaste stek aan het water in het park naast de flat. Menig uur zat ik hier in alle rust te kijken naar de bomen, planten en dieren. Soms was ik alleen maar stil. Ik ken elke boom, elke plant. Er staat een kronkelwilg aan het water. Ernaast staat een berk met een dubbele stam. Iets verder langs het pad is een kleine eik met een verwonding aan de stam. Al jaren woont er een meerkoetenpaar dat elk jaar nestelt op dezelfde plek aan de overkant in de sloot. Irissen bloeien in het voorjaar net langs de waterkant. Hier zat ik in het water te staren toen een grote vis voorbij kwam en met zijn bek lucht hapte. Zo vlak voor mijn neus. Visdiefjes die vanuit de lucht verticaal omlaag duiken en met een visje in de bek weer boven komen duikelen. Een reiger starend in het water op zoek naar ook zo’n visje. Waterlelies, waar jonge pulletjes overheen dartelen. Dit is mijn plek, besef ik. Voorlopig kom ik hier niet terug. In stilte dank ik deze plek voor al die momenten dat ik hier zat, keek, nadacht en mooie natuurmomenten beleefde. Ik zeg de meerkoet gedag, de berk met zijn dubbele stam en de irissen naast het bankje. In stilte zit ik op het bankje. Ik vraag om bescherming en zegen voor mijn reis. Ik pak mijn fluit en speel. Mijn fluit zal mijn enige maatje voor onderweg zijn. Veilig opgeborgen in een koker die aan de zijkant van mijn rugzak vastgesnoerd zit, is mijn fluit mijn enige extra gewicht dat ik meeneem. Het lied is uit. De fluit berg ik weer op. Ik ben er klaar voor. Ik kan op weg. Langs allerlei bekende plekjes wandel ik rustig naar de rivier. Over het grindpaadje langs het water richting het klaphek. Langs “mijn schaapjes” op de dijk. Langs de wilg die half boven het water hangt. Langs het rood-wit gestreepte paaltje aan het einde van het fietspad. Langs die zes huizen aan het einde van de weg. Al snel kom ik bij de Amstel aan. Het is fris, maar droog. 25