Aanpakken van de daders De dadergerichte aanpak van het progamma VPT heeft als uitgangspunt dat agressie en geweld nooit mag lonen. Het programma VPT kent maatregelen om de pakkans te vergroten. Daders dienen direct strafrechtelijk en financieel verantwoordelijk worden gesteld voor hun gedrag en de door hen aangerichte schade. Voor het vergroten van die pakkans is het essentieel dat werkgevers, werknemers (slachtoffers) en getuigen van agressie en geweld melding maken of aangifte doen van het voorval. Voor het doen van een melding had de DCN, een door de DCN ontwikkeld registratie formulier melding agressie incidenten meegenomen welke gretig aftrek vond. Het helpen van werkgevers Daar waar de publieke taak wordt uitgevoerd moet deze worden bescherm door een effectief veiligheidsbeleid. Wekgevers met een publieke taak dienen daarom te beschikken over een goed instumentarium. Vanuit het programma VPT wordt geholpen bij het maken en verspreiden van effectieve instrumenten onder werkgevers. Voor de doelgroep van de DCN heeft deze zich geprofileerd als kennisplatform. Toekomst Naar de toekomst toe is het belangrijk dat er zicht komt en blijft op de aard en omvang van agressie en geweld, zodat werkgevers gericht kunnen sturen op aanpak. Tevens dienen de effecten van de aanpak op ziekteverzuim, teverdenheid en veiligheidsgevoel van de werknemers transparant te worden en moet de aanpak worden gewaarborgd in de organisatie en beleid. De DCN fungeert op dit gebied niet alleen als kennisplatform maar ook als klankbord. GEWELD MAG NOOIT LONEN, DE AANPAK ERVAN WEL. Voor meer informatie verwijzen wij u gaarne naar de website : www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/agressie-en-geweld VPT Regio bijeenkomsten Deze bijeenkomsten zijn bedoeld voor werkgevers en vertegenwoordigers van werknemers met een publieke taak in de regio. Tijdens deze bijeenkomst krijgt u preventietips om agressie en geweld te voorkomen. Daarnaast worden er praktische adviezen gegeven om schade te verhalen. U krijgt informatie over de beschikbare middelen, gericht op het aanpakken van de dader en het verhogen van de pakkans. U wordt geholpen om NEE te zeggen tegen agressie. Kijk voor meer informatie op: www.vptregiobijeenkomsten.nl
Wat moet er volgens de Arbowetgeving? Als werkgever moet u zorgen dat psychosociale belasting (artikel 1,lid3, letter E van de Arbowet 2007) (o.a. agressie en geweld) geen gevaar oplevert voor de veiligheid en de gezondheid van uw werknemers. Maatregelen kunnen de kansen op agressie en geweld al verkleinen. Het VPT progamma kan u daarbij zeker van dienst zijn. U moet uw medewerkers informeren over de risico’s met betrekking tot agressie en geweld en over hoe zij moeten handelen indien er zich een incident voordoet. Ook kunt u samen met uw medewerkers passende maatregelen bedenken om de kans op agressie en geweld te verkleinen. Ook onmiddellijk opvang voor medewerkers die in aanraking zijn geweest met agressie en geweld is belangrijk. In het arbobeleid van een organisatie dient er ook aandacht te worden besteed aan het voorkomen of beperken van agressie en geweld. In een RI&E kan men inventariseren en beoordelen welke risico’s de werknemers lopen met betrekking tot agressie en geweld. Eventuele maatregelen worden opgenomen in het Plan van Aanpak van de RI&E. Daarbij wordt overleg gevoerd met de ondernemingsraad of personeelsvertegenwoordiging over de maatregelen die men van plan is te nemen om agressie en geweld te voorkomen of te beperken. Veel werkgevers met een publieke taak hebben al een Protocol agressie en geweld opgesteld. Het A & O fonds Gemeenten heeft een Arbogatalogus Agressie en geweld ontwikkeld. Het doel daarvan was breed toepasbare inzichten te bieden om incidenten van agressie en geweld te voorkomen, te beperken en af te handelen. Daarbij is ervoor gekozen om in zogeheten risicoprofielen aanvullende en verdiepende informatie te geven. Per functiegroep wordt nader bekeken hoe agressie tegen gemeenteambtenaren kan worden voorkomen, of hoe hiermee kan worden omgegaan. Voor de handhavingsfuncties, waaronder de deurwaarder valt, is als aanvulling op de Arbocatalogus Agressie en Geweld een Risicoprofiel Handhavingsfuncties uitgegeven. Wij verwijzen graag naar de website van het A & O fonds gemeenten: www.aeno.nl De Arbeidsinspectie: Handhavings- en uitvoeringsorganisatie van het Nederlandse ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW). Om de aanpak van agressie en geweld tegen werknemers met publieke functies te stimuleren, is de Arbeidsinspectie in 2010 gestart met het specifieke meerjarenprogramma ‘Aanpak agressie en geweld tegen werknemers met publieke functies’. In een aantal sectoren ontwikkelt de Arbeidsinspectie activiteiten. Daarbij gaat het om voorlichting, overleg, maar ook inspecties. Vanuit de campagne “Weet hoe het zit” heeft de Arbeidsinspectie op haar website ruim aandacht besteed aan dit onderwerp. U kunt daar informatie vinden over: Agressie en geweld, waar let de arbeidsinspectie op? Aangifte doen; hoe gaat dat in zijn werk? Tevens kunt u een flyer downloaden met daarop een elftal punten waar de Arbeidsinspectie op let als het gaat om maatregelen tegen Agressie en geweld. Kijk voor meer informatie op: www.arbeidsinspectie.nl
Agressieregistratiesysteem Overheid Bij sommige overheidsdiensten krijgen medewerkers in hun werk regelmatig te maken met bedreigingen. De A+O fondsen Rijk, Provincies en Gemeenten hebben daarom een registratiesysteem laten ontwikkelen waarmee incidenten kunnen worden vastgelegd en vervolgstappen ingezet, het Agressieregistratiesysteem Overheid (ARO). Vanwege de relatie naar de bredere aanpak van agressie en geweld tegen werknemers die een publieke taak uitoefenen, is de projectgroep Veilige Publieke Taak van het ministerie van BZK ook betrokken bij de ontwikkeling van het ARO. Registratie geeft zicht op de aard en de omvang van agressie en geweld. Zo ontstaat bewustwording binnen de organisatie en kunnen handvatten gevonden worden voor gerichte oplossingen. Het registratiesysteem is eenvoudig en gebruikersvriendelijk: in drie meldschermen wordt het incident geregistreerd, in overleg worden eventuele maatregelen gekozen en er wordt een keuze gemaakt wie het incident zal afhandelen en wie nazorg biedt aan de medewerker. De medewerker wordt over het verloop van de afhandeling op de hoogte gehouden. De ervaringen met het ARO laten zien dat door het introduceren van registratie het gesprek over agressie en veiligheid op gang komt. Er ontstaat discussie over de norm: wat vinden we hier gewoon, en wanneer is sprake van een incident? Aan de hand van rapportage worden patronen zichtbaar die vervolgens leiden tot een gerichte aanpak. En ook niet onbelangrijk: de medewerker wordt ondersteund bij de afhandeling van een incident en krijgt de nazorg die nodig is. Ervaringen van de werkvloer Zowel voor, tijdens en na de VPT-beurs heeft de DCN gesproken met collega’s uit onze doelgroep om zodoende een beeld te kunnen krijgen hoe de aanbevelingen en maatregelen zijn vertaald voor de dagelijkse praktijk van de belastingdeurwaarder. Eens temeer is het beeld bevestigd dat de belastingdeurwaarders veelal een aparte groep of individu zijn in menig organisatie. Ze worden nog veel te vaak gezien als een persoon die veelal “buiten” bezig is, moeilijk is aan te sturen en zich mede daardoor buiten het zicht van een organisatie weten geplaatst. Veel collega’s hebben hierdoor, ongewild en onterecht, een bepaald imago verkregen. Onderling wordt vaak een bepaald machogedrag aangehouden. Gebeurtenissen die een belastingdeurwaarder in zijn dagelijks werk meemaakt worden dan ook slechts onderling uitgewisseld, althans als dit mogelijk is! Volgens veel collega’s wordt agressie bij hun “klanten” mede opgewekt en/of aangewakkerd door gebeurtenissen die zich op of via “kantoor” afspelen. Denk daarbij aan een onheuse bejegening van een klantendienst- of frontofficemedewerk(st)er, die een belastingschuldige er op wijst dat bij niet tijdige betaling de deurwaarder er op af zal worden gestuurd! Het kan de houding zijn van een invorderingsambtenaar die een negatief stempel kan drukken op het verloop van het invorderingsproces. Hoe ziet men degene die een belastingschuld heeft? Is dit een notoire boef, de vijand, wanbetaler? Het was de, bij een ieder bekende en zeer gerespecteerde, heer Ari v. Eysden die tijdens een actualiteitendag aangaf dat iedere belastingschuldige, hoe groot zijn antifiscale attitude ook mag zijn, recht heeft op de bescherming die de Wet hem biedt.
Ook in de correspondentie naar een belastingschuldige toe wordt de deurwaarder vaak neergezet als de boeman die beslag komt leggen. In deze willen wij toch nadrukkelijk aangeven dat een beslag slechts een middel is en geen doel om een dwangbevel tenuitvoer te leggen. Bij het eerste contact met een belastingschuldige moet de deurwaarder vaak zijn sociale vaardigheden aanwenden om de agressie te beteugelen om tot een gesprek te komen. Geweldsincidenten worden in het algemeen door de deurwaarders goed opgelost en de hulp van de sterke arm is slechts zelden nodig. Registratie is er nauwelijks door de reeds geschetste situatie waarin de meeste deurwaarders werken. Nazorg o.i.d is er niet. Men houdt het een en ander voor zich. Vaak ook nog uit angst om ongeschikt te worden geacht om dit werk uit te voeren. Een deurwaarder moet er toch tegen kunnen, niet waar? Schuldhulp lang niet uit problemen. De schuldhulpverlening is de laatste strohalm voor mensen met grote schulden. Zit men eenmaal in dit traject dan kan er gebouwd worden aan een financieel gezonde toekomst. Althans, dat is de bedoeling. In de gemeente Emmen, maar ook in andere gemeentes, gaat het mis. Cliënten van de schuldhulpverlening klagen over te laat betaalde rekeningen door de gemeente. Hierdoor blijven deurwaarders de schuldenaren opzoeken. Het traject van sanering duurt te lang waardoor schulden blijven oplopen en de problemen zich blijven opstapelen. Het televisieprogamma: EenVandaag rapporteerde over de problemen in Emmen. Wat is er aan de hand met de schuldhulpverlening en spelen deze problemen ook elders in Nederland? Nou dit kunnen wij zeker beamen. Uit alle hoeken van het land bereiken ons berichten dat sommige schuldhulpverleners het zeer bont maken. Niet alleen de wachttijden voor een intakegesprek zijn soms erg lang, maar daarna moet er ook nog eens gewacht worden totdat er een afspraak gemaakt kan worden voor een 1e inventarisatie en vervolgens om een plan van aanpak te maken. Wij moeten nog te vaak van cliënten horen dat er nauwelijks wordt gecommuniceerd en velen weten niet waar ze aan toe zijn. Vaak worden de vaste lasten betaald, maar belastingaanslagen schijnen daar niet bij te horen. De cliënten sturen, zoals wordt afgesproken, alle post naar hun consulent, waaronder de aanslag, aanmaning, postdwangbevel. Dan komt de deurwaarder met zijn herhaald bevel tot betaling (HB)! Verontwaardigde belastingschuldigen die er immers van overtuigd zijn dat hun consulent ook dit soort zaken regelt! Niet dus. Maar wie betaald er nu die extra kosten? Bij het betekenen van zo’n HB blijkt vaak dat belastingschuldige wellicht in aanmerking zou komen voor kwijtschelding. Maar gelukkig zijn er ook situaties dat er rekening wordt gehouden met het betalen van een aanslag. In het “budget” wordt in de loop van het jaar gespaard om tegen het einde van het jaar de aanslag te kunnen voldoen. Het is alleen jammer dat de betalingstermijnen veelal zijn verstreken en dat het dwanginvorderingstraject al in werking is gezet. Maar wie betaald er nu die extra kosten? Om de schuldhulpverlening te verbeteren zijn veel meer maatregelen nodig dan die waar staatssecretaris Klijnsma (Sociale Zaken, PvdA) op aanstuurt. Dat schrijft de ‘Informele werkgroep schuldhulpverlening’ in een notitie aan de staatssecretaris. De werkgroep bestaat uit tien deskundigen, schuldhulpverleners en bestuurders.
Klijnsma heeft een wetsvoorstel klaar waarin ze gemeenten verplicht iedereen schuldhulp te bieden binnen een maximale termijn van 4 weken. ‘Het is goed dat eisen aan de gemeente worden gesteld met betrekking tot wachttijd en dat preventie en nazorg meer aandacht krijgen. Maar als er straks geen wachtlijsten meer zijn, zegt dat nog niks over het succes van die trajecten waar mensen in terechtkomen’, zegt Nadja Jungmann, adviseur bij Hiemstra en de Vries, namens de werkgroep. ‘De praktijk van de schuldhulpverlening is enorm complex. Zolang daar niks aan verandert, los je de problemen ook niet echt op. Ook meer geld is niet per se de oplossing. Er zijn genoeg gemeenten die het wat betreft de wachttijden al prima hebben geregeld, maar die alsnog vastlopen.’ De moeilijkheid zit volgens Jungmann onder meer in de grote hoeveelheid partijen waarvan een schuldhulpverlener afhankelijk is. ‘Een bank die moet meewerken bij het vlot openen van een rekening. De belastingdienst waar toeslagen moeten worden aangevraagd, instanties voor de uitkering… ‘ Daarnaast frustreert de bijzondere invorderingspositie van onder meer de IBGroep, de Belastingdienst, zorgverzekeraars en het Centraal Justitieel Incassobureau een schuldhulpproces vaak, vinden de schrijvers. Die partijen krijgen bijvoorbeeld voorrang bij het aflossen van de schulden of ze mogen meer terugvorderen dan andere crediteuren. Jungmann: ‘Er zijn allemaal regels die op zich begrijpelijk zijn. We snappen dat privacywetgeving het vroegtijdig opsporen van schulden moeilijk maakt. Er is wat te zeggen voor het argument dat iedereen gewoon alle belasting moet betalen of zijn zorgverzekering. Maar alles bij elkaar werkt het gewoon niet.’ De werkgroep vindt dat er een ‘fundamentele redesign’ nodig is. Het onderscheid tussen de minnelijke schuldhulpverlening via de gemeente en het wettelijke traject via de rechtbank zou moeten vervallen, stelt de werkgroep voor. Nu is het voor schuldeisers verleidelijk om een minnelijk traject expres te laten mislukken, omdat de opbrengst bij een wettelijk traject zekerder is door meer controle en daarmee vaak ook hoger uitvalt. Een nieuw intakeproces moet voorkomen dat wachtlijsten zich ophopen direct na aanmelding. Ook zouden gemeenten via de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) achterliggende problemen van schuldenaren moeten aanpakken. Klijnsma hoopt op snelle invoering van de nieuwe wet, namelijk per 1 juli. Geen wettelijk moratorium schuldhulpverlening Een wettelijk moratorium om schuldeisers in de wacht te zetten tot een oplossing is gevonden voor mensen in de schuldhulpverlening is niet wenselijk en niet noodzakelijk. Dat schrijft minister Donner in een brief aan de Tweede Kamer. Vorig jaar wilde een meerderheid van de Tweede Kamer een moratorium in de wet opnemen. Gemeenten zouden dan in alle rust mensen kunnen helpen bij betalingsproblemen en daarmee samenhangende problematiek. De VNG zei toen dat gemeenten nooit kunnen voldoen aan de eis in de nieuwe wet dat iedereen in een paar weken wordt geholpen. De NVVK, vereniging voor schuldhulpverlening en sociaal bankieren, wilde een moratorium alleen selectief gebruiken als laatste redmiddel. Schuldeisers zijn volgens hen nodig als stok achter de deur. In een tussenrapport uitgevoerd door Panteia concluderen de onderzoekers, mede op basis van gesprekken met alle relevante organisaties dat invoering van een breed wettelijk moratorium niet wenselijk is.