Gevolgen pakketmaatregel gemeente Amsterdam en verdeelvoorstel compensatiemiddelen Eindrapportage
The difficulty lies not so much in developing new ideas, as in escaping from the old ones (J. Keynes)
Enschede, 8 juli 2010 MH/10/1838/pams ir. Alice van Beest-de Bruin drs. Nico Dam drs. Marcel Hengeveld
Managementsamenvatting Amsterdam verbreedt en ontwikkelt het dienstenaanbod voor burgers die hun AWBZ-begeleiding hebben verloren als gevolg van de AWBZ pakketmaatregel. Deze burgers kunnen sinds 2009 een beroep doen op de gemeente. Het is voor Amsterdam niet alleen een wens om dit te doen, maar het is ook een voldongen feit dat dit moet gebeuren. Met de pakketmaatregel wordt naar verwachting 800 miljoen euro bespaart op AWBZ uitgaven. Het Rijk heeft daartegenover 127 miljoen euro aan structurele compensatiemiddelen aan de gemeenten beschikbaar gesteld, voor de ondersteuning van burgers die gevolgen ondervinden van de pakketmaatregel. Amsterdam ontvangt daarvan jaarlijks 6,23 miljoen. Één op één overhevelen van AWBZ zorg door de Wmo is dan ook onmogelijk. Verandering is nodig. In opdracht van de dienst Wonen, Zorg en Samenleven heeft bureau HHM onderzoek uitgevoerd. Op basis daarvan is een advies opgesteld voor de verdeling van de middelen vanaf 2011. Daarbij is aansluiting gezocht bij de lopende inhoudelijke ontwikkelingen en de visie van de gemeente Amsterdam op de Wmo en het welzijn. Het onderzoek Het onderzoek startte met een analyse van: ● door verschillende organisaties aangeleverde casuïstiek; ● uitkomsten van de herindicaties door het CIZ; ● resultaten van dossieronderzoek bij BJAA. De analyse leidde per cliëntgroep tot een overzicht van de belangrijkste ondersteuningsvragen en omvang van de doelgroepen. Op basis van documentanalyse is een beeld verkregen van het beschikbare aanbod in de stad. De voorlopige uitkomsten zijn besproken tijdens zes bijeenkomsten met verschillende experts en vertegenwoordigers van cliënten. In het tweede deel van het onderzoek is een aantal bouwstenengesprekken gevoerd met ambtelijk vertegenwoordigers van verschillende diensten om een beeld te vormen van het gevoerde beleid in Amsterdam en zo het verdeelmodel daarbij te laten aansluiten. Op basis daarvan is een conceptadvies opgesteld over de benodigde ondersteuning en een verdeelmodel dat eerst met een begeleidingsgroep is besproken. Tijdens een afsluitende bijeenkomst met vertegenwoordigers van de verschillende organisaties die bij de expertbijeenkomsten aanwezig waren, zijn de uitgangspunten voor het verdeelmodel getoetst. Mede op basis daarvan hebben we voorliggende eindrapportage opgesteld. Uitkomsten In het eerste deel van het onderzoek is geconcludeerd dat bijna 4.000 Amsterdammers als gevolg van de pakketmaatregel (een deel van) de AWBZbegeleiding kwijtraakt. Dit leidt voor een deel van deze groep burgers tot problemen door het onbeantwoord blijven van de vraag naar ondersteuning. Als de gemeente niet adequaat handelt, kan dit leiden tot het vergroten van het probleem van de burgers en daarmee het terugzakken naar matige tot ernstige beperkingen. De gemeente moet de burger ondersteunen en daarmee verslechtering voorkomen.
MH/10/1838/pams
8 juli 2010
© bureau HHM
Pagina 2 van 52
Om zicht te krijgen op de vraag zijn de getroffen cliënten verdeeld naar vier Amsterdamse doelgroepen, namelijk de ouderen en dementerenden, chronisch zieken en gehandicapten, psychiatrische cliënten en mensen met een verstandelijke beperking. Binnen de drie laatste doelgroepen is onderscheid gemaakt naar jeugd (jonger dan 18 jaar) en volwassenen (18+). De grootste doelgroep in Amsterdam wordt gevormd door de volwassen psychiatrische cliënten. De meeste getroffen jongeren hebben een verstandelijke beperking. Voor alle doelgroepen zijn de mogelijke ondersteuningsvragen beschreven. Voor het beantwoording van die ondersteuningsvragen is in de stad in beginsel aanbod beschikbaar. Dit is echter niet in voldoende mate beschikbaar, niet in alle delen van de stad en nog niet toegankelijk voor alle doelgroepen. Ook is het nodig dat kritisch wordt gekeken of het beschikbare aanbod ook het gewenste aanbod is. Er zijn twee centrale uitdagingen voor Amsterdam om nu en in de toekomst kwetsbare mensen op effectieve en doelmatige wijze te kunnen ondersteunen opdat zij langdurig zelfstandig thuis kunnen blijven wonen en participeren in de maatschappij: 1. het verbinden en verbreden van het beschikbare aanbod, zodat een breder continuüm aan voorzieningen wordt gerealiseerd dat voor meerdere groepen toegankelijk is; 2. het vernieuwen van het aanbod. Bij het vernieuwen is het van belang dat minder wordt gedacht in termen van individuele oplossingen, maar meer in de vorm van collectieve of algemene voorzieningen. Het accent moet komen te liggen op het versterken van de eigen kracht van burgers met beperkingen en het versterken van het sociale netwerk rondom de burgers. Deze ontwikkeling sluit aan bij de inmiddels ingezette formulering van basispakketten (waarin wordt toegewerkt naar gelijkluidend welzijnsaanbod in alle stadsdelen) en de ontwikkelingslijn gericht op Welzijn Nieuwe Stijl, zoals blijkt uit de concepten voor de verschillende basispakketten. Om vanuit de ondersteuningsvragen van burgers de aansluiting te creëren met het aanbod zoals dat in de verschillende basispakketten wordt vormgegeven, is een aanzet gegeven tot de vorming van zogenaamde welzijnsfuncties. Advies De uitkomsten van het onderzoek zijn vertaald naar een advies voor de verdeling van de 6,23 miljoen compensatiemiddelen die de gemeente van het Rijk ontvangen heeft. Dit model weerspiegelt de ambitie om de vernieuwing te ondersteunen en gelijktijdig de stadsdelen ruimte te geven voor het bieden van alternatieve vormen van ondersteuning aan (getroffen) cliënten. Tevens is ruimte gecreëerd voor verdere ontwikkeling van Welzijn Nieuwe Stijl. In het model is onderscheid gemaakt naar stad/stadsdelen en naar jeugd/volwassenen. Het voorgestelde model heeft een tijdelijk karakter. Als gevolg van de doorontwikkeling verschuift de budgetbehoefte in de komende jaren van ontwikkeling (stedelijk niveau) naar uitvoering (stadsdelen). Van belang is daarbij te monitoren of er aanpassingen nodig zijn in het verdeelmodel.
MH/10/1838/pams
8 juli 2010
© bureau HHM
Pagina 3 van 52
Op basis van de aantallen getroffen cliënten, hun ondersteuningsvragen en informatie uit landelijk onderzoek rondom de kosten van compenserende voorzieningen is een verdeelvoorstel voor het budget opgesteld, zie onderstaande tabel. Het advies is dat de stadsdelen binnen de bestedingsrichtingen de ruimte krijgen om, mede op basis van de verwachte ondersteuningsvragen van de diverse cliëntgroepen en rekening houdend met de ontwikkeling naar Welzijn Nieuwe Stijl, tot eigen keuzen te kunnen komen. Voor jeugd is eveneens een onderscheid gemaakt tussen stad en stadsdelen, maar voor DMO geldt dat zij meer stedelijk is georiënteerd, zowel wat betreft beleidsontwikkeling als uitvoering. Het verdeelmodel geeft een bepaalde verhouding weer, maar in 2011 worden deze middelen in overleg tussen stad en stadsdelen verdeeld. Rekengrondslag
Budget tbv stad
Jeugdige cliënten: Doorontwikkeling van welzijn en bieden van compenserende voorzieningen, zoals individueel welzijn, mantelzorg en respijt, gezinsondersteuning en voorzieningen voor kinderen met psychiatrische problemen.
Budget tbv stadsdelen
€ 260.000
€ 680.000
Volwassen cliënten: Doorontwikkeling van welzijn en bieden van compenserende voorzieningen, zoals dagbesteding en ontmoeting, mantelzorg en respijt, ouderenadvies en individueel welzijn, hulp bij het huishouden, vrijwillige buddyzorg, schuldhulpverlening , gezinsondersteuning en individuele begeleiding.
€ 2.090.000
€ 3.200.000
TOTAAL
€ 2.350.000
€ 3.880.000
Aanbevelingen Wij geven aan Amsterdam de volgende aanbevelingen mee: ● Ontwikkel inhoudelijk welzijnsbeleid op basis van de welzijnsfuncties; ● Start enkele experimenten rondom cultuuromslag, verbinden (in)formele aanbieders, vernieuwen en verbreden voorzieningen ten behoeve van beantwoorden ondersteuningsvraag, en monitoren resultaten; ● Monitor de gevolgen van de pakketmaatregel; ● Beloon burgerinitiatieven.
MH/10/1838/pams
8 juli 2010
© bureau HHM
Pagina 4 van 52
Inhoudsopgave Managementsamenvatting ............................................................... 2 1. Achtergronden.......................................................................... 6 1.1 Inleiding ...................................................................................... 6 1.2 Aanpak onderzoek........................................................................... 7 1.3 Leeswijzer .................................................................................... 9
2. Doelgroep...............................................................................10 2.1 2.2 2.3 2.4 2.5
Aantal cliënten .............................................................................10 Klantgroepen................................................................................11 Spreiding over stadsdelen en doelgroepen .............................................13 Aard en omvang verlies begeleiding.....................................................14 Ondersteuningsvragen .....................................................................15
3. Aanbod ..................................................................................18 3.1 Kader: piramide eigen kracht ............................................................18 3.2 Huidig en alternatief aanbod.............................................................19 3.3 Conclusie ....................................................................................21
4. Welzijnsfuncties ......................................................................22 4.1 4.2 4.3 4.4
Uitwerking functies, resultaten en voorzieningen ....................................23 Aandachtspunten bij de invulling en realisatie voorzieningenniveau ..............23 Algemene aandachtspunten ..............................................................24 Conclusie ....................................................................................25
5. Verdeelmodel..........................................................................26 5.1 Uitgangspunten .............................................................................26 5.2 Keuze voor een verdeelmodel............................................................28 5.3 Opbouw van het verdeelmodel...........................................................30 5.4 Berekening budget voor compenserende voorzieningen .............................33 5.5 Het verdeeladvies ..........................................................................36
6. Aanbevelingen .........................................................................37 Bijlage Bijlage Bijlage Bijlage
1. 2. 3. 4.
Uitwerking gegevens BJAA .....................................................39 Analyse casuïstiek ...............................................................43 Welzijnsfuncties en resultaten per doelgroep ..............................46 Onderbouwing verdeelmodel compensatiebudget..........................51
MH/10/1838/pams
8 juli 2010
© bureau HHM
Pagina 5 van 52
1. Achtergronden 1.1 Inleiding De AWBZ-pakketmaatregel begeleiding In de afgelopen jaren zijn de kosten voor de AWBZ toegenomen. Dit is veroorzaakt door zowel een toename in het aantal cliënten als een toename in het aantal uren geleverde zorg. Het kabinet heeft besloten om de AWBZ terug te brengen naar de oorspronkelijke doelstelling, namelijk het verzekeren van de langdurige zorg en de niet verzekerbare risico’s. Reden hiervoor is om de kwaliteit en betaalbaarheid te kunnen blijven waarborgen. Eén van de genomen maatregelen betreft het per 1 januari 2009 samenvoegen van de drie AWBZ-functies ‘ondersteunende begeleiding’ (OB), ‘activerende begeleiding’ (AB) en ‘behandeling’ tot twee nieuwe functies ‘begeleiding’ en ‘behandeling’. Aanspraak op de functie ‘begeleiding’ (BG) is voorbehouden aan mensen met matig of ernstig regieverlies en beperkingen op het terrein van zelfredzaamheid. Dit betekent dat mensen met lichte beperkingen niet meer in aanmerking komen voor BG op grond van de AWBZ. Ook kunnen de mensen die wel recht houden op BG, te maken krijgen met een vermindering van het aantal uren. De verwachting is dat deze maatregel op termijn een besparing oplevert van circa € 800 miljoen per jaar. Gemeenten krijgen te maken met de gevolgen van deze pakketmaatregel1. Meer burgers doen een beroep op compenserende voorzieningen vanuit de Wmo. Daarvoor ontvangen de Nederlandse gemeenten met ingang van 2010 structureel € 127 miljoen per jaar, Amsterdam krijgt daarvan € 6,23 miljoen. Deze compensatiemiddelen zijn onvoldoende om het gemis van de begeleiding uit de AWBZ voor alle getroffen cliënten één-op-één op te vangen. Dit vraagt van de gemeenten dat wordt gezocht naar alternatieve oplossingen. De gevolgen in Amsterdam De compensatiemiddelen zijn onvoldoende om alle ondersteuning die burgers ontvingen vanuit de AWBZ over te nemen. Alternatieven in de welzijnsfeer zijn dan ook nodig. De gemeente Amsterdam wil daarom een zorgvuldige afweging maken voor de besteding van de extra gelden. Ter voorbereiding daarop is gesproken met lokale partijen, aanbieders, vertegenwoordigers van cliënten en cliëntenorganisaties die betrokken zijn bij de ondersteuning. Aan de ene kant om scherp inzicht te krijgen in de feitelijke gevolgen, aan de hand van concrete casuïstiek; aan de andere kant om van partijen te vernemen welke factoren bij de verdeling van de middelen een rol (moeten) spelen.
1 Een andere maatregel is het schrappen van de grondslag ‘psychosociaal’ uit de AWBZ vanaf 2008. Deze middelen zijn één-op-één overgeheveld naar de gemeenten. Vanwege de aard van de zorg die hiermee werd geleverd heeft Amsterdam dit budget gebruikt in het kader van de Maatschappelijke Opvang (of: openbare geestelijke gezondheidszorg, OGGZ en ontregelde huishoudens). Deze pakketmaatregel psychosociaal raakt vergelijkbare doelgroepen als de pakketmaatregel begeleiding, maar vraagt om een andere benadering. Dit vormt geen onderdeel van deze rapportage.
MH/10/1838/pams
8 juli 2010
© bureau HHM
Pagina 6 van 52
Het onderzoek In nauw overleg met de stadsdelen is voor de korte termijn een verdeling van de compensatiemiddelen in 2010 bepaald. Hierbij is gekozen voor een verdeling van de middelen in een drietal bestedingsrichtingen over stad en stadsdelen: ● het oplossen van acute knelpunten bij bestaand aanbod; ● het versterken van bestaand welzijnsaanbod door de stadsdelen, zoals mantelzorgondersteuning, steun- en leuncontacten en individueel gerichte diensten; ● het ontwikkelen van nieuwe initiatieven gericht op onder andere het versterken van zelfregie, informele netwerken, verbinden van welzijn en vrijwillige inzet. Voor de inzet van de middelen op langere termijn is een zorgvuldige afweging nodig, waarbij ervan wordt uitgegaan dat primair sprake is van (collectief) Wmoaanbod. Als dat niet voldoet, zijn maatwerkoplossingen in de sfeer van individuele steun- en leuncontacten mogelijk. De focus van deze alternatieve invulling richt zich op het creëren van eigen oplossingen, zelfregie en het versteken van sociale netwerken. Bureau HHM heeft in opdracht van de gemeente Amsterdam (dienst Wonen, Zorg en Samenleven) een onderzoek uitgevoerd naar de aard en omvang van de getroffen doelgroepen en het bijpassend alternatieve aanbod. Op basis daarvan is een voorstel gemaakt voor de verdeling van de compensatiemiddelen voor de langere termijn, vanaf 2011. In dit rapport beschrijven we de resultaten van het onderzoek en presenteren we een voorstel voor de verdeling van de beschikbaar gestelde compensatiemiddelen.
1.2 Aanpak onderzoek De centrale doelstelling is tweeledig, namelijk: 1. Beschrijf de aard en omvang van de groep cliënten die geen indicatie meer krijgt op grond van de pakketmaatregel begeleiding en de cliënten voor wie binnen de Wmo een oplossing moet worden gevonden binnen. 2. Stel een kader op met afwegingscriteria gerelateerd aan verschillende belanghebbenden en daaraan gekoppeld een financiële verdelingssystematiek voor de te onderscheiden oplossingsrichtingen. De aanpak bestaat uit verschillende onderzoeksfasen: ● Inventarisatie cliënteninformatie. We hebben met de aangeleverde casuïstiek2 gekeken naar de ondersteuningsvragen die leven in Amsterdam. Daarnaast hebben we in overleg met het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) en het Bureau Jeugdzorg Agglomeratie Amsterdam (BJAA) informatie verzameld over aantallen door de pakketmaatregel getroffen cliënten en hun kenmerken. ● Inventarisatie huidige Wmo-voorzieningen. Vanuit verschillende bronnen hebben we een overzicht gemaakt van alle huidige voorzieningen in de Wmo, om inzicht te krijgen in mogelijk bestaande TP
TP
2 PT
PT
De casuïstiek was afkomstig van partijen zoals MEE, Sigra, cliëntorganisaties, Okido.
MH/10/1838/pams
8 juli 2010
© bureau HHM
Pagina 7 van 52
●
●
●
●
●
alternatieven. Hierbij hebben we onder andere gebruikgemaakt van de uitkomsten van een vergelijkbare inventarisatie van de collectieve welzijnsvoorzieningen in de stadsdelen en van rapportages van eerder uitgevoerde onderzoeken (waaronder die van het programma ‘gebiedsgericht werken’ in Amsterdam uit 2007). De uitkomsten van de eerste twee stappen zijn besproken tijdens een bijeenkomst met verschillende vertegenwoordigers van stedelijke diensten en stadsdelen, aanbieders, cliëntenorganisaties en ervaringsdeskundigen. Expertmeetings aanvullende voorzieningen. In zes bijeenkomsten met vertegenwoordigers van zorg- en welzijnsorganisaties, cliëntorganisaties, belangenorganisaties en ervaringsdeskundigen uit de stad zijn de bestaande en gewenste alternatieve/aanvullende voorzieningen besproken. Deze bijeenkomsten waren thematisch georganiseerd: — één bijeenkomst over ‘ouderen’; — één over ‘gehandicapten’; — één over ‘GGZ-cliënten’; — één rond de jeugd; — één met vernieuwende denkers; — één met de ambassadeurs van de kwetsbare groepen in de stad. Bouwstenengesprek ontwikkeling verdeelmodel. Om zicht te krijgen op beleidsmatige en bestuurlijke aspecten die voor het verdeelmodel van belang zijn, zijn vijf verkennende gesprekken gevoerd met inhoudelijk betrokken(en) en verantwoordelijke ambtenaren. Tijdens de gesprekken hebben wij kennisgenomen van de huidige afspraken over de verdeling van Wmo-taken en middelen over stad en stadsdelen en verschillende opvattingen die daarbij van belang zijn. De bouwsteengesprekken hebben inzicht gegeven in de factoren die voor de verdeelsystematiek en het bijbehorende afwegingskader relevant zijn. Concept verdeelmodel. In deze fase is de tot dan toe verzamelde informatie uitgewerkt tot een concept verdeelmodel voor de verdeling van de beschikbare middelen op basis van een bijbehorend afwegingskader. Het model is besproken met een ambtelijke vertegenwoordiging, samengesteld op aangeving van de opdrachtgever. Op basis van de aldaar verkregen feedback is het concept verdeelmodel bijgesteld tot een conceptmodel dat met het veld is getoetst. Brede bijeenkomst met betrokkenen. In een brede bijeenkomst met betrokken partijen uit het veld en vertegenwoordiging van cliënten zijn de uitkomsten van het onderzoek en het concept verdeelmodel besproken en getoetst. De bijeenkomst heeft inzichten opgeleverd in de reacties van het veld op het concept verdeelmodel en de onderliggende overwegingen. Eindrapportage. De uitkomsten zijn beschreven in een conceptversie van deze eindrapportage. Na bespreking daarvan met de opdrachtgever, is dit definitief gemaakt.
Tijdens het onderzoek heeft periodiek overleg plaatsgevonden met vertegenwoordigers van de gemeente Amsterdam als opdrachtgever. Deze bijeenkomsten
MH/10/1838/pams
8 juli 2010
© bureau HHM
Pagina 8 van 52
hebben mede richting gegeven aan het onderzoek en aan de inhoudelijke informatie die daarbij is gebruikt. Klantgroepen Centraal in de aanpak van het onderzoek stonden de 14 klantgroepen, waarvan in eerder onderzoek was vastgesteld dat dit de cliënten zijn die door de pakketmaatregel de begeleiding verliezen3. De klantgroepen zijn voor dit onderzoek in Amsterdam verder aangescherpt. Daarbij is gebruikgemaakt van kennis bij lokale zorg- en welzijnspartijen rondom de ondersteuningsbehoeften van cliënten en op basis van aangeleverde casuïstiek. Van deze cliënten is in het algemeen bekend welke ondersteuningsvragen zij hebben en met welke ondersteuningsvragen zij zich bij de gemeente (kunnen) melden.
1.3 Leeswijzer In hoofdstuk 2 beschrijven we de kenmerken en aantallen van de getroffen cliënten. Een belangrijk deel van het materiaal dat hierbij is gebruikt, is aangeleverd door het CIZ en het BJAA. Bij elk van de groepen van cliënten geven we een beeld van de omvang van de oorspronkelijke AWBZ-begeleiding en van de belangrijkste ondersteuningsvragen die door de pakketmaatregel onbeantwoord blijven. Waar mogelijk koppelen we dit aan de zeven stadsdelen. In hoofdstuk 3 beschrijven we het aanbod. Het gaat daarbij niet alleen om het aanbod dat nu beschikbaar is, maar ook om welk aanbod er (idealiter) moet komen om aan nieuwe ondersteuningsvragen tegemoet te komen. Daarbij zoeken we aansluiting bij de ambitie die in ‘Welzijn Nieuwe Stijl’ is verankerd: meer focus op versterking van de eigen kracht en een grotere rol voor het sociale netwerk van de cliënten. Aansluitend beschrijven we enkele randvoorwaarden die moeten zijn ingevuld om tot (nieuwe) invulling van gewenst beleid te komen. Deze voorwaarden zijn onder meer gebaseerd op de resultaten van de expertbijeenkomsten. In hoofdstuk 4 presenteren we enkele welzijnsfuncties met bijbehorende resultaten. Dit is een aanzet om, binnen het kader van Welzijn Nieuwe Stijl, de ondersteuningsvragen van cliënten te koppelen aan het bestaande aanbod. Hoofdstuk 5 beschrijft het advies voor de verdeling van de compensatiemiddelen die de gemeente Amsterdam vanuit de rijkskas heeft ontvangen voor de AWBZpakketmaatregel. Deze verdeling onderbouwen we met enkele uitgangspunten en inhoudelijke overwegingen. Deze rapportage eindigt met hoofdstuk 6 waarin wij als onderzoekers enkele aanbevelingen doen voor vervolgstappen die de gemeente Amsterdam kan zetten. In de bijlagen zijn nadere uitwerkingen en toelichtingen opgenomen.
3
Onderzoek ministerie van VWS naar de gevolgen van de pakkemaatregel AWBZ voor gebruik van alternatieve voorzieningen, met name voor de Wmo, door getroffen klantgroepen. N. Dam e.a.; AWBZ Pakketmaatregel 2009: Getroffen klantgroepen;, 23 maart 2009 (kenmerk ND/09/0787/pak).
MH/10/1838/pams
8 juli 2010
© bureau HHM
Pagina 9 van 52
2. Doelgroep In dit hoofdstuk schetsen we een beeld van de doelgroep, de Amsterdamse cliënten die als gevolg van de pakketmaatregel (delen van) hun AWBZ-begeleiding kwijtraken. De gegevens in dit hoofdstuk, over volwassenen en jeugdigen met een (verstandelijke of lichamelijke) beperking, zijn afkomstig van het CIZ4. Het CIZ houdt uitgebreide registratie bij van cliënten die als gevolg van (her)indicatie geen of minder begeleiding krijgen. Daarnaast heeft BJAA gegevens aangeleverd over de cliënten jonger dan 18 jaar met een psychiatrische grondslag die geen of minder begeleiding krijgen. Dit zijn de feitelijke aantallen van cliënten die gevolgen van de pakketmaatregel ondervinden. In de toekomst ontvangt als gevolg van de pakketmaatregel een deel van de ‘nieuwe’ cliënten geen indicatie meer voor begeleiding. Wij verwachten dat, bij gelijkblijvend beleid en dezelfde bevolkingssamenstelling, de verhoudingen tussen de verschillende klantgroepen en de aantallen niet veel veranderen.
2.1 Aantal cliënten In tabel 1 (op de volgende bladzijde) is te lezen hoeveel cliënten in Amsterdam door de pakketmaatregel zijn getroffen. Op 1 januari 2009 hadden 10.770 cliënten een geldige aanspraak op AWBZ-begeleiding (BG). Daarvan is bij een aantal cliënten (n=3.871) de indicatie door natuurlijk verloop beëindigd, andere cliënten (n=990) zijn door toename van de zorgvraag inmiddels voor opname in aanmerking gekomen. Van de 5.909 cliënten die door het CIZ zijn geherindiceerd, verliezen 1.355 cliënten (22,9%) de BG geheel, terwijl 2.585 cliënten (43,7%) nu minder uren BG hebben. Het BJAA indiceert kinderen met psychiatrische beperkingen die voor (een PGB voor) begeleiding in aanmerking komen. De cijfers van BJAA zijn opgenomen in tabel 1 (zie volgende bladzijde). In alle volgende tabellen hebben we deze gegevens geïntegreerd en is deze groep onderdeel van de categorie psychiatrische cliënten jonger dan 18 jaar. In bijlage 1 beschrijven we op welke wijze de gegevens van BJAA zijn verkregen. Deze bleken niet direct te achterhalen en zijn via dossieronderzoek en extrapolatie van de uitkomsten daarvan achterhaald.
4
CIZ, Begeleiding AWBZ 2009; Ontwikkeling aanspraak begeleiding gemeente Amsterdam, situatie
1 april 2010; Rapportage van 1 juli 2010.
MH/10/1838/pams
8 juli 2010
© bureau HHM
Pagina 10 van 52
Categorieën
Af:
Totaal
%
CIZ: TOTAAL aantal cliënten met BG op 1-1-2009 AF: natuurlijk verloop (einde geldigheid) AF: ZZP / opname intramuraal
10.770 3.871 990
TOTAAL herindicatietraject
5.909
AF: gelijk of meer BG
1.969
100% 33,3%
Doelgroepen CIZ, bestaande uit:
3.940
66,7%
●
Minder BG
2.585
43,7%
●
Verlies BG
1.355
22,9%
402
100%
Doelgroepen BJAA, bestaande uit:
51
12,7%
●
Minder BG
35
8,8%
●
Verlies BG
16
3,9%
Totaal herindicatietraject BJAA
Totale doelgroep onderzoek
3.991
Tabel 1. Overzicht cliënten na het herindicatietraject (bron CIZ cliënten: eindrapportage CIZ van 1 juli 2010; bron BJAA cliënten: dit onderzoek)
2.2 Klantgroepen De eerder genoemde indeling in klantgroepen is gebaseerd op de combinatie van grondslag en de belangrijkste beperkingen. Deze klantgroepen zijn samengesteld in de aanloop naar de AWBZ-pakketmaatregel en geven gemeenten een beeld van mogelijke ondersteuningsvragen per type cliënt. Voor de cliënten die het CIZ indiceert zijn tien klantgroepen beschreven (1-10), voor cliënten die van een Bureau Jeugdzorg een indicatie voor AWBZ-zorg krijgen, zijn dat vier klantgroepen (A-D). Bij elk van deze klantgroepen is de ondersteuningsvraag beschreven en de mogelijke effecten die zich voordoen wanneer zij geen begeleiding meer uit de AWBZ ontvangen. In tabel 2 (zie volgende bladzijde) zijn deze klantgroepen weergegeven.
MH/10/1838/pams
8 juli 2010
© bureau HHM
Pagina 11 van 52
Nr.
Klantgroepen
1
Ouderen met beginnende ouderdomsklachten zonder dat een duidelijke diagnose is gesteld.
2
Ouderen met beginnend geheugenverlies en concentratiestoornissen die vaak kampen met gemis van partner of vrienden.
3
Ouderen waarbij beginnende dementie is gediagnosticeerd, die doorgaans nog thuis wonen en vaak een partner hebben en/of mantelzorg krijgen.
4
Volwassenen die als gevolg van chronische invaliderende aandoeningen beperkt zijn in de persoonlijke verzorging.
5
Volwassenen die als gevolg van chronische invaliderende aandoeningen licht beperkt zijn in hun psychisch functioneren.
6
Chronisch psychiatrische patiënten, zowel stabiel als instabiel, die niet of niet altijd zelfstandig kunnen functioneren.
7
Volwassenen met somatische of psychiatrische problematiek die ondersteund worden in de gezinssituatie.
8
Mensen met lichte verstandelijke beperkingen die zelfstandig of thuis bij de ouders wonen.
9
Jongeren en jongvolwassenen met lichte gedragsproblemen als gevolg van een lichte verstandelijke beperking, die buiten andere sectoren (psychiatrie, jeugdzorg, justitie) vallen.
10
Mensen met zintuiglijke beperkingen die met diverse hulpmiddelen redelijk tot goed zelfstandig kunnen wonen.
A
Kinderen met lichte beperkingen die begeleiding krijgen om vaardigheden te oefenen.
B
Kinderen en jongeren met lichte beperkingen waarbij de ouders ontlast moeten worden.
C
Kinderen met lichte beperkingen waarvan de ouders niet in staat zijn het kind voldoende te ondersteunen.
D
Kinderen met lichte beperkingen die geen begeleiding accepteren van ouders.
Tabel 2. Klantgroepen die door de AWBZ pakketmaatregel begeleiding worden getroffen (bureau HHM 2009) De gemeentelijke rapportage van het CIZ bevat een indeling van de cliënten in 10 verschillende categorieën. Deze indeling is gemaakt op basis van de combinatie van leeftijd en (dominante) grondslag en niet op kenmerken zoals bij de hierboven genoemde klantgroepen. Om de gegevens van het CIZ te gebruiken in dit onderzoek, hebben wij in tabel 3 (zie volgende bladzijde) de oorspronkelijke klantgroepen samengenomen tot vier Amsterdamse doelgroepen. Bij drie doelgroepen (niet bij de categorie ouderen en dementerenden) maken we in deze rapportage onderscheid naar leeftijd (tot 18 jaar en 18 jaar en ouder).
MH/10/1838/pams
8 juli 2010
© bureau HHM
Pagina 12 van 52
Amsterdamse doelgroepen
Landelijke klantgroepen
Ouderen en dementerenden
1. Ouderen met ouderdomsklachten 2. Ouderen met geheugenverlies 3. Ouderen met beginnende dementie
Chronisch zieken en gehandicapten
4. Volwassenen chronisch invalide 5. Jonger dan 18 jaar chronisch invalide 10. Mensen met zintuiglijke beperkingen
Psychiatrische cliënten
6. Chronische psychiatrie 7. Volwassen met gezinsproblemen A t/m D. Jongeren met psychiatrische problematiek
Verstandelijk beperkten
8. Licht verstandelijk beperkten 9. Jonger dan 18 jaar met een (lichte) verstandelijke beperking
Tabel 3. Amsterdamse doelgroepen op basis van de landelijke klantgroepen
2.3 Spreiding over stadsdelen en doelgroepen Het CIZ heeft op verzoek van de gemeente Amsterdam op 12 maart 2010 overzichten van getroffen cliënten aangeleverd op postcodeniveau en naar bovengenoemde groepen. Op basis daarvan hebben we de Amsterdamse doelgroepen verdeeld over de stadsdelen5. De Amsterdamse doelgroepen zijn in de tabel verder uitgesplitst om meer zicht te geven op de eventuele onderlinge verschillen. Tabel 4 bevat een beeld van de verdeling van 3.381 cliënten over de stad. De eindrapportage van het CIZ omvatte geen verdeling naar stadsdelen en minder onderscheid in leeftijdscategorieën, om die reden zijn de gegevens uit maart 2010 gebruikt. Getroffen cliënten in Amsterdam
Centrum
Nieuw west
West
Zuid
Oost
Noord
Zuidoost
Totaal
%
Ouderen en dementerenden
41
99
119
123
89
123
88
682
20%
Chronisch ziek/gehandicapt <18
10
15
44
22
49
30
32
202
6%
Chronisch ziek/gehandicapt 18+
34
98
92
73
122
90
64
573
17%
Psychiatrische cliënten <18
3
6
11
7
9
9
6
51
2%
Psychiatrische cliënten 18+
97
199
147
190
165
121
133
1.052
31%
Verstandelijk beperkten <18
20
50
74
31
55
62
70
362
11%
Verstandelijk beperkten 18+
16
81
95
39
74
105
49
459
14%
221
548
582
485
563
540
442
3.381
100%
Percentage
7%
16%
17%
14%
17%
16%
13%
100%
Overzicht cliënten < 18 jaar
33
71
129
60
113
101
108
615
Percentage
5%
12%
21%
10%
18%
16%
18%
100%
TOTAAL
18%
Tabel 4. Aantallen getroffen cliënten per stadsdeel (bron: CIZ, 12 maart 2010) 5
Het stadsdeel Westpoort is in deze rapportage onderdeel van het stadsdeel West.
MH/10/1838/pams
8 juli 2010
© bureau HHM
Pagina 13 van 52
In tabel 4 vallen de volgende zaken op: ● De meeste burgers die de gevolgen van de pakketmaatregel ondervinden, zijn volwassen cliënten met een psychiatrisch probleem. Dit geldt ook per stadsdeel. ● Alleen naar grondslag kijken (ongeacht jeugd/volwassen) dan is de groep cliënten met een psychiatrisch probleem ook de grootste groep, behalve voor de stadsdelen Nieuw-West en Noord. In deze stadsdelen ligt het zwaartepunt bij de cliënten met een verstandelijke beperking. ● De grootste groep burgers, jonger dan 18 jaar, die de gevolgen van de pakketmaatregel ondervindt, zijn de jeugdigen met een verstandelijke beperking. ● In alle stadsdelen vormen ouderen met (beginnende) dementie en mensen met een zintuiglijke beperking, de kleinste doelgroep. ● De getroffen chronisch zieken wonen voornamelijk in stadsdeel Oost. De ouderen zijn redelijk verdeeld over de stadsdelen, met uitzondering van het centrum. ● Het stadsdeel Centrum heeft de minste burgers die gevolgen van de pakketmaatregelen ondervinden, in absoluut aantal en ten opzichte van het totale aantal inwoners in het stadsdeel. ● Stadsdeel Noord heeft ten opzichte van het aantal bewoners het hoogste aantal burgers dat gevolgen van de pakketmaatregel ondervindt. In absoluut aantal is Nieuw West het stadsdeel met de meeste burgers die gevolgen van de pakketmaatregel ondervinden. ● Bij de cliënten die alle begeleiding volledig hebben verloren, vormen ouderen de grootste doelgroep. Psychiatrische cliënten zijn de grootste groep als het gaat om vermindering van het aantal uren BG.
2.4 Aard en omvang verlies begeleiding Het CIZ heeft aan de cliënten die na herindicatie (een deel van) hun AWBZbegeleiding zijn kwijtgeraakt, gevraagd of zij hun gegevens aan gemeenten beschik– baar wilden stellen. In Amsterdam hebben 1.893 cliënten daarmee ingestemd. Van deze cliënten is bekend hoeveel uren BG zij voor herindicatie hadden en wat de uitkomst van de herindicatie is. Aan de hand van deze gegevens is de aard en de omvang van het verlies aan begeleiding in kaart gebracht. In tabel 5 is af te lezen hoe de aard van de begeleiding is gewijzigd. In de bovenste regel van deze tabel is aangegeven welke aard van begeleiding bij de start van de herindicatie aan de orde was (individuele begeleiding, begeleiding in groepsverband of de combinatie daarvan) en bij hoeveel cliënten. Voor:
Individueel (980)
Groep (565)
Beide (348)
Totaal (1.893)
384
19
80
483
Groep
2
8
45
55
Beide
10
94
37
141
584
444
186
1.214
Na: Individueel
Geen BG meer
Tabel 5. Verandering van de aard van de begeleiding bij 1.893 cliënten MH/10/1838/pams
8 juli 2010
© bureau HHM
Pagina 14 van 52
In tabel 6 geven we aan hoeveel uren begeleiding de cliënten gemiddeld per week hebben verloren. Voor de mensen die BG volledig hebben verloren, is de gemiddelde omvang per week aangegeven in de oude situatie. Gedeeltelijk verlies BG Functie Individueel
Gem. omvang resterende BG
Gemiddeld verlies
% Verlies
Volledig verlies BG Gem. omvang BG voor herindicatie
N
N
3,21
-2,95
47,9%
483
3,32
584
Groep
16,54
-11,17
40,3%
141
20,36
444
Beide
21,58
-3,82
15,0%
55
24,74
186
Totaal
7,46
-7,13
48,9%
679
13,46
1.214
Tabel 6. Gemiddeld verlies aan begeleiding, in uren per week Uit verdere analyse blijkt tussen de stadsdelen nauwelijks verschil te zijn als het gaat om de omvang van het verlies aan begeleiding. Het verlies aan uren begeleiding in groepsverband oogt tamelijk fors. Hierbij moet worden bedacht dat groepsbegeleiding in dagdelen wordt geïndiceerd, waarbij één dagdeel staat voor vier uren. Van de cliënten die na herindicatie minder groepsbegeleiding hebben, verliest 30% 1-3 dagdelen, de helft verliest 3-6 dagdelen. De mensen die een deel van de begeleiding verliezen, houden gemiddeld genomen de helft over van wat ze hadden. De door BJAA geherindiceerde cliënten verliezen gemiddeld 2 tot 4 uur begeleiding wanneer zij geen aanspraak meer maken op AWBZ-begeleiding. Hiervan is gemiddeld 0 tot 2 uur individuele begeleiding en 2 uur groepsbegeleiding. Wanneer de cliënten deels aanspraak blijven maken op AWBZ-begeleiding, dan verliezen zij gemiddeld 4 tot 5 uur begeleiding. Deze cliënten verliezen gemiddeld een half uur tot 2,5 uur individuele begeleiding en 3 uur groepsbegeleiding.
2.5 Ondersteuningsvragen Uit de vorige paragrafen komt naar voren hoeveel burgers minder begeleiding hebben ontvangen. We kennen daarmee het aantal cliënten. Door het toepassen van de indeling in klantgroepen, is het mogelijk de koppeling te leggen met de ondersteuningsvragen die bij deze burgers mogelijk leven. De ondersteuningsvragen van de getroffen cliënten zijn in grote lijnen uit het eerder genoemde onderzoek bekend. Deze zijn toegespitst op de Amsterdamse situatie door gebruik te maken van kennis van lokale zorg- en welzijnspartijen en ambassadeurs in expertbijeenkomsten en op basis van aangeleverde casuïstiek. Hieronder geven we de belangrijkste ondersteuningsvragen per combinatie van doelgroepen weer. In bijlage 2 is een korte analyse van de casuïstiek opgenomen. Ouderen en dementerenden: ● voorkomen sociaal isolement; ● ondersteunen bij een zinvolle en gezonde dagbesteding gericht op participatie; ● begeleiden bij structuur aanbrengen; ● helpen bij administratie en organisatie zorg; ● ondersteunen bij ordenen woonomgeving; MH/10/1838/pams
8 juli 2010
© bureau HHM
Pagina 15 van 52
● ● ● ● ● ● ● ●
ontlasten mantelzorgers; helpen bij terugkrijgen regie; ondersteunen in rouwverwerking; bespreken problemen en oplossingen; begeleiden bij bezoek aan instellingen; helpen bij voorkomen vervuiling; helpen bij in beweging blijven (fysiek); ondersteunen bij bereiken voorzieningen (vervoer).
Chronisch zieken en gehandicapten: begeleiden bij structuur aanbrengen in leven ook ten behoeve van de kwaliteit van leven; ● ondersteunen bij administratie en organisatie zorg; ● ontlasten mantelzorgers; ● begeleiden bij structuur aanbrengen in dag- of weekindeling; ● bieden van houvast; ● ondersteunen bij een zinvolle en gezonde dagbesteding gericht op participatie; ● geven van praktische ondersteuning. ●
Verstandelijk beperkten begeleiden bij structuur aanbrengen in leven ook ten behoeve van de kwaliteit van leven; ● ondersteunen bij administratie en organisatie zorg; ● ontlasten mantelzorgers; ● begeleiden bij structuur aanbrengen in dag- of weekindeling; ● ondersteunen bij onderhouden en aangaan sociale relaties; ● voorkomen psychische klachten; ● ondersteunen bij een zinvolle en gezonde dagbesteding gericht op participatie; ● geven van praktische ondersteuning. ●
Psychiatrische cliënten: ● bieden van psychosociale begeleiding bij inzicht krijgen en aanleren positieve communicatie; ● leren omgaan met tegenslagen, stress en problemen; ● begeleiden bij zelfstandig wonen; ● begeleiden bij terugkeer naar werk; ● begeleiden bij terugkeer in maatschappij; ● begeleiden bij structuur aanbieden; ● begeleiden bij opvoeden kinderen; ● ondersteunen bij een zonvolle en gezonde dagbesteding gericht op maatschappelijke participatie; ● ondersteunen bij aangaan en onderhouden sociale contacten; ● leren omgaan met tegenslagen, stress en problemen uit het dagelijks leven; ● ondersteunen bij administratie en organisatie zorg; ● bieden van een klankbordfunctie. Jeugdige cliënten: helpen bij sociale vaardigheden; ● begeleiden bij bieden structuur; ●
MH/10/1838/pams
8 juli 2010
© bureau HHM
Pagina 16 van 52
● ● ● ● ● ●
ondersteunen ouders om zorgverlening voor kind vol te houden; eventueel combineren met doelen voor kind; monitoren gezin; helpen bij aanbrengen structuur in leven; helpen bij aanleren van bepaald gedrag in sociale situaties; helpen zelfstandig te worden.
MH/10/1838/pams
8 juli 2010
© bureau HHM
Pagina 17 van 52
3. Aanbod In de gemeente Amsterdam zijn vanuit de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) diverse voorzieningen georganiseerd voor haar burgers. Door de pakketmaatregel is er een nieuwe vraag van de burgers voor de gemeente bijgekomen die in het voorgaande hoofdstuk is weergegeven. Om invulling aan deze vraag te kunnen geven, kijken we naar de mogelijke inzet van de huidige voorzieningen of alternatieven. Uitgangspunt hierbij is de eigen mogelijkheden van de burger. De aanvullende ondersteuning is zo ‘licht’ als kan en wordt ‘zwaarder’ als dat nodig is. In dit hoofdstuk gaan we eerst in op het kader waarbinnen de voorzieningen een plaats hebben, vervolgens komen het bestaande aanbod en alternatieven aan de orde. Dit aanbod wordt niet alleen ingezet om aan de ondersteuningsvraag van de doelgroepen te voldoen. Het voorkomt eveneens dat burgers terug moeten vallen op zwaardere zorg (naar matige en ernstige beperkingen).
3.1 Kader: piramide eigen kracht Het centrale doel van de Wmo is dat iedereen kan meedoen in de samenleving met als uitgangspunt zelfredzaamheid en verantwoordelijkheid voor het eigen leven. Burgers worden aangesproken op hun verantwoordelijkheid voor het eigen leven en dat van mensen binnen het eigen sociale netwerk. Daarbuiten worden zij uitgedaagd tot actief burgerschap. Gemeenten worden op hun beurt uitgedaagd hieraan op een vernieuwende wijze invulling te geven. Hierbij is het van belang niet alleen te kijken naar alternatieven voor de zorg die onder de pakketmaatregel is weggevallen, maar aan te sluiten bij de brede context van het Wmo-beleid. De gemeente Amsterdam wil uitgaan van de volgende volgorde bij het beantwoorden van de ondersteuningsvraag: ● De eerste prioriteit in Amsterdam ligt bij de eigen kracht van burgers en het sociale netwerk van mensen die begeleiding verliezen. Versterking daarvan draagt bij aan de mogelijkheid van burgers om tot eigen zelfredzaamheid en maatschappelijke participatie te komen. De burger heeft zelf ook verantwoordelijkheden waar het gaat om het vinden van mogelijkheden. ● Algemene voorzieningen (zoals bibliotheek, sportclub of kerk) zijn, met kleine aanpassingen, geschikt te maken voor de burgers die begeleiding verliezen. ● Voorzieningen (collectief of individueel) voor burgers met bepaalde specifieke behoeften aan ondersteuning. Dit zijn voorzieningen die door diverse veldIndivipartijen zijn opgezet om te kunnen dueel voldoen aan de ondersteuningsvraag van Collectief de burgers. Dit kunnen bestaande voorzieningen zijn die worden uitgebreid, Algemeen bestaande voorzieningen die een ander doel krijgen of geheel nieuwe Eigen kracht voorzieningen. De uitvoering kan Betrokken samenleving gebeuren door bijvoorbeeld professionele aanbieders, vrijwilligers, stagiaires of ervaringsdeskundigen. MH/10/1838/pams
8 juli 2010
© bureau HHM
Pagina 18 van 52
Hoe hoger in de piramide, hoe individueler en (daarmee) hoe duurder de oplossing. De uitdaging voor de gemeente Amsterdam is de burgers zoveel mogelijk onderin de piramide te helpen, om te voorkomen dat zij hoog in de piramide oplossingen nodig hebben. Er is een inhoudelijk belang om te voorkomen dat onnodig zware hulp wordt ingezet, in het verlengde van het Wmo-beleid en met het oog op Welzijn Nieuwe Stijl. Daarnaast ook een financieel belang om gerichte oplossingen onderin de piramide te creëren. Er is immers een gat tussen de 800 miljoen die het Rijk verwacht te besparen en de 127 miljoen die de gemeenten in Nederland ontvangen om de ondersteuningsvragen op te vangen. Het is van het individu afhankelijk of de burger inderdaad op eigen kracht, met zijn sociale netwerk of door een beroep op de gemeente, het gewenste niveau van zelfredzaamheid en maatschappelijke participatie kan realiseren. Voor sommige individuen blijft het nodig om individuele voorzieningen beschikbaar te stellen.
3.2 Huidig en alternatief aanbod De gemeente Amsterdam is opgedeeld in zeven stadsdelen. Elk stadsdeel is te zien als een eigen organisatie-eenheid waarbinnen de gemeente bepaalde voorzieningen moet treffen. Stad en stadsdelen hebben gezamenlijk bepaalde randvoorwaarden geformuleerd waaraan het aanbod van voorzieningen moeten voldoen. Dit is voor de Wmo geformuleerd in zogenaamde basispakketten. Momenteel zijn er drie basispakketten, aan een vierde wordt gewerkt (basispakket collectieve welzijnsdiensten): ● basispakket mantelzorg; ● basispakket individuele welzijnsdiensten; ● basispakket OKC (ouder kind centrum). Uit de documentatie over basispakketten, contacten met medewerkers van de gemeente en uit de expertbijeenkomsten, is gebleken dat in de gemeente Amsterdam een veelheid aan Wmo-voorzieningen aanwezig is. Deze voorzieningen kunnen bijdragen aan het beantwoorden van de ondersteuningsvragen van burgers die door de pakketmaatregel zijn getroffen. Voor talrijke ondersteuningsvragen op het gebied van opvang en onderdak, gezondheid, zelfstandig wonen en mobiliteit en sociale participatie en maatschappelijke activering, is aanbod beschikbaar. Echter niet overal met voldoende plaatsen, niet in alle delen van de stad en nog niet toegankelijk voor alle doelgroepen. Ook moet er kritisch worden gekeken of het beschikbare aanbod ook het gewenste aanbod is. Een relatief groot deel van de bestaande voorzieningen is gericht op het collectieve (bijvoorbeeld dagbesteding) en het individuele niveau (bijvoorbeeld buddyzorg). Maar daarnaast bestaat er ook een aantal voorzieningen specifiek gericht op eigen kracht en sociale netwerken. Ook is er aanbod dat momenteel nog niet geschikt is voor de doelgroep, maar met minimale aanpassingen hiervoor wel kan worden ingezet. Alternatieven Uit de expertbijeenkomsten is gebleken dat door creatief na te denken buiten de bestaande kaders, het aantal alternatieven kan worden aangepast en uitgebreid, met de focus op de onderste lagen van de piramide. Dit is uiteraard afhankelijk van MH/10/1838/pams
8 juli 2010
© bureau HHM
Pagina 19 van 52
de mogelijkheden in de stadsdelen en de ondersteuningsvragen die op een bepaald moment bij de doelgroepen leven. De volgende voorbeelden van alternatieve regieversterkende methoden zijn tijdens de expertbijeenkomsten verzameld: ● Meer richten op het ondersteunen van elkaar. Wat kan iemand vanuit zijn/haar eigen kracht nog en wat betekent dat voor anderen. Denk hierbij aan de voorleesoma op een basisschool. ● Stimuleren van initiatieven vanuit de burgers (burgerinitiatieven). ● Stimuleren van de inzet van ervaringsdeskundigen. ● Opleiden van mensen uit sociale netwerken door professionals. ● Regieversterkende methoden gericht op het sociale netwerk rond cliënten: mantelzorgers, broers/zussen, et cetera. ● Gebruiken van internet en nieuwe technologische voorzieningen. ● Meer gebruik maken van ondersteuning en versterking van de mantelzorg. Vrijwilligers De vrijwilligers krijgen een belangrijke rol toegekend binnen de visie van de gemeente Amsterdam. De gemeente Amsterdam heeft haar vrijwilligerswerkbeleid verwoord in het document Actualisering Vrijwilligerswerkbeleid Amsterdam6. Amsterdam stimuleert en ondersteunt het zelforganiserend vermogen van de stad. Amsterdam wil de doelgroep van actieve burgers verbreden en belemmeringen wegnemen om te participeren en vrijwilligerswerk te doen. Het gaat minimaal om: ● het bieden van voorzieningen die bijdragen aan toename van het aantal vrijwilligers en de realisatie van sociale initiatieven van burgers; ● het nadrukkelijk uitnodigen en waarderen van burgers die zich door vrijwilligerswerk inzetten voor hun stad; ● het bieden van deskundigheidsbevordering en persoonlijke en maatschappelijke groei van vrijwilligers; ● het stimuleren van samenwerking tussen vrijwilligersorganisaties onderling en tussen vrijwilligersorganisaties en welzijnsorganisaties. TP
PT
Een groter beroep op vrijwilligers kan bijdragen aan het omgaan met de effecten van de pakketmaatregel. Dit sluit aan bij bovenstaande visie. Door de experts is daarbij opgemerkt dat de inzet van vrijwilligers grenzen heeft. Vrijwilligers kunnen niet alles, er zijn beperkingen in het aantal beschikbare vrijwilligers en in de kennis en kunde die ze hebben. Aandachtspunten bij de inzet van vrijwilligers zijn: ● Zorg door vrijwilligers is en blijft extra. Ondersteuning mag niet afhankelijk zijn van de beschikbaarheid en de inzet van de vrijwilligers. ● Continuïteit van de inzet door vrijwilligers. ● Burgers met een ondersteuningsvraag kunnen ook vrijwilligerswerk uitvoeren. Het vrijwilligerswerk kan mogelijk een antwoord zijn op een ondersteuningsvraag. Belangrijk is dan wel dat er rekening moet worden gehouden met de beperkingen van de betreffende persoon. Bijvoorbeeld iemand in een rolstoel die een kookcursus geeft aan ouderen en daarmee een deel van zijn ondersteuningsvraag beantwoord ziet.
6
B. Bruins Slots en F. van der Zee, Actualisering vrijwilligerswerkbeleid Amsterdam, concept, 28 september 2009 TP
PT
MH/10/1838/pams
8 juli 2010
© bureau HHM
Pagina 20 van 52
●
De inzet van vrijwilligers vraagt om (professionele) ondersteuning en begeleiding.
Ervaringsdeskundigen Daarnaast is het mogelijk om ervaringsdeskundigen in te zetten. Er is bijvoorbeeld bij verschillende personen en partijen veel expertise aanwezig over de ondersteuning van de verschillende doelgroepen in de stad. Ook cliënten en mantelzorgers van cliënten hebben ervaringsdeskundigheid: kennis, inzicht en ervaring. Deze kennis kan de gemeente Amsterdam benutten voor het (collectief) opleiden en bijscholen van vrijwilligers en professionals. Maar ervaringsdeskundigen kunnen meer. Zij kunnen mogelijk worden ingezet voor andere burgers met dezelfde beperkingen, door deze te ondersteunen en te coachen.
3.3 Conclusie Op grond van de expertbijeenkomsten en de analyse van verschillende bronnen, concluderen wij dat er in beginsel alternatief aanbod in de stad beschikbaar is, echter niet overal met voldoende beschikbaarheid, niet in alle delen van de stad en nog niet toegankelijk voor alle doelgroepen. Ook moet er kritisch worden gekeken of het beschikbare aanbod ook het gewenste aanbod is. De uitdaging voor de gemeente Amsterdam ligt erin om het aanbod rondom eigen kracht/sociaal netwerk en de algemene voorzieningen te verbreden, naar nieuwe doelgroepen en alle bestaande doelgroepen over de stad. Op dit aspect is vernieuwing en ontwikkeling wenselijk, op zoek naar nieuwe en passende vormen van ondersteuning die aangrijpen op de eigen kracht en het sociale netwerk van burgers met beperkingen. Daarnaast is het verbinden (samen laten werken) en afstemmen van de verschillende bestaande voorzieningen belangrijk. Het lijkt van belang dat verbindingen tot stand komen tussen formele en informele vormen van ondersteuning (zoals door kerken, sportverenigingen en bibliotheek geleverd kan worden); tussen zorg en welzijn; tussen professional en vrijwilliger. Het verbinden en afstemmen omvat volgens ons eveneens het toegankelijk/geschikt maken van bepaalde voorzieningen voor de verschillende doelgroepen.
MH/10/1838/pams
8 juli 2010
© bureau HHM
Pagina 21 van 52
4. Welzijnsfuncties In hoofdstuk 3 kunt u teruglezen dat het niet zo zeer gaat om het creëren van nieuw aanbod, maar meer om het verbinden en breder toegankelijk maken van het bestaande. Het gaat om het loslaten van de oude, op voorzieningen gerichte wijze van werken en het zoeken naar vernieuwing in focus van de gemeente Amsterdam en de manier waarop zij met veldpartijen omgaan. Een aantal ontwikkelingen was al in gang gezet maar de pakketmaatregel heeft als extra stimulans gefunctioneerd. De vernieuwing in focus hangt samen met het denken vanuit de vraag van de burger, het uitgaan van de eigen kracht en het netwerk van de cliënt (zie de piramide) en het voeren van regie daarover. De invulling van deze doorontwikkeling, kan naar ons idee vorm krijgen door te richten op wat wij noemen 'welzijnsfuncties'. Dit betreft datgene wat een gemeente moet organiseren om te garanderen dat kwetsbare mensen zo lang mogelijk zelfstandig thuis kunnen blijven wonen en maatschappelijk participeren. Wij zien op basis van de ondersteuningsvragen van de burgers twee typen welzijnsfuncties: 1. Functies gericht op zelfredzaamheid: ● het versterken van eigen regie; ● het bieden van emotionele ondersteuning; ● het bieden van praktische ondersteuning. 2. Functies gericht op participatie: ● Het stimuleren van sociale contacten; ● Het ondersteunen bij een zinvolle en gezonde dagbesteding gericht op participatie; ● Het versterken van de sociale omgeving. Aan elk van deze welzijnsfuncties hebben we een set van minimaal te behalen resultaten gekoppeld. Deze resultaten kunnen worden gerealiseerd door het inzetten van verschillende voorzieningen, op de verschillende niveaus van de voornoemde piramide (passend binnen de visie van Amsterdam). Hiermee zorgen de welzijnsfuncties voor de verbinding van vraag en aanbod. Ook kunnen hieraan de aantallen burgers met de betreffende ondersteuningsvraag worden gekoppeld. Door op het niveau van de stadsdelen overzichten te (laten) maken van het bestaande aanbod en die te koppelen aan de beoogde resultaten per functie, ontstaat inzicht in lacunes en dubbelingen. Stadsdelen bepalen in hoeverre de geïnventariseerde situatie in relatie tot de positie in de piramide en daarmee de visie van Amsterdam, gewenst is. Hiermee kan het stadsdeel bewuste keuzes maken over de inzet van voorzieningen en daarmee de lokale regiefunctie uitvoeren. Om te kunnen monitoren of ondersteuningsvragen van burgers op een passende wijze zijn beantwoord, is het van belang dat stadsdelen structureel sturen, controleren en evalueren. Het opstellen van kwaliteitscriteria en leveringsvoorwaarden en het uitvoeren van effectmetingen, gekoppeld aan de welzijnsfuncties, is hierbij belangrijk. Dit kan men laten terugkomen in subsidievoorwaarden en verantwoordingsafspraken. In dit hoofdstuk werken wij dit nader uit met een voorbeeld. Het is echter wel aan de stadsdelen zelf om deze doorontwikkeling uit te voeren. MH/10/1838/pams
8 juli 2010
© bureau HHM
Pagina 22 van 52
4.1 Uitwerking functies, resultaten en voorzieningen De hierboven genoemde functies en resultaten zijn per doelgroep beschreven. Daarbij hanteren wij voor Amsterdam vier doelgroepen: ouderen, chronisch zieken en zintuiglijk beperkten, verstandelijk beperkten, mensen met psychiatrische beperkingen en daarnaast apart als vijfde doelgroep de jeugdigen. Per doelgroep is bij de functies onderscheid gemaakt naar de niveaus ‘zelfredzaamheid’ en ‘maatschappelijke participatie’. In bijlage 3 is deze uitwerking voor de vijf doelgroepen opgenomen. De vervolgstap in deze ontwikkeling is dat we voor de afzonderlijke doelgroepen per resultaatgebied nagaan welk aanbod in het stadsdeel beschikbaar en/of gewenst is. Dit aanbod kunnen we differentiëren naar de dimensies versterking eigen kracht en sociale netwerken, algemene voorzieningen, collectieve voorzieningen of individuele voorzieningen (zie de piramide). Met het invullen van de tabel in bijlage 3 wordt inzichtelijk waar de lacunes liggen gezien de focus op eigen kracht/sociaal netwerk. Het maakt duidelijk voor welke resultaatgebieden ontwikkeling en verbinding nodig is, maar ook waar mogelijk dubbelingen te voorkomen zijn. De huidige voorzieningen in Amsterdam zijn niet allemaal evenredig verspreid over ieder stadsdeel. Hierdoor kan de aanpak en focus bij de verschillende stadsdelen anders liggen en verschillen betekenen met betrekking tot uitvoering en doorlooptijd. Onderstaand een voorbeeld ter illustratie voor de doelgroep ouderen: Zelfredzaamheid Welzijnsfunctie
●
Het versterken van eigen regie
Resultaat
●
Ouderen krijgen een warme maaltijd
● ● ●
Magnetron Keukenaanpassing Ouderen die samen met jongeren koken, bijvoorbeeld Surinaams en zo recepten delen
● ●
Buurthuis waar buurtbewoner kookt voor andere buurtbewoners Restaurant
Collectieve voorzieningen
● ● ●
Eetgroep Wijkrestaurant Kookcursus
Individuele voorzieningen
●
Maaltijdservice
Eigen kracht/netwerk
Algemene voorzieningen
Tabel 7. Voorbeeld uitwerking van alle voorzieningen bij een bepaald resultaat
4.2 Aandachtspunten bij de invulling en realisatie voorzieningenniveau Bij de invulling en uitvoering van het aanbod is het van belang rekening te houden met een aantal aandachtspunten. Deze aandachtspunten zijn naar voren gekomen uit gesprekken met verschillende partijen over de invulling van de welzijnsfuncties, aangevuld met onze kennis en ervaring over de ontwikkeling van de Wmo. Het is geen limitatieve lijst, maar geeft een beeld van verschillende (kwalitatieve) MH/10/1838/pams
8 juli 2010
© bureau HHM
Pagina 23 van 52
aspecten die een rol kunnen spelen wanneer keuzes worden gemaakt bij de vertaling van de gewenste ontwikkeling naar de uitvoeringspraktijk. Aandachtspunten zijn onder andere: ● Multiculturaliteit: zijn er binnen de stadsdelen specifieke doelgroepen aanwezig waarvoor regulier aanbod mogelijk niet geschikt is, dan moet daar bij het invullen van het overzicht rekening mee worden gehouden. Denk aan taalproblemen, bijvoorbeeld bij Chinese ouderen. Ditzelfde geldt ook voor cliënten met bijvoorbeeld een verslavingsachtergrond, cultuurverschillen of besmetting met HIV. ● Specifieke beperkingen: er zijn beperkingen waarmee expliciet rekening moet worden gehouden bij het benaderen van doelgroepen en bij invullen van het aanbod. Zo vragen doven/slechthorenden en blinden bijvoorbeeld om de aanwezigheid van een doventolk of toetsenbord in braille. ● Zingeving: vooral bij de doelgroep ouderen speelt zingeving bij de invulling van de vraag een belangrijke rol. Dit moet een plek krijgen bij het benoemen van het aanbod, omdat het geen resultaat op zich is. ● Verbreden doelen: een voorziening hoeft niet op één resultaat te zijn gericht. Door bijvoorbeeld ouderen met een taalachterstand te mengen met ouderen zonder taalachterstand, kan de taalontwikkeling en integratie van deze burgers worden bevorderd. Daarnaast kunnen bestaande Wmo-voorzieningen worden verbreed en daarmee toegankelijk zijn voor een andere doelgroep. ● Behoud goede initiatieven: er is aanbod in het individuele en collectieve segment dat duurder is voor de gemeente, maar voor bepaalde doelgroepen zeer effectief werkt. Bij het maken van keuzes welke voorzieningen in het schema moeten blijven bestaan, moet een afweging komen tussen resultaat en consequenties. ● Deskundigheidsbevordering: dit geldt voornamelijk waar de uitvoering door vrijwilligers wordt gerealiseerd (zie ook Actualisering Vrijwilligerswerkbeleid Amsterdam), maar zeker ook van de professionals. ● Toegankelijkheid: dit geldt op het gebied van toegankelijkheid voor bijvoorbeeld rolstoelen en blinden, in de vorm van de mogelijkheid om ergens te komen (vervoer), maar ook rondom acceptatie. Burgers moeten zich ook prettig voelen en niet worden weggekeken. ● Veiligheid: hiermee duiden we op het veiligheidsgevoel bij de deelnemers. Bijvoorbeeld: geen ontmoetingsplek voor ouderen over laten nemen door hangjongeren. Maar ook wanneer je licht verstandelijk gehandicapten (LVG) in een groep zet met verslaafden, dan creëer je een risico voor de zwakkere en makkelijk manipuleerbare LVG-groep. ● Dialoog: de verschillende organisaties moeten van elkaar op de hoogte zijn van wat hij/zij kan leveren en levert.
4.3 Algemene aandachtspunten Bij het leveren van een goede ondersteuning en het voorkomen van het ontstaan/verergeren van een ondersteuningsvraag zijn er voor de gemeente nog een vijftal onderwerpen waaraan aandacht moet worden besteed: ● Invulling geven aan preventie. De uitdaging voor de gemeente is te voorkomen dat burgers met een beperking
MH/10/1838/pams
8 juli 2010
© bureau HHM
Pagina 24 van 52
●
●
●
●
onnodig problemen krijgen en/of dat deze verergeren waardoor zwaardere (duurder, individuele) voorzieningen nodig zijn. Signaleren van ondersteuningsbehoeften. De uitdaging voor de gemeente is ervoor te zorgen dat ze weet wat burgers met een beperking nodig hebben en dat deze cliënten tijdig en in voldoende mate een beroep doen op ondersteuning. Hierbij is een actieve opstelling van de gemeente noodzakelijk en het ontvankelijk (willen) zijn voor signalen die vanuit verschillende bronnen kunnen worden afgegeven (woningcorporatie, maatschappelijk werk, scholen, politie, etc.) over het mogelijke ontstaan van behoefte aan ondersteuning. Informeren en adviseren. De uitdaging voor de gemeente is ervoor te zorgen dat burgers met beperkingen over de juiste informatie beschikken zodat zij de weg vinden naar formele en/of informele vormen van ondersteuning. Ook het bevorderen van acceptatie van cliënten met beperkingen valt onder deze welzijnsfunctie. De doorontwikkeling van de gemeentelijke Wmo loketten en de OKC voor problematiek van jeugdigen kan in dit licht worden bezien, net als de activiteiten die worden ontplooid om te komen tot een digitale sociale kaart van de voorzieningen in de gemeente. Vervoer. De uitdaging van de gemeente is ervoor te zorgen dat burgers met beperkingen kunnen deelnemen aan voorzieningen, ook als dat op locaties plaatsvindt die zij niet zelfstandig kunnen bereiken. Bij sommige voorzieningen bestond onder de AWBZ een vervoersregeling, die door de pakketmaatregel is komen te vervallen. Aandacht voor bijzonder vervoer is dan ook van belang. Schaalgrootte. De uitdaging voor de gemeente is te onderzoeken wat de ideale schaal is waarop Welzijn Nieuwe Stijl kan worden georganiseerd. De stadsdelen zijn daarvoor mogelijk te groot, de wijk/buurt wordt door sommigen gezien als de ideale schaal voor deze ontwikkelingen.
4.4 Conclusie Tijdens de expertbijeenkomsten zijn verschillende mogelijkheden genoemd voor verbreding en vernieuwing van het aanbod gericht op doelgroepen van de pakketmaatregel (en daarmee op alle toekomstige doelgroepen van Welzijn Nieuwe Stijl). In dit hoofdstuk hebben wij die suggesties vertaald in welzijnsfuncties en randvoorwaarden bij het realiseren van voorzieningen die de daarbij noodzakelijke resultaten voor de kwetsbare burgers realiseren. Naar ons idee past deze ontwikkellijn in Amsterdam bij het vernieuwingsprogramma dat zich uit in de vorming van verschillende basispakketten door stad en stadsdelen tezamen. Wanneer deze lijn verder wordt gevolgd, werkt men actief aan Welzijn Nieuwe Stijl. De pakketmaatregel fungeert daarmee als een hefboom voor de modernisering van de ondersteuning van kwetsbare burgers.
MH/10/1838/pams
8 juli 2010
© bureau HHM
Pagina 25 van 52
5. Verdeelmodel In dit hoofdstuk presenteren we een advies voor de besteding van de compensatiemiddelen die de gemeente Amsterdam van het Rijk heeft ontvangen om de gevolgen van de AWBZ-pakketmaatregel begeleiding op te vangen. Eerst schetsen we enkele uitgangspunten, daarna zetten we enkele overwegingen rondom het te kiezen verdeelmodel uiteen. Dit hoofdstuk eindigt met een advies voor de verdeling van de middelen vanaf 2011. Voor de verdeling die de gemeente in 2010 hanteert, zijn inmiddels keuzes gemaakt. Deze zijn beschreven in “notitie verdelingskader middelen pakketmaatregel 2010”, Dienst Wonen Zorg en Samenleven, april 2010.
5.1 Uitgangspunten De compensatiemiddelen moeten de effecten van de pakketmaatregel optimaal opvangen in het gemeentelijk domein. Met aansluiting op de visie van de gemeente op het terrein van wonen, welzijn en zorg. Ook de inzichten van lokale stakeholders vanuit stadsdelen, cliëntenorganisaties (waaronder de ambassadeurs) en zorg- en welzijnsinstellingen zijn bij de afwegingen meegenomen. Bij het opstellen van het verdeelmodel hebben wij de volgende uitgangspunten gehanteerd: ● opbouw van het beschikbare budget; ● kennis van de getroffen doelgroepen (aantallen en verdeling van cliënten); ● kennis van de ondersteuningsvragen van cliënten en het bestaande/alternatieve aanbod. Opbouw beschikbaar budget De gemeente Amsterdam ontvangt € 6,23 miljoen van het Rijk uit de middelen die voor het opvangen van de gevolgen van de AWBZ-pakketmaatregel voor gemeenten beschikbaar zijn. Dit is een structureel budget. Een deel daarvan (€ 1,13 miljoen) wordt verstrekt via de integratie-uitkering vanwege een compensatie van de verwachte extra inzet op de Hulp bij het Huishouden. Het overige deel (€ 5,10 miljoen) wordt toegevoegd aan het cluster maatschappelijke zorg in het gemeentefonds en is voor de gemeente vrij beschikbaar7. TP
PT
De gemeenteraad heeft op 20 januari 2010 besloten de middelen beschikbaar te houden voor de ontwikkeling van compenserende voorzieningen in de Wmo. Voor 2010 is tot een tijdelijke verdeling besloten, gericht op ● het oplossen van acute knelpunten bij bestaand aanbod; ● het versterken van bestaand welzijnsaanbod door de stadsdelen, zoals mantelzorgondersteuning, steun- en leuncontacten en individueel gerichte diensten; ● het ontwikkelen van nieuwe initiatieven gericht op onder andere het versterken van zelfregie, informele netwerken, verbinden van welzijn en vrijwillige inzet.
TP
7
In reactie op de motie Wolbert/Sap heeft mevrouw dr. J. Bussemaker, de voormalig staatssecretaris van VWS, de gemeenten per brief van 14 december 2009 met klem verzocht de compensatiemiddelen te besteden voor het doel waarvoor zij beschikbaar zijn gesteld, namelijk voor de ondersteuning van burgers die gevolgen ondervinden van de pakketmaatregel. PT
MH/10/1838/pams
8 juli 2010
© bureau HHM
Pagina 26 van 52
Over de verdeling van de middelen voor 2011 en verder neemt de gemeente op basis van dit onderzoek haar besluiten. Kennis van getroffen doelgroepen In het eerste deel van dit onderzoek hebben we (aanvullende) onderzoeksgegevens van het CIZ geanalyseerd. Hierdoor werden de effecten van de AWBZ-pakketmaatregel in Amsterdam zichtbaar. Daarnaast hebben we bij BJAA onderzoek gedaan naar de effecten voor jeugdigen met een psychiatrische grondslag. De onderzoeksresultaten leveren inzicht in: ● de aantallen per Amsterdamse doelgroep, ● de spreidingsinformatie over de stadsdelen, ● het verlies in omvang van begeleiding. Onze conclusie is dat 3.991 personen in de gemeente getroffen zijn door de AWBZpakketmaatregel. Een deel van hen is de begeleiding geheel kwijtgeraakt en een deel daarvan heeft nu minder uren begeleiding dan voorheen. De getroffen cliënten zijn onderverdeeld in verschillende doelgroepen. Vanwege de beschikbare gegevens kon niet één op één worden aangesloten bij de eerder gedefinieerde typering in klantgroepen, zie hoofdstuk 2. Om te komen tot de verdeelsleutel onderscheiden we de volgende meer globale doelgroepen: Getroffen Amsterdamse doelgroepen
Aantal
Ouderen (inclusief licht dementerenden)
776
Chronisch zieke en gehandicapte jeugdigen (<18)
223
Chronisch zieken en gehandicapten (18+)
632
Jeugdigen met een verstandelijke beperking (<18)
401
Volwassenen met een verstandelijke beperking (18+)
610
Jeugdigen met psychiatrische problemen (<18)
63
Volwassenen met psychiatrische beperkingen (18+)
1.264
Niet toe te delen
22
Totaal
3.991
Totaal onder de 18 jaar
687 (17%)
Tabel 8. Overzicht aantallen getroffen cliënten per doelgroep Kennis van de ondersteuningsvragen en het aanbod Tijdens expertbijeenkomsten zijn per doelgroep de belangrijkste ondersteuningsvragen besproken. Het ging om vragen die niet meer vanuit de AWBZ(-begeleiding) worden beantwoord. Ook is het bestaande aanbod - dat voor die vragen een alternatief kan zijn - aan de orde gekomen. De conclusie was dat er overal in de stad in beginsel aanbod aanwezig is om de extra ondersteuningsvragen te beantwoorden. Het is wel nodig het bestaande aanbod op wijkniveau te versterken, naar meer doelgroepen te verbreden, onderling te verbinden en te vernieuwen waar dat nodig en gewenst is.
MH/10/1838/pams
8 juli 2010
© bureau HHM
Pagina 27 van 52
Dit verbreden, verbinden en vernieuwen is een wezenlijk onderdeel van ‘Welzijn Nieuwe Stijl’. Daarbij wordt gezocht naar goede aansluiting van preventie, signalering en dienstverlening, en komt er aandacht voor kwaliteitsaspecten als (sociale) toegankelijkheid, warme overdracht8, versterking zelfregie en een vraaggerichte aanpak. Amsterdam heeft de ontwikkeling naar Welzijn Nieuwe Stijl al ingezet door verschillende programmalijnen uit te zetten. Deze leiden onder andere tot de vorming van de volgende basispakketten9: ● collectieve welzijnsdiensten; ● individuele welzijnsdiensten; ● mantelzorgondersteuning; ● Ouder-Kind-Centrum (in ontwikkeling vanuit DMO). TP
PT
TP
PT
Amsterdam werkt toe naar de overgang naar Welzijn Nieuwe Stijl door het accent te leggen op het veranderen van het welzijnsaanbod zodat dit meer is gericht op: ● het ondersteunen van informele netwerken; ● het bevorderen van zelfregie; ● het activeren van vrijwilligers; ● het bieden van activerende vormen van dagopvang. Een dergelijke aanpak voorkomt het beroep op zwaardere voorzieningen. Dit geldt ook voor de nieuwe doelgroepen die zich als gevolg van de AWBZ-pakketmaatregel bij de gemeente melden. De compensatiemiddelen kunnen worden ingezet om de verdere ontwikkeling van dit beleid te versterken.
5.2 Keuze voor een verdeelmodel Om te komen tot een verdeelmodel zijn tijdens de bouwstenengesprekken met betrokken ambtenaren twee benaderingen verkend: ● verdeling op basis van aantallen en tarieven van compenserende voorzieningen; ● verdeling rekening houdend met beleidsmatige ontwikkeling van Welzijn Nieuwe Stijl. Aantallen en tarieven Een eerste benadering voor een verdeelmodel gaat uit van het klassieke P*Q (tarief maal volume). In deze benadering rekenen we door hoeveel cliënten als gevolg van de pakketmaatregel gebruik gaan maken van voorzieningen. Wanneer je dat vermenigvuldigt met het tarief van die voorziening, ontstaat een verdeelmodel voor het compensatiebudget. Voorwaarde voor deze benadering is de beschikbaarheid van (exacte) informatie over het verwachte gebruik van compenserende voorzieningen en de bijbehorende tarieven. Uit het onderzoek is informatie gekomen over de aantallen getroffen cliënten en de verdeling daarvan over de stadsdelen. Ook is inzicht verkregen in voorzieningen die het wegvallen of verminderen van de AWBZ-begeleiding kunnen compenseren.
8
Informatieoverdracht rondom ondersteuningsvraag van een cliënten tussen huidige en toekomstige ondersteunende partij. 9 Beschrijving van gemeentelijke voorzieningen die in elk stadsdeel worden geboden. TP
PT
TP
PT
MH/10/1838/pams
8 juli 2010
© bureau HHM
Pagina 28 van 52
Het is lastig om een exacte inschatting te maken van het aantal cliënten dat zich voor compensatie bij de gemeente zal melden. In de praktijk blijft het aantal cliënten dat zich meldt achter bij de verwachtingen van cliëntenorganisaties. Dit blijkt bijvoorbeeld uit het lager dan verwachte aantal cliënten dat MEE Amstel en Zaan actief begeleidt richting alternatieve ondersteuning. Dit sluit aan bij het landelijke beeld zoals weergegeven in de landelijke rapportages van MEE Nederland. Daarnaast ontbreekt het in Amsterdam aan (financiële) informatie, zoals kostprijsgegevens en eenduidige productbeschrijvingen van de verschillende voorzieningen. De minimaal vereiste gegevens om tot een P*Q verdeling te komen ontbreken derhalve. Een ander nadeel van deze benadering is het gegeven dat in het P*Q model geen impulsen ontstaan voor de noodzakelijke vernieuwing van het compensatieaanbod. Blijven uitgaan van bestaande voorzieningen, geeft geen prikkel tot de innovatie van het aanbod. Eerder in deze rapportage is geconcludeerd dat het accent bij het opvangen van de pakketmaatregel juist wel bij innovatie van het aanbod moet komen. Daarmee is voor ons duidelijk dat een verdeling op grond van het P*Q model niet aan de orde is. Ontwikkeling Welzijn Nieuwe Stijl In de tweede benadering staat de ontwikkeling van Welzijn Nieuwe Stijl centraal. De achtergrond hierbij is de perceptie dat de doelgroepen van de pakketmaatregel ook de toekomstige doelgroepen van het gemoderniseerde welzijn zijn, als onderdeel van de Wmo. Het zijn immers alle denkbare groepen van burgers met beperkingen, die als gevolg van de pakketmaatregel alternatieve ondersteuning zoeken om langer zelfstandig thuis te kunnen wonen en maatschappelijk te kunnen participeren. De belangrijkste uitdaging bij Welzijn Nieuwe Stijl, is te komen tot vormen van ondersteuning die primair de eigen kracht en de kracht van het sociale netwerk van de burgers versterken. Collectieve (en algemene) vormen van ondersteuning zijn secundair en, uiteraard, zijn er ook individuele ondersteuningsvormen nodig. Zie ook de piramide op bladzijde 18 van deze rapportage. Daarvoor is onder meer het loslaten van het denken in termen van voorzieningen (input) nodig. In de plaats daarvan komt het denken in termen van resultaten (output) die noodzakelijk zijn zodat kwetsbare burgers zo lang mogelijk zelfstandig thuis kunnen wonen en maatschappelijk kunnen participeren. Wanneer dit beleid inhoudelijk is uitontwikkeld, moet dit worden vertaald in bijpassende vormen van aansturing en bekostiging van de organisaties die voor de uitvoering van de ondersteuning verantwoordelijk zijn. Dit vraagt mogelijk om aangepaste vormen van subsidiering en verantwoording van welzijnsorganisaties, meer gericht op de resultaten die met het beleid worden beoogd. Het beschikbare budget nu verdelen op grond van een nog te ontwikkelen pakket aan dienstverlening, is feitelijk niet mogelijk. Daarom ligt in deze benadering een tweesporen aanpak voor de hand. Dit houdt in dat de compensatiemiddelen aan de ene kant worden gebruikt voor noodzakelijke (bestaande) voorzieningen om de effecten van de AWBZ-pakketmaatregel op te vangen; en aan de andere kant om MH/10/1838/pams
8 juli 2010
© bureau HHM
Pagina 29 van 52
innovatie te stimuleren en te komen tot een bredere inrichting van Welzijn Nieuwe Stijl, zoals aangegeven. Dit betekent wel dat dit in principe tot een tijdelijk verdeelmodel leidt. Wanneer de innovatie is doorontwikkeld, kan op grond van de uitkomsten daarvan tot een andere verdeling van de compensatiemiddelen worden besloten. Onze keuze Zoals hiervoor aangegeven is een P*Q verdeelmodel feitelijk niet mogelijk binnen de bestaande kaders en doelstellingen. Wij kiezen daarom voor de tweede benadering, gericht op de verdere doorontwikkeling van Welzijn Nieuwe Stijl en de sociale toegankelijkheid van bestaande welzijnsvoorzieningen. Dat betekent: binnen het verdeelmodel ontwikkelingsruimte creëren om de invloed van de AWBZ-pakketmaatregel als vliegwiel te gebruiken bij de overgang naar een resultaatgerichte Welzijn Nieuwe Stijl. Het uiteindelijke verdeelmodel heeft wat ons betreft dan ook de volgende kenmerken: ● Het model bevat twee componenten: — deels gericht op de verdere doorontwikkeling van Welzijn Nieuwe Stijl; — deels gericht op het bieden van compenserende voorzieningen. ● Bij de verdeling stad/stadsdelen wordt met deze beide componenten rekening gehouden10. ● Dit model heeft een tijdelijk karakter. Als gevolg van de doorontwikkeling verschuift de budgetbehoefte in de komende jaren van ontwikkeling (stedelijke niveau) naar uitvoering (stadsdelen). Het ligt daarom in de lijn der verwachting dat de nu voorgestelde verdeling over enkele jaren wordt bijgesteld op grond van nieuwe inzichten. TP
PT
5.3 Opbouw van het verdeelmodel Hierna presenteren we het advies voor het verdeelmodel. De verdeling van het budget is in ons voorstel gebaseerd op een inschatting van het gebruik van bepaalde compenserende voorzieningen. We gaan er vanuit dat er bij de besteding maximale ruimte komt om aan de inhoudelijke ontwikkelingen bij te dragen. De genoemde voorzieningen geven daarbij wel de bestedingsrichting aan. De piramide uit hoofdstuk 4 kan een helpende hand bieden om bij de invulling van het aanbod de juiste mix van mogelijkheden te creëren (steun- en leuncontacten gericht op eigen kracht en sociaal netwerk, algemene en collectieve voorzieningen, individueel aanbod).
10 De ontwikkeling van kaders voor welzijn is in opdracht van de stadsdelen stedelijk belegd bij de dienst WZS. Deze dienst voert ook een aantal stedelijke voorzieningen uit (maatschappelijke opvang, vrouwenopvang, vervoersvoorzieningen, woonvoorzieningen, hulp bij het huishouden). De stadsdelen zijn verantwoordelijk voor de uitvoering van de meeste welzijnsvoorzieningen. De taakverdeling op het gebied van preventieve jeugdzorg is meer stedelijk georiënteerd (dienst MO); wel zijn stadsdelen verantwoordelijk voor de uitvoering van het basispakket OKC, waarvoor de stedelijke dienst in opdracht van de stadsdelen de kaders ontwikkelt. TP
PT
MH/10/1838/pams
8 juli 2010
© bureau HHM
Pagina 30 van 52
Inschattingen voor de budgetten Om tot een zorgvuldig verdeelmodel te komen, hanteren wij de volgende benadering. De verdeling van het budget komt tot stand op basis van een globale inschatting van wat nodig is aan compenserende voorzieningen. Dit doen we door de belangrijkste ondersteuningsvragen van cliënten - die niet meer door de AWBZ worden opgevangen - te vertalen in compenserend aanbod. Daarbij maken we een inschatting van het aantal cliënten dat per doelgroep om een bepaalde voorziening vraagt en van de kostprijs van die voorziening. Deze inschattingen en de gehanteerde kostprijs baseren we mede op eerder landelijk onderzoek over dit onderwerp. Bij de opbouw van het verdeelmodel zijn twee lijnen van verdeling relevant: ● de verdeling jeugd/volwassenen; ● de verdeling stad/stadsdelen. 1. Jeugd/volwassenen Deze verdeellijn is om twee redenen relevant: ● Jeugdige cliënten die door de pakketmaatregel worden getroffen vragen om andere voorzieningen dan de volwassenen. De alternatieven voor jeugdige cliënten liggen dichter bij onderwijs, arbeid en jeugdzorg, terwijl die voor volwassenen meer in de welzijnshoek te vinden zijn. ● De verantwoordelijkheid voor voorzieningen gericht op jeugdige burgers met beperkingen, is deels binnen de gemeentelijke organisatie ondergebracht bij de Dienst Maatschappelijke Ontwikkeling (DMO). Deze dienst kent, sterker dan wat verder voor de Wmo geldt, een aanpak die meer stedelijk is georiënteerd, zowel wat betreft beleidsontwikkeling als uitvoering. Uiteindelijk is ook hier het principe: eerst stedelijk ontwikkelen en daarna decentraliseren. Voor het verdeelmodel is relevant dat een aantal voorzieningen door de stadsdelen worden geleverd. Echter, de verdeling stad/stadsdelen bij deze voorzieningen is nog in ontwikkeling en kan op basis daarvan worden bijgesteld. Er zijn drie groepen van jeugdige cliënten die gevolgen van de pakketmaatregelen ondervinden: 1. Kinderen die voorheen van het BJAA een AWBZ-indicatie voor begeleiding kregen en dat vaak in de vorm van een PGB verzilverden. Dit betreft kinderen met een psychiatrisch probleem, die nu niet meer of in mindere mate voor begeleiding in aanmerking komen. Uit ons onderzoek bij het BJAA is gebleken dat deze categorie in Amsterdam 51 kinderen bevat. 2.
Kinderen die voorheen van het CIZ een AWBZ-indicatie voor begeleiding kregen. Dit zijn over het algemeen kinderen met een verstandelijke, zintuiglijke of lichamelijke beperking. Kinderen waarvan de begeleiding is gestopt of verminderd, hebben allemaal in beginsel allemaal lichte beperkingen. Zodra de beperkingen matig of ernstig van aard zijn - te beoordelen door het CIZ - is AWBZ-begeleiding aan de orde. Uit de cijfers van het CIZ blijkt dat deze categorie in Amsterdam in totaal 636 kinderen bevat, 223 kinderen met een chronische aandoening of handicap (inclusief zintuiglijke beperkingen), 401 kinderen met een verstandelijke beperking en nog eens 12 kinderen met een psychiatrische beperking.
MH/10/1838/pams
8 juli 2010
© bureau HHM
Pagina 31 van 52
3.
Kinderen waarvan één van de ouders door de pakketmaatregel (een deel van) de AWBZ-begeleiding heeft verloren. Deze kinderen worden mogelijk in de gezinssituatie getroffen door de pakketmaatregel. De omvang van deze categorie is niet te bepalen. Uit de gegevens van het CIZ is niet te herleiden hoeveel getroffen volwassen cliënten thuiswonende kinderen hebben. Deze categorie is bij de berekeningen in het kader van het verdeelmodel, derhalve niet meegenomen. De ouders van de kinderen kunnen een beroep doen op het voorzieningenaanbod voor volwassenen en valt ook onder het budget van de volwassenen. Het is een aandachtspunt voor de verdere ontwikkeling Welzijn Nieuwe Stijl.
Bij deze berekening van het aantal jeugdige cliënten zijn we uitgegaan van een leeftijdsgrens van 18 jaar. Dat is immers de wettelijke grens waarop de toegang tot voorzieningen is gebaseerd (indicatiestelling). Het komt in de praktijk echter voor dat kinderen die voor hun 18e zijn geïndiceerd voor jeugdvoorzieningen, daar tot aan het 23e levensjaar gebruik van maken. Dus feitelijk kan een deel van de volwassen populatie van 18-23 jaar voor de compensatie van de pakketmaatregel met de jeugdige cliënten worden samengenomen. Er zijn echter geen aparte gegevens beschikbaar over deze specifieke leeftijdsgroep. Daarom zijn in onze berekeningen alle cliënten ouder dan 18 jaar tot de volwassenen gerekend. Mogelijk kan na een jaar, wanneer er meer inzicht is in de effecten en in het noodzakelijke aanbod, worden gekeken of er een verschuiving van middelen nodig is. En zo nodig hier een correctie op uitvoeren. P
P
P
P
2. Stad/stadsdelen Bij deze verdeellijn is een inschatting aan de orde van de verdeling van kosten die samenhangen met het (tijdelijk) aanbieden van de compenserende voorzieningen over het stedelijke niveau en de stadsdelen. De verantwoordelijkheid voor het ontwikkelen van nieuw aanbod is hierbij aan het stedelijk niveau toegekend, maar gebeurt in opdracht van en onder gezamenlijke verantwoordelijkheid van stad en stadsdelen. Hierna geven we bij het berekenen van het compensatiebudget voor elk van de compenserende voorzieningen aan hoe wij deze verdeling bij het advies hanteren11. Hierbij hanteren wij dezelfde criteria die de commissie ‘Verbetering Bestuur’ (onder leiding van de heer Mertens) heeft gebruikt. TP
PT
Voor de verdeling van de compensatiemiddelen tussen de stadsdelen onderling, hebben we gekeken naar de gebruikelijke verdeelsleutel die in het stadsfonds wordt gehanteerd en de verdeling tussen de stadsdelen op grond van de aantallen getroffen cliënten. Dit leidt tot nagenoeg dezelfde verhoudingen die op grond van de reguliere parameters ontstaan. Om die reden is gekozen aan te sluiten bij de binnen de gemeente vigerende criteria en verdeelsleutels. Deze lijken in alle opzichten passend voor de verdeling van de compensatiemiddelen. Voor jeugd is eveneens een onderscheid gemaakt tussen stad en stadsdelen, maar voor DMO geldt dat zij meer stedelijk is georiënteerd, zowel wat betreft
TP
11
Omdat voor de voorzieningen voor jeugdigen de verdeling tussen de verantwoordelijkheden voor de stedelijke diensten en voor de stadsdelen nog in ontwikkeling is, is de hierna voorgestelde verdeling tussen stad en stadsdelen bij jeugdige cliënten, te beschouwen als een voorlopige. In de loop van het ontwikkeljaar 2011 zal hierover meer duidelijkheid ontstaan. PT
MH/10/1838/pams
8 juli 2010
© bureau HHM
Pagina 32 van 52
beleidsontwikkeling als uitvoering, zoals ook in de vorige subparagraaf aangegeven. Het verdeelmodel geeft een bepaalde verhouding weer, maar in 2011 worden deze middelen in overleg tussen stad en stadsdelen verdeeld.
5.4 Berekening budget voor compenserende voorzieningen Als we de kosten voor compenserende voorzieningen willen schatten, moeten we eerst enkele inschattingen maken. Dit is nodig omdat geverifieerde, feitelijke informatie ontbreekt. De volgende drie inschattingen zijn, per doelgroep, nodig om tot een gefundeerde verdeling van het compensatiebudget te komen: ● Een inschatting van het aantal getroffen cliënten per doelgroep dat een beroep doet op de alternatieve voorzieningen. Uit de reacties van organisaties in het veld, zowel in Amsterdam (onder andere gedaan tijdens de expertbijeenkomsten) als daarbuiten (onder andere signalering via de media), bleek dat een deel van de getroffen cliënten geen beroep doet op compenserende voorzieningen. Blijkbaar vindt een deel van deze mensen zelf en/of met behulp van het eigen sociale netwerk, oplossingen voor de verminderde of weggevallen begeleiding. Dit blijkt bijvoorbeeld duidelijk uit de landelijke kwartaal–rapportages van MEE. Zij kregen binnen de tijdelijke ondersteuning rond de pakketmaatregel veel minder vragen te verwerken dan aanvankelijk door hen werd verwacht. MEE Amstel en Zaan heeft in Amsterdam bij honderd cliënten een belactie uitgevoerd om de ondersteuningsvraag te verhelderen. MEE Amstel en Zaan heeft hierbij gebruikgemaakt van de vrijgegeven contactgegevens via de CIZ/gemeente Amsterdam route. De belactie gaf aanvullend inzicht in cliëntcasuïstiek en gekozen oplossingsrichtingen. ●
Een inschatting van de meest gevraagde compenserende voorzieningen. Uit het brede scala van mogelijkheden kiezen we enkele voor de hand liggende voorzieningen. Daarvan mogen we verwachten dat deze de belangrijkste ondersteuningsvragen van cliënten kunnen beantwoorden.
●
Een inschatting van de kostprijzen van deze voorzieningen.
Voor deze drie aannames maken we onder andere gebruik van de uitkomsten van onderzoeken die we in opdracht van het ministerie van VWS12 en het programmaministerie voor Jeugd&Gezin13 hebben uitgevoerd in 2009. In beide onderzoeken zijn deze inschattingen gedaan met behulp van de inzichten van professionals van 33 gemeenten en negen bureaus jeugdzorg. De uitkomsten zijn gebruikt om de budgetten vast te stellen die voor compensatie van de pakketmaatregel aan gemeenten (Wmo) en de Jeugdzorg beschikbaar zijn gesteld14. TP
TP
PT
PT
TP
PT
12 NJ Dam e.a.; Effecten AWBZ pakketmaatregelen op de Wmo; bureau HHM, Enschede 23 maart 2009 (kenmerk ND/09/0786/pakw). 13 NJ Dam e.a.; Effecten AWBZ pakketmaatregelen op de jeugdzorg; bureau HHM, Enschede 25 februari 2009 (kenmerk ND/09/980/pakj). 14 Als de landelijke inschattingsgetallen op de aantallen van de getroffen Amsterdamse doelgroepen worden toegepast, ontstaat een overschrijding van het beschikbare budget. Daarom is over de hele linie op de uitkomst van de inschatting een ‘kaasschaafkorting’ van 15% toegepast. Daarmee blijven de verhoudingen tussen de gevolgen van de verschillende doelgroepen en tussen stad en stadsdelen intact, maar komt het totaal van de berekening uit binnen het beschikbare compensatiebudget. TP
PT
TP
PT
TP
PT
MH/10/1838/pams
8 juli 2010
© bureau HHM
Pagina 33 van 52
Hieronder geven we per doelgroep de eerste twee inschattingen weer. De combinatie daarvan met de derde inschatting (kostprijs per voorziening) komt tot uiting in de berekening van het compensatiebudget. In bijlage 4 zijn twee tabellen opgenomen waarin het effect van de inschattingen is gebundeld tot het voorstel voor de verdeling van de compensatiemiddelen. 1. Jeugdige cliënten (Chronisch zieke en gehandicapte kinderen, verstandelijk beperkte kinderen en kinderen met een psychiatrische beperking) ● 20% van de getroffen kinderen valt terug op alternatieven van de gemeente/ 80% niet. ● Noodzakelijk geachte functies ter compensatie van de pakketmaatregel: — het bieden van emotionele ondersteuning; — het bieden van praktische ondersteuning; — het bieden van lichtpedagogische ondersteuning; — het versterken van de sociale omgeving. ● Resultaten van de alternatieven: — jongeren hebben een goed dag/nachtritme — jongeren leren vaardigheden en worden gestimuleerd in hun ontwikkeling; — jongeren gaan naar voor hen bedoelde buitenschoolse opvang; — ouders komen op adem zodat zij kunnen deelnemen aan de samenleving; — Jongeren nemen zoveel mogelijk deel aan reguliere sportbeoefening. ● Voorzieningen: — individueel jeugdwelzijnswerk; — gespecialiseerde voor- en naschoolse opvang — eigenkracht conferentie; — mantelzorgondersteuning en respijtzorgvoorzieningen, zoals logeer- en weekendopvang en (vrijwillige) gastgezinnen, ook via vrijwilligers; — orthopedagogische gezinshulp (coach); — aanpassingen van specifieke vormen van verlening tbv kinderen met psychiatrische beperkingen. 2. Volwassen cliënten Ouderen ● 50% valt terug op alternatieven van de gemeente, 50% niet. ● Noodzakelijk geachte functies als compensatie van de pakketmaatregel: — versterken van de eigen regie; — stimuleren van sociale contacten; — ondersteunen bij een zinvolle en gezonde dagbesteding gericht op participatie; — versterken van de sociale omgeving. ● Resultaten van de alternatieven: — ouderen hebben een schoon en opgeruimd huis en weten om te gaan met beperkingen; — ouderen ontmoeten leeftijdsgenoten en zetten hun kennis en kunde in; — mantelzorgers komen op adem zodat zij kunnen deelnemen aan de samenleving. ● Voorzieningen (voor rekening van de Wmo): — ouderenadvies; MH/10/1838/pams
8 juli 2010
© bureau HHM
Pagina 34 van 52
— — — —
mantelzorgondersteuning; dagbesteding en ontmoeting; hand en spandiensten; hulp bij het huishouden.
Chronisch zieken & gehandicapten 25% valt terug op alternatieven van de gemeente/ 75% niet. ● Noodzakelijk geachte functies ter compensatie van de pakketmaatregel: — versterken van de eigen regie; — stimuleren van sociale contacten; — ondersteunen bij een zinvolle en gezonde dagbesteding gericht op participatie; — versterken van de sociale omgeving. ● Resultaten van de alternatieven: — cliënten wonen in een schoon en opgeruimd huis; — cliënten worden geholpen bij verschillende klusjes; — cliënten kunnen deelnemen aan algemeen maatschappelijke activiteiten; — mantelzorgers komen op adem zodat zij kunnen deelnemen aan de samenleving. ● Voorzieningen (voor rekening van de Wmo): — dagbesteding en ontmoeting; — mantelzorgondersteuning; — vrijwilligerssteunpunt (zoals buddyzorg, maatjes) en versterken informele netwerken; — hulp bij het huishouden. ●
Psychiatrische cliënten Zeker 50% à 75% valt terug op alternatieven van de gemeente/een klein deel regelt dit zelf. ● Noodzakelijk geachte functies ter compensatie van de pakketmaatregel: — versterken van de eigen regie; — ondersteunen bij een zinvolle en gezonde dagbesteding gericht op participatie. ● Resultaten van de alternatieven: — cliënten hebben een schone en opgeruimde leefomgeving; — cliënten hebben hun financiële administratie (weer) op orde; — cliënten worden geholpen bij verschillende klusjes; — cliënten worden geholpen bij de ontwikkeling van sociale vaardigheden. ● Voorzieningen (voor rekening van de Wmo): — dagbesteding en ontmoeting; — vrijwilligerssteunpunt (zoals buddyzorg, maatjes) en versterken informele netwerken; — schuldhulpverlening; — individuele- of gezinscoach, als vorm van Maatschappelijke Opvang; — gespecialiseerde gezinshulp (‘hulp bij het huishouden 3’). ●
Volwassenen met een verstandelijke beperking 25% valt terug op alternatieven van de gemeente/ 75% niet. ● Noodzakelijk geachte functies ter compensatie van de pakketmaatregel: ●
MH/10/1838/pams
8 juli 2010
© bureau HHM
Pagina 35 van 52
— versterken van de eigen regie; — stimuleren van sociale contacten; — versterken van de sociale omgeving. ●
●
Resultaten van de alternatieven: — cliënten wonen in een schoon en opgeruimd huis; — cliënten hebben hun (financiële) administratie op orde; — cliënten worden geholpen bij verschillende klusjes; — cliënten kunnen deelnemen aan algemeen maatschappelijke activiteiten; — cliënten kunnen een beroep doen op mantelzorgers. — mantelzorgers komen op adem zodat zij kunnen deelnemen aan de samenleving. Voorzieningen (voor rekening van de Wmo): — mantelzorgondersteuning; — vrijwilligerssteunpunt (zoals buddyzorg, maatjes, praktische klussen) en versterken informele netwerken; — hulp bij het huishouden.
5.5 Het verdeeladvies Op grond van de hiervoor genoemde overwegingen, komen wij tot het volgende advies voor de verdeling van het compensatiebudget. In de tabellen in bijlage 4 zijn de inschattingen weergegeven waarop de berekening is gebaseerd. Rekengrondslag
Budget tbv stad
Jeugdige cliënten: Doorontwikkeling van welzijn en bieden van compenserende voorzieningen, zoals individueel welzijn, mantelzorg en respijt, gezinsondersteuning en voorzieningen voor kinderen met psychiatrische problemen.
Budget tbv stadsdelen
€ 260.000
€ 680.000
Volwassen cliënten: Doorontwikkeling van welzijn en bieden van compenserende voorzieningen, zoals dagbesteding en ontmoeting, mantelzorg en respijt, ouderenadvies en individueel welzijn, hulp bij het huishouden, vrijwillige buddyzorg, schuldhulpverlening , gezinsondersteuning en individuele begeleiding.
€ 2.090.000
€ 3.200.000
TOTAAL
€ 2.350.000
€ 3.880.000
Tabel 9. Voorstel voor verdeling van de compensatiemiddelen in 2011 en 2012
MH/10/1838/pams
8 juli 2010
© bureau HHM
Pagina 36 van 52
6. Aanbevelingen In deze rapportage is op basis van een analyse van de ondersteuningsvragen van cliënten die zijn getroffen door de AWBZ pakketmaatregel, een voorstel gedaan voor de verdeling van de compensatiemiddelen. De kern daarvan is het advies dat de middelen vooral worden aangewend ter versterking, verbreding en vernieuwing van welzijn. Dit kan leiden tot Welzijn Nieuwe Stijl, waarbij voor een aantal welzijnsfuncties resultaten zijn benoemd. Het voorstel voor een verdeelmodel gaat uit van een verdeling van de beschikbare middelen op grond van inschattingen van het verwachte gebruik van bekende voorzieningen. De uitdaging is bij de besteding toe te werken naar verbinding en verbreding van het bestaande aanbod en vernieuwing in het licht van Welzijn Nieuwe Stijl. De voorgestelde welzijnsfuncties kunnen daarbij behulpzaam zijn, net als het hanteren van de piramide van voorzieningen. Uitgangspunt is dat de uitdaging vooral onderin de piramide is gelegen, bij voorzieningen die de eigen kracht en het netwerk van de burgers met beperkingen versterken. De rapportage levert een bijdrage aan het Amsterdamse beleid en de voorwaarden daarvoor in de vorm van een voorstel voor de verdeling van budgetten. De volgende stap is het in praktijk doorvoeren van dit beleid en het vertalen van het beleid in het denken en handelen van instellingen, organisaties en medewerkers. Met dat doel voor ogen doen wij hieronder enkele aanbevelingen. Ontwikkel inhoudelijk welzijnsbeleid In het vierde hoofdstuk van dit rapport hebben we welzijnsfuncties geïntroduceerd. Tevens zijn in dat hoofdstuk enkele kwaliteitsaspecten en algemene aandachtspunten benoemd die bij de verdere ontwikkeling van Welzijn Nieuwe Stijl van belang zijn. Wij bevelen aan dat de gemeente verder gaat met de ontwikkeling van het welzijnsbeleid, rekening houdend met genoemde aspecten. Maak een nadere uitwerking van de welzijnsfuncties per stadsdeel en wijs een verantwoordelijke aan voor het realiseren en verbinden van het verschillende aanbod. Gebruik daarnaast de welzijnsfuncties om de regiefunctie in te vullen, door deze te koppelen aan kwaliteitscriteria. Start enkele experimenten Het verleggen van de aandacht van individuele voorzieningen naar het versterken van eigen kracht en het sociale netwerk, vraagt een omslag in het denken van betrokken professionals in de uitvoeringspraktijk. In plaats van ‘zorgen voor’ moeten zij veel meer ‘zorgen dat’ dingen voor elkaar komen. De ervaringen leert dat dit als een cultuuromslag is te typeren, die niet eenvoudig tot stand komt. Daarom bevelen wij aan dat in Amsterdam enkele experimenten worden gestart onder aansturing en regie van de gemeente, waarin wordt geoefend met ● de invoering van de beoogde omslag in denken en handelen(cultuuromslag); ● verbinden (in)formele aanbieders; ● vernieuwen en verbreden voorzieningen ten behoeve van beantwoorden ondersteuningsvraag.
MH/10/1838/pams
8 juli 2010
© bureau HHM
Pagina 37 van 52
In experimenten kan worden geleerd van de ervaringen die bij de introductie van een veranderde werkwijze optreden, opdat de stadsbrede doorvoering van Welzijn Nieuwe Stijl succesvol kan verlopen. Belangrijk hierbij is dat de gemeente Amsterdam de experimenten monitort en evalueert op effectiviteit en doelbereik. Gelet op de aantallen getroffen cliënten ligt het voor de hand dat een experiment wordt gericht op mensen met psychiatrische beperkingen. Vanwege de verwachte ontwikkelingen in de jeugdzorg, is het ook denkbaar dat een experiment op jeugdige cliënten wordt gericht. Monitor de gevolgen van de pakketmaatregelen Onder de AWBZ was begeleiding een individuele voorziening. In deze rapportage is het beeld geschetst dat Welzijn Nieuwe Stijl vooral is gericht op het versterken van de eigen kracht en het sociale netwerk van kwetsbare mensen en dat alternatieve oplossingen vaak, maar niet noodzakelijk, collectief gericht zullen zijn. In deze rapportage is betoogd dat dit niet tot problemen hoeft te leiden, als het vervangende aanbod wordt gericht op de ondersteuningsvragen waarvoor in het verleden AWBZ begeleiding werd geboden. Het kan overigen nog steeds voorkomen dat bij getroffen cliënten de persoonlijke situatie het noodzakelijk maakt dat individueel aanbod beschikbaar is en blijft. Wij bevelen aan dat de gemeente de gevolgen van de pakketmaatregel zo veel mogelijk en zo feitelijk mogelijk blijft monitoren. Daardoor kunnen eventuele knelpunten vroegtijdig worden gesignaleerd en kan inzicht ontstaan dat bij de inzet van de compensatiemiddelen voor de langere termijn belangrijk is. Beloon burgerinitiatieven Op verschillende plaatsen in de stad wordt door verschillende partijen in de stad nagedacht over mogelijkheden om ‘van onderop’ de betrokken samenleving te helpen bevorderen. Voorbeelden van dergelijke burgerinitiatieven zijn besproken tijdens de expertbijeenkomst met de vernieuwende denkers. Het lijkt ons passend bij de doelen van de Wmo en de ambities van de gemeente dat dergelijke ideeën worden gehonoreerd. Wij bevelen aan dat de gemeente het ontwikkelen van goede ideeën vanuit burgerinitiatieven zoveel mogelijk stimuleert en waar mogelijk honoreert.
MH/10/1838/pams
8 juli 2010
© bureau HHM
Pagina 38 van 52
Bijlage 1.
Uitwerking gegevens BJAA De centrale vraag van dit deelonderzoek luid als volgt: “Wat is het aantal jeugdigen dat in 2009 geen of minder begeleiding geïndiceerd heeft gekregen door Bureau Jeugdzorg Agglomeratie Amsterdam als gevolg van de pakketmaatregel AWBZ?” BJAA gaf aan dat er geen aantallen bekend zijn van cliënten die gevolgen ondervinden van de pakketmaatregel. Op individueel cliëntniveau legt BJAA wel de indicatiebesluiten vast in de papieren dossiers. Om voor de gemeente Amsterdam een goed onderbouwde schatting te geven van het aantal getroffen cliënten binnen de stad Amsterdam hebben we een aantal cliëntdossiers van BJAA binnen de stad Amsterdam onderzocht. Selectie dossiers De dossiers zijn op twee manieren geselecteerd. Allereerst hebben we gekeken naar alle cliënten die in 2009 een ambtshalve verlenging hebben ontvangen van hun AWBZ-indicatie. BJAA liep in 2009 namelijk achter met het verwerken van de aanvragen en heeft daarom 276 indicatiebesluiten verlengd tot 30 november 2009. Dit betrof allemaal cliënten met een indicatie voor OB/AB. Uit deze groep hebben wij een selectie gemaakt voor de stad Amsterdam op basis van de postcodes. Van de 111 cliënten binnen de stad Amsterdam hebben wij 50 dossiers op aselecte wijze geselecteerd en beoordeeld. Vervolgens hebben wij de overige cliënten die in 2009 zijn geherindiceerd bekeken, vanwege het aflopen van de indicatie. Uit deze groep van 1.502 cliënten hebben wij de 603 cliënten met postcode binnen de stad Amsterdam bepaald. De groep van 11115 cliënten waarvan de indicatiebesluiten ambtshalve verlengd zijn, hebben wij van het totaal afgehaald. Van de 492 cliënten die overbleven hebben wij wederom 50 cliënten aselect geselecteerd en beoordeeld. Later bleek dat deze groep ook cliënten bevat die in 2009 een eerste indicatie hebben ontvangen. Wanneer we hiervoor corrigeren komen we uit op een totaal van 994 cliënten waarvan 403 cliënten in stad Amsterdam verblijven. Na afloop van de selectie hebben wij gekeken naar de verdeling van de dossiers over de leeftijden. We hebben de cliënten uit de steekproef vergeleken met de cliënten die in 2009 een (her)indicatie voor AWBZ-zorg hebben ontvangen. Hieruit bleek dat cliënten van 7 en 8 jaar ondervertegenwoordigd waren in onze steekproef. Na overleg met een indicatiesteller is besloten nog twee dossiers toe te voegen om een betere verdeling te krijgen. Het totaal aantal onderzochte dossiers komt daarmee op 102. BJAA
Stad Amsterdam
Steekproef
Aantal nieuwe cliënten 2009
308
200
0
Aantal bekende cliënten
994
403
102
Waarvan reguliere herindicatie
718
292
52
Waarvan ambtshalve verlenging
276
111
50
Totaal
1.302
603
Tabel 1.1 Overzicht aantallen cliënten
15
Van 21 cliënten is de postcode niet bekend bij de onderzoekers.
MH/10/1838/pams
8 juli 2010
© bureau HHM
Pagina 39 van 52
102
Analyse dossiers Bij de analyse van de dossiers hebben we eerst gekeken naar het verschil in de functie begeleiding in het jaar 2009 tegenover het jaar 2008. Hiervoor hebben we gebruikgemaakt van het laatste indicatiebesluit voor 31 december 2008 en het eerste indicatiebesluit in 2009. Wanneer sprake was van een bezwaarprocedure, hebben wij de uitkomst van deze procedure gehanteerd als de eerste indicatie uit 2009. Bij het beoordelen van de dossiers hebben we ook gekeken naar de reden van de eventuele wijziging in het aantal uren. Verder hebben we gekeken of cliënten gebruikmaken van andere functies dan begeleiding. Herindicatietraject pakketmaatregel 2009 In totaal liepen circa 80 indicatiebesluiten van BJAA voor OB en/of AB door tot 2010. Deze cliënten hebben een brief ontvangen met daarin informatie over de pakketmaatregel en een aanvraagformulier voor een herindicatie. Van deze 80 cliënten hebben 25 cliënten niet gereageerd (non respons is 32%). Wanneer we dit aantal zouden doorberekenen voor de stad Amsterdam komen we uit op 32 verstuurde brieven en 10 cliënten die niet hebben gereageerd op de brieven. De werkbegeleider van BJAA geeft aan dat dit voornamelijk cliënten betreft die een lichte aandoening hebben en door de pakketmaatregel geen aanspraak meer zouden maken op de begeleiding.
Omvang dossieronderzoek De dossiers voor het onderzoek zijn aselect geselecteerd. Omdat we de uitkomsten willen extrapoleren voor de hele stad Amsterdam, is het van belang te kijken naar de representativiteit van de steekproef. Stadsdelen Amsterdam In tabel 1.2 kijken we naar de verdeling van de dossiers over de verschillende stadsdelen van Amsterdam. Ook vergelijken wij dit met de verdeling van het totaal aantal cliënten dat in 2009 een indicatiebesluit heeft ontvangen per stadsdeel. Stadsdeel Amsterdam
Aantal onderzoek
% totaal onderzoek
7
6,9%
33
8,2%
-1,3%
West
14
13,7%
69
17,1%
-3,4%
Nieuw West
16
15,7%
47
11,7%
4,0%
Zuid
23
22,5%
66
16,4%
6,1%
Oost
17
16,7%
55
13,6%
3,1%
Noord
13
12,7%
87
21,6%
-8,9%
Zuid Oost
12
11,8%
46
11,4%
0,4%
102
100,0%
403
100,0%
Centrum
Totaal
Aantal in 2009
% totaal in 2009
Verschil in %
Tabel 1.2 Verdeling van de dossiers en de cliënten van 2009 over de stadsdelen. Uit tabel 1.2 blijkt dat elk stadsdeel in Amsterdam is vertegenwoordigd in de steekproef. Stadsdeel Zuid is licht oververtegenwoordigd en stadsdeel Noord ondervertegenwoordigd. Bij het extrapoleren van de aantallen houden wij hier rekening mee door twee berekeningen te maken (één op basis van het dossieronderzoek en één op basis van 2009).
MH/10/1838/pams
8 juli 2010
© bureau HHM
Pagina 40 van 52
Uitkomsten dossieronderzoek Het doel van het dossieronderzoek is na te gaan hoeveel cliënten van BJAA getroffen zijn door de pakketmaatregel. In tabel 1.3 geven wij de uitkomsten weer. Begeleiding na invoering pakketmaatregel
Aantal onderzoek
Geen begeleiding meer pakketmaatregel
% totaal onderzoek
4
3,9%
9
8,8%
Minder begeleiding overig
14
13,7%
Omvang begeleiding gelijk
34
33,3%
8
7,8%
32
31,4%
1
1,0%
102
100,0%
Minder begeleiding pakketmaatregel
16
Omvang begeleiding gelijk, verdeling functies anders Meer begeleiding Omvang is onbekend17 Totaal
Tabel 1.3 Overzicht resultaten dossieronderzoek Uit tabel 1.3 blijkt dat 12,7% van de cliënten in meer of mindere mate door de pakketmaatregel worden getroffen. Het gaat hier om cliënten die alle begeleiding verliezen (3,9%) en cliënten die minder begeleiding ontvangen (8,8%). Het wegvallen van de functie AB kan in sommige gevallen worden opgevangen vanuit de zorgverzekeringswet (Zvw). Binnen de GGZ worden de eerste 365 dagen behandeling bekostigd vanuit de Zvw. De cliënten die gevolgen ondervinden van de pakketmaatregel zijn echter vaak langdurig onder behandeling. Wanneer de functie AB voor deze doelgroep wegvalt, kan deze niet worden opgevangen in de Zvw. Deze cliënten kunnen een beroep doen op de Wmo. De werkbegeleider van BJAA geeft echter aan dat deze categorie vaak een te zware problematiek heeft die niet kan worden opgevangen in de Wmo. Extrapolatie onderzoek In deze conclusie vertalen we de uitkomsten van de steekproef naar het totaal aantal cliënten dat bij BJAA bekend is uit de verschillende stadsdelen. Het gaat in totaal om 402 cliënten verspreid over de stadsdelen. In tabel 1.4 geven we weer hoeveel cliënten welke verandering in hun indicatie voor begeleiding ervaren. Begeleiding na invoering pakketmaatregel
% onderzoek
Aantal geëxtrapoleerd
Geen begeleiding meer
3,9%
16
Minder begeleiding door pakketmaatregel18
8,8%
35
Minder begeleiding door overig
13,7%
55
Omvang begeleiding gelijk
33,3%
134
16
Dit is inclusief drie cliënten (2,9% van het totaal) waarvan de functie AB wegvalt. De verwachting van BJAA is dat de problematiek van deze cliënten dusdanig is dat zij een beroep doen op de Zorgverzekeringswet. 17
De aanvraag voor een indicatiebesluit na de invoering van de pakketmaatregel is naar het CIZ gestuurd vanwege de leeftijd van de cliënt. In het dossier was geen kopie aanwezig. 18 Dit is inclusief 12 cliënten (2,9% van het totaal) waarvan de functie AB wegvalt. De verwachting van BJAA is dat de problematiek van deze cliënten dusdanig is dat zij een beroep doen op de zorgverzekeringswet.
MH/10/1838/pams
8 juli 2010
© bureau HHM
Pagina 41 van 52
Begeleiding na invoering pakketmaatregel
% onderzoek
Omvang begeleiding gelijk, verdeling anders
7,8%
31
31,4%
127
1,0%
4
100,0%
402
Meer begeleiding Omvang is onbekend Totaal
Aantal geëxtrapoleerd
Tabel 1.4 Uitkomsten dossieronderzoek geëxtrapoleerd naar stad Amsterdam
MH/10/1838/pams
8 juli 2010
© bureau HHM
Pagina 42 van 52
Bijlage 2.
Analyse casuïstiek
Klantgroepen
AWBZ-vraag
Vraag/behoefte Wmo (a=casuïstiek, l=landelijk)
● Dagbesteding voor contacten leggen,
Klantgroep 1: Ouderen met beginnende ouderdomsklachten, zoals vergeetachtigheid en mobiliteits– problemen, zonder dat een duidelijke diagnose is gesteld
Klantgroep 2: Ouderen met beginnend geheugenverlies en concentratiestoornissen die vaak kampen met gemis van partner of vrienden
● ● ● ●
ontspanning, structuur, activiteiten te doen, mee eten, oefenen met fysiotherapie Structuur aanbrengen en inzicht bieden in huishouding Contacten onderhouden Boodschappen doen Problemen oplossen
● Dagbesteding
● Voorziening handhaven, omdat opnieuw contact maken en vertrouwd maken
erg moeilijk lijkt (a, l) ● Geen goed alternatief waar alle aspecten geboden kunnen worden (a) ● Zonder hulp treedt vervuiling op en worden afspraken niet of nauwelijks ● ● ● ● ●
nagekomen (a) Voorkomen sociaal isolement (l) Stimuleren activiteiten buitenshuis (l) Helpen bij administratie en organisatie zorg (l) Ondersteunen bij ordenen woonomgeving (l) Ontlasten mantelzorgers (l)
● ● ● ● ● ●
Behoefte in aangaan contacten (a) Zinvolle dagbesteding (a) Grote ontmoetingsruimte niet geschikt (a) Helpen bij terugkrijgen regie (l) Ondersteunen in rouwverwerking (l) Helpen bij administratie, boodschappen e.d. (l)
Klantgroep 3: Ouderen waarbij beginnende dementie is gediagnosticeerd, die doorgaans nog thuis wonen en vaak een partner hebben en/of mantelzorg krijgen
● Begeleiden bij bezoek aan instellingen (l) ● Begeleiden bij structuur aanbrengen (l) ● Voorkomen sociaal isolement (l)
Klantgroep 4: Volwassenen die als gevolg van chronische invaliderende aandoeningen beperkt zijn in de Persoonlijke verzorging
● ● ● ● ●
Klantgroep 5: Volwassenen die als gevolg van chronische invaliderende aandoeningen licht beperkt zijn in hun psychisch functioneren
● Dagopvang met bewegingstherapie
Dagopvang met bewegingstherapie (a) Voorziening die gespecialiseerd is in de oudere mens en hun gebreken (a) Mantelzorgondersteuning (l) Bespreken problemen en oplossingen (l) Activeren (l)
● Hulp bij administratie en financiën ● Begeleiding bij contacten met externe
● Behoefte aan professioneel getrainde begeleider vanwege diversiteit
organisaties ● Overzicht en structuur aanbrengen
● Behoefte aan woonondersteuning (a, l) ● Begeleiden bij structuur aanbrengen (l)
MH/10/1838/pams
8 juli 2010
problematiek (a, l)
© bureau HHM
Pagina 43 van 52
Klantgroepen
AWBZ-vraag
Vraag/behoefte Wmo (a=casuïstiek, l=landelijk) ● Helpen bij administratie en contacten met instellingen (l) ● Huishoudelijke hulp (a) ● Begeleiding die gespecialiseerd is in begeleiden van psychiatrische cliënten
(a)
Klantgroep 6: Chronisch psychiatrische patiënten zowel stabiel als instabiel die niet of niet altijd zelfstandig kunnen functioneren
Klantgroep 7: Volwassenen met somatische of psychiatrische problematiek die ondersteund worden in de gezinssituatie
Klantgroep 8: Mensen met een lichte verstandelijke beperking die zelfstandig of bij ouders thuis wonen
● ● ● ●
Hulp bij administratie en financiën Dagstructurering Ondersteuning op huishoudelijk vlak Stimulatie in sociaal contact onderhouden (voorkomen isolement) ● Dagbesteding ● Aansporing bij zelfzorg
● ● ● ● ● ● ● ●
Coaching Voorkoming uithuisplaatsing kinderen Meegaan naar instanties Begeleiding bij nakomen van afspraken Communicatieve vaardigheden aanleren Administratie Begeleiden en stimuleren in de huishouding Begeleiding bij verzorging en opvoeding van kinderen
● Opvoedingsondersteuning om kind
vaardigheden aan te leren ● Stimuleren van kind in ontwikkeling ● Praktische thuiszorg om gezin te ontlasten
MH/10/1838/pams
8 juli 2010
● Woonbegeleiding (a,l) ● Verschillende instanties zijn niet wenselijk en zouden geweigerd kunnen
worden (a) ● Woonplek met begeleiding (a) ● Psychosociale begeleiding bij inzicht krijgen en aanleren positieve
● ● ● ●
● ● ● ● ●
communicatie, aangaan en onderhouden sociale contacten, leren verplaatsen in andermans gevoelens (l) Leren omgaan met tegenslagen, stress en problemen (l) Begeleiden terugkeer in maatschappij (l) Begeleiden bij structuur aanbieden en opvoeden kinderen (l) Dagbesteding gericht op maatschappelijke participatie en bieden structuur, verkrijgen gezond dagritme (l)
● ● ● ● ● ●
Een vaste medewerker die orde op zaken stelt (a, l) Cliënten weten loketten niet te vinden (a) Welzijnsinstantie komt niet thuis (a) Activering van huishouding is nodig en geen overname (a) Welzijn en HH zijn niet gericht op de opvoeding en verzorging van kinderen (a) Gespecialiseerde gezinsverzorging (l) Begeleiden bij benaderen kinderen en bieden structuur (l) Bijsturen opvoeding (l) Aangaan en onderhouden sociale contacten (l) Leren omgaan met tegenslagen, stress en problemen uit dagelijks leven (l) Helpen bij administratie (l)
● ● ● ●
Binnen vrijwilligerswerk is geen gespecialiseerde/ ervaren zorg aanwezig (a) Weerstand tegen diversiteit aan instanties (a) Respijtzorg (l) Aanbrengen structuur in dag- of weekindeling, administratie en
© bureau HHM
Pagina 44 van 52
Klantgroepen
AWBZ-vraag ● ● ● ●
Klantgroep 9: Jongeren en jongvolwassenen met lichte gedragsproblemen als gevolg van een lichte verstandelijke beperking, die buiten andere sectoren (zoals psychiatrie, jeugdzorg of justitie) vallen
Vraag/behoefte Wmo (a=casuïstiek, l=landelijk)
Volwassenen: Doornemen post Klankbord bieden Adviezen geven Meegaan naar instanties
onderhouden sociale relaties (l) ● Bieden houvast (l)
● Begeleiding thuis om gezin te ontlasten ● Activiteiten ondernemen met het kind ● Begeleiding op school
● Overbelasting gezin niet op te vangen met HH (a) ● Binnen vrijwilligerswerk is geen gespecialiseerde/ ervaren zorg aanwezig (a) ● Aanbrengen structuur in dag- of weekindeling, administratie en
onderhouden sociale relaties (l) ● Bieden houvast (l) ● Voorkomen psychische klachten (l) ● Begeleid werken/ sociale werkplaats (l) ● Bestaande voorzieningen zijn niet toegerust in blinden en doven, beheersen
Klantgroep 10: Mensen met een zintuiglijke beperking die met diverse hulpmiddelen redelijk tot goed zelfstandig kunnen wonen
● Aanleren gebaren/ activiteiten ● Informatieverstrekking ● Ontmoeting lotgenoten
● ● ● ●
gebarentaal niet (a) Cliënten ervaren een drempel bij reguliere voorzieningen (a) Helpen bij administratie en post (l) Helpen bij boodschappen (l) Praktische ondersteuning: meestal vrijwilliger die vertrouwensrelatie heeft opgebouwd (l)
Tabel 2.1 Overzicht casuïstiek
MH/10/1838/pams
8 juli 2010
© bureau HHM
Pagina 45 van 52
Bijlage 3.
Welzijnsfuncties en resultaten per doelgroep Doelgroep ouderen T
T
Functie
Resultaat
Gericht op zelfredzaamheid ● ● ● ● ● ● ●
Ouderen krijgen een warme maaltijd Ouderen hebben voldoende boodschappen in huis Ouderen hebben hun financiën/administratie op orde Ouderen hebben een schoon en opgeruimd huis Ouderen verplaatsen zich in en om het huis Ouderen leren om te gaan met hun beperkingen Ouderen hebben overzicht over zorg die zij ontvangen
Het bieden van emotionele ondersteuning
●
Ouderen kunnen hun verhaal over verlies, gemis en/of beperkingen kwijt
Het bieden van praktische ondersteuning
● ●
Ouderen wonen in een aangepast huis Ouderen krijgen hulp bij noodzakelijke klusjes thuis
● ●
Ouderen ontmoeten andere mensen/leeftijdsgenoten/lotgenoten Ouderen verplaatsen zich binnen de gemeente
● ● ● ●
Ouderen zetten hun kennis, kunde en levenservaring in Ouderen nemen deel aan (voor hen bedoelde) sociale, creatieve en/of educatieve activiteiten Ouderen bewegen voldoende Ouderen hebben een goed dag/nachtritme
● ● ● ●
Ouderen kunnen een beroep doen op mantelzorgers/ vrijwilligers Mantelzorgers komen op adem/nemen deel aan de samenleving Mantelzorgers voelen zich gewaardeerd Op ouderen wordt toegezien
Het versterken van eigen regie
Gericht op participatie Het stimuleren van sociale contacten Het ondersteunen bij een zinvolle en gezonde dagbesteding gericht op participatie
Het versterken van de sociale omgeving
Tabel 3.1 Te behalen resultaten, per welzijnsfunctie, voor de doelgroep ouderen
MH/10/1838/pams
8 juli 2010
© bureau HHM
Pagina 46 van 52
Doelgroep jongeren Functie
Resultaat
Gericht op zelfredzaamheid Het versterken van eigen regie
● ● ●
Jongeren wonen in een huis Jongeren hebben hun financiën/administratie op orde Jongeren hebben overzicht over zorg die zij ontvangen
Het bieden van emotionele en/of lichte pedagogische ondersteuning
● ● ●
Jongeren kunnen een beroep doen op lichtpedagogische hulp Jongeren leren benodigde vaardigheden aan Jongeren worden gestimuleerd in hun ontwikkeling
Het bieden van praktische ondersteuning
● ● ●
Jongeren gaan naar een voor hen bedoelde school Jongeren gaan naar voor hen bedoelde voor- en naschoolse opvang Jongeren maken huiswerk
Het stimuleren van sociale contacten
● ● ●
Jongeren nemen deel aan voor hen bedoelde activiteiten Jongeren ontmoeten andere mensen/leeftijdsgenoten/lotgenoten Jongeren kunnen een beroep doen op hun sociale netwerk
Het ondersteunen bij een zinvolle en gezonde dagbesteding gericht op participatie
● ● ●
Jongeren worden toegeleid naar werk Jongeren hebben een goed dag/nachtritme Jongeren zitten niet in de criminaliteit
Het versterken van de sociale omgeving
● ● ●
Ouders komen op adem/nemen deel aan de samenleving Ouders ontvangen opvoed- en opgroeiondersteuning Op jongeren wordt toegezien
Gericht op participatie
Tabel 3.2 Te behalen resultaten, per welzijnsfunctie, voor de doelgroep jongeren Doelgroep chronisch zieken en zintuiglijk beperkten Functie
Resultaat
Gericht op zelfredzaamheid ● ● ●
Het versterken van eigen regie
● ● ● ●
●
Het bieden van emotionele ondersteuning
MH/10/1838/pams
●
Chronisch zieken en zintuiglijk beperkten krijgen een warme maaltijd Chronisch zieken en zintuiglijk beperkten hebben voldoende boodschappen in huis Chronisch zieken en zintuiglijk beperkten wonen in een schoon en opgeruimd huis Chronisch zieken en zintuiglijk beperkten voeren algemeen dagelijkse levensverrichtingen uit Chronisch zieken en zintuiglijk beperkten leren om te gaan met hun beperkingen Chronisch zieken en zintuiglijk beperkten hebben hun (financiële) administratie op orde Gehandicapten en chronisch zieken hebben overzicht over de zorg die zij ontvangen Chronisch zieken en zintuiglijk beperkten kunnen hun verhaal doen over hun ziekte of handicap Chronisch zieken en zintuiglijk beperkten worden geholpen bij de acceptatie van hun beperkingen
8 juli 2010
© bureau HHM
Pagina 47 van 52
Functie
Resultaat ● ●
Het bieden van praktische ondersteuning
● ●
Chronisch zieken en zintuiglijk beperkten wonen in een aangepast huis Chronisch zieken en zintuiglijk beperkten worden geholpen bij klusjes thuis Chronisch zieken en zintuiglijk beperkten verplaatsen zich in en om de woning Chronisch zieken en zintuiglijk beperkten worden geholpen bij het tot zich nemen van en reageren op belangrijke informatie
Gericht op participatie ● ●
Het stimuleren van sociale contacten
● ●
●
Het ondersteunen bij een zinvolle en gezonde dagbesteding gericht op participatie
● ● ● ●
Het versterken van de sociale omgeving
● ● ●
Chronisch zieken en zintuiglijk beperkten verplaatsen zich binnen de gemeente Chronisch zieken en zintuiglijk beperkten ontmoeten andere mensen/leeftijdsgenoten/lotgenoten Chronisch zieken en zintuiglijk beperkten nemen deel aan algemeen maatschappelijke activiteiten Chronisch zieken en zintuiglijk beperkten nemen deel aan voor hen bedoelde activiteiten Chronisch zieken en zintuiglijk beperkten zetten hun kennis, kunde en levenservaring in Chronisch zieken en zintuiglijk beperkten voeren arbeidsmatige werkzaamheden uit in een voor hen geschikte omgeving Chronisch zieken en zintuiglijk beperkten hebben een goed dag/nachtritme Chronisch zieken en zintuiglijk beperkten bewegen voldoende Chronisch zieken en zintuiglijk beperkten kunnen een beroep doen op mantelzorgers/vrijwilligers Mantelzorgers worden begeleid bij het leren omgaan met chronisch zieken en zintuiglijk beperkten Mantelzorgers komen op adem/nemen deel aan de samenleving Naar chronisch ziekenen zintuiglijk beperkten wordt omgezien
Tabel 3.3 Te behalen resultaten, per welzijnsfunctie, voor de doelgroepen gehandicapten en chronisch zieken Doelgroep verstandelijk beperkten Functie
Resultaat
Gericht op zelfredzaamheid
Het versterken van eigen regie
● ● ● ● ●
●
Het bieden van emotionele ondersteuning
● ●
MH/10/1838/pams
Verstandelijk beperkten krijgen een warme maaltijd Verstandelijk beperkten hebben voldoende boodschappen in huis Verstandelijk beperkten wonen in een schoon en opgeruimd huis Verstandelijk beperkten voeren algemeen dagelijkse levensverrichtingen uit Verstandelijk beperkten hebben hun (financiële) administratie op orde Verstandelijk beperkten kunnen hun verhaal doen over hun ziekte of handicap Verstandelijk beperkten wordt houvast geboden ter voorkoming van psychische klachten Verstandelijk beperkten zijn zoveel mogelijk sociaal zelfredzaam
8 juli 2010
© bureau HHM
Pagina 48 van 52
Functie Het bieden van praktische ondersteuning
Resultaat ● ● ●
Verstandelijk beperkten wonen in een aangepast huis Verstandelijk beperkten worden geholpen bij klusjes thuis Verstandelijk beperkten verplaatsen zich in en om de woning
● ●
Verstandelijk beperkten verplaatsen zich binnen de gemeente Verstandelijk beperkten ontmoeten andere mensen/ leeftijdsgenoten/lotgenoten Verstandelijk beperkten nemen deel aan algemeen maatschappelijke activiteiten Verstandelijk beperkten nemen deel aan voor hen bedoelde activiteiten
Gericht op participatie
Het stimuleren van sociale contacten
● ●
●
Het ondersteunen bij een zinvolle en gezonde dagbesteding gericht op participatie
● ● ● ●
Het versterken van de sociale omgeving
● ● ●
Verstandelijk beperkten zetten hun kennis, kunde en levenservaring in Verstandelijk beperkten voeren arbeidsmatige werkzaamheden uit in een voor hen geschikte omgeving Verstandelijk beperkten hebben een goed dag/nachtritme Verstandelijk beperkten bewegen voldoende Verstandelijk beperkten kunnen een beroep doen op mantelzorgers/vrijwilligers Mantelzorgers worden begeleid bij het leren omgaan met verstandelijk beperkten Mantelzorgers komen op adem/nemen deel aan de samenleving Naar verstandelijk beperkten wordt omgezien
Tabel 3.4 Te behalen resultaten, per welzijnsfunctie, voor de doelgroepen gehandicapten en chronisch zieken Doelgroep GGZ Functie
Resultaat
Gericht op zelfredzaamheid ● ●
Het versterken van eigen regie
● ●
●
Het bieden van emotionele ondersteuning Het bieden van praktische ondersteuning
●
Mensen met een psychische of psychiatrische beperking voldoende boodschappen in huis Mensen met een psychische of psychiatrische beperking hun (financiële) administratie op orde Mensen met een psychische of psychiatrische beperking een schoon en opgeruimd huis Mensen met een psychische of psychiatrische beperking overzicht over de zorg die zij ontvangen
hebben hebben hebben hebben
Mensen met een psychische of psychiatrische beperking kunnen hun verhaal kwijt in een vertrouwde omgeving Mensen met een psychische of psychiatrische beperking ontvangen steun bij het hiermee leren omgaan
●
Mensen met een psychische of psychiatrische beperking worden geholpen bij klusjes thuis
●
Mensen met een psychische of psychiatrische beperking ontmoeten andere mensen, lotgenoten Mensen met een psychische of psychiatrische beperking ontvangen
Gericht op participatie Het stimuleren van sociale contacten
MH/10/1838/pams
●
8 juli 2010
© bureau HHM
Pagina 49 van 52
Functie
Resultaat ● ●
●
Het ondersteunen bij een zinvolle en gezonde dagbesteding gericht op participatie
● ●
●
Het versterken van de sociale omgeving
● ● ●
steun bij het ontwikkelen van sociale vaardigheden Mensen met een psychische of psychiatrische beperking nemen deel aan algemeen maatschappelijke activiteiten Mensen met een psychische of psychiatrische beperking nemen deel aan voor hen bedoelde activiteiten Mensen met een psychische of psychiatrische beperking hebben een goed dag/nachtritme Mensen met een psychische of psychiatrische beperking bewegen voldoende Mensen met een psychische of psychiatrische beperking voeren arbeidsmatige werkzaamheden uit in een voor hen geschikte omgeving Mensen met een psychische of psychiatrische beperking kunnen een beroep doen op mantelzorgers/vrijwilligers Mantelzorgers worden begeleid bij het omgaan met mensen met een psychische of psychiatrische beperking Mantelzorgers komen op adem/nemen deel aan de samenleving Naar mensen met een psychische of psychiatrische beperking wordt omgezien
Tabel 3.5 Te behalen resultaten, per welzijnsfunctie, voor de doelgroep GGZ cliënten
MH/10/1838/pams
8 juli 2010
© bureau HHM
Pagina 50 van 52
Bijlage 4.
Onderbouwing verdeelmodel compensatiebudget In de onderstaande tabellen (een voor de jeugdige cliënten en een voor volwassen cliënten) zijn de inschattingen opgenomen zoals die bij het opstellen van het verdeelmodel zijn gehanteerd. dit betreft de inschatting van de compenserende voorzieningen die bepalend zijn voor de berekening van het budget, de inschatting van het aantal cliënten dat daarvan gebruik maakt en de inschatting van de kostprijs. Deze inschattingen zijn voor een deel afkomstig uit eerder onderzoek. De toepassing van de uitkomsten van dat eerder onderzoek op de aantallen getroffen cliënten in Amsterdam, leidt tot een overschrijding van de beschikbare compensatiemiddelen. Er is dan ook een generieke korting van 15% over alle uitkomsten toegepast. Daardoor blijven de oorspronkelijke verhoudingen tussen doelgroepen en voorzieningen in stand. Bedragen
Grondslag budgetberekening Stad
Stadsdelen
Jeugdige cliënten Doorontwikkeling dienstenaanbod aan (gezinnen met) jeugdige cliënten
€ 110.000,-
Individueel jeugdwelzijnsvoorzieningen (wordt gebruikt door circa 10% van de getroffen chronisch zieke of gehandicapte kinderen en circa 20% van de getroffen verstandelijk beperkte kinderen; kost circa € 4.500,- p.p.)
€ 400.000,-
Mantelzorgondersteuning en respijtzorg ouders (wordt gebruikt door circa 20% van de getroffen chronisch zieke of gehandicapte kinderen en circa 20% van de getroffen verstandelijk beperkte kinderen ; kost circa € 800,- p.p.)
€ 90.000,-
Vrijwilligerssteunpunt t.b.v. de inzet van vrijwillige respijt en versterking informele netwerken
€ 150.000,-
(wordt gebruikt door circa 20% van de getroffen verstandelijk beperkte kinderen; kost circa € 2.000,- p.p.)
(Gezins-)coach t.b.v. begeleiding en opvoedingsondersteuning* (wordt gebruikt door circa 5% van de getroffen verstandelijk beperkte kinderen; kost circa € 4.500,- p.p.)
€ 40.000,-
€ 40.000,-
Voorzieningen voor kinderen met psychiatrische beperkingen (o.a. aanpassing basispakket opgroei- en opvoedingsondersteuning voor deze doelgroepen, ontwikkeling specifiek aanbod op het grensvlak van onderwijs, zorg en welzijn)
Subtotaal jeugdige cliënten
€ 110.000,-
€ 260.000,-
€680.000,-
Tabel 4.1 Opbouw en verdeling compensatiemiddelen voor jeugdige cliënten De hier voorgestelde verdeling tussen stad en stadsdelen is gebaseerd op aannames voor de verantwoordelijkheid voor voorzieningen voor jeugdigen. Deze verantwoordelijkheidsverdeling is in ontwikkeling. Aangenomen mag worden dat de uitkomsten van de discussie daarover uiteindelijk weerspiegelen in de verdeling van de compensatiemiddelen. Dit voorstel voor de verdeling MH/10/1838/pams
8 juli 2010
© bureau HHM
Pagina 51 van 52
stad/stadsdelen van de compensatiemiddelen voor jeugdige cliënten, is tegen die achtergrond dan ook te beschouwen als tijdelijk.y Bedragen
Grondslag budgetberekening Stad
Stadsdelen
Volwassen cliënten Doorontwikkeling en uitwerking Welzijn Nieuwe Stijl tbv volwassen cliënten
€ 500.000,-
Dagbesteding en ontmoeting (wordt gebruikt door circa 20% van de getroffen ouderen, circa 10% van de getroffen chronisch zieken en gehandicapten en circa 20% van de psychiatrische cliënten; kost circa € 4.500,- p.p.)
€ 1.800.000,-
Mantelzorgondersteuning, inclusief respijtzorg (wordt gebruikt door ca. 20% van de getroffen ouderen en circa 20% van de getroffen chronisch zieken en gehandicapten en circa 25% van de getroffen verstandelijk beperkte cliënten; kost circa € 800,- p.p.)
€ 300.000,-
Ouderenadvies, steun- en leuncontacten voor ouderen € 80.000,-
(wordt gebruikt door circa 15% van de getroffen ouderen; kost circa € 800,- p.p.)
Hulp bij het Huishouden (wordt gebruikt door circa 10% van alle getroffen volwassen cliënten; kost circa € 2.500,- p.p.)
€ 700.000,-
Vrijwilligerssteunpunt t.b.v. bijvoorbeeld de inzet van ‘buddy’s’ en maatjes, en het versterken van informele netwerken (wordt gebruikt door circa 10% van de getroffen chronisch zieken en gehandicapten, circa 20% van de getroffen verstandelijk beperkte cliënten en circa 10% van de getroffen psychiatrische cliënten; kost circa € 2.000,- p.p.)
€ 530.000,-
Schuldhulpverlening (wordt gebruikt door circa 15% van de getroffen psychiatrische cliënten; kost circa € 2.500,- p.p.)
€ 400.000,-
(Gezins)coach t.b.v. individuele begeleiding* (wordt gebruikt door circa 20% van de getroffen psychiatrische cliënten; kost circa € 4.500,- p.p.)
Subtotaal volwassen cliënten
€ 490.000,-
€ 490.000,-
€ 2.090.000,-
€ 3.200.000,-
Tabel 4.2 Opbouw en verdeling compensatiemiddelen voor volwassen cliënten * De voorziening gezinscoach wordt zowel stedelijk als door stadsdelen aangeboden, vandaar dat de middelen daarvoor gelijkelijk verdeeld zijn.
MH/10/1838/pams
8 juli 2010
© bureau HHM
Pagina 52 van 52