Verdiepte ligging N18 ter hoogte van de Museumbuurtspoorlijn / Geukerdijk Effecten water projectnr. 0249737.05 07 februari 2014
auteur(s) A. Schuphof
Opdrachtgever Gemeente Haaksbergen - Cluster Ruimte Postbus 102 7480 AC Haaksbergen
datum vrijgave
beschrijving revisie 04 definitief
goedkeuring J. Beuseker
vrijgave R. Bronckers
Colofon
Projectgroep bestaande uit:
Tekstbijdragen:
Fotografie:
Vormgeving:
Datum van uitgave: 7-2-14 Contactadres: Zutphenseweg 31D 7418 AH Deventer Postbus 321 7400 AH Deventer
Copyright © 2012 Ingenieursbureau Oranjewoud Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of openbaar worden gemaakt door middel van druk, fotokopie, elektronisch of op welke wijze dan ook, zonder schriftelijke toestemming van de auteurs.
Verdiepte ligging N18 ter hoogte van de Museumbuurtspoorlijn / Geukerdijk. Effecten Water Projectnr. 0249737.05
Inhoud blz.
1
Inleiding ................................................................................................................ 2
2
Beschrijving geohydrologie.................................................................................... 3
2.1 2.2 2.3 2.4 2.5
Locatie.............................................................................................................................. 3 Maaiveld........................................................................................................................... 3 Bodemopbouw ................................................................................................................. 4 Grondwaterstanden en stijghoogten ................................................................................. 5 Oppervlaktewater............................................................................................................. 6
3
Ontwerp verdiepte ligging ..................................................................................... 7
3.1 3.2 3.3
Gebruikte gegevens .......................................................................................................... 7 Uitvoeringswijze tunnelconstructie ................................................................................... 7 Uitgangspunten effectbepaling uitvoering/realisatie tunnel .............................................. 7
4
Effect permanente situatie verdiepte ligging ......................................................... 9
4.1 4.2 4.3 4.4
Modelberekening.............................................................................................................. 9 Effect ................................................................................................................................ 9 Lozing water pompkelder................................................................................................ 10 Aanpassingen watersysteem........................................................................................... 10
5
Tijdelijke onttrekking........................................................................................... 12
5.1 5.1.1 5.1.2 5.2 5.3 5.4 5.5
Uitvoering in den natte ................................................................................................... 12 Benodigde onttrekking.................................................................................................... 12 Invloedsgebied................................................................................................................ 13 Uitvoering in den droge .................................................................................................. 13 Beleid ............................................................................................................................. 14 Lozing onttrokken water ................................................................................................. 14 Effecten .......................................................................................................................... 14
6
Conclusies ........................................................................................................... 16
Bijlage 1: Boorprofielen ....................................................................................................... 1 Bijlage 2: Sonderingen ......................................................................................................... 1 Bijlage 3: Grondwaterstanden.............................................................................................. 1 Bijlage 4: Maximale veranderingen gws permanente situatie............................................... 4
blad 1 van 16
Verdiepte ligging N18 ter hoogte van de Museumbuurtspoorlijn / Geukerdijk. Effecten Water Projectnr. 0249737.05
1
Inleiding In het TB N18 Varsseveld-Enschede dat is vastgesteld op 20 augustus 2013 kruist de N18 noordoostelijk van Haaksbergen ter hoogte van de Geukerdijk de museumbuurtspoorlijn Haaksbergen - Boekelo bovenlangs. In het Tracébesluit N18 (2014) is gekozen om de N18 middels een verdiepte ligging de museumbuurtspoorlijn en de Geukerdijk te laten passeren. Voor de redenen waarom deze keuze alsnog is gemaakt wordt verwezen naar paragraaf 1.2 van de toelichting van het Tracebesluit N18 Varsseveld Enschede (2014) In voorliggende rapportage worden de effecten van de verdiepte ligging bij de Geukerdijk/Museumbuurtspoorlijn in zowel de permanente situatie als de tijdelijke situatie gedurende de aanleg in beeld gebracht. Leeswijzer Na de inleiding in het eerste hoofdstuk wordt in hoofdstuk twee de huidige geohydrologische situatie beschreven. De huidige geohydrologische situatie is de referentie situatie voor het alternatief van de verdiepte ligging dat in hoofdstuk drie wordt toegelicht. De effecten van de definitieve situatie met de verdiepte ligging worden beschreven in hoofdstuk vier. In het vijfde hoofdstuk wordt ingegaan op de tijdelijke effecten tijdens de aanlegsituatie. In het laatste hoofdstuk worden conclusies en aanbevelingen geformuleerd voor zowel de definitieve situatie als de tijdelijke situatie tijdens uitvoering.
blad 2 van 16
Verdiepte ligging N18 ter hoogte van de Museumbuurtspoorlijn / Geukerdijk. Effecten Water Projectnr. 0249737.05
2 2.1
Beschrijving geohydrologie Locatie De kruising met de Geukerdijk en de museumbuurtspoorlijn is gelegen in het oosten van de gemeente Haaksbergen en ligt in het beheersgebied van waterschap Regge en Dinkel. In de huidige situatie heeft het gebied een landbouwkundige functie.
2.2
Maaiveld De projectlocatie ligt op de rand van het Buurserzand en het maaiveld loopt sterk af richting het westen. Nabij de kruising Oude Boekeloseweg met de Hazenweg ligt het maaiveld op circa NAP +25,7 meter. Rond de kruising van de Hazenweg met de Hanenbergweg ligt het maaiveld op circa NAP +28,4 meter. ligt. Nabij de kruising van de Geukerdijk met de museumbuurtspoorlijn loopt het maaiveld op tot circa NAP +26,6 meter.
Kruising Oude Boekeloseweg / de Hazenweg mv ≈ NAP +25,7 m
Kruising Hazenweg / Hanenbergweg mv ≈ NAP +28,4 m
figuur 1
Maaiveldverloop omgeving projectlocatie
blad 3 van 16
Verdiepte ligging N18 ter hoogte van de Museumbuurtspoorlijn / Geukerdijk. Effecten Water Projectnr. 0249737.05
2.3
Bodemopbouw Literatuur Het verloop in het maaiveld is ook terug te zien in de bodemopbouw. De dikte van de deklaag bestaande uit de formatie van Boxtel loopt af in de richting van het oosten. De ondiepe bodemopbouw, tot de slecht doorlatende laag bestaande uit de formaties van Rupel / van Dongen, bestaat uit zeer fijn en matig fijn zand, vaak iets lemig. Op basis van boringen uit het Dinoloket (zie bijlage 1) blijkt dat op de projectlocatie een slecht doorlatende kleilaag aanwezig is vanaf circa 10,5 à 12,5 meter beneden maaiveld. • Weerstand deklaag volgens grondwaterkaart Nederland (kaart 4 zuid blad 34-E) tussen 600 en 3.000 dagen. • Kd freatisch pakket volgens grondwaterkaart Nederland (kaart 4 zuid blad 34-E) tussen 30 en 2 100 m /dag. • De eerste slecht doorlatende laag heeft volgens de grondwaterkaart Nederland (kaart 4 zuid blad 34-E) een weerstand tussen 300 en 2.000 dagen.
figuur 2
Doorsnede uit REGIS
Grondonderzoek In de ontwerpfase van de N18 is door drie bedrijven grondonderzoek gedaan. Het eerste grondonderzoek is uitgevoerd door Lankelma Geotechniek in maart 2011. Er zijn toen 25 sonderingen en 25 handboringen uitgevoerd over het gehele tracé van de N18. Ter hoogte van de museumbuurtspoorlijn bij de Geukerdijk is echter maar 1 handboring en sondering uitgevoerd waardoor in een later stadium besloten is extra sonderingen en boringen uit te voeren. Dit is in september 2012 gedaan door Wiertsema & Partners. Er zijn 3 sonderingen uitgevoerd waarvan 2 met waterspanning, en 2 mechanische pulsboringen. Omdat 1 sondering een afwijkend resultaat gaf voor wat betreft de diepte van de afsluitende kleilaag op ca. NAP + 16 m is door Fugro in oktober 2012 nog extra grondonderzoek uitgevoerd. Door Fugro zijn in totaal 8 sonderingen uitgevoerd waarvan 2 met waterspanning. Met de beschikbare grondonderzoeken is een goed beeld te schetsen van de opbouw van de ondergrond.
blad 4 van 16
Verdiepte ligging N18 ter hoogte van de Museumbuurtspoorlijn / Geukerdijk. Effecten Water Projectnr. 0249737.05
Voor de geotechnische berekeningen zijn 2 representatieve sonderingen gekozen, één voor het gebied aan de westzijde van de spoorlijn en één voor het gebied aan de oostzijde. Voor de westzijde is sondering S237 als maatgevend gekozen en voor de oostzijde sondering S240 (zie bijlage 2). Deze sonderingen zijn als representatief geacht omdat de afsluitende kleilaag hier op het hoogste niveau ten opzichte van NAP ligt (voor beide sonderingen ca. NAP +16,3 m). Voor de effecten op de grondwaterstanden wordt de diepte van de afsluitende kleilaag als maatgevend beschouwd voor de bodemopbouw. Voor de schematisatie van de bodemopbouw ten behoeve van de geohydrologische effecten wordt geen onderscheid gemaakt tussen oost en west en wordt een uniforme bodemopbouw geschematiseerd. Bodemschematisatie De bodemopbouw is globaal als volgt te beschrijven. Vanaf maaiveld, dat rond NAP + 26 á 27 m ligt, komen zandlagen voor tot een diepte van ca. NAP + 16 m tot NAP + 12 m. Vanaf hier begint de afsluitende kleilaag/keileemlaag die in alle sonderingen doorloopt tot de verkende diepte. Om een nadere bodemopbouw te verkrijgen zijn langs het traject waar de tunnel is geprojecteerd een tiental sonderingen uitgevoerd tot circa 20 meter beneden maaiveld. Op basis van de beschikbare gegevens is de bodemopbouw als volgt geschematiseerd:
2.4
nr. 1
Laag Watervoerend pakket
Formatie Boxtel
Dikte 12 m
2
Slecht doorlatende laag
Rupel / Dongen
> 10 m
Samenstelling uit zeer fijn en matig fijn zand Klei / leem
Parameters K = 10 m/dag c = 2.000 dagen
Grondwaterstanden en stijghoogten Grondwatertrappen Op basis van de GHG en GLG kaarten vertoont de grondwaterstand een groot verloop. De GHG wordt ingeschat tussen 0,4 en 0,8 meter beneden maaiveld en de GLG tussen 1,8 en 2,8 meter beneden maaiveld. Stijghoogten Op basis van de grondwaterstanden gemeten in de meest nabijgelegen TNO peilbuizen wordt een grondwaterstand verwacht tussen 0,5 en 2,0 meter beneden maaiveld. Bij een maaiveldhoogte van circa NAP +26,6 meter zou de grondwaterstand daarmee tussen NAP +26,1 m en NAP +24,6 m liggen. Wanneer de grondwaterstanden uit de gemeten peilbuizen vertaald worden naar een NAP hoogte wordt op de projectlocatie een hoogste grondwaterstand verwacht van circa NAP +25 m. Grondwaterstroming Op basis van de isohypsen van de gemiddelde voorjaarsgrondwaterstand (GVG) van 1995 uit het DINOloket wordt bijna geen verhang in de grondwaterstand verwacht. Een overzicht van de GVG isohypsen uit 1995 volgens het DINOloket is weergegeven in onderstaande figuur 3. Op basis van deze isohypsen ligt de GVG op circa NAP +22 m. Dit is aanzienlijk lager dan de grondwaterstanden volgens de TNO peilbuizen en de gemeten grondwaterstanden tijdens het bodemonderzoek.
blad 5 van 16
Verdiepte ligging N18 ter hoogte van de Museumbuurtspoorlijn / Geukerdijk. Effecten Water Projectnr. 0249737.05
Projectgebied verdiepte ligging
figuur 3
GVG Isohypsen 1995 (bron: Dinoloket)
Op basis van de gemeten grondwaterstanden van de meest nabijgelegen TNO peilbuizen wordt een grondwaterstroming verwacht in westelijke richting. Het verhang tussen de TNO peilbuizen uit bijlage 3 bedraagt tussen de 1:1.000 en 1:800, waarbij het verhang een westelijke richting heeft. Dit is echter haaks op de grondwater-stromingsrichting zoals wordt verwacht volgens het DINOloket en wat op basis van het maaiveldverloop wordt verwacht. Omdat de TNO peilbuizen het meest recent zijn en de grondwaterstroming ongunstiger is wordt bij de effectbepaling toch uitgegaan van de grondwaterstandstromingsrichting en het verhang zoals uit de TNO peilbuizen wordt afgeleid in bijlage 3.
2.5
Oppervlaktewater In de omgeving van de projectlocatie liggen watergangen om de verschillende landbouwkavels. De belangrijkste waterlopen zijn aan de noordkant de Hagmolenbeek en aan de zuidkant de watergang tussen de Hanenbergerweg, langs de Geukerdijk en naar de Kolenbranderweg. De watergangen in de omgeving hebben voornamelijk een drainerende functie en hebben geen vastgesteld waterpeil. Op circa 800 meter ten oosten van de kruising ligt een zandwinplas. De diepte van de plas bedraagt meer dan 15 meter en de verwachting is dat de plas in rechtstreekse verbinding met het watervoerend pakket staat. Gelet op de afstand van de zandwinplas tot de tunnelconstructie wordt geen invloed op de grondwaterstand ter plaatse van de tunnelconstructie meer verwacht. blad 6 van 16
Verdiepte ligging N18 ter hoogte van de Museumbuurtspoorlijn / Geukerdijk. Effecten Water Projectnr. 0249737.05
3
Ontwerp verdiepte ligging Ten behoeve van het onderzoek zijn we er vanuit gegaan dat de onderdoorgang wordt gerealiseerd door middel van een betonnen, dubbele kokerconstructie. De verdere verdiepte ligging (toeritten van de tunnel) wordt uitgevoerd in een waterafsluitende constructie die onder de weg wordt aangebracht.
3.1
Gebruikte gegevens Voor de bepaling van de effecten is gebruik gemaakt van de volgende bronnen / documenten: • Geo- en constructie technisch onderzoek verdiepte ligging N18, projectnr. 0249737.01, d.d. 30 november 2012. • Memo "Bemalingsaspecten kruising museumspoorlijn" met kenmerk 0249737.05 d.d. 24 juli 2012. • Tekening "Lengteprofiel - Geukerdijk", GO. • "Geotechnisch onderzoek N18 Enschede-Doetinchem" met kenmerk 201165-10 d.d. 31 maart 2011, uitgevoerd door Lankelma Geotechniek. • "Geotechnisch onderzoek verdiepte ligging N18 bij Geukerdijk en Museumspoorbaan te Haaksbergen" met kenmerk 56640-1 d.d. 6 september 2012, uitgevoerd door Wiertsema & Partners. • Sonderingen "Toestandonderzoeken" met kenmerk 6012-0205-000 uitgevoerd door Fugro. • ACM00231 Vraagspecificatie 01 – Eisendeel BB, MBS afdeling Weg & Werken, ProRail (zie paragraaf 2.2). • Date en Informatie van de Nederlandse Ondergrond (DINO-loket). • REGIS (Regionaal Geohydrologisch Informatiesysteem), digitale geohydrologische informatie van TNO. • Grondwaterkaart Nederland (kaart 4 zuid blad 34-E).
3.2
Uitvoeringswijze tunnelconstructie Voor het bepalen van de tijdelijke effecten die optreden tijdens de aanleg wordt onderscheid gemaakt in de uitvoering van de kokerconstructie onder het spoor en een waterafsluitende constructie onder het weglichaam van de toeritten. De kokerconstructie van de tunnel wordt in den droge uitgevoerd. Voor het aanbrengen van de waterafsluitende constructie onder de toeritten worden twee uitvoeringsmethoden onderscheiden: 1. een ontgraving in den droge met damwanden tot in de afsluitende kleilaag zodat een waterdichte bouwput ontstaat. 2. een ontgraving in den natte waarbij geen damwanden worden geplaatst en het waterafsluitende constructie onder water wordt aangelegd.
3.3
Uitgangspunten effectbepaling uitvoering/realisatie tunnel Onder de museumbuurtspoorlijn, de Geukerdijk en de nieuwe parallelweg aan de oostzijde van het spoor wordt een kokerconstructie aangebracht waarin twee gescheiden doorgangen aangebracht zijn voor verkeer in beide richtingen. De bouwputten voor de verdiepte ligging (toeritten naar de kokerconstructie) hebben een verloop in de diepte van maaiveld tot de onderzijde van de kokerconstructie onder de spoorlijn. Omdat de waterafsluitende constructie onder een talud van 1:3 wordt aangelegd, is de bouwput van de kokerconstructie taps toelopend van de aansluiting bij de kokerconstructie tot het maaiveld. blad 7 van 16
Verdiepte ligging N18 ter hoogte van de Museumbuurtspoorlijn / Geukerdijk. Effecten Water Projectnr. 0249737.05
Algemene uitgangpunten: • Gemiddeld Hoogste Grondwaterstand bedraagt circa +26,1 m NAP; • De benodigde verlaging tijdens de uitvoering tot +13,8 m NAP (= 12,3 m verlaging); • Damwanden tot +11,5 m NAP (circa 5 meter in de afsluitende laag). Afmetingen kokerconstructie: • Breedte kokerconstructie circa 22 meter; • Lengte kokerconstructie circa 27 meter; • Diepte kokerconstructie +14,1 m NAP. Afmetingen verdiepte ligging: • Maximale aanlegdiepte van de waterafsluitende constructie is +14,1 m NAP; • Lengte verdiepte ligging (toeritten naar tunnelconstructie) per zijde circa 200 meter; • In den droge ontgraven tussen de damwanden met talud 1:3; • Breedte bouwput nabij de aansluiting op de kokerconstructie bij ontgraving in den droge circa 95 meter; • Breedte bouwput nabij de aansluiting op maaiveld circa 22 meter. In verband met de taps lopende vorm van de bouwput voor de verdiepte ligging wordt voor de bouwputbemaling ten behoeve van de realisatie uitgaan van de gemiddelde breedte. Voor de bepaling van het effect in de permanente situatie wordt uitgaan van de helft van de lengte van de bouwput als obstakel voor de grondwaterstroming.
blad 8 van 16
Verdiepte ligging N18 ter hoogte van de Museumbuurtspoorlijn / Geukerdijk. Effecten Water Projectnr. 0249737.05
4
Effect permanente situatie verdiepte ligging Tijdens de definitieve situatie is een tunnelconstructie aanwezig die op het diepste punt tot aan de slecht doorlatende laag reikt. Dat betekent dat het watervoerend pakket op het diepste punt volledig wordt doorsneden en het aanwezige grondwater om de tunnelconstructie moet stromen. Dit kan tot gevolg hebben dat bovenstrooms van de tunnelconstructie een verhoging van de grondwaterstand kan optreden en dat benedenstrooms van de tunnelconstructie een verlaging van de grondwaterstanden kan optreden.
4.1
Modelberekening Om de invloed van de tunnelconstructie op de grondwaterstroming en de grondwaterstanden te bepalen is een MicroFEM model opgesteld. Omdat zowel het verhang als stromingsrichting van het grondwater niet eenduidig is af te leiden uit de beschikbare gegevens wordt in het onderzoek naar de (mogelijke) effecten van de permanente verdiepte ligging uitgegaan van de meest ongunstige situatie. Dit is de situatie die uitgaat van de grondwaterstanden en het verhang zoals is waargenomen in de meest nabijgelegen gemeten TNO peilbuizen. De isohypsen uit het DINOloket (Data Informatie Nederlandse Ondergrond) zijn afgeleid uit een regionaal model en zijn gebaseerd op grondwaterstanden uit 1995. De gemeten grondwaterstanden zijn actueler en lokaal betrouwbaarder. Omdat op basis van de drie peilbuizen de stromingsrichting niet nauwkeurig is te bepalen, wordt uitgegaan van de meest ongunstige situatie waarbij de stromingsrichting haaks op de tunnel wordt verondersteld. De stromingsrichting wordt daarbij in zuid westelijke richting verondersteld waarbij het verhang circa 1:800 bedraagt. Modelopbouw Algemeen • Modelgrootte 4,0 x 4,0 km • Knooppuntafstanden van 2 tot 50 meter • Dikte watervoerend pakket 10 meter met K waarde van 10 m/d • Verhang in grondwater van 1:800 • Stroomingsrichting grondwater haaks op tunnelconstructie Voor tijdelijke /realisatie fase: • Weerstanden damwanden 200 dagen. Voor de permanente situatie wordt aangehouden: • Waterdichte constructie tot de afsluitende laag. • In verband met oplopende hoogte van de waterafsluitende constructie wordt gerekend met de helft van de lengte van de verdiepte ligging waarbij verondersteld wordt dat de waterafsluitende constructie tot de afsluitende laag is aangebracht.
4.2
Effect Grondwaterstanden Als gevolg van de opstuwende werking van de tunnelconstructie kan de grondwaterstand bovenstrooms van de tunnelconstructie tot 10 cm toenemen. Benedenstrooms van de tunnelconstructie kan de grondwaterstand tot 10 cm dalen als gevolg van verminderde toestroom van grondwater door de tunnelconstructie. Het invloedsgebied (het gebied waar de verandering van de grondwaterstand 5 cm of meer bedraagt) is berekend tot circa 70 meter van de tunnelconstructie. In werkelijkheid zal het invloedgebied minder ver reiken door de dempende werking van detailontwatering in de omgeving. blad 9 van 16
Verdiepte ligging N18 ter hoogte van de Museumbuurtspoorlijn / Geukerdijk. Effecten Water Projectnr. 0249737.05
Opgemerkt wordt dat de berekende invloed een meest ongunstige situatie betreft en dat de werkelijke verandering beperkter is dan berekend. In de berekening is het effect op de stijghoogte bepaald. Doordat geen scheidende laag of deklaag wordt onderscheiden wordt de stijghoogte gelijk verondersteld aan de freatische grondwaterstand. De freatische grondwaterstand wordt echter ook (sterk) bepaald door detailafwatering op het maaiveld. In de berekeningen is deze echter niet meegenomen. Een overzicht van de maximaal te verwachten veranderingen van de grondwaterstand is weergegeven in bijlage 4. Grondwaterstroming De grondwaterstroming wijzigt ter plaatse van de tunnelconstructie zeer beperkt. Het grondwater stroomt om de tunnelconstructie heen en ter plaatse van de toeritten stroomt het grondwater onder de constructie door. Natuur De maximale veranderingen in de grondwaterstand hebben geen nadelige invloed op de natuurwaarden. De veranderingen zijn zeer lokaal en ook zeer beperkt. De aanwezige natuurwaarden en de invloed van de verdiepte ligging hierop worden nader toegelicht in de aparte rapportage over de natuurwaarden. Zettingegevoelige bebouwing De verdiepte ligging heeft geen nadelige gevolgen voor zettinggevoelige bebouwing. De maximaal te verwachten verlaging van de grondwaterstand reikt niet tot zettinggevoelige bebouwing. De verandering in de grondwaterstand is te klein om zettingen te veroorzaken. Voor de spoorlijn is daarom ook geen zettingrisico.
4.3
Lozing water pompkelder De neerslag die op het verhard oppervlak van de toeritten valt zal naar het laagste punt van de tunnelconstructie stromen waar het met behulp van een pomp wordt afgevoerd naar het oppervlaktewater. Het debiet dat door de pomp uit de tunnelconstructie moet worden gepompt wordt indicatief bepaald door onderstaande uitgangspunten: - Af te voeren neerslagintensiteit 90 l/s/ha; - Lengte toeritten die afstromen naar de pompkelder zijn twee maal 250 meter; - Breedte wegdeel afstromend water circa 22 meter; De benodigde pompcapaciteit bedraagt daarmee: (250 * 2 *22)/10.000 = 1,1 ha (90 /1.000 ) * 60 * 60 = 324 m3 /uur / ha 1,1 ha * 324 m3 /uur / ha = 356 m3 /uur Dit water wordt op een Wadi ten zuid westen van de N18 geloosd. Deze wadi is via de bermsloot verbonden met de watergang 20-5-0-4. ter hoogte van de Kolenbranderweg.
4.4
Aanpassingen watersysteem Door de beperkte invloed van de tunnelconstructie op de grondwaterstanden en de grondwaterstroming en de dempende werking van detailafwatering zijn aanpassingen aan de waterhuishouding als mitigerende maatregel niet noodzakelijk. Voor de afvoer van het water dat op de weg valt en niet meer aan weerszijden van de weg afwatert maar naar het laagste deel van de tunnel stroomt zijn wel aanpassingen nodig. De doorgaande watergangen parallel aan de N18 die het afstromende wegwater opvangen zijn ter plaatse van de tunnel niet meer nodig. Het water dat binnen de waterafsluitende constructie valt wordt met behulp van goten blad 10 van 16
Verdiepte ligging N18 ter hoogte van de Museumbuurtspoorlijn / Geukerdijk. Effecten Water Projectnr. 0249737.05
aan weerszijden van de weg afgevoerd naar het laagste deel van de tunnel waar het met behulp van een pomp uit de tunnel wordt afgevoerd. Voor het water dat met de pomp wordt afgevoerd naar het oppervlaktewater wordt een Wadi ten zuidwesten van de N18 aangelegd. De pompkelder loost het water op de Wadi welke via de bermsloot verbonden is met de watergang 20-5-0-4 ter hoogte van de Kolenbranderweg.
blad 11 van 16
Verdiepte ligging N18 ter hoogte van de Museumbuurtspoorlijn / Geukerdijk. Effecten Water Projectnr. 0249737.05
5
Tijdelijke onttrekking Tijdens de aanleg van de tunnelconstructie zal een bronbemaling nodig zijn. Doordat de grootste onttrekkingen in een gesloten bouwput met damwanden tot in de afdichtende kleilaag worden uitgevoerd is de invloed op de omgeving beperkt. In dit hoofdstuk worden het benodigde debiet en de hydrologische effecten op de verschillende aspecten die nadelig beïnvloed kunnen worden als gevolg van een (tijdelijke) verlaging van de grondwaterstand nader beschouwd. Hierbij wordt onderscheid gemaakt tussen een natte en een droge uitvoeringsvariant. Tevens wordt ingegaan op het beleid ten aanzien van vergunningenverlening van grondwateronttrekkingen.
5.1 5.1.1
Uitvoering in den natte Benodigde onttrekking Voor de benodigde onttrekking voor het droog houden van de bouwput wordt onderscheid gemaakt in verschillende debieten, te weten: initieel debiet om de bouwput leeg te pompen, lekkage door de damwanden en neerslag in de bouwput. Toestroom van onderaf wordt door de dikte van de afdichtende laag als verwaarloosbaar geacht. Initieel debiet Afmetingen bouwput kokerconstructie (L x B) 23 x 26 meter (2 meter rondom kokerconstructie) Benodigde verlaging in bouwput 12,3 meter 3 Waterbezwaar in de bouwput = 26 x 23 x 12,3 ≈ 7.350 m Bij leegpompen van de bouwput in een week (in een droge periode) bedraagt het benodigde debiet circa 50 m3 /uur. Lekkage damwanden De lekkage door damwanden wordt berekend met de formule : Q= n*P*0,5 *H2 , waarbij n = aantal damwanden, P = slotweerstand van damwand en H = grootste waterstandverschil. Ten aanzien van de slotweerstanden is dat afhankelijk van het type slot van de damwanden en de eventuele wijze van afdichting. De slotweerstanden kunnen variëren van 10 -6 en 10-10 meter per seconde per meter damwand. Omdat het type afdichting nog onbekend is wordt bij de berekening van het lekwater een bandbreedte aangegeven. • Omtrek van de bouwput bedraagt circa 100 meter; • Bij een damwandbreedte van 1 meter heeft de bouwput circa 100 damwandsloten; • Maximaal peilverschil over de damwand circa 12,3 meter; Het debiet uit lekkage tussen de damwanden bedraagt tussen de 27 m3 /uur en 2,7 liter/uur. Neerslag Voor het droog houden van de bouwput tijdens neerslag wordt gerekend met een neerslaggebeurtenis met een herhalingstijd van eens per jaar. Bij intensievere neerslag zal rekening gehouden moeten worden dat water in de bouwput blijft staan en dat (afhankelijk van de beschikbare pompcapaciteit) meer tijd nodig is om de bouwput weer droog te bemalen. Oppervlak bouwput (L*B) 23 * 26 = 598 m2. Neerslag van T=1 situatie inclusief 10% klimaatcorrectie bedraagt 36 mm in 24 uur. De weg te pompen hoeveelheid neerslag bedraagt daarmee circa 22 m3 in 24 uur ≈ 1 m3 / uur.
blad 12 van 16
Verdiepte ligging N18 ter hoogte van de Museumbuurtspoorlijn / Geukerdijk. Effecten Water Projectnr. 0249737.05
5.1.2
Invloedsgebied Door de aanwezigheid van de damwanden die tot in de slecht doorlatende laag worden geplaatst is de invloed op de omgeving te verwaarlozen. Bij grote lekkage van de damwandsloten zou direct achter de damwanden een marginale verlaging van de grondwaterstand kunnen optreden. De verlaging direct achter de damwanden zal echter minder dan 0,25 meter bedragen. Negatieve effecten op de omgeving worden daarom niet verwacht.
5.2
Uitvoering in den droge Bij de uitvoering in den Natte worden naast de kokerconstructie ook de toeritten in den droge gerealiseerd. De waterafsluitende constructie wordt over een lengte van circa 300 meter aan weerszijden van de kokerconstructie onder de toeritten aangebracht. Doordat de toeritten vanaf de onderzijde van de kokerconstructie oplopen tot maaiveld is de afmeting van de bouwput niet overal gelijk. Voor de afmetingen en de diepte van de bouwput wordt daarom het gemiddelde aangehouden voor zowel de lengte, breedte als diepte. In onderstaande tabel staan de gehanteerde afmetingen. Dimensies bouwput Lengte Breedte Diepte (verlaging)
Maximum 300 m 95 m 12,3 m
Minimum 300 m 22 m 0m
Gemiddeld 300 m 58,5 m 6,2 m
Initieel debiet Waterbezwaar per bouwput voor een toerit = 300 x 58,5 x 6,2 = 108.800 m3. Bij leegpompen van de bouwput in een week (in een droge periode) bedraagt het benodigde debiet circa 650 m3 /uur per toerit. Het totaal initieel debiet voor de twee toeritten en de kokerconstructie bedraagt 2 * 108.800 + 8.560 ≈ 226.000 m3. Lekkage damwanden De lekkage door damwanden wordt berekend met de formule : 2 Q= n*P*0,5 *H , waarbij n = aantal damwanden, P = slotweerstand van damwand en H = grootste waterstandverschil. Ten aanzien van de slotweerstanden is dat afhankelijk van het type slot van de damwanden en de eventuele wijze van afdichting. De slotweerstanden kunnen variëren van 10 -6 en 10-10 meter per seconde per meter damwand. Omdat het type afdichting nog onbekend is wordt bij de berekening van het lekwater een bandbreedte aangegeven. • Omtrek van de bouwput bedraagt circa 717 meter; • Bij een damwandbreedte van 1 meter heeft de bouwput circa 717 damwandsloten; • Gemiddeld peilverschil over de damwand circa 6,2 meter; Het debiet uit lekkage tussen de damwanden bedraagt tussen de 99 m3 /uur en 9,9 liter/uur. Neerslag Voor het droog houden van de bouwput tijdens neerslag wordt gerekend met een neerslaggebeurtenis met een herhalingstijd van eens per jaar. Bij intensievere neerslag zal rekening gehouden moeten worden dat water in de bouwput blijft staan en dat (afhankelijk van de beschikbare pompcapaciteiet) meer tijd nodig is om de bouwput weer droog te bemalen. Oppervlak bouwput (L*B) 300 * 58,5 = 17.550 m2. Neerslag van T=1 situatie inclusief 10% klimaatcorrectie bedraagt 36 mm in 24 uur. De weg te pompen hoeveelheid neerslag bedraagt daarmee circa 630 m3 in 24 uur ≈ 26 m3 / uur.
blad 13 van 16
Verdiepte ligging N18 ter hoogte van de Museumbuurtspoorlijn / Geukerdijk. Effecten Water Projectnr. 0249737.05
5.3
Beleid Het bevoegd gezag inzake grondwateronttrekkingen ten behoeve van bouwputbemalingen is het waterschap Regge en Dinkel. In de Keur van het waterschap staan de regels omtrent wanneer de onttrekking vergunningplichtig is. In onderstaand artikel uit de Keur van Regge en Dinkel staan de vergunningsgrenzen. Artikel 3.10 Watervergunning onttrekken van grondwater en infiltreren in de bodem 1. Het is verboden zonder vergunning van het bestuur: a. grondwater te onttrekken; b. water in de bodem te infiltreren. 2. Geen vergunning krachtens het eerste lid, onderdeel a is vereist: de te onttrekken hoeveelheid grondwater niet meer bedraagt dan 50.000 m3 per aaneengesloten periode van 30 dagen met een maximum van 200.000 m3 per aaneengesloten periode van zes maanden en de onttrekking niet langer duurt dan een aaneengesloten periode van zes maanden; Gelet op het verwachte waterbezwaar bij realisatie in den droge (>100.000 m3 ) zal voor de onttrekking een vergunning aangevraagd moeten worden. Bij de aanvraag moet rekening worden gehouden met een proceduretermijn van 6 maanden. Bij uitvoering in den natte is geen vergunning noodzakelijk. Wel dient voor de onttrekking een melding gedaan te worden.
5.4
Lozing onttrokken water De lozing van het ontrokken water valt onder het Besluit lozingen buiten inrichting (Blbi). In dit besluit is onderstaande opgenomen over het lozen van bronneringswater: 2. Het lozen op of in de bodem is toegestaan. 3. Het lozen in een oppervlaktewaterlichaam is toegestaan indien: a. het gehalte onopgeloste stoffen in enig steekmonster ten hoogste 50 milligram per liter bedraagt; b. als gevolg van het lozen geen visuele verontreiniging optreedt. Het onttrokken water wordt geloosd op de Wadi ten zuidwesten van de N18 die via de bermsloot verbonden is met de watergang 20-5-0-4.
5.5
Effecten Zettingsgevoelige bebouwing De projectlocatie ligt in de nabijheid van het rijksmonument De Bommelas. De Bommelas is een oude boerderij op korte afstand van de projectlocatie. De projectlocatie ligt echter buiten de invloedszone van zowel de tijdelijke onttrekking als de definitieve situatie. Nadelige gevolgen ten aanzien van zettinggevoelige bebouwing wordt niet verwacht. Verder dient rekening gehouden te worden met de spoorlijn. De werkzaamheden mogen geen zettingen voor de spoorlijn veroorzaken. Door de uitvoering in een gesloten bouwput zijn de effecten op de omgeving minimaal. Verlagingen buiten de bouwput beneden de gemiddeld laagste grondwaterstand worden niet verwacht. Gelet op de bodemopbouw die uit niet zettinggevoelige zandgronden bestaat en de beperkte invloed van de onttrekking buiten de bouwputten worden zettingen aan de spoorlijn derhalve niet verwacht.
blad 14 van 16
Verdiepte ligging N18 ter hoogte van de Museumbuurtspoorlijn / Geukerdijk. Effecten Water Projectnr. 0249737.05
Natuurwaarden en landbouw De in de nabijheid gelegen natuurwaarden op circa 300 meter ten noordoosten van de projectlocatie gelegen EHS bestaan uit; droog bos met productie, dennen-, eiken en beukenbos en kruiden en faunarijk grasland en zijn bestempeld als nieuw te vormen natuurwaarden. De meest nabijgelegen waardevolle natuurwaarden betreft botanisch waardevol grasland op circa 700 meter ten noorden van de projectlocatie. Zowel de tijdelijke onttrekking als de permanente situatie hebben geen effect op de natuurwaarden in de omgeving. Archeologie De invloed van de bemaling op de grondwaterstand in de omgeving is beperkt. Voor de tijdelijke verlaging van de grondwaterstand zijn geen maatregelen nodig ten aanzien van mogelijke archeologische waarden binnen het invloedsgebied van de bemaling. Verontreinigingen Voor zover bekend zijn geen grondwaterverontreinigingen binnen het invloedsgebied van de onttrekking bekend. Overige onttrekkingen Voor zover bekend zijn er geen overige permanente onttrekkingen in de omgeving van de projectlocatie die door de bemaling negatief worden beïnvloed.
blad 15 van 16
Verdiepte ligging N18 ter hoogte van de Museumbuurtspoorlijn / Geukerdijk. Effecten Water Projectnr. 0249737.05
6
Conclusies Ten aanzien van de geohydrologische effecten op de omgeving voor water betreft zowel de permanente situatie als ten tijde van de aanleg kunnen de volgende conclusies worden getrokken: Permanente situatie • De grondwaterstromingsrichting en het verhang zijn niet eenduidig vastgesteld; • De uiteindelijke tunnelconstructie heeft in het meest ongunstige geval een marginaal effect op de omgeving; • Naar verwachting treden geen negatieve effecten op als gevolg van de aanleg van de tunnel; • Voor de afvoer van afstromend water dat op de tunneldelen valt zijn geen bermsloten noodzakelijk. Het afstromende water wordt met behulp van een pomp uit de tunnel afgevoerd naar het oppervlaktewater; • Het water uit de pompkelder wordt geloosd op de Wadi die tussen de Hazenweg en dee N18 aangelegd wordt. Deze Wadi is via de bermsloot verbonden met de watergang 20-5-0-4. Tijdelijke onttrekking • Door het gebruik van damwanden tot in de afsluitende laag is het effect op de omgeving van de uitvoering in de droge bouwput gedurende de uitvoering beperkt; • Bij uitvoering in den droge wordt circa 226.000 m3 onttrokken. Voor de onttrekking moet rekening worden gehouden met het aanvragen van een watervergunning; • Het maximale debiet dat tijdens de uitvoering in den droge wordt onttrokken als gevolg van lekkage tussen de damwanden door kan oplopen tot circa 100 m3 per uur. Bij een goede afdichting kan dit debiet echter tot een factor 1000 afnemen; • Bij uitvoering in den natte wordt circa 8.600 m3 onttrokken. Voor de onttrekking is geen watervergunning nodig maar dient wel een melding te worden gedaan; • Het maximale debiet dat tijdens de uitvoering in den natte wordt onttrokken als gevolg van lekkage tussen de damwanden door kan oplopen tot circa 27 m3 per uur. Bij een goede afdichting kan dit debiet echter tot een factor 1000 afnemen; • Het onttrokken bronneringswater kan geloosd worden op het oppervlaktewater. Dit kan op de watergang aan de zuidzijde van de tunnel ten westen van de spoorlijn. Monitoring Geadviseerd wordt om rondom de projectlocatie een aantal peilbuizen te plaatsen met divers om vooraf de grondwaterstromingsrichting en het verhang in het grondwater nader te kunnen bepalen en om de effecten achteraf voldoende in beeld te kunnen brengen. Indien de monitoring uitwijst dat het verhang en of de effecten groter zijn dan verwacht zal in overleg met het bevoegd gezag mitigerende maatregelen moeten worden opgesteld. De te plaatsen monitoringsbuizen kunnen ook gebruikt worden voor de monitoring van de effecten van de tijdelijk onttrekking en voor eventuele effectbepaling achteraf.
blad 16 van 16
Bijlage 1: Boorprofielen
blad 1 van 1
Bijlage 2: Sonderingen
blad 1 van 3
blad 2 van 3
blad 3 van 3
Bijlage 3: Grondwaterstanden
stijghoogte in cm beneden maaiveld (mv= NAP +23,92m) B34E0105
20 40 60 80 100 120 140 160 180 3-12-2011
3-6-2011
3-12-2010
3-6-2010
3-12-2009
3-6-2009
3-12-2008
3-6-2008
3-12-2007
3-6-2007
3-12-2006
200 3-6-2006
cm beneden maaiveld
0
blad 1 van 4
16-2-2007
16-8-2006
16-2-2006
16-8-2005
16-2-2005
16-8-2004
16-2-2004
16-8-2003
16-2-2003
14-10-2006
14-10-2004
14-10-2002
14-10-2000
14-10-1998
14-10-1996
14-10-1994
14-10-1992
14-10-1990
14-10-1988
cm beneden maaiveld
0
16-8-2002
16-2-2002
16-8-2001
16-2-2001
16-8-2000
16-2-2000
14-10-1986
200
16-8-1999
16-2-1999
cm beneden maaiveld
stijghoogte in m beneden maaiveld (mv=NAP +25,33 m) B34E0312
25
50
75
100
125
150
175
stijghoogte in m beneden maaiveld (mv = NAP +25,83 m)
0 B34F1474
25
50
75
100
125
150
175
200
blad 2 van 4
Berekening verhang tussen de recent bemeten TNO peilbuizen Peilbuisnr. 105 312 1474
Afstand
X-coord. 248690 249760 250440
105
Verschil gemiddelde gws 105 105 312 1474
gws gemiddeld -mv 116 140 96
gemiddelde gws NAP 2277 2393 2487
312 1181
1474 1753 914
(cm) 312 -116
1474 -210 -94
312 -1016
1474 -833 -970
1:X 105
105 312 1474
mv (cm NAP) 2393 2533 2583
(m)
105 312 1474
Verhang
Y-coord. 467250 467750 467140
blad 3 van 4
Bijlage 4: Maximale veranderingen gws permanente situatie
blad 4 van 4