Getuigenis terugkomdag Kairos 21 mei 2008 Ik ben geboren en getogen in het Noord-Limburgse Afferden een dorpje tussen Venlo en Nijmegen. Momenteel woon ik in Bergen, een dorpje verderop. Ik ben 57 jaar, gehuwd met Toon en moeder van vier kinderen tussen 21 en 25 jaar. Drie zonen, Peter 25, Jasper 23, William 21 en een dochter Maartje 22. Ik ben van huis uit katholiek opgevoed. Kreeg het met de paplepel ingegoten.
Ik wil jullie een klein beetje laten proeven van een herinnering uit mijn jeugdjaren die invloed heeft gehad op mijn latere geloofsleven. “Vere dignum et justum est” (het is waarlijk passend,heilzaam en rechtvaardig). De eerste zin uit de klassieke prefatie roept een beeld bij mij op vanuit de liturgie uit mijn kinderjaren. Een van die vroege vertrouwde beelden uit de rijke katholieke traditie, stamt voor mij uit de Afferdense H. Cosmas en Damianuskerk. Deze kerk was de parochiekerk van mijn vaderlijke en moederlijke stam. Mijn grootmoeder, mijn lieve opoe, nam mij bij een logeerpartijtje dagelijks mee naar de vroegmis. Lopend naast haar kittige, snelle pasjes, mocht ik haar zwarte tas om mijn kinderschouders dragen. Daarin zat haar missaal veilig opgeborgen. Wanneer ik naast haar in de kerkbanken zat en de voor mij (en nog zo veel anderen) onverstaanbare klanken van de Latijnse mis over mij heen hoorde gaan, bladerde ik in haar indrukwekkende missaal dat boordevol bidprentjes van dierbare overledenen zat. Het missaal bevatte, naast alle voorgeschreven teksten voor evenzoveel soorten missen, de hele gemeenschap van de heiligen met een korte beschrijving van hun levensgeschiedenis. Ik smulde van deze verhaaltjes en ik bladerde van voor naar achter in het missaal om mijn favoriete heiligen op te zoeken: de heilige Liduïna van Schiedam, de heilige Lucia, Willibrordus en nog zo een aantal. Gedurende de woorddienst (toen nog ‘voormis’geheten) liet mijn grootmoeder de kralen van de rozenkrans door haar handen glijden, totdat de eerste woorden van de prefatie klonken uit de mond van de voorganger. Aan de verandering van de sfeer bemerkte ik de grote eerbied voor het ritueel, dat zich vooraan in de kerk aan het voltrekken was. De dikke knielkussentjes waren echter niet dik genoeg om mijn kinderneus boven de bank uit te laten steken en iets méér op te vangen dan de achterhoofden van de pastoor en de misdienaars. Het heilige ritueel daalde letterlijk en figuurlijk van boven neer, zonder dat wij er een keer bij betrokken werden. Later toen ik beter kon lezen, kreeg ik ter overbrugging van de lange dienst, een katholiek verantwoord boekje van opoe: ‘Hoe onze lieve Heer leefde’, met plaatjes van Jan Wiegman. Dierbare beelden en woorden die zich tezamen vermengen, en in mijn herinnering de zoete geur van het katholieke leven uit mijn jeugd ophalen.
1
‘Katholiek zijn’ beperkte zich in die jaren niet uitsluitend tot de weekendviering, maar uitte zich tevens in de dagelijkse rituelen van alledag. De sociaal culturele feesten vermengden zich moeiteloos met de vaste cadans van het liturgisch kerkelijk jaar. Van Kerstmis, Driekoningen, Palmzondag en Pasen naar Hemelvaart, Pinksteren, Sacramentsdag en Allerheiligen. Daartussendoor de vieringen van Mariafeesten, Moederdag en Vaderdag, Sint Maarten en Sint Nicolaas. Kortom, in en buiten de kerk was er voldoende aanbod om het leven in al haar facetten gezamenlijk te vieren. Het was de tijd dat de priesterparochiezoon in open landauer werd opgehaald en de Sacramentsprocessie ook een rondje buiten de kerkmuren, door het dorp, trok. De vanzelfsprekende waarheden van het geloof, de zoete geur van de zondagse wierook en de wonderverhalen van Jezus, het vermengde zich gelijk eten en drinken door mijn hele lichaam en ziel. Het was voor mij waarlijk passend, heilzaam en
rechtvaardig.
Mijn vader werkte mee in onze parochie, mijn moeder zorgde met een paar andere vrouwen dat de kerk er pico bello uit zag. Wij gingen vaak mee om te helpen. Na de lagere school werd ik gevraagd voor de liturgiegroep voor jongerenvieringen, werd lid van deze groep in onze parochie, om een paar jaar later deel uit te maken van de begeleiding van deze groep. Tijdens de leraressenopleiding akte NXIX was ik lid van de werkgroep vieringen op de opleidingsschool en volgde een bijbelcursus en een geloofscursus. Na mijn opleiding, in de periode dat ik les gaf, werd ik gevraagd om voorzitster te worden van de commissie identiteit op de scholengemeenschap in Veghel. In diezelfde periode vroeg de pastoor van H. Hartparochie in Veghel Zuid of ik lectrice wilde worden en leidster van de parochiële jongerengroep. In deze parochie ben ik ook een aantal jaren lid geweest van de M.O.V.-groep. Na mijn huwelijk ben ik weer teruggekeerd naar mijn geboortestreek. Heb nog een paar jaar les gegeven op een school in Cuijk in de vakken huishoudkunde en gezondheidskunde (tegenwoordig is dat zorg en welzijn) Na de geboorte van onze oudste zoon (er volgden nog twee zonen en een dochter) heb ik me volledig aan het moederschap gewijd. Tot in het diepste geraakt door het wonder van nieuw leven werd ik me bewust dat ik in het parochiepastoraat mijn steentje bij moest dragen. Dat werd bevestigd door een huisbezoek van de toenmalige kapelaan Jan Thijssen die me vroeg om mijn bijdrage in het parochiepastoraat Was dit een boodschapper door God gezonden? Ik heb inmiddels diverse toerustingscursussen gevolgd en in de loop der jaren ben ik op velerlei terreinen in onze parochie werkzaam geweest als vrijwilligster en heb dat steeds meer ervaren als een roeping. In november 2001 heb ik de 4 jarige Katechistenopleiding Kairos van het bisdom Roermond afgerond.
2
Zondag 4 november 2001 kreeg ik van de Bisschop de zending als katechiste in ons bisdom. Sindsdien ben ik als katechiste werkzaam op diverse pastorale terreinen in onze parochie in Bergen. Mijn hoofdbezigheid is 'catechese'. Communie-en Vormselcatechese, godsdienstlessen op de openbare basisschool, begeleiding van werkgroepen door ondersteuning van vrijwilligers, het meeverzorgen van ouderavonden en verder het leiding geven aan de kinder - en volwassenencatechese. Toen in 2001 in Sittard de Theologieopleiding Pastoraal Werk startte, was het alsof ik daar naar toe getrokken werd. Ik had het gevoel dat ik gehoor moest geven aan Zijn stem diep in mijn binnenste. Maar ja, een opleiding van 7 jaar, mijn werk in de parochie en een gezin met 4 opgroeiende kinderen , zou dat niet teveel worden? Bovendien was het een opleiding die best veel tijd, energie en geld zou gaan kosten. Maar ik bleef onrustig, in mijn gebed besteedde ik er aandacht aan, en ik kreeg steeds meer het gevoel dat ik deze opleiding móest gaan volgen. Het was alsof mijn aandacht daar steeds weer naar toe getrokken werd. Na overleg met mijn gezin, pastoor, de bisschop en nog wat andere mensen heb ik dan toch de stap gezet. In 2005 heb ik de bacheloropleiding afgesloten. Dit jaar hoop ik de Master Godsdienst / Pastoraal werk (Fontys Hogeschool Sittard) af te ronden evenals de catechetische variant hier op de Kairosopleiding die ik er nog maar even bij gedaan heb.
Verwachting toekomstig werkterrein Hoogst waarschijnlijk kan ik, als ik aan het eind van dit studiejaar de masterfase met goed gevolg afsluit, als pastoraal werkster aan de slag in de Sint Petrusparochie in Bergen. Daar is nog veel werk aan de winkel wat betreft clustering met twee andere parochies en fusering van ons Gennepse dekenaat met het dekenaat Venray. Ik ben er van overtuigd dat God me geroepen heeft om zijn boodschap uit te dragen als werkster in zijn wijngaard. Ik weet uit mijn pastorale ervaring, als vrijwilligster en vanuit de diverse stages, dat dit lang niet altijd gemakkelijk is. Maar ik weet zeker dat de Heer mij de kracht zal geven.
AAN DIE DROOM WIL IK VAN HARTE MEEWERKEN Deze nacht had ik een droom, een droom van een parochie, waarin mensen elkaar echt wilden ontmoeten en een deel van hun levensweg samen wilden gaan. Het was een parochie,
3
waarin het woordje “moeten”vervangen was door “mogen”, waar eigenbelang nooit de voorrang kreeg op de belangen van de groep, waar jong en oud ongedwongen samen leefden, met geloof, eerbied en vertrouwen in elkaar. Daarom konden ze ook openhartig met elkaar praten, over alles wat hen gelukkig maakte, maar ook over hetgeen ze aanvoelden als minder gelukkig. Het was een parochie, waarin niemand werd uitgesloten, noch om zijn afkomst, noch om zijn taal, noch om zijn eigenheid, maar waar men eenieder wist te waarderen, omdat er toch zoveel moois te ontdekken viel in de rijkdom van verscheidenheid. Het was een parochie, waarin het woordje “God” tastbaar was in kleine, onopvallende daden van mensen, die elkaar echt probeerden te beminnen. Het was een parochie, waar hartelijkheid voelbaar was, omdat eenieder zich verantwoordelijk wist, elk met zijn eigen inbreng, als één grote familie rond dezelfde Vader. Toen werd ik wakker en besloot: “aan die droom wil ik van harte meewerken.”
Ik vind dat de westerse kerk vandaag een boeiende tijd beleeft. Ik geloof volop in de toekomst van het christendom in onze cultuur. Als gelovigen anderen maar enthousiast weten te maken. En als ze de ‘goede boodschap’ ook werkelijk als iets goeds laten ervaren. Die boodschap draag ik uit ‘in de naam van de Vader’. Men kan me van alles, behalve kerk- en cultuurpessimisme aanwrijven.
Ik houd niet van het woord kerkcrisis. Ik ontken niet dat er een crisis is. De hele vraag luidt vanuit welke houding je daarmee omgaat. Zie je alleen wat fout loopt, of richt je van daaruit de blik op een perspectief en een visie? Voor wie aan iets timmert, betekent crisis dat de dingen nog niet af zijn. Realisme vergt zowel de erkenning van de crisis als het besef dat je eraan kunt werken. Jongerenpastoraal staat in elk geval hoog op mijn prioriteitenlijst en kerkelijke verkondiging moet alles inzetten op de integratie van christelijke spiritualiteit in het gewone leven, vind ik. Het kan in geen geval de bedoeling zijn de crisis als perspectief te ‘verkopen’. Ik vind dat een belangrijk besef voor onze tijd en voor onze kerk. Christus zag in
4
zijn cultuur en godsdienst ook veel fout lopen, maar hij gaf een antwoord dat verder reikte dan die crisis.’’ ,,We moeten zaaien. En goed beseffen dat je in de zaaitijd zelf nooit oogst. Zaaien betekent voor mij: enthousiasme brengen en ervoor zorgen dat mensen de goede boodschap ook werkelijk als iets goeds ervaren. We mogen ons niet laten intimideren wanneer iemand – omdat het hem of haar niet aanstaat – bitsig reageert op een kerkelijke verklaring. De goede boodschap is niet noodzakelijk wat mij aanstaat. De waarheid zoeken, veronderstelt meer dan luisteren naar wat je graag hoort. Dat geldt ook voor de politiek, voor het sociale leven, enzovoort.’’ Wanneer ervaren de mensen de boodschap als iets goeds? ,,Allereerst wanneer ze wordt gebracht door een goed mens die ook werkelijk goedheid uitstraalt. Net zoals in het onderwijs: een goede leerkracht is niet tevreden wanneer hij of zij er alleen maar in slaagt kennis over te dragen. Dat zou betekenen dat die leerkracht geen boodschap heeft. De boodschap staat uiteindelijk niet in een handboek, maar impliceert dat de leraar of lerares ‘zichzelf brengt’. Je geeft een mensbeeld door. De cruciale vraag luidt: welk mensbeeld ontdekt men in mij? Een geloofsverkondiger staat voor een groep om mensen te ontmoeten en hen zover te brengen dat ze het leven als iets waardevols ontdekken. De bijbel is daartoe zijn instrument.’’ De geloofsverkondiger moet dus allereerst een spiritueel mens zijn? ,,Een verkondiger moet weten waarover hij praat. Hij moet vertrouwd zijn met wat Christus en zijn evangelie betekenen. Een probleem is dat veel verkondigers daar wel iets van afweten, maar er eigenlijk niet van zijn doordrongen. Een christelijke verkondiger moet specialist zijn in het evangelie. Een verkondiger mag nooit tevreden zijn met een koffertje anekdoten. Het professionele van een geloofsverkondiger ligt erin dat hij of zij weet wat er in het evangelie is gebeurd. Het gaat om meer dan alleen vragen als: ‘Waar heeft Jezus geleefd?’; ‘Wat heeft hij gedaan?’; ‘Wat gezegd?’. Maar vooral: ‘Wat heeft Jezus teweeggebracht en van waaruit gebeurde dat?’’’ Het betekent dat de verkondiger altijd ook zichzelf in het verhaal inbrengt. Dan beseffen mensen: ‘Hij weet het.’ Dat betekent niet zozeer dat die mens ‘veel weet’, maar dat hij de boodschap als het ware ‘allround’ beleeft. Het gebrek aan contact met volwassen allround gelovigen verklaart mee de geloofscrisis bij jongeren. Dat is een belangrijke, maar moeilijke uitdaging, want zo’n contact 5
heeft altijd ook te maken met warmte tussen twee mensen van vlees en bloed.’’ In mijn geloofspedagogiek wil ik mensen meenemen vanaf de plaats waar ze staan. Zit er in de christelijke geloofsgroei niet altijd ook een moment van discontinuïteit: de omgang met de Schrift – een oud boek dat enigszins vreemd is aan mijn leefwereld? De openheid voor een ‘Andere God’ die zich openbaart? Dat klopt. Je kunt het vergelijken met de ontsluiting van een kunstwerk. Je besteedt eerst een hele tijd aan de beschrijving van wat er te zien is. Maar vervolgens ga je over naar de betekenis van het werk en die bevat altijd een soort mysterie. Ook in de geloofsverkondiging moet je mensen op een bepaald ogenblik inleiden in het mysterie, in wat ‘totaal anders’ is. Er komt een moment waarop je moet erkennen: ‘Dit valt niet uit te leggen.’ Een moment waarop je moet zeggen: ‘Christus, oké, maar dat kruis…’. Ik denk dat elke catechese dat breekpunt moet bereiken, anders gebeurt er niets.’’ Is dat omdat christelijke geloof op een openbaring berust? ,,Precies, je kijkt er wel naar uit, maar ze komt altijd totaal anders dan je verwachtte. Dat gebeurt ook in menselijke relaties: van daaruit kun je vertrekken, maar dan moet je met de geloofsleerling op stap. Dan probeer je deuren aan te wijzen die hij zelf nooit zou openen. Eenzelfde soort revelatie ervoer ik ooit bij een bezoek aan de Sixtijnse kapel in Rome, onder leiding van een gids. Die zei: ‘Let erop dat ik de lichten niet aansteek. Want de schilderingen uit die tijd zijn gemaakt om bij daglicht te worden bekeken.’ Daarop bouwde de gids zijn hele uitleg. Nadien stak hij ter vergelijking het licht even aan en wij beseften dat een wereld van betekenis verloren ging. Zoiets moet ook de geloofsverkondiger doen: duiding geven, en wel op een manier dat het zichtbaar wordt.’’ Ik beweer dat de kerk altijd moeilijk is omdat het evangelie nu eenmaal moeilijk is. Wat bedoel ik daarmee? Het moeilijkste is loslaten. Loslaten van wat je dacht te hebben veroverd. De uitdaging bestaat erin te durven instappen in wat wordt voorgesteld door iemand die het wist: Christus. Iemand van wie de geschiedenis uitwijst dat hij het inderdaad wist. Op zijn uitnodiging ingaan, betekent bijvoorbeeld erkennen dat Jezus gelijk had door met de Samaritaanse vrouw bij de put een gesprek aan te knopen. Erkennen dat hij gelijk had toen hij de verkopers de tempel uitjoeg. Dat is een enorm krachtige scène. In het Johannesevangelie is het Jezus’ eerste openbaar optreden, zijn presentatie: ‘Zo ben ik.’
6
Moeilijk is natuurlijk ook het kruis, maar vergis je niet: dat speelt vanaf het begin van de evangelies een cruciale rol.’’ Wat kan de westerse kerk leren van kerken elders in de wereld? De eenvoud. Ook het belang van gemeenschap: niet te snel deuren sluiten. Met alle mensen die op je pad komen, ook echt omgaan. Zo werkt evangelisering in de ‘barios’ of sloppenwijken van de Latijns-Amerikaanse steden. Dat gaat in tegen het individualisme, zelfs tegen de beperking van de gemeenschap tot de kleine familie. De kerk is wezenlijk een gemeenschap van gemeenschappen.’’
En in die kerk wil ik werken. Van een goede bekende kreeg ik vaak de reactie: "Hoe zot ben je om in deze vergrijsde kerk nog je tijd en energie te steken?" Misschien was het wel een terechte opmerking, vond ik. Wat bezielde mij toen en ook nu nog? Ten eerste het Bijbelcitaat: "Niet jij hebt Mij gekozen, maar Ik heb jou gekozen om met Mij op weg te gaan." Het weten, voelen en ervaren, dat je er nooit alleen voor staat. Ten tweede: de uitdaging om vandaag de dag met mensen op verschillende terreinen een stukje op weg te mogen gaan: in hun gelovend onderweg zijn: soms zoekend, bevestigend, soms ver weg en soms verrassend nieuw en dichtbij.
Voor mij is pastoraal medewerker zijn in deze tijd:
- in de stroom gaan staan van die eeuwenoude bron van Licht en Liefde. - geloven dat die bron van Licht en Liefde nog steeds mensen meeneemt in zijn stroom, soms rustig kabbelend, dan weer als in een waterval naar beneden vallen, en soms langs kleine kronkelende beekjes zijn weg terug zoekt naar de stroom. - Hopend dat je af en toe mensen iets laat zien van dat grote Liefdevolle Licht.
Pastoraat is en blijft een boeiend gelovig en intens gebeuren, dat niet lukt zonder jezelf regelmatig te voeden aan "de Bron" die is mijn Liefdevolle God. Soms open ik mijn handen en ik vraag: “God, geef mij kracht om ze aan andere mensen door te geven.” Soms helpt dat. Soms. Het mooiste dat ik in mijn leven heb, is mijn geloof.
Mensen vertellen mij hun verhaal. Verhalen van mijnheer A. en mevrouw Z., en alles wat daartussen ligt. Vaak een verhaal van heel eenvoudige dingen: een fiets, een poes, een foto, een huis,... 7
o Hierachter zit het verhaal van geluk en tegenslagen, van geloof, twijfel en ongeloof. o Van verbondenheid met familie, vrienden of buren en van eenzaamheid. o Van angst en hoop. o Van gevoel van verlorenheid en van zoeken naar steun. o Het is het verhaal van mensen met God, of het verhaal van God met mensen, dat nog steeds verder gaat.
Het verrast mij vaak dat mensen zoveel aan mij toevertrouwen. Dikwijls heb ik het gevoel dat ik doorgeef wat ik zelf niet heb. Ik ben aanwezig, niet in mijn eigen naam, maar in naam van ‘onze lieve Heer'. Als tussenpersoon, waarlangs mensen weer op het spoor kunnen komen van hun diepste kern. Als doorgeefluik, waarlangs God iets van zijn kracht aan mensen geeft.
Ik stel mij God soms voor als een oor: één groot luisterend oor. Op deze manier wil ik in Gods plaats bij mensen zijn: als zijn luisterend oor. Ik wil ruimte geven om te vertellen, zonder iets te forceren. Ik stel een vraag, die je misschien doet nadenken over iets waar je nog niet eerder aan dacht. Ik voeg iets toe dat je de situatie misschien van een andere kant helpt zien. Ik probeer wat moed in te spreken, zonder de pijnlijke werkelijkheid te verdoezelen. Ik luister, zonder te oordelen. Door te vertellen kom je misschien dichter bij jezelf. Wanneer iemand zegt: ‘Ik bad vroeger zoveel, en nu gaat het niet meer', stel ik voor om samen te bidden, zonder iets op te dringen.
Is het mijn houding, mijn blik, een zachte aanraking, mijn aandacht of de tijd die ik neem die mensen soms doet zeggen: ‘Bedankt dat je naar mij geluisterd hebt' of ‘Ik ben blij dat je gekomen bent'?
Misschien ben ik dit werk gaan doen doordat ik als kind van thuis uit soms noodgedwongen naar het verhaal van mensen luisterde of doordat bij ons thuis steeds mensen welkom waren. Maar zeker ook omdat het verhaal van God en van mensen mij telkens weer boeit. Heel afwisselend en heel intens. In een parochie gebeurt er veel in en tussen mensen en het is een gemeenschap op zich. Met alles erop en eraan. Er wordt wel wat draagkracht van je gevraagd. Openheid en flexibiliteit, inventiviteit en creativiteit worden van je gevraagd.
8
Ik moet goed voor mezelf zorgen. Mijn eigen spiritualiteit door studie en vorming, gebed blijven voeden. Supervisie kan ook een belangrijke ondersteuning zijn. Een goed privéleven met deugddoende contacten. Het helpt mij ook mezelf te relativeren door te vertrouwen dat het allemaal niet van mij af hangt. De Geest van God doet het belangrijkste werk. Daarom kan ik uit de grond van mijn hart zeggen: het is prachtig en zinvol werk. Ik voel me daarin als een visje in het water.
Ik vind dat de westerse kerk vandaag een boeiende tijd beleeft. Ik geloof volop in de toekomst van het christendom in onze cultuur. Als gelovigen anderen maar enthousiast weten te maken. En als ze de ‘goede boodschap’ ook werkelijk als iets
9
goeds laten ervaren. Die boodschap draag ik uit ‘in de naam van de Vader’. Men kan me van alles, behalve kerk- en cultuurpessimisme aanwrijven. Ik ben geboren en getogen in het Noordlimburgse Afferden een dorpje tussen Venlo en Nijmegen Jongerenpastoraal staat in elk geval hoog op mijn prioriteitenlijst en kerkelijke verkondiging moet alles inzetten op de integratie van christelijke spiritualiteit in het gewone leven, vind ik. Ik houd niet van het woord kerkcrisis. Ik ontken niet dat er een crisis is. De hele vraag luidt vanuit welke houding je daarmee omgaat. Zie je alleen wat fout loopt, of richt je van daaruit de blik op een perspectief en een visie? Voor wie aan iets timmert, betekent crisis dat de dingen nog niet af zijn. Realisme vergt zowel de erkenning van de crisis als het besef dat je eraan kunt werken. Pedagogisch is het niet interessant te pas en te onpas uit te roepen dat de zaken niet goed gaan. Neem de roepingenkwestie. Wanneer je het voortdurend hebt over een kerk in crisis, kun je jonge mensen toch moeilijk enthousiast maken? Of neem de zogenaamde crisis van het huwelijk. Die plaatst ons toch allereerst voor de uitdaging om daaraan te werken. Vanuit de doorleefde overtuiging dat het huwelijk te groot is om door de worm van de crisis te worden opgevreten. Het kan in geen geval de bedoeling zijn de crisis als perspectief te ‘verkopen’. Ik vind dat een belangrijk besef voor onze tijd en voor onze kerk. Christus zag in zijn cultuur en godsdienst ook veel fout lopen, maar hij gaf een antwoord dat verder reikte dan die crisis.’’ Wat moet de kerk vandaag dan doen? ,,We moeten zaaien. En goed beseffen dat je in de zaaitijd zelf nooit oogst. Zaaien betekent voor mij: enthousiasme brengen en ervoor zorgen dat mensen de goede boodschap ook werkelijk als iets goeds ervaren. We mogen ons niet laten intimideren wanneer iemand – omdat het hem of haar niet aanstaat – bitsig reageert op een kerkelijke verklaring. De goede boodschap is niet noodzakelijk wat mij aanstaat. De waarheid zoeken, veronderstelt meer dan luisteren naar wat je graag hoort. Dat geldt ook voor de politiek, voor het sociale leven, enzovoort.’’ Wanneer ervaren de mensen de boodschap als iets goeds? ,,Allereerst wanneer ze wordt gebracht door een goed mens die ook werkelijk goedheid uitstraalt. Net zoals in het onderwijs: een goede leerkracht is niet tevreden wanneer hij of zij er alleen maar in slaagt kennis over te dragen. Dat 10
zou betekenen dat die leerkracht geen boodschap heeft. De boodschap staat uiteindelijk niet in een handboek, maar impliceert dat de leraar of lerares ‘zichzelf brengt’. Elke leerkracht geeft via zijn vakgebied een mensbeeld door. De cruciale vraag luidt: welk mensbeeld ontdekken de leerlingen in mij? Een leerkracht staat voor de klas om jonge mensen te ontmoeten en hen zover te brengen dat ze het leven als iets waardevols ontdekken. De wetenschap is daartoe zijn instrument.’’ De geloofsverkondiger moet dus allereerst een spiritueel mens zijn? ,,Een verkondiger moet weten waarover hij praat. Hij moet vertrouwd zijn met wat Christus en zijn evangelie betekenen. Een probleem is dat veel verkondigers daar wel iets van afweten, maar er eigenlijk niet van zijn doordrongen. Een christelijke verkondiger moet specialist zijn in het evangelie. Een verkondiger mag nooit tevreden zijn met een koffertje anekdoten. Het professionele van een geloofsverkondiger ligt erin dat hij of zij weet wat er in het evangelie is gebeurd. Het gaat om meer dan alleen vragen als: ‘Waar heeft Jezus geleefd?’; ‘Wat heeft hij gedaan?’; ‘Wat gezegd?’. Maar vooral: ‘Wat heeft Jezus teweeggebracht en van waaruit gebeurde dat?’’’ Ik klink streng voor de veelgeprezen verhalende geloofsverkondiging. Maar versta me goed: ik reageer alleen tegen de verleiding van het ‘verhaaltjes vertellen’ op zich. In de geloofsverkondiging heeft het verhaal alleen waarde als het een sacrament is. Dat wil zeggen: als het spreekt voor een heleboel dingen die daaronder steken. Die moet je vooral niet te veel willen uitleggen: een sacrament spreekt voor zichzelf. Zoals een mop pas echt geslaagd is, als hij geen uitleg behoeft. Het betekent dat de verkondiger altijd ook zichzelf in het verhaal inbrengt. Dan beseffen mensen: ‘Hij weet het.’ Dat betekent niet zozeer dat die mens ‘veel weet’, maar dat hij de boodschap als het ware ‘allround’ beleeft. Het gebrek aan contact met volwassen allround gelovigen verklaart mee de geloofscrisis bij jongeren. Dat is een belangrijke, maar moeilijke uitdaging, want zo’n contact heeft altijd ook te maken met warmte tussen twee mensen van vlees en bloed.’’ In mijn geloofspedagogiek wil ik jongeren meenemen vanaf de plaats waar ze staan. Zit er in de christelijke geloofsgroei niet altijd ook een moment van discontinuïteit: de omgang met de Schrift – een oud boek dat enigszins vreemd is aan mijn leefwereld? De openheid voor een ‘Andere God’ die zich openbaart? Dat klopt. Je kunt het vergelijken met de ontsluiting van een kunstwerk. Je
11
besteedt eerst een hele tijd aan de beschrijving van wat er te zien is. Maar vervolgens ga je over naar de betekenis van het werk en die bevat altijd een soort mysterie. Ook in de geloofsverkondiging moet je jongeren op een bepaald ogenblik inleiden in het mysterie, in wat ‘totaal anders’ is. Er komt een moment waarop je moet erkennen: ‘Dit valt niet uit te leggen.’ Een moment waarop je moet zeggen: ‘Christus, oké, maar dat kruis…’. Ik denk dat elke catechese dat breekpunt moet bereiken, anders gebeurt er niets.’’ Is dat omdat christelijke geloof op een openbaring berust? ,,Precies, je kijkt er wel naar uit, maar ze komt altijd totaal anders dan je verwachtte. Dat gebeurt ook in menselijke relaties: van daaruit kun je vertrekken, maar dan moet je met de geloofsleerling op stap. Dan probeer je deuren aan te wijzen die hij zelf nooit zou openen. Eenzelfde soort revelatie ervoer ik ooit bij een bezoek aan de Sixtijnse kapel in Rome, onder leiding van een gids. Die zei: ‘Let erop dat ik de lichten niet aansteek. Want de schilderingen uit die tijd zijn gemaakt om bij daglicht te worden bekeken.’ Daarop bouwde de gids zijn hele uitleg. Nadien stak hij ter vergelijking het licht even aan en wij beseften dat een wereld van betekenis verloren ging. Zoiets moet ook de geloofsopvoeder doen: duiding geven, en wel op een manier dat het zichtbaar wordt.’’ Ik beweer dat de kerk altijd moeilijk is omdat het evangelie nu eenmaal moeilijk is. Wat bedoel ik daarmee? Het moeilijkste is loslaten. Loslaten van wat je dacht te hebben veroverd. De uitdaging bestaat erin te durven instappen in wat wordt voorgesteld door iemand die het wist: Christus. Iemand van wie de geschiedenis uitwijst dat hij het inderdaad wist. Op zijn uitnodiging ingaan, betekent bijvoorbeeld erkennen dat Jezus gelijk had door met de Samaritaanse vrouw bij de put een gesprek aan te knopen. Erkennen dat hij gelijk had toen hij de verkopers de tempel uitjoeg. Dat is een enorm krachtige scène. In het Johannesevangelie is het Jezus’ eerste openbaar optreden, zijn presentatie: ‘Zo ben ik.’ Moeilijk is natuurlijk ook het kruis, maar vergis je niet: dat speelt vanaf het begin van de evangelies een cruciale rol.’’ Wat kan de westerse kerk leren van kerken elders in de wereld? De eenvoud. Ook het belang van gemeenschap: niet te snel deuren sluiten. Met
12
alle mensen die op je pad komen, ook echt omgaan. Zo werkt evangelisering in de ‘barios’ of sloppenwijken van de Latijns-Amerikaanse steden. Dat gaat in tegen het individualisme, zelfs tegen de beperking van de gemeenschap tot de kleine familie. De kerk is wezenlijk een gemeenschap van gemeenschappen.’’
Broeders en zusters in Christus, en vooral u die vanmiddag hier de zending onvangt tot pastorale werker, tot katechist, tot parochieassistent, Een viering van lof en dank brengt ons samen hier in de kathedraal. Lof en dank voor de vitaliteit van de Kerk. Want, deze blijkt toch telkens weer wanneer vrouwen en mannen heel direct die taak van verkondiging op zich nemen; om Christus' Blijde Boodschap uit te dragen in deze wereld. Altijd natuurlijk in het besef dat wij hiertoe niet op eigen wijsheid en kracht kunnen bogen, maar steunen op de stuwende werking van Gods heilige Geest. Die Geest zendt u vandaag. U mag gesterkt door Hem om ieder die tot wie Hij u zendt, in contact te brengen met Christus, met het Evangelie van Gods genade. Een prachtige taak - waard om een bijzondere plaats in te nemen in uw leven; waard om je er met hart en ziel aan te geven. Zeker, in onze tijd stuit een geloofsverkondiging op heel wat blokkades en hindernissen. Maar, wij mogen ons hierdoor niet laten afschrikken. Geen moeilijkheid mag ons tegenhouden. Actieve participatie is nodig! Inzet is nodig - voortdurend geïnspireerd door inkeer, door gebed en bezinning. Van binnenuit hebben wij het appél vernomen dat heel persoonlijk op ons gedaan wordt. Door God. Vanuit zijn Kerk. Wij willen meewerken aan de opbouw van de Kerk in dit bisdom; door onze eigen onmisbare bijdrage hieraan leveren. Elk op zijn eigen plaats. Ieder met de eigen talenten hem of haar door de heilige Geest verleend. Met Sint Paulus weten wij in geloof, dat "Gods kracht" in ons is, zo gauw wij het aandurven om "een gekruisigde Christus" te verkondigen. Onze positie, onze mogelijkheden lijken wellicht in de wereld van nu zwak. Maar durven wij het aan om deze zwakheid, deze onmacht te bezien in het licht van Christus' kruis? Dan geldt ineens dat paradoxale woord van de apostel: juist in deze zwakheid zet "Gods kracht en Gods wijsheid" zich door. "Want de dwaasheid van God is wijzer dan de mensen, en de zwakheid van God is sterker dan de mensen". In deze kracht en wijsheid van God ligt het fundament van onze kerkopbouw. Hij is de Heer van de Kerk. Hij bouwt zijn Kerk op tot zijn Volk, tot het Lichaam van Christus, tot de Tempel van de heilige Geest. Het eerste en allervoornaamste vereiste dat er van ons gevraagd wordt is dat wij op die kracht en die wijsheid blijven vertrouwen. Dit gelovig vertrouwen gaat hand in hand met een vertrouwvol gebed. "Vraagt daarom de Heer van de oogst", vraagt dat Hij ons allen in onze zending blijft begeleiden en sterken. Slechts door ons gezamenlijk gebed kan de Kerk in ons diocees van een nieuwe toekomst verzekerd zijn. Mensen die voor het gebed in hun leven plaats inruimen, beseffen heel goed: 'in het vervullen van onze taak zijn wij slechts "onnutte knechten"'. Nooit of te nimmer zal een biddend mens gaan roemen op eigen voorrangspositie of eigen kunnen. Hij of zij beseft slechts de wegbereider voor
13
de Heer te zijn. Deze is het die het werk van heil aan de mens voltrekt: Hij preekt zijn evangelie, Hij bedient het sacrament, Hij alleen is de Goede Herder. Ons kiest Hij slechts uit als zijn dienaren. En stuurt ons "voor zich uit naar alle plaatsen en steden waarheen Hijzelf van plan is te gaan" ( Lc. 10,1), zoals het evangelie van Lucas het beschrijft. Want Hij wil mensen van nu in deze verwereldlijkte tijd ontmoeten. Hij heeft het "plan" om naar hen toe te gaan om hen zijn "vrede" toe te spreken. Ons heeft Hij daarbij nodig om zijn komst voor te bereiden, om harten aan te spreken op hun ontvankelijkheid voor Hem. Zodat wanneer Hij aanklopt, Hij ook daadwerkelijk ontvangen wordt. Daartoe stuurt Hij ons, ieder van ons, iedere gedoopte en gevormde christen. Niemand binnen de Kerk mag zich aan deze zending onttrekken. Allen zonder uitzondering dragen wij een ernstige verantwoordelijkheid voor de toekomst van de Kerk. De Heer doet een dringend beroep op ons. Zijn wij in staat de fakkel van het geloof door te geven aan de komende generaties? Die vraag mag ons niet loslaten. Geloofsoverdracht lukt, op voorwaarde dat wij in de Kerk de onderlinge eenheid en samenwerking in stand houden en versterken. Niemand van ons mag zich zo maar als een solist opstellen en te werk gaan. De Heer heeft ons nodig. Maar Hij zal pas echt onze bijdrage benutten, als wij onderling één zijn. Hij heeft ons nodig in de mate dat wij elkaar nodig hebben. Daarom ook zond Hij zijn eerste leerlingen niet uit ieder voor zich, maar "twee aan twee" (Lc. 10,1). Van meet af aan moest het hun namelijk duidelijk zijn: 'wij zijn op elkaar aangewezen'. Veel zal er in de toekomst van afhangen inhoeverre wij door deze gezamenlijke inzet van priesters, diakens én pastorale werkers, katechisten, parochieassistenten in staat zijn onze parochies weer tot vitale gemeenschappen op te bouwen. Samen met de vele vrijwilligers. Door middel van goed katechetisch onderricht, door liturgische vieringen, door de inzet van diakonie. Gezamenlijk zullen wij onze schouders er onder moeten zetten. Moeten wij daarom de originele betekenis van het woord: katholiek niet opnieuw alle nadruk gaan geven! Katholiek, dit woord wijst op een harmonisch geheel dat in zijn veelkleurige rijkdom samengesteld is uit verschillende onderdelen; waarvan er geen, hoe gering lijkend ook, gemist kan worden. Katholiek, dat is het kleurige mozaïek waarin alle steentjes hun onmisbare plaats innemen, elkaar aanvullend en op elkaar aangewezen. Het is in dit verband een bijzonder verheugend teken, dat het ambt van diaken, priester en bisschop in ons diocees door u als pastorale werkers, als katechisten, als parochieassistenten wordt bijgestaan. Hopelijk zullen in de toekomst steeds meer gelovigen besef krijgen van hun opdracht om echte medeverantwoordelijkheid te dragen voor het welzijn en de opbouw van hun Kerk. Onder deze werkers in Christus' Kerk neemt u een geheel eigen plaats in. Want u ontvangt vanmiddag vanuit de Kerk een officiële zending of een getuigschrift. Het betekent de voltooiing van uw voorbereiding op dit dienstwerk. Wij danken allen die in de opleidingen aan deze voorbereiding hebben bijgedragen. U hebt de roep van de Heer gehoord, zelf wilt u zich ter beschikking stellen van het pastorale werk in ons bisdom. Lof en dank aan God dat Hij u daartoe heeft uitgekozen. Amen.
14
15